Jaargang 18 Nummer 1 Februari 1993
Magazine voor Internationale Vraagstukken
OUDE KOLONIALE BANDEN
Inhoud Redactie Hoofdredacteur: Martijn Hop
Redactiolleel
Een nieuwe begin
Eindredacteuren: Marc Klwnper
Martijn Hop
1
Jaap Rodenburg
1III'loedgebiedell
Lesley d'Huy Brik~Jan Keijzer ,HennanKok:
Frankrijk!Afrika: macht en onmacht Ell y Rijnierse
iTom Kuperus Emma Muller Barbara Rjjks Veronique de Weiehs de Wenne
Jason Magazine is een twee~ maandelijkse uitpve van Slich,lng J.....
2
Nederlandse blinde vlek in relatie tot Indonesië Nico Schulte Nordholt
6
Dagelijks Bestuur Voorzitter: Martijn Boelen Vice~voorz.itter: Michiel de Weger
IJilllll'lIlalll/.\e aallgelegellhedell
De hedendaagse betrekkingen tussen Suriname en Nederland
Se<:retarÎs: Ellen von Koczian Int. Secretaris: John Kootstra Fondsenwerving: RîchardLouwers PR-Coordinatie: Marona van den Heuvel Algemene Zaken: Matthijs de Wolf
Algemeen Bestuur
Jhr.Mr. A.G.F.M. Alting von Geusau Drs. F.G.H, van den Broek Mr. F.C.M. cari•. M.B.A. Drs.F.G. Clelon
André Haakma,
10 De k oio 11 i.1atie
Hong Kong: van Britse kroonkolonie tot Volksrepublikeinse "Special Administration Region" Stefan Landsberger
14
MrDfs,A.H. Gierveld
Mr,F,A,M. van den Heuvel Drs. HJ. Laseur Dr•. J.A. de Koning. M.Pbil. Mr,R.H, van der Meer Drs.FJ.J. Princen Drs. EJ. Wetering.
Gecompliceerd
Groot Brittannië en Palestina: een vergeten geschiedenis Interview met J. Brugman en D, Leurdijk
18
Raad van Advies prof,Dt,W, Dekker. voorritter
I
De Omaanse Renaissance
F. de Bakker
Prof.Dr.J.ThJ. van den Berg Prof.Dr.H. de Haan Prof.Drs.V. Halber.;tad, Drs.GJ.J.M. Hayen e.c. van den Heuvel A.M. Hoefnagels J.G.N. de Hoop Scheffer
Hans van der Lee
21 KO/lde kohlllilllfie
~
Internationale samenwerking in Antartica: successen en beperkingen
Drs.R. W. Meines
s, van 8ennekom
,0, Praaning fS,W, K,N. Schmelzer
25
f.OrJ.G. Siccama Prof.Dr.A. van S'aden Drs.L, Wecke
Jason Contactpersonen iden: Oianede Vries 071-144156 otterdam: Stephanie de Blécourt 010-4\4\584 U'recht: Sandra Genet 030-5\206\ Groningen: Frederik Smiis van Oyen 050-128509 Maastricht: Erik-Jan Gon. 043 -252\62 . lichllng J..... s
~
Laan vaD MeerdervOOl1 96 17 AR Den Haag le\. 070-360 56 58 fa. 070-3633285
E/ll'IJpa ell de !V/\ VO
De Europese leadership crises De visie van Dr. Mi ent Jan Faber ovcr de rol van de NA va en Europa
29 B ockbelpreki /lge/l
lan Anthony, Arms export regulation Ben Koster, Een verloren land. De regering Kennedy en de Nieuw Guinea kwestie 1961-1962 31
~De Stichting Jason is niel aansprakelijk voor de
menjngen die in bijdragen naar voren worden 'gebracht.
Druk : Haagse Drukkerij en Uitgeversmaatschappij ISSN 0165-8336
COPYRIGHT Overname van bijdragen zijn slechts toegestaan met bronvermelding naar het volgende voorbeeld , waarbij tussen de haakjes de gevraagde gegevens moelen zijn ingevuld: "Onderstaande bijdrage van (auteur) is overgenomen uit Jason Magazine, jaargang(nr, ), nummer(nr.), (maandjaar), dat gewijd is aan het thema(thema), Jason Magazine is een tweemaandelijkse uitgave van Jason, Stichting voor Internationale Vraagstukken, Den Haag."
Redactioneel
Een nieuw begin Een nieuw begin, een nieuw gel uid . Een ni euw begin voor de Stichting Jason met een vernieuwd logo. Na grote veran deringen in de wereld na 1985, zoals het veranderen van de Oost-West tegenstellingen, het begraven van de strijdbijl uil de Koude Oorlog en de heren iging van de beide Duitslanden, is Jason zich gaan bezinnen op haar toekomst. Een Stichting die uil een OOSI- West conflict is voort gekomen moel imme rs, na hel wegvallen van dil conflict , een ni e uwe koers gaan uitzetten. Vanwege deze nie uwe lijn was het nodig om het Jason-Iogo te vernieuwen e n prijkt dit nu voor de eerste keer op de voorkant van Jason Magazine. Dit logo is overigens acht februari jongstlede n gepresenteerd bij een lez ing van de Secretari s-Generaal van de WEU W. van Eekelen. Van oudsher belichlte Jason op he t ge bied van de internationale vraagstukken voornamelijk probl eme n die di e te maken hadden met de veiligheid e n stabiliteit in de wereld. De rol van de NAVO werd hierin uitv oerig belicht. Voor de toekomst zal op veiligheidsvraagstukken de nadruk blijve n liggen, maar zu llen ook zowel economi sche als politieke problemen rij kelijk, in zowe l Jason Magazi ne, als in andere activiteiten van de Stichting Jason, aan bod komen. Een nieuw begin du s waarin Jason internati onale vraagstukken op een zo breed e n objectief mogelijke man ier aan de orde za l blijven stellen. Het eerste Jason Magazine van 1993 heeft als thema ' Oude koloniale banden' e n behandelt de huidige betrekkingen tussen voormalige Westerse kolonial e mogendheden en hun voormalige koloniën. Het blijkt doordat sommige Westerse landen invl oed hebben kunnen uitoefene n op hun koloniën, na het verkrijgen van de onafhankelijkheid, er nog steeds nauwe banden bestaan tussen deze lan den . Worden deze banden nader bekeken, dan blijkt dat somm ige voormalige kol oniën nog in hoge mate afhankelijk zijn van hun voormalig ' moederland ', mede door het geven van ontwikkelingshulp. Veelmoede rlanden zijn e r, na de onafhankelijkheid van hun koloniën toe over gegaan om zich te concentrere n op deze landen ten aanzien van het geven van on twikkelingshulp. Veel landen, en ons eigen Europees provi nciedee l niet in de laatste plaats, hebben deze ontwikkelingshulp gebruikt om invloed uit te kunnen oefene n op hun voormalige wingewesten. In deze, we liswaar omgekeerde, batig-saldo politiek vertrokken vee l delegaties naar de voormalige overzeese gebiedsdelen met nie t alleen een buidel vol harde Westerse valuta e n -soms tot mi slukking gedoemde- projecten in het kade r van de ont wikkelingssamenwe rking, maar ook met een pakket van voorwaarden en kritie kpunte n. Tevens kon een dergelijke delegatie schermen met de financiële richtlijne n e n voorwaarden van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) • waardoor het ontwikkelingsland weer vol ledig in de tang kon worden genomen. Tot de gestelde voorwaarden door voormalige koloniale mogendheden behoorde ook dat de mensenrechten in de voormalige kolonie moesten worden gerespecteerd. Echte r veelal kwam deze wijzende vinger vreemd over, omdat de wijze waarop de voormalige kolonie haar onderdanen behandelde, geheel verbleekte bij de wijze waarop de voormalige koloni ale mogendheid haar onderdanen in deze gebiedsdelen behandelde. De relaties zoals hierboven gesche tst kunnen ge lukki g ook positiever van aard zij n. Deze oude kolon iale bande n zijn e n worden
gebruikt om daadwekelijk goed lopende ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op te zetten en gezamenl ijk uitte voere n. Op cu lturee l gebied wordt samengewerkt e n soms krijgen oude ko loniën een econom ische voorke ursbehandeling. Ln dit Magazine is getracht om een aantal re lat ies tu ssen voormalige koloniën en hun vroegere moederlanden te be lichten. De hedendaagse verhoudingen tu ssen Frankrijk en de Noord-A frikaan se staten wordt behandeld door Elly Rijn iersc. Zij stelt dat Frankrijk laveert tu sse n enerzijds verplichtingen uit samenwerkingsverdragen met haar voonnalige koloniën en anderzijds het onderste une n van de democratische ontwikkelingen in Afrika. De rol van Frankrijk in A rrika is volgens haar ni et eenduidi g. maar wel van groot belang. Dat oude banden mede bepaald worden door de wijze waarop voormalige ko loniën onafhankelijk zij n geworden van hun moederland in Europa. komt tot uiting in de artikelen over Suriname e n Indonesië. De Surinaamse betrekkingen met Nederl and zijn veel hechter dan de betrekkingen tussen ede rl and en Indonesië. Dit laatste land stelt zich zeer onafhankelijk op. Uit de bijdrage van André Haakamat blijkt dat de meeste Surinamers het niet op prijs stelden de onafhankelijkheid te verkrijgen. Zij prefereerden bij ederl and te blijven. Na acht tien jaar onafhankelijkheid blijkt de Su rinaamse economie voor een groot deel nog afhank elijk te zijn van de Nederlandse ontw ikke;:lIgshulp. Indones ië had in de jaren na de Tweede Were ldoorlog een ste rk onafhankelijkheidsstreven e n is heden ten dage over hel algemeen niet meer op Nederland aangewezen. Dat er niet alleen banden kunne n ontstaan door een koloniaal verleden, maar ook door het uitvoeren van ee n mandaat van een internati onal e organisatie, bewijst he t artikel van Emma Muller. Z ij stelt naar aanleiding van interviews met D.Lcurdijk e n J.Brugman dal het mandaat dat Engeland van de Volkenbond kreeg over Palestina, op ee n mi slukking is uitgelopen. De driehoeksverhouding tusse n Hong Kong, Engeland en de Volksrepubliek Ch ina word t in ee n bijdrage van Steran Landsberger uiteengezet. Ee n werelddee l dat niet rormeel gezien wordt als een kolonie, maar dat reitelijk we l blijkt te zijn. is Antanica. Sander van Bennnekom behandelt de successe n en beperkingen ten aanzien van dit zuide lijk ijskoude gebied. Geheel buiten het thema valt het interview met Mient Jan Faber over de rol van de NAVO e n het ontbreken van een toonaangevend land in Europa. Voortaan za l de lezer van Jason Magazine in dit periodiek een artikel over veil igheid of over de Transatlantische relatie aantreffen. Twee boeken met intern ationale onderwerpen worden in een ni euwe boekenrubriek besproken. Deze rubriek zal in de komende Jason Magazines terugkere n. Graag ontvangt de redactie van Jason Magazi ne reacti es op artikelen en bijdragen waarin een duidelijke mening van een lezer naar vore n komt. Deze reacties zullen worden gebruikt voor een nie uwe opini e- rubri ek. Rest mij nog de lezer van dit Magazine vee l leesplezie r toe te wense n. •
Martijn Hop
Jasoll Magazine nr. J, februari J993
Invloedgebieden
Frankrijk/Afrika: macht en onmacht De voormalige koloniën in Zwart Afrika liggen Frankrijk momenteel zwaar op de maag. Traditioneel onderhoudt Frankrijk nauwe banden met deze landen. De huidige politieke onrust stelt Parijs echter voor grote problemen. Toch is het niet waarschijnlijk dat Frankrijk zich op korte termijn uit Afrika zal kunnen en willen tem gtrekken. Elly Rijnierse De vriendschappelijke verhoudingen tusse n Frankrijk en de meeste van zijn voonnalige koloniën in Zwart Afrika bezorgden Frankrijk internatio· naai veel aanzien. De roep om democratie die sinds 1989 in vrijwel het hele Afrikaanse continen t hoorbaar is en de politieke onrust die daarmee gepaard gaat, hebben Parijs in een moeilijke positie gebracht. Waar Frankrijk voorheen internationaal in aanzien stond door haar bijdrage aan de ontwikkeling van het Afrikaanse continent, wordt het nu , in een veranderd internationaal politiek kli-
maat, beschuldigd van decennia lange ondersteuning van autoritaire regimes. Hoewel Parijs zich nadrukkelijk voor democratisering van de Afrikaanse regimes heeft uitgesproken, zijn de problemen nog niet uit de wereld. In de praktijk blijkt de Franse politiek vaak zeer ambivalent. Zo heeft Frankrijk een act ieve rol gespeeld bij de val van het autoritaire regime van Benin in 1989, maar weigerde Parijs militair in te grijpen in Togo toen de (democratische) oppositiepartijen daar, na een bloedig optrede n van het Togolese leger tijdens de Nationale Conferentie in december 1991 . uitdrukkelijk om vroegen.
o
Frankrijk en de wereld De verhouding tussen de voonnalige Franse koloniën en hun 'moederland ' is altijd sterk bepaald geweest door de manier waarop Frankrijk zichzelf en zijn rol in de wereld zag. Dit zelfbeeld is enerzijds in hoge mate bepaald door een lange geschiedenis van rivaliteit met Engeland om het leiderschap in Europa en in de were ld. De onderlinge opdeling van Afrika tussen Frankrijk en Engeland is hiervan een duidelijke illustratie. Anderzijds heeft Frankrijk sinds de Franse Revolutie sterk de behoefte gevoeld de boodschap van 'vrijheid. gelijkheid en broederschap' waar maar mogelijk in de wereld uit te dragen. Deze 'mission civilatrice' vonnde een essentieel element in de verantwoording van de koloniale politiek. PresÎ-
2
Jason Magazine nr. 1, februari 1993
dent Jules Ferry van Frankrijk (i n de jaren 1880) vond het de pli cht en de verantwoordelijkheid van de '<Grande Nation> de <réveiller au se in des autres races les notions supérieures dont nous avons Ie dép0l>'. 1 Ook na de dekoloni satie zijn deze twee elementen nog altijd essentieel gebleven in de Franse Afrika-politiek. Zorgvuldig is aan het imago van Frankrijk gewerkt: groot en genereus, sterk en onafhankelijk. Twee axioma's werden en worden daarom steeds weer benadrukt: Frankrijk is een
wereldmacht, omdat zijn boodschap universeel is; en Frankrijk is een wereldmacht, omdat Parijs overal op de wereld aanwezig is. Opva ll end is de continuïteit in deze overtuiging. Zowel links als rechts georiënteerde opeenvolgende rege ringen in Frankrijk hebben de buitenlandse politiek in deze geest voortgezet. In 1954 schctste François Mitterrand in de functie van Minister van Binnenlandse Zaken de toenmalige realiteit als volgt: ' from Flanders to the Congo (there is) but one law, one Nation, one Parliament'2. Illustratief voor de ' mission civilatricc' in deze tijd is de uitspraak van president Mitterrand in 1981: 'Une France juste et solidaire qui entend vivre en paix avec tous peut éclairer la marche de l' humanité'3. Geschiedenis Tot het Franse Imperium behoorden dus ook de Noord-Afrikaanse staten Marokko, Tunesië en Algerije. Frankrijk richtte zijn po litiek oorspronkelijk op deze potentieel rijke, strategisch belangrijke geb ieden. Na de bloedige Algerijnse onafhankelij kheidsoorlog ( 19541962) hebben deze landen zich volledig van Frankrijk losgemaakt. Daarna heeft Frankrijk zijn aandacht ' noodgedwongen' verplaatst naar Zwart Afrika. In Sub-Sahara Afrika bestond er nauwelijks georganiseerd verzet tegen de Franse
overheersi ng. Alleen in sommige intellectuele kringen bestond er weerstand , waardoor Frankrijk gedwongen werd de vonn van zijn politieke overheersing aan te passen. Aan de andere kant bestond er een Afrikaanse elite die groot belang had bij de handhaving van de banden met het ' moederland '. Hierdoor was het dekoloni satieproces in Zwart Afrika eerder een reeks van hervonningen dan een revolutie. In de verschi llende fasen van dit proces is de taal van de politieke retoriek aangepast, maar is de aard van de Franse invloed en macht nauwelijks veranderd. 'The path from essential "unity" through loose " union", "community" and ftnally "cooperation " could be followed with only a minimalloss of real power'·. In 1958, op het moment dat Frankrijk met grote problemen te kampen had in Algerije , werd de Franse koloniën in Zwart Afrika de mogelijkheid gegeven zich via een referendum uit te spreken over de toekomstige verhoudingen met Frankrijk. Zij kregen de keus lussen het lidmaatschap van een FransAfrikaanse gemeenschap, waarin hen de ruimte zou worden gegeve n voor een zelfstandige ontwikkeling, en volledige onafhankelijkheid. AI deze landen, met uitzondering van Guinee [Conakry], kozen vóór het lidmaatsc hap, omdat de voordelen van nauwe banden met Frankrijk groter leken dan de nadelen. Toch groeide de roep om onafhankelijkheid snel. Kort daarop, in 1960, verleende Frankrijk aan al deze landen de onafhankelijkheid. Op hetze lfde moment ondertekenden zij echter nieuwe samenwerkingsverdragen met Frankrijk. Door deze verdragen werd de invloed van Frankrijk opnieuw veilig geste ld, en het betekende in feite de continuering van de Franse kolonisatie met andere middelen. Het feit dat de jonge Afrikaanse staten deze overeenkomsten 'vrijwillig' ondertekenden (gedeeltelijk was het vrijwillig,
omdat hiermee ook de belangen van een Afrikaanse elite werden gediend, maar Frankrijk had de Afrikaanse regeringen ook via informele kanalen onder grote druk gezet), heeft Frankrijk de mogelijkheid gegeve n orn ten opzichte van de buitenwereld te stellen, dat zijn politiek in Afrika door de betrokken landen niet alleen werd geaccepteerd, rnaar zelfs gevraagd. Het relatief snelle en geweldloze dekolonisatie proces van de Afrikaanse staten, in een periode dat de Verenigde Staten aan prestige verloren door de moorden op John F. Kennedy, Maarten Luther King, Robert Kennedy en de oorlog in Vietnarn, heeft zeker het imago van Frankrijk, als een rnacht die rech t en rechtvaardigheid vooropstelt, versterkt. Maar ook kon Frankrijk op rnondiaal niveau opnieuw zeker zij n van rneer invloed op basis van zijn 'imperium', bijvoorbeeld door blokvorming binnen de Verenigde Naties'. Samenwerkingsverdragen Uit zowel ' idealistische' en geopo litieke overwegingen, als ook uit de centralistische regeringstraditie, is de huidige situatie ontstaan , waari n Frankrijk nog altijd zeer sterk, veel meer dan bijvoorbeeld Groot-Brittannië, verbonden is met zijn voormalige koloniën. Op het mornent van de onafhankelijkheid werden verdragen ondertekend op militai r, economisch, rnonetair en cultureel gebied.
"Een veel gehoorde mening is, dat Afrika een cruciale rol zou spelen als leverancier van grondstoffen, als een afzetmarkt voor goederen en technologie en eveneens een belangrijke gebied zou zijn voor Franse investeringen."
Ook door econornische verdragen heeft Frankrijk haar Afrikaanse achterland aan zich gebonden. Deze landen werden bijvoorbeeld verplicht Frankrijk prioriteit te verlenen bij de verkoop van ruwe grondstoffen. Frankrijk verpli chtte zich dan bijvoorbeeld in ruil daarvoor tot hulp bij het opzetten van het regeringsapparaat. Een veel gehoorde mening is, dat Afrika een cruciale rol zou spelen als leverancier van grondstoffen. als een afzetrnarkt voor goederen en technologie en eveneens een belangrijke gebied zou zijn voor Franse investeringen. Met cijfers is deze stelling echter te weerl eggen. Zo kwarn bijvoorbeeld in 1985 de waarde van de totale Franse overheidshulp aan de francofone landen ten zuiden van de Sahara overeen rnet 85% van de waarde van de irnport van deze landen uit Frankrijk. De hulp die deze landen ontvangen vormt 50% van de Franse bilaterale hulp. Hoe onwaarsc hijnlijk het is dal Frankrijk belangrijk econornisch voordeel aan zijn ' im perium' ont leent blijkt ook uit de vo lgende gegevens: De totale ornvang van de economie in de landen van de Frank Zone wordt kleiner geschat dan de economie van Israël of van de stadsstaat Hong Kong, terwijl het totale bevolkingsaantal van rond de 74 mil joen inwoners belangrijk minder is dan de bevolking van Nigeria. Dit betekent echter ni et dat individuele Franse bedrijven geen voordeel zouden hebben bij de speciale positie van Frankrijk in deze landen.
In Monetaire verdragen zijn de afspraken rond de Frank Zone vastgelegd. Sinds 1960 maken alle francofone landen ten zuiden van de Sahara. met uitzondering van het ee rder genoernde Guinea en van Zaïre, Rwanda en Burundi (voonnalige Belgische koloniën), deel uit van deze zone. De belangrijkste kenrnerken van deze zone zijn de gernee nschappelijke rnunteenheid in alle lidstaten, de Frank CFA (FCFA) en de vaste wisselkoers van de FCFA met de Franse Frank (FF) van 50: I, die door Frankrijk wordt gegarandeerd. Deze wisselkoers is sinds 1948 niet gewijzigd. Op deze wijze was de monetaire stabiliteit verzekerd, kon op effectieve wijze gebruik gemaakt worden van hulpgelden en werd ecn solide basis gecreëerd voor regionale handel lussen de landen van de zone. De rechtstreekse koppeling heert al s belangrijk gevolg. dat de rnonetaire politiek in Parijs direct van invloed is op de koers van de FCFA. Zo werkt een devaluatie van de FF direct door in alle landen van de Frank Zone. Dit is in de afgelopen decennia verscheide ne rnalen gebeu rd. zonder consultatie vooraf van de Afrikaanse regeringen. Toch heeft tot nog toe geen enkele Afrikaanse leider de koppe ling ter discussie geste ld, ondanks deze overduidelijke atlJankelijkheidsrelatie. In wetenschappelijke en financiële kringen is hier echter al wel si nds het begin van de jaren '70 een discussie over gaande.
