Madame Manet

Page 1

Madame Manet ton van kempen & nicoline van de beek

Muziek en Kunst in het Parijs van de Impressionisten


Opgedragen aan Johanneke & Pepijn, onze levensmaatjes.


Madame Manet ton van kempen & nicoline van de beek

Muziek en Kunst in het Parijs van de Impressionisten

Uitgeverij Het ArchiefCollectief


© 2014  Ton van Kempen en Nicoline van de Beek Uitgeverij Het ArchiefCollectief Havendijk 15 4101 AA Culemborg The Netherlands 00 31 (0)345 531711 www.madamemanet.nl ISBN 978-90-823073-0-6 NUR 640 Eerste druk, november 2014 Omslagbeeld: Edgar Degas, Édouard et Suzanne Manet (1868-1869), Kitakyushu Municipal Museum of Art, Japan Redactionele zorg: Judith van der Stelt, Jaap de Jong en Titia Smit Vormgeving: Hans Bassa, Studio Bassa, Culemborg Drukwerk: Drukkerij Tesink, Zutphen Afwerking: Callenbach Boekbinders, Nijkerk

Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Waar dit mogelijk was, is aan auteursrechtelijke verplichtingen voldaan. Wij verzoeken een ieder die meent aanspraken te kunnen ontlenen aan in dit boek opgenomen teksten en afbeeldingen, zich in verbinding te stellen met de uitgever. Niets uit deze uitgave mag openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


inhoud

Woord vooraf 7 Proloog  11

Sop  11

1 Rue Saint-Dominique  15 Aai  30

2 Gare-du-Nord  35 Stroef  47

3 Rue du Mont Thabor  53 Blos  66

4 Rue Guyot  71 Ei  94

5 Nonnen­straat  97 Schuier  110

6 Boulevard Haussmann   115 Thijm  131

7 Rue Saint-Pétersbourg 49  137 Pruim  148

8 Rue Villejust  153 Sla  167

inhoud

5


9 Cimetière du Montparnasse  173 Soep  185

10 Jardin des Plantes  191 Duif  207

11 Oleron-Sainte-Marie  213 Olie  216

12 Place de Clichy  219 Pot  233

13 Rue Saint-Pétersbourg 4  237 Strijk  246

14 Boulevard des Capucines   251 Kei  266

15 Cimetière de Passy   271 Been  286

16 Jardin du Luxembourg  291 Stuk  305

17 Rue Lafitte   309 Schok  322 Epiloog  331 Bibliografie 333 Wie is wie 336 Dankwoord 351

6

madame manet


woord vooraf

O

p 15 april 1853 trad in het ‘locaal van Het Nut’ in Zaltbommel de pianiste Suzanne Leenhoff op. In haar kleren hing nog de geur van Parijs, waar ze al zeven jaar woonde. In 1863 keerde ze opnieuw terug naar Zaltbommel, ditmaal niet voor een concert, maar voor haar huwelijk met de kunstschilder Édouard Manet. De trotse vader van Suzanne, die stadsmuziekmeester was, bespeelde het orgel van de St. Maartenskerk en op de achtergrond klonk het bonkende, ritmische geluid van het heien van de palen voor de nieuwe Waalbrug. De dichter Baudelaire feliciteerde zijn vriend Manet dat hij met ‘deze knappe en grote pianiste’ trouwde. Kunstenares Berthe Morisot was minder vleiend. Zij schreef: ‘Hij probeert van dit monster iets slanks en interessants te maken.’ Deze Suzanne Leenhoff, Madame Manet, uit het provinciale Zaltbommel, zag de eerste grote wereldtentoonstelling in Parijs. Ze ontving op haar salonavonden kunstenaars Degas, Zola, Renoir en Monet. Ze flaneerde over de nieuwe boulevards van Haussmann. Ze beheerde de erfenis van Édouard Manet. Op Hollandse koopmanswijze verknipte ze sommige schilderijen tot meerdere portretten. Zij is de spil in dit boek over de Belle Époque in Parijs. Als nuchtere Hollandse vrouw vertelt ze uitgebreid over de turbulente periode 1847-1905, waarin zij in Parijs woonde en de stad op cultureel gebied het centrum van de westerse wereld vormde.

