Jaargang 18 Nummer 4 Augustus 1993
Magazine voor Internationale Vraa stukken
LECH WALESA - PIETER KOOIJM ANS - MALCOLM RIFKIND - JAMES ROBBINS
IAEA -
WATER - KROATIE - LIBANO N - PALESTINA
Inhoud Redactie Hoofdredacteur: Tom Kuperus
Redactioneel
De Palestijnse staat
Eindredacteuren : Marc Klumper Ju:\p Rodenburg
To m Ku pcrus
1
Lesley d' Huy E rik~Jan Keijzer Hem\:\n Kok Emma Mu ller Barbara Rijks Veronique de Weichs de Wenne
Policy L ech Wa les"
2
Jason Magazine Îs een twee~ maandelij kse uitga ve \'3n Sticht ing Jason
Het Midden-Oosten werkbezoek
Dagelijks Bestuur Voorzitter: Martijn Boelen Vi ce~voorzitle r : Michiel de Weger Penningmeesier: Baukje Krui len Secretaris: Ellen von Koczian Int. Secretaris: John Koot~;tra Fondsenwerving : Riehard Louwers PR ~Coordin :ui e: Guillaine de Blécourt Algemene Zaken: Manhijs de Wo lf Algemeen Beosfuur Jhr. Mr. A.G.EM. Alting van Geusau Drs. EG .H. van den Broek Mr. EC.M . Caris, M.B.A. DI"lI. F.G . Cleton Mr. Drs. A.H. Gierveld Mr. EA.M. van den Heuvel Drs. J.A. de Koni ng, M.Phil. Drs. lU C. Laseur Mr. R.H. van der Meer Drs. F.J.J. Princen Drs. E.J. Weterings Raad van Advies Prof. Dr. W. Dekker, voorziller F. de Bakker Prof. Dr. J.ThJ. van den Berg Prof. Dr. H. de Haan Prof. Drs. V. Halberstadt Drs. OJJ .M. Hayen van den Heuvel H.A.M. Hoefn agels Mr. J.G.N. de Hoop Scheffer Drs. R.W. Meines R.D. Praani ng Drs. W.K.N. Schmelzer Prof. Dr. J.G. Siccama Prof. Dr. A. van Sraden
Pi e te r Koo ij m a ns
4
M alcolm RifK ind
7 rlle CS I'iel\'
The TransatIantic Relationship in a Post-Cold War World J amc s Do bbin s
11
:
In dienst van de vrede Pietc r van G e ldo rp
15 Proliferatie
IAEA Drs . H.J . Regeur
19
c.c.
Water: bron van
het Midden-Oosten Je roe n W a m e r
22
J usun Cuntactpersonen Leiden: Diane de Vries 07 1~1 2 51 00 Amsterdam: Peler Theunisz 020-6254795 Rotterdam: Stephaniede Blécourt 0 104141 584 Utrecht: SandraGenel 030~ 51 206) Groningen: Frederik Smits van Oyen 050- 128509 Maaslrichl : Erik,.Jan Goris 043 ~252 1 62 Nij megen: Esther Peelers 080~5 5 8 549
Verbilleril/g
Leven in barakken Sophi e Verbu rgh
24 Boekbe~prekil/gel/
S.ichting Jasun Laa n van Meerdervoort 96 251 7 AR Oen Haag
Le Nouveau M o nde
De Nede rla ndse
In lic hlingen- e n Ve ili ghe id sdie nsten
27
tel. 070·360 56 58
rax 070-363 32 85 De Stichling Jason is niel aansparakelijk voor de meningen dje in bijdragen naar voren worden gebracht.
27
Opzeggingen dienen schriftelijk tC geschieden, voor het einde van het jaar
COPYRIGHT
Druk : Haagse Drukkerij en Uitgeversmaatschappij
Ovenmme van bijdragen zijn slechts toegestaan met bron vcnneld ing naar het vo lgende voorbeeld. w.. arbij tussen de haakjes de gevraagde gegevens moelen zijn ingevuld: "Onder..I:... nde bijdrage van (auteur) is overgenomen uit Jason Magazine. jaarg:mg(nr.). nummer(nr.). (maand.j:lar), d:lt gewijd is :lan hel thenm(lhema). Jason Maga., j ne is een tweemaandelijkse uitgave v:ln Jason. Stichting voor Internat ionale Vraa g~ lU k ke n . Den Ha:lg."
ISSN 0165·8336
Redactioneel
De Palestijnse staat "Four suspects were said
10 be sheltering there; as it tumed out, they were not. But in a few minutes Israeli troops. armed with anlÎlank rockets and mac hineguns, had tumed the place iota rubbie and 22 famili es, 140 people, had lost their homes and all their possessians. This was a routine dawn incident thai happened in Tuffah lasl month . ft could have been anywhere, at anytime, in the Gaza Strip." (The Economist, May 15th ) Dil fra gment maakt duidelijk hoe belangrijk hel is dal er vooruitgang wordt
geboekt in de Palestijns-Israëlische vredesbesprekingen. De meest recente, negende, ronde van de vredesbesprekingen werd net al s de voorafgaande, gekenmerkt door gebre k aan enige, werke lijke vooruitgang; een uiteenzetting van de belangrijkste Palestijns· Israëlische standpunten en tegenstellin· gen toont aan waarom dit het geval is. Het doel van hel Palestijns-Israëlisch vredesproces: De Palestijnen he bben ten aanzien van het vredesproces het doel om een Palestijnse staat te vestigen op het grondgebied van de westelijke Jordaanoever en de Gaza strook, met Oost·Jeruzalem als hoofd stad. Daarnaast streven ze naar wederzijdse erkenning van de twee staten. De Israëli 's willen hebben ten aanzien van de vredesonderhandel ingen een tweezijdig onderhande lingsproces voor ogen, waarin eerst aandacht wordt besteed aan de, maxim aal 5 jaar durende, overgangsarrangementen en pas daarna aan de permanente status van "een Palestijnse entite it" . Pas drie jaar na het ontstaan van de ISOA (Interm Se lf-Ooveming Arrangements/Autho rity; de betekeni s van de afkortin g is partij gebonden) kan er vol gens de Israëli 's onderhandeld worden over de permanente status van "een Palestijnse enti te if' op bas is van VN resoluties 242 en 338. De algemene Israë lische doelstelling is dat het ontstaan van een Palestijnse staat moet worden voorkomen. Palestijns nationaal parlement : De Palestijnen willen de oprichting van een gekozen nationaal parlement, met wetgeve nde bevoegdheden. bestaande uit 180 leden. Alhoewel Jeruzalem, als vestigingspl aats van het Palestijnse parlement de voorkeur geniet bij de Palestijnen, zal het parlement naar alle waarschijnlij k in Ram allah gehuisvest wo rden, o mdat de Israë li 's Jeruzalem als vestigingsplaats verbieden. Van het recht van verdediging wordt gedurende de ISGA·periode afgezien. De Palestijne n zien het onderhouden van zelfstandige buitenlandse betrekkingen als een bevoegdheid van de. in het buitenland gevestigde, PLO·kantoren. Aan de andere kant willen de Israëli 's een vrij gekozen admini stratief en fun ctio neel lichaam, waarvan de grootte afh ankelij k is van het aantal fun cties dat wordt bekleed. Van het recht van verdediging en het onderho uden van buitenlandse betrekkingen kan geen sprake zijn. Verkiezingen kunnen pas pl aats vinden vanaf het moment dat de plannen, met betrekking tot de ISOA, een definitieve vorm hebben aangenomen. Het juslicieel systeem: Oedurende de ISOA-periode wille n de Palestijnen een proto-mini sterie van justitie, uitgerust me t volledige zeggenschap over gerechtshoven en wetgeving. De Israëli 's wiIJen beperking van de Palestij nse zeggenschap tot die zaken, die geen betrekking hebben o p het gebied van veiligheid. In gebieden die niet onder zeggenschap vallen van de Palestijnen, hebben de Israëlische gerechtshoven de rechtsbevoegdhe id over Israëli 's, en de Israëlische militaire gerechtshoven de rechtsbevoegdhe id over Israëli 's en Palestijnen, voor zover het veilighe idsv raagstukken betreft. Oe Palestijnse economie De Palestijnen wille n hervatting van de, door Saoedi -Arabië, verstrekte hulp als een voorwaarde voor verde re deelname aan de onderhandelingen. Daar tegenover staat dat de Israëli 's er de nadruk op leggen dat de, in de bezette gebieden ontvangen gelden worden overgedragen aan het ISO A-admini stratieve lichaam. De hulp moet direct aan de bezette gebieden worden gezonden en niet via de PLO. De portaties Te n aanzien van de deportaties e isen de Palestijnen de terugkeer van plusmi nus 1750 bannelingen die, voor december 1992, gedeporteerd zijn en een versnelde terugkeer van de 41 5 bannelingen uil zuid Libanon. De Israëli 's moeten in de toekom st afzien van verdere deportaties. De Israëli 's daarentegen wensen niet belemme rd te worden in l/lw recht tot deportatie. "Civil AfTairs" De Palestijnen willen dat de zeggensc hap, die nu in handen is van de Israëli sc he militair~c i v i e l e admini stratie, overgaat in Palestijnse handen, voor zover
het gaat om fin ancieel beheer, budgettering, belasting heffin g, industrie, handel, gezondhe idszorg, onderwij s, toerisme en water. Het Israë li sche leger moet zich uit de Palestijn se bevolkingscentra terugtrekke n. De Israëli 's wil len handhaving van de Israëlische zeggenschap over defensie en buitenlandse zaken. Mensenrechten De Palestijnen eisen dat er een einde ko mt aan de avondklok, aan hel opblazen van huizen, aan beperkingen met betrekking tot reizen naar en door Je ruzalem, aan het afsluiten van de bezette gebieden en aan "administrati ve dete ntion". Verder willen z ij de vrijhe id, voor Arabieren, om in Israël te gaan werken, de vrijlating van de "admini strati ve detainees" en naleving van de " Fo urth Oeneva Con vention" in de bezette gebieden. * De Israëli 's zie n graag voortgang op het gebied van de "substantiële zaken", zonder daarbij aandacht te besteden aan Haider Abdul Shafi , die toestemming eist om concrete plannen, ter verbetering van de mensenrechten situatie, aan de onderhandelingstafe l aan te kaarten. Jeruzalem De Palestijnen wi llen dat Jeruzalem de hoofdstad wordt van een toekomstige Palestijnse staat. De eenzijdige bekendmaking van de stichting van een Palestijnse "gemeente" in oost Je ruzalem moet hiertoe bijdragen en is dus slechts een tijdelijke maatregel. De Israëli 's e isen de handhaving van de Israëlische soevereiniteit in oost- en west Jeruzalem. Nederzettingen
De Palestijnen willen dal de bouwen uitbreiding van (fl ieuwe) flederzettingen in de bezette gebieden wordt stop gezet. De Israëli's willen niets van dit alles. Israël moet de zeggenschap over haar nederzettingen, hun veili ghe id en hun aangelegenhede n behouden. Familie hereniging & vluchtelingen
De Palestijnen willen erkenning va" het recht op terugkeer van alle Palestijnen naar, zowel, het Israël van voor 1967, als (erug naar een Pal estij nse staat. Het gaat hierbij o m de Palestijnen, die ten tijde van oorlog - 1948: drie kwart miljoen, 1968: 300.000 - zijn gevlucht. De Israeli 's gaan niet accoord met de terugkeer van Palestijnen naar plaatsen in Israe l waar zij voor 1967 woonden. Land Volgens de Palestijnen moet Israël de VN resoluties 242 en 338 in acht nemen. Dit ho udt in dat de Israëli 's zich uit alle, in en na 1967, bezette gebieden moelen terug trekken. Dit is het " land for peace·princ ipe". De Israëli's eisen dat alle gebieden die aan hen zijn toegewezen of die onde r zeggenschap van Israë l staan, worden bestuurd door Israëli sche bestuursorganen. De omstreden gebieden dienen door Israëli 's e n Palestijnen gezamelijk bestuurd te worden. Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat er nog een lange weg te gaan is, voordat er enige werkelijke vooruitgang kan worden geboekt in de onderhandelingen. Hel afs luiten van de bezette gebieden, d raagt zeker niet bij tot een oplossing. De personen die baat hebben bij dit soort struisvogel-politiek. zijn de extreem-radicale e lementen in. zowel de bezette gebieden, als in Israël. Met het afsluite n van de bezette gebieden vergroot Israël slechts de popularite it van Hamas - " We prefer death to submitting any appeals to Israeli committees" ten koste van de PLO - " We are prepared 10 accept a twostate solutio n", iets dat mij , hoe je het ook bekijkt, te gevaarlijk lijkt om wenselij k te zij n. 4
Willen de onderhandelingen werke lijk succes hebben dan is het belangrijk dat de internationale gemeenschap. met name de Verenigde Staten, de druk o p Israël vergroot - een tot nu toe verre van nex ibe!e onderhandelingspart.n er - om concessies te doen aan de Palestijnen. Er is maar één oplossing mogelijk voor het Pal estijns- Israëlische connict en dat is de " two-state solution", en derhalve de creatie van een zelfstandige, economi sch levensvatbare, Palestij nse staal.
Tom Kuperus is de nieuwe hoofdredacteur van Jason Magazine. Namens de redactie en Stichting Jason wil ik hierbij oud- hoofdredacteur Martij n Hop bedanken voor al zijn tijd, energie, optimiJme. steIlIl en zijn vaak, niet geringe, prestaties ten dienste van Jas01l/
Jason Magazin e nr. 4, a ug uslus l993
1
Veiligheid
Tenets of the Polish Security Policy Modem national security includes political, military and economie matters, as weIl as ecologieal, social and ethnic issues. In each of these areas Polish security policy complies with intemationallaw, especially with the law of the United Nations, as weIl as with resolutions and decisions of the Conference on Security and Cooperation in Europe (CSCE), and with bilateral and multilateral agreements to which Poland is a party. The Republic of Poland considers its borders to be immutable and has no territorial claims against its neighbours. It respects the sovereignty of other nations and renounces the use of force, including the threat to use it, in bilateral relations with other states. In particular, Poland wishes to cooperate very closely with the neighbouring states. by Lech Walesa, President of the Republic of Poland
Integration with Western Europe Futu re membership of Poland of the Eu rope· an Communities (EC) is of fundame ntal imponanee 10 OUT country. The economie imcgration with the West is actuated by political moti ves and aims. We consider associate status as the fi rst step on the road 10 full
mernbership in the EC - or in the future European Union which will replace the EC. It is a di ffic ult process which requires the implementation of many readjustments and which calls for consistent cooperation on (he entire soc iety.
"associate status, the first step on the road to full membership ofthe Ee" We can Qvercome our civ ilizati onal delay and become an equaJ partne r for the developed nalions only through sw ifl and effectÎ ve cooperation of Poland inta the economie and political process of West European integrati on. Voluntary isolation and failure to use the opportunity of fast developme nt would undoubtedly lead in time to Ihe side-lining of the Poli sh economy and pauperi zation of the socie ty - which in turn could lead to the loss of freedom and sovere ignty. Ties with the EC will contribule 10, and full membership will dec ide aboul , our partici pati on in NATO, if we do not become a member earlie r.
2
jason Magazine nr. 4, augustu s 1993
International Security system Political and military factors continue to have a significant intluence on ne w rel ations between European nations in the wake of the co llapse of the Sov ie t empire. Poland is seeking links with the ex isting defence alliances and security sysle ms and is stri ving to strengthen these struclures. Recognizing thai NATO remains a decisive factor of political stability and peace in Europe, Poland highly values the Euro-Atlantic c haracter of the alliance and supports lhe United States' military presence in Europe. The strategie objecti ve of Poland for the 1990's is to obtain membership of NATO and of the West European Union (WE U), as the European pillar of NATO and as an esse nti al faclor of Ihe European syslem of collecti ve security. At the prese nt we are developing our relati ons with the Alliance chie n y through the North Atlantic Coopera· ti on Council (N ACC). O ur country's future me mbershi p of NATO will affect PolishGerman and Poli sh-Russi an relations in a positive manner. Poland pursues cooperation with Ihe CSCE. CSCE defines the principl es of interstate relations. lt provides the frame work for confli ct pre vention and manageme nt, promoles arrn s reducti on and control, and facilitates the establi shme nt of peace-keeping military forces. The participation of our military un its in the UN peace-kee ping mi ss ion s and, in the future, in the missions created by European internati onal inslitutions, wiJl con-
tinue to be Poland 's contribution to the stre ngthening of international security.
"The possibility of out breaking local conflicts continues to be a serious threat" New regional cooperation The collapse of the USSR and the formati on, besides Russia, of new independe nt states, especiall y Ukraine. has c reated an opportu· nity for the permanent stre ngthening of security in the East of Europe. At present, however, it remai ns a politicall y unstable region. There is a huge military potenti ai on this territory. The poss ibilit y of out breaking local conflicts continues 10 be a serious threat. If such conflicts spill over a larger area, they may al so in volve Po land. Arrned conflicts mayalso cause a major wave of refu gees from the east dangerous 10 Our securilY, as we il as the discontinuation, or severe limitation , o f the import of strateg ic raw materiai s. Pola nd 's cooperation with lhe Ukraine, Russia and Belaru s, based on bilateral agreeme nts, serves 10 reduce such threats. These
agreements cover both economic and securiIy cooperalion, including some military matters. Poland 's developing reg ional cooperation with Hungary and the Czech and 510vak stales helps to reduce such threats as weil. lrres peclive of Ihe direction of political changes in the countries of the neighbours 10 our soulh , we strive te continue Ihe cooperation within the Vi segrad Group. This structure does not possess the features of a military alliance; inSlead, it strengthens the sentience of security and stability in the reg ion.
"dealing maximum destruction to the in vader" Defense Poland mainlains its own military potential and national defense syslem. We are determined 10 prolect our soverei gnty and territorial integrity and looppose any aggression. We are embarked upon a profound transformation to adjust o ur defense structure to the needs of a sovereign, medium size counlry, as is Poland. Our defense syslem is based on the armed forces, ready at all times for combat operations and for war-time expansion and deployments. Poland aims 10 have the stales of Easlern and Central Europe effectively broughl into the Euro-Atlantic security system. We support the efforts of Ihe region 's new states te establi sh links with Ihe Western states and 10 conform their own structures to democratic standards.
"vulnerable to external pressure" In the event of a local confli ct overrunning our territery we will immediately begin mili tary operations aimed al restraining and defeating Ihe enemy. In principle, Poland should achieve thi s goal independentl y, but it may be advisable to take advantage of political and material assistance from olher counlries. In the event of war exceeding alocal connict, Ihe strategy of Ihe Polish armed forces will be Ihe longest possible res istance in order to SlOP the invasion by dealing maximum destruction 10 Ihe invader, 10 show determination to defend our country and 10 gain time for other countri es and international organizations to respond. Poland does nol perceive threats from any of the existing stat es. The armed forces are being deployed relativel y equall y in the entire territory of our counlry to have the capability 10 force back an atlack from any direction. The size of Ihe army and of its basic armaments are consistent with the internationalobligations accepted by Poland, which also affect our neighbours. The Polish armed forces are composed of conscripts and career personnel, whose proportions wi ll grow graduall y. This insures a professional and a civic character ofthe Polish armed for-
ces and sec ures sufficient number of trained rese rvi sts in Ihe evenlof mobilization.
"the armedforces, ready at all times for combat operations and for war-time expansion" Internal security The great tran sformations of the political and economjc system now under way in Poland inevitably cause domestic threat s 10 increase temporarily. These are non-military threats of a political, soc ial and economic nature,
which weaken Ihe state structure and make it more vulnerable te external press ure. The effecIs of the co ll apse of Ihe socall ed soc ialisl economy and Ihe unavoidabie social costs of the transition to a market economy - especially unemployment - ca use frustration, anarchy. emigration, crime and other patholog ical phenomena to ri se. The situation is made worse by the degrad ation of the environment. The best way to red uce the negative effects of these phenomena is by making efforts to shorten the transition peri od. The success of the transformations depend s 10 a large exlent on an effective completÎon of the pri vati sation process and of adminislralive reform des Îgned to enhance governabilily of the state and 10 increase the effective functioning of Ihe law enforcement institutions. • Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
3
Vredesproces
Het Midden-Oosten werkbezoek Gaarne bericht ik U als volgt over het werkbezoek dat ik van 21 tot en met 25 mei jl. bracht aan achtereenvolgens Egypte, Syrië, Jordanië, Libanon en Israël. Hierbij stond het Midden-Oosten Vredesproces centraal. In Oost-Jeruzalem sprak ik terzake tevens met een Palestijnse delegatie, door Pieter Kooimans Minister van Buitenlandse Zaken
Mijn onderho ud in Cairo mei mijn Egyptische ambtgenoot Amre Moussa vormde een bijzonder zi nvol beg in van mijn bezoek aan de regio. De bijzondere pos itie van Egypte als eni g Arabisch land dal het proces van vredesonderhandeli ngen met Israë l reeds doormaakte en daarom thans ovcr normale diplomatieke betrekkingen met dat land besch ikt verschaft het de mogelijkheid binnen de regio een katalyserende rol te spelen en mel part ijen daarbuiten, zoals de EG en diens lidstate n, samen te werken 0 111 hel vredesproces te bevorderen. In deze laatste zin heb ik mij bij mijn gesprekken in de reg io verlaten op M iniste r Moussa's voorzichtig optim isme en gaarne gebruik gemaakt van zijn beoordeling van de stand van zaken in he t vredesproces in het algemeen en van de positie van elk der partijen in het bijzonder.