Frons/Togalese militaire samenwerking: President Eyadema \'an Tog o (rechts) en de onderbe\'elhebber \'onhet Franse leger. (Foto Jason)
Er werden twee soorten militaire akkoorden afgesloten: Ten eerste defensieve rdragen, die de Afrikaanse staten een rnogelijkheid gaven de Franse hulp in te roepen in het geval de nationale veiligheid in gevaar zou komen; en ten tweede militaire samenwerkingsverdragen (niet noodzakelijkerwijs gekoppeld aan de defensieverdragen), waarin Frankrijk de Afrikaanse staten technische adviseurs, opleidingsmogelijkheden op Franse militaire scholen en (gratis) ove rdracht van militair rnaterieel toezegde, orn te helpen bij de vorming van nationale Afrikaanse legers. In 1960 waren meer dan 60 000 Franse soldaten aanwezig in de Afrikaanse landen. In 1987 waren dit er nog rond de 10000, gedee ltelijk permanent gestationeerd in Djibouti , Senegal, de Ce ntraal Afrikaanse Republiek en Gabon, tijde lijk ingezet in het voortslepende conflict tu ssen Tsjaad en Libië. Ter vergelijking: In 198 I waren er minder dan 400 Britse militairen permanent gedetacheerd in Afrika (in Ghana en Nigeria), allen belast met opleidingstaken. jasuIl Magazine nr. I. februari 1993
3
Vanaf het midden van de jaren '80 werd deze di scuss ie overschaduwd door de problemen die de structurele aanpass ingsprogramm a's (SAP's) met zich mee brachten. Vanuit het Internati onaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank werd kritiek geuit , dat de vaste wisselkoers leidde tot een systemati sche overwaardering van de FC FA. Het beeld dat nu lij kt te ontstaan is het volgende: De Frank Zone hee ft lange tijd de lidstaten beschermd en inderd aad een relati eve stabiliteit gegarandeerd, maar hee ft evenee ns de mogelijkhe id geboden om noodzakelijke aanpass ingen aan ve randeringen op de wereldm arkt uit te stellen. De sterke, maar overgewaardeerde munt heeft uiteindelijk de concurrenti epositie ten opzichte van de omringende landen, die zich al veel eerder genoodzaakt zage n tol devalu atie van hun munt, verzwakt. In de tweede helft van de jaren '80 zijn ook in de landen van de Frank Zone de gevol gen van de economi sche cri sis sterk merkbaar geworden. Dit heeft Frankrijk , dat garant staat bij tekorten van de Centrale Banken, voor enorme kosten gezet. Dit heeft ze lfs in Parijse kringen geleid tot een disc ussie ove r de nood zaak tot ontkoppeling. In de Afrikaanse landen stuit ontkoppeling echter op zeer sterk verzet. Deva luatie van de FC FA zou met name de Afrikaanse elite treffen, die daardoor vee l minder in staat zou zijn (l uxe)goederen uit Frankrijk te importeren. Diplomatie Bij de relati es die Frankrij k met zijn voonnali ge kol oni ën onderhoudt is het van be lang enige in zic ht te hebben in de onderlin ge dipl omatieke relaties. De Franse diplomatie heeft zich steeds op twee ni veau s afgespeeld. Aan de ene kant waren persoonlijke relaties tussen de Franse pres ident en indi viduele Afrikaanse leiders een essenti ee l onderdeel van de Franse politiek. Deze politiek werd ondersteund door een enonn netwerk van politieke, culturele en zake lijke re laties, overgebleven uit de koloni ale tijd. Met name tijdens het presidentschap van de GaulI e maakte de Franse geheime dienst gebrui k van deze lijnen, ter ondersteuning van de Franse politiek. Aan de andere kant hee ft Frankrijk altijd geprobeerd homogeniteit in zijn politiek ten opzichte van het ' Afrikaanse blok ' te bre ngen. De Frans-Afrikaan se conferenti es di e sinds 1973 jaarlij ks worden gehouden zijn hiervan een duidelijk resultaat. Het grote gew icht van de persoonlijke re laties in het diplomatieke verkeer is tekenend voor de mani er, waarop de buitenlandse politiek van Frankrijk lOt stand komt. De buitenlandse politiek, en mei name de Afrika-politiek, is het absolute pri vé-domein van de president van de Republiek. Ook François Mitterrand heeft hi er geen twijfel over laten bestaan: 'C'est moi qui détennine la politique étrangère de la France, pas mes mini stres (... ). 11 n'est pas interdit au x mini slres de penser ou d 'avoir une opinion (. .. ). 11 n'est pas concevable qu ' une politique soit mi se en oeu vre sans mon accord, plus exactement , sans mon impulsion. ' Een belangrijk instrument ter ondersteuning van de politiek van de president is het Alge mene Secretariaat voor Afrik aanse en Madagaskische Zaken, dat het taak heeft 4
Jason Magazine nr. I, februari 1993
hem van advies en inli chtinge n Ie voorzien. Dit sec retari aat is zoal s bovengenoemd opgeze t onder president de GaulIe en nau w verbonden met de Franse geheime dienst. De in vloed van dit secretariaat, dat buiten de parlementaire controle staat , is zeer groot, en doel niet onder voor die van de mini sterie s
Het feit dat de Franse Afrikapolitiek vaak het resultaat is van een onderlinge strijd tussen deze drie machtscentra heeft tot gevolg dat dit beleid niet altijd eenduidig, en vaak moeilijk voorspelbaar is." van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking. Het feit dat de Franse Afrika-politiek vaak hel resultaat is van een onderlinge strijd tussen deze drie machtscentra hee ft tot gev olg dat dit beleid ni et altijd eenduidig, en vaak moe ilijk voorspelbaar is. De rol van Frankrijk in de huidige politieke ontwikkelingen in Afrika. De diepe economisc he cri sis, di e vrijwe l all e Afrikaan se landen momentee l treft , maakt Afrika bij zonder afh ankelijk van de intern ationale gemeensch ap. Waar voorheen de donorlanden in het kader van de Koude Oorlog tegen elk aar uitgespeeld konden worden, zijn de Afrikaanse regeringen nu volledi g aangewezen op de Verenigde Staten, WestEuropa en internationale organi saties al s de Wereldbank en het IMF. Frankrijk heeft zich altijd sterk gemaakt om de VS en de andere Europese landen buiten zijn ' imperium ' te houden en is in deze po litiek in hoge mate ges laagd. Deze landen zijn dan ook gedwongen om zich in annoede wederom tot Frankrijk te ri chten. Een ander gevol g van de val van de communi sti sche regimes is het di skrediet van autoritaire reg imes in hel algemeen en de roep om beschenning van de mensenrechten en democratie. Deze verandering in het internationale politieke klimaat heeft grote gev olgen gehad voor het imago van Frankrijk. Waar Frankrijk voorheen nauw samenwerkte en vriendschappelijke, bijna familiale, banden onderhield met de Afrikaanse regeringen, met respect voor de soevereiniteit en eigenheid van de jonge onafhankelijke staten, wist de Franse pres ident zich in 1989 plotseling omringd door de staatshoofden van de armste landen van Afrika, die gedurende decenni a verantwoordelijk waren geweest, met steun van Frankrijk, voor zeer corrupte en repressieve regimes. In 1990 werd daarom tijdens de 16de Frans-Afrikaanse top, in de plaats La Baule, de Franse politiek ten opzichte van Afrika drasti sch ge wijzigd. Mitlerrand verwoordde de nieuwe lijn als volgt: de om vang van de hulp die een land kon verwachten zou in de toe kom st af gaan hangen van de bereidheid van het betreffende regime om ee n democrati seringsproces in te zetten. Hiertoe zouden vrije verkiezingen, persvrijheid, onafhanke-
lijke recht spraak en een meerpartijensysteem noodzakelijke voorwaarden zijn. Vastomschreven richtlijnen hoe dit beleid zou worden bepaald gaf hij echter niet. Wel was in het voorgaande jaar een precedent geschapen : Frankrijk had voor het eerst sinds de instelling van de Frank Zone gewe ige rd de nation ale schatki st van een lidstaat , Benin , dat in een zeer diepe economisc he cri sis verkeerde, aan te vullen. Daardoor was pres ident Kéréko u ni et langer in staat de ambtenarensalari ssen uit te betalen. De periode van stakingen en verzet heeft zes maanden geduurd . Frankrijk hield het been stijf en stelde al s eis, dat er een overgangsregering zou worden ge vonnd en vrije verkiezingen zouden worden uitgeschreven. Pres ident Kérékou stond met de rug tegen de muur en stemde in met vrije pres identsverkiezingen, in ruil voor een vrij geleide.
"Het grote gewicht van de persoonlijke relaties in het diplomatieke verkeer is tekenend voor de manier, waarop de buitenlandse politiek van Frankrijk tot stand komt." Door deze gebe urtenissen, die voorafg ingen aan de vergadering in La Baule, ve roorzaakten de aankondigingen van president Mitterrand grote opschudding onder de Afrikaan se leiders. Sommigen probeerden
met verzoenende woorden Frankrijk tegemoet te komen, wetende dat de ontwikkelinge n in Oost-Europa ook niet aan de eigen bevo lking voorbij waren gegaan. Anderen verzetten zich resoluut tegen deze vergaande inmengi ng. De ontwikke lingen na deze top leren echter dat Frankrijk in de andere landen niet dezelfde bes li ssende rol heeft wi ll en of kunnen spelen. Een dee l van de ve rklaring is, dal de andere Afrikaanse leiders gewaarschu wd waren en dus op moge lijke stappen van de kant van Frankrijk konden anticiperen. Belangrijker echter lij ken de volgende feiten: Benin had zich al sinds 17 jaar bij monde van president Kérékou marxisti sch-leninisti sch (i n de vo lksmond marxisti sch-benini sti sch genoemd) verkl aard. Frankrijk had Benin sindsdien altijd als een luis in de pe ls gevoeld en de bovengenoe mde uitgebrei de poli tieke en zakelijke netwerken ontbrake n hier grotendee ls. Frankrijk kon zich daarom zonder al te vee l kleerscheu ren van dit regime on tdoen. Maar met andere landen waar kort daarn a soortge lij ke situaties ontstonden, bestonden deze banden wel. Poli tieke loyali teit, verstrenge lde be langen van Afri kaanse en Franse po litici en zaken lieden maakten eenze lfde po lit iek als ten aanzien van Benin onmogelijk. De contradicties stapelde n zich op en hebben tot exp losieve situaties geleid. Togo President Mitlerrand en Afrikaanse regeringsleiders bijeen op de dertiende jaarlijkse Frankrijk/Afrika top-ontmoeting
;11 Lomé. Togo. (Foto ANP)
is hiervan momenteel het meest sprekende voorbee ld. Ook hier kwam de bevolking, in 199 1, heftig in verzet tege n het militaire regime. Op 8 juli hee ft Generaal Eyadema uitein delijk, na aanhoudende protestmarsen, toestemming gegeven een Nati onale Confe ren-
"De rol van Frankrijk is dus niet eenduidig, maar lijkt wel van groot belang." tie te organ iseren, waarin een nieuwe grond wet moest worden geform uleerd en een overgangsregeri ng samengesteld. Op 3 december werd de eerste min ister Koffigoh, aangesteld door de Nationale Conferent ie, gearresteerd door het leger, dat nog altijd loyaal was aan Generaal Eyadema. De rege ringsgebouwen werden bestormd, waarbij vo lgens de meest gematigde schattingen 17 doden en 60 gewonden vielen. Hierop vroeg M. Koffigoh, bijgevallen door presi dent A. Diouf van Senegal, om een milit air ingrijpen van Frankrij k. Frankrijk heeft hier negatie f op gereageerd. Jaren lange vriend schappe lijke relati es, tot een militaire interventie van Frankrij k orn het regime van Ge neraa l Eyadéma in het zadel te houden na onrust onder de bevolking (1986), verhinderde Frankrijk een consequente politiek te voeren. Parijs beperkte zich nu lOt het sturen van troepen om Franse burgers zo nodi g een ve ilig heenkomen te verzekeren. Gewe ld van de kant van de rnili tairen heeft tientallen mensenlevens van burgers geëist. Recente gebe urtenissen in Togo laten zien dat d it land nog niet uit de irn passe is. De laatste wee k van januari ( 1993) zijn wederorn tientallen doden gevallen in gevechten tu ssen rn ilitairen en opstandelingen. Het aant al vluchtelingen wordt gesc hat op 25 000. In veel francofone landen zijn poli tieke veranderingen op gang gekomen. In Bu rkina Faso, Gabon, Cameroun , Congo, Mali, Niger en Tsjaad zijn evena ls in Togo en Benin Nati onale Confe renties georgani seerd . waarop verkiezingen zijn gevolgd. Ook in 1voorkusl zijn verkiezingen georgani seerd . Wat echter de betekenis hiervan is staat bijzonder ter di scuss ie. In Gabon, Cameroun en Ivoorkust bijvoorbeeld zijn de zi«ende presidenten herkozen. Door voorbeelden van Beni n en van Congo. waar de Nationale Conferentie uitl iep op een volkstribun aal voor de president , waren andere Afrik aanse leiders op hun hoede en hebben zij de verkiezinge n op ve le wijzen kunnen mani puleren. De ambivalente houd ing van Frankrij k, die in Togo duidelij k is geb leke n. heeft hen nog meer beweg ingsv rijheid gegeve n. De oude elites lijken hun standpunten in de strijd orn de democratie nog meer te verharden met het zicht op de Franse verkiez ingen in rnaart dit jaar. Deze verkiez ingen zu ilen hoogstwaarschij nlijk leiden tot de vorrning van een nieuwe rechtse rege ring. Trad iti oneel hebben de rechtse part ijen hechtere banden rnet de oude Afrikaanse elitcs. Deze verwachten dan ook minder weerstand van Frankrijk, wanneer er een rechtse regering zou aantreden.
In de Franse poli tiek lijkt zic h echter tege lij kert ijd een tegengestelde ont wikke ling te vo ltrekken. In NRC- Handelsbl ad van 2 febru ari 1993 werd het volgende geme ld: 'Een ander teken destijds was de terugkee r in Frankrijk van Bob Denard. De 63-jarige oudmilitair die de afgelopen tient allen jaren betrokken was bij all erlei duistere acti es in Afrika -een ges laagde staatsgreep in de Comoren, een mi slukte in 1977 in Benin gi ng d irect na aankomst gisteren de gevangeni s in. Denard, die in Zu id-Afri ka woonde, is in Frankrijk tot vijf jaar gevangeni s ve roordeeld wegens zijn actie in Benin. (.. .) De tijd voor mil itai re avontu rie rs lijkt voorbij.' De rol van Frankrijk is dus niet ee ndui dig, maar lijkt wel van groot be lang. De sociali sten blijken moe gestreden. Frankrijk als goedwi llende groot macht laveert tu ssen enerzijds de verpli chtingen die voort komen ui t de ve le sarnenwerk ingsverdragen rnet zijn voormali ge ko loniën en tradi ti onele loyaliteiten en anderzijds de wens 'd 'écla irer la marche de l'h um anité'. in casu het ondersteunen van de democrati sche ont wikkelin • gen in Afrik a.
Dil artikel is gebaseerd op de doctoraalscriptie: ;Frankrijk/Afrika. De Franse Afrika-politiek met betrekking tot de democratisering UI francofoon Zwart Afrika. 1990/ 1991' , \'011 de auteur. EIl)' Rijnierse is politicologe. Zij is in maart 1992 afgestudeerd aan de Universiteil van Amsterdam aan de faculteit der Politieke en Sociale Wetel/schappen, meI de specialisatie Inlel'11alionale Betrekkingen. In /990 was zij gedurende zes maanden in Benin voor een leeronder:oek. Sinds april 1992 is zij ver· bonden aan het Afrika SrudieL'Cllfrum in Leiden, waar zij ill samenwerking met Rob BIlI)·· ten/wijs werkt aan een over:ichtsartike/ vall de wetenschappelijke discussie over de democratisering in Zwart Afrika.
NOTES
"Oc rol van Frankrijk is dus nicl eenduidig. maar lijkt wel van groot belang." I. Adda, J. en M.-C. Smouls. (1989).1..u Franse 10('1'(111 SI/d. LI' miroir hrisé. Editions Karlhala. Paris. p. 9.
2. Chipman. 1.. (1989). frl'lIch powt'r ill Alrica. BasH Blackwell Ltd. Oxford. United Kingdom. p. 86.
3. Adda en SmoUis. ibid. p. 9. 4. Chiplllan. ibid .• p. 9.
5. Wereldbank. World Ocvclopmem Report 1990. Washington.
6. Cohen. S.. ( 1986). La Monarchie NI/deaire. Hacheue. Pans. p.37.
Lidstaten van de Frank Zone: Bel/in , BW'kina Faso, Centraal Afrikaanse Republiek, Comoro-eilanden*, Equatoriaal Guinee*, Gabon, Ivoorkust. Camermlll, Congo. Mali, Niger. Senegal. Togo. Tsjaacl.
*: Dit zijn geen voormalige Franse koloniën. Zij hebben :ich later bij de zone aangesloten. Ja soll Magazine nr. I. fe bruari 1993
5
Oud zeer
Nederlands blinde vlek in relatie tot Indonesië Door Suharto's besluit op 25 maart 1992 om voortaan Nederlandse ontwikkelingshulp te weigeren, werden ongeveer driehonderd ontwikkelingswerkers met hun gezinnen gedwongen naar Nederland terug te keren . De felle nationalistische teneur van deze afwijzing en de brede ondersteuning die dit besluit in Indonesië kreeg, illustreren hoe makkelijk negatieve herinneringen aan het koloniale verleden nu nog in Indonesië kunnen worden gemobiliseerd. De verbazing bij Nederlandse bewindslieden, en de verontwaardiging hierover in Nederland, bewijzen, opnieuw, hoe het Indonesisch nationalisme in Nederland schromelijk wordt onderschat. Nico Schulte Nordholt
ln histori sch perspectief kan men deze recente ' uittocht ' van Nederlanders zien als een vierde golf. De drie vorige golven : 1945- '49 (onafhanke-
lijkheidsstrijd), 1956-' 58 (nationali sat ies van Nederl andse bedrij ven), 196 1-' 62 (overdracht van Nieuw-G uinea), werden eveneens voor een groot deel veroorzaakt door .cen ondersc hatting van nationali sme in Indone· sië. Hoe kon zich dat in 1992 opnieuw herhalen ? Wij denken loch dal we Indonesië kennen ? Zijn wij niet door onderzoek en stu die, vanaf de vori ge eeuw, kenners bij ui tstek van land en volk van Indonesië? Zijn onze archieven niet schatkamers van kenn is waar Europese, Amerikaanse, en zelfs lndonesische wetenschappers op af komen ? Hebben, bovend ien, meer dan één mi ljoen Nederlanders (ong, 7 % van de bevolki ng) niet op één of andere wijze banden met Indonesië, door verwantschap, door jeugdheri nneringen of als militair tijdens de zgn. ' polit ionele acties ' , of door een loopbaan? Toch blij kt er kennelij k een soort bli nde vlek te bestaan in Nederland ten opzichte van aard en kracht van het nationalisme in Indonesië. Hierdoor komen, telkens weer, de, ook aanwezige, goede betrekkingen onder zware druk te staan. Oorzaken Net als in t 966 wordt er nu in Nederland (maar ook in Indonesië !) gesproken over "een nieuwe start" waardoor de relaties op
6
Jason Magazine nr, I, Februari 1993
gelijkwaardi ge wij ze voortgezet zouden kunnen worden. Die gelij kwaardigheid impliceert wederzijds respect en een eerlij ke, open communi catie. Zo iets lij kt mij alleen mogelijk nadat eerst de oorzaken van de recente breuk grondi g zij n geanalyseerd . Want wat heeft een nieuwe start voor zin, wanneer poli tiek-Nederl and zich, zoal s tot nu toe, slechts beperkt tot een oppervlakkige, persoonsgeri chte analyse van de oorzaken die tot het "25 maart-besluit" van Suharto hebben geleid ? In ander verband (I nternationale Spectator, nov. 1989) heb ik de achtergrond van die blinde vlek nader geanalyseerd. Hier moel ik mij beperken tot een opsomming van fac toren die daar m,i. voor een belangrijk dee l de oorzaak van vonnen. Die factoren ligge n voor een belangrijk dee l binnen de academi sche wereld in Nederl and. Daarbij moet allereerst gewezen worden op de dominante 'school', of academi sche traditie, die zich met de lndonesisché Studies bezig houdt. Het betreft hier de zgn. "Leidse School", gekenmerkt door een sterk cul turol ogische benaderi ng, waarbinnen weinig of gee n aandacht bestaat voor politiek-economi sche analyses, die we l meer oog hebben voor het nationali sme als factor binnen politieke besluitvonning. Daarn aast hebben de ontwikkelingen binnen de Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstituten, in combinatie meI de exodus uit Indonesië in de jaren vijftig, ertoe bijgedragen dat er een ernstige hi aat in de kenni s over de recen-
te ontwikkelingen in Indonesië kon ontstaan. Wil iemand in Nederland zich daar nu op richten dan is hij/zij vrij wel gehee l afuankelijk van buitenlands onderzoek. Ten derde moet gewezen worden op de verl ammende uitwerking in Nederland van de vaak hefti ge politieke debatten in de jaren zeventig waardoor de, toen relatief kleine groep van wetenschappers die zich metlndonesië bezig hield, vrijwel geheel in pro- of contra-N ieuwe Orde werd ingedeeld, hoewel grondig onderbouwde politiek-economi sche analyses, die een noodzakelijk inzicht in de dynamiek van de Indonesische samenleving gaven, ontbraken. Ten slotte, en dat geldt in meer algemene zin voor de hele academische wereld, heeft de toenemende afhankelijkheid van onderzoek gefinancieerd door de zgn, derde geldstroom, geleid tot een keuze voor minder politiek gevoelige onderwerpen . Ik zal mij nu beperken tot een korte bespreking van de recente uittocht in relatie tot die blinde vlek, nadat ik eerst in vogelvlucht zal verwijzen naar die relatie bij de drie vorige uittochten van Nederlanders uit Indonesië. Onderschatting Direct na de Tweede Wereldoorlog werd de eerste president van Indonesië, Sukarno, door de Nederlanders beschouwd als een coll aborateur met de Japanners. Hiennee werden zijn diepe nationali sti sche drijfveren ontkend en werden de kansen op een vreedzame overdracht van de macht kleiner.
Onder druk van de Vereni gde Staten, die dreigden met inhouding van de broodnodige Marshall -hulp, werd Nederland in 1949 aan de onderhandelingstafel gedwongen. Toen konden wij, in lijn met het al oude principe ' divide et impera' , de Indonesiërs nog een federale staatsstructuur oplegge n di e haak s stond op de éénheidsgedachte van de republikeinse nationalisten. Dit onvoldoende onderkennen van nationalisti sche gevoe lens lag ook ten grondslag aan de weigering om in december 1949, tegelijk met de rest van de voormali ge kolonie, ook de soevereiniteit over Nieuw-Gui nea over te dragen. En dat terwijl die kolonie volgens de al gemene opvatting vóór 1942 zich juist uitstrekte van " Sabang tol Merauke" (Merauke ligt op het oostelijkste deel van het voormalige Nederl ands Nieuw-Guinca). Door dit uitstel werd Indonesië haast wel gedwongen tot nationali satie van Nederlandse bedrijven als press iemi ddel. Nederland was furieus, want we werden hi erdoor diep in ons ' koopmanshart ' getroffe n. Vandaar dat de zgn. "Groep-Rijken s" (bestaande uit een aantal leidende figuren uit het bedrijfsleven) vrijwel direct hierna een campagne begon voor overdrac ht van NieuwGuinea. Niet vanwege een onderkenning van nationalisti sche ge voelens van Sukamo en de zijnen, maar om potentiëel grotere economische belangen in de gehele archipel te beschermen. (Ironi sch genoeg blijkt uit recente cijfers van het CBS dat de handelsbalans t.o. v. Indonesië voor Nederl and nog sterk negati ef uitval!: voor 199 1 was dit fl . I miljard invoer tegenover fl . 0.7 miljard uitvoer; en tot november 1992, f1 . I miljard tegenover n. 0.6 miljard ).
Ook werd toen, van uit een hee l andere hoek, namelijk vanuit de zending, geplei t voor ove rdracht. Gedeelte lijk kwam dit voort uit een onderkenning van Indonesië's nationalisti sche aspiraties, maar voor een belangrijk deel was dit ook Ier bescherming van de pos it ie van chri stelijke kerken binnen de islamiti sche samen lev ing van Indones ië. Pas onder grote politieke dru k van onze bondgenoot, de Verenigde Staten, binnen het OostWest confli ct stemde Nederl and uiteindelijk, in 196 1-'62, in met de overdracht van Ni euw-Guinea. Dit gebeurde niet in het besef dat hi ermee werd voldaan aan gerechtvaardi gde nati onale aspiraties van de éénheidsstaal Indonesië, maar uit angst bij de
"Tot 1989 werd Oost-Timor om geo-politieke redenen in het Westen zeer bewust zoveel mogelijk uit de media gehouden." Vereni gde Staten voor een toenemende invloed van linkse krachten onder Sukarno. En vanuit geo-politiek pe rspectief moest deze archipel, die zich bijna al s een gordel tussen de beide grote oceanen slingert , binnen de westerse invl oedssfeer behouden blijven. Om Nederl and een te groot gez ichtsverli es te besparen. we rd die overdracht ge regeld via een overgungspe rioot: undt:r Lot!zicht van de Veren igde aties. Die construc-
ti e had tot gevo lg dat zich onder de Papua 's eige n, nationalistische asp iraties konden ontwikkelen. Die aspi raties vormen niet alleen een zware belasting voor de éé nheidsrepubliek Indones ië, maar leggen ook nu nog een wissel op de politieke relatie tu ssen Nederland en Indonesië. De machtswisseling van 1965-'66 in Jakarta, die Sukamo tot aft reden dwong, voorkwam dat de Nederlandse diplomati e zich na het herstel van de betrekkingen ooit weer hoefde in te laten met de extroverte 'collaborateur ' en nationali st pur sang, Sukamo. Bovendi en dwong de absoluut deplorabele situatie waarin de Indonesische economie zich in die tijd bevond de nieuwe leiders tot een pragmati sche opstelling. Met de rug tegen de muur hadden zij namelijk besloten dal eerst de economie moest worden hersteld voordat aan nati onalistische aspiraties uiting kon worden gegeve n. ln de rel atie lOt ederland betekende dit dat Indonesië wel moest accepteren dat eerst een rege ling lOt herstelbetaling voor de nati onalisaties werd getroffen, v66rdat over noodzakelijke hulp kon worden gesproken. Houdgreep In retrospectief kunnen we nu vaststellen dat Indones ië met ee n meesterlijk staaltje van diplomatie Nederl and daarna lange tijd in een morele houdgreep heeft gehad. Door namelijk Nederland in 1967 tot voorzifter te kiezen van het toen ingestelde donorconsortium , de IGG I (lnter·Governme" ral Grollp on /ndonesia), en ni et de Wereldbank of Japan. Want, zo ze iden de lndones iërs: "Jullit: kt:nnen onze problemen zo goed en bovendien willen we ni et dat één van de gro-
Tallqeran, JQ\'a, minister Ja" Pronk krijgt \'an de plaatselijke bestuurders uit/eg o\'er eell landbouwolltwikkelingsproject in het dorp Tauqerall , 40 km teil westen van Jakarta.