Toen wij over haar hoorden, vroegen we ons af hoe een meisje uit de Bommelerwaard in Parijs was beland. Omdat de tweede helft van de 19e eeuw zo tot de verbeelding spreekt met alle ontwikkelingen in kunst en cultuur, besloten we het verhaal van haar en Édouard Manet uit te zoeken. Op een zekere dag vertelde een archivaris van de Parijse Fondation Custodia over zijn ontmoeting met een Engelse dame. Volgens hem wist zij alles over Manet. We ontdekten dat de belangrijkste Manetpublicaties van haar afkomstig waren. We vertrokken dus naar Londen, naar Mrs. Juliet Wilson-Bareau. Een heerlijk mens, woord vooraf

7


inderdaad vol kennis en enthousiasme over Manet en zijn werk. ‘You mustn’t make Suzanne into a heroine,’ zei Juliet Wilson-­ Bareau onmiddellijk na onze eerste ontmoeting. ‘She was a good but not very wise woman and though I’m sure she loved Manet, I doubt that she ever really understood him.’ De boulevardier en flaneur Manet werd omringd door aantrek­ kelijke modellen en courtisanes. Te oordelen naar een portretfoto uit het familiealbum, zag Suzanne Leenhoff er naar hedendaagse maatstaven niet elegant uit. Toch moet zij, ook al was ze een protestantse uit een provinciaal Hollands stadje, een zekere aantrekkingskracht hebben uitgeoefend op de ‘handsome, intelligent and artistic’ Manet, zoals Juliet hem typeerde. ‘Why he married her I suppose that’s part of the family secret,’ aldus Juliet. ‘But we need to know more…’ Ze zegde ons haar hulp toe bij onze zoektocht. In de jaren die volgden deelden we onze ontdekkingen over Manet en Suzanne met haar. We bezochten musea en archieven. Stoffige dossiers werden door archivarissen uit kasten bevrijd. In ondergrondse depots flikkerde het TL-licht aan. Oude dagbladen werden op imposante tafels voor ons uitgespreid. Tedere brieven werden aan onze ogen toevertrouwd. Met witte handschoenen aan en een vergrootglas in de hand bestudeerden we tekeningen van onschatbare waarde. Maar hoe, zo vroegen we ons af, brengen we een verzameling kunsthistorische feiten en gebeurtenissen bijeen zonder dat het stoffig wordt? We ontdekten in die dagen dat de auteur, dichter en vertaler J. Bernlef 1 in 1986 een gefingeerd gesprek schreef met Giorgio Morandi, een Italiaans schilder die gespecialiseerd was in stillevens. Deze gesprekken met de door hem bewonderde kunste­ naar, die tijdens zijn leven nooit een interview heeft gegeven, inspireerden ons om dit boek ook in de vorm van een vraaggesprek te gieten. We bedachten een journalist en schonken hem een treinkaartje Parijs, waar we hem lieten aanbellen bij de Rue Saint-Dominique 94. De lezer, die als het ware plaatsneemt op de canapé in de salon, is getuige van de gesprekken tussen Madame Manet en deze Carel van Mander, zeventien middagen lang. De ontmoetingen vinden plaats in 1905, een jaar voor Suzannes dood. Suzanne zit op haar praatstoel. Ze is slecht bij stem maar helder van geest en weet zich verrassende details te herinneren. Ze vertelt honderduit over de turbulente en boeiende periode in 1 J.Bernef in gesprek met Giorgio Morandi / Hoorspel KRO 18-1-1986.

8

madame manet


het Parijs van de tweede helft van de 19de eeuw. Een tijdperk waarin grote veranderingen plaatsvonden op politiek, wetenschappelijk, sociaal en cultureel gebied. Haar verhalen zijn gebaseerd op historische bronnen en als zodanig ook verantwoord in de voetnoten. Gebeurtenissen uit haar leven met Édouard Manet worden opgetekend uit haar mond. Nu is het natuurlijk zo dat Ton van Kempen als kunsthistoricus zelf graag vertelt over die periode. Eigenlijk zit hij naast Suzanne, op de leuning van haar crapeaud en fluistert hij haar de verhalen in, om zo de journalist een luisterrijk beeld van Parijs te geven. De informatie is historisch verantwoord, het verhaal is fictie. Datzelfde geldt voor de overdenkingen van de oude dienstbode die tussen de hoofdstukken zijn geplaatst. Het is een historisch feit dat de familie Manet een dienstbode had die hen decennia diende. Wij hebben deze Marie zelf ingekleurd. Zij luistert op de gang mee naar de gesprekken en ze leeft in haar eigen, kleine wereld, waarin ze zich overgeeft aan dagdromen en herinneringen. Nicoline hielp Marie het dienblad vasthouden en ’s avonds, als Marie doodmoe van het boenen haar bed intuimelde, stopte ze haar lekker strak in. Ton van Kempen & Nicoline van de Beek Culemborg, 2014 www.madamemanet.nl

woord vooraf

9


‘Het leven is niet het leven dat je hebt geleefd, maar dat je je herinnert en hoe je het je herinnert om het te vertellen.’ Gabriel Garcia Márquez