Assad: "optimistisch gestemd over de vooruitzichten van het vredesproces en vastbesloten hieraan deel te blijven nemen" In mijn gesprekken in Damascus met Pres ident AI-Assad e n mijn ambtgenoot A I-Shara'a bleek weinig van eventuele Syrische flex ibiliteit Hun betoog kwam erop neer dat Israël zich vanaf het begi n tegen het vredesproces had verzet e n zich, toen de onderhande li ngen begonne n, onverzoenlijk had getoond. Het was in deze houd ing gesterkt door de ste un die het kreeg van de VS en Europa. De Israë lisch-Syrische onderhandelingen zouden in he t geheel geen voortgang te zien hebben gegeven als Syrië zich niet ondanks alles constructief had opgeste ld. Voor wat betreft de impasse rond de vraag wat Israël onder 'volledi ge terugtre kking' verstaat e n Syrië onder 'vo lled ige vrede' heb ik gesteld dat 'volledige terugtrekking' een vrij dui delij k kwantitatief gegeven is. ' Vo ll edige vrede' is echte r kwalitati ef van aard e n vere ist een toe lichting. Pres ident
4
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
Assad meende dat zowe l Israël als Syrië weten wat onder beide begri ppen moet worden verstaan. Ik heb gesteld dat een ontmoeting tussen be ide landen op hoog po litiek ni veau tot een doorbraak in deze kwestie kan leiden e n dat de VS hi erbij welli cht een rol kan spelen. Dit werd van Syri sche zij de afgewezen, hoewe l wel ruimte werd gezie n voor een sterkere Amerikaanse ro l dan waarvan tot nog toe sprake was. Preside nt Assad meende een verschui ving in de goede ri chti ng te zien in de Israë li sc he publi eke op inie. O ndanks zijn diepe wantro uwen te n aanzien van de intenties van de Israëlische regering was hij optimi sti sch geste md over de vooruitzic hte n van het vredesproces e n vastbeslote n hieraan dee l te blij ven nemen. Hij bleef echte r bij zij n oorspronkelijke standpunt dal het multilaterale onderhandelingsspoor pas zin heeft als er overeenstemmi ng op hoofdpunte n in de bil aterale onderhandelingen bestaat.
Tijde ns mijn gesprekken in Amman met kroonprin s Hassan Bi n Talal e n Mini ste r van Buitenl andse Zaken Abu Jaber werd ik getroffe n door de constructieve opstelli ng van Jordanië in het vredesproces, d ie ook reeds eerder was gebleken. Gezie n de beperkte aard van de uitstaande geschillen met Israël concentreerden onze besprek ingen zich op he t vredesproces in zij n geheel e n, gezien de bij zondere relatie tu ssen Jordanië en de Palestijne n, op de voortgang in het Israëli sch-Palestijn se onderhandelingsspoor. Er bestond een parall ellie lussen de Jordaanse opvattingen terzake en de Palestijn se. Gesteld werd dat sommige dee lneme rs aan het vredesproces zich nog teveel door ideologische overweg ingen laten leide n. De leiders in de betreffende lande n moeten een zeker risico du rven nemen e n hie r overheen stappen, zo werd gesteld, en hun toekomsti · ge ve il igheid niet afhanke lijk stellen van militaire macht maar van wederzijdse accep-
tatie. Overige ns konden vredesakkoorden tussen individuele Arabische partijen en Is raël ni et tot bloei komen als zij geen deel uitmaken van een alomvattende rechtvaardige vredesregeling voor de regio, aldus mijn Jordaanse ambtgenoot.
"toekomstige veiligheid afhankelijk stellen van weden ijdse acceptatie" Ook tijdens mijn bezoek aan Beiroet, het eerste van een Nederl andse bewindsman in tien jaar, vernam ik van President Hrawi, Premier Hariri , Parlementsvoorzitter Berri en mijn ambtgenoot Boueiz harde woorden over de Israëlische opstelling in de onderhandelingen. Niettemin we rd verzekerd dat Libanon vastbesloten was het vredesproces voort te zetten. In reactie op mijn suggestie om als vertrouwenwekkend gebaar de Hezbollahstrijders te ontwapenen, die immers in overwegende mate verantwoordelijk zijn voor de aanvallen op Noord-Israël, werd gesteld dat de Libanese publieke opinie een dergelijke actie vooralsnog niet toe zou staan omdat die de Hezbollah-strijders al s vrijheid sstrijders ziet tegen de Israëlische bezettingsmacht. Dit zou echter veranderen op het moment dat Israël zic h bereid zou verk laren tot terugtrekking uit Libanon onder de termen van VRR 425. Overigens leggen de Libanese autoriteiten prioriteit bij de wederopbouw van het land. De leve nsomstand igheden in de Bezette Gebieden werden in Jeru za lem door Premier Rabin aan de orde gesteld en, meer uitvoerig, door mijn ambtgenoot Peres en diens delegatie. Het aantal Palestijnen dat zij n werk in Israël had verloren door de afsluiting van de Bezette Gebieden was door de afg ifte van nieuwe vergunningen teruggelopen en zou nog verder zakken. Duidelijk was echter dat meer werkge legenheid geschapen moest worden in de Bezette Gebieden zelf en Israël deed een beroep op de internationale ge meenschap hieraan bij te dragen door rec ht streeks hu lp aan de Palestijnen daar te geven. Israë l had hiertoe reeds aanzienlijke middelen beschikbaar gesteld. Gesteld werd dat met de afsluiting van de Bezette Gebieden allereerst de veiligheid van de Israëlische bevolking was beoogd doch daarnaast ook ee n soort ontkoppe ling tussen Israël en de Bezette Gebieden.
"harde woorden over de Israëlische opstelling in de onderhandelingen" Voor wat betreft de bilaterale onderhandelingen met de Palestijnen werd onder meer opgemerkt dat Israël niet uit is op blijvende aanwezigheid in de Bezette Gebieden. Anderzijds was dat land niet bereid zich op de zgn. 'G roene lijn ' terug te trekken. Eve nals voorheen werd van Israëlisc he zijde melding gemaakt van verdee ldhe id in het Palestijnse kamp als complicerende factor in
Minister Kooijmans deze onderhandelingen. Ik heb het belang onderstreept van tastbare onderhandelingsresultaten op korte tennijn alsmede van het vennijden van daarmee strijdige acties, van we lke zijde dan ook. In dit verband stelde ik ook de mensenrechtensiluatie in de Bezette Gebieden aan de orde. Voor wat betreft de onderhandelingen met Syrië stelde premier Rabi n niet bereid te zijn aan te geven in welke male Israël bereid is zich op de Golan -hoogte terug te trekken zolang Syrië geen opheldering verschaft over wat het onder ' volled ige vrede' verstaat. Voorts stelt Israël als voorwaarde dat een overeenkomst mei Syrië door dat land zal worden gehonoreerd ongeacht de ont wikkelingen in de relatie tussen Israël en de andere onderhandelingspartners. Minister Peres merkte op dat verdere vertraging in de onderhandelingen met Syrië er toe zal leiden dat beide partijen zich verder in hun huidige posi ties ingraven, hetgeen slechts de tegenstanders van vrede in de kaart speelt. De heer Feisal Husseini , die de Palestijnse delegatie leidde waannee ik in zijn kantoor in Oost-Jeruzalem sprak, was positief over de instelling tijdens de negende ron-
"verdeeldheid in het Palestijnse kamp een complicerende factor in de onderhandelingen" de van drie Israëlisc h-Palestijn se werkgroepen die zich tijdens de onderhandelingen in deelterreinen zull en verd iepe n. De indiening door Israël en de Palestijnen van concepten voor gemeenschappelijke beginselverk laringen was een nieuwe stap. Aangezien de be ide partijen hierover echter geen overeenstemming konden bereiken had de VS een eigen concept inged iend in de hoop partijen hierop te kunnen vereni gen. Deze eerste Amerikaanse bemoeieni s met de inhoud van de vredesonderhandelingen is echter zonder resultaat gebleven. Aan Palestijnse zijde was men aangenaam verrast dat het Israëlisc he concept de territori ale ee nheid van de Bezette Gebieden erkende. Tegelijkertijd werd echter vastgesteld dat de Israëlisc he regering terzake confli cterende signalen afgeeft die de indruk wekke n dat Israël we l dege lijk een verdeling van de Bezette Gebieden nastreeft.
Jaso" Magazine nr. 4. augustus 1993
5
Mijn Palestijnse gespre kspartners wezen op de noodzaak thans snel tot een doorbraak in de onderhandelingen te komen omdat anders de tegenstanders van het vredesproces de overhand zu llen krijgen. Thans winnen di e onder meer aan kracht door de acute ve rslechterin g van de levensomstandigheden als gevolg van het ve rlies aan inkomsten uit arbeid in Israël door de afsluiting van de Bezette Gebieden en door de voortdurende problemen daar op het terrein van de rechten van de mens. Gesteld werd voorts dat de afsluiting een positieve inv loed kon hebben op het postvauen in de publieke opin ie van het idee van sc heiding tussen Israë l en de Bezette Gebieden. Ee n opheffi ng van de afsl uiting al s zodanig werd dan ook niet beplei t, doch werkge legenheid binnen de Palestijnse economie ve reiste wel toegang tot Oost-Jeruzalem, het knooppunl van de economie van de Westelijke Jordaan oever. De heer Hussei ni stelde voorts dat de negatieve gevolgen van de afslui ling voor de levensomstandigheden van de Palestijn se bevolking tol aanzienlijke internat ionale Rabin
"aangenaam verrast dat het Israëlische concept de territoriale eenheid van de Bezette Gebieden erkende"
Later deze maand zal een ambtelijke mi ss ie in het kader van het Nederland se Ontwikkelingssamenwerkingsprogramm a voor de Bezette Gebieden Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaan oever en de Gaza-strook bezoeken en mede aandacht schenken aan de door de afsl uit ing ontstane situatie.
"Israël streeft wel degelijk hulpverlening noopt, zowel ten behoeve van het scheppen van werkgelegenheid als door financiële bijdragen aan de operati onele koslen van Palestijnse instellingen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg enz. Vastgesteld werd dat fundamentali stische tegen standers van het vredesproces reeds over fondsen beschikten waarmee zij tot op zekere hoogte dienstverlening konden overnemen van gematigde instellingen die thans in geldnood verkeerden. Dat dit de politieke invloed van fund amentalisti sche organisaties in de Bezette Gebieden vergroot werd overigens ook van Israëli sc he zijde onderkend.
een verdeling van de Bezette Gebieden na" Samenvattende concl usie van de gesprekken tijden s deze rondrei s: mijn indruk is dat er reden is voor gemati gd optimi sme voor wat belreft kansen op voortgang in vredesoverleg, mits alth ans wederzijds wantrouwen bij partijen in het conflic t zal kunnen worden doorbroken. In deze gesprekken kwam namelijk duidelijk naar voren dat , in tegenstelling tot eerdere verklaringen van sommi ge partijen, tijdens de jongste (negende) bilaterale onderhandelingsronde in Washington vorige maand wel degelijk vooruitgang op de inhoud is geboekt, met name in het IsraëIisch-Palestijnse onderhandelingss poor. Hoewel alle partijen te kennen gaven tot vrede in de regio Ie willen komen lijkt een sterk wantrouwen omtrent de wederzijdse bedoelingen hen van een doorbraak in de onderhandelin gen te weerhouden. Een dergel ijke doorbraak op korte tennijn moet essentieel worden geacht voor hel handhaven van de ge loofwaardigheid van deze onderhandeli ngen, die voor de betrokken volkeren immers nog geen tastbare resultaten hebben opgeleverd. Dat van de afsluiting door Israël van de Bezette Gebieden een positieve jX>litieke we rking kan uitgaan werd in het algemeen door mijn gesprekspartners onderkend. Zij spraken echter tevens grote bezorgdheid uit over de negatieve soc iaaleconom ische gevo lgen hie rvan voor de bevolk ing aldaar. Aan Arabi sche zijde werd gevreesd dat dit tegenstanders van het vredesproces in de kaart zou spelen.
"een sterk wantrouwen lijkt een doorbraak in de onderhandelingen te weerhouden" ln het algemeen waren mijn gesprekspartners van oordeel dat met de hervatting van de bilaterale onderhandelingen een kwalitatieve wijz igi ng van de Amerikaanse rol hierin zichtbaar is geworden. Dit was met name merkbaar geweest in het Israëlisc hPalestijnse spoor. Van Arabische zijde werd te kennen gegeven dat hier meer van wordt verwacht. Dat ook de rol van de EG en haar lidstaten in de loop van het vredesproces meer gestalte had gekregen, niet all een in de multilaterale we rkgroepen maar in het politieke proces in zijn geheel, werd onderkend. Niettemi n werd van Arabische zijde aangedrongen op een zwaardere Europese rol. In Israël bleken aarzelinge n omtrent het Europese optreden nog ni et bij een ieder gehee l te zijn verdwenen . •
6
JasOiJ Magazine nr. 4, augustus 1993
Op de wip
Peacekeeping or Peacemaking? Peacekeeping and peacemaking is a subject which is both highly topical and very important at the present time. It is, more-over, one where the ground is shifting all the time and where the hazards associated with charting a way forward have never been greater. In this article I want to explore these issues first by examining why and how the question of peacekeeping and peacemaking has become so prominent and urgent; second by looking at how it maybe dealt with, both nationally and intemationally; and third by addressing some specific examples. By Malcolm RitKind MP, UK Secretary of State fo r Defence SefOfe I do thai, it is worth considering what peacekeeplng and peacemaking actually mean. There are real diffi culties in com ing up with sat isfactory and mutually exclusive definitions for these tenns. What they and ather phrases such as "peace enforceme nt" actually describe is the collective llse of military action by the international communĂŽty 10 help resolve sec urity disputes both within and between states. Throughout this article I shall tend to use "peacekeeping" loose ly 10 describe such activity. At the end of this article. I shall return 10 what I believe is the real question posed by the title. The only other preliminary point I wou ld Iike 10 make is IO stress thai contrary 10 some perceptions, the UK has the c rede ntiais and experti se to make a sign ifi cant contribution to the debate on peacekeeping. We are currently the second largest troop contributor 10 the UN with nearly 4,000 pcrsonnel committed in six differenl operations. We also have experienced one of the longest running UN peacekeeping operations in Cyprus, and although it is definitely not a peacekeeping operation in the UN sense, some of the experie nce the armed forces have gained in 20 years of fi ghting terrori sm in Northem Ire land is not irrelevant. A background 0 f change Any consideration of peacekeeping must start with [he dramatic changes of the last four years. Cast your minds back to 1989 and the flest half of 1990. The Berlin Wall had collapsed. Gennany was headed towards re unificati on. The Warsaw Pact was dissoIving and wilhin a matter of months had been consigned to history. Most important of all, the threat of major armed aggress ion from the form er Soviet Union against Western Europe had for all intents and purposes disappeared. All of lhis was being underpinned by the most far-reaching amlS control agreements in hi story - a process whic h is continuing with last years signature of a further START treaty. It is hardly surpri si ng that at the time there was a global release of ten sion, followed by a period of euphoria. Unfortunate ly that feeling has evaporated to be re placed by fears and concern s thal are different in nature - and certai nl y less apocalyptic
than those which characterised the Co ld War - but are nonetheless real and generally much less susceptibl e 10 dear cut so lutions. The reason for this is not hard 10 find. While I would be the last to moum the passing of the Cold War, it did impose a structure on world affairs, and particular in Europe, which lended to suppress intra and inter-state ri valries. This was generally not the result of self restraint on the part of the potential rival s: it was more a question o f the re levant superpower providing the restraining influence for fear of any local conflict provoking confrontation with the other superpower.
"20 years offighting terrorism in Northern [reland is not irrelevant" That res trainl has gone and as a consequence we have witnessed the eruption of a number of confliets of which Yugoslavia is only the nearest and most obvious. I doubt that we have seen the last of this. As the former Soviet Union continues 10 break up, the potential for funher brush wars between and within fledging states is likely to grow ralher than recede .
"difficult to predict where conflicts may lead" Another factor has been the disappearance in Europe of authoritarian governments with a dear, cohesive, communi st ideology. Marxism-Leninism may have been re pul sive as a syslem and brutal in its application bul it was a lso effective for over 40 years in suppressing ethnic, religious and nationali st rivalries in the countries where ir held sway. Tito's remarkable achievement was to make Yugoslavia seem like anormal, peaceful country where tourists could go on holiday unaware that old hatred and antagonisms still bubbled away under lhe surface. In a more peaceful way, the end of communism has led to the di sintegration of Czechoslovakia and the collapse of the Soviet Empire has retur-
ned Russia 10 front ie rs that would have been recognized by Peter the Great. In one respect however, lhe end of the Cold War has not only led 10 some of the problems we now face but also provided part of the so lution. The disappearance of US/Soviet antagonism has allowed the UN Security council , for the first time sin ce its inception in 1945, to function as it was originally intended and the e nd of EastfWest confrontation has allowed it to address, again for the first time, the political problems ofthe conti nenis. The stati sti cs speak for themselves. In the 40 years to 1988, the UN authorised 13 peacekeeping operations. In the four years since then a funher 14 have been au thorised. During 1992 alone the number of troops e ngaged in UN operations has ri sen from 12,000 to over 50,000. I sha ll have more to say about the UN as an institution late r in thi s artiele, but thi s transfonnation in its relevance and effeeti veness is a fundamental feature of the new world sec urity scene.
The driving factors The key question for me, as Un ited Kingdom Secretary of State for Defence, is how allthis could and should affect our policy and plans for the defence of thi s country and it s interests? In grappling with these questions, th ree factors come into play, two of which are new - or at least more prominent than before - and one whi ch is very familiar. The first conce rn s the nature of Britain's defence commitments. For the first time since the war we no longer have a clear identifiabie and quantifiabie extem al military threat, such as the Soviet Union and the Warsaw Pact, against which to draw up our plans. The certainties have contracted and in one sense we have much more c hoi ce about where we place the weight of our defence effort and in what manner. The second factor is thai our position as a Permanent Member of the UN Security Counc il now looms much larger, both in general political te rms and from a defence and security perspective. This imposes agiobal perspective on our thinking, and, some would argue, a moral one. ln any event it adds greater weight and complex ity to the question of why we should - or should not take military action. The third factor - and thi s is a familiar one - is that making changes
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
7
to defence capabilities is inherentl y a slow business. ft takes time to bring new equipment and units into service. Equall y it takes time to reduce defence capabilities in a rational and coherent manner. This is not altogether a bad thing in times of change as it does provide a valuable insurance policy against a reversal of the improving situation. Equally it imposes restraints on how quickly we can adjust the means we have available to carry out defence tasks.
"further brush wars between and within fledging states is likely to grow" 1 wou ld also Iike to highlight one other factor which has to be taken imo account: the increasing and in some cases overwhelming pressure from the public and the imemation al communit y 10 "do something" about the crisis situations they see played out on their Ielev ision screens. We have seen thi s in Ihe case of Ihe Kurd s and Shias in Iraq, in Yugoslav ia, and in Somalia. As a democratically e1ected politician, 1 would be the last to defy the public will gratuitously. Many of these crises do justify military action by the UN or the imernational communĂźy. Inq is an obvious case in point where military imerventi on was the only means ava ilable 10 liberale Kuwait and where it has also been necessary to coumer new Iraqi aggression. We do oeed to exerci se caution about Ihe wisdom of assuming thai military action is in all cases the "something" that should be done. Experience tells us that the application of military force can have unpredictable effecIs, which
can in the end, in some circumstances, make the situation worse. In addition, unless we are very clear about the aims aod objectives of an operation, there is a grave ri sk of forces being exposed to ri sk in an open-ended commitment. As we all know, it is usuaJly much harder to pull troops out of an operation than 10 sent them in, if the problem they were sent to solve remain s or has escalated. The UK is a rnedium- sized power with a developed sense of international responsibilily. lt is against thaI background that we need to consider the criteria against which the UK should judge whether or not IQ become involved in a peace-keeping or peacemaking operation. The first criterion must be national interest. This can be defined fairly narrowly from a purely defence part of view as the need 10 maintain!he freedom and territorial integrity of the UK and our Dependent Territories and its ability to pursue its legitimate activities at home and abroad. On that basis alone our participation in international peacekeeping would be highly restricted. However it is not as simple as thaI. It is difficuIt to predict where con nicts may lead and wider strategie and security interests nol always defence related - come into play as we il. In addition, our obligations as a member of the Permanent Fi ve and expectations of us, both our own and those of others, may tend the net 10 spread wider. The result is that sometimes it will not he desirabie to avo id UK involvemenl in operations where the national defence interest is slight or 110 11ex istem - Cambodia is a good example. The leve l of interest may however influence how we balance one commitment against the another and hence the type and size of the force we commit lO a particular operati on. The second key crilerion is availability. Unli -
ke many other UN troop contributors, we have a substantial portion of our troops tied up in national commitments - Northem Ireland and the overseas garrisons - which absorb a good deal of military effort. In additioo , we need to ensure that the fighting effectiveness of our forces is maintained through training and exercises. All Ihis means that the assets we may have available for peacekeeping are limited. It is for thi s reason that open-ended commitments are particulary unwelcome. and why I believe we should press for explicit time Iimits to be placed on peacekeeping operations or, fai ling that, limits on the period for which any one country should commil forces 10 the UN for a particular operation. Such an approach would have a number of advanlages. ft would help encourage new countries to participate by red ucing their fears of becoming embroiled in an open-ended commitment. ft would similarly make it eas ier for ex isting troop contributors 10 agree to new commilments.