Jason Magazine nr. ), fe bruari 1993
7
Minister Pronk en preside1/l Suharto. (Foto ANP)
te economi sc he mac hten, Japan of Amerika, de bove ntoon voert". Gev leid stemde Nederland toe, maar was daarmee tegelijkert ijd, volgens de gangbare intern ationale rege ls, verpli cht om zichze lf zovee l mogelij k van kritiek te onthouden, en vooral op te komen voor de Indonesische belangen. Van 1967 tot 1989 voldeed deze morele houdgreep van Indonesië op Nederland heel goed. De Nederlandse overheid heeft zich, behalve in de jaren dat mi nister l .P.Pronk (1973- '77) minister van ontwikkelingssamenwerking was, voornamelijk via de stille diplomatie zorgen gemaakt over de schendingen van mensenrechten, die in het kade r van de nati onale Opbouw, vee lvuldig plaatsvonden. Dat Indones ië in die tijd Pronk 's ope nlijke kritiek wel moest slikken, hield verband met de nog zeer labiele economische si tuatie van Indonesië in die tijd, maar vooral ook met het.feit dat in de VS president Carter ( 1976-'80) de mense nrechten hoog in het vaandel van zijn buiten landse beleid voerde.
"Pronk zei dat Suharto ook op politiek terrein "moest dereguleren", Binnen de Indonesische politieke context betekende dat niets minder dan dat Suharto eigenlijk maar moest opstappen." Op beide punten bleek de situatie in 1991 '92 substant ieel te verschillen. De economische positie van Indones ië was aanmerkelijk verbeterd, en RealpoJitiker Bush zat nog in het Witte Huis. Bovendien was president Suharto in 199 1 voorzitter geworden van de Oroep van Niet-gebonden landen. In deze 8
Jaso" Magazi"e nr. I, februari 1993
functie hoopt hij het intern ationale presti ge te evenaren van zijn voorganger, president Sukarno, die in de jaren vijftig één van de initiatiefnemers was geweest van de zo vermaarde Afrika-Azië Confere ntie in Bandung. Op het terrein van maatschappelijke ont wikkel ing had Suharto zich die internationale erkenning al verworven met een FAO-prijs vanwege zijn succesvol landbouwbeleid en een UNESCO-prijs op grond van een geslaagd geboortebeperkingsprogramma. Op het terrei n van de internationale politiek had hij zich echter tot voor kort voornamelijk bepe rkt lOt een leiders rol binnen de eigen regio, de ASEAN- Ianden. Maar nad at hij 25 jaar met succes, naar economi sc he maatstaven, leiding had gegeve n aan het transformati eproces naar industrialisatie van zijn eigen samenlev ing, zocht hij in 199 1 een prom inentere ro l op het wereldtoneel. Oost-Timor De kritiek op de talrijke schendingen van mensenrechten vormde echter een be langrij ke hinderpaal voor zijn ambiti e. Met name de wrede wij ze waarop zijn leger de bevolking van Oost-Timor onderdrukte kwam sinds 1989 hoger op de agenda van de Verenigde Naties. Toch had lndonesië met goedkeuring van de Vereni gde Staten en Australië in dece mber 1975 Oost-Timor geannexeerd. De val van Saigon in april 1975, waardoor Oost-Timor een tweede Cuba dreigde te worden , in combinatie met de aanwezigheid van een 10.000 meter diepe zeetrog tu ssen Timor en Australië, waardoor nucleaire onderzeeboten onopgemerkt van de Indisc he Oceaan naar de Stille Oceaan kunnen varen, en de recente vondst in augustus 1975 van uitgestrekte olievelden in de Timorzee, verklare n deze coul ante opstelling van het Westen. De bloedige oorlog en de jarenl ange bezetting die op de invasie volgden, hebben volgens schattingen van verschillende onafhankelijke waarnemers geleid tot de dood van ruim 200.()(X} van de ongeveer 600.000 oorspronkelij ke bewoners van deze oude,
zeer verwaarl oosde, Portugese kolonie. Tot 1989 werd dit drama om geo- politieke redenen in het Westen zeer bewust zoveel mogelijk uil de media gehouden. Vand aar de titel van John Tay lor's standaardwerk over deze tragedie: Indonesia's Forgotlen War : The Hidden History of East Timor (Londen, 199 1). Na de beëindiging van de Koude Oorlog mocht de internationale kritiek luider doordringen; zel fs tot in de Verenigde Nat ies. De aanhoudende schendingen van mensenrechten, juist in Oost-Timor, vormden zo opeens de achi lleshiel voor Suharto's internationale politieke ambities. Een dergelijke kritiek gecombineerd met een substantiële vermindering van financiële buitenlandse hulp zou ze lfs een di recte bedreiging kunnen vormen voor zijn belangen op korte termijn. Aangezien Suharto in maart 1993 een herbenoeming nastreeft voor een zesde ambtstermijn als president , moest hij daarvoor eerst, in juni 1992, de verkiez ingen veiligstellen. Ee n vermindering van donorgeld werd in juni 199 1 al mogelijk door de dreigende woorden van de voorzitter van de 10G I, de Nederl andse minister voor ontwikkelingssamenwerking, Pronk . Na afloop van de jaarl ijkse IGGI-conferentie eiste hij namelijk dat de Indonesische overheid (lees: Suharto) behalve de dereguleringsmaatregelen in de economi sche sector (waardoor de sterke monopoliepositie van Suharto's fami li e-concern zou worden aangetast) ook op politiek terrein "moest dereguleren". Binnen de Indonesische politieke context betekende dat niets minder dan een impliciete verw ijzi ng dat Suharto eigenlijk maar moest opstappen. Hiermee werd de Nederland se minister, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de 1001, een direct medespeler in het politieke krachtenveld in Jakarta. Om in die arena met succes mee te kunnen spelen, moet men we l heel goed geïnformeerd zijn.
"Den Haag" heeft zich door zijn te éénzijdige contacten, voor een politiek spel geleend, dat het voorlopig verloren lijkt te hebben." Op grond van eigen informatie sinds 1969 in Indones ië heb ik het vermoeden dat de diplomatieke kontakten zich hoofdzakelijk beperkten tot pro-Westerse kringen. Hierbinnen werden de, in de Verenigde Staten en Europa opgeleide, technocraten al s de belangrijkste informanten beschouwd. Met felle nationalisten , zoals die binnen het leger, onder technocraten met ee n ITB (Institut Teknologi Bandung)-achtergrond en, in het algemeen, binnen islamitische kringen voorkomen, bestonden onvo ldoende vertrouwelijke kontakten. Als enige uitzondering kan de ambtsperiode van ambassadeur Van Dongen ( 1983- '87) genoemd worden. Toen besc hikte de ambassade over uitstekende relaties binnen het leger. Maar in het algemeen denk ik, kan gesteld worden dat ' Den
Haag' de mening en positie van de pro- Westerse technocraten heeft overschat. Binnen het presidentiële politieke bestel zoals dat zich onder de Nieuwe Orde heeft ontwikkeld, worden geen onalhankelijke meni nge n geduld. Het heen er daarom alle schijn van dal 'Den Haag' zich door zijn te éénzijdi ge contacten, zic h voor een politiek spel heeft geleend. dat het, althans op kone tennijn , verloren lijkt te hebben.
Reactie In juni 1991 kwam er uit ' Jakana' nog gee n reactie op de dre igende woorden van de IGG I, maar na 25 maart 1992 weten we nu dat Suharto de toenma li ge voorzi tter van de IGG I in politiek opzic ht heeft overtroefd. Suharto wordt in maart van dit jaar opnieuw benoemd, de IGGI is inmiddels ontbonden en vervange n door een po litiek nog neutraler lichaam onder leiding van de Wereldbank. En bovendien heeft hij zich ook nog bevrijd van een lastige horzel die de schend ingen van mensenrechten openlijk aan de kaart du rfde te stellen. En Nederland lijkt voorlopig veroordeeld tot een rol als toesc houwer aan de zijlijn, die naarstig probeert zijn "koopmansposi tie" vei li g te stell en. Wat we nu nog niet goed kunnen overzien, is de vraag of de in ternat ional e commotie die is ont staan als gevolg van het bloedbad op 12 november 199 1 in Dilli , de hoofdstad van Oost-Timor, en die ten grondslag lag aan het "25 maart-besluit", op wat langere termijn een wezen lijke verandering in de opstelling van Indonesië ten aanzie n
van de bevolking van Oost-Timor heeft teweeggebracht. Als dat hopelijk later wel het geval zal blijken te zijn, dan is dit confonn de doelstelling van het Nederlandse buitenlands beleid waarvan de zorg om sc hendingen van mensenrechten een integraal onderdeel is. Maar gezien de verbaasde reacties uil ' Den Haag' direct na die éénzijdige Indonesische beslissing, moet de vraag gesteld worden in hoeverre dat beleid deze on twikkeling had verd isconteerd. Die analyse zal later gemaakt moeten worden. In de contex t van dit artikel wijs ik slechts op het feit dat de Nede rlandse politiek overrompeld blee k door Suharto's besluit en met verontwaardig ing reageerde op de felle nationalistische loon van dit besluit. Gemengde gevoelens Het feit dat de Indonesiërs hun nationalistische aspiraties jarenlang hadden ingeslikt. gecombineerd met hun pragmatische po litieke opstelling naar het Westen, heeft menig Nederlandse functi onaris verleid tot uitspraken als: " In Indonesië ontmoet je geen antikoloniale of ant i-Nederlandse gevoelens meer. Dat heen met name de jongere generatie van zich af geschud". Vandaar dan ook alle opschudd ing en sc hrik aan Nederlandse zijde toen er in de resolute afwijzing van Su hart o plotseling zo' n trots nati onalisme doork lonk. Een afwijzing die bovendien ook nog luid in Ind onesië werd toegejuicht. Ook door hen die we als pro-Nederlands beschouwden.
Kennelijk spiegelen wij Nederlanders ons graag aan de vleiende ve rklaringen van Indonesiërs waaruit hun warme genegenheid blijkt voor al die individue le Nederlanders die zich met grote inzet aan de gezondheidszorg hebben gewijd, of die door goed onderwijs ' het venster op de were ld' hebben geopend voor de oudere generatie Indones iërs. Maar die zelfde generat ie Indonesiërs (waaronder de oud-vrijheidsstrijder Suhano), gaat er tege lijk prat op dat zij de beter bewapende Holl anders met "puntige bamboestokken" hebben ve rjaagd. Deze gemengde gevoe lens - aan de ene kant re spect voor het we rk en de inzet van indi vidue le Nederlanders en aan de andere kant de trots van de overwi nn aar zijn kenmerkend voor de haat- li efde- relatie van Indonesië met Nederland. •
Dr. Nico G. Schllite Nor{l/lOlt is als politiek Glilropoloog \'erbondell aan de Vakgroep Ontwikkelingsklll/de I'llll de Universiteit Twente te Enschede. Van 1969 tot 1983 werkte hij aan \'erschillende Indonesische unl\'ers;teitel1. Van 1983 lOf 1991 was hij, \'al/llit Nederland. betrokken bij ollderzoeksprogramma·s ill WestJava. lil 1981 promm'eerde hij aOIl de Vnje Universiteit te Amsterdam op eell proe/seJm!t over de rol \'01/ locale ambtenaren ;11 rurale onlwikkelingsprogramma's il/ Midden-Java. In de Landenreeks \'an KIT/NOVIB heeft hij de Il/dol/esië-lIitgal'e geschrel'el/ ( 1991 J.
Minister Pronk met een delegatie Indonesische parlementariërs. (Foto ANP)
Jason Magazille nr. I, februari 1993
9
Binnenlandse aangelegenheden
De hedendaagse betrekkingen tussen Suriname en Nederland Wie inzicht wil krijgen in de huidige betrekkingen tussen Nederland en Suriname, is genoodzaakt kennis te nemen van de wijze waarop Suriname onafhankelijk is geworden. Veel Surinaamse staatsrechtsgeleerden zien de rede die Koningin Wilhelmina op 7 december 1942 voor Radio Oranje te Londen hield als een keerpunt in de betrekkingen tussen Suriname en Nederland. André Haakmat De betrokkenheid van Nederland bij de Tweede Wereldoorlog en het uitwijken van de Koningin en de regering naar Londen brachten aanvankelijk geen verandering in de verhouding van de kolonie Suriname tot het moederland teweeg. Om de bauxietindustrie veilig te stellen, die zo wezenlijk was voor de geallieerden vanwege de produktie van aluminium (bouwstof voor gevechtsvliegtuigen)
stemde Nederland ennee in dat de beveiliging van Suri name door de Verenigde Staten werd overgenomen; het civiele gezag bleef echter onveranderd in Nederlandse handen. De koloniale Surinaamse gemeensc hap
leverde een eigen bijdrage aan de oorlog door Nederland en de geallieerden te steu· nen. Er werd een zogenaamd Spitfirefonds opgericht dat kans zag de geallieerde luchtv l ~)( met een tweetal vliegtuigen (SpitfIres) te versterken en er vertrok een regiment strijders naar het front in Australië, Korea en het voonnaJig Nederlands Indië, waarbij enkele tientallen er het leven lieten. Door deze betrokkenheid van Suriname bij de oorlog, de steun die aan Nederland werd verleend en bovenal de trouw aan het Oranjehuis wenste de Nederlandse regering te Londen Suriname en de overige koloniën na de oorlog te belonen door een nieuw staat· kundig verband binnen het Koninkrijk in het vooruitzicht te stellen. Statuut Deze belofte bevatte de Koninklijke Rede van 7 december 1942. Die rede kondigde het voornemen aan om onmiddellijk na de oor· log een Rijksconferentie bijeen te roepen tussen "vertegenwoordigers van de drie Overzeese delen van het Koninkrijk met die
10
Jason Magazine nr. l,februari 1993
van Nederland aan een ronde tafel ", waarbij beraadslaagd zou worden over een nieuw op te richten Rijksverband waarin Nederland, Suriname, Indonesië en de Nederlandse Antillen zouden moeten participeren "terwijl zij ieder voor zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstand igheid en steunend op e igen kracht, doch met de wil elkander bij te Slaan, zullen behartigen". Het beraad in Rijksverband dat na de oorlog ook is gevo lgd heeft inderdaad geleid tot een "Statuut voor het Koninkrijk der Nederlande n", zonder Indones ië. Terwijl hel "Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden" op 15 december 1954 in een speciale zitting van de Staten Generaal plechtig werd afgekondigd, kwam op de Dam te Amsterdam een kleine groep in Nederl and studeren· de Surinamers bijeen om datzelfde Statuut op even plechtige wijze te verbranden. Kritiek Vanaf 1954 tot 1975 heeft in de Surinaamse politiek het Statuut aan heftige kritiek blootgestaan. De groep studen ten die van uit Nederland ageerden tegen het Statuut keerden na voltooiing van hun studi e naar Suriname terug (dat was in die tijd normaal) en sloten zich, in Nederland politiek bewust gemaakt, aan bij bestaande Surinaamse politieke partijen of zij richtten zelf poli tieke partijen op. Een van de teruggekeerden was de jurist mr. Edd ie Bruma, die zich behalve voor de politieke onafha nkelijkheid van Suriname ook beijverde voor elim inatie van de Nederlandse culturele invloed in Surina· me en opwaardering van' Surinaamse' cultu· rele normen en waarden. Zo streefde hij naar verheffing van het Sranang Tongo, de volk· staal van Suriname, tot officiële taal. Dit
streven naar cultureel nationalisme werd niet gedeeld door de andere bevolkingsgroepen die Suriname bevolken, zoals Hindoestanen, Javanen, Chinezen, etc. Deze groepen voelden zich juist door dat streven bedreigd, waardoor het cultureel nationalisme eerder verdeeldheid dan eenheid bracht. Daardoor omstond er voor de politieke zelfstandigheid niet een brede basis; integendeel, de bewe· ging voor politieke zelfstandigheid schrompelde ineen tot slechts een door een deel van de creools/negroïde bevolkingsgroep gedragen streven. Zo ontstond dus de situatie dat het deel van de Surinaamse bevolking dat zich los wenste te maken van Nederland tevens dat deel was dat het meest was 'verneder· landst ' : zowel door de in vloed van zending en missie als door later genoten opleiding en vorming in Nederland. Het deel van de Surinaamse bevolking dat daarentegen onder de Nederlandse paraplu (lees: het Koninkrijk der Nederlanden) wilde blij ven kwam juist door afkomst, religie en culturele beïnvloe· ding (namelijk Hindoestanen, Javanen en Chinezen) nauwelijks in aanraking met de Nederlandse cultuur, Hun geloofsrichting is het Hindoeïsme of Mohammedanisme, ter· wij l hel Nederland s voor hen slechts als schooltaal, niet als omgangstaal fungeert. Onafbankelijkheid Onafhankelijke waarnemers waren het er in hoge mate met elkaar over eens dat in 1975, het jaar dat Suri name inderdaad volledig onafhankel ij k werd van Nederland, de tegenstanders daarvan de voorstanders verre in aantal overtroffen. Wanneer over de onaf· hankelijkheid een referendum zou zijn gehouden, dan staat nu wel vast dan een
meerderheid van die bevolking die onafhankelijkheid zou hebben afgewezen. Het is dan ook door een zeer toevallige samenloop van poli tieke omstandigheden in zowel Suriname als in Nederland dat de Suri naamse onafhankelijkheid gerealiseerd kon worden. In Nederland was het kabinet-Den Uyl, een coalitieregering van PvdA en CDA, aan de macht. Een prominente minister in dat kabi net was drs. Jan Pronk, d ie ook toen de portefeuille van Ontwikkelingssamenwerking beheerde. Een meerderheid van de Surinaamse studenten en van de Surinaamse gemeenschap in Nederl and was toen aangesloten bij de PvdA. De kritiek van deze kleine groepering binnen de PvdA op het Statuut vond weerklank in de top van die partij en bij de PvdA-ministers in het kabinet. Die kritiek sloot ook aan bij de destijds heersende opvatti ng dat het dekolonisatieproces in een eindstadium waS beland en thans afgesloten moest worden. De herinneri ng aan het teleurstellend verloop van dit proces in het voormalig Nederlands Indië , dat de PvdA vuile hande n opleverde, vonnde een krachtige impu ls, vooral bij minister Pronk, om met betrekking tot Suriname en de Antillen een 'model-dekolonisatieproces' opgang te brengen.
"De Surinaamse onafhankelijkheid kan men niet zien als een van onderop komend, breed door de Surinaamse bevolking gedragen proces," In Suriname was de samenwerki ng tussen de twee grootste politieke partijen, de Nationale Partij Suriname NPS (waari n voornamelijk de Creolen zich hebben verenigd) en de Verenigde Hindoestaanse Partij VHP, die, tezamen met de Javaanse KTPI, het •Aziatisch deel' van de Surinaamse bevolking verenigt, verbroken. De beide politi eke le iders van de NPS en de VHP, te weten Johan Pengel (i nmidde ls overleden) en Jaggernat h Lachmon (nog steeds en nu al meer dan veertig jaar de leider van de VHP en thans voorzitter van het Surinaamse parlement) voerden een zogenaamde ' verbroederingspolitiek'. Doel van deze politiek was om, met behoud van eigen etnische identiteit, te streven naar een naar elkaar toe groeien van de verschillende Surinaamse bevolkingsgroepen lOt een Surinaamse natie. Ernstige raciale spanningen tu ssen Hindoestanen en Creolen (negers) in het buurland (Brits-) Guyana, die waren uitgemond in plunderingen en moorden, wi lden Pengel en Lachmon op deze wijze in Suriname voorkomen.
drie zetels in het 45 leden tellend parlement, maar toch werd Bruma mini ster in de regering-Arron. Zijn invloed bleek echter zo groot dat het hem ge lukte het voornaamste programmapunt van zijn partij, te weten het reali seren van de staatkundige onafhankelijkheid van Suriname, in het regeringsprogram opgenomen te krijgen. Er werd zelfs een uiterste datum genoemd waarop die onafhankelijkheid gerealiseerd moest worden: 25 november 1975. Het werd ook precies di e datum. Hectische en chaoti sche toestanden , in zowel het Nederlandse als in het Surinaamse parlement, gi ngen hieraan vooraf. Toen de wijziging van het Statuut, dat de onafhankelijkheid van Suriname moest in luiden, moest worden aangenomen, bleek ondanks intensieve politieke Seelen· massage van minister Pronk de regeringscoalitie een stem tekort te komen. Die ene stem kwam er doordat nota bene de kroonprins van de VHP op het all erlaatste moment overli ep naar de regeringscoalitie; een politieke desertie die krachtig werd 'bevorderd ' door het duo Den UylPronk. Toen hee ft uiteindelijk ook de VHP zich 'geschaard ' achter de onafh ankelijkheid. Oppositie en coalitie vielen elkaar om de hal s en deze dag wordt al s Brasede (Omhelzingsdag) omstreeks 25 november nog steeds door de Suri naamse gemeensc hap in Nederland gev ierd. Politieke omsta ndigheden Wie inzicht wil krijgen in de huidi ge betrekkingen tu ssen Nederland en Suriname is genoodzaakt kenni s te nemen van de wijze waarop Suriname onafhankelijk is geworden; vandaar deze lange inleiding. Een un ieke binnenlandse pol itieke constell atie in zowel Nederland als in Suriname, te weten het Rooms-rode kabinet-Den Uyl en de reus/dwerg-coalitie NPS/PNR in Suriname waren onmisbare ingrediënten voor de Surinaamse onafhankelijk:._;J. Suriname heeft het verlangen van Nederland om tot een 'modeldekoloni satie ' te komen uitgebuit
door flink wat ge ld te vragen voor de eigen, opgeëiste onafhankelijkheid. Nederland , dat van de kolonie afwilde, had daar ook we l wat geld voor over. Samen werden Nederland en Suri name het eens over ee n bedrag van 3,1 miljard Nederlandse guldens. Veel fiducie had de Surinaamse bevolking intussen niet in de toekomst van een onafhankelijke staat Suriname. en een massale vlucht van voorna.l. melijk de •Aziatische ' bevolkingsgroepen naar Nederland was van het voornemen tot onafhankelijkheid het gevolg. Toen die onafhankelijkheid werd gerealiseerd was ongeveer ecn derde van de Surinaamse bevolki ng al in Nederland. Vol gens een recente schat· ting woont door natuurlijke aanwas en de sluipende migratie die op de onanlallkc:lijkheid is gevolgd than s de helft van de Surinaamse bevolking in Nederland. De wij ze waarop Suriname onafhankelijk is geworden bepaalt dus in hoge mate de NederlandsSurinaamse betrekkingen. Het onafhankelijke Suriname is zozeer een maaksel, een produkt van Nederland dat beide landen tot elkaar veroordeeld lijken te zijn. O nt hechtin g of vervlec ht ing? Die Surinaamse onafhankelijkheid kan men namelijk niet zien als een van onderop komend , breed door de Surinaamse bevolking gedragen proces. Zo is te begrijpen dat terwijl aan de ene kant. vanuit een juridische optiek bezien, de beide landen ten gevo lge van de onafhankelijkheid van elkaar 'on tvlochten ' zijn geraakt (Suriname werd letterlijk uit hel Koninkrijksverband ' losgescheurd '). Suriname in twee andere opzichten juist steeds meer met Nederl and vcrvlochten is geraakt. Die twee andere opzich-
"Zal Venetiaan de steen zijn waarover Bouterse zal struikelen? Zijn vooruitzichten zijn somber."
VLNR: Des; Bouterse, presidem Chili A Sen, Shirley Chin A Sen, R. Horb en A.R. Haa kmat , vice premier. (Foto Haakmot)
Één stem De opvolger van Penge l, Henck Arron (de eerste premier van het onafhankelijke Su riname; ook de man die door twee militaire staatsgrepen de macht werd ontnomen) verbrak in 1973 de coalitie met de VHP en ging er een aan met de Partij Nationalistische Republiek (PNR) van de eerder genoemde mr. Eddie Bruma. Deze partij had slechts J ason Magazine nr. I. februari 1993
ti
belangrijke verdragen met Suriname, waaronder dat van ont wikkelingssamenwerking, op te schorten. Deze maatregel had tot gevolg dat de militaire top en de poli tieke top van de VHP (deze part ij vertegenwoordigt ook de handelselite van Suriname) al s gevolg van de aldus ontstane algemene schaarste zic h enonn kon verrijken, ten koste van de Surinaamse bevolking, die juist sterk verarmde.