Proloog Sop

S

inds het overlijden van de oude madame Eugénie Manet2 wonen madame en ik hier samen alsof we zussen zijn. Eén die personeel heeft gehad maar het niet meer kan betalen, één die betaald kreeg voor haar werk maar het geld nu niet meer waard is. Vroeger klonken mijn hakken fel en arbeidzaam door de gang. ­Háár schoenen tikten langzaam en chique op het parket. Tegenwoordig schuifelen onze oude voeten in dunne kousjes, gestoken in pa­ntoffels. Maar vanmiddag zullen wij schoenen dragen, gewreven schoenen. We krijgen bezoek van een jongeman uit Holland. Op een sneeuwochtend drie weken geleden ontvingen we zijn brief. Of hij langs mocht komen voor een vraaggesprek over monsieur Édouard. Ik sloeg haar gade toen ze de brief las; ze tuitte haar lippen, ze kreeg blosjes. Ik wist genoeg. Laat me ’ns zien, is alles nu op orde? Ach, ik houd de groene damasten gordijnen in de salon maar gesloten. Zo zijn we het inmiddels gewend. De ramen erachter kunnen wel weer dicht, genoeg frisse lucht er doorheen gejaagd, we zouden het nog aan onze longen krijgen van zo’n schoonmaak. Het vloerkleed is tot op de draad versleten, dat zal hem wel opvallen. ‘Zeer geachte mevrouw, … wijlen uw man… kunstenaar…’ Ik schrik van haar stem, ze zet flink aan. Alsof we die brief onderhand niet uit ons hoofd kennen! Ze komt al declamerend de salon binnen, de glazen stolp met opgezette vogeltjes trilt op tafel. Ze ontwijkt maar net de lampetkan met geurend sop die ik even voorbij de deuropening heb gezet om de mufheid te verjagen. Voor één middag bezoek doe ik er goed aan mezelf niet al te erg in te

2 Eugénie-Désirée Manet-Fournier (1811-1885). Moeder van Édouard Manet / hfd. 3, noot 11.

proloog

11


spannen; mijn botten protesteren de laatste tijd toch al zo hevig. ‘Bijzondere invloed… zijn tijd ver vooruit… Parijs… artikel… interessante… Ach Marie, ik weet het niet.’ Omzichtig beweegt madame met de brief zwaaiend langs mij heen naar de bank. De ficus herschikt ritselend zijn bladeren, ik wapper de wolk van talk een beetje weg. Ze heeft zich zojuist geparfumeerd. Sinds een dag of drie duikt ze op met het papier in haar hand, leest, citeert, twijfelt. Toch heeft ze de nachten geteld tot de komst van dit bezoek uit Holland. ‘Het is allemaal zo ver weg. Een mens moet wel heel lange armen hebben om zo ver terug te tasten in de tijd. Wat rakelt zo’n man allemaal op. Hij brengt me er Édouard niet mee terug.’ Ik knik begrijpend, maar mijn gedachten zeilen al weg. Al jaren kom ik in dagdromen terecht terwijl ik mensen aankijk. Haar mond praat door, de rimpels bewegen, haar handen gesticuleren, het geluid sterft weg. En dan is daar ineens een beeld uit het vroegere huis, waar we woonden met monsieur Édouard. De oude Rossini3 zoekt steun bij de deurpost van de salon. De trap naar de voordeur op de eerste verdieping is hem zwaar gevallen. Ik heb hem juist zijn manteltje afgedaan en hem ondersteund, de gang door naar de deur waarachter het pianospel van madame klinkt. Behoedzaam schuifelt hij over de gladde, houten vloer naar zijn vertrouwde plek bij het raam. Het engelklokje tikt. Het is een avond waarop de familie salon houdt. Ik neem mijn plek weer in bij de voordeur, bovenaan de trap. Met enkele sprongen haast monsieur Édouard zich van de binnenplaats naar boven, rent langs me heen de gang in, herneemt zich in de antichambre, kamt haar en baardje voor de spiegel en stapt dan kalm en open de gang door, de salon binnen. Émile Zola,4 huisvriend van de familie, en een schrijver die zijn pen doopt in een potje inkt gemengd met arsenicum, geeft me een handkus. ‘Marie…’, zegt hij ernstig en aandachtig bekijkt hij mijn hand. Diezelfde avond verslikt Eugène Manet5 zich gemeen in een botje. Baudelaire6, die zijn ademnood ziet, staat op, leunt over tafel heen om Eugène op de rug te slaan en laat zo de kristallen karaf van de oude madame Manet omvallen. Ik word geroepen voor doeken en dweil en rep me van de keuken door de gang naar de salon. 3 4 5 6