"overwhelming pressure from the public and the international community to "do something" The third and final criteria is to reach a judgernent on whether tak.ing military act ion is the right answer in the particular circumslances. This wil1 involve dialogue with the countries and the institutions concemed and it may be that from time to time the UK will need to stand out publicly against the use of force and dec line to contribute. We should not be coy about thi s: it seerns to me entirely defensible that we should avoid entanglement in a military operation wh ich we believe is unwise or ill-conceived. We have for exampl e consistentl y refused 10 comrnit ground forces in Bos ni a in an intervenlĂŽon role, not because of any squeami shness on our part, but because of a clear judgement th at military interventiol1 in what has man y of Ihe characteristics of a civil war will not solve the problem. By contrasI, action in Ku wait and in the Falklands was taken [Q expel an extemaJ aggressor's ann y: a situation where the case for using mililary act ion was compeIling and practical. The implications of force reductions The nex t major question concerns the implicalions for UK force structu res and force planning of the expansion of peacekeeping and peacemaking acti vity. Do we need to revis it the UK force structure rev iew "Option s for Change", presented in 1992? Should we fonnally earmark specific forces for peacekeeping? Should the structure and training of our forces be adjusled to reflect the requ irements of peacemaking ralher than more conventional military operations? On the fiTSt point, it remains the case that the broad side and shape for the anned forces as set out in "Options for Change" is not preve nting us from meeting our obligations at thi s moment in time. Nelher the less,
8
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
if it becomes clear that new long term commitments are placing an intolerable burden on our forces, we should not hesi tate 10 look at the situation again.
"application of military force can have unpredictable effects" On the second poi nt, Ihe idea of earmarki ng forces or crealing some sort of standing peaeekeeping eapability is often proposed as a solution 10 some of the problems of drawing up suitab le forces for peacekeepi ng operalions. This seems 10 me 10 ignore a number of key consideralions. First the inherent uncertainly of where and how British participation in peacekeeping operations wi ll arise, makes il very difficull to decide just which capabilities should be retained for this purpose. Seeond, there is Ii kely to be a mismatch between what nations mi ght be prepared 10 earmark and whal the mounting organisation - usually the UN - actually wants. Third, il is certain that no government HMG included - would want to give the UN or any other organisation a wholl y unconditionalli en in their forces or create additional forces against an indetermin ate commitment. Nations wi ll reserve 10 Ihemselves the ri ght 10 decide whether or nol forces will be committed. The conclu sion that I reach is thai littie would be served by the UK earmarking specific forces for peacekeeping roles. A peacekeeping contribution could in any case be drawn from any part of the armed forces subject always to availability. It seems to be that we should concentrale instead on eosuring that the UN and others call ing on our services have clear visibility of the sort of capabilities the UK might have to offer. This is not to say that earm arking may not suit other countries better. Tuming to the third of my key questions, some commentators have said that the structure of our forces is all wrong in the peacekeepin g area: th at we should restructure to concentrale on develop ing our ab ility to carry out low intensily acti vily al the expense of maintaining a hi gh technology, high inlensi ty capability. This 10 me ignores three basic facts. Although there have been welcome
political and military changes in Europe, the flTst responsibility of any governrnent remains the defence of its tenitory and legitimate interesIs against eX lemal aggression. For thi s we need capable and sophisticated forces, able 10 take concerted action wi th our allies. Seeond , both Lhe Falklands and the Gulf confliets, iIlustrated that , would we give up the abil ity to undertake hi gh intensity operations, it would be at our own peril. Third our experi enee in Yugos lavia has shown that even in circum-stances where forces are only deployed in moniloring and humanitarian roles there remains a need for sophisticated eq uipment in support - for ex ample the deployment of AWACS surveillance aircraft 10 monitor the no fly zone over Bosni a. Our contributions to UN operations should, in the first instance, retlect the best military capability we can provide. The UN prizes the specialist, highl y professional services and capabilities in which the British arrned forces excel. J therefore, see no need for the UK to depart from its traditional practiee of having relatively small highly professional armed forces able to operate across a spectrum conflict and I do not see it as being inconsistent with making a full contribution to international peacekeeping. NOlwithstanding thi s, I do believe there is a case for looking at our training and doctrine to ens ure that the likely requ irement for deployment on peacekeeping is given suff誰cient emph asis. In essence I see no advantage in units or indi viduals trained onl y for peace-keeping over the range of skilI s our professional armed forces have to offer. t
"The first criterion must be national interest" Which institution? I have so far talked aboul peacekeeping as a military aCliv ity without much reference 10 the instilutional framework wi thi n which il is carried out. Thi s is del iberate. I wanted to set out some of the broad principles which mu st guide how the UK shou ld conduct such lasks regardless of the preeise body for which they are carried ou t. The institutional framework is important. I have no hesitation in say ing thaI the UN should have primacy in these
matters. It is the on ly body that has a trul y world wide membership. It is the only body which has the authority and means 10 provide international legitimacy for military action and il is the only body that has any signifi cant weil of experienee and expertise upon which 10 draw. The UN does, however, face form idable problems, many of whieh were addressed in the Secretary-Gc neral 's report, entitled "Agenda for Peacc" submitted to the Seeurity Council last year. I do not propose to go through the repon 's fi ndings, but I ean say we can regard it as an excell ent contribu li on to the debate, even if we can not agree wi th everything in it. We have been at the forefront of the follow up to the repon in the General Assembly and the Security Council, as weil as nati onaHy. The emph asis is on dealing with the practical problems faced by the UN - for example the need to strengthen the military capacity of the secretariat; improve arrangements for the financing of peacekeeping; and ex amine how national contri bul ions can be requested and made avai lable more promptly.
"wh ere the national defence interest is slight or nonexistent - Cambodia" In a world where the denmnd for international peacekeeping is growing all Ihe time, the UN need not - indeed cannOl - do everything. The UN charter envisages regional bodies acting under the aUl hori ty of the UNo This is particul ar relevant in Europe where, unlike many other parts of the world there are several we il developed reg ional bod ies: NATO, Lhe WEU and Lhe CSCE. The CSCE was deelared a reg ional body of the UN, under Chapter VIII of the Charter, at the Helsinki summ it in July 1992, and as the crisis management role develops so wi ll its relati onship with the UNo Both NATO and the WEU are avai lable to provide military supponto both the UN and the CSCE.
"intervention in a civil war will not solve the problem" The question arises therefore which organi sation - if any - is best placed to deal with a particular problem. From the military perspective, there are currently def誰nite limits on the level and complexity of operations that the UN can or would wish 10 contra I directly. When those limits are reached there is a dear case for the UN 10 aUlhorise bodies which are bener placed to conduct more demanding military operati ons, such as DESERT STORM. In Europe, the most obv ious exampl e is NATO, and we have reeently seen the use of a debaptised NATO headquan ers to prov ide the eore of the HQ for the UN protecti on forces in Bosni a. The WEU eould also have a role to play, though self ev idently it is less we il eq uipped 10 provide 10 provide command elements than NATO. There are also political factors 10 take
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
9
di sappearing. The mission is undoubtedl y worthwhile. The international presence has helped to stabilise the situation and I have no doubt th at the cri sis in 1974 would have been much worse without the UN presence. The longevi ty of the peacekeeping presence is, however, further proof thaI peacekeeping can do little on its own to resolve an internecine conflici.
"stand out publicly against the use offorce and decline to contribute" inlo account. The European organisations have different functions and different overlapping memberships. The selection of the most appropriate body is likely 10 have as much to do wilh how acceptable it is polilically 10 lhe parties to a dispute and to the contributing nalions, as with its military competence. The growth of peacemaking activily presenls challenges and opportunilies to the European security bodies. If they can adapt to rapid changing circumstances they can provide a valuable source of slability in a region which, conlrary 10 expeclation and hope, is far from peaceful; and foster a more effecti ve and recogn-isable European defence identity. There are dangers too ifthe European partners imruerse themselves to deeply in arcane argumenls about the relative Europeanness of NATO, CSCE and the WEU; and if astrong European defence identity was to be regarded as synonymou s wilh keeping Ihe United States out. The theological di spute over whether NATO or the WEU should provide a naval presence in the Adriatic was not an edifying experience, and the unsatisfactory result , with both organisations duplicating each other, is not something we would wish to encourage or repeat.
"peacekeeping can do little on its own to resolve an internecine conflict" The problems of involvement 8 efore finally addressing the question posed by the title of thi s article, I would like to make a few comments on how some of the factors and principles apply in two very different examples, one of which was a failure and the other only partially a success. The first was the attempt by US, French and UK forces 10 impose some sort of peace in 8 eirul during 1983-85. The fact that over 200 US marines were killed in one attack before the force was withdrawn, having failed to achieve its objective, iIlustrates both the dangers and the ultimate futility of deploying forces to impose a solution into an extremely dangerous situation with no clear objective and without any sort of political framework. Similarly Cyprus is an example of how difficult it is to disengage from a long tenn operation. UNFICYP has been in place since 1964 and in its CUITent di spos itions since 1974, and there is no sign of the need for it wholl y JO
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
Peacekeeping or Peacemaking? At the beginning of thi s address, I said that I was dubious about becoming too pre-occupied by definitions of peace-keeping, peacemaking etc. There is a real dilemma about what should be the nature of multilateral military intervention in security disputes. Should the international community be prepared to intervene in circumstances where there is no consent Ihal they should do so from the parties to the di spute? Or should such intervention be confi ned to cases where Ihere is consent by one or more of the states or combatants to such intervention? More generally shou ld we be prepared to di sregard national sovereignty in cases where the bounds of civilised behaviour have been comprehensively shattered by one or more partjes within a country? In other words, should we be prepared to intervene in civil wars? The UN secretary highlighted th is problem in "Agenda for Peace" when he said: "The foundation-stone ... is and must remain the state. Respect for its fundamental sovereignty and integrity are cruciailo any common international progress. The time of absolute and excJusive sovereignty, however, has passed; its theory was never matched by reality. It is the task of leaders of states today to understand thi s and to find a balance between the needs of good internal governance and the requirements of an ever more interdependent world. "
"The foundation -stone is and must remain the state" Some have taken thi s and other statements in "Agenda for Peace" to mean that the principles thaI have hitherto been applied in successful peacekeeping - thai is, a durable ceasefire, the consent of the parties, and a political framework - should no longer apply in all cases. Certainly the international community is currently engaged in operations in fonner Yugoslavia and Somalia where these conditions selfevidently do nol all cUITently ex ist. However, neither of these operations have yet been brought to a conclusion, successful or otherwise, and both of them are of a humanitarian nature. Consequently, I believe we should be very cautious about abandoning these principles and where there is a need to resolve a security dispute, the international community should do its utmost that Ihey are
in place before troops are committed. In other words, peacekeeping, rather than peacemaking, remains relevant (if more compl ex) and should fonn the mainstay of the international community's efforts 1O resolve today's sec urity problems.
"we should not commit military forces in circumstances where there is no military solution" All that said, there have been, and will be, occasions when peacekeeping is neither appropriate nor poss ible: in other words where it maybe necessary to carry out military peacemaking or peace enforcement. It is also possible that in a situation where the nonnal peacekeeping criteria apply to start with, may no longer hold good and the situation begins to escalate. Each case wiJl need to be determined according to its own circumstances. In general , peacemaking may be more realistic in disputes between states than in civil wars within a state. In a dispute between states it will usuall y be much easier to distinguish bet ween an aggressor and a victim. It will also be easier to identify a clear military lask such as expelling an in vader or keeping combatants apart. thi s is not 10 say it wiJl he easy 10 achieve, but it does give a cJear objective 1O the exercise. Generally the same does not apply in civil wars. In such conditions Î[ is most unlikely that external military intervention will work , even if massive force is used and the world community is prepared, effectively, to take over the government ofthe country concerned, possibly for an indetenninate period. Theoretical Iy, il is nOl poss ible to rule such act ion oul in extreme circumstances, but those who advocate it need 10 appreciate the likely consequences and ask whether thi s sort of initiative is what the UN and olher international bodies are all abou!. In part the answer will depend on whether such a civil war can he seen as a threat to international security or simply as an internal di spute. It will also depend on whether the intervention is for purely humanitarian purposes or to impose a political settlement. In the end it comes back to the point 1 made earl ier: that we should not comruil military forces in circumslances where there is no military solution, but only a cJamour for "something 10 be done". It is our servicemen who have to bear the ri sk, not those who call for there deployment. We should not put them into danger unless we are sati sfied that Ihere is a real military task for them to do, a reali sti c aspect of them achieving it and a degree of ri sk 10 their physical safety that is not unacceptably high . •
The US-view
The transatlantic relationship in a post-cold war world President Clinton made c1ear from his first days in the White House that he takes a much broader view of the term "security" than did many of his predecessors. In a speech at American University in February, the President identified the main three pillars on which his foreign policy would rest. They are: One: there cannot be enduring security without global economie growth. Policies to promote global economie growth must therefore be a primary foreign policy goal. Two: the United States must update its armed forces and security arrangements to meet new threats. Three: our foreign policy must be organized to help promote the spread of democracy and free markets abroad. by ambassador James F. Dobbins, U.S. Representative to the E.C.
In short, in the president 's view
security for the United States should not he measured sole ly in tenns of how many ICBM s or annored divi sians the Unitcd States and its Allies have standin g read y. It mu st he seen in a broader
"a "Fortress America" is neither possible nor desirable"
framework ,encompassing econo-mi c wellbeing as weil as the extenl 10 which o lhcr peoples share Dur valucs of cOlTImitment to a
The economie dimension Lel me then lurn fiTst 10 the economie dimension. The tenn " trading partners" is especia lIy apt in Ihe US-EC re lationship, even thoug h the partnership may be stonny al times. The Un ited Stales and the Europcan Community are the world's two largest economies. We are also the world's largesl traders. We export more to each other, import more from each other, and in vest more in each ot he r than we do w ith anyone e lse.
With the d isappearanee of the Soviet Union and the end of the Cold War, there has been a general ant icipation that geocco-nomics wo uld replaee geopolitics as the prime detenninant of Iran satl antie re lations. Some feared that the United Stales and the European Community, eompetitors in the economie sphere, would replacc eoope ralion with conOict as the nonn in transat lant ic relations. Eighteen months into thc postCold War world , our experie nce has shown o therwise. Both si dcs have shown a wi llingness 10 take controversial dec isions on bilateral trade issues 10 keep the multilateral process al i ve.
Contrary to the impression left by the evening news, a minu scule percentage of those millions of transactions are impe-ded by trade di sputes. Transatlan ti c trade is in longtenn balan-ce. Our economies are compati ble, our politi cal ties close, and our sec urity cooperati on unpara lle led. Ir the United States and the European Communily cannot agree, and do not lead the way on trade and economi e issues, no one will.
Trade remains the central element of o ur econom ie re lation -ship. It was the last exle rnal doss ier to be put down by the Bush admini stration and the first to be picked up by the C1inlon admini stration . Sir Leon Brittan was among Ihe first Europeans of mini sterial rank to visit Washing ton after thc inaug urati on, and Mickey Kanlor was among the firsi mcmbers of Ihe ncw American cabinet 10 visit Europc.
camman defense.
I do not foresee any lessening of thai momc ntum. Pres ident C linton has made cl ear hi s vision of America's ro le in the g lobal economy. He has said lhat we must not repeal the mi stakes of the twenties and Ihirties by tuming inward . Rathe r, we should repeat the successes oflhe forti es and fifti es - years tha t saw the foundin g of the General Agreement on Tariffs and Trade and the first success ful tariff-cutting rounds. They al50 saw the found -ing, w ith SIrong U.S. support , of the world's most suecessfu l free-trade area, the European Economie Communil y. Trade is centra l to the Pres ident's visio n of America 's future in Ihe world. Withdrawing 10 a "Fortress America" is ne ithe r possible nor desirabie: more than seven million Ameri cans are dependent o n exports for their weekly payc hecks. Both in the manufaetu ring and the service sector, some of ou r bestpaying jobs and most dynamic indu stri es re ly on ex port s.
"It is time Jor others - such as
Japan and the developing countries - to come Jorward with commensurate commitments. " JaS01l Magazi1le
nr. 4, aug ustu s 1993
11
Dur commitment to the multil ateral trading system remains unchanged. The Urug uay Round is of prime importance in our trade policy. The Administration has req ue sted extension of its rast-track negotiati ng authority to enable us to complete the round by December 15 . We believe that both the Un ited States and the European Comm unity have shown leadership in this area. Dur mutu al contributions to the success of the Round include the Blair House accord - a joint proposal for resolv ing the most intractable agricultural aspects of the negotiation and the joint commitment to achiev ing a big market access package. h is time for others such as Japan and the developing countri es to come forward wi th commensurate commitments. We will only be successful if others do their part.
"the multilateral system - a faith which has been under growing atlack over the past years" The North Ameri can Free Trade Agreement is another key link in the U.S. economie strategy. In response to the lowering oftrade barriers in Canada and Mexico, and in anticipation of NAFTA, trade and jobs in the United States are on the ri se. Exports to Canada already support an estimated million and a half U.S. jobs. Export jobs related to Mex ico have grown from 300,000 to 700,000 over the last fi ve years, with another 200,000 predicted by 1995 if NAFTA and suppl emental agreements are implemented. Dur negoti ators are currently working to com plete such supplemental agreements on labor and the environment. Dur emphasis is on stronger enforcement of nationallaws and promoting higher wages and producti vity. Dur conclu sion of the NAFTA agreement has apparently aroused fears in some parts of the world that we are beginning the process of dividing the world into "trading spheres" or tuming our backs on the multilateral system. We believe NAFTA demonstra-tes just the opposite; a liberali zi ng agreement fully compatible with the GATT, it should show the developing world the advantages of more open markets. Looking beyond the NAFTA, we see good pros-pects for additional trade agreements with successful market- oriented economies throughout Ihe Americas, beginning with ehile. The Clinton Administration is weil aware that while trade policy can open markets, it cannot be the primary tooi for impro-ving American competiti veness. Competitiveness begins at home. Administration officials are looking to key domestic changes 10 improve our ability to compete globally: a lower Federal deficit, better control over health care spending, an education system suited 10 the age of lechnology, a comprehensive technology policy 10 promote development and
12
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
Jmprovillg American competitiveness
diffusion of key techno logies, and worker adjustmenl and retraining policies suited to a dynamic world economy. Nevertheless, economi e recovery and a return to competiti veness require a thri ving global marketplace, for the European Community no less than for the United States. The purpose of our trade policy is to open markets and create trade opportunities. and in 50 doing 10 boost the global economy and strenglhen Ihe international trading system. We know that trade is nol a zero路sum game it is one of the world 's most powerful eng ines of growth.
occasion taken similar measures, for exampIe, threalening to withdraw GSP from Korea in order to fo rce a settlement on pharmace utical protection. There is nothing wrong with using economi c and political leverage to open markets on a multilateral basis. On the contrary such activism in the pursuit of open markets benefits the world trading system.
"trans-pacific trade now exceeds transatlantic trade by fifty percent"
"improving American competitiveness" The European Community has often accused the United States of "unilaterali sm" for insisling that our trading partners live up to their obligations in an open world trading system, rather than undermining the principles of the GATT through domestic regulation or informal collusion. Dur ability IQ defend our rights is critical to maintaining the faith of Americans in the multilateral system . a failh which has been under growing attack over the past years as many business and labor cir路 c1es have questioned whether the GATT is relevant to today's world. More-over, as we have pointed out in Geneva, Ihe EC has on
The United States and EC have shown thai we are capable of working logether to manage our trade di sputes and to complete the Round. In the past months, we have succeeded in negotiating some landmark trade agreements, including: - the "Airbus" Agreement, limiting subsidies 10 the civil aircrafl industry; - the "Blai! House" accord, giving us a basis for comprehensively resolving US-EC agricultural trade di sputes and resolving the agricultural impasse in the Uruguay Round ; - the agreement on procurement , which opens US and EC utility markets and gives us a road map for resolving remaining issues.
"The United States has always supported economie integration as the key to a stabie, peaceful, and prosperous Europe." Dur abilit y
10
cooperate in the Uruguay
Round will nol onl y lay thc foundation for resolving our bilatcral trade disputes; it will al so givc us more leverage IQ open Ihe mar-
kets of oLher, increasingly important trading partne rs. FOT Ihc United Stalcs, thc behavior
of
OUT
As ian trading partners is becoming
inc reasing ly criti ca! 10 our prosperity; our transpaci fic trade now exceeds tran satlantic trade by fi fty pe rcent. The European Com-
munit y. 100. can onl y gain by increased openness in these hi ghl y dynamic markets. While trade has long taken cenler stage in our bilatera l economi e re lationshi p, in the larger se nse OUT cconomies arc deeply interdependent. relying on lransatl antic flows of
capital - including human capital - and information as we il as of goods. Clearl y each has a stron g interest in the macroeconomic stability of the other. In this contex t, I would like to underline U.S. support ror the economie as weil as political aspeclS of the Maastri cht
Treaty. As President Clinton made clear in his meeting with Pres ident Delors, the United States supports and looks forward to the ratifi calion or Maastricht. The United States has always supported economie integrati on as the key to a stabie, peaceful. and prosperous Europe.
"u.s. and European "security is indivisible and our dreams and destiny are linked." The last re w mOlllhs have shown new promise in our ability 10 manage our bilalcral economie relationship and to work logeth-er in the Uruguay Round. A successful conclusion ofthe Round will go far 10 consolidating th is promising trend. The security fates ofthe United States and Europe The securit y fa tes of the United States and
Europe have been inex tricably intert wined for decades. That remains the case today as much as it did in the darkest days of the Cold
War. Secretary or State Warren Christopher reiteraled earli er th is year, here in Brussels, that U.S. and European "security is indi visibie and our dreams and desliny are linked." He went on 10 note that "All of us are best served by a thri ving transatlantic partnership." In those same remarks, Secretary Christopher
went on 10 note that "The United Statcs welcomes a slrong and integraled Eu rope." He noted that "We want Europe 10 be a real partner.
Our partner in democracy. Our partner in growth. Our partner in the mainlenance of peace. "I a111 rull y confident in the present anel rut ure strength of Ihal partnership. The questi on is: how do we. jointly and cooperati ve ly, accomplish that goal? In the first instance, there is the Atl anti c Alliance. the North Atlanti c Treaty Organi zalion. That institution represents a partnershi p, one which ror 44 years has (agai n to quote Secretary Chrislopher) "successfull y hamessed political goals and military power."