VLNR: pres;de11f e h;n A Sen. A.R. Haakmat en Des; Bouterse. (Foto Haakmat)
len zijn : het fi nancieel·economi sche en het demografische. De Nederl andse onl wikkelingshul p. waarin de ·onafhankelij kheidspre· mie' va n 3, 1 miljard werd gegoten, is naasl de inkomsten uit de bauxiet wi nning voor het onafhan ke lijk geworden Suriname wezensnoodzake lijk geworden om het hoofd boven water te kunnen houden. Wat Nederl and mei de onafhanke lijkheid had beoogd. namelijk dat het geen bemoeienis mee r zou behoeven te hebben met Suriname. is in het geheel niet ui tgekomen. Nederl and raakte na de onaf· han kelijkheid jui st meer betrokken bij en met Suriname dan in de periode daarvoor! De eerste periode van de onafh ankelijkhe id - van 1975 tot 1980 - was dat echter nog niet zo direc t het geva l. Nederland liet Suriname loen alle rui mte de pas verworven onafhankelij kheid eige n vonn en inhoud te geve n. Ook waar Nederl and zich nog enke le bevoegdheden had . voorbehouden , (bijvoorbeeld medezeggenschap wat betreft de bestedi ng van de ontwikkelin gsge lden) werd angstva llig vcnnedcn die bevoegdheden te gebruiken, bang als men was om van ' neokoloni alisme ' beschuldi gd te worden. Het parool was du s een politiek van vo lstrekte afzijdi gheid als het de betrekkingen met Su riname betrof. Die afzijdigheid heeft er echter toe geleid dat Surin ame in di e periode ruim een derde van het ont wikkelingsgeld praktisch in het water heeft gegoo id. Hj ervan gi ng, om een bij voorbeeld te geven, 350 mil· joe n gulden naar een spoorweg die letterlijk uit het niets ont spri ngt en naar nergens leidt. Naast deze versp illing van ont wikkelings· geld, dat juist bedoeld was om de bas is van de Surinaamse economie te verstev ige n, zage n we ook een toe name van bestuurlijke verloedering en corrupti e; beide ti erden al welig in de periode di e direc t aan de onaf· hankclij kheid ( 1970- 1975) voorafging. Gezegd moct worden dat het politieke klj· maat in Suriname zich inderdaad dusdan ig had ont wikke ld dat Nederlandse bemoeieni s op we lk terrein dan ook ni et op prijs werd gesteld . Corrupte polit ic i laten nu eenmaal niet graag in hun kaarten zien en zich op de vingers ti kke n; intussen was de Surinaamse bevolking de dupe van deze on twikkeling.
12
JasotJ MagazitJe nr. I. februari 1993
Staatsgree p Toen op 25 februari 1980 een groepje sergeanten van het Surinaamse leger een staats· greep pleegde was het gejuich en de sympathie voor deze mil itairen en hun leider, Desi Bout.erse, dan ook groot. Die sympathie was zo groot dat Nederl and geen andere keus had dan zich bij het feit van de machtsovern ame neer te legge n. De ' poli tiek van afzijdigheid' werd wel vaarwe l gezegd; vanaf de machts· overn ame bleef het Nederl andse beleid met betrekking tol Suriname erop geric ht een, nu beter dan voorheen functi onerende. demo· cratie in Suriname tot stand te brengen, hetgeen impliceerde het geleidelijk aan terugdringen van de mili tairen naar de kazerne. Om di l doel te bereiken steunde Nederland bu rge rpolitici , zoals de eerste pre· sident , dr. J. Ferrie r. en di ens opvolger, de arts Henk Chin A Sen. Het probleem was echter dat deze politici wel de formele macht hadden. doch niet de fe ite lijke; met degenen di e wel de feitelijke macht hadden. de mil itairen (lees: Bouterse). wilde Nederland ec hter onder geen bedi ng contacten onderhou· den. Opvall end is dal vanaf de staatsgreep van 1980 tot aan de eerste vrije verkiezi ngen alle door Nederl and gesteunde bu rgerpoli tici het politieke veld hebbe n moeten ruimen, terwijl de man die teruggedrongen moest worden, Bouterse, niet alleen kans zag om zijn militaire positie te versterken, doch ook om vanuit zijn milita ire macht spositi e zowel een economi sche machtspositie op te bouwen (Bouterse is thans een van de rijkste mannen van Suriname) als zijn politieke posit ie te verste rken. Hij ric htte namelijk een politieke par· tij op. de NDP, die thans de grootste politieke partij is in het 54 leden tellend parlement. Opvallend is ook dat de economi sche en politieke 'opmars' van Bouterse begonnen is nadat zijn militaire macht spos itie in 1982 door massale demonstraties ernstig aan het wankelen was gebracht , en hij zich alleen kon staande houden door op 8 december 1982 zijn belangrijkste politieke tegenstan· ders uit de weg te ru imen door hen standrechtelijk te execu teren. Nederland heeft op deze daad gereageerd door een aantal zeer
O ntmoeting Het was onder deze omstandi gheden dat er in 1986 te Brasilia, de hoofdstad van Brazilië, een ontmoeting plaatsvond tussen de toen· malige Nederlandse min ister van Buiten· land se zaken, Hans van den Broek, en Desi Bouterse. die het inm iddels had gebracht tot legerleider en regeringsleider. Deze ontmoe· ting was opmerkelijk. omdat zij indruiste tegen het Nederlandse beleid dat contacten tusse n Nederlandse bewindslieden en gezagsdrage rs, op we lk ni veau dan ook, met de Surinaamse mil itairen verbood. Vennoedelij k poogde Van den Broek een doorbraak in de vastgelopen Nederl ands·Surinaamse betrekkingen te forceren, waarbij Nederland onder bepaalde voorwaarden bereid zou zijn de betrekkingen met het ' militaire ' regime te nonnaliseren. nu de ' isolatiepolitiek' geen resultaten had opgeleverd en de stopzetting van de ont wikke lingshulp had geleid tot een verslechteri ng van de situatie voor de Suri· naamse bevolking.
"Nederland pleegt zich doorgaans neer te leggen bij de uitkomst van democratische processen; maar ik vrees dat deze regel niet zal opgaan als een democratisch gekozen Bouterse aan de macht komt." Kort na deze ontmoeting tussen Van den Broek en Bouterse vond er in Oost-Suri-
name een vanu it Nederland georganiseerde opstand tegen het militaire regime van 8 0uterse plaats. Voor de tweede maal in tien jaar werd dat regime aan hel wankelen gebracht. Ditmaal kwam er van Bouterse naast een militair ook een politiek antwoord: hij kon· digde algemene. vrije en geheime verkiezin· gen aan die op 25 novembe r 1987 werden gehouden. Deze verkiezingen verliepen desastreus voor de legerbevelhebber: zijn NDP behaalde slechts éé n zetel. De burgerregeri ng die daarn a aantrad was weer een coalitie van de NPS en de VHP (aangevuld met de KTPI ) en, voor de tweede maal in zijn politieke carri ère, werd Arron weer premier van Suriname. De oude fonnule werd nog consequenter door Nederland toegepast: steun werd verleend aan de burgerregering van de oude politieke partijen NPS, VHP en KTPI en geen contacten werden onderhouden met de militai re machthebbers, wier machtspositie werd vastgelegd in de nieuwe
grondwet. Deze burgerregering faalde echter jammerlijk doordat zij geen duidelijke maatregelen gericht op het terugdringen van de politieke macht van het leger nam; dat juist had de bevolking en ook Nederland verwacht. De regering-Arron verzandde ook in bestuursonmacht. en de corruptie, die ook de aanleiding was geweest voor de eerste staatsgreep, tierde weer welig. Dit alles leidde tot een tweede staatsgreep van het leger, die bekend staat als de Kerstcoup van 1990. Raamverdrag Na enige maanden van opnieuw militair bewind volgden er weer vrije verkiezingen. De regeringscombinatie VHPjNPS/KTPI leed toen een zware nederlaag, maar kon haar meerderheid in het parlement behouden. De NDP van Bouterse boekte echter een in de Surinaamse geschiedenis niet eerder vertoonde verkiezingsoverwinning. Die partij ging van I naar 12 zetels en daarmee werd het de grootste politieke partij van Suriname. Ook na deze tweede vrije verkiezingen en het verlies voor de traditionele partijen, is het Nederlandse beleid jegens Suriname gebleven: 'steun aan de burgerregering en het terugdringen van het leger naar de kazerne'. Die steun betreft vooral de nieuwe pres ident , drs. R. Venetiaan, in wie Nederland weer een burgerpoliticus heeft gevonden in wie het groot vertrouwen stelt. De indertijd opgeschorte verdragen zijn vorig jaar weer hersteld en opgenomen in een omvattend Raamverdrag dat de grondslag vormt voor de Nederlands-Surinaamse betrekkingen voor de jaren negentig. Nederland heeft nu de consequentie getrokken uit het feit dat het een zeer wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de onafhankelijkheid van Suriname en dat het zich aan medeverantwoordelijkheid voor het wel-en-wee van het land. dat daaruit voortvloeit, niet kan onttrekken. In het Raamverdrag heet het dan ook (an.2 lid I) dat " Dit Raamverdrag tot doel (heeft) een kader te scheppen voor een nauwere samenwerking tu ssen beide Staten op een veelheid van terreinen in onderlinge samenhang". Die samenwerking zal volgens het tweede lid van dit artikel "zich in het bijzonder richten op: de instandhouding en versterking van de democratie en de rechtsstaat; de structurele versterking van het overheidsapparaat; en de bevordering van economi sche ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid". Regering versus leger Het is duidelijk dat Nederland heeft geleerd
van de ervaringen in de perioden 1970-1975, 1975- 1980 en van 1987 tot aan de Kerstcoup. In deze perioden waren gekoze n burgerregeringen aan het bewind in Suriname, maar juist deze perioden kenmerken zich door wanbeleid, corrupti e, verloedering van de economi e en ve rspilling van ontwikkelingsgelden. Deze (wan-) toestanden bleken een militaire interventie in het politieke proces te begunstigen, waarna een teru gval plaatsvond op het gebied van democratie en mensenrechten. Daarom verlangt Nederland nu van de huidige Surinaamse regering dat zij éérst het overheidsapparaat en de economie via een structureel aanpassi ngsprogramma saneert; dan pas kan de ontw ikkelingsh ulp weer daadwerkelijk in voll e omvang worden hervat. Het begrotingstekort van zestig procent moet worden teruggedrongen en het overheidsapparaat, dat door politieke benoemingen nu ongeveer zestig procent van de beroepsbevolking heeft opgeslokt, moet worden gesaneerd , inclusief het leger. Meer dan welke regering na 1980 ook heeft de regering-Venetiaan de machtspositie van het leger teruggedrongen. Dit resulteerde in spanningen met legerleider Bouterse, die uiteindelijk verkoos geheel uit het leger te stappen. Hij is nu fulltime politicus en heeft zich als voorzitter aan het hoofd gesteld van de ND P. Bouterse is nu de belangrijkste politieke opponent van de regering- Venetiaan. Op dit moment geeft de regering Venetiaan een voorzichtige aanzet tot de invoering van hel structureel aanpassingsprogramm a. Dit proces gaat gepaard met stijgende prijzen en een toename van de sociale onrust in het land. Ook Venetiaan profileert zic h steeds meer politiek. Binnenkort is zijn benoeming tot voorzitter van de NPS te verwachten; hij volgt dan Arron op, die zich uil de politiek terugtrekt. Zal Venetiaan , in tegen stelling tot zijn voorgangers Ferrier en Chin A Sen, hel met die Nederlandse steun wel redden? Zal hij de steen zij n waarover Bouterse za l strui kelen? Zijn vooruitzichten zijn somber. Een opiniepeiling onder de Surinaamse bevolking die vorige maand werd gehouden bracht aan het licht dat Bouterse èn Venetiaan th ans de populairste politici van Suriname zijn; zij behaalden beiden een score van 2 1 procent. Die score behaalde Bouterse ondanks het feit dat hij zich fel verzette tege n de herdenking van de 8 december-moorden, die eindel ijk na tien jaren, met toestemming van president Venetiaan, in Suriname mocht worden gehouden. Verdere uitvoering van het s truc ~
tureel aanpassingsprogramma kan niet anders dan tot gevolg hebben dat de zittende regering bij de Surinaamse bevolking. die nooit ge lee rd heeft offers te brengen, aan populariteit za l inboeten; de ex- legerbeve lhebber za l daarentegen dienovereenkomst ig aan populariteit winnen. Als de eerstvolgende verkiezingen (die volgens ve len mogelijk nog dit jaar zullen plaatsvinden, wegens spanningen binnen de huidige regeringscoalitie) de NDP van Bouterse aan de macht zu llen brengen, wat zullen dan de gevolgen zijn voor de Nederlands-S urinaam se betrekkingen? Het is namelijk zeer duidelijk dat de Nederlandse aversie tegen Bouterse. die breed is en diep gaat , minder te maken hee ft met 's mans staatsgrepen en het feit dat hij militair (geweest) is dan met zijn scherpe aanvallen op Nederland en het - Nederlandse - vermoeden van zijn betrokkenheid bij de internationale cocaïnehandel. De emotionele lading die schuil gaat achter deze aversie mag men intussen ook niet onderschatten. Is het wat andere landen betreft zo dal Nederland zich pleegt neer te leggen bij de uitkomst van democratische processen. voor wat Suriname betTeft vrees ik dat deze rege l niet zal opgaan als een democrati sc h gekozen Bouterse aan de macht komt. Opnieuw weer zien we dus hoe de binnenlandse politieke constellatie in Suriname de Nederlands-Surinaamse betrekkingen zal gaan bepalen: name lijk de politieke krachtmeting tussen Bouterse en Venetiaan. die nu reeds wordt uitgevochten. Wint de eerste. dan is het voor Nederland wat Su riname betreft en voor Suriname wat be treft Nederland: ei nde verhaal. Wint daarentegen Venetiaan de krachtmeting, dan zal Suriname sterker de invloed van Nederland ervaren, sterker dan ooit tevoren si nds 1954. Voor de tweede maal binnen een halve eeuw zijn de Nederlands-Surinaamse betrekk ingen op een krui spunt beland . •
André Haakmat he/andde ill de Surinaamse politiek toell l-lel/k Chin A Sen een heroep op hem deed om Ila de staatsgreep \'all Desi Bouterse in /980 samell orde op :akell te stel/en ill Suriname. Na een periode rege· ringsadviseur te :ijn geweest werd I-Iaakmat in /98/ vice-premier. minister I'an Buiten· landse Zaken. minister \'an Justitie ell minisler \'011 Leger en Politie. Thans is hij advocaat Ie Amsterdam.
NU Ja soll Magazine nr. I. februari 1993
13
· Dekolonisatie
Hong Kong: van Britse kroonkolonie tot volksrepublikeinse special administrative region Op 1 juli 1997 zal de soevereiniteit over de Britse kroonkolonie Hong Kong aan de Volksrepubliek China (VRC) worden overgedragen. Hiermee verliest Engeland een van zijn laatste, en economisch meest ontwikkelde, overzeese gebiedsdelen. Bovendien betekent deze overdracht de eerste concrete stap in een proces, waarbij de VRC delen van haar grondgebied, die zich onder 'vreemde overheersing' bevinden, weer onder haar gezag tracht te brengen; zo zal Macao, dat momenteel nog onder Portugees bestuur staat, in december 1999 worden overgedragen. Het voorspoedige verloop van de terugkeer van deze twee gebieden onder het centrale gezag van Peking zal op zijn beurt de op het eiland Taiwan gevestigde Republiek China (ROC) er toe moeten verleiden om haar streven naar zelfbestuur, of zelfs onafhankelijkheid, op te geven en te besluiten tot aansluiting bij de VRC over te gaan. door Stefan R. Landsberger Wordingsgeschiedenis Hong Kong is bij uitstek het pro· dukt van hel Westerse kapitalisme en imperialisme. In de negentiende eeuw zochten de geïndustrialiseerde Westerse landen naar afzetmarkten voor de stroom van produkten die zij produceerden. Net als in het huidige tijdsgewricht bestonden er grote verwachtingen tcn aanzien van het gigantische commerciële potentieel, dat de Chinese markt vormde. Die markt was echter net zo moeilijk toegankelijk als heden ten dage; de Chinese keizerlijke overheid hield de Westerse handelaren uiterst kort, en liet ze slechts gedurende een half jaar op Chinees grondgebied toe, en wel in de zuidelijke havenstad Canton (Guangzhou). Het verwerven van een vaste basis in de nabijheid van Canton, van waaruit het gehele jaar handel kon worden gedreven, was dan ook een zaak die hoog op de Westerse agenda stond. Onder aanvoering van Engeland en 14
Jason Magazine nr. 1, februari 1993
Frankrijk werd in 1841 een gewapend conflict met China uitgelokt om economische concessies af te dwingen. Nadat China dit incident, dat de geschiedenis is ingegaan als de Eerste Opiumoorlog, smadelijk had verloren, werd Peking verp licht oorlogsschade te betalen. Een onderdeel hiervan vormde Hong Kong Island (Victoria Island), dat tot in den eeuwigheid aan Engeland werd afgestaan. Op deze wijze kregen de Westerse handelsnaties de beschikking over een perfecte natuurlijke haven, en bovendien konden personen en goederen hier het hele jaar door onderdak vinden. Enge land en Frankrijk waren echter niet tevreden. Een tweede incident, de Tweede Opiumoorlog, werd in de jaren 1856-1858 uitgelokt, waarbij China ten tweede male een nederlaag moest incasseren. Opnieuw werden herstelbetalingen geëist, en weer moest China tot in den eeuwigheid een deel van zij n grondgebied aan Engeland afstaan. Nu was
het Kowloon, de 'vinger' die vanaf het Chinese vasteland naar Hong Kong Island 'wijst. ' AI gauw bleken Hong Kong Island en Kowloon voor voedsel- en watervoorziening volledig afhankelijk te zijn van het Chinese achterland. Om te proberen die afhankelijkheid wat te beperken, sloten Engeland en China in 1898 een lease-overeenkomst voor de zogenaamde 'New Territories,' het voornamelijk agrarische gebied tu ssen Kowloon en de Shenzhen Rivier, die 99 jaar van kracht zou blijven. Hiermee kreeg de kroonkolonie Hong Kong de vorm die wij kennen. Joint deelaration Aan hel begin van de jaren '80 realiseerde de Engelse regering zich dat op korte termijn onderhandelingen met de VRC moesten worden aangeknoopt om het voortbestaan van Hong Kong te garanderen, ook nadat de lease over de New Territories in 1997 zou
zijn verstreken. Met dat doel voor ogen ging de voonnalige Engelse premier Margaret Thatcher dan ook naar Peking. Na haar terugkeer bleek zij echter in principe te hebben ingestemd met de teruggave van Hong Kong.
Chinese leider Deng Xiaoping bedachte ideologische trouvaille die het naast elkaar voortbestaan van communisme (in de VRC) en kapitalisme (in Hong Kong) rechtvaardigde.
"De plotselinge Engelse inzet
Tijdens de onderhandelingen over de Basic Law, de mini -grondwet die na 1997 in Hong Kong van kracht zal zijn, en waaraan China en Hong Kong na het sluiten van de Joint Dec/aratioll deelnamen, kwamen de problemen al snel aan het licht: alle punten die nog niet aan de orde waren gesteld in de Joi1l1 Dec/aratioll bleken voor China niet bespreekbaar. Engeland, dat niet deelnam aan de onderhandelingen, bleef aandringen op het opnemen van bepalingen die een grotere democratische participatie van de Hongkongse bevolking mogelijk zouden maken. Die zouden het vertrouwen in een toekomst onder Chinees gezag moeten herstellen, dat vooral ernstig geschaad was door de gebeurtenissen in Peking in juni 1989. De vraag in welke mate Hong Kong gedemocratiseerd zou moeten worden werd vooral ee n heet hangijzer tussen de VRC en Engeland. Het conflict sp itste zich toe op het percentage van direkt door de Hongkongse bevolking gekozen vertegenwoordigers in de wetgevende raad. Het Britse plan ging oorspronkelijk uil van 15% direkt gekozen vertegenwoordigers in 1991 , oplopend tot 100% in 2003. De Chinese onderhandelaars wilden niet verder gaan dan de direkte verkiezing van 30% van de leden na 1997. Eénderde van de leden zou dan worden gekozen door beroepsgroepen, en éénderde zou worden aangewezen door een door de Vo lksrepubli ek aangesteld kiescollege. De reacties van de Hongkongse bevolking op het ontwerp van de Basic Law
voor het democratische gehalte van Hong Kong na 1997 bevreemdt velen." De in t 984 tussen Engeland en China gesloten Joint Dec/aration stipuleerde de randvoorwaarden van de teruggave. De overeenkomst stelde onder andere dat Hong Kong als Special Administrative Region (SAR) zou gaan functioneren binnen de VRC. Voorts zou Hong Kong een hoge mate van autonomie behouden, in het bijzonder op economisch gebied, en slechts met minim ale bestuurlijke interferentie van Peking te kampen zou hebben, met uitzonderin g van de terreinen van de buitenlandse betrekkingen en de defensie. Vooral de afspraak, dat het economische (kapitalistische) systeem nog minstens 50 jaar in stand zou worden gehouden, moest als een geruststelling gelden voor de aanzienlijke buitenlandse en Chinese economische belangen, die er toe hadden bijgedragen dat Hong Kong inmiddels was uitgegroeid tot het financieel-economische centrum in de Asia-Pacific Regio. Een en ander werd mogelijk gemaakt door het principe van 'één land, twee systemen,' een door de Cartoon uit /989 ten tijde van de Chinese studentenopstand in Peking.
r-•
Basic law
waren niet echt positief te noemen. Desalniettemin werd de Basic Law in de lente van 1990 ter goedkeuring voorgelegd aan het Nationale Volkscongres (NVC), het Volksrepublikeinse parlement, waarmee het document rechtskracht kreeg. Dat het ontwerp van de Basic Law een hamerstuk zou zijn bleek al uit de woorden van Deng Xiaoping toen het stuk begin februari van dat jaar aan het NVC werd aangeboden. Deng noemde het een "meesterwerkje van creativiteit", en "een hi storische gebeurtenis, niet alleen voor het heden en voor China, maar voor de gehele mensheid".
Democratisering De plotselinge Engelse inzet voor het democratische gehalte van Hong Kong na 1997 bevreemdt velen. Het koloniale gezag heeft zich immers zo'n 150 jaar lang nauwelijks iets aan de participatie van de bevolking gelegen laten liggen. Na de verwerving van Victoria Island trachtte de Engelse overheid een soort ' tweesporen ' beleid op te zetten. Westerse ingezetenen zouden volgens dit model onder Engels bestuur vallen, terwijl de Chinese bevolking in Hong Kong door Chinese magistraten zou worden bestuurd. In 1865 werden de pogingen om dit systeem invoer te laten vinden opgeschort; vanuit de Chinese bevolking werden geen kandidaten naar voren geschoven voor de bestuursfuncties. Na de invoering van een 'anti-discriminatie' regel in datzelfde jaar kreeg het koloniale bestuur de vorm die het lOt medio 1992 behield: met het ' Iaissez-faire' principe als richtsnoer werd Hong Kong tot een marktplaats waar iedereen vrij was te komen of te gaan, terwijl de overheid uitsluitend als onpartijdige arbiter fungeerde . Die overheid bestond uit een door London aangestelde goeverneur, een niet-gekozen ' ministerraad' (Executive Council, of ExCo) die hem terzijde staat , en een indirect gekozen, uit vertegenwoordigers van beroepsgroepen samengesteld 'parlement' (Legislative Council, of LegCo). Dat paste het Chinese bevolkingsdeel uitstekend. Van huis uit belnvloed door hel Confucianistische denken in hierarchische regels en verbanden, en doordrongen van de traditionele ambivalente houding ten opzichte van bestuurders, wilden zij vooral met rust gelaten worden en hun dromen najagen van rijkdom verwerven en aanzien verkrijgen. Voor hen bestond Hong Kong niet al s een staat; gevoelens van nationale eenheid ontbraken volledig.
"Iedereen is het er over eens dat een uitbreiding van de capaciteit van het vliegveld Kai Tak en van de K wai Chung containerhaven meer dan noodzakelijk is." De demonstraties in Peking in 1989 lieten voor het eerst een omslag zien. De Hongkongers, die vanaf mei 1989 in grote getale blijk hadden gegeven van steun voor Jason Magazine nr. I, februari 1993
15
de demon strerende studenten. leken zich voor het eerst te reali seren wal hen vanaf 1997 te wachten stond; er ontstond ee n gevoel van nationale eenheid. een . wij' gevoel, wal een unicum was voor de kroonkolonie. Onder inv loed hiervan, en aangemoedigd door het vooru itzicht op direkte verk iezingen, hebben leden van de Legislative Council en zakenlieden politieke partijen gevonnd. De groeperingen va llen ruwweg in drie stromingen uiteen. De eerste stroming staat een snellere ontwikkeling van democratische veranderingen voor; het meest bekend zijn de Uniled Democrars of Hong KOllg (UD HK), geleid door de advocaat Martin Lee en het sc hoolhoofd Szeto Wah, beiden door Peking als 's ubversieve opruiers' beschouwd vanwege hun ro l bij de so li dariteitsdemonstraties die na 4 juni 1989 plaatsvonden. De tweede stroming bepleit een strikte navolging van de Basic Law, en de derde stroming verzet zich tege n ee n vermenging van het Hongkongse zakengebe uren met hel spe len van politieke spelletjes. Daarnaast bestaan er ook door de Volksrepubliek geste unde politieke groeperi ngen. De zege van de UDHK bij de verkiezingen in 199 1, met 12 van de 18 beschikbare zetels, was opmerkelijk; van de overblijvende zes zetels gingen er bovendien nog eens vier naar progressieve onafhankelijke kandidaten. Ronduit teleurstellend was het geringe aantal stemmen dat werd uitgebracht op de drie kandidaten, die door Pek ing werden gesteu nd. Hun verlies kwam des te harder aan omdat Chin a al geru ime tijd op niet mj s te verstane wij ze kenbaar had gemaakt dat een stem op hen een stem op de toekomst
Logo H Ollg KOllg
Convergentie Ook vanuit ee n ander gezic htspunt kan de Engelse preoccupatie met de Hongkongse democratie bevreemding opwekken. Vanaf het sluiten van de Joint Dec/aration stond het koloniale beleid immers in hel teken van de 'convergentie ' : het streven naar de situat ie waarbij de laatste dag onder Engels bestuur niet wezenlijk zou verschillen van de eerste dag onder Chinees bestuur. De goeverneurs die Hong Kong in de jaren '80 bestuurden, stuk voor st uk eminente si nologen van het Engelse Mini sterie van Buitenlandse Zake n, leken vooral hun best te doen om de Chinese machthebbers niet tegen het hoofd te stoten. Deze handelsw ijze werd met name door de grote zakenli eden in Hong Kong, al dan niet van Chinese komaf, van harte toege-
16
Jason Magazine nr. I, februari 1993
r
China
Shenzbtn Airport
I
Shenzhen Sptcial Economie Zont r'\..."