12

Gioacchino Antonio Rossini (1792-1868). Italiaanse componist. Émile Zola (1840-1902). Franse schrijver en pamflettist. / hfd. 14. Eugène Manet (1833-1892), de jongere broer van Édouard Manet. Charles Baudelaire (1821-1867). Franse dichter en kunstcriticus. / hfd. 9.

madame manet


Madame Berthe Morisot7 heeft al het water in de schoot van haar zwarte jurk gekregen. Ik help haar, dep stoel en vloer, en zie àl die benen onder tafel. De prachtige stoffen die de vrouwen dragen, de gepoetste schoenen van de heren, de vloer die ik in de was heb gezet, het linnen tafellaken dat ik gewassen en gebleekt heb, de stoelpoten die ik heb gewreven. Ik kom onder tafel vandaan, de dweil druipend, en zet er flink de pas in naar de keuken. Er komen spatten op de flank van de Érardvleugel, die open staat. Madame kan elk moment weer gaan spelen. De kamer hangt nog vol met de heerlijke schilderijen van monsieur Édouard, ik zie ze in mijn ooghoeken voorbijflitsen. De oude Madame Eugénie Manet deinst achteruit als ik langsloop, tot ze niet verder kan en tegen de Hollandse kast aan stoot. Het is maar water, maar ik laat een spoor achter op de tapijten van de salon en de planken in de gang. Nu is het zaak in de keuken het dessert niet te bevuilen met het wa... ‘Marie?’ Madame kijkt me indringend aan. Alle personages uit mijn overdenking vluchten de kamer uit. Hè, ik zat er net zo lekker in. Vanuit mijn handen trekt de reumatiek mijn lijf in, neemt schouders, nek, benen in zijn greep, het engelklokje staat stil, de oude veuve Manet leunt zwaar in de kussens van de canapé. De Érard staat te wachten als een dof paard dat zich vermoeid afvraagt of er nog gewerkt moet worden. Ik moet me ertoe zetten: ‘Madame?’ ‘Zo’n bewonderaar, wat moet ik ermee? Hij is van 1870 schrijft hij, wat zullen de buren niet zeggen? ‘Het antiek ontvangt een jongeman, aan huis nog wel…’ Marie, je gezicht staat stil. Hoehoe!’ Madame staat opeens in mijn gezichtsveld. Haar adem ruikt naar grijs vlees. ‘Zeg, als die journalist eenmaal hier binnen is, laat ons dan liever alleen. Als hij me niet bevalt, of ik word door emoties overmand, gebruik ik het keukenbelletje. Dan kom je binnen met zijn jas.’

7 Berthe Morisot (1841-1895). Franse kunstschilderes. In 1874 huwde ze Eugène Manet. / hfd. 8.

proloog

13



Hoofdstuk 12

Place de Clichy

M

aakt u zich geen zorgen, monsieur Van Mander, uw beide snorpunten zitten perfect. Maar als u er prijs op stelt dan haalt Marie de Hongaarse snorrenpommade voor u. Dank u, dat is niet nodig. Ik zag u wel in de spiegel kijken. In Parijs hangen overal spiegels. De Parisiennes zien graag een spiegelbeeld van zichzelf. Zelfs in de ogen van een voorbijganger zien ze zichzelf gereflecteerd.1 De spiegel komt uit Murano? Ja, maar gekocht in Venetië. U heeft de stad bezocht? Ik was er lang geleden, samen met mijn man en de kunstschilder James Tissot.2 De spiegel hangt echt aan de verkeerde wand, vindt u niet, monsieur Van Mander? Ik heb mijn zoon al meerdere malen gevraagd om hem op een betere plek te hangen, maar hij heeft nooit tijd. Het is slechts een kwestie van één stevige spijker. U begrijpt dat ik Marie met haar oude kromme benen niet meer vraag om op een fauteuil te klimmen. Ik ken Venetië uitsluitend van de schilderijen van Canaletto en Guardi.3 Toe maar, u gooit met kunstenaarsnamen alsof het niets is. Het zijn Italiaanse kunstschilders uit de achttiende eeuw die met name in Engeland zeer werden gewaardeerd om hun vedute, de Venetiaanse stadsgezichten. Ik verlang ernaar om de stad een keer te bezoeken. Vermijd de zomer, want dan wordt u onherroepelijk belaagd 1 Benjamin / blz 66-70. 2 September-oktober 1875. 3 De Venetiaanse kunstschilders Canaletto (1697-1768) en Francesco Guardi (1712-1793) waren beroemd om hun stadsgezichten van Venetië, de zgn. vedute.