That mission, so successfull y accomplished from 1949 to the prese nt, wi l! continue even as it adapts to face new CĂŽrcum -slances. The C1inton Administration has pledged that it "will maintain a level of U.S. forces in Europe equ al to the chaIlenges of that new environ ment." Even as all of us reduce our forces given the reduced threats we face, we must and I am convineed Ihat togelher we will continue to field a force structure thai is credibl e, capable, and sustainable, what the Secretary has called a force "w ong enough
to deter and, when necessary, defeat any threat to our vital security interests."
The histori e changes that have taken place in Europe in thc past four years also open up new security challenges - and ncw opport unities - for other institutions as wc ll. One such insti -tuti on faci ng new tests is the Western European Uni on. Another is the European Communit y itself, which on ratification of the Maastri cht Treaty will have a broader mandate, a mandate consistclll wilh a more comprehensive view of the nature of securit y policy in today's world.
"building and defending a community offree nations" There should be no doubt where the
u.s.
stands on the subject of the EC and European integration. After meeting with President Delors and Primc Minister Rasmussen on May 7, President C1inton noled that "The United States has long been a strong proponent of European unit y and the importanee of our transatlanti c ti es." The President then went on to quote one of his predecessors, John F. Kennedy. to highli ght what he feels "hold s as true today as it did (3 1 years ago)": Jason Magazjll e nr. 4, augustus 1993
IJ
"We sec in Europe a partner with whom we could deal on lhe basis of full equality in all the great and burdensome tasks of building and defending a commun ity of free nations." President CJinton concJuded. "That same vision gu ides this Administration." In Iighl of lhe changes which have laken place in Europe over the last four years, President Kennedy's challenge of "building and defending a community of free nations" is more relevant and more urgent than ever. The fall of !he 8erlin Wall and the defeal of communism has removed the vi si bie, military lhreal to the West. Those changes, however, have in some ways made our joint task even more difficult. All of Europe's emerging democraeies are reaching out to us; they are seeking partnership. The most fervent des ire of most of their populations as weil as of most of their governmenlS is to break with the past, and to inlegrale inlo the world community of nation s, This means being treated as full partners in dealing with the challenges of lhe modem world. As long as Russia continues on its present course of democratization, our joint strategy should he that of cooperalion. To consolidate, in an enduring fashion , Russia 's pro-Western orientation, American and Russian activilies need to be integrated in a comprehensive approach. The West must seek 10 use all of the aid and trade leve rs at its di sposal in order to transform the relationship between Ru ss ia and its neighbors. We need to signal to Russia, and to the rest of the emerging democracies of Europe, where we see them
fitting inlo our world. In NATO we have jointly pursued developmenl of the North Allantic Cooperation Council, 10 bring our fonner military adversaries into new, cooperative rel at ionships. I believe the WEU can play a similar role, although I believe it a serious mistake for lhe Europeans to excJude Russia from these contacts. This is no time to he drawing new lines in the map of European security.
"use all ofthe aid and trade levers at its disposal in order to transform the relationship between Russia and its neighbors" In the economic area we also need to use aid and trade in ways which bring Russia into an enlarged Western community. Western assistance to all of the emerging democracies of Europe is presenlIy provided almost excJusively on a bilateral basis. The United States, the EC, and the various international financial institutions deal with each recipient separately. In doing so, we give these countries little incentive to cooperate among themselves. Western coord ination of aid to Eastern Europe on the one hand, and 10 the CIS on lhe olher, lakes place in cntircly different fora, under different chairmanships, in different eities, thereby creating ncw dividing lines among the ncw democracies of Europe. This is not how America helped
reconstruct Western Europe forty years ago. Afler WW 11, lhe United Slates chose to deal with the mutuall y antagonislic countries of Europe multilalerally, nol bilalerally. We channeled U.S. aid regionall y. We invited these countries into the coll ecl ive deei sionmaking process on aid and trade. We promoted new political and economic arrangements among these states, and thereby overcame ancient hostilities al least as keen as those between Russia and its neighbors. Our efforts ultimately led 10 the integration of Western Europe in the European Comm unily, and lhe integration of Germany in NATO. Today, the West should again be using its assistance not just to promole economic development, bul to transfonn political relationships among all the countries of Easlern Europe and the fonner Soviet Uni on. We should move as rapidly as possible to multilaterali ze aid and trade flows. We should be encouraging thc development of regional arrangements among these statcs in transi tion, looking to stimulale lhe modem equivalents of lhe Coal and Sleel CommunilY, the European Paymems Uni on, lhe Common Markel, EURATOM, and lhe EEC. The challenges of Europe in the 1990's are on the same scale as those Europe confronted half a century ago. If an enlarged Western community is 10 he construcled, it will take statesmen on thc order of Truman, MarshalI, Adenauer, and Monnet; it will take vision on lhe order of the Marshall Plan and the movement for European unification; and it wilt take institutional innovation on the order of the Atlantic Alliance and European Comrnunily. •
Ter oriĂŤntatie van het volgende artikel "In dienst van de vrede" de plaats van de stationering \'an Nederlandse VN-militairen 1978- 1982 . 14
Jason Magazine nr. 4. au gustus 1993
Hoop
In dienst van de vrede Impressies van een Libanonganger, door Pieter eh, van Geldorp Leven en hard werken tu ssen een Arabische bevolking in een ongeregeld en verdeeld land, same n met zoveel andere landen pogen iets te doen aan rust e n vrede, weliswaar mei de wapens in de hand , dat is voor een Nederlandse militair toch een enigszi ns unieke beleve ni s. Wanneer ik de [wee perioden in het land van Hel Witte Gebergte, (Arabi sch voor Libanon) vergelijk me t mijn verblijf in 1962 in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea aan de andere kant van de aardbol, dan is het wel de tastbare zin, hel nut van de Nederlandse aanwezigheid in Libanon, die er uitspringt. Ginds bij de vergeten Papoea's in NieuwGuinea, voelde n we destijds voor een min of meer verloren zaak te strijde n en bovendien waren we partij in het conflict. ln Libanon stonden we boven de partijen (en ertussen met de wape ns!). We kozen noch voor de één, noch voor de ander, al bleek dat door dagelijkse ervaringe n nie t zo' n eenvoudi ge opgave. Nog steeds ken t Libanon geen stabiele vrede, integendee l. Het land dat in 1943 onafhankelijk werd kreeg vanaf die tijd met ernstige interne tegenstellingen tu ssen chri ste nen en islamieten -soennieten en sjiïte n- te maken. Daarbove nop kwam nog het probleem van honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen, die zich in de loop der jaren duidelijk begonnen te manifeste ren. Ei nd apri l 1975 brak een complete burgeroorlog uit die bijna twee jaar duurde. Syrië bemoeide zich er mee en ook Israël reageerde. Bij de oprichting van de UNIFIL-vredesmacht ve rkee rde het land in een complete c haos. Mogelijk dat deze chaos in de uitingen van gewelddadigheid langzaam vennindert, maar zij nodigt nog lang nie t uit dit Zwitserland van het Midden-Ooste n te bezoeken. Het verkeer in Libanon, met name in de hoofdstad Beiroet mocht in die tijd als voorbeeld ge lden voor de politieke chaos. Er stonde n we l verkeersagenten, maar die deden niets dan in lijdzaamheid onder de tropisc he zon toezien hoe iedere verkeersdeelnemer het recht in eigen hand nam. Met de meest luide claxon en het die pst ingedrukte gaspedaal nam men voorrang, was men de sterkste. Rechts passeren, afs laan zonder richting aangeven, overbeladen met mensen en/of goederen, niet functionerende re mlichten , alles mocht. Een soort stoc kcar-racing op de openbare weg. Wie be leefd trachtte te rijden en ook andere verkee rsdeelnemers ruimte bood, was duidelijk in het nadee l. Ook de tegenstelling tu ssen rijk en ann sprong direct in het oog. Een fantasti sche slee me t chauffeur stond op het vliegveld S eirut gereed om een rijke Libanees af te halen. Een paar minuten
later reed je door krottenwijken met golfplaten onderkomens en passeerde je de gemiddelde Libanese auto, een gammele Peugot 404 of een gedeukte stoffige Mercedes van voor 1965, volgepropt met een uitgebreide familie en de halve huisraad op he t dak. Fraaie supermarkten, maar even verder vervuilde en vervall en optre kjes, waar van alles op de vloer lag uitgestald , van bananen trossen tot waterpijpen. En overal afval en stof. Enig overheidsgezag, e ni ge orde leek niet tot het Libanese leven te behoren. Een toc ht naar het UN IFI L-geb ied voerde langs de e nige hoofdweg, langs de kust. Tot ongeveer aan he t ri viertje de Litani passeerde je talrijke bewaakte doorlaatposte n, de zogenaamde roadblocks, van de Arabische Vredesmacht (lees: Syrisch leger). In de omgeving van Tyr (het bijbelse Tyrus) hadden Palestijne n het heft in handen. Men kon ni et zonder meer spreken van de Palestijn se bevrijdingsorganisatie PLO, want gewapende Pal estijnen behoorden tot di verse stromingen die ook elkaar wel met wapens bestrede n. Wij , als UNO-militairen spraken ne utraal over 'gewapende elemente n'. Onder hen ook veel jongens van vijfti en jaar e n jonger. uitgerust rne t gloednieuwe wapens van Oosteuropese makelij. Na de vlakke en meer vruchtbare kuststrook boog je landinwaarts in zuidoostelijke ri chting naar het dorpje Hari s, de hoofdzetel van het Nederlandse UN IFIL-detachement. Dit zuidelijk deel van Libanon staat in scherp contrast met de redelijk groene sinaasappel -, mandarijnen- en bananenkust. Bergachtig, veel kalkrotsforrnaties, doorsneden door diepe smalle da le n, de wadi 's. Overwegend annelijke dorpjes rnet eni ge honderden tot soms en ige duizenden inwoners; enkele grote luxue uze vi ll a's stake n sterk af tegen de doorgaans eenvoudige optrekjes of betonnen karkassen. Vee l stond leeg of was geheel of gedeel telijk verwoest door bombardementen of ander oorlogsgeweld. Naannate je verder en hoger kwam nam het verkeer af tot wat kreupele wagens, die van verre zichtbaar, hun stofwolken over de rot sige steenmassa verspreidden. Een ander zeer gangbaar vervoermiddel in ons gebied was de ezel, die soms ook werd ingezet orn ve rre afgelege n posten te bevoorraden. Arabische gastvrijheid Zuidelijk Libanon is vergeleke n met de rest van het land tamelijk achtergesteld. De bevolking. in een globale verhoudi ng van 20% Christenen en 80 % Shi 'a-moslim s, bleek tamelijk anno Kleine boertjes of pachters van een vennogend grootgrondbezitter uit Beirut, dagloners of kleine wi nkeliertjes
met van-alles-wal. De kom st van redelijk betaalde en betalende UNO-sold aten bracht voora l deze laatste categorie tot zekere bl oei. De Zuid-Libanese mensen zijn zeer gastv rij, zoeken gezelligheid en bezoeken elkaar veelvuldi g. Velen beheersen geen Engels of Frans, integendee l, analfabetisme komt nog voor. Met onze spaarzarne ke nni s van en ige Arabische woorden als 'margaba ' (dag) of ' ma a salame' (vrede-met-je) en veel gebarentaal konden we toch onder een kopje zoete 'sjai' (thee) tot communi cati e komen. De gem iddelde postbem anning had ook we l eens proble men met die arabische gastvrij heid. De plaatselijke bevolking verwachtte ook wel steeds meer tegenprestatie voor haar aanvankelijk betoonde vri endelijkheid. En een volgens voorschrift aangebrachte prik keldraadversperring kon bijvoorbeeld worden gezien als een belediging. "Benje vriendelij k," zo zei ' ns een sergeant op een ee nzame post, "dan moet je constant thee komen drinken. Dat kan niet altijd en dan is men boos als je weigert. We moeten de boOl we l ' ns afhouden. want onze patrouilles en observaties gaan voor." Drieledige taak voor UNIFIL Voordat de Interim Force in Lebanon aantrad hadde n zich al ve le VN-operaties voorgedaan. waarvan sommige n nog steeds voortduren. Zo kent Cyprus al vanaf 1964 de UNFICYP (UN Force in Cyprus); UNOtroepen namen in het najaar van 1962 tijdelijk de zaken van de Nederl anders over in Nieuw-Guinea. alvorens Indonesië haar bewind vestigde; op de Go lan Hoogv lakte wordt al sinds 1974 door UNDOF (UN Disengagement Observer Force) het staak t-hetvuren bewaakt; UNTSO (UN Truce Supervisory Mi ss ion) neemt al vana f 1948 bestandslijnen in het Midden-Ooste n waar. Van rece nter daturn zijn b.v. UNO-operaties in Angola. Cambodja, voormalig Joegos lavië. Toen in maart 1978 Israëli sche troepen Zuid-Libanon tot aan he t riviertje de Litani waren binne ngetrokken om paal e n perk te stell en aan de voortdurende bedreigingen e n aanslagen van Palestijn se groeperingen vanuit Libanon op Israëlisch grondgebied, nam de Veili gheidsraad de befaamde resolutie 425 aan. De belangrijkste bepaling in deze resolutie was de in stelling van een tussentijdse VN-troepenm acht op verzoek van de Libanese regering. Deze "U nited Nations Interirn Force in Lebanon" kreeg een drieledige taak opgelegd:
I. De terugtre kking van Israë li sche troepen
Jason Magazine nr. 4, augsu tus 1993
15
VN-pOSf cOT/t roleert Zuid-Libanees gebied
doorgang laten vinden. 2. De internationale vrede en ve ili gheid herstell en. 3. Het gezag van de Libanese rege ring in dal gebied herstellen.
Uitvoerbaar? Bij voorbaat een vrijwel onmogelijke opdracht. Ten eerste was Israël bepaald niel van plan zonder mee r achter haar eigen grenzen terug te keren. En tot op de dag van vandaag behoud Israël totale controle over een enkel e kilometers brede strook Libanees grondge bied aan haar noordgrens. Die terugtrekking heeft derhal ve nog steeds niet plaatsgevonden. Het is hel gebied waar de voonnalige Libanese president Frangie twee hoofdzakelijk uit chri stenen bestaande bataljons naar toe stuurde ter beschenning van de chri stenen in de buurt van Marjayoun . Dat was en is het legertje dat permanent op voll edi ge steun van Israël kon en kan rekenen, het legertje dat wij aldaar intern als de "troepen van majoor Haddad" aanduidde, maar in de officiële berichtgeving als de " DeFacto Force- DFF" ve rnleldden. Haddad is inmiddels overleden, maar zijn opvolger doet nog steeds ni ets zonder medeweten en goedkeuring van de lsraelian Defence Force (lOF). Het herstellen van de internationale vrede en veiligheid is een zodanig vage omschrijving dat je daar, zonder nadere gegevens, ook als VN-militair amper mee uit de voeten kunt. Welke vrede en welke ve iligheid bijvoorbeeld? Weinigen zijn in staat hieruit duidelijke opdrachten voor commandanten te destilleren. Ik laat dit politiekdiplomatieke punt voorshands voor wat het zijn moge. Wel moet ik terzijde opmerken dat in mijn perioden in Libanon, vanuit het door 52 naties bevolkte UNIFIL-hoofdkwartier in Naqoura, nabij de grens met Israël (in Haddad-Iand '), het Hoofd Operatiën veel Preventive Diplomacy pleegde, door op en neer te pendelen tussen de elkaar bestrijdende partijen.
16
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
Niet omdat dit nu toevalli g Nederland se hoge officieren waren, maar omdat zij naar mijn mening door hun optreden vee l mi sverstanden opruimden en daarmee escalatie wisten te voorkomen en mi sschien daardoor eni gennate aan 'de internationale vrede en veiligheid' inhoud wisten te geven. Herstel van het Libanese gezag in dat gebied kon worden beschouwd als ee n politiek goedklink ende en duidelijke opdracht. In werkelijkheid onmogelijk, om het maar voorzic hti g uit te drukken. Ten ee rste had UNIFIL geen peace-enforcing maar een peace-keeping mandaat. En de interne situatie in Libanon was zodani g gecompli ceerd dat een zeer licht bewapende multi-nationale eenheid van ruim 6000 man absoluut ni et in staat was iets te doen aan herstel van libanees gezag. Wij hadden 24 uur per dag de handen vol met het uil elkaar houden van de strijdende partijen in een onherbergzaam landschap. Zoa ls ik reeds beschreef viel er zelfs in Beirut geen centraal Libanees gezag te bespeuren, laat staan daarbuiten. De verhouding lussen chri stenen en moslims, de strijd tu ssen links- Libanezen en rechtse christenen (falan gisten), het enonne Palest ijnse vluchtel ingenprobleem, de samenwerking tu ssen zeer strijdbare Palestijnse groeperingen en links-Libanezen, een uiteengevallen Libanees regerings leger als gevolg van de burgeroorlog en de voortdurende Syrische militaire presentie in Libanon. Hoe moest UNIFIL daar gezag herstellen? Welk gezag? Puur onmogelijk. De afwezigheid van een sterk centraal gezag is ook een van de redenen waarom het zich bedreigd voelende Israël nog steeds haar invloed in die strook Libanon, ten noorden van haar eigen grens, wenst te behouden. De hoogdravende doel stellingen van resolutie 425 werden in de praktijk al spoedig door UNIFIL gelaten voor wat ze waren. Wij hielden ons bezig met het uit elkaar houden van de strijdende partijen. Die taak was
al absurd genoeg. Ingeklemd van alle kanten: in het zuiden en oosten door de chri sten- militie van Haddad (en Israël) , in het noorden door PLO, in het noordwesten rond het oude Tyru s, in de zogeheten Tyr-pocket door zo' n 1500 PLO-ers. Bovendien, als gevolg van een oude overeenkomst tu sse n Yasser Arafat en de Libanese overheid, nog eens een 300 Palestijnse commando 's in "settl emems" in het midden van het UNIFIL-gebied!
De praktische uitvoering en problemen Het Nederlands UNIFIL-detachement voerde de peace-keeping-taak uit sa men met eenheden uit de Fiji-eilanden, Ierland , Ghana, Nepal , Nigeria, Noorwegen en Senegal, ieder met zijn eigen gebied. Voor logistieke ondersteuning zorgde de Fransen, Italianen brachten een sq uadron helicopters in, terwijl een Zweeds contingent de medi sche zorg op hospitaalniveau in handen had. In ons optreden kenden wij vele beperkingen. Het Nederlands detachement van ongeveer 800 man beschikte over redelijk geavanceerde wapens al s de TOW-raket; daarnaast wekten onze gepantserde voertuigen van het type DAF YP-408 naast afgunst ook indruk. Wij zouden best in staat zijn geweest b.v. grote delen van Haddad 's militie uit te schakelen, of gericht en met beter resultaat artilleriev uur en tankschoten te beantwoorden. Maar dat lag niet in de opdracht besloten. Een vuist maken was niet toegestaan. De mogelijkheden tol wapen gebruik door UNIFIL waren zeer beperkt. Alleen in uiterste nood, in geval van pure zelfverdediging als men zelf werd beschoten. En als de taakuitvoering duidelijk in het gedrang kwam, konden met vele restricties en als alle overige middelen zonder resultaat waren gebleven, de wapens ter hand worden genomen. Een bijzonder fru strerende zaak voor goed opgeleide en van redelijke uitru sting voorziene militairen. Maar al hadden wij kortstondige militaire succesjes kunnen behalen, gelet op vakbekwaamheid en middel en, de gevolgen in het groot en op langer
tennijn zouden desastreus zijn geweest. Ik noemde al de factor peace-keeping; maar de U IFIL beschikte ook niet over luchtstrijdkrachten, kanonnen en andere zware middelen. Daarn aast bevond zich een dee l van de U !FIL-pos ten, waaronder Nederlandse, in hel gebied van Haddad. Wat zou het 101 zijn geweest van deze vredesbewaarders? En zouden mogelijk slac htoffers aan PLO-zijde niet vee lvoudig worden gewroken? Had onze dee lneming aan di e vredesmacht van ongeveer 6000 man dan wel zin? Ik beperk mij uiteraard tot de perioden die ik zelf eni gsz ins kan overz ien. En een politiek oordeel is niet aan mij. Slecht s een enkel aspect zal ik uit onze aanwez igheid li chten: onze taakverric htin g. met inachtneming van wat hiervoor als algemene belemmeringen werd opgemerkt. De ve rrichti ngen van UN IFIL concreti seerden zich in een viertal hoofdtaken: - inric hti ng en instandhouding van controleposten,zowel van perm anente als tijdelijke aard; meestal langs voor voertuigen redelijk begaanbare wegen en paden. De controle gesc hiedde 24 uur pe r dag, een bu itengewoon arbeidsintensieve taak. - inrichting en instandhouding van waarnemingsposten; vrij we l het hele UN IFILgebied we rd zodoende be waakt, mede door het gebruik van nachtzichtapparaten, afstandsmeters, kleine radartoestellen e. d.; ook deze taak kende een continu-dienst van 24 uur, - aanleg van wegve rsperringen; ni et alle paden en weggetjes konden permanent worden bemand , daarom sloten we deze mogelijke toegangswegen af, maar dat vereiste van ze lfsp rekend ook veel toezicht. - het onderhouden van patrouillediensten; het totale UN IFIL-gebied bevatte zo' n 250 patrouille-bases vanwaaruit patrouilles constant de grensgebieden in de gaten hielden en Nederl and leverde hieraan ee n substantiëel dee l; een continu-proces dagin-dag-uit, nacht-in-nacht-uit. Daarenboven bestond er een zogeheten force-rese rve. Men kon met de hierboven genoemde taken natuurlijk niet alle problemen tu ssen partijen voorkomen. Daartoe hi eld ieder land een kleine eenheid te sterkte van een peloton stand-by, die in opdracht van het hoofkwanier binnen zeer korte tijd tot een force-reserve konden worden gealarmeerd. Omdat wij Nederlanders over gepantserde voertui gen beschikten, werd nog al veel op ons een beroep gedaan om extra bij te dragen, Ook het commando over deze eenheid lag vaak bij Nederlandse officieren. Het alarmeren van deze eenheid gesc hiedde altijd openlijk en duidelijk en werd ook aan de partijen bekend gesteld. De uit voering van de vele continudiensten in ploegensysteem vergde veel van alle, voor het merendeel jonge mensen. Vierentwinting uur per dag draaide de peacekeeping force door, zonder onderscheid naar de dag; de zondag verschilde ni et van de overige door Allah gegeven dagen. De hitte overdag, de soms koude nachten , modderpoelen na onvoorstelbare regenbuien, een enkele maal ze lfs sneeuw in de hoger gelegen delen , het maakte de uit voering uitermate zwaar,
Tijdens mijn eerste periode waren er nog amper houten prefab-hui sjes. De vermoeide patrouillegange r die dan 'smorgens teru gkeerde van een inspannende klauterpartij door een wadi -met altijd gevaar op de loermocht dan gaan ru sten in een inmiddels al bloedhete tent. Rusten was opd racht , want daarna wachtte weer b,v, de stand-by-diensl. Dienen voor de vrede bood weinig afwisseling; wij leefden vanuit onze post. onze tent , vanuit ons hu isje. ons prefabje, ons keldertje en verder niets van luxe. Een brief van thui s deed wonderen, een voorbijganger was altijd we lkom en de schaarse vrije tijd beslOnd uit de was doen, sc horpi oenen verjagen, de klamboe inspecteren, een brief schrijven en soms een pilsje als de situatie dat toeliet. Niet op patrouill e hoeven met kogelwerend vest aan, niet observeren tussen de beschermende zandzakken, geen cont role van bu rgers en hun voertui gen, ook dat behoorde tot de 'v rije tijd ', Door mijn functie kwam ik wekelijks met mijn gammele jeep door het hele gebied waar Nederl anders opereerden, varieërend van posten ter sterkte van soms twintig man tot hele kleine observatieposten van zo' n vier personen, Een hemelsbreed ve rschil met het toenm alige Nederl andse kazerneleven, Ee n gastvrij onthaal heeft nooi t ontbroken en koffie was zo gezet.