I
'----./1. . . ""\../
ril
J'\---...
o
New Hong
KO~ ,g fj' 0
Airporl
~.-J-\-'''r--Kni
Tak
'\l
Maeau Q - Maeau Airport ~
Q C?
0
o.
o
ft
P-
c)
0
Q
o
12
24
36 km
Regionale vliegveld lokaties
juicht; het was vaak opmerkelijk hoezeer het verl angen naar ' orde en regelmaat ' van deze 'superkapitalisten ' overeenkwamen met de wensen van de ' communisten ' in Peking. Anderen zagen in de Engelse opstelling juist een lafhartige poging om het gezichtsve rlies aan beide zijden zoveel moge lijk te beperken , waarbij de belangen van de Chinese bevolkingsgroep werden opgeofferd . Aan deze situatie leek midden 1992 een e inde te komen. Toen trad de Engelse politicus Christopher Patten, voonnali g voorzitter van de COflservative Party, al s mogelijk laatste goeverneur aan. Alle denkbare politieke groeperingen en economi sche samenwerkingsverbanden in Hong Kong spraken hun vertrouwen in hem uit. Zo is de UDHK er van overtui gd dat een po liti cus, en zeker een die nauwe banden heeft met premier John Major, beter in staat zal zij n de Hongkongse belangen te behartigen in de ri chting van China. Bovendien stellen zij dat Patten, al s politicus, meer gehoor zal geven aan hun democrati seringsverlan gens dan zijn voorganger. Uitlatingen uil London, dat de verde re democrati sering van het gebied een belangrijke beleidselement zal blijven, sterken hen nog in deze hoop. Een andere groep, bestaande uit meer conservatief ingestelde, dikwij ls Ch inese, zakenlieden , is er daarentegen van overt ui gd dat Patten, j ui st omdat hij politicus is, nauwelijks in staat zal zijn het beleid ten opzichte van Peking te wij zigen. Het ontbreken van diplomatieke ervaring zou hem des te ont vankelijk maken voor de bekende Chinese polities of hospitality, terw ijl zijn nauwe banden met John Major ook al s een rem zouden fungeren op eventuele wilde pl annen. Daarom zou hij ook alleen maar in staat zijn om op marginale, en verder onbe langrijke , punten wijziginge n aan te brengen. Waarschuwingen uit Peking, dat de in 1984 tu ssen Engeland en China overeengekomen Joint Declararion ' in steen is gebe iteld,' en daarom zo goed als onaantastbaar, sterken hen in deze veronderstelling.
All en zijn het er echter over eens dat de aanste lling van een polit icus in de functie van gouverneur een goede bes lissing is geweest voor Hon g Kong. Zelfs het overgrote deel van de bevoLking is over Patten te spreken . Volgens een opinieonderzoek, dat kort na zij n aantreden werd gedaan , sprak maar liefst 72% van de Hongkongers zich positief over hem uit. Goeverneur Patten Patten heeft bijna vanaf de eerste dag na zijn aantreden in juli 1992 laten zien dat hij ook werkelijk gecommitteerd is aan een nieuwe aanpak. Zo vond hij het niet meer dan normaal om de grieven aan te horen van een groep Volksrepublike inse, in Hong Kong we rkende Chinezen, die bij zijn ambtswoning demonstreerden voor hereniging met hun in China verblij vende fami lie leden. Een dergelijke handelswijze, inclusief het in ontvangst nemen van een petitie, zou ondenkbaar zijn geweest onder zijn voorganger.
"Anderen zagen in de Engelse opstellingjuist een lafhartige poging om het gezichtsverlies aan beide zijden zoveel mogelijk te beperken, waarbij de belangen van de Chinese bevolkingsgroep werden opgeofferd_ " In zijn eerste officiĂŤle toespraak tot de LegCo in oktober 1992, waarin hij zijn beleid voor de toekomst uiteenzette, toonde Patten zich, zoals te verwachten viel , een voorstander van de verdere economi sche ontwikkeling van Hong Kong. Hij wierp
echter de knuppel in het hoe nderhok toen hij aangaf op welke wij ze hij meende dat de democratise ring van Hong Kong gestalte moest krijgen . Terwijl hij exp liciet vasthield aan de Engels-Chinese overee nkomst dat bij de verkiezingen voor de LegCo in 1995 slechts twintig leden (van de zestig) direkt gekozen zullen worden , stelde hij voor de
verkiezing van de overige leden volgens een andere methode te laten plaatsv inden.
Volgens de Basic Law moeten van de overige LegCo leden er denig door de zogenaamde ' beroepsgroepen ' (werkgevers, werknemers, de zakenwereld en belangengroepen) worden gekozen, waar de invloed van Peking groot sc hijnt te zijn. en de overgebleven ti en door de goeverneur zelf wor-
den aangewezen. Patten stelde echter voor de meerderheid van de Hongkongse bevolking, die niet is ' aangesloten' bij zo'n beroepsgroep, negen leden Ie laten kiezen. De overige tien leden zouden vervo lgens niet door de goeverneur, maar door een kiescollege van ambtenaren gekozen moeten worden, die op hun beun door de bevo lking in dat lichaam zijn verkozen. Zoals te verwachten was de Chinese reactie op dit voorstel buitengewoon aangebrand. Patten werd het doelwit van een poging lot 'charaeter assassillation', die in een Amerikaanse presidentscampagne niet zou hebben mi sstaan: hij was "een gemankeerde politicus", die zich "hulde in de kIeren van de God van de Democratie," hij zette zich niet in voor de belangen van de bevolking en had een schaduw geworpen op de Chinees- Britse betrekkingen, en, bovenal, zijn voorstel was in strijd met de ' in stee n gebeitelde' Basic Low. Pogingen van Patten om van Peking in meer concrete tennen te vernemen waar de Ch inese bezwaren dan precies lage n, liepen begrijpelijkerwijs op niets ui t: behoudens in algemene tennen gestelde kritiek , en het dreigement dat een volgens de methode Patten samengestelde LegCo door Peking na de macht soverdracht direkt zou worden ontbonden, klonk er slechts een ijzige stilte. P.A.D.S AI in een eerder stadium heeft de Engelse overheid getrac ht het Hongkongse vertrouwen in de toekomst te herste ll en. Dit zou moeten gebeuren door de aanleg van een ambitieu s project, de POrl and Airporl Deve/opm ent Strategy (PADS). dat de economische infrastruktuur zou verbeteren. De plannen worden nu eens be titeld als een blijk van het vertrouwen dal de overheid heeft in de toekomst van de kroonkolonie, dan weer als een duur Enge ls afscheidscadeau , dat in waarde 'de bruidsschat van Cleopatra zou doen verbl eken.• Iedereen is het er over eens dat een uitbreiding van de capaciteit van het vliegveld Kai Tak en van de Kwai Chung contai nerhaven meer dan noodzakelijk is. Kai Tak is de op een na drukste vlieghaven in Azië , en het verschepingsniveau van Kwai Chung maakte de haven vorig jaar tot de drukste containerfaciliteit ter wereld. In toenemende mate worden er echter vraagtekens gezet bij de haalbaarheid en de betaaibaarheid van de pl annen. waaraan een (geschat ) prijskaartje hangt van 16,3 miljard dollar.
Hong Kong in /990 Ten aanz ien van het nieuwe vliegveld, dat gepland is bij Chek Lap Kok, bijvoorbeeld. vragen deskundigen zich af of het wel lonend is om over te gaan tot de uitgebreide landwinningswerkzaamheden, die de aan leg van de twee landingsbanen met zich mee brengen. Deze zouden leiden tot hoge gebruikerskosten, die het aantrekkelijker zouden maken voor luchtvaanmaatschappijen om uit te wijken naar Macao. dat al en ige tijd bezig is om een internationaal vliegveld te bouwen, of naar Shenzhen of Zhuhai , twee Speciale Economische Zones in de Provincie Guangdong, waar de bouw van een tweetal vliegvelden bijna is voltooid. Vooral Shenzhen zou een aantrekkelijke springplank zijn voor vluchten die verder China in gaan. De reistijd van bijvoorbeeld Macao naar het centrum van Hong Kong, zo' n 30 à 40 minuten per hydra/oil, zou bove ndien net zo lang zijn als vanaf Chek Lap Kok. De bouw van deze concurrerende vliegvelden heeft er voor gezorgd dat heel wat potentiële investeerders zijn afgeschrikt , waardoor de financiering van het geheel nog aan een zijden draadje hangt. Investeringen worden ook niet ec ht bevorderd door de houding van China, die de PADS-plannen met gemengde gevoelens beschouwt en nog steeds een ex pliciete goedkeuri ng er aan heeft onthouden. Aan de ene kant ziet men er vooral een Enge lse poging in om de enonne financiële rese rves van Hong Kong vóór 1997 te besteden. Men is bevreesd is met een groot deel van de kosten te worden opgezadeld. Aan de ande re kant is PADS steeds meer al s ee n zwaard van Damocles gaan fungeren. De realisering van de plannen is ook in de ogen van Peking essentieel voor de economi sche levensvatbaarheid van het gebied dat zo' n 30% van de Chinese export herexporteert. Maar men is er in Peking van overtui gd dat men onwelgevalli ge ontwikkelingen op bij voorbeeld po lit iek gebied kan tegengaan door de Chinese goedkeuring afh ankelijk te maken van de Engelse bere idwilligheid om de overeenkomsten ten aanzien van de toekoms t naar de letter te interpreteren.
Slotopmerkingen Hel valt moei lijk om conclu sies te trekken over de toekomst van Hong Kong. Di e wordt immers bes loten in Peking, en is inzet van de niet aflatende fac tiestrijd tussen hervonners en conservatieven binnen de Chinese Communi sti sche Partij. De Chinese houdin g ten aanzien van PADS roept echter de nodige vragen op over de toezeggi nge n die Peking in het verleden heeft gedaan, temeer daar China nu één van de grootste investee rders in Hong Kong is geworden. De Hongkongse beslissing om tot de aan leg van de diverse onderdelen van PADS over te gaan. bijvoorbee ld, is een puur econom ische. Volgens de Joint Declaration zal Hong Kong bij uitstek op dat terrein een hoge mate van autonomie genieten. Al s dat al vóór 1997 problemen opleven, hoe moet dat dan nà de machtsoverdracht? •
Ste/an R. Landsberger, sinoloog, is werkzaam op het Sinologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Leiden en betrokken hij het hypermedia project CHINAV/S/ON.
Jason Magazine nr. I, februari 1993
17
Gecompliceerd
Groot-Brittannië en Palestina: een vergeten geschiedenis Onder druk van de zionisten werd eind 1917 de Balfour-verklaring uitgeroepen, waarbij de Joden een nationaal tehuis toegewezen kregen in Palestina. In dezelfde periode kreeg Groot-Brittannië van de Volkenbond het mandaat over Palestina, met de taak de Palestijnen geleidelijk voor te bereiden op zelfbeschikking. Zowel het recht op zelfbeschikking van de Palestijnen, als een Joods tehuis hebben de Engelsen niet kunnen verwezenlijken. Uit die mandaatperiode is eigenlijk niets dan ellende voortgekomen, men kan dan ook met recht zeggen dat het één grote mislukking is geweest. Interview met J. Brugman en D. Leurdijk Hoe heeft Grool-Brittannië het
mandaalschap over Palestina verworven ? Brugman: "De Engelsen hebben gedurende de Eerste Wereldoorlog drie dingen gedaan om invloed in hel Midden-Oosten te verwerven. Ten eerste beloofden ze de Arabieren, dat zij na de oorlog tegen de Turken een onafhanke lijke staal zouden krijgen ten westen van een lijn die van Damascus naar hel noorden loopt. (De Turken vochte n tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de zijde van de centrale mogendheden.) Ten tweede sloten ze samen mei Frankrijk en Rusland een geheime overeenkomst -de zogenaamde Sykes-Picot overeenkomst-. Die overeenkomst was totaal in strijd met de be lofte die de Engelsen aan de Turken hadden gedaan. Frankrijk zou Libanon en Syrië krijgen. Groot-Brittannië zou Palestina verwerven; wat overbleef was voor de Russen. De buit werd dus onderling verdeeld voor als de Turken verslagen waren. De Arabieren zijn toen niet in opstand gekomen, omdat ze daar de mogelijkheid niet toe hadden. Het zijn de Bolsjewieken geweest die na de Russische Revolutie in 19 17 de SykesPicot overeenkomst bekend hebben gemaakt. Ten derde, hebben de Engelsen de BaJfour verklaring uitgeroepen. waarbij een stuk van Palestina aan de Joden zou worden gegeven. Na de oorlog wisten de Engelsen de Volkenbond over te halen het zogenaamde
18
Jason Magazine nr. I, februari 1993
mandaatsysleem in te stellen, wat eigenlij k een nieuwe vorm van ko lonsatie was. Men noemde het geen koloniën, maar dit betekende even goed politieke overheersing. zogenaamd om de landen rijp te maken voor onafhankelijkheid.
De zionisten slaagden erin om de Balfour-verklaring in het mandaat van Palestina op te laten nemen. Het mandaat betekende dus niet alleen hel voorbereiden van onatltankelijkheid voor de Palestijnen , maar ook nog de vestiging van een 'Jewish home · ... Tijdens het mandaatschap heeft Groot-Brittannië zich nogal 'pro-arabisch' opgesteld. De joodse immigratiebeperkingen, de maatregelen ter beperking van landaankopen door Joden en de benoeming \'an AbdaJ/ah als koning van het emiraat Trans-Jordanië, zijn daar een paar voorbeelden van. Kunt u deze 'pro-arabische' houding verklaren ? Brugman: "Engelse politiek is vaak een po litiek d ie niet van te voren wordt vastgeste ld. Ze zaten met het mandaat. dat behalve zelfbeschikking voor de Palestijnen, de vestiging van een joods tehuis betekende. De Arabieren zagen de J oden met leden ogen komen. In hel begin hadden ze niet zo in de gaten waar het om ging, maar e r kwamen al gauw honderden Joden uit Oost- en West Europa het land binnen. De Engelsen hebben toen geprobeerd criteria te vinden voor het aantal Joden dat ze konden toelaten zonder
dat het bezwaarlijk zou worden. Er zijn toen een aantal commissies ingesteld die geprobeerd hebben beide partijen tevreden te stellen, met hel gevolg dal ze door beide zijn uitgekotst. Toen de Tweede Wereldoorlog naderde, wilden de Engelsen de immigratie drastisch beperken. De Joden waren woedend en begonnen tijden s de Tweede Wereldoorlog actief terreur uit te oefenen tegen de Britse troepen in Palestina. Mensen zoals Shamir e n Begin waren terroristen, die Britse soldaten gevangen namen en ophingen. Na de Tweede Oorlog probeerden de Arabieren met steun van de Engelsen een Arabische Liga op Ie zetten. De Engelsen hoopten op die manier een deel van hun invloed te handhaven. Dat plan mislukte, want de Liga werd uiteindelijk een nationalistische club, waarvan het eerste doel dekolonisatie en het opruimen van alle Britse invloed was. De onlusten werden na de oorlog steeds heviger. De Joden lieten het er niet bij zitten en de Arabieren accepteerden de hen niet. Toen zijn de Engelsen, eigen lijk op de meest smadelijke manier, weggegaan. Ze zijn vertrokken en lieten de c haos achter."
De BaJfour-verklaring heeft belangrijke gevolgen gehad voor de geschiedenis van het mandaat Palestina . Hoe is die verklaring tot stand gekomen ? Brugman: "His Majesty's Govemment views with great favor the establishment in Palestine of a naLÎonal home for the
Jewish people". De Balfour-verklaring van 1917 heeft een hele merkwaardige geschiedenis. In de Eerste Wereldoorlog, leefde het zionisme het sterkst in duits-sprekende landen , zoals Oostenrijk-Hongarije en het Duitse Keizerrijk. Chaim Weizman was de leider
van de zionisten. Hij kan beschouwd worden als de architect van de Balfour verklaring en werd later Israëls eerste president. Weizman heeft
er destijds met enige moeite voor gezorgd dat de Balfour verklaring werd uitgevaardigd. De Joden hadden wel zekere invloed in de Engelse regering. Sir Montagieu was het
prominensle Joodse lid van het kabinet en de c....
eerste Gouverneur Generaal van Palestina was ook een Jood. De zionisten kregen ook steun van de Joden in Amerika, maar die
o
.,a a;; "
waren toen niet erg invloedrijk.
De inhoud van de Balfour-verklaring is met opzet heel vaag gehouden. Er werd uitdrukkelijk niet gesproken van een staat, maar van een Joods tehuis. De ambities van de zionisten gingen namelijk veel verder dan Palestina. Strikt genomen, zijn de grenzen van Palestina nog steeds ongedefinieerd. Er is in feite nu wel een grens, maar niet dat je zegt: "Wij eisen precies dat en dat gebied op". Oe zogenaamde revisionisten van Jabotinsky, een terroristische groep waarvan zowel Shamir als Begin aanhangers waren, eisten Trans-Jordanië bijvoorbeeld welop. Oe basis van het zionisme is natuurlijk altijd Palestina geweest. Maar wat is Palestina? Dat zijn natuurlijk namen, wat is Holland, wat is Nederland?" Is er ooit sprake geweest van een consistent beleid ten aanzien van het gebied? Brugman: "Van een consistent Brits beleid ten aanzien van het Midden-Oosten, Îs nooit sprake geweest. De Engelsen hebben nooit steeds hetzelfde gewild en hebben nooit steeds hetzelfde gedaan. Het mandaat over Palestina is eigenlijk een grote mislukking geweest. In wezen hebben de Engelsen gewoon de deur achter zich dichtgetrokken en zijn ze verdwenen. Hoe kan je ooit een mandaat slechter uitvoeren! Ze hebben een opdracht gekregen en die hebben ze helemaal niet uitgevoerd. Ook de Suez-crisis was een jammerlijke mislukking. Ik herinner me nog de totale afgang, het Suez kanaal was meteen geblokkeerd om de Egyptische schepen niet te laten zinken. Juridisch hadden de Engelsen geen poten om op te staan, want het was een Egyptische maatschappij. Nasser nationaliseerde het kanaal niet; hij nationaliseerde de maatschappij. Het kanaal was al van Egypte. De Engelsen hadden geen poot om op te staan; het was beschamend. Daarna heeft Groot Brittannië zich niet meer actief geroerd in het Midden-Oosten. "
In hoeverre heeft Groot-Brittannië, na het overhandigen van Palestina aan de Verenigde Naties, nog politieke invloed gehad in het voormalige mandaatgebied? Leurdijk: "Je zou kunnen zeggen dat de Suez-crisis een laatste koloniale stuiptrekking is geweest.
Egypte
50 km
Egypte
50 km
p
Vergelijking VN-plan uit 1947 voor de verdeling van Palestina en de staat Israel met de bezette gebieden in 1988. Oe Suez-crisis was een poging van hel Westen, en dan met name van Groot-Brittannië en Frankrijk, om zich in het gebied te manifesteren. Het is de laatste crisis geweest in het Midden Oosten, waar het Westen zo actief bij betrokken is geweest. Een uitzondering hierop vormde Libanon in 1982, omdat daar een grote gemeenschappelijke interventiemacht werd ingezet (MNF). Oe interventiemacht bestond uit troepen van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië. Oe operatie werd echter afgeblazen nadat 289 Amerikaanse soldaten in één klap om het leven kwamen. In dit specifieke geval, zie je we l een terugkeer van de voormalige koloniale machten. Ze deden dat echter nooit op eigen houtje, daarvoor was het eind van de Engelse machtspositie onmiskenbaar geworden. Wat de Verenigde Staten zich tot voor kort nog wel konden veroorloven, dat kon Groot-Brittannië zich aan het eind van de Tweede-Wereldoorlog bij lange na niet meer permitteren."
Hoe stelde Groot-Brittannië zich op met betrekking lOt de politieke aspiraties van de Palestijnen in de jaren '60170? De opstelling van de Engelse regering ten aanzien van de politieke aspiraties van de PLO in de jaren '60nO, moet gezien worden in het licht van een gemeenschappelijke Europese houding. Het terrori sme werd door het Westen grondig veroordeeld. Heel geleidelijk werd het afzonderlijke MiddenOosten beleid van de Europese landen geïntegreerd tot een gemeenschappelijk beleid. Van een pro-Palestijnse opstelling door Groot-Brittannië was geen sprake. Ze hebben wat dat betreft veel meer sy mpathie
gekregen van de Fransen dan van de Engelsen. In 1974 bevestigde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het recht op zelfbeschikking voor de Palestijnen en werd de PLO erkend als de legitieme vcrtegenwoordjger van de Palest ijnen. Oe resoluties van de Verenigde Naties met betrekking tot de Palestijnse kwestie gaven in zekere zin het politieke kader aan voor de manier waarop de internationale gemeenschap met het probleem van de Palestijnen omging. Binnen in dat kader bevond zich ook GrootBrittannië. Eén van de winstpunten van Saddam Hussein tijdens de Golfoorlog is zijn optreden met betrekking lot het Palestijnse vraagstuk geweest. Het argument dat hij heel vaak gebruikte was: " Waarom moet de wereld zo over mij heen vallen op het moment dat ik Koeweit ben binnengevallen; kijk nou eens wat de lsraeli ërs met de Palestijnen doen" . Saddam Hussein heeft er in wezen voor gezorgd dat het Palestijnse vraagstuk een veel prominentere plaats op de internationale agenda heeft gekregen. Zijn opstelling is in zekere zin belangrijker geweest dan de vraag wat nou de specifieke Engelse bijdrage geweest is aan de waardering voor het Palestijnse vraagstuk in de internationale politiek.
111 de jaren 70 was er sprake van eell verandering ;11 het gemeenschappelijke Europese beleid naar een meer pro·Arabische politiek. De oliecrisis was hier het gevolg van. Was er toen sprake \'on een breuk in de relatie van GroOl·Brillannië met Israël? JasonMagazinenr. I, februari 1993
19
Leurdijk: " In het midden van de jaren '70 vond er, als gevolg van de oliecrisis, een verandering plaats in het buitenlands beleid van West-Europa en de Verenigde Staten. Hel Westen was kwetsbaar geworden en dat beteke nde dat men de invloed van de Arabi sche landen moest erke nnen. Er was in Groot-Brittannië geen sprake van een duidelijke scheiding tu ssen een pro-Isralisch dan we l pro-Arabisch beleid. Het is ongelofelij k moeilijk om een conS iSleni be leid te n aanzie n van het gebied vast te stell en. Niet alleen wat betreft Israël ten opzichte van de Arabi sc he wereld in zijn totaliteit, maar ook wat betreft de gevolgen die de betrekkingen met de interne Arabische verhoudingen kunne n hebben, maken het moeilijk één beleidslijn te volgen. Nu heeft Frankrijk een naam dat he t zich nogal pro-Arabi sc h opstelt tcn opzichte van het Midden-Oosten, terwij l Groot-Brittannië nooit een duidelijke positie heeft aangenomen. Deze Franse houding kan beschouwd worden al s een manier om zich te profileren als een voormalige grote mogendheid. Groot - Brittannië heeft nooit bewust een eigen beleid uitgestippeld, daar is in ieder geval heel weinig van terug te vi nden ."
Even over de huidige situatie in her gebied, wat betreft de verbannen Paleslljnen. Het Britse voorstel om zieke Palestijnen en Palestijnen die 'pel' abuis' werden gedeporteerd, naar Israël terug te brengen met Britse helikopters . Had dit initiatief te maken met eell historische band die Groot-Brittannië met het gebied in het Midden-Oosten zou hebben ?
Wat betreft de huidige situatie met de verbanne n Palestijne n, heeft Groot-Briuannië zich actief opgeworpen al s hulpverlener in he t con ni cl. He t Britse voorstel om zieke Palestijnen e n Palestijnen die per abuis werden gedeportee rd , naar Israël te rug te bre ngen met Britse helikopters heeft meerdere kanten . Ten eerste is het een bewuste poging geweest om te laten zien dat Groot-Brittannië zich nog steeds zeer betrokken voelt bij de situ atie in het Midde n-Oosle n, zowel in de richting van de Israe li ërs als in de richting van de Palestijnen. Ten tweede heeft men ook geprobeerd de spanning uÎl het conflict weg te ne me n. Een derde argument voor het Britse initiatief is dal men ermee geprobee rd heeft vooral de zaak niet te laten escaleren en te voorkomen dat de zaak in de Veiligheidsraad verder zou worden behandeld. Wanneer dat gebeurd, moeten de Ve re ni gde Staten met de billen bloot en is he t de vraag of ze het veto zullen uitspreken tegen eventuele sancties aan het adres van Israë l.