Je stond versteld ook van de grote humor binnen zo' n op elkaar levend groepje Nederlandse soldaten. van de ondernem ingslust en in vent ivi tei t. van diepe wijsheid uit jonge monden, maar soms ook van confl icten op het sociale vlak . d ie in zo' n besloten groepsgebe uren uiteraard niet konden uitblij ven. Niet één heb ik er ontmoet d ie het hatl wi ll en misse n. we ini gen overi gens d ie het lange r uithielden dan de algemee n ge ldende ternlijn van zes maanden achtereen, Vanuit hun hui sjes " Fort Wanhoop" of " Hui ze 8ronbee k" vierde de doe-het-zelf acti viteit hoogtij in de vorm van een ze lfgemaakte bar of een stenen paadje van bijee n gezochte keien. Van ee n half kapotgesc hoten hui s, waarin nog ee n goede moge lijkheid voor een post bleek, werd een omgevall en muu r voorz ien van de letters UN, zicht baar lOt op grote afstand. Sporti evel ingen maakten soms be rgafdalingen, anderen zochten in dit ke icnl and naar kristallen in oude stencn, weer anderen sneden schaakstu kke n, Vrij we l niemand zat met z' n we in ige vrije uren overhoop. De zin van onze aanwezigheid. Wat was nu die tastbare zin van onze aanwezigheid in dit geteisterde stuk Libanees grondgeb ied? Dat was loch in eerste instantie de bufferwerking. Een buffer tu sse n de partijen,
LEBANON
o I
km
JO I
MEDITERRANEAN SEA
SYRIA
.
."",....
c:=J Cbristian majority . . . Sunni majority
·;:::;;i1:&1 tSRAEL
Shüte majority
~ Dnue m.jon., - - - Western limit of Syrian occupation in 1976 (lpproJ.imllely)
- - Unifil zones {rom 1978 - - Extreme limit of braeli IdViDCe in 1982 (lpproJ.iml te1y) •••••••• Northem limit o f lUI eli Security Zone
Jason Magazine nr, 4. augustus 1993
17
zodat die ni et in de ge legenheid waren elkaar in openlij ke gevechten te lijf te gaan. Wij beseften dil terJege. Hel moti veerde ons. In de tweede plaats straalde het muit i-nationale karakter van dit UN IFIL- lege r toc h eni g gezag uit, meer dan haar militaire capaciteit. Partijen hielden wel degelijk rekening mei internationaal-politieke ri sico's in geval van conflic ten met UNI FI L. De samenwerking met Palestijnse commandanten verliep redelijk, wat deels te maken had met internati onale politieke successen van de PLO, die niet door wilde acties en terroristi sche daden mochten worden vertroebeld. Yasser Arafat speelde daarin ee n niet onbelangrijke rol. Palestijnse acties richtten zich meer op het gebied van majoor Haddad dan rechtstreeks tegen Israël, alhoewel vanuit de Tyr-pocket nog wel over de Nederlandse hoofden heen met raketten of zware an illeri e direct op Israë l werd gevuurd. Vee lvuldig poogden kleine en grote groepen Palestij nen door het UN IFIL-gebied te infiltreren in zu idelijke ri chting. Herhaaldelijk liepen zij ook in ede rlandse UNIF ILarmen. Wij namen hun wapens in beslag en droege n die met de infiltranten over aan Palestijnse liaison-officieren, helaas in de fru strerende wetensc hap dat we de week daarop wel weer diezelfde groepen met dezelfde wapens konden tege nkomen. Maar zo waren de afspraken. Met de tamelijk opv liegende majoor Haddad hadden we meer te stell en. Hij gebruikte de wapens, zijn radiozender en zijn heimelijke contacten onder de plaatselijke bevolking om afkeer tegen UN IFIL te kweken en bescherm ing tegen Palestijnen en links-Libanezen bij hem te zoeken. Dat lukte hem niet, evenmin als de vest iging van een aan hem ondergeschikte christen-militie in het UN IFIL-gebied. Zijn frustrat ies uiue hij dan in beschiet ingen op Palestijnse concentraties en op dorpjes in het UN IFIL-gebied.
Meestal was de bevolkin g daarvan tijdi g op de hoogte, soms nog voor de blauwe baretten. Zo herinner ik mij als de dag van gisteren een decemberdag in 1978. Een jongetje van ongeveer twaalf jaar kwam op mij af en vroeg in gebrekk ig Engels bevesti ging op een in het dorpje Haris ci rculerend gerucht: " Mister, mister, tomorrow Haris boemboem?" Ik wist nog van niets, maar de granaten kwamen wel die volgende dag! Met de Israëli ërs was het moeilijk kersen eten. Zij hadden absoluut geen hoge pel op van UN IFIL. Vooral in mijn tweede periode ·ondervond ik veel onbegrip. De ui tlating "United Nothi ng" voor de hele UN en voor UN IFIL in het bijzonder viel meer dan eens Ie bel ui steren. UN IFIL hield immers geen Palestijnen tegen, het deed alles maar half en zorgde voor eenzijdige berichtgev ing naar de polit ieke en de publieke opi nie. De constant zich bedreigd voe lende staat Israël had liever zelf het beheer over dat UN IFlLgebied behouden. Nu 'bepe rkte' men zich tot openlij ke morele, materi ële, fin anciële en politieke steun aan Haddad. Alle doorgaans goede same nwerking kon inee ns SlOppen zodra Israël van mening was dat haar eigen belangen in het gedrang kwamen. Iedereen weet hoe Israëlische troepen ui teindelijk in mei 1982 massaal Libanon binnentrokken richti ng 8 eirut. De voorbereidingen daarvoor heb ikzelf aan het eind van mijn tweede temlijn nog meegemaakt en -interessant detail- onze toenm ali ge mi ni ster van Defensie H.A.F.M.O. van Mierl o, die ons detachement in die tijd bezocht, mocht het met eigen ogen eveneens aanschouwen. Een derde aspect van de tastbare zi n van onze aanwezigheid betreft de bevolking. Zij keerde na de burgeroorlog voor een groot dee l terug, voelde zich niet meer opgejaagd en durfde onder UN IFIL-bescherming de draad van het gewone leven, hoe beperkt, moei lijk en gevaarlijk dan ook, wee r op te
De VN gaf de plaatselijke bevolkillg de kalls om het dagelijkse {evell op te pakke/l.
18
1asoll M agazine nr. 4. augustus 1993
pakken, We zagen weer hu izen bouwen, we hoorden weer ki nderl awaai op het zo lang verlaten brokkelige schoolpleintje, de winkeltjes opende n weer en vermenigvu ldigden zich allengs. De bedrijvigheid nam toe. Waar moge lijk ve rleenden wij, UN lFILLERS dankbaar aanvaarde hulp aan de plaatselij ke bevolking. Zo nam een Nederlandse sergeant het in iti ati ef tot herbouw van een schooltje in een dorpje nabij Haris. Zo verbeterde n onze techni sche mensen de electriciteitsvoorzieni ng. Maar bovenal verleende ons geneeskundi g personeel medi sche hulp aan de burgerbevolk ing. Dagelijks zaten de spreekkamertjes vol. Wij gaven de bevolking weer hoop op een betere toekomst. Je hoorde hen die hoop ook herhaardelijk tegenover ons uilen. Het vertrouwen van de bevolking in ons, vredebewaarders, motiveerde ons allen onophoudelijk om onze, poli tiek hopeloze taak zo goed moge lijk uit te voeren. Die betere toekomst is er helaas nog steeds niet, maar daaraan een bijdrage te kunnen leveren stimulee rde ons van hoog tot laag. Dat was tas tbaar, zi nvol, ondanks de tragiek van verloren jonge levens, waarvan één mijn leve n nu nog een extra taak heeft toebedeeld. Ik ben er trots op deel te hebben mogen uitmaken van een grote groep Nederlanders in dienst van de vrede . •
Pieter van Geldorp is majoor b.d. van de KOIl. Landmacht. /11 /962 diende hij in Nederlands Nieuw-Cuinea als verbindingsofficier. Vall september 1979 lOt april 1980 verbleef hij in Libanon. evenals van september 1981 tol hel voorjaar 1982 . als voor/ichtingsofficier l'an het Nederlands detachemem UNIFIL. Hierna was hij ruim drie jaar persofficier \'an SACEUR ill SHAPE (B). Vervolgens \'ervulde hij ook "og de fUllctie \'an Hoofd Voorlichtillg I (NL) Legerkorps ill Apeldoorn.
Prolife ra tie
Het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) en een Nucleaire Wapenvrije Zone (NWZ) in het Midden-Oosten Het Internationaal Atoom Agentschap, opgericht op 29 juli 1957 in Wenen als gespecialiseerde Organisatie van de Verenigde Naties, heeft in de loop der jaren een bijzonder karakter gekregen. De structuur en de werkwijze van het IAEA zijn in grote lijnen vergelijkbaar met die van andere gespecialiseerde VN-Organisaties. Het verschil met andere Organisaties bestaat vooral in het uitoefenen van één van de hoofdtaken van het Agentschap, namelijk "het leveren van een bijdrage aan de internationale veiligheid en het internationale vertrouwen door het toepassen van waarborgen op nucleaire activiteiten". door Drs " .J. Regeur Het IAEA en het stelsel van
waa rborgen Sinds de oprichti ng in 1957 heeft het Agentschap ee n verandering ondergaan,
vooral tcn aanzien van de tweede bovengenoemde taak . Het inwerkingtreden van het Non Proliferatie Verdrag (NPV) in 1968 heeft daar een belangrijke invloed op gehad . Tegenwoordig krijgen de twee hoofdtake n van de Organisatie ongeveer even veel aandacht. Deze zijn -( I) de ontwikkelin gs landen helpen nucleaire technologie voor vreedzame doele inden in te zetten e n dat op een veilige wijze te doen en -(2) in landen die gee n nucleaire wapens bezitten, waarborgen toe te passen, te ne inde te verifiëre n dat de nucl eaire activite iten in dal land een vreedzaam doe l hebben. Bij de tweede laak gaat hel e r vooral om te voorkomen dat landen een nucleaire wapen (kernwapen) producere n of andere vorme n van nucl eaire exp losieven maken . He t IAEA ri cht zich dus niet alleen op economi sche en sociale ontwikkeling, zoals andere gespeciali seerde VN-Organisaties, maar hee ft daarnaast de rol van een onafhan ke lijke in stantie die erop toeziet dat landen zich houden aan de door hen gemaakte afspraken ten aanzien van nuclea ire toepassingen. Daarbij dient men zich te realiseren dat en geen internationale wetgeving restaat die nucleaire wapens verbiedt. Het relangrijkste controlemiddel dat wij ter reschikking hebren , is he t Non Prolife ratie Verdrag (NPV). Dit Verdrag, dat non-Proliferati e hee ft geïnstitutionali seerd, is het referentiekader voor het reoordelen van gedragingen
van lande n op nucleair gebied. Het voorziet in een kader voor het beoordelen van gedragingen van landen op nucleair gebied. Het voorziet in een kader van waarborgen (verifi catie) e n in een systeem van exportcontrole. Landen die tot het NPV toetreden (of bij voorbeeld tot een vergelijkbaar verdrag voor Latijns Amerika- het Verdrag van T late lolco), nemen de verpl ichti ng op zich hun nucleaire activiteiten onder IAEA waarborgen te ste ll en. Het voert in dit verband te ver nader in te gaan op alle verschillende vormen van waarborgen die het IAEA toepast. Van belang is te onderkennen dat het om vrij wil li ge verplichtingen gaat waartoe een land zich bereid verkl aart, waarbij het Agentschap, in samenwerking met het betreffende land, uitvoert volgens de vantevoren internati onaal bepaalde en in documenten vastgelegde procedures e n crite ria . fn concreto worden de controles uitgevoerd door een team van internationaal geaccepteerde IAEA-in specteurs, die over de gehe le were ld nucleaire insta ll aties e n voorzieningen bezoeken. Deze inspecties worden met een van tevoren vastgeste lde frequentie uitgevoe rd, onder andere afllankelijk van de aard en de omvang van de nucleaire installatie. Het gaat daarbij voorname lijk om de vele kerncentrales en onderzoeksreaclOre n in zowe l de westerse lande n, als in sommige ontwikkelingslanden. Het uiteinde lijke doel is om te voorkomen dat nucleair materi aal uit vreedzame act jviteiten wordt gebruikt voor militaire doe leinden. De sancti e daarbij is de ontdekking van zo' n toepassing en het
open baar maken hiervan. Door aan de hand van inspecti es te demonstreren dat landen zich houde n aan de afspraak die zij door toetreding tot het NPV hebben gemaakt, levert het IAEA een bijdrage aan het vertrou wen tu ssen de betrokken lande n. Het IAEA en Ira k Irak is sinds haar ratifi catie in 1969 lid van he t NPV en heeft zich daarmee vrijw illi g bereid verklaard lEAE-waarborgen op al zijn nucleaire installaties toe te staan. Sinds 1972 restaat daartoe een ove reenkomst tu ssen Irak e n he t IAEA. Inspecte urs he bben dan ook sinds 1972 regelmatig Iraakse in stallaties bezocht en gecontroleerd. Toen na de Golfoorlog bleek dat Irak een uitgebreid nuclea ir wapen programma had ont wikkeld, zonde r dat he t IAEA daar ooit iets van had ontdekt, was het vertrouwen in het internationale non-proliferatie reg ime e n het programma van waarborgen zoals door het IAEA uitgevoerd , danig geschokt . Tot 1990 hebben de landen die partij zijn in hel NPV nog verklaard dat het NPV van vi taal belang was ter voorkoming van verspreiding van nucl eaire wapens e n te r bevordering van de ve ili gheid tussen lidstaten (concl usies van de Vierde Herzieningsconfere nti e van het NPV). De twijfe l aan de e ffecti vi teit van he t IA EA e n het systeem van waarborgen is terug te voeren op een verandering in he t verwachtingspatroon van de internati ona le gemeenschap - ingegeven door de ervaringen in Irak - van de mate waari n IAEA waarborgen ze kerhe id over non-proliferatie kunnen verschaffe n. Toen het systeem na de JasoIJ Magazine nr. 4. augustus 1993
19
inwerkingtreding van het NPV werd ontwikkeld, waren de waarborgen vooral geri cht op de nucl eaire brandstofcyclus van de ontwikkelde geïndustrialiseerde landen, die toen de enige landen waren die in staat waren een nucleaire wapenprogramma op te zetten. (De VS en de voormalige SU waren er vooral op uit om juist deze landen aan het NPV te laten deelnemen. Tegelijkertijd wilden deze lande de optie openhouden om nucleaire technologie voor vreedzame doeleinden verder te ontwikkelen en vooral op de markt te brengen eem markt die toen als een belangrijke groeimarkt werd beoordeeld). Deze concentratie op de ontwikkelde geïndu strialiseerde landen heeft ertoe geleid dat het verificatiesysteem van het lAEA in de jaren '70 (uit concurrentie-overwegingen) een minimum aan openheid bevatte (zonder dat daarmee de geloofwaardi gheid van de verificatie in gevaar werd gebracht). De concurrentie tussen die installaties of delen daarvan produceerden was groot en al te indringende inspecties, zelfs door onafhankelijke inspecteurs van het IAEA , werden als een gevaar voor de bedrijfsgeheimen beschouwd. De post-NPV waarborgen richtten zich derhal ve voornamelijk op nucleair materiaal en minder op nucleaire faciliteiten. Als argument daarvoor werd gebruikt dat indien al het nucleair materiaal door waarborgen wordt afgedekt, er geen reden is om ook nog op grote schaal de nucleaire installaties aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Wettelijk zijn landen die, als gevolg van het NPV lidmaatschap zogenaamde 'full scope safeguards' met het IAEA aangaan, verplicht al het nucleair materiaal in gebru ik in (vreedzame) installaties aan het IA EA te melden. Het uitgangspunt was daarbij dat landen zich aan deze afspraken zouden houden. En hoewel het Agentschap nooit de mogelijkheid heeft uitges loten dat landen zich niet aan de afspraken zouden houden en clandest ien installaties zouden ontwikkelen waannee grondstoffen voor een kernwapen konden worden geproduceerd, werd het inspectiesysteem niet in eerste instantie ontwikkeld voor het ontdekken van deze geheime activiteiten. Tot aan Irak heeft het waarborgensys teem betrekkelijk goed gewerkt (achteraf bezien heeft het systeem e igen lijk gehee l aan de verwachtingen voldaan). Wat er in Irak is gebeurd is niet een mislukking van het systeem, maar een bewuste ontduiking van een land ondanks het feit dat het desbetreffende land door toetred ing tot het NPV non-proliferatie tol één van de elementen van zijn beleid had gemaakt. De waarborgen van het IA EA hebben niet kunnen voorkomen dat Irak zijn wapenprogramma ontwikkelde zonder dat het Agentschap er en ige concrete aanw ijzing voor had. Alle exportcontrolesystemen ten spijt is er in de tweede helft van de jaren '80 een stroom van gevoe lige apparatuur en machines op gang gekomen die Irak in staat hebben gesteld zijn programma op te bouwen. Inlichtingendiensten, waarvan mag worden verondersteld dat zij op de hoogte waren van een (deel) van deze informatie, hebben klaarbl ijkelijk gefaald in het vaststellen van de omvang van dit geheime programma. De ontdekkingen in Irak in de laatste 20
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
IAEA -inspecteur op missie in Irak twee jat hebben aangetoond dat zelfs onder de voorwaarde van geverifieerde internat ionale verdragsverplichtingen en 'full scope safeguards' , een land dat vastberaden is om het systeem op te lichten (en daartoe over de benodigde middelen beschikt), dat ongestraft kan doen. Langzaam begint dan ook door te dringen dat de (politieke) verwachtingen van het waarborgensysteem aan een herziening toe zijn. Het IAEA zou zich in de toekomst niet allen dienen te concentreren op de door het betrokken land aangemelde activiteiten de zogenaamde ' declared acti vities'- maar zich ook een oordeel dienen te vormen over de zogenaamde ' undcJared activities' in de landen die het NPV hebben geratificeerd. Het behoeft geen betoog dat een derge lijke herwaardering de nodige voeten in de aarde heeft. Een herziening van de verwachtingen van het systeem vereist een herziening van de autoriteit, de middelen en de politieke ondersteuning die de internationale gemeenschap, die deze verwachtingen koestert , bereid is aan de instelling te geven die belast is met de implementatie van een ruimer regime van waarborgen. De inst itutionalisering van een effectievere wijze van controle bevindt zich nog in de beg infase van ontwikkeling, ondanks de krachtige maatregelen die de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ten aanzien van Irak heeft genomen. Waarborgen in het Midden-Oosten Het scheppen van een Nucleaire Wapenvrije Zone (NWZ) om verspreiding van kern wapens tegen te gaan is niet nieuw. In feite bestaat een dergelijke zone in West-Europa en bij het in werking treden van het eerder genoemde Verdrag van Tlatelolco in Latijns Amerika. Een derde Verdrag - het Verdrag van Rarontonga - regelt een dergelijke zone voor het gebied van Zuid-Azië en de Pacific. Als er in een regio in de wereld is waar een NWZ dringend gewenst is, dan is dat in het Midden-Oosten. Iran heeft een dergelijke zone al in 1974 voorgeste ld. Israël, dat zich oorspronkel ijk tegen een NWZ had verzet, stemt nu ieder jaar in met een resolutie van die strekki ng in de Algemene Verga-
dering van de Vereni gde Naties (AVVN). Maar tot nu toe heeft Israël altijd geëist dat slechts de bilaterale onderhandelingen tot een sluitende afspraak konden leiden en hebben de Arabische landen altijd geweigerd met Israël aan dezelfde tafel te gaan zitten. Daannee was iedere voortgang jarenlang geblokkeerd. Ruim een jaar ge leden verscheen een rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan de hand van een studie van drie experts. Deze concludeerden dat het uiteindelijke welslagen in de onderhandelingen naar een NWZ in het Midden-Oosten slecht s kon worden bereikt langs de weg van geleidelijk te nemen maatregelen, die het vertrouwen van beide partijen wekken. Bovendien zou dit proces niet alleen nucleaire wape ns moeten omvatten, maar alle elementen die betrekking hebben op militaire veiligheid. Zo'n proces zou volgens de drie experts alleen kans van slagen hebben indien er voortgang wordt bereikt in de ArabischIsraëlische regionale conflicten ( Dav id Fischer, één van de voormalige medewerkers van de Directer-Generaal van het IAEA, wijdt in zijn boek over NWZ's een heel hoofdstuk aan de voorwaarden voor een dergelijk proces). Een Verdrag voor een NWZ in het Midden-Oosten zou volgens Fischer vanzelfsprekend tekort schieten indien landen in de reg io vrij zouden zijn om andere vormen van massa-vemieti gingswapens aan te schaffen. Het verdrag zou derhalve ook de nietnucleaire wapens moeten omvatten. Voorbeelden uit het Chemisch Wapens Verdrag en de Conventie tegen de biologische Oorlogsvoering zouden moeten worden aangev uld met een verbod op het stationeren en testen van nucleaire wapens en op een verbod op de produktie van plutonium en het verrijken van uranium . Het bezit van deze stoffen wordt steeds moei lijker controleerbaar nu er een groeiend overschot van plutonium (militair en civiel) in de wereld ontstaat. Het IAEA lijkt de en ig aangewezen instantie te zijn die belast kan worden met de implementatie van ee n dergelijk Verdrag, in ieder geval wat het nucleaire deel ervan
betreft. toch heeft, zoals hierboven uiteengezet, Irak en ook de recente ontwikkelingen in Noord-Korea geleerd dat het IAEA-waarborgsysteem niet waterdicht is. Bovenal vere ist iedere afspraak op dit gebied het vertrouwen van alle landen in de regio. Aan dit vertrouwen schort het nu juist in het MiddenOosten. Toen het eind jaren '60 bekend werd dat Israël nucleaire acti viteiten ontwikkelde en er ee n vermoeden bestond dat het een kern wapen kon maken of had gemaakt. nam de druk op Israël toe om een internationale inspectie toe te laten en ( in een later stadium) tot het NPV toe te treden. Israël zelf hee ft nooit willen toegeven dat het nucleaire wapens bezit. Opeenvolge nde regeringen hebben slechts willen verkl aren dat Israël niet het eerste land zal zij n dat kern wapens in het Midden-Oosten zal introduceren. Het doel van een dergelijke verkl aring is duidelijk: aan de ene kant geeft het de bevolking van Israë l voldoende zekerheid en aan de andere kant geeft het de Arabi sche buurlanden aanleiding tot terughoudend bij het overwegen van een aanval op Israël, die zij gezie n het overwicht aan materi eel en manschappen zouden kunnen overwegen. Bove ndien geeft het landen die anders actie zouden moeten ondernemen (bij voorbeeld sommige leden van de Veil igheidsraad) een uit weg om Israë l onder nog grotere dru k te zetten. Van zelfsprekend is ook Israël van menin g dat nucleaire proli fe rati e een slechte zaak is en dat het land een pos itieve politiek moet voeren om te voorkomen dat er een nucleaire wapenwed loop in het Mi ddenOosten ontstaat. De Israë lisc he rege ring heeft echter altijd gewe igerd om toe te geven aan de druk het NPV te ondertekenen en ~ full scope' lAEA waarborgen toe te staan. Met het openstellen van de nucleaire acti vite iten aan IAEA-i nspecties zou Israë l het instru men t van de "onzekere dre iging" uit handen geven zonder daarvoor noodzakelijke zeke rheden terug te krijgen. Het fe it dat Irak. als ondertekenaar van hel NPV. ongestraft aan een nucl eai r programma kon bouwen, ond anks de ve le waarschu win ge n d ie de Israë lische regering aan het einde van de jaren ' 70 liet horen, moel voor Israë l een du idelijke waarschu wing zijn geweest. De veroordeling van Israël na de aanval op de reac tor in Irak ( 198 1), heeft het land in het internationale nucleaire ci rcuit sterk geïsoleerd. Nu, tien jaar later, de Go lfoo rlog heeft uitgeweze n waartoe Irak in staat was, lijkt de Israëlisc he vrees ineens vee l geloofwaardige r. Israë ls antwoord op de isolati e op nucleair gebied was het voorstel om een NWZ in het Midden-Oosten in te stellen, en igszins naar het voorbee ld van het Verdrag van T latelo lco. Het Verdrag zou moeten worden onderhandeld door de betrokke n partijen zel f en zou, voor wederzijdse zekerheid, moeten voorLÎen in een ve ri fica tie van de overeengekomen waarborge n doo r de partij en ze lf. Dit hebben de Arabi sc he landen tot nu toe geweigerd. Van Arabisc he zjjde is er steeds op aangedrongen dat cen NWZ tot stand zou moeten komen door toe treding van alle landen in de reg io, die het NPV hebben ondertekend of die vrij willig ' fu ll scope safcguards' hebben geaccepteerd. De jaarlijk se
AVVN-resolutie die oproept tot hel instellen van een NWZ in het Midden-Oosten, wordt ieder jaar zowel door de Arabi sche landen als door Israël gesteund. Israël steunt de resolutie omdat het zich met de doelstell ing kan identificeren, maar heeft we l aarzelingen over de wij ze waarop dit doel moel worden bere ikt. De Arabische we igering om over een NWZ te onderhandelen en de eis om Israël onder internationale controle (van het IAEA) te stellen, zijn voor Israël aanl eiding om zijn Arabische buren te wantrouwen. Kennelijk, zo luidt de Israëlische redenering, wordt de nucleaire dreiging van Israël als niet zo ern sti g beschouwd als de Arabi sche landen willen doen geloven en kennelijk willen zij, door de onderhandelingen over de modalitei ten uit de weg te gaan, de optie open houden om met Israël een oorlog te voeren zonder zich zorgen te hoeve n maken over Israëls nucleaire capaci te it. Het lijkt er dus op dat Israël geen enkel vertrouwen heeft in de Arabi sche sleun voor een NWZ in het Midden-Oosten en het Arabische aandringen op toetreding tot het NPV uit sluitend ziet al s een pog ing om de (venneende) Israë lische nucleaire capaciteit uil de weg te ru imen. Het ziet er dan ook niet naar uit dat er op korte termijn een NWZ in het MiddenOosten zal komen. In 1990 heeft de Secretari s-Generaal va n de VN ee n docu ment aan de Al gemene Vergadering aangebode n met al s titel: "Stud y on the effecti ve en verifiabie measu res which would facilitate the establishment of a NWZ in the Middle East". Een passage uit het document ka n in dit ve rband worden geciteerd: " It is appropriate to point out th at Israe l's security position is charac teri zed by three fea tures whi ch cannot but play a part in detennining its att itude towards the creation of a nuclear-weaponfree zone; the relatively small size of its territory; the sustained hostili ty betwee n itself and the great majority of States in the region; and the fact that it has na mil itary all ies in the region and that the one State that mi ght suport it in a conflict is geograficall y remote." Het bovengenoemde document vervolgt een aant al paragrafen verder ..... However. it is most unli kely th at Israel wil! g ive up the sec urity it be lieves is now derives from its nuclear ambiguity, its pres umed deterrent and its eventual weapon af last resort, without a much hi gher degree of assurance that
such a confli ct will nOl occ ur, as we il as compensation in term s of arrangemenls to enhance regional security in all its mult iple and complex dimensions." Pogingen van de intern ati ona le gemeenschap om Israël tot andere gedachten te brengen en ertoe te bewegen als een eerste stap voor een bewijs van goede wil het NPV te onderkennen, lijken d us voorlopi g niet haa lbaar. Daarmee lijkt ook de rol van de IA EA ter bevordering van een NWZ in hel Midden-Oosten voorl opig uitgespee ld. De Directeur-Generaal van hel IAEA brengt op grond vaneen resolutie van de Al gemene Conferent ie van het lA EA jaarlij ks verslag uil van zijn consultaties met landen in de regio over de haal baarhe id van een NWZ. Ook hij koml in zijn verslag niet verder dan de algemene ondersteuning. door alle betrokken landen in het Midden-Oosten, van het concept van een NWZ. Israë l zal slechts bereid zijn met een NWZ in te stemmen als het voldoe nde zekerheidsgaranti es krijgt. Eén daarvan is in ieder geval het stopzetten van de oorl og en het afweren van oorlog als middel voor het oplossen van conflicten door all e landen in het Midden-Oosten. Israë l kijkt daartoe uitsluitend naar het Vredesoverleg. Dat kader voldoet aan de eis van een forum voor bil aterale onderhandeli ngen. En op de langere duur is het mi sschien ook een forum waar de mogelijkheden van ee n NWZ kunnen worden besproken. In ieder geva l is de toetred ing tot het NPV, en daarmee het accepteren van ' full scope" IAEA waarborgen, voor Israël het sluitstu k van de onderhandelingen over vrede en vei li ghe id in de reg io. Ind ien daartoe eenmaal is besloten. u1l het IAEA ee n belangrijke rol kunnen spelen in de veri ficati e van de Nucleair Wapenvrije Zone in het Midden-Oosten . • Drs. fI J. Regeur is plaalS\'er\'Gllgend Permanent Vertegenwoordiger \'an Neclerlancl bij het Internationaal Atoomenergie Agelllschap (I AEA) Ie Wellen. Gebruikte literatuur: - A Nuclcar.Wcapon Free World. Dcsirab1c? Fea.~iblc ? Westv;ew Press (Pugwash Monograph 1993) - Arlike1cn van u lwrencc Scheinman (Comel1 University. hhaca, Ncw Vork) - Arlikclcn van Shalhc"cth Freicr (Weizm:mn InstitUlc of Science. lsmel) - Safeguarding lhe Alom . David fischcr en Paul Szasz (SPIRI 1985).
Nucleaire bramistofelemelllell \/all russische makelij ill eell \'all de Iraakse bUI/kers in Kuwait
Jaso" Magazine nr. 4, augustus 1993
21
Dorst
Water: bron van conflict in het Midden-Oosten door Jeroen Warner
Toen Livingstone op zoek ging naar de bronnen van de Nijl werd hij niet alleen gedreven door een romantische pioniersgeest. Zijn expeditie was een essentiële fase in de slag om de beheersing van Afrika, waarin Engelsen en Fransen de hoofdrolspelers waren. De bemoeienis van hel Westen met de waterbronnen van het MiddenOosten heeft du s al een lange geschiedeni s. De strategische betekeni s van waterstromen voor de regio is dan ook moeilijk te overschatten. Grote delen van de regio zijn kurkdroog: minder dan 150 mm per jaar. in sommige jaren 0 mrn regen in Egypte. De eni ge aanvoer van zoet water is het smeltwater van gletsjers dat de grote ri vieren Eufraat, Tigris, Nijl en Jordaan langs een duizenden kilometers lange baan vanuit de bergen het gebied in voeren. Deze schaarste maakt de reg ionale economieen uiterst kwetsbaar: bij te geringe aanvoer staan de waterkrachtturbines stil, stokt de irrigatie waardoor de katoenoogst mislukt en ontstaat een drinkwatenekort. Grond water, het enige alternatief, is al even schaars, dan wel erg moeilijk te winnen. Om die reden is water een machtsmi ddel van de eerste orde: wie over de oorsprong van een ri vier beschikt, beschikt in feite over leven en dood. Een essenti ële variabele is in deze context de geografisc he ligg ing len opzichte van de ri vier. Een benedenstroomse staat kan immers geen directe invloed uitoefenen op wat bovenaan de stroom met het water gebeurt: aftapping, verv uiling, afdammi ng of zelfs afs luiting behoort tOl de reele mogelijkheden. Deze mogelijkheid werd al vroeg onderkend door Egypte, de staat die de Nijl het laatst bereikt na half Afrika te hebben aangedaan. Juist in deze staat waar 70 miljoen mensen op een kluitje vruchtbare ri viergrond leven, versterkt die afh ankelijkheid ee n gevoel van kwetsbaarheid. Daarom verzekerde Egypte zich een kle ine eeuw geleden door een deal met de koloni ale mogendheid in di e tijd. Engeland. van vergaande rechten op de Nij l. Contractueel werd vastgelegd dat geen enkele Nijlstaat een verandering aan de loop van de rivier mocht aanbrengen zonder Egy ptische toestemming. Ook vandaag nog houdt de Egypti sche regering de andere staten nog altijd deze koloniale rechten voor, wanneer de verdeli ng van het Nijl water weer eens ter sprake komt. De Westerse staten bemoeiden zich opnieuw met de waterverdeling toen de grenzen van de nie uwe staat Israel moesten worden vastgelegd. Door intensief lobbywerk overtuigde Chaim Weizmann, di oe de eerste president zou worden, de Britten ervan dat de Israeli's aanzienlijk meer water nodi g
22
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
zouden hebben dan in eerste aan leg geraarnd. Het ging hier om toegang tot water, rn aar vooral ook orn de beschikking over de bron van de naburige stromen. Inderdaad werden de grenzen sterk in het voordeel van Israel gewijzigd in verge lij king tot eerdere voorstellen. Een ander staaltje van Westerse inmenging vond plaats tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen ontfutselden de Fransen de provincie Al exandretta (nu Hatay) aan Syrië, om haar aan Turkije cadeau Ie doen. Dit als dank voor de Turkse rneegaandheid met de geallieerden in de strijd tegen Hitier. Gevolg was dat de monding van de ri vier de Orontes nu in het toch al waterrijke Turkije kwam te liggen. Bovenstroomse actie Tot dusver heeft nog geen staat inderdaad botweg de watertoevoer afgesneden. Er zijn echter verschillende voorbeelden waarbij beschikking over waterbronnen is gebruikt om buren dwars te zitten. Zo ont wikkelden Syri en Jordanie in de jaren '60 een kostbaar omleidingsproject voor de Jordaan, waarvan zo ongevee r hel eni g aan wijsbare praktische nut was dat het de toevoer naar Israel sterk zou venninderen. Getergd beantwoordden de lsraeli 's dit plan met bombardementen, die een van de di recte aanleidingen voor de Zesdaagse Oorl og van 1967 vormden. Overigens maakte Israel dankbaar gebruik van de successen in deze oorlog om zij n toegang tot de zijri vieren van de Jordaan Ie verbeteren. Had Israe l eerst alleen de Dan geheel bi nnen de landsgre nzen, nu vallen alle zij stromen behalve de Jannoek binnen Israelisch terri torium, terwijllsrae l dankzij militair ingrijpen in Zuid-Libanon ook de Libanese ri vier Litani binnen handbereik heeft. Even controversieel is de afsluiting voor een maand van de Turkse Ataturk-dam in 1990, bedoeld om een nieuw stu wmeer bij de gigantische Ataturkdam te vullen. Hoewel fonneel all es netjes aangekondi gd was, meenden critici dat deze aktie wel degelijk een signaal aan de Syri sche autoriteiten was dat deze hun steun aan de fanatieke Koerdi sche afscheidingsbeweging PKK maar hadden op te sc horten. De kwestie-Hatay en een nooit opgehelderde affaire rond het neerhalen van een Turks vli egtuig door Syrische MiG 's (in 1989), nota bene boven eigen grondgebied, zouden tevens ee n rol gespeeld hebben.
Recenter nog werd tijdens de Golfoorl og serieus overwogen de Eufraat af te sluiten om benedenbuur Irak te dwarsbomen. Dit plan is niet doorgegaan - wel sneuvelde een serie dammen ten gevolge van geallieerde bombardementen. Benedenstroomse tegenactie De staten onderaan de stroom staan niet helemaal met lege handen tegen acties als boven genoemd. Mits zij een geloofwaardige militaire vui st kunnen maken, is het een koud kunstje een zwakkere bovenstroomse staat van dambouw te weerhouden, ook als deze slechts vreedzame ontwikkelingsdoelen dient. Ethiopië bereidt meI technische ass istentie van Israel de bouw voor van enkele dammen in de Abay, een zijrivier van de Blauwe Nijl. Toen deze berichten Egypte bereikten sloeg Boetros Boetros Ghali, die voor zijn huidi ge VN-voorzitterschap als Minister van Staat de buitenlandse zaken van Egypte behartigde, groot alarm. Mochten de Ethiopiërs inderdaad aanstalten maken de Nijl af te dammen, dan konden ze bommen verwachten. De ervaring leert dat de soe p zelden zo heet wordt gegeten als ze wordt opged iend: sinds de actie van Israel zijn geen vijandelijkheden over water uitgebroken. Dambouw lot cas us belli uitroepen mag dan gewoonlijk slechts ee n retori sch doel dienen, het sorteert echter we l het gewenste diplomatieke effect. De Wereldbank schrikt er namelijk voor terug ge ld te geven aan een project dat in de regio al te gevoeli g li gt. De bank wil uiteraard voorkomen dat een du re dam het doelwit wordt van militaire vergelding. Voor de plannenmakende staat zit er dan niets anders op de rekening zelf te betalen, hetgeen ee n forse last op de begroting betekent. De Turkse regering steekt bijna een ti ende van haar jaarlijkse budget in het megaproject GAP (2 1 dammen), omdat Syrië en Irak het veroordelen. Verdelingsovereen komste n Doorgaans komt de koppigheid overigens van twee kanten. Niet alleen veroordelen benadeelde partijen gewoonlijk al van te voren elk waterproject, ook zijn bovenstroomse staten niet van zins over hun plannen te consulteren met de benedenburen. Het wekt dan ook geen verwondering dat het moeilijk is een gemeenschappelijk basis te
vi nden om tot ee nsluidende afspraken over grensoverschrijdende rivieren is gekomen. Turkije. Syrië en Irak bakkeleien al jaren over de hoeveelheid water die de Turks-Syrische grens zou moeten passe ren. Turkije biedt 500 kubieke meter per seconde. Syrië eist 700. In all e bijeenkomsten (meer dan ee n dozijn) met Syrië en Irak over de netelige Eufraat-kwestie heeft Turkije echter het GAP-projec t nooit ter discussie wi llen stellen. Irak verkeert hie rbij in de meest ongunstige positie: door het gecombi nee rde effect van Turkse en Syrische afdamm ing vermindert de toestroom naar Irak steeds meer, terwij l de kwaliteit van het Eufraalwater er ook niel beter op wordt. Over de twee andere grote rivieren, de Nijl en de Jordaan, zijn meI buitenlandse bemiddeling wel verdragen lot stand gekomen , maar deze zijn op zijn min st omstreden. De waterquota ter verdeling van het water van de Jordaan zoals voorgesteld door Johnston zijn door de betrokken partijen wel aanvaard, maar nooit bekracht igd, omdat de Arabische staten weigerden Israel Ie erkennen. In de praktijk tappen Israel (4x) en Syrië (2x) veel meer af dan toegestaan ten koste van Jordanie. Voor Egypte en Soedan bestaat een formele verde lingsove reenkomst uil 1959, maar daar is Et hiopië nooit bij betrokken geweest. Het grootste deel van de Blauwe Nijl, die samen met de Witte Nij l ' de Nijl' vormt vanaf het Soedanese hoofdstad Khartoum, ontspringt echter in Ethiopië. Ethiopië is dan ook niet van plan veel steun te verlenen aan ee n Egyptisch initiatief voor samenwerk ing tussen de Nij lstaten onder de naam UNDUGU (Swahili voor ' broederschap'). Ook hier blijkt de praktijk trouwens met de theorie aan de haal te gaan: Egypte verbruik t heel wat meer dan met Soedan was overeengekomen, hetgeen alleen mogelijk is omdat Soedan minder gebruikt. Samenwerking en water handel Deze 'gedoogsitu atie' kan echter niet eindeloos blijven duren. De laatste jaren zijn in toe nemende mate ge luiden te vernemen di e waarschuwen dat de watervoorraden aan hun ei nde komen. Terwijl het totale verbruik door bevo lkingsgroe i en modernisering steeds hoger wordt slinken de voorraden. Turkije en Libanon zijn de enige staten die een duidelijk water-
overschot laten zien, Israel en Egypte zitten aan hun tax, Jordanië kampt met tekorten en de oliestaten op het Arabi sch sc hiereiland zouden al helemaal niet kunnen bes taan zonder onverantwoordelijke aanslag op hun fossiele (niet-vernieuwbare) grondwatcrbronnen te plegen en hun oliegeld uit te geven aan waterinvoer per tanker en ontzilting van zeewater. Samenwerking is dringend noodzakelijk om het beschikbare water beter te verdelen. De hydrologische cyclus omvat in elk geva l het hele stroomgebied van de rivier, zodat zinvol beheer op dat ni veau moet plaats vinden. Voor de grotere ri vieren betekent dat grensoverschrijdend beheer, en daar zit'm nu juist de kneep. Het Midden-Oosten is immers nog steeds een van de meest exp losieve regio 's ter wereld. Het Arabi sch-Joodse conflict spreekt het meest tot de verbeelding, en het zal een ieder duidelijk zijn dat Israclisc he voorstell en om het meer van Ga liJea te gebruiken als gemeenschappelijk reservoir voor Ismel, Syrië en Jordanië niet zijn aange· slagen. Arabisch-Turkse relaties liggen echter al even gevoeli g. De Arabische staten zijn de langdurige Ottomaanse (Turkse) overheersing niet ve rgeten. Wanneer nu de huidige Turkse leiders de komende eeuw tot 'de Turkse eeuw' bestempelen geven ze slechts voedse l aan anti-Turks sentiment bij de Arabisc h bevo lking. De Arabische buren bezien Turkse 'vredespijp'-plannen dan ook met grote scepsis. Het plan voor een Turkse warerpijpleiding met een aftakking naar Saoedi-Arabië en een naar Israel lijkt van de baan. Kosten (ru im 20 miljard dollar) hoeven niet het grootste probleem te zijn voor een staat als Saoedi-Arabië, di e immers drijft op rijkdom uit olie. De oliestaten zien er ec hter tegenop al te afhankelijk te zijn van Turkije. Daarom blijft de staat liever in zijn waterbehoefte voorlien op nog duurdere manieren: door ontzilting van zeewater en door import met tankers, onder meer uit Australië. Tenslotte leven de Arabi sche stalen onderling in onmin. Irak maakte in het midden van de jaren '80 verregaande plannen over een kanaal dat Eufraatwater naar de Jordaanse hoofdstad Amman zou voeren, maar dat plan ketste af op onderling wantrouwen. Egypte heeft er lange tijd in de Ara· bische Liga uitgelegen vanwege al te grote toenadering tot Israe!. Als het Camp Davidplan niet op de status van Jeruza lem was
afgeketst zou Egypte zelfs Nijlwater aan Israel zijn gaan leveren. Syrië en Irak, bestuurd door rivaliserende clans van de socialistische Ba 'ath -partij, zijn al even min vrienden. Syrië sloot zich in de laatste Golfoorlog zelfs aan bij de antiIrak-coali tie, mede omdat de staat in ruil daarvoor de vrije hand kreeg in Libanon. En ook Syrië en Jordanië. die al jaren eendrachtig ij vere n om hun 'Eenheidsdam ' (a l-Wahdal rond te krijgen hebben tegengestelde be lange n. Syrië is alvast op eigen houtje begonnen de YarnlUk, een zijstroom van de Jordaan , af te dammen. Door dit project krijgen de Jordaniers niet all een minder, maar ook zouter water binnen. Geen enkele staat in het MiddenOosten beschikt momenteel over het leiderschap om de andere staten op een lijn te krijgen. De oli edollardiplomatie van Koeweit en Saoedi-Arabië helpen heethoofden wat tot bedaren te krijgen. maar niet om de hele regio 0111 de tafel te krijgen. Turkije en Egypte, samen met Israel top-ont va nge rs van Amerikaanse strategische hulp (voor miljarden aan economisc he en militaire bijstand) komen bij tijd en wij le op de proppen met vredesconferenties. Maar deze mi slukken mee stal. alleen al vanwege het duidelijke eigenbelang van deze staten.