Zou u de huidige relatie \'all Groot-Brittannië mei hel voormalige mandaatgebied in hel kort kunnen beschrijven? Een beschrijv ing van de relatie di e Groot-Brittannië met het voormalige mandaatgebied heeft lijkt een onmogelijke opgave. De situati e in het Midden -Oosten is ontzettend gecomplicee rd . De interne verhoudingen kunnen van dag tOl dag verschillen, wie vandaag je vriend is, is morgen je vijand. Internationaal gez ie n is e r echter in de loop van tijd vee l meer begri p is ontstaan voor de probl emen van de Palestij nen. Zeker als een
,r '
:: ..
.,
20
Jason Magazine nr. I, februari 1993
,
uitvloei se l van de Golfoorlog. maar ook omdat e r geleidel ijk aan, begrip is ontstaan voor nationale minderheden en hun positie. Hel begrip voor natie vorming e n het recht van zelfbeschikking is veel sterker geworden dan 20 j aar gelede n. Onder deze omstandigheden is de pOsitie van Israël steeds meer onder druk komen te staan. Van een specifieke houding van Groot-Brittannië ten aanzien van het voormalige mandaatgebied kan je dus moeilijk spreken. •
J . Brugman was tot 1987 hoogleraar Ara-
bisch aan de Rijksuniversiteit Leiden en D. Leurdijk is verbonden aan het In stituut Clingendael te Den Haag. De interviews werden tot dit artikel verwerkt door Emma Muller, redactrice van 1as01l Magazine.
Palestijnse demonstranten na de nword op twee PLO-leiders injulli 1991. (Foto ANP)
Oman
De Omaanse Renaissance Een goed uitgeruste internationale luchthaven, een uitstekend onderhouden en goed verlicht wegennet, ... eigenlijk is er niets bijzonders aan Oman. Naar Westerse maatstaven althans. Wie beseft dat alles dat men ziet ruim 20 jaar geleden niet bestond, kijkt zijn ogen uit en blijft zich verwonderen over de enorme ontwikkeling die het Sultanaat nog steeds doormaakt. Door Hans van der Lee He t land kent uitstekende onderwijsvoorzieningen, een goede gezondheidszorg e n voLkshui svesting, een zich snel ontwikkelende economie en vooral ook een tolerant klimaat. Er is ruimte voor de uitoefening van andere godsdiensten dan de islam, vrije radio en tv-ont vangst, vrije pers, e n een gelij kwaardige positie voor de vrouw. Dit artikel is mede gebaseerd op een reis naar het Sultanaat van Oman in november 1992.1n dit artikel wordt achtereenvolgens ingegaan op aspecten van de geschi edenis, de economie en de politiek van het Sultanaat van Oman. Vroegste geschiedenis Archeologen en historici gaan ervan uit dat de vroegste menselijke bewoning in dit deel van de wereld rond 12.000 v.c. moet worden gesitueerd . Hoewel er we inig bekend is over het pre-islamitische verleden, zijn tal van interessante ontdekkingen gedaan. Zo zijn er opgravingen die date ren uit het 3e millennium v.C., het tijdvak van de grote ri viercul tuur van Mesopotamië. Oman was hoogstwaarschijnlijk het land van Magan (in Sumeri sche kleitabletten genoemd als bron van koper), waarmee de Chaldeeërs al rond 3.000 jaar v.c. handel dreven. De koperwinning en -verwerking was rond 2.(X)() v.c. een belangrijke economi sche acti viteit, zoals valt af te leiden uit opgravingen in het gebied rond Sohar. De provincie Dhofar produceerde wierook in grote hoevee lheden, die naar markte n in Egypte. Irak, Syrië, en het Westen werd getransporteerd. Cyrus de Grote (ca. 576-529 v.c.). stichter van het Perzische rijk der Achaeme niden, introduceerde het falaj-systeem voor irrigatie. Dit systeem is nog steeds in gebruik en bestaat uit een stelsel van smalle, diepe kanale n die water betrekken van aqui fers (waterhoude nde bodemlagen). De stam der al-Azd, waarvan de huidige koninklijke familie afstamt, verspre idde de Arabi sche invloed over het gebied. Oman was een van de eerste landen die door Amr ibn al-As, de latere veroveraar van Egypte, tot de islam werden bekeerd. De al-Azd spee lde een belangrijke rol in de eerste dagen van de islam in Irak. Daarna namen zij de leer der lbadi aan, die voorschrijft dat het
kalifaat (de opvolging van de profeet Mohammed) in de islam niet erfelijk moet zijn of beperkt moet zij n tot één famili e, en vestigden zij in de Se eeuw een onafhankelijk imamaat (reli gieus leiderschap) in Oman. De leer der Ibadi legt de nadruk op de persoonlijke belev ing van he t geloof. Van de 7e tot de 15e eeuw bloeide de maritieme handel. Omaanse schepen deden regelmatig havens aan in Indië, Perzië en Zuidoost-A zië. Door hun reizen en handel drijven verspre idden de Omani 's mede de islam en de Arabische taal en cultuur. AI in de 10e eeuw was Sohar de grootste en belangrijkste stad van de Arabi sche wereld; Omaanse zeelui voeren zover als China. Sohar bleef ook na de Portugese verovering een belangrijke haven. Mu scat, Qalhat en Quryat waren bloeiende, welvarende steden. De komst van de Portugezen in 1507 veranderde het machtsevenwic ht in het gebied van de Indi sche Oceaan. Voordien ware n de Omani 's heer en meester op de zeeën: het was een Omaanse gids die Vasco da Gama negen jaar eerder van Malindi naar Calicut in Indië had gebracht. De Portugezen veroverden binnen een jaar de gehele ku st en vestigden zich in de havensteden, voornamelijk in Muscat en Sohar. De fo rten Me ran i (1587) en al-lalali (1588) in Muscat getuigen tot op de dag van vandaag van de Portugese aanwezigheid. Britse en Hollandse handelaren volgden hen op de voet, maar vestigden zich niet gewapenderhand in Oman. Bloeiper iode Bijna anderhal ve eeuw laler werd Mu scat herove rd en werden de Portugezen verdreven. Met de voor deze bevrijding opgebouwde vloot leverden de Omani 's vervolgens in de Indische Oceaan strijd met de Portugezen, waarna Oman een welv arende staat met koloni ale bezittingen in Oost-Afrika kon vestigen. In de t Se eeuw werden de Perzen, te hulp geroepen door een van de pretendenten voor het imamaat, verdreven door Atuned ibn Said. Hij vestigde in 1749 de dynastie der al-Bu Saidi, die heden nog regeert over het Sultanaat van Oman. Alle sultan s gebruikten voortaan de naam al-Said. Sindsdien ware n de functies van imam en sultan ondeelbaar ve re nigd in een persoon. Het land bloeide op
en haar maritieme belang nam verder toe. Said bin Sultan regeerde van 1804' 56 en was een ste rke en geliefde leide r, die het respect en de vriendschap wist te winnen van vele Europese landen. Consulaire verdragen werden ges loten met de Verenigde State n (1833), Groot-Brittannië ( 1839). Frankrijk ( 1844) e n Nederland ( 1877). Muscat werd een belangrijk handelscentrum en was een ontmoetingsplaats voor het gehele Golfgeb ied. Said bin Sultan deed de Omaanse interesse voor Zanzibar herleven en startte daar de bekende kruidnagel plantages, die later belangrijk bijdroegen aan de rijkdom van Zanzibar en Pemba. Hij stichtte de dynast ie die er zou regeren tot de revolutie in 1964. Bij zijn dood werd he t rijk opgesplitst tussen zijn twee zoons, waarvan de een Sultan van Oman en de ander Sultan van Zanzibar werd. Zanzibar was het rijkere deel van de e rfeni s e n met Britse hul p werd na onderhandelingen bes loten dal Zanzibar ter compensatie jaarl ijks het voor die tijd astronomische bedrag van US $ 6.400 zou betalen aan Oman. Het Omaanse rijk van vóór deze deling liep van de Arabische zuidkust, door het huidi ge Jemen, via de ku stlijn van het huidi ge Somalië, door Kenya, Tanzan ia en Mozambique tot aan de huidige grens met Zuid-Afrik a. Men controleerde een strook van zo' n 50- 100 kilometer landinwaarts. De tweede helft van de 1ge eeuw was een moe ilijke tijd voor Oman. Niet alleen door het verlies van de Oostafrikaanse bezittingen aan de Westerse koloniale mogendheden, maar ook door een aantal verdragen met Groot-Bri ttannië, dat ongunstig uitpakte voor de Omaanse economie. De20e eeuw Er volgde een periode van verval en tegen de Eerste We reldoorlog was het aandeel van Oman in de wereldhandel gering te noemen. Oman bleef grotendee ls geïsoleerd van de wereld, totdat in 1970 Zijne Majesteit Sultan Qaboos bi n Said al-Said aan de macht kam . Sinds 1954 had diens vader het land in isolement geregeerd. De inkomsten uit de oliewinning, die medio jaren '60 goed op gang was gekomen, werden noch voor de ontwikkeling van het land noch voor eigen doeleinden gebruikt.
Jason Magazine nr. I. feb ruari 1993
21
IRAN
...
...--
o
r' '/
VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN
,./ '
--------. -'- '-'-.'--\
LelNII'
/
\
i i
!
.-
!
SADEDIE·ARABIË
I
! / . / . .1 /././.
\
...
, \
,,",-_~
...... "'"
."'" (' \
MI.QIIWI
. ....."'"
\
JEMEN \
z.,.
Het aantreden van de huidige sultan was het begin van een nieuw tijdperk. dat in Oman wordt aangeduid als de Ren aissance, waarin de rijke geschiedenis herleeft en waarmee een nieuw hoofdstuk is geopend van ontwikkeling. welvaart en soc iale en economische vooruitgang.
Economie Vorig jaar bedroeg het Bruto Nationaal Produkt (BNP) van het Sultanaat US $ 10.511 miljoen, hetgeen neerkwam op een BNP per capita van US $ 7.(YJ7. Enkele jaren geleden waren de vijf belangrijkste handelspartners qua import Australië. Denemarken, Frankrijk, Duitsland en India. Nederland
bezette de achtste plaats. overigens nog ruim voor bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Qua export (voornamelijk olie) waren de vijf belangrijkste handelspartners India, Japan,
Zuid-Korea, Singapore en Taiwan. Belangrijkste landbouwprodukten zijn gra· nen , aardappels, tomaten, uien, dadels, citroenen/lim oenen, mango 's en bananen. Op het gebied van lichte industrie (industriegebied te Rusay l) worden onder andere die· renvoeding, kunstmest. bouwmaterialen, biscuit, thee en textiel geproduceerd. Op het 22
Jason Magazine nr. I, februari 1993
-
..aO--
--.. ___ I
...
ps ...
gebied van zware industrie gaat het naast olie- en gaswinning (zie verderop) om de winning van chroom en koper. In november 1992 werd in Sohar het tweede industriegebied geopend en in Raysut zal snel een derde volgen. Verder wordt er gestudeerd op de mogelijkheden van dergelijke gebieden in Buraimi, Musandam, Nizwa en Sur. Binnen drie jaar na nu wordt er aan de Batinah-kust een nieuwe haven gebouwd, die grotere schepen kan afhandelen dan de huidige haven Mina Qaboos.
Planning De ontwikkeling van de economie wordt gestuurd door middel van vijfjarenplannen. Met de plannen voor 1976-'80, 1981-'85 en 1986-'90 wilde men het land voorzien van een soc iale infrastructuur, terwijl verder werd geïnvesteerd in de oliesector. In de laatste jaren werd sterk de nadruk gelegd op diversificatie van de economie, om disproportionele afhankelijkheid van één - gelimiteerde - natuurlijke hulpbron te vennijden. De vertraging die optrad door planning van deze aard, had als positief gevolg dat de Omaanse overheid de ontwikkeling erg nauwkeurig kon plannen, bijvoorbeeld door
rekening te houden met conc urrentie van reeds bestaande industrieën in de Golfregio. Het vierde plan, dat in januari 1991 werd aangekondigd en geldt voor 1991-' 95, benadrukte uitbreiding van de private sector als middel om de economie te di versificeren. Voornaamste doelstellingen van dit plan zijn: Diversificatie van de bronnen voor het nationaal inkomen om de afhankelijkheid van de olie als inkomstenbron te venninderen , door het herstructureren van de economie en het investeren in de nietoliesector, in het bijzonder in landbouw, visserij, industrie, mijnbouw en toerisme. Men gaat uit van een gemiddelde groei van het BNP met 11,1 % voor de industriële niet-oliesector en van rond 6% voor de dienstensector. Het verbeteren van human resource development en het vestigen van een evenwicht tu ssen de behoefte aan arbeidskrachten van de verschillende sectoren van de economie en de output van de verschillende opleidingen. Ruim de helft van de bevolking is 15 jaar of jonger. Het vergroten van regionale ontwikkeling door het investeren in gebieden buiten de regio rond Muscat. Gedurende de periode 1991· '95 heeft de overheid hiervoor 60% van de investeringen bestemd. Investeringen uit het buitenland zijn erg belangrijk voor de ontwikkeling van het land. Nog onlangs werd de directeur van OCCI (Oman Charnber of Commerce and Industry), sjeik Yacoub al-Harthy, in de Oman Daily Observer geïnterviewd over dit onderwerp. De Omaanse economie is vrij en er bestaan geen beperkingen op buitenlandse betalingen en ovennakingen met betrekking tot commerciële transacties of kapitaal. Er bestaat verder geen plan om inkomstenbelasting in te voeren. Dit is aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders en het garandeert hen een ongekende vrijheid van investeren in projecten die winstgevend zijn voor de Omaanse economie. Het aantal buitenlandse en gezamenlijke (buitenlands-Omaanse) ondernemingen neemt toe. Er zijn 1.331 joint partnershipbedrijven, waarin het buitenlandse aandelenkapitaal varieert van 51 tot bijna 100%. Van 1.023 bedrijven is het Omaanse aandelenkapitaal minder dan 51 %. De koers van de Omani Rial (RO) is gekoppeld aan die van de Amerikaanse dollar. De koers ten opzichte van de gulden is: I RO is f 4,50.
Omanisering De Omaanse overheid heeft sinds enkele jaren succes met het proces van Omanisering. Omanisering is het vervangen van expatriates door Omani 's. Het aantal expatriates, in hoofdzaak afkomstig uit Bangladesh, de Filippijnen, India en Sri Lanka, wordt geschat op 423.000. Wat doet de Omaanse overheid om Omanisering te stimuleren? Het onderwijsprogramma wordt ontwikkeld om tegemoet te kunnen komen aan de eisen van de private sector. Steeds meer gediplomeerden vinden hun weg naar deze sector, mede dankzij de volgende maatregelen:
Actieve scholing en vorming en on-thejob training. Verhoging van de lonen en instelling van een werkgarantieplan. Verbetering van de werkomstandigheden en instelling van een wet op de sociale verzekeringen. Omanisering heeft in de banksector een percentage van meer dan 70 bereikt, het hoogste in de private sector. Voor de gehele sector ligt dit cijfer tegen de 40%, voor de overheid iets boven de 90%. Olie en gas De huidige dagproduktie van olie bedraagt 750.000 vaten. De bewezen oliereserves bedragen nu 4 ,5 miljard valen, ten opzichte van 1,2 miljoen in 1970. Volgens plan zal Oman de produktie op 750 .000 vaten per dag proberen Ie houden gedurende de komende twintig jaar. Men is meer geïnteresseerd in het vergroten van de reserves. dan in het verhogen van het produktieniveau. Oman is geen li d van de OPEC (Organizati on of the Petroleum Exporting Countries) en ook niel van de OAPEC (Organizati on of Arab Petroleum Exporting Countries), maar de concessiehouders zij n verplicht deze lfde voorwaarden te bieden als aan leden van de OPEC. Oman is daarom niet onderworpen aan beperki ngen van de OPEC op produktie en prijsstelling, terwijl in het algemeen toeh het OPEC-be leid wordt gevolgd.
De eerste export van gas in het kader van een LNG-project (Liquid Natural gas, ofwe l vloe ibaar aardgas) staat gepl and voor medio 1999 en de eerste produktie za l5 miljoen ton per jaar gaan bedragen. De hoeveelheid gas die in de afgelopen twee jaar in het Sultanaat is ontdekt, slaat gelijk aan de hoeveelheid die in de twinti g jaar daarvoor werd ontdekt. De bewezen gasreserves bedragen 480 miljard kubieke meter. Zowe l bij de o li e- als bij de gaswinning spee lt Petroleum Deve lopment Oman een vooraanstaande rol. Shell heeft een be lang van 34% in dit bedrijf. Nederland Zoals gezegd bezeIIe Nederland enkele jaren ge leden de achtste plaats qua import. De totale Nederlandse export naar het Sultanaat van Oman heeft zich in de periode 1988-' 91 meer dan verdubbeld van 1i1 naar 218 miljoen. Export in de sector landbouw steeg met meer dan 35%, terw ijl die in de sector industrie met bijna 150% steeg. De export van machines en vervoermaterieel is met name verantwoordelijk voor deze groei. Ruim 150 Nederlandse bedrijven zijn nu acti ef in Oman of onderhouden er regelmatig contacten om opdrachten te verwerven. Politiek Het Sultanaat probeert in haar buitenlandse politiek neutraal en ongebonden te zijn. Men is lid van de Beweging van Niet-Gebonden
Landen. Sinds de oprichting in 1981 is Oman lid van de Gulf Cooperation Council (GCC), een samenwerkingsverband op onder meer economi sch en militair terrein met Bahrein, Koewe it, Qatar. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Op economi sch gebied hoopt de GCC straks een vrijhandelsverdrag te sluiten met de EG. Op militair gebied is in november voortgang geboekt met het plan voor een gezamenlijke strijdmacht van de GCC-Iidstaten. de Peninsuia Shield Force. In Oman is men naar de maatstaven van het Midden-Oosten ver. en naar die van het Westen redelij k, gevorderd op de weg van de democ rati se ring. Is hel echter wel eerlijk om te verwachten dat een land in 22 jaar de weg aflegt die een willekeurig land in Europa honderde n jaren heeft ge kost? Er bestaat een Majlis Ash'Shura (Staatsadv iesraad). zonder deelname van de regering. De 59 leden zijn afgevaardigden van hun respectievelijke provincies (w ilayats). Dit admini stratief en financieel onafhankelijke orgaan hee ft advi serende bevoegdheden in zake onder andere wetsontwerpen op economi sc h en soc iaal terre in, initiatiefrec ht in zake economi sche en soc iale wetgeving en in zake algemeen beleid. Mini sters zijn verplicht jaarlijks verslag te leggen van hetgeen is bereikt en gepland door hun mini steries en zijn te allen tijde verpli cht om acte de présence te geven tene inde vragen te beantwoorden. Mini steries en
Z.M . SuiraIl Qaboos bill Said al-Said. (F 010 Omall News Agelley)
Jason Magazine nr. 1, februari 1993
23
andere overheidsorganen hebben een informatieplicht ten opzichte van de Raad. De praktijk in de Raad is hoopgevend. Men is erg ge richt op unanimiteit. Ministers worden uitvoerig gehoord, door het parlement ingestelde onderzoekscommissies rapporteren over hun bevindingen en uiteindelijk trekt het in een rapport zijn conclusies over onderwerpen als waterbeheer, de inrichting van het onderwijssysteem, de pri vatisering van het bankwezen, en de wet op de kamelenraces. Ondervoorzitter Sadiq Abdulwani constateert: "Tot dusverre heeft de Sultan onze rapporten onverkort overgenomen, zodat er voor de ministers we inig anders opzat dan ze ook onverkort uit te voeren. " In een interv iew met Trouw beschrijft de Sultan democratisering als een onomkeerbaar proces: "Oman is een islamitisch land. Maar voor ons staat vast dat de islam in de kern democratisch is. We geloven in gelijke kansen. We geloven dat onze leiders, zichzelf ten overstaan van God en het volk moeten bewijzen. We geloven dat burgers vrijelijk hun mening moeten kunnen uiten. Dat is de oorsprong van de islam, haar zui vere vonn. Dat de hedendaagse praktijk er vaak anders uitziet, zegt niets over de islam als wel over de vele ontwikkelingen en tradities die zich sindsdien hebben voorgedaan. Persoonlijk geloof ik dat de islam en democratie heel goed met elkaar kunnen samengaan. Datzelfde ge ldt ook voor de moderni sering van ons land." Samenvatting Het Sultanaat van Oman is een jonge, dynamische natie met een groots en rijk verleden. Als een van de eerste landen nam het de islam aan. Het koloniale rijk van deze mari tieme handelsnatie bereikte in de 17e/ 18e eeuw haar grootste omvang, met uitgebre ide bezittingen aan de oostku st van Afrika. In de 20e eeuw kende Oman een periode van verval; tot 1970 verkeerde het land in een vrijwel volledig isolement. Met het aantreden van Sultan Qaboos bin Said al-Said werd de Omaanse Renai ssance ingeluid, een tijdperk waarin de ontwikkeling van land en volk nieuwe impulsen heeft gekregen. Oe economie is nog gebaseerd op olie (en straks ook gas), maar het stre ven is gericht op diversificatie door uitbreiding van de private niet-oliesector. De ontwikkeling van de economie wordt gestuurd met vijfjarenplannen. Een belangrijke groeisector zal het toerisme zijn. Oe Omaanse overheid streeft ernaar om de werkende bevolking te omanlseren, dal wil zeggen ex patriates te vervangen door Omani 's. De Nederlandse handel met Oman neemt toe. Het Sultanaat voert een neutrale, ongebonden buitenlandse politiek. Op binnenlands terrein wordt voortgang geboekt op de weg van democratisering, hetgeen wordt gezien als een onomkeerbaar proces. Democratie en moderniteit acht men volledig compatibel met de islam.
Hans van der Lee is eindredacteur van Oman Magazine, het kwartaalblad van de Stichting Nederland-Sultanaat van Oman. 24
jason Magazine nr. I, februari 1993
Bronnen Encycloped ia Britanni ca, Encyclopedia Sritannica lnc., Chicago, 1986 ( 15th ed.). The Europa World Vear Book 1990, Vol. 11 , Europa Publicati ons, London, 1990 (3 1st ed., Vol. 11 : Kenya to Zimbabwe), blz. 19801981. Ministry of Commerce and Industry, Sultanate of Oman, Glance on Industries in Oman till June 1992: Facts & Figures, Muscat, 1992. Special Report: Oman, in: The Middle East, nr. 217, November 1992, bl z. 19-26. Slot, B.J., en Bettenhausen, P. , Nederlanders aan de ku sten van Oman, catalogus t.g.v. de tentoonstelling Ontmoet Oman, Museon, Den Haag, 1992. Ministry of Infonnation, Sultanate of Oman, Oman '92, Oman Newspaper House, Muscat, 1992. Diverse berichten, in: Oman Dail y Observer.
East and North Africa 1992, Europa Publications , London, 1991 (38th ed.), bl z. 743-760.
National Oay 1992, in: Oman Oaily Observe r, 18 November 1992.
Diverse berichten, in: Times of Oman.
Timmers, H., Omanisering: arbeidsmarktbeleid in Oman, in: Oman Magazine, jaargang I, nr. I, lente 1992, blz. 12- 14.
Sultan Oman: islam past heel goed bij democratie (interv iew door W. Breedveld), in: Trouw, 16januari 1993.
Timmers, H., Economische diversificatie I: sectoren, in : Oman Magazine, jaargang I , nr. 3, herfst 1992, bl z. 10-13. Timmers, H., Economi sche diversificatie 11 : factoren, in: Oman Magazine, jaargang I, nr. 4, winter 1992-'93, blz. 4-7.
Mocht u na lezi ng van dit artikel geĂŻnteresseerd zijn geraakt in het Sultanaat van Oman, dan wijzen wij u op de mogelijkheid om adherent te worden van de Stichting Nederland-Sultanaat van Oman. Voor f 50,(studenten f 15,-) ontvangt u het kwartaalblad Oman Magazine, alsmede uitnodigingen voor de evenementen.
Di verse berichten van Oman News Agency. Regional Surveys of the World: the Middle
BROCHURE
VERANDERDE VEILIGHEID Na de Koude Oorlog is 'veiligheid' brede; complexer; diffuser; maar niet minder belangrijk en intrigerend. Onderwerpen: Nederlandse krijgsmacht, NAVO, Humanitare beginselen, Psychologische veiligheid, Onderontwikkeling, Misdaad , VN-operaties, Prolifeeratie, CVSE, Dienstplicht, Natie-vorming. Bijdragen: AL. Ter Beek, H.v.d. Broek, A. van Staden , A. Bloed, M. V.d. Berg, K. Nederhof Boe/..formaat 50 pagina's, geillustreed. (abbon nĂŠes f 5,-) Te bestellen door overmaking van f 7,50 op postgiro 3561025 t.n .v. Ja son, o.v. v. ' Veranderde Veiligheid. U ontvangt de brochure dan thuis. Voor informatie: 070 - 360 56 58.