Regionale oplossingen? Het zijn toc h weer de machten van bui ten de reg io die zu llen moeten inspringen. Buitenlandse inmenging heeft ervoor gezorgd dat de waterkaart van het Midden-Oosten. bedoe ld of onbedoeld, anders kwam te liggen. De huidige vredesonderhandelingen zijn een uitgelezen kans om nu eens orde op zaken te stellen, bijvoorbeeld door instell ing van een regionale Waterbeheersinstantie. Maar op het beslissende moment geven alle partijen. inclusief de VS en Europa, niet thui s. Een probleem is dat de panijen allereeerst de ernst van de situatie in moeten zien. In delen van het Midden-Oosten zou het water we l eens eerder op kunnen zijn dan de olie - toch gaan staten in het Midden-Oosten zo onzorgvu ldig met water om alsof het woestijn zand was. Dit ge ldt zowe l in absoluut als in relatief opzicht: er word t teveel verbruikt. terwijl de verkeerde toepassi ngen prioriteit krijgen. Zo wordt water in het Arabisch schiereiland gebruikt om midden in de woestijn bloemkool en tomaat te verbouwen en om golfbanen dagelijks te besproeien. Dit terwijl steden als Damasc us en Istanboel kampen met pe riodieke st roomuitval, en Jordanie per hoofd van de bevo lking te weinig water heeft. Het waterprob leem vraagt dan ook allereerst 0111 een andere mentaliteit. een die gericht is op bezuiniging, sa menwerking en rationele r beheer. Het is helde r als glas dat daarvoor de nodige politieke barrieres moeten worden geslecht. De VS enlof de EG zouden hierbij goede diensten kunnen verlenen door in hun hulp-, hande ls- en vredesakkoorden water expliciet aan de orde te stellen, nu het er nog is . • Drs. Jeroel/ Warner studeerde Il/IernariOflllle Betrekkingen en is publicist. Jasoll Magazine nr. 4. auguslU s 1993
23
Ve rbitte ring
Leven in barakken Zij is Kroati sch, haar man Servisch. Tien jaar geleden werd hun oudste dochter verkracht en vermoord door een moslim. Toen de oorlog uitbrak, verliet hij zijn vrouw en twee resterende kinderen om zich aan te sluiten bij het Servische leger. Zij ontvluchtte met zoon en dochter het oorlogsgeweld in Vukovar, hun woonplaats in oost-Kroatie en kwam terecht in 'een vluchtelingenkamp in Varazdin, in het uiterste westen van het land. Daar kwam de man zijn vrouwen kinderen nog één keer opzoeken. Om hen te vermoorden - als uiterste consequentie van zijn keuze voor de Servische zaak. door Sophie Verburgh De plaatselijke politie en poortwachters van he l kamp waren nog nel op tijd om de man te overmeesteren. Sindsdien leeft de vrouw mei haar kinderen een teruggetrokken bestaan zonder illusies of hoop op een betere toekomst. Alleen wanneer ze over haar ech tgenoot spreekt lichten haar donker omrande ogen fe l
op achter dikke brilleglazen. Gekleed in een
Rond de barakken is het ake lig stil; slechts enkele volwassenen komen naar buiten en dan meestal alleen nog maar om afval in de con tainer te werpen of het dagelijks eten in tupperware emmertjes bij de centrale keuken af te halen. Verder spe len er wat kinderen met ballen en schommels, die regelmat ig met hul ptransporten worden gebrac ht.
grijze regenjas. vale bruine broek en afgetrapte huisschoenen , vertelt ze haar trieste verhaal. Haar naam wil ze niet zeggen. "Dat doet er toch niets meer toe," klinkt hel mat. "Het enige wat ik nog doe is goed op mijn loon en dochter passen. 's Avonds slik ik kalmeri ngspillen, om nict wakker Ie liggen van de vrese lijke herinneringen en de wanhoop. ik weet nict meer hoe wc verder kunnen leven, zonder huis, zonder vertrouwen in wie of wat dan ook." Samen met ruim 900 andere, merendeels Bosni sc he vluchte lingen, slijt deze familie haar dagen in oude barakken van het voonnalige Joegoslavi sche federa le leger. Slachtoffers van een verscheurd land , waar het verleden voor iedereen het al ibi is om vrienden en famil ie naar het leven te staan. Grauwe barakken, ee n enkele populie r e n binnenplaatsen van beton vonnen de naargeestige woonomgeving van de vluchtelingen in Varazd in. "De slachtoffers van Jalkovec" heet he t kamp, een naam die nog stamt uit het Tito-tijdpcrk. In het Kroati sche plaat sje 1alkovec richtten de nazi's in de Tweede Were ldoorlog een bloedbad aan onder de burgerbevolking. Nu herinnere n kogelgaten in de gebouwen, uitgebrande schuren en een bloedvlek op de muur in ee n donker berghokje aan de gevechten die hier plaatsvonden na de Kroatische onafhankelijkheidsverklaring in de zomer van 199 1. Bij de toegangspoort van het kamp e n bij een van de betonnen ple inen staan oude houw itsers d ie kinderen vrolijk gebruiken als kJimrek. Behalve de kindere n bestaat de bevolking van het kamp uit vrouwen en bejaarden. Alle mannen tussen 18 en 50 jaar vechten afzijn al gesneuveld 'voorde Bosnische of Kroati sche zaak'.
24
Jasoll Magazine nr. 4, augustus 1993
De meeste vluchtelingen zitten hier al ru im een jaar, sinds het ui tbreke n van de oorlog in Bosnië . Ze leven met meerdere famil ies bij e lkaar op slaapzalen. Slechts een enke le fam ilie heeft een kamer voor zichzelf. De grote vertrekken zijn tussen de veert ig en tacht ig vierkante meter groot, zonder en ige afscheid ing tussen de legerbedden. S lape n. ete n, drinke n, de lege dagen doorbrengen ; he t gebeurt all emaal samen, op en rond de slaapp laatsen. De opklapbedden staan in lan ge rijen met het hoofdeinde langs de muren. Op ee n plank daarbove n bewaren mensen de schamele resten van hun persoonlijke bezittingen.
Oude Houwitser als klimrek voor kinderen
Het kamp is officieel erkend door de UN HCR, de vluchtel ingenorgani satie van de Vere nigde Naties e n de Kroatische overhe id is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Maar voor iets meer dan de eerste leve nsbe hoeften moeten de kampbewoners het hebben van de hul p van kleine non-gouverne me nte le organi saties. De Amsterdamse ui twisselingsorganisatie ' Vrijwilli ge Internati ona le Actie' is er daar een van . ln samenwerking met de Kroatische vredesgroep 'Su ncokrel' (Zonnebloem), zend t ze vrijw il lige rs naar 14 kampen in Kroat ië e n Bosnië. Via Suncokret worden me nsen uit Europa, Scandinavië, Noord-Amerika en Kroatië naar de kampen uitgezonden. Allen zijn gemotiveerd voor d it werk door de wens om po lit iek neutraal mee te werken aan een kle ine ve rl ichti ng van de geestelijke nood van vluchtelingen. Het werk van de vrijwi ll igers geeft de kinderen dagelijks de kans om lekker te spe len en zich uit te leve n, zonder aan de oorl og e n aan het verdriet van hun ouders te denken. En de ouderen hebben dan even ru st op hun overvolle kamers.
De vrijwilligers gaan ook in kleine groepjes langs de kamers om wat te praten, om te laten zien dat er in elk geval mensen zijn die het iets kan schelen wat in dit land gebeurt. Hoe· wel ze weinig hebben , laten de vrouwen direct hun uitbundige gastvrijheid op bezoe· kers los. Bezoekers worden uitgenodigd voor een kop koffie en krijgen een zitplaats op een schaarse stoel , of anders op de met stukken tapijt bedekte houten vloer. In een kamer van zes bij zes verwel· komt Jasmina Sahovic haar bezoek met kof· fi e. Die wordt gezet op een van de drie kookpl aatjes die beschikbaar zijn voor een gang waaraan honderd men sen wonen. Hier zijn stoelen noch tafels, dus het sociale leven vi ndt plaats op de vloer. Jasm ina 's zoontjes (3 en 6 jaar oud) spe len wat lu steloos in een hoe k met autootjes en een bal. De zeven volwassen bewoonsters zitten in een kringetje rond een bl ad met koffie. Een jampotdeksel dient als asbak. Jasmina is met haar moeder, zoons en een vriendin 14 maanden geleden gevlucht uit Brcko. een stadje op het platteland van Bosn ië. Verleden jaar maakte een Servische fotograaf daar de winnende World Press Photo van executies op straat. Jasmina 's man zit in het Bosnisc he leger. Ze sprak hem sinds haar vlucht nauwe· lijks rneer, want rnet het front in Bosnië is rnoeilijk contact te rnaken. De eerste vier maanden van hun verblijf in dit karnp hoorde Jasmina niets van hern. Later bleek hij in die tijd gewond te zijn geraakt. Hij werd weer opgelapt en teruggestuurd naar het front. De 26 jaar oude vluchtelinge vertelt over het goede leven dat ze in Brcko heefl moeten achterlaten toen het Servische lege r het plaatsje bezette. Verhalen over hui s, auto, moestu in en fruitboomgaard worden geïllustreerd met een mapje foto 's dat ze op de vlucht nog mee kon nemen. Wanneer een portret van haar man rondgaat pakt haar jongste zoontj e de foto en begint deze hartstoc htelijk te kussen. Gelat.en verklaart Jasm i· na: " De jongens mi sse n hun vader, net als ik. We zijn nog nooit zo lan g zonder elkaar geweest en ik kan ze ook niet uitleggen waarorn hij niet hier is." Als de tranen in haar ogen springen, begint ze sneller te praten en probeert door haar eigen emoti es heen te lachen. De kinderen kruipen rnet het bedui· melde portret van hun vader tegen haar aan. Dapper veegt ze haar tranen weg en begint opeens te lachen. Ze heeft ee n plannetje bedacht om t.e zorgen dat haar man eindelijk eens met verl of naar dil kamp mag komen. Omdat een regulier verlof nog maanden op zich kan laten wachten als de gevechten voortduren, probeert Jasm ina nu een arts die ze via via kent een brief te laten schrij ven waarin wordt verklaard dat zij dood· en doodziek is. Alleen voor zo iets ern sti gs mogen soldaten naar 'huis' . "A ls dat lukt mag hij vier dage n hier komen - of langer, mocht mijn toestand nog verslechteren," lacht ze wrang. Haar gezicht betrekt echter direct als ze zegt: "Ik heb een maand lang al gee n brief of telefoontj e van hem ontvangen; ik weet niet eens o fhij nog op dezelfde pl aats zil of...". Ze maakt de zin niet af. Van haar gezicht valt moe ilij k af te lezen of ze nu boos is op haar man die niets van zich laat horen of boos op het noodlot dat haar in deze uitzichtloze situatie hee ft ge bracht.
Jasmina Sahovic met haar moeder, twee zoontjes en een vriendin uit Brcko. "Ik kan mijn zoons ook niet uitleggen waarom hun vader nier hier is." De stilte in dit kamp meI zijn bijna 1000 in woners en de apathie van zijn bewoners is voor een buitenstaander aanvankelijk beangstigend en nau welijks te bevatten. Waar zijn die honderden vrouwen en kinderen op dagen dat de zon zelfs het beton eni ge g lans geeft en vogels vrolijk kwinkeleren? Pas na enkele weken dringt de reden voor deze onwezenlijke stilte door: dicht opeen levend, zonder privacy, zonder zinni ge bezigheden rest deze mensen niet vee l anders dan zo kalm moge lijk de dagen proberen door te komen. Onder de oppervlakte sch uilen voldoende trauma's om dui ze nden psychologen levenslang werk te verschaffen, maar de mensen zitten nog midden in de ell ende. Ze kunnen hun ervaringen nog niet als een afge· sloten geheel beschouwen en de opbouw van een nieuw bestaan lijkt steeds meer een verre toekomstdroom. Juist deze onmacht om ze lf weer eni· ge richting aan hun leven te geven bedrukt de mensen. Door de voortd urende oorlog en door hun status als vluchteling zijn ze voor· lopig gedoemd toe te zien hoe hun land ver· scheurd wordt, zonder dat ze daar iets aan kunnen doen. Sommigen lopen rond als gekoo ide wi lde dieren. Een voonnalige, Kroati sche ver· pleegster uit Bihac verte lt dat ze niets liever zou doen dan weer aan de slag gaan. Ze werkte tien jaar in het plaatse lijke ziekenhuis toen de Serviërs de stad bezetten. Alle mos· limvrouwen, zowel haar collega 's als patiën· tes, werden op bevel van militairen door de Servische artsen verkracht. Een arts die wei gerde werd ter pl ekke doodgeschoten. De man van de verpleegster is bij de gevechten om de stad omgekomen. Nu zit ze hier met haar twee jonge kinderen en ze kan niets doen. Nadat ze de eerste maanden alleen maar vo l van haat was voor alles wat Servisch is, is ze nu tot het in zicht gekomen dat "dat nu juist is waar deze oorlog mee gevoed wordt. Mijn pijn om het verlies van
mijn man en het onmenselijk gewe ld dat ik gezien heb, wordt niet verzacht door haat. Ik ben blij dat ik een paar maanden geleden geen wapen in handen had, anders zou ik ze lf aan dit kwaad hebben meegedaan, door nog meer mensen te vennoorde n. Nu wil ik niet meer haten, niet doden, maar werken, mensen genezen. Maar ik moet hier in het kamp blijven en ik kan mijn energ ie niet kwijt. In het hospitaal hier in Varazdin zitten ze echt niet op mij te wachten; ik ben moslim en er zijn genoeg werkeloze Kroatische verp leeg· sters." Ze zegt het kal m, maar het geschuif op haar stoel en de driftige handgebaren ver· tellen dat ze vo l ge fru streerde daadkracht zit. Ook voor de vrij willigers word t het kampleven af en toe te veel; na een week van emotionele ervaringen en ee ntoni g eten (aardappelsoe p met kippemaagjes. geen groente) gaan ze en igsz in s beschroomd de stad in om bij te komen met een pizza. sa lade en een goed g las bier. Hoewe l dit het versch il lussen hen en de kampbewoners wel erg schrijnend toont, nemen de meesten het de vrij willige rs niet kwalijk. Als zij de midde· len en de bewegingsvrijheid hadden, zouden ze het ook doen. Na enige tijd ont Slaat met sommige mensen ee n band. Voor vee l vrouwen blijkt de aanwezigheid van buitenstaanders een welkome aan leiding om hun hart eens te luchten. In een grote kamer verblij ven Refija Sehovic en haar zuster Rezij a Bajric met nog zo'n twintig andere vl uchtelingen. Drie bejaarde mannen en ee n halfblinde oude vrouw li ggen de hele dag op bed te dommelen, vier kleine kinderen rennen rond, terwijl een peuter jenge lend tegen zijn moeder aanhangt. Enkele vrouwen lussen de twi nti g en veert ig jaar oud lopen af en aan met te iltjes was en pannetjes eten. De twee zusters maken graag even tijd om koffie te drinken met de buitenland se bezoekers. Jasoll Magazine nr. 4, aug ustu s 1993
25
Uit eell 'illegaal' kamp bij Zagreb arrh'ereIl300 nieuwe vluchrelingen, hun hele be:;r in lakens gebundeld naast zich. Op de betonnen binnenplaats wachten:e gelalen tot:e een bed krijgen toegewe:ell, wellicht ill eell \'an de lwee barakken op de achtergrond.
Rezija is met haar 58 jaar de jongste, een ongetrouwde, stille vrouw met een vrol ijk gezic ht. Refija is 64 en ziet er met haar grijze haar wat doorleefder uit. Zij lijkt het meeste behoefte te hebben om te praten en, als het even kan, wee r ee ns te lachen. Haar man zit ook in het kamp, hij is te oud voor het lege r, Hun dochter en twee kleinkinderen zijn veili g in een vluchtelinge nkamp in Duitsland en de schoonzoon vecht in het oosten van Bosnië, Zo goed en zo kwaad als het gaat houdt Refija cont ac t met hem en geeft berichten per brief door aan haar dochter. Maar ook van deze soldaat is al drie weken niets vernomen. "Wij kunnen niets anders doen dan wachten, en niet proberen te denken aan de grote kan s dat hij als soldaat ook zal sterven in deze wrede oorlog," verzucht Refija. Maar hoe moeilijk het is om in hun situatie niet overal tekenen te zien van gevaar en uitzichtloosheid , wordt meteen daarna duidelijk als Rezija bleek terugkeert van een bezoek aan een kamer met televisie. Ze sc hui ft aan aan het tafeltje. pakt nerveus een sigaret en verte lt : "Er ware n beelden uit Sarajevo, van een ziekenhui s dat nauwe lijks meer overeind stond en waar iemand werd geopereerd zonder verdoving, zonder belangrijke apparatuur... Terwijl de arts met alleen zijn handen en een mes het karwei probeerde te klaren overleed die man, kreu-
26
Jasoll Magazine nr. 4, augustus 1993
nend van de pijn. Buiten hoorde je de granaten inslaan. Komt hier dan nooit een einde aan?" Na een lange stilte schenkt Refija nog maar wat koffie, en maakt een opmerking over het weer waar niemand op reageert . Op de vraag wie zij ve rantwoordelijk houdt voo r deze ellende antwoordt ze fel: " De hoge politici en militairen van Servië, en in mindere mate die van ons en de Kroaten. Zij hitsen met propagand a de nationali stische gevoe lens van de gewone mense n op, ze maken wraakgevoe lens over de Tweede Wereldoorlog en andere conflicten weer los. Maar hel enige wal ze willen is meer macht en rijkdom voor zichzèlf." Maar ook Refija zijn die in het verleden wortelende wraakgevoe lens niet vreemd:"De Serviërs hebben al si nds 1945 gewacht op de kans om na de dood van Tito de rest van Joegoslavië onder handen te nemen," praat ze boos verder. "Milosevic en Karadj ic zeilen hun volk aan tot moord en verwoesting, zodat zij zelf meer macht krijgen. "
Ze vraagt zich dan ook af of Moslims, Kroaten en Serviërs ooi t weer in Bosni ë op een of andere manier kunnen samenleven. " Lk heb geen persoon lijke wraakgevoelens tegenover Serviërs, niet eens ten opzichte van onze Servische buren in Derventa, die
door het lege r waren gewaarschu wd en vlak voor onze stad we rd aangeva ll en weglfokken zonder ons te waarschu wen. Maar al die mensen van versch illende afkomst die tientallen jaren naast en door elkaar woonden bevechten elkaar nu op leven en dood. Hoe kunnen al de emoties - de pijn, het verlies van familie en vrie nden, de haat en de ve rkrachtingen - ooit vergeten worden, hoe kunnen mensen weer een gewoon leven leiden in dit land?" Naast de 900 vl uchtel ingen in Varazdin wachten nog twee miljoen lotgenoten op de dingen die komen gaan. Werkloos moeten zij toezien hoe deze oorl og tussen voormali ge landgenoten en buren voortduurt. Jasmina Sahovit.: mijmert dikwijl:s uver terugkeer naar Bosnië; " Hel liefst zouden we nu onze bundeltjes pakken. teruggaan naar onze streek en er desnoods eigenhandig een eigen hutje bouwen. Maar het vechten gaat nog door, wij mogen als vluchtelinge n niet zomaar terug en wie weel onder we lke regering Brcko slfaks zal va llen? Als mijn geboortegrond door Serviërs wordt bezet is het nog maar de vraag of wij daar weer tussen kunnen leven." •
Drs. Sophie Verburgh, historica en /ree-Iance journaliste
Boekbesprekingen Titel: Le nouveau monde, De I'or· dre de Valta au désordre des nakions. Schrijver: Pierre Lellouche. Uitgever: editions Grassek & Fasquelle, Parijs 1992. 2e druk
De l'ordre de Yalta au désordre des nations Pierre Lellouche levert in Le nouveau Monde een bijdrage aan het debat over de nieuwe wereld sinds de revolutie van 1989. Ln zijn boek. dal uil drie delen bestaal. schetsi hij hoe de wereld er na de Koude Oorlog uil ziel en beschrijft hij de uildagingen die aan de nieuwe omstandigheden ten grondslag liggen. In hel derde deel , wijst hij op de revoluties die zich op het Zuidelijk halfrond voltrekken. Lellouche begint zijn boek met een opsomming van gebeurtenisen die doorslaggevend zijn geweest voor het uiteenvallen van het systeem van Jalta. Onder het systeem verstaat hij de Oost- West tegenstelling tussen de Verenigde Staten en de voormalige Sovjet-Unie. die de were ld sinds Tweede Wereldoorlog beheerslen. De val van Berlijnse muur in 1989 is volgens Lellouche het startsein geweest voor een reeks revoluties die zich in Oost Europa afspeelden. Een jaar laler viel hel Sovjel imperium uiteen, waardoor na 45 jaar het Jalla-systeem op hield Ie beslaan. Lellouche meent dat de economische, politieke en sociale problemen in de were ld, die daarvoor door de Oost-West tegenstelling overschaduwt waren, sindsdien de internationale politiek beheersen. Lellouche vraagt zich in zijn boek af hoe die problemen moeten worden opgelosl. Nade Revoluti e van 1989, wordt volgens Lellouche de wereld gekenmerkl door een non-systeem van delingen en permanente chaos. Lellouche vraagt zich dan ook af hoe solide het democratische systeem is ten opzichte van het communisme. Ten eerste stelt hij dat de voormalige Sovjet-Unie niet uiteen is gevallen door de superioriteit van de democrati sc he waarden en het democratische systeem. Naar zijn mening, droegen interne factoren ook bij lOt die omwenteling. Zowel de bevolking die een betere levensstandaard wilde als Gorbatsjov die de militaire repressie losliet brachten het regime ten val. Het communisme blijkt dan ook volgens Lellouche in politiek en economisch opzicht Ie hebben. is hel com-
Le nouveau monde.
munisme ideologisch gezien in vele verschillende vormen overeind gebleven. Lellouche beschouwt het communisme als een parasitair systeem, dat gevoed wordt door economische en sociale spanningen. In Oost Europa is goed zichtbaar hoe de communisten van de mislukkingen en de moeilijkheden profiteren in de opkomende democratieën. Verder vraagt Lcllouche zich af of de westerse democratie na de Revolutie van 1989 werkelijk zegeviert over de planeel. De huidige democratie wordl namelijk bedreigd door twee gevaren. Ten eerste door een bedreigingen van binnenuit, waarvan stijgende werkeloosheid, vergrijzing en immigratie de belangrijkste vormen. In de tweede plaats staat de huidige democratie onder druk door de opkomst van twee economische supermogendheden, Japan en Duitsland en door de instabiliteit in Oost Europa. De voormalige Sovjet-Unie is volgens LeJlouche niet in zijn geheel te hervormen. Eerst moeten democratisc he en liberale waarden in de nieuwe Republieken geaccepteerd zijn. Lellouche vindl dal de Republiek Rusland zelf met hervonningen moet beginnen, voordat er grote geldstromen naar uit hel Westen worden gestuurd. Lellouche meent dat de Derde Wereld heeft er veel meer recht op heeft. Terwijl Oost Europa en de voormalige Sovjel-Unie Ie kampen hebben mei politiek, sociale en economische omwen telingen, vindt er in de rest van de wereld een herverdeling van machten plaats. Lellouche vraagt zich af wie een leidende rol in de wereld zal spelen als de Verenigde Slalen door hun gigantische schulden die taak verliezen. Voor de toekomst van Europa, geeft Lellouche twee reievanIe mogelijkheden. De eerste mogelijkheid, is de integratie van de Oost-Europese landen in de Europese Gemeenschap, door middel van een associatie. En tweede mogelijkheid, zou een terugkeer van Europa naar de situatie in 1919 zijn, dat werd gekenmerkt door grote allianties en kleine bondgenootschappen.
mening een nucleaire supermogendheid, een cultureel en intellectueel leider en een model voor de democratie. Er is echter een grondige herschikking nodig van de relatie die de Verenigde Slalen hebben mei de landen die ze steunen en beschermen in Azië en in Europa. De tweede grote economische mogendheid is Duilsland. Hel herenigde Duitsland heeft te kampen met enorme lasten. De recon structie van de ex-DDR, de hulp aan de voormalige Sovjet-Unie en de Oosterburen vormen daar een onderdeel van. Niet te vergeten, heeft de Duitse deelnamee aan de Golfoorlog de tinanciele last verder vergroot. Eveneens is er in Duitsland grote werkeloosheid. Onder deze omstandigheden, achl Lellouche hel onwaarschijnlijk dal Duitsland een rol van betekenis zal spelen in de internationale ontwikkelingen. Duitsland is dan ook bereid Japan voor te laten gaan met een permanente zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, aldus Lellouche. Japan is de derde economische grootmacht, die zich in een fase van onzekerheden bevindt. Lellouche geeft daar twee oorzaken voor. Ten eerste is dat de daling van het spaarpercentage. Ten tweede daalt de groei
Lellouche pleit voor een nieuwe verdeling van de verant woordelijkheden tussen de Verenigde Staten, Japan en Europa. In een overzicht zet hij de zwakheden van de Amerikaanse economie tegenover de sterke kanten van de Duitse en de Japanse economie. Een drietal structueJe problemen kenmerken naar zijn mening de Amerikaanse economie. [n de eerste plaats noemt hij de vergetelheid om de vernieuwingen op te merken in de rest van de wereld. In de tweede plaats, hekelt hij de slechte kwaliteit van het onderwijs. En tenslotte noemt Lellouche en het structurele verschil van winst op korte termijn. Daartegenover staan Japan en Duitsland die steeds vernieuwende produktie methoden ontwikkelen , afstemmen op buitenlandse consumenten en een goed functionerend onderwijssysteem hebben. Er is in de Verenigde Staten sprake van re latief verval van het economisch systeem, aldus Lellouch, maar merkt hij op, de val van het Romeinse Rijk heeft ook drie eeuwen geduurd. De Verenigde Staten blijven naar zijn
Agenda
Le nouveau monde? What's newabout it?
24 September: Jason-Rotterdam conferentie "Amerika in beweging" 80klober: Jason-Groningen symposi um " Democratie en economische ontwikkeling in Afrika?" 13-14 Okiober: Den Haag Jason-seminar in samenwerking met Deutsche Atlantische GeselIschafl " Nederland en Duitsland: Buitenlandse politiek en Veiligheid" 150klober: Den Haag Jason-conferentie "Duitsland en Europa in de Wereld" Voor meer informatie kunt u 0703605658 of uw plaatselijke Jason commissie bellen.
Jason Magazine nr. 4, augustus 1993
27
van de import. En ten derde, noemt hij de kwetsbaarheid van het Japanse banksysteem. Bij factoren als cte vergrijzing dragen naar zij n mening ook bij tot een onzekere economische situatie. Volgens Lellouche ombreekt het de Japanners aan politiek vermogen de maatschappij te leiden en een duidelijke strategie te volgen tegenover de gebeurtenissen die zich in de wereld afspelen. Daarom heeft Japan geen plaats in het wereldsysteem. Japan kan verschillende kanten op met zijn macht. Een mogelijkheid is dat Japan zich, dankzij zijn ultra kapitalisti sche model, naar buiten toe zal openen voor het Westen en de westerse waarden. Met betrekking tot de herverdeling van de wereld, geeft Lellouche twee alternatieven. Het ee rste alternatief, is dat de Verenigde Staten en Europa zich herstellen en, eventueel samen met Japan, de nieuwe wereldorde gaan bepalen. Een tweede mogelijkheid is dat de economische macht zich naar Japan en Zuid-Oost Azië verplaatst. In het laatste geval zullen er aanzienlijke geopolitieke verschuivingen plaatsvinden, die de Verenigde Staten als enige militaire macht niet zullen kunnen control eren. De atoomdreiging is volgens Lellouche van grote betekenis geweest voor de Revolutie van 1989. De wederzijdse nucleaire dreiging heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat er een democrati sche revolutie in Oost Europa plaatsvond. Het voonnalige Sovjet Rijk is echter niet verslagen door het atoomwapen. De krachten kwamen volgens Lellouche uit het onvennogen van de Sovjet leiders om te reageren op impulsen van de Ru ssische bevolking, die een betere levensstandaard eisten. Gedurende het nucleaire tijdperk, zorgden de Verenigde Staten voor politieke stabiliteit in Europa. Dankzij de akkoorden van Parijs, ( 1954) werd Duitsland toegelaten tot de NAVO (onder bescherming). Adenauer en De GaulIe herstelden de Frans! Duitse betrekkingen en de Europese samenwerking kwam tot stand. De aanwezigheid van de Verenigde Staten is nog steeds van groot belang. Wanneer de Verenigde Staten zich terugtrekken, is er een nieuw veiligheidssysteem nodig. De Europeanen krijgen dan voor het eerst de taak hun eigen gemeenschap te verdedigen. Daar zijn ze echter nog niet toe in staat gebleken. Na de Golfoorlog werd de roep om non-proliferatie en ontwapening groter. De export van wapens naar het Midden Oosten is echter alleen maar gestegen. Lellouche voorspelt, dat zoals de demografi sche druk het geopolitieke evenwicht op de planeet omver zal gooien, de proliferatie van destructieve wapens in de Derde Wereld een radi cale wijziging zal brengen in de strategische wereldorde. De meest zorgwekkende problemen die zich voordoen met betrekking tot de controle van nucleaire wapens, zijn de zwarte markt, de samenwerking tussen proliferateurs en de clandestiene activiteiten. Terwijl de grote mogendheden in het Noorden zich ontdoen van chemische wapens, profileren deze wapens in de Derde Wereld. LelJouche stelt een drastische versterking voor van de 28
Jason Magaz.i.ne nr. 4, augustus 1993
controlemaatregelen. In de praktijk betekent dat , hel gebruik van internationale sancties en de oprichting van een internationaal bureau ter controle van de export van chemi sche middelen. Hij bepleit Europese en transatlantische samenwerking van de industriële mogendheden met betrekking tot de wapenindustrie. Het laatste deel van zijn boek wijdt Lellouche aan de revoluties die zich voltrekken in het Zuiden. Het Zuidelijk halfrond speelt sinds de Revolutie van 1989 nauwelijks meer een rol in de internationale politiek. Wat vroeger het theater was voor de competitie tussen de twee grootmachten, is nu een ghetto, waar geen strategische belangen meer zijn. Het Noorden en het Zuiden zijn echter om morele, strategische en demografi sche redenen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Lellouche verdeeld de Derde Wereld in twee gebieden, Afrika en Azië. Wanneer men Afrika tegen Azië afweegt, dan is Azië een veel interessanter investeringsgebied. De demografische groei in Afrika is echter zodanig , dat er meer aandacht aan besteed moet worden door de Europese Gemeenschap. Frankrijk is volgens Lellouche nog het enige land, dat werkelijk geld in Afrika pompt. Wat betreft de demografische ontwikkelingen, waarschuwt hij zowel voor de demografi sche afname in het Noorden, als de migratiegolven uit het Zuiden. Lellouche ziet grote bezwaren in een Europees migratie gemeenschappelijk beleid. De belangrijkste reden daarvoor, is het gebrek aan controlemiddelen. Hij acht uitstel van het akkoord van Schengen naar 2 of 3 jaar, dan ook noodzakelijk. Concluderend, doet alles geloven dat de Verenigde Staten de grote overwirmaar is in de nieuwe wereld. De NAVO is atlantischer dan ooit, terwij l Europa zich kenmerkt door politieke onmacht en gebrek aan consensus. In Azië blijft het regionale veiligheidssysteem steunen op het Amerikaans! Japans bondgenootschap. En in het Midden Oosten hebben de Verenigde Staten nog steeds een machtspos itie na de nederlaag van lrak. In de nieuwe wereld acht Lellouche Europese eenheid een absolute prioriteit voor de toekomst van alle Europese landen en voor het evenwicht in de wereld. Hij stelt overeenstemming tu ssen Frankrijk en Duitsland als voorwaarde voor de unificatie van Europa in zij n geheel. Lellouche meent echter, dat men niet tegelijkertijd de Gemeenschap kan federaliseren én zich naar het Oosten kan richten, zoals Kohl , Delors en zo nu en dan Mitterand, pretenderen. Op het ogenblik breekt men zich het hoofd over de EG-instellingen. Men kan zich echter beter eerst afvragen of Europa wel in staat is een defensiegemeenschap, inclusief Oost Europa op te zetten. Als de veiligheid van de gemeenschap namelijk ni et is geregeld, valt de politieke basis van de Europese Gemeenschap ook uit elkaar. De veiligheid dient volgens Lellouche niet alleen door de NAVO gegarandeerd te worden, maar ook door de samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland. Frankrijk is geë indigd als een van de
verliezers in de Revolutie van 1989/ 1991 en bevindt zich nu in een identiteitscrisis. De twijfels van Mitterand reflecteren de dilemma 's van een land dat zijn ogen niet durft open te doen voor een nieuwe wereld. "Alors, que faire?", besluit Lellouche. Europa moet ophouden toeschouwer te zijn, het eigen continent organiseren en actief meedoen in de nieuwe wereld. • Titel: De Nederlandse inlichtingenen veiligheidsdiensten. Schrijver: F. Kluiters. Paperback, 460 pagina's, Den Haag 1993; Sdu Uitgeverij, ISBN 90 1208003 7, prijs f 79,90. Het boek: De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten is een redelijk referentie werk (een chronologisch overzicht, bronnen en literatuurlijst) voor wat betreft de geschiedenis van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot in de jaren negentig. Het boek is encyclopedisch van opzet en bestaat uit twee delen: deel I geeft een overzicht van de geschiedenis, doel stellingen en organisatievonnen van de verschillende diensten. Deel 11 bestaat uit (te) korte biografische schetsen van personen die een rol binnen deze dien sten hebben gespeeld. In totaal worden vijftig dien sten behandeld, waar echter nog maar enkele van functioneren , te weten: BVD, MlD (inclusief School MlD), NBV (Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging), en de daaraan gekoppelde ambtelijke organen: CVIN (Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland), MICIV (Ministeriële Commissie voor Inlichtingenen Veiligheidsdiensten) en de Vaste Commi ss ie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Hierdoor is het werk van Kluiters voornamelijk interessant voor geschiedkundigen. Het voorwoord belooft veel: " inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben door hun rechtstreekse binding met de hoogste regeringsinstantie een directe en wezenlijke invloed op de besluitvorming van de regering." Helaas komt deze relatie verder in het boek nergens ter sprake, laat staan dat voor deze uit spraak enige bewijslast wordt aangevoerd. Wat betreft de verstrekte informatie, over de eerder genoemde nog functionerende organen, deze is noch ni euw, noch opzienbarend. Ik kan dan ook niet anders dan enigszins teleurgesteld zijn over de inhoud van dit boek, te meer omdat ik al een half jaar had uitgekeken naar het verschijnen van dit boek. Hopelijk is de, in 1995 te verschijnen, officiële geschiedschrijving van de BVD meer " inlichtend". Als wij Docters van Leeuwen mogen geloven zal dit zeker het geval zijn. Zelf plaats ik hierbij, evenals bij de diepgang van De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten mijn vraagtekens. Zoals meneer Kluiters zelf al toe geeft in zijn voorwoord, verschaft een beschouwing van de doel stellingen en de organisatiestructuur van een dienst op zich, geen inzicht in het functioneren van diezelfde dienst. Dit inzicht zou het boek zijn meerwaarde hebben gegeven. • I
Wat is Jason? De Stichting Jason is in 1975 door jongeren opgericht om te voorzien in een duide lijke behoefte van jongeren aan evenwichtige informatie over internationale vraagstukken. Jason is niet gebonden aan enige politieke partij en heeft geen levensbeschouwelijke grondslag. Jason informeert op twee manieren. Door het tweemaandelijks uitgeven van dit blad en door het organiseren van activ iteiten, zoals buitenland-borrel s, congressen, excursies, fora en uitwisselingen. Recente onderwerpen van Jason Magaz ine waren: De Veranderende Verenigde Naties (Engelstalige editie), Oude Koloniale Banden, Oost-Europa in Balans? en Multinationals. Wil je meer informatie over de activiteiten , van de Stichting Jason, schrijf of bel dan naar het vo lgende adres of neem contact op met de Jason Contact Personen in je stad , vermeld in het colofon
Stichting Jason Laan van Meerdervoort 96 2517 AR Den Haag. tel: 070 - 3605658
Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door: I
-~ ING.IllGROUP
~
-
NATO Information Service
..
AMIV
PHILlPS
ATr.T
della lloyd
ÂŽ Royal Dutch/Shell -
ANTWOORDKAART -
Ik abonneer mij op Jason Magazine en ontvang voor f30,- zes nummers, èn alle uitnodigingen voor de activiteiten van Stichting Jason. (U wordt verzocht te wachten met betaling totdat u een acceptgiro wordt toegezonden)
Naam: ..... .... .. .. .. .. .. .. ........ .... ..... .............. ... .. ... .. .. .. .......... . Adres: ...... ... ......... ........ ... .. ... .... ........ .................... .... ..... . . Woonpl aats: ................................. ..... .. ....... ....... ....... ..... . . Postcode : .......... ............ ......... ...... ...................... ... ......... .
Deze antwoordkaart in enveloppe zonder postzegel sturen aan: Stichting Jason, Antwoordnummer 2187. 250 1 WB 's-Grave nhage.
Telefoon: .. .. ... .. .. ................ ... ............ ............... ... .. .. ..... .. .. Handtekening: .. ......... .......... .... .... .. ... ..................... .........
Index Jason Magazine 1992/1993 1992/4. Het teko rt van Nederland
1993/1. O ude kolonia le bande n Ell y Rijni erse
Frankrijk/Afrika: macht en onm acht
Nico Schulte Nordholt
Nederl a nd se blinde vle k tot Indone[;ië
André Haa kmat
De hede ndaagse betre kkingen tu ssen Suriname e n Nederfand
Stefan Land sbe rger
Ho ng Kon g: van Britse kroo nkolonie toCYolksrep ublikei nse "S pecial Admini strati on Region"
Mi sinformati on about Et hi op ia
D. Leurdijk en J. Brugman (Interview)
Groot Brittanië en Pal estina: Een vergete n geschi edeni s
Peter Lingg
Wereldscenario 's Made in Holl and
Han s van de r Lee
De Omaanse Re nai ssance
He rman de Lange
Verdwijnt de afsc hrikking? Deel twee
S. van Bcnnekolll
Int ernationale samenwerkin g in Antartica: su cessen en bepe rKin gen
Dr. Mie nt Jan Faber (Interview)
De Europese leadership c ri ses
K arSI Boum an
Ove r de heruit vin d ing van Nederland
Or. WJ .Sengers (Interview)
Legaliseer de drugs!
Erwin Muller
Nederland , de w Îtlc raaf
S. Milia e n A.Nuyt
Handj ek lap
Fisseha-Tsion Menghi slu
1992/5. Dynamisch Oost-Azië 1993/2. Oost- E uropa in Bala ns? Ing rid d ' Hooghe
Chi na aan de vooravond van hel
Marc Klum per
Conn.i et iJ.1 voorma li g Joegoslavië: een histOrie van angst e n nationalisme
Pacific
Marc van Wees
Het milie u van Oost-Europa onder de loep genomen
Ruud Janssens
Amerikaanse handel en wandel in Oost-Azië
Erik-Jan Ke ijzer
Hoe slabi e l is Hon garij e?
Peter A.J. Broede rs
Paul " Hart
Alexander George (red.) Avoiding
Criminal activities in Easlern Europc
War
Les ley d'Huy
Cambodja. hel land mei de straf van Sisyphus
Sc he ndingen van m ensenrec hten in Bosnië-Herzegowina: Verkrachtmgen en etni sche zui veringen.
Tom Ku peru s
Trends in the form er Soviet Uni on
veerti ende paflijcong res Stefan Landsberger
Silvio Milia
Peter Lingg
Ch ina als machtsfactor in de
Agend a 21? ook met ambtenaren slaan redden we heiniel
1992/6. T he c hanging UN Prof. Dr. A. van Staden
Mr A.P.R. Jacobov it s de Szeged (Interview)
From peacc-keep ing to peacee nfo ree lllent
Hi gh Noon : Return to the cold war? Pi et Danken
Ce ntral Eastem Europe and Ih e process of European lI1tegration .
Tom Kupe ru s
Kill ed by Other Means
Herm an Kok
Als loerist in Repu bli ca Hrvatska
1993/3. M ult in at iona ls
The UN and NATO in peaceoperations: partners or cOlllpelitors?
F.P.R. van Nouhuy s (Intervi ew)
Eens verguisd, nu me t open armen on tvangen: de multinational s
Theo Wam s
Multinational en het milieu
M. Geus
UNC RC Sim ulation '92: S trengt heni ng Ihe world
PJ .M . Köbben
Open markI en en ve rsterking
The via bility of the UN as an e lTecl ive peace- and sec urit ystruelure
de heer Scherpenhuij sen Ro m (Interview)
De Tri laterale Commissie
Prof. Dr. l.G. Siecallla
Barbara R ijks
Gedragscodes voor multinational e ondernemingen. opkomende standaarde n?
Drs. G. Ring nai da
Restructuring of the United Nati ons
Drs. M. Veltman
De e igen c ultuur, belemm ering of bevordering
Or. J. Shea
NATO's role in peace-keeping
Ton Klumper
Cultuurverschill en en cu Ituurveranderinge n
Ir. P.J .A. Li efkens
A society in love with technique
A.G.D. van Osch
Voldoet de ni e uwe NAV O-strateg ie?