Koude kolonisatie
Internationale samenwerking in Antarctica: successen en beperkingen Het heeft lange tijd geduurd voordat de ontdekkingsreizigers op zoek naar nieuwe werelddelen aan de andere kant van de oceanen koers zetten naar het uiterste zuiden van de aarde. James Cook was in 1775 de eerste die een omtrekkende beweging rond het continent Antarctica voltooide. De Engelse kapitein rekende meteen af met de verhalen over de rijkdommen van Antarctica die sinds de oude Grieken al bestonden: Hl make bold to declare that the world wil! derive no benefitfrom it" meldde hij bij thuiskomst. Toch zorgden de berichten van Cook over robben voor een massale jacht op deze dieren. Rond 1830 (!) waren de meest aantrekkelijke soorten al vrijwel uitgeroeid. Het vasteland werd in deze tijd nog niet bezocht. Engelse, Franse en Russische kapiteins claimden in deze tijd als eerste het continent te hebben gezien.
s. van 8ennekom Het belang van Antarctica voor de rest van de wereld was in deze tijd te verwaarlozen. Pas aan hel eind van de negentiende eeuw gingen nation ale overheden zich met Antarctica bezighouden. Dit werd veroorzaakt door een nieuwe vonn van exploitatie: de walvisvangst. Na de bijna-uitroeiing van deze zoogdieren in noordelijke streken zorgde deze uitermate lucratieve handel voor een trek van walvisvaarders naar de Zuidelijke Oceaan. Met name de combinatie van harpoene n en stoomschepen zorgde voor ongekende mogelijkheden op het gebied van de walvisvangst. De territoriale aanspraken die aan het begin van de 20ste eeuw op Antarctica zijn gemaakt waren alle bedoeld om de belangen van de walvisvangst veilig te ste llen. De Britten waren in 1908 de eersten die een deel van Antarctica claimden. Het gaat hi er om het gebied rond het Antarctisch Schierei land, een van de meest interessante gebieden van Antarctica vanwege de relatief eenvoudige toegankelijkheid en de visrijke gebieden rond de subantarcti sche eilanden. De Britse claim werd uitgebracht aan het begin van de heroic era, de periode waarin de jacht op het zuidelijkste puntje van de aarde losbarstte. De weten schappelijke waarde hiervan was beperkt; het was alleen de nationale eer die op het spel stond. Emest Shackleton, de min st bekende, maar wel de
man die de meest heroïsche reizen op zijn naam heeft staan, moest in 1908- '09 op zijn schreden terugkeren. Desondanks werd hij in Engeland binnengehaald als de man die de Union Jack verde r naar het zuiden heeft gebracht dan ooit te voren. Daarna was het de beurt aan SCOlt die door veel publiciteit omgeven in 1911 naar het zuiden trok. Dezelfde periode vertrok ook de Noor Amundsen die met een perfecte voorbereiding en een groot aantal sledehonden dezelfde kant opgi ng. De anoop mag bekend worden verondersteld. In perfecte weersomstandigheden bereikte de expedit ie van Amundsen, die maximaal kon profiteren van zijn sledehonden, de Zuidpool. Ook de terugtocht van de Noren verliep voorspoedig. SCOIt bereikte. vrij wel volled ig op eige n kracht 90 " ZB. De terugtocht werd SCOIt en zijn mannen teveel. Onder zeer zware weersomstandigheden stierven de mannen van uitputting. De dagboekaantekeningen van SCOIt die later werden gevonden behoren tot de meest indrukwekkende herinneringen aan deze periode.
uitgebracht. Deze vijf lande n e rkennen sinds 1939 elkaars aanspraken. De situat ie verandert als Chili in 1941 een gebied claimt dat volledig in het gebied ligt dat door Groot Brittannië wordt geclaimd. Even late r laai ook Argentinië weten aanspraak te maken op het gebied rond het Antarctisch Schiereiland. De Chileense en Argentijnse claim overlappen elkaar gedeeltelijk maar beide landen hebben al snel laten weten dat het onderlinge conflict ondergeschikt wordt gemaakt aan het gezamenlijke conflict met de Britten. I De Argentijnen en de Britten ontwikkelen zich tot de kemphanen in het gebied. Nog steeds doen veel van de politieke spanninge n zich tussen deze twee landen voor. In 1948 wordt zelfs een Engelse oorlogsbodem naar het Zuidpoolgeb ied gestuurd om Argentijnse provocaties de kop in te drukken. Sinds deze tijd ge ldt een gentlemen's agreement waarbij de Argentijnen hebben toegezegd het gebied niet voor militaire doeleinden te gebruiken en de Britten een Argentijnse. permanent bemande basis accepteren in het door beide lande n geclaimde gebied.
Claims Politieke spann ingen zijn er dan nog nauwelijk s in het gebied. Na de Britten in 1908 hebben ook Frankrijk en Nieuw Zee land (1923). Australië (1933) en Noorwegen ( 1939) territoriale aanspraken op delen van Antarctica
Verdrag Uit dezelfde tijd dateren de ee rste gesprekken over een internationaal samenwerkingsverband voor Antarctica. Op initiatief van de Verenigde Staten gi ngen de zeven claimende landen met de VS om de tafel zitten om -
Jaso" Magazine nr. I. februari 1993
25
â&#x20AC;˘
~-.. _
1 .. "iIIld
PinquĂŻns moeten wijken voor landingsbaan. (Foto ANP) zonder de Sovjet Unie - een regime voor Antarctica te ontwerpen. De motieven van de VS waren echter dermate politiek getint en de belangen van de deelnemende landen zo uiteenlopend dat deze poging al snel strandde. Wat ontbrak was een gemeenschappelijk belang bij alle betrokken landen. Pas na het succesvoll e International Geophysical rear (IGY) bleek wat de sleutel was tot internationale samenwerking in het Zuidpoolgebied: wetenschap. Het IGY was opgezet als een omvangrijk project om de kennis omtrent het begrip van mondiale systemen te vergroten. Omdat de polaire gebieden een cruciale rol spelen in het were ldklimaat, oceaanstromen en andere mondiale processen lag het zwaartepunt van het programma bij de Noord- en Zuidpool. Direct aansluitend op het IGY volgden de besprekingen die in 1959 tot het Antarctisch Verdrag leidden. Dit Verdrag moest de voortgang van het wetenschappelijk programma mogelijk maken zonder dat politieke spanningen voor problemen konden zorgen. Afgesproken werd om het geschil over de territoriale claims te "bevriezen". De claims werden bevestigd noch ontkend en gedurende de werking van het Verdrag kon geen enkele actie iets toevoegen aan de geldigheid van de claim. Normaal kan een territoriale claim worden ondersteund 26
JasonMagazinenr. 1, februari 1993
door de nationale aanwezigheid te vergroten: het vestigen van nederzettingen, het aanleggen van wegen etc. Het criterium "effektieve bezetting" is het enige algemeen erkende criterium om een territoriale aanspraak te ondersteunen. Het is door het Antarctisch Verdrag voor geen enkel land mogelijk om zich bij de verdediging van de territoriale aanspraak te beroepen op activiteiten die tijdens de duur van het Verdrag zijn ondernomen.
"Een hoogzwangere Argentijnse dame werd naar de Zuidpool vervoerd om de eerste Argentijnse levendgeborene op Antarctica te kunnen inschrijven." Dit neemt niet weg dat alle claimende landen bij het wetenschappe lijk onderzoek de nadruk leggen op hun nationale sector. Veel vlagvertoon, verschillende namen
voor dezelfde gebieden en zelfs het vervoeren van een hoogzwangere Argentijnse dame om de eerste Argentijnse levendgeborene op Antarctica te kunnen inschrijven horen inmiddels tot de vaste folklore van het Zuidpoolgebied. Het succes van het Antarctisch Verdrag ligt in de eenzijdige concentratie op de wetenschap. Het bedrijven van wetenschap in een moeilijk toegankelijk gebied als Antarctica maakt een goede samenwerking onontbeerlijk, en door wetenschappers op sleutelposities in het internationaal overleg te benoemen is de sfeer op de tweejaarlijkse consultatieve vergaderingen altijd buitengewoon constructief geweest. Belangrijk onderdeel is de eis dat landen alleen als stemhebbende partij tot het Verdrag kunnen toetreden als ze op ruime schaal wetenschappelijk onderzoek verrichten.2 Dit beperkt de mogelijkheden van ontwikkelingslanden, wat later een belangrijke rol is gaan spelen.
Bemoeienis van de VN Buiten de kring van staten die direct bij Antarctica is betrokken bestond in deze tijd weinig aandacht voor het continent. India ondernam in 1956 en in 1958 een poging om de kwestie op de agenda van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te krijgen.
------~
,
Russisch onderzoekstatioll op de Zuidpool. (Foto ANP)
Beide keren zag India onder politieke druk af van de poging. Ook de eerste ges prekken over mogelijke ex ploitatie van Antarctica 's levende hulpbronnen verliepen in alle rust. In 1972 werd een Robbenverdrag ges loten dat de robbenj acht , die nog altijd niet is hervat, moet gaan reguleren. Van groter belang
is het Krill ve rdrag dat in 1980 we rd ondertekend. Krill is de belangrijkste bron van proteïnen die nog nau we lijks is geëxp loiteerd. Het gamaalachti ge diertje wordt een voedselbron van de toekom st genoemd en daarom
zou belangstelling van de Derde Wereld zeker verwacht mogen worden. De Food and
wezige delfstoffen in het Zuidpoolgebied kwam - tijdelijk - op gang tij dens de eerste oliecri sis van 1973-'74. In dezelfde periode kwam het Amerikaanse onderzoeksschi p de
"De weerstand tegen de openstelling van Antarctica voor mijnbouw is eindjaren tachtig duidelijk gegroeid."
Agriculllire Organizatiofl (FAO) liet midden
jaren zeventi g de belangstelling blijken voor de levende hulpbronnen van de Zuidelijke
Oceaan. De landen die in het Antarctisch Verdrag zijn vereni gd wisten de FAO ec hter van het initiatief af te laten zien en de VN organisatie werd later ingekapseld in het weten sc happelijke orgaan van het Krill verdrag. l Pas bij de di scussie ove r delfstoffen bleek de club van Zuidpoolstaten niet langer in slaat de Verenigde Naties buiten de deur te houden. De disc ussie over de mogelijk aan-
Glomar Challenger met spectacu laire resul taten van proefboringen naar olie en gas in de zeeën rond Antarctica. De daar aanwezige gas- en olievoorraden zouden di e van de Vereni gde Staten ze lf overtreffen. In 1977 werd op de consultatieve vergadering een aanbeve ling aangenomen waari n de partijen hun voornemen uitspreken 0 111 een mineralenverdrag te ont werpen. In de jare n daarna werd de di scussie gedominee rd door de levende hulpbronnen. maar in 198 1 spraken de part ijen bij het Ant arct isch Verdrag de intentie uit
om slui ting van een mineralenverdrag te beschouwen als een " maffer ofu rge n cy".~ ln 1982 (!) stelde de Maleisisc he premier Mahathir in de Algemene Vergadering van de Verenigde aties dat de VN niet langer voorbij kan gaan aan Antarctica. Hetzelfde jaar startten de part ije n bij het Antarcti sch Verdrag met de onderhandelinge n die tot een de lfs toffenverdrag moesten leiden. Het Antarcti sc h Verdrag bleef de basis van de onderhandelingen en di entengevolge waren de onderhandelingen alleen toegankelijk voor landen die tot de oorspronkelijke ondertekenaars behoorden of landen die op ruime sc haal wetensc happelijk onderloek verricht ten in Ant arctica. Wat er precies met dit laatste werd bedoeld is ni et duidelijk omschreve n. maar ee n onderzoeksstation dat 's zomers en 's winters in bed rijf is werd lange tijd als min im um beschouwd. Onderzoeksstation Het is deze bepaling die voor de grootste weerstand zorgt bij ee n grote groep ontwikke li ngs landen. Voor de meeste landen is een Antarcti sch stati on ni et haalbaar en onder leiding van Maleisië beginnen in 1983 de debatten in de VN over de kwestie Antarctica. Het Zuidpoolgebied moet volgens deze landen, net als de diepzee bodem en de maan, als gemeenschappelijk errgoed der mensheid (Com mon Herirage of Man kind) worden beschou wd. Ex ploitati e va n de bodemschattcn door ee n groep landen die het grootste deel van de were ld buiten de deur houdt past uiteraard ni et in di l concept. Binnen de groep van Zuidpoolstaten zorgen de VN -debatten voor de nodige commotie en met zware delegaties wordt in de Alge mene Vergadering het standpunt verdedigd dat het Ant arctisch Verdrag openstaat voor alle landen die een werke lijke interesse in het gebied hebben. Openstelling van het Verdrag voor alle VN -leden zou onmiddell ijk een e ind aan de vruchtbare samenwerking maken. Achter de schennen werken de landen van het Ant arcti sch Verdrag zo mogelijk nog harder. Verschillende grotere ontwikkelingslanden worden aangeze t tot het ontwikkelen van een Antarcti sch programma en lOt toetredin g lot het Verdrag. Deze acties blijken al snel succesvol. In 1983 treden India en Brazilië toe als stemge rec hti gde partij. lndia is het ee rste land dat deze status ve rwerft op basis van ee n stati on dat 's wi nters niet wordt bemand. Tijdens de consultatieve vergadering is de eis om tot het Verdrag te kunnen toetreden duidelijk versoepeld ten gunste van India.' Als in 1985 ook China en Uruguay als stemhebbende part ijen bij het Verdrag worden toegelaten is de tweedracht binnen de groep van ontwikkelings landen definitief. In middels omvat de groep van Zuidpoolslaten 80% van de we reldbevolking en de debatten di e nog steeds ieder jaar in de VN worden gevoerd trekken nauwe lijks nog de aandac ht. Jaarlijks wordt een enke le spreker namens alle stemhebbende partijen bij het Antarcti sch Verdrag naar de zitting gezonden. wat een groot verschil is met het ee rste debat in 1983. CRAMRA De ont wikkel ingslanden zijn dus niet bij mac hte geb leke n om het debat over delfjasoll Magazill e nr. I. feb ruari 1993
27
stoffenwinning in Antarctica via de VN fundamenteel te beïnvloeden. Hi ermee is niet gezegd dat alle problemen waren opgelost. Het geschil over de territoriale claims was zondermeer het grootste obstakel dat moest worden overwonnen in het onderhandelingsproces. Beschikking over de grondstoffen was onlosmakelijk verbonden met nationale soevereiniteit en een delfstoffenverdrag over een gebied waarvan de soevereiniteitskwestie niet is geregeld kent gee n enkel precedent. De wi l om tot overeenstemming te komen was ec hter bijzonder groot en ook wilde men op zo kort mogelijke termijn de VN voor een voldongen feit stellen. Tijdens het onderhandelingsproces waarbij de meningen sterk verdeeld waren was de "exc/usive Amare/ie club" uiteraard veel kwetsbaarder voor kritiek uit de VN dan als er een akkoord gesloten zou zijn."
"Frankrijk had een bijzonder slechte reputatie in het Zuidelijk halfrond eindjaren tachtig. De onverkwikkelijke gang van zaken rond het Greenpeace-schip de Rainbow Warriordat in 1988 in de haven van Auckland werd opgeblazen is nog altijd niet vergeten." In 1988 werden 18 handtekeningen gezet onder de Convemion on tlle Regulation of Amaretie Mineral Resource Aetivities (CRAMRA). Deze conventi e wordt door alle commentatoren als buitengewoon complex beschouwd. Sommige kwesties - aansprakelijkheid - waren nog niet geregeld en oliemaatschappijen keken met verbazing naar de milieuverplichtingen die in de Conventie zijn opgenomen. De milieubeweg ing reageerde uiterst kriti sch. Door het koude zeewater, de kwetsbare vegetatie en het langzame stofwi sselingsproces van de Antarctisch fauna heeft een omvangrijke olievervuiling rampzalige gevo lgen. De kans op ongelukken is door de zware en onvoorspelbare weersomstandigheden alleen maar groter. Met name de publieksge richte acties van Greenpeace brengen de kwestie Antarctica wereldwijd onder de aandacht en de weerstand tegen de openstelling van Antarctica voor mijnbouw is eind jaren tachtig duidelijk gegroeid. Desondanks kwam de aankondiging in 1989 dat de Australi sc he regering niet lan ger bereid was de inwerkingtreding van CRAM RA te steunen als een vols lagen verrassing. Premier Bob Hawke liet weten dat Antarctica zou moeten worden uitgeroepen tot wereldnatuurpark en niet worden opengesteld voor delfstoffenwinning. Enige tijd later sloten de Fransen zich bij dit standpunt aan. 28
Jason Magazine nr. I, februari 1993
Speculaties ove r de beweegredenen van deze twee landen waren niet van de lucht. Australi ë zou bang zijn voor concurrentie voor de eigen uraniumwinning als de voorraden in Antarctica zouden worden aangeboord en bovendien zou de status van Australi ë als claimende staat onvoldoende zijn gewaarborgd in het verdrag. Australi ë claimt bijna 40% van Het continent. De Fransen zouden ook hun redenen hebben om hun standpunt ten aanzien van CRAMRA te wijzigen. Frankrijk had een bijzonder slechte reputatie in het Zuidelijk halfrond eind jaren tachtig. De onverkwikkelijke gang van zaken rond het Greenpeace-schip de Rainbow Warrior dat in 1988 in de haven van Auckland werd opgeblazen is nog altijd ni et vergeten. Ook de atoomproeven op Mururoa in de Stille Oceaan hebben altijd vee l weerstanden opgeroepen. Daarnaast speelde in deze tijd de onafhankelijkheidsstrijd van de inheemse bevolking op Nieuw Caledonië. De Australiërs steunden officieel de acties van de Kanaken , hetgeen kwaad bloed zelle bij de Fransen. In de pers is de actie van de Fransen om het Australische initiatief te steunen dan ook beoordeeld als een poging om het land weer acceptabel te maken in de Stille Oceaan. Zonder werkelijke concessies te doen inzake de atoomproeven op Mururoa heeft de Franse regering hiermee gepoogd de relatie tussen Frankrijk en Austra lië te verbeteren. Het moet ec hter worden betwijfeld of deze redenen de doorslag hebben gegeven. Binnen een jaar na de beleidsw ij ziging van Australië hebben ook Italië, België, Duitsland, Nieuw Zeeland, Ru sland, Nederland, Zweden en een aantal andere landen hun standpunt over CRAMRA gew ij zigd. Het lijkt weinig zinvol om voor al deze landen na te gaan of er bijzondere argumenten waren om hiertoe over te gaan. De belangrijkste reden waarom de steun voor het mineralenverdrag zo snel is afgebrokke ld ligt dan ook in de onvrede met de openstelling van Antarctica voor delfstoffenwinning. Al s zoveel landen binnen zo' n korte tijd de steun aan een overeenkomst intrekken, een overeenkomst die na zes jaar van moei zame onderhandelingen tot stand is gekomen, kan de steun voor het verdrag in kwestie nooit erg groot geweest zij n. Van groot en mi sschien ze lfs doorslaggevend belang is het ongeluk met het Argentijnse schip de Bahia Paraiso geweest. Bij deze scheepsramp in februari 1989 stroomde 600.000 liter o lie in zee. Het afgelopen seizoen heeft het ederlandse bedrijf Noordhoek in samenwerking met de Argentijnse marine de resterende olie uit het wrak gepompt. Het ongeluk met de Bahia Paraiso heeftlwee dingen duidelijk gemaakt waar de milieubeweging al jaren voor waarschuwde. De kans op dergel ijke ongelukken is groot in de Zuidelijke Oceaan en het duurt jaren voordat het Antarctische ecosysteem de in zee gestroomde olie afbreekt. De algemene houding tegenover natuur en milieubehoud is in de jaren tachtig sterk veranderd en een verdrag dat volgens de tijdgeest van 1982 nog haalbaar leek, bleek in 1989 de toets der kriti ek nict langer te kunnen doorstaan. Delfstoffen Het conflict over CRAMRA zorgde voor de
eerste ec hte cri sis binnen de groep van Zuidpoolstaten. De Zuid-Amerikaanse landen en Japan maar vooral het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hie lden in eerste instantie verwoed vast aan het openhouden van de mogelijkheid om delfstoffen te ex ploiteren. Een "oneindig moratorium" of een verbod op delfstoffenwinning dat aUeen kan worden beëindigd al s all e partijen bij het Antarcti sch Verdrag hiermee instemmen, zoals door Frankrijk en Australië wordt voorgesteld, was voor deze landen onaanvaardbaar. Toch kwamen de landen binnen een verbazingwekkend korte tijd weer op een lijn. In oktober 199 1 werd in Madrid het ProTOcol 0 11 Ellvironmental Proteclion 10 lhe Amaretie Treary ondertekend. Hierin is een verbod op delfstoffenwinning opgenomen dat na 55 jaar kan worden beëindigd als tenmin ste 75% van all e huidige (26) partijen bij het Antarctisch Verdrag hiermee instemt. Milieubescherming Het verbod op exp loitatie van mineralen is echter maar een klein onderdeel van een bijzonder ambitieus natuurbesc henningsverdrag dat van Antarctica, althans op papier, een tot in detail beschermd gebied maakt. Bij alle activiteiten in het gebied moet eerst worden afgewogen of het mogelijke nut van de activiteit opweegt tegen de mogelijke schade. Voor iedere activiteit waarvan verwacht wordt dat deze blijvende schade aan het milieu kan veroorzaken moet een milieu effectrapportage (m.e.r.) worden voorbereid. Deze m.e.r. -plicht is een van de belangrijkste onderdelen van hel Protocol en deze zal het karakter van de wetenschap in Antarctica fundamenteel veranderen. Een gedetailleerde beschrijving van dit protocol li gt ruet in de opzet van dit betoog, maar controle op de uitvoer en de naleving van de verschillende bepalingen is van groot belang, zowel voor de bescherming van Antarctica als voor de ontwikkeling van het milieurecht in het algemeen. Het zou voor de milieubeweging onve rstandig zijn Antarctica nu als een gepasseerd station te beschouwen. De handhaving en naleving van milieuverdragen krijge n doorgaans veel minder aandacht dan de sluiting ervan. Politici, wetenschappers en milieu-activi sten zouden moelen zorgdragen voor de transformatie van de verplichtingen uit het milieuprotocol in effektieve, werkbare nationale wetten, zodat deze nieuwe overeenkomst zich niet tot de zoveelste papieren tijger ontwikkelt. Alleen dan kan de bescherming van Antarctica worden gegarandeerd en kan het systeem zoals dat nu voor Antarctica bestaat ook op andere kwetsbare regio 's worden toegepast. • Literatuur: I) Quigg. P.S. 1983, A pole apan, The emerging ÎSSU~ of Ani· ortica p.41 2) Atikel lX (2) van het Antartic Tre3ly. 3)Zeegers, F. 1983in : Orrego Vicuna. F. All/ar/ic r~sourus policy, pag. 152 ~) Aanbeveling XI- l .a.ungenpmen op de elfde consultatieve vergade rin g in Bucnos Aires. 5) Peterson. M.l . 1988. Monaging /lIefroZf!/1 Sou/II. pag 102 6) De benaming "Exclusive club" is een teml die door Maleisie veel wordt gebruikt om het gesloten kar.tkter van het ANtarc tisch Verdrag Ie beschrijven.
Sander van Bennekom is medewerker van Greenpeace en is specialist ten aanzien van Antartiea.
Europa en de NAVO
De Europese leadership crisis In Jason Magazine nummer zes van 1992 schrijft Dr. Jamie Shea in zijn artikel over 'NATO 's role in peacekeeping' dat de NAVO de meest succesvolle alliantie uit de geschiedenis is. Martijn Hop en Tom Kuperus, redacteuren van Jason Magazine, vroegen aan vredesactivist en secretaris generaal van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) Mient Jan Faber om een reactie hierop, en spraken over de positie van de NAVO en Europa in de wereld. Vredesoperaties en, in het bijzonder, de kwestie van het voormalige Joegoslavië spelen een belangrijke rol in de positie van de NAVO en Europa in de wereld. De visie van Dr. Mient Jan Faber over de rol van' de NAVO en het verenigd Europa. Elke alliantie kan vo lgens Faber
alleen maar worden geplaatst in de tijd waarin deze functioneert. Het is buitengewoon moei lijk om een bondgenootschap van nu te vergelijken met een alliantie van bijvoorbee ld twee eeuwen ge leden. Met een uitspraak zoals die van Shea, begeeft men zich op glad ij s, De vraag hi erbij is echtcr of de NAVO inderdaad zo succesvol is geweest e n wat dit betekent voor de toe-
komst. Omdat de NAVO een succes was, is men geneigd te zeggen, dat deze zij dit ook zal zijn in de toekomst, ondanks het feit dat de tijden volstrekt veranderd zijn. Faber twij felt dan ook aan een blijvend succes van de NAVO in de toekomst. De NAVO is direct na de Tweede Wereldoorlog ontstaan en is het resultaat van een politiek gevecht tu ssen de VS en de Sovjet-Unie over de vraag wat men met Europa, e n in het bijzonder met Duitsland , moest doen. De NAVO is opgericht als een po litieke alliantie en heeft zich in de loop van de jaren vijftig geleidelijk ontwikkeld tot een militaire organisatie. In de jaren zestig is dil proces verder uilgekristalli seerd en bleef de opzet tot eind jaren tachtig ongewijzigd. Vo lgens Faber heeft de NAVO haar succes te danken aan het feit dat zij een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan stabilite it in de wereld, de mate waarin is echter moeilijk zo niet onmogelijk vast te ste llen. Vanaf de jare n zestig is er sprake van een situatie waarin het oosten en westen e lkaars bestaan accepteren en niet langer aanspraak make n op elkaars gebied. Zij staan tegenover e lkaar en voeren een imaginaire oorlog, waarin de kernwapen s een heel spe-
cifieke rol spe len. In feite was deze situati e van oorlog op papier stabiel en kon men deze met succes voeren lOt aan het e ind van de jaren tachti g. In deze periode verandert er echte r vee l in de wereld, waarb ij de NAVO de nodige moei te heeft om hierop adequaat te reagere n. Voor de belangrijke bijdrage die de NAVO geleverd heeft aan de stab iliteit in de we re ld van na de Tweede Wereldoorlog is met name door Oost Europa een prijs betaald. Stabiliteit van Europa In 1989 verandert de toestand in wereld drasti sch en de NAVO moet hierdoor veranderen. Net als in 1945, is er in 1989 een compl eet ander Europa ontstaan, maar met een belangrijk verschil: in tegen stelling tot de situati e in 1945, is er in het Europa van 1989 sprake van een e nonn militair potentieel. In deze nieuwe tijd vraagt de NAVO zich af wat haar taak. is, waarbij ze uit gaat van de stelling dat zij ook in de nie uwe situati e een rol voor haar is weg ge legd. Volgens Faber moet die geschiktheid nog blijken. Iedere organisatie verdedigt haar bestaansrecht e n in dat licht schetst de NAVO haar mogelijke taken in de nieuwe situatie. Shea verwijst vee lvu ldi g in zijn artikel naar de mogelijkheid van de NAVO om haar taakstelling aan te passen. Vol gens Faber z ijn dit overwegend insti tu tione le zaken en het is nog maar de vraag of hi er het gehele apparaat van de NAVO voor nodig is. Overigens de NAVO dient wel te blijven voortbestaan, al is het alleen maar om de Europa met de VS, op een e ni gszins kostbare wijze, te verbinden. Na de omwenteling is het Warschau Pact inmiddels verdwenen, maar de NAVO
in West Europa blijft. Volgens Faber wordt e r door de lidstaten minder gewicht aan de NAVO toegekend dan voorheen, omdat het tegen-wicht, de communi stische dre iging is weg geva ll en. De centrale vraag is hoe de NAVO omgebouwd kan worden, om in het huidi ge situatie bij te dragen aan de stabilite it van Europa. Het door de NAVO gegeven antwoord op deze vraag luidt dal ze , in samenwerking met de VN en de CVSE, een taak heeft in peacekeeping en peace-enforcement operaties (zie vorige Jason Magaz ine, red .). Hi ervoor wordt ondermeer de logi stiek van de NAVO aangeboden. Maar het is de vraag of deze acties en aanbiedingen bijdragen aan de stabilite it in Europa, en in het bijzonder de Balkan, Is de NAVO wel voldoende toegerust om con ni cten van het soort Joegoslavië het hoofd te bieden? Volgens Faber is de NAVO slec hts een instrument en moet het antwoord op deze vraag gegeven worden door de regeringen van de NAVO-lidstaten, De huidige leadership cris is, dat wil zeggen de terughoudendheid van de Amerikaanse regering en de verdeeldheid van Europese lidstaten , hebben bepaald niet bijgedragen tot een oplossing van dit vraagstuk. Of er een orgaan is dat, in tegenstelling tot de NAVO, wel in staat zou zijn om de stabi liteit op de Balkan te garanderen, blijft Faber het antwoord schuldig . De EG zou hiervoor in aanmerking kunne n komen . Dit lijkt echter gezien de heersende leadership-crisis binnen de EG, en daarmee het gebre k aan een eenduidige politiek bij het oplossen van problemen, bijvoorbeeld in het geva l van Joegos lavië, weinig hoopvol. De
Jasoll Magazine nr. I, februari 1993
29
opstelling van de Verenigde Staten dat hier sprake is van een Europese aangelegenhe id. heeft zeker niet bijgedragen tot een moge lijke oplossing in de kwesti e Joegaslavië. Zodoende dat de ro l van de NAVO tot op heden beperkt is gebleven. Ook de WEU is niet in staat om eni ge actie te ondernemen, omdat deze organisatie qua logi-sti ek, materi aal en organisatie van de NAVO afh ankelijk is. Daarnaast spelen de onderl inge Eu ropese tegenstellinge n die sinds het eind van de Koude oorlog weer zij n boven gekomen, ook hier een belangrijk rol.
Differentiatie Volgens Faber moet er ged ifferentieerd worden naar het type conflict. In de tijd van de koude oorlog s[Qnd vooral het militai re aspect voorop, maar in de huidi ge conflicten komt vooral het politieke aspect naar voren, dat andere middelen vere ist. De politiek zal een duidelijke lijn aan moeten geven. Ten aanzien van Joegoslavië had de EG met éé n slem moeten optreden en had ze een veel sterkere rol moeten spelen in de interne ont wikkelingen van het land. Volgens Faber is de EG tekort geschoten in het naar zich toe trekken van het voorm alig Joegoslavië, en in het bieden van goede vooruitzichtcn voor dit land. Zo biedt volgens hem de politieke structuur van het nieuwe Duitsland perspectief voor de burgers in voormalig OostDuitsland. Een derge lijk politiek kader had volgens Fabe r door de EG ook aan Joegoslavië moeten worden geboden. In de jaren tachti g, na de dood van Tito bewoog Joego-
slavië zich sterk in de richting van de EG. Er werden verscheidene assoCÎatieaccoorden met de EG gesloten en de economie functionerende rede lijk. Genoeg rede nen voor de EG om dat land enige perspectieven te bieden. Hoewel ook Faber, aan het begi n van de jaren tac hti g, verkondi gde dat het nodig was om enige terughoudendheid tcn aanzien van landen in Oost Europa te betrachten, omdat de relatief stabiele situatie snel zou kunnen omslaan, heeft hij gewezen op de verantwoordelijkheden van de EG. De EG heeft volgens hem veel kansen verspeeld, zij had een eve ntuele toetred ing in het vooruitzicht moeten ste llen. Ook in later stadia van de kwestie Joegoslavië, en tevens tijden s het voorzittersc hap van de EG van Nederland, zijn vele kansen blij ve n liggen. De EG had haar eige n aanwezigheid in de regio vee l meer kunnen benadrukken en zij had zich vee l krachtiger kunnen opste ll en. Ook hier vomlde de vo lstrekte verdee ldheid, al s gevolg van het gebrek aan leiderschap binnen de EG het belangrijkste struikelbl ok.
Conclusie Europa is, zonder een krachti ge toonaangevende politiek, niet in staat om de uiterst belangrijke problemen waarnlee zij geconfronteerd wordt op te losse n. Faber vreest dat Europa oorlogen, zoal s in Joegos lavië, za l moeten leren acceptere n als gevo lg van haar eigen gebrek aan daadkracht, en het nieuwe isolationisme van de VS. De NAVO is in dit
opzicht net zo' n papieren tijger al s de EG, de WEU en de CVSE. Zonder primus inter pares, tot voor kort duidelijk de VS , zal een gemeenschappelijke buitenlandse en defensie politiek binnen de NAVO en de EG verband nog lang duren of mi sschien ze lfs wel nooit plaats vi nden. Het enige land dat deze rol binnen Europa geloofwaardig kan vervuIlen is Duitsland , maar dit is zeker de komende jaren nog , evenals de vermeende daadkracht van de EG een volstrekte fictie. De Europese leadership cri sis kan ons nog zwaar opbreken, nu naast de vele Europese problemen zich ook een nieuwe handel soorlog met de de VS en Japan, twee uiterst homogene hande lsblokken in vergelijking met de EG, aandient. Met zwaar weer op komst (een steeds hardere concurrentie strijd ) wordt het tijd dat er voor de Europese leadersh ip cri sis nu eindelijk eens een oplossing gevonden wordt, er staat meer op het spel dan onze eigen national e sovereigniteit! Mi ent Jan Faber hoopt dat mi sschien, nu de koude oorlog voorbij is, wij eindelijk de primaat kunnen geven aan moreel-ethische vraagstukken in de (internationale) politiek die mogelijk de basis kunnen vormen voor gemeenschappelijk optreden in EG verband. •
Ook op de Europese top in december in Edingburgh kwam er geen duidelijke leider naar voren. (Foto ANP)
30
Jason Magazine nr. 1, februari 1993
Boekbesprekingen Titel: Arms export regulation Eindredactie.' lan Anthony Publikatie: Oxford Ulliversity Press ISBN-nummer: 0-19-829158-2 Regeringen en slaalshoofden hebben de morele verplichting om te zorgen voor een effectieve regelgeving en controle omtrent de internationale wapenhandel. Daarnaast moeten zij toezien op de bewegingen die de wapengoederen maken in het export-circuit opdat zij niet in niet-geautoriseerde handen vallen. Het doel van het boek is om aan te geven in hoeverre regeringen , staatshoofden en internationale organisaties zich bewust zijn van deze verantwoordelijkheid. Via gedetailleerde presentatie van feiten en cijfers betreffende relevante besluitvormingsprocedures en de omvang van de wapenexport, wordt er per staat en organisatie aangegeven welke rol zij in deze handel spelen. De opzeI van hel boek is duidelijk. Hel beval een goede inleiding. Daarna volgt een omvangrijk deel waarin verschillende auteurs vierentwintig separate landen onderzoeken op de invloed die zij uitoefenen op de internationale wapenhandel. Het derde deel bevat een overzicht van de bestaande internationale organisaties ter controle van de wapenexport. Zij worden, net zoals in de opzet van het tweede deel , afzonderlijk behandeld zonder dat er re laties tussen die organisaties ter sprake komen. Men mag overigens aannnemen dat die banden wel degelijk beSlaan. Ik zal nu in het kort op de inhoud van de drie genoemde delen van het boek terugkomen. In de inleiding wordt de contex t van de internationale wapenexportproblematiek geschetst aan de hand van voorbeelden hoe de grole (besluurlijke) organisaties zoals de VN en de EG tekortschieten in de internationale regelgeving en controle ervan. Vervolgens wordt er een link ge legd naar de individuele regeringen en staatshoofden. Daarbij wordl duidelijk hoe die lekortkoming leidt lot een onoverzichtelijk geheel van regelgeving en controlenormen, die per staat verschi llen. Anthony gebruikt deze conclusie om de importantie van homogene regelgeving betreffende de wapenexport Ie onderstrepen. Hij pleit daarbij voor wetgeving op nationaal niveau en controle op internationaal niveau. Waarom hij deze splitsing maakt wordt overigens niet duidelijk. De afzonderlijke landenstudies zijn op eenzelfde manier per hoofdstuk opgebouwd. Van elke staat wordt vermeld welke nationale wetgeving er op het gebied van de wapenhandel bestaat, wat de richtlijnen van de regeringen zijn, hoe het besluitvormingsproces is georganiseerd en hoe het regeringsbeleid inzake wapenexport is opgebouwd. Elk hoofdstuk wordl afgesloten meI cijfers met betrekking tot wapenexport en -import, de prioriteit van landen waar zaken mee gedaan wordt en de bedragen die er mee gemoeid zijn. Kleine tekortkoming is overigens het ontbreken van enige toelichting bij de cijfers. De betekenis en de functie van de data worden daardoor niel geheel duide lij k.
De internationale organisaties ter controle van de wapenexport worden ieder naar eigen karakler en doelslelling besproken. Ook dil deel wordt door verschillende auteurs verzorgd. Voordeel van deze opzet is dat men goed het verschil kan ontdekken tussen de diverse organisaties. De lezer kan, afhankelijk van de be langslelling voor hel onderwerp, geprikkeld worden de voornaamste verschillen te definiëren. Op die manier kan men gedachten vormen over een mogelijke internationale samenwerking ter stimulering van de homogeniteit in regelgeving en contTole betreffende de internationale wapenhandel. De doel slelling van hel boek wordt voor hel groolsle deel gehaald. De beschrijving van de verschillende procedures, feiten en cijfers per staat en organisatie geeft een beknopt maar vrij duidelijk beeld van de mate van het individuele verantwoordelijkheidsbesef binnen de geschelsle problematiek. Voor hel volledig behalen van de doelslelling ontbreekt er echter één aspect. Hel beleid ten aanzien van de wapenexport per staat wordt niet kort getoetst aan de normen die de verschi ll ende besproken internationale organisaties wi ll en hanteren om de wapenhandel te reguleren. Het "cirkeltje" is daardoor niet geheel rond. Het boek is derha lve uiterst geschikt als naslagwerk voor of tijdens vergelijkend onderzoek belreffende de regulering van de internationale wapenhandel. De inhoud bestaat voor het grootste deel uit feitelijke informatie. Enige vorm van (wetenschappe• lijke) di scuss ie is niet aanwezig.
Marc Klumper, redacteur van Jason Magazine. Ben Koster, Een verloren land. De regering Ken"edy en de Nieuw-Guinea kwestie 196/ -1962, Baarn : Allthos, 1991, 175blz., ISBN 906074702-X
De ambivalente verhouding tu ssen Nederland en Indonesië werd vorig jaar weer ee ns bevestigd toen de ontwikkelingsrelatie tu ssen de twee landen verbroken werd. Ben Kosters Een verloren land werpt nieuw licht op de complexe geschiedenis van de relatie door in zijn boek het Amerikaanse be leid La.v. de Nieuw-Guinea kwestie te bespreken, die in de jaren '6 I -'62 een grole rol speelde in de Nederlandse buitenlandse politiek. De toekomstige status van het Nieuw-Guinea was met de onafhankelijkheid van Indonesië in 1939 onbepaald gebleven. Onenigheid hierover bepaalde 10 jaar lang de relatie tu ssen de twee landen die in 1957 een dieptepunt bereikte toen Indonesië 40.0Cl0 Nederlanders uitwees en overging tot nationalise ring van Nederlandse bedrijven. De polarisering werd mede veroorzaakt doordat Nederland begonnen was een bestuurlijk apparaat op te bouwen in Nieuw-
Guinea, dat bedoeld was om, na een overgangsperiode, de Papoea's in staat te stellen een zelfstandige staat op te bouwen. Indonesië eiste echter een soevereiniteitsoverdracht. Koster maakt gebruik van Arend Lijphart's The Trauma of Decolonization. The Outeh alld West New Guinea (New Haven, (966) om de motieve n achter het Nederlandse en Indonesische beleid te verklaren: subjectieve en psychologi sche aspecten als beschadigd eergevoel en nationalisme vormden de voornaamste drijfveren. Daarnaast was het voor Indonesië een mooie gelegenheid om de aandacht van de binnenlandse problemen af Ie leiden. Nederland wilde Nieuw-Guinea behouden om als maritieme mogendheid een rol te blijven spelen en als tehui s voor de Indo-Europese bevolkingsgroep. De regering-Eisenhower stelde zich oorspronkelijk 'neutraal ' op, wat in de praktijk betekende dat men de statu s quo steunde. Aan het einde van de Eisenhower-periode trad hierin verandering op: een actievere opstelling was noodzakelijk om Amerikaanse belangen veilig te stellen, er werd dan ook aangestuurd op onderhandelingen. Na de inauguratie van Kennedy werd deze lijn grotendeel s voortgezet. Zijn regering poogde een beleid Ie voeren dal de NAVO-bondgenoot niet voor het hoofd zou stoten. Het besef groeide echter dat Indonesië wel eens de kant van de Sovjet-unie zou kunnen kiezen als er te veel rekening werd gehouden met de Nederlandse eisen. Het conflict moest zo snel mogelijk uil de Indonesische politiek worden gehaald en op een vreedzame manier worden opgelost zodat de rust in de regio zou worden hersteld. Luns. de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, werd dan ook al snel duidelijk gemaakt dat de Amerikaanse regering zich niet wilde committeren in geval van een militaire botsing tussen Nederland en Indonesië. Wederzijdse bezoeken door de betrokkenen mochten niet baten; de palslelling duurde voort. Hoe langer de kwestie zich voortsleepte en hoe meer Luns en Soekarno elkaar gingen dwarsliggen, hoe meer de Amerikanen druk uitoefenden op de Nederlandse regering en de kant van Soekarno opgingen. Hierbij speelde een rol dal Nederland te kennen gaf niet meer ten koste van alles aan Nieuw-Guinea wilde vasthouden waardoor de Kennedy administratie steeds meer het idee kreeg dat de Nederlandse regering er vooral op uit was om gezichtsverlies te voorkomen. Als er aan het einde van 1961 naar aanleiding van het varkensbaai-incident een personeelswisseling in het Slale-departmenl oplreedl, wordl A. Harriman assistent-secretary of State. Hij besluit dat het tijd is om van de "gulden middenweg" af te wijken. Koster wil afrekenen met het idee dat de regering Kennedy Nieuw-Guinea in de handen van Soekarno hee ft gespee ld en dal het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea's, dat Nederland probeerde vei lig te ste llen, hierdoor werd opgeofferd aan Amerikaanse machtspolitiek. Er werden van Amerikaanse zijde juist meerdere pogingen ondernomen om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Het is te wijten aan de oncompromitterende opstelling van Luns en Jason Magazine nr. I, februari J993
31
aan het feit dat Soekamo alle troeven in handen had, dat het uiteinde lijke akkoord (ove rdracht van Nieuw-Guinea naar Indonesië. na een VN-bestuursperiode van 6 maanden met in 1969 een nvolksttelling over de definitieve toekomst van het land) zo negatief voor Nederland uit vie l. Eell ller/orell lalld biedt de lezer een kijkje in de diplomatieke keuken. Hieruit blijkt hoe afhankelijk Nederland van Ameri kaanse 'goodwill' was en dat beslissingen al lang niet meer alleen in Den Haag konden worden genomen. Een situatie die door Luns en de zijnen op dat moment nog lang niet aanvaard was. Ook laat het zien dat Soekarno in 10 jaar tijd genoeg ervaring had opgedaan om het diplomatieke spel slim te spelen. Hij wist zich te verzekeren van Amerikaanse steun door Wash ington onder druk zette met zijn groeiende krijgs macht di e betaaJd werd door de Sovjetunie. Tevens geeft Koster 's studie een aardig idee over het moeizame proces van diplomatieke onderhandelingen en de manier waarop buitenlands beleid gemaakt wordt. De hoofdlijnen van het Amerikaanse beleid mogen dan sinds de Tweede Wereldoorlog min of meer consistent zij n, wel blijkt dat er over de invulling hiervan vaak grote oneni gheid bestaat. Vooral de tegen stellingen die er bestonden tu ssen het ' State Department' en het Witte Huis bemoeilijkten het proees. Koster's poging om een zo gedetailleerd moge lijk beeld te geven van de onderhandelingen scheppen soms en ige verwarring; vragen al s "wat is nou eigenlijk het prob lee m?" en "wie wil wat?" worden hierdoor geregeld opgeroe-
pen. Luns komt er in het boek niet best van af. Een opmerking als: "Luns koesterde de verklaring van Dulles als een kleuter een jong konijntje koestert" (pag. 32) spreekt boekdelen. Volgens Koster klampte Luns zich vast aan het idee dat ederl and haar invloed kon bewaren in Nieuw-Gui nea omdat de Amerikanen als het er op aan kwam toch te hulp zouden schieten. Door deze verkeerde insc hatting gaf hij het thui sfront een te optimisti sch beeld van de werkelijke stand van zaken. De meningsverschillen tussen Luns en andere Nederland se betrokkenen namen dan ook toe omdat men er steeds meer van overtuigd raakte dat overdracht naar Indonesië onvermijdelijk was. Ruim derti g jaar na dato is de relatie tussen de twee landen nog steeds onderwerp van gesprek. Koster 's boek kan bijdragen aan de vorming van een ge nuanceerder beeld van de collectieve geschiedeni s. •
Veronique de Weiclls de Wellne. redactrice van Jason Magazine.
Op I mei 1963 werd Nieuw Guinea officieel door de VN aan Indonesië over gedragen. Hier werd de vlag l'an Indonesië gehesen en de vlag van de VN ges/rekell. (F% ANP) 32
jason Magazine nr. I, februari 1993
Wat is Jason? De Stichting Jason is in 1975 door jongeren opgericht om te voorzien in een duidelijke behoefte van jongeren aan evenwichtige informatie over internationale vraagstukken. Jason is niet gebonden aan enige politieke partij en heeft geen levensbeschouwelijke grondslag. Jason informeert op twee manieren. Door het tweemaandelijks uitgeven van dit blad en door het organiseren van activiteiten, zoals buitenland-borrels, congressen, excursies, fora en uitwisselingen. Recente onderwerpen van Jason Magazine waren: het tekort van Nederland, Dynamisch Oost-AziĂŤ, en de veranderende Verenigde Naties (Engelstalige editie). Wil je meer informatie over de activiteiten, van de Stichting Jason, scrijf of bel dan naar het volgende adres of neem contact op met de Jason Contact Personen in je stad, vermeld in het colofon: Stichting Jason Laan van Meerdervoort 96 2517 AR Den Haag. tel: 070 - 3 60 56 58
Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door:
Aegon
Internationale-Nederlanden Group
NATO Information Service
AT&T
Philips
Amev
Delta Lloyd
Royal DutchjShell
AKZO
Index Jason Magazine 1992 1992/1. Coming in From the Cold ...
1992/4. Het tekort van Nederland
Prof Mr. M.e. Brands (interview)
The European game
Kars! Bouman
Jason On The Spot
The strategie importance of the
Nederland Lathe
Editor of Jason Magazine
Nato transfonned : Sec Rome and die?
Geert Wi smans
Who's afraid of... Germany?
M.l. Jonker
United Nat ions: Changing of the guard
Prof. Doornbos and De Gaay Fortman
Martijn Hop
Over de heruitvinding van
Africa: The rebirlh of a sovereign continent
Dr.W.l .Scngers (Interview)
Legaliseer de drugs !
Erwin Muller
Nederland , de witte raaf
S. Milia en A.Nuyt
Handjek lap
Fi sseha-T sion Menghistu
Misinfonnation about Ethiopia
Peter Lingg
Wereldscenario's Made in Holland
Hennan de Lange
Verdwijnt de afschrikk ing? Deel twee
Austrian ncutrality and European security cooperali on
1992/5. Dynamisch Oost·Azië
Pat ricio Silva
Dernocrali 7..alion, politica l slabilil y and security in Latin Amcrica
1992/2. Europa ten prooi aan nationalisme Koen Koch
lngrid d' Hooghe
China aan de vooravond van het vee rtiende partijcongres
Stefan Landsberger
China als machtsfactor in de Pacilï c
Oude problemen, nieuwe perspectieven
Ruud Janssens
Amerikaan se handel en wande l in
Oost·Azië Theo van der V oort
De orthodoxe kerk en de omwenteling
Amout Nyt
Profiel: Umbert o Bossi
Leendert Jan Bal
Oud zeer in een nieuwe wereld
Jan Jaap Donsclaar
Dilettantisme of bedreiging?
Prof.mr. P.H. Kooijmans
De kwesLÎe Timor
Fcmando Sousa
Denken aan Oost-Timor
Paul ' t Hart
Al exander George (red.) Avoiding War
Si lvio Milia
Cambodja, het land met de straf van Sisyphus
Pe ter Lingg
Agenda 2 I ? ook met ambtenaren slaan redden we het niet
1992/6. The ehanging UN 1992/3. Eén Wereld, één Probleem?
Prof. Dr. A. van Staden
From peace-keeping 10 peaceenforcement
Mr A.P.R. Jacobovits de Szeged (Interview )
The UN and NA TO in peace-
Frans Bevort
Ontwikkelings hulp Japan se stijl
Chudi Ukpabi
Democracy, ethniti city and apart heid in changing Africa
Jan Michiel Ouo
Prolïel: President Anwar Sadat
M. Geus
UNCRC Simu lation '92: Strengthening the world
Antonio Perez M anzano
Brugfunctie tu ssen rijke noorden en anne zuiden. Het bevoorrec hte M ex ico.
Prof. Dr. J.G. Siceama
The viab ility of the UN as an
Mami x Lamberts
Ontwapening,ontwikkelingssamenwerking en ontwikkeling in
operati ons: partners or competilors?
effective peace- and securitystruclure
Drs. G. Ringnalda
Restruct uring of the United Nations
Dr. J. Shea
NATO's role in peace-keeping
de Derde Wereld: Ee n hoopvolle herkansing
Arthur van Buitenen
Macht en onmacht van NGO's in
het U NCED proces Peter Lingg
UNCED: een groen breekijze r voor economi sche groei . Groen, groener, de grootste groei.
Hennan de Lange
Verdwijnt de afschrikking?