12  place de clichy

219


door muggen en stinken de canaletti naar een penetrante rioollucht. Ik zal uw advies ter harte nemen. Édouard werd overrompeld door de schoonheid van de stad. Hij was verzot op de oude krotten, waar voddige kleren voor het raam te drogen hingen die het licht vasthielden. De koepels van de Santa Maria della Salute vond hij onvergelijkelijk mooi.4 Op het schaduwrijke terras van Café Florian op het betoverende Piazza San Marco, ontmoetten wij Charles Toché.5 De Parijse kunstschilder woonde al een tijdje in de stad om in de musea en kerken meesterwerken van Titiaan, Tiepolo en Tintoretto te bestuderen. Toché nodigde ons uit om een glas Bardolino met hem te drinken. Hij vroeg me: ‘En bevalt de stad, madame Manet?’ en ik vertelde Toché dat ik Venetië tegen de avond het allermooist vond, als de maan weerspiegelde in het water van de lagune. Ik vertrouwde hem toe, dat ik in een dergelijke omgeving ernaar verlangde om Schubert, Chopin of Schumann te spelen. Toen ik terugkwam van het toilet nam Toché mij terzijde en betrok mij in een complot. U maakt het spannend. Een paar dagen later nodigde Toché Édouard en mij uit voor een diner, waarna we de avond afsloten met een gondelvaart. De knappe gondelier manoeuvreerde de boot door de smalle, meanderende canaletti. Het kaarslicht van de talloze Murano-kroonluchters in de palazzi reflecteerden geheimzinnig in het indigokleurige water. Mijn man leunde nietsvermoedend in de kussens van de gondel, met een plaid over zijn knieën en één hand ter verkoeling in het water. In de buurt van de Brug der Zuchten lag een aangemeerde schuit, die normaliter voor verhuizingen wordt gebruikt. Op het dek had Toché een piano laten neerzetten die schuilging onder een doek. Hij had mij vooraf de instructie gegeven om op een afgesproken moment te klagen dat ik misselijk werd door het geschommel van de gondel. Dat deed ik. We stapten over op de bewuste schuit die veel vaster op het water lag en 4 Manet: Canal Grande 1875 / PC en Canal Grande (Venice bleu) 1875 / The Shelburne Museum, Vermont. 5 Charles Toché vertelde over deze ontmoeting aan Ambrose Vollard: ‘Ik zat in het Café Florian in Venetië een portie ijs te eten. Opeens ging de grote schilder, wiens elegante verschijning ik natuurlijk herkende, aan het tafeltje naast dat van mij zitten; zijn vrouw was bij hem. Ik werd getroffen door de majestueuze houding van madame Manet. Haar parasol viel op de grond en ik bukte en raapte hem voor haar op. Manet bedankte me en zei: ‘U bent zeker een Fransman. Allemachtig, wat verveel ik me hier.’ Madame Manet glimlachte. Haar rozig, kinderlijk gezicht straalde onder haar breedgerande hoed. ‘Édouard maakt maar een grapje,’ zei ze, ‘hij hangt de Parijzenaar uit.’ / Vollard / blz 180.

220

madame manet


voeren traag weg in de richting van het Isola San Giorgio, waar het silhouet van San Giorgio Maggiore afstak tegen een prachtige sterrenhemel en een wassende maan. Op weg naar het eiland schoof ik onverwachts het doek weg, ging achter de piano zitten en speelde een romance van Schumann. U had Édouards gezicht moeten zien! Deze muzikale verrassing, bekende hij later, was een van de ontroerendste momenten uit zijn leven.6 Heeft u zin in een petit crème, monsieur? Graag. Dan zal ik Marie vragen of ze er één voor u maakt. Ik ga er zelf ook één drinken, alhoewel Edgar Degas meent dat koffie een dodelijke uitwerking heeft op de zenuwen van vrouwen. Toch jammer hoe die spiegel daar hangt. Maar enfin, hoe gaat het met de schrijverij? Schiet het al een beetje op, monsieur Van Mander? Prima. U was gisteren amper vertrokken of ik heb Marie de opdracht gegeven om de hutkoffer van zolder te halen. Toen ik de klep opende kwam een zweem van hout en lichte schimmel mij tegemoet. De inhoud had ik sinds mijn vertrek uit Asnières7 niet meer bekeken. Snuffelend vond ik oude familiecorrespondentie, onbenullige memo’s, ansichtkaarten uit Venetië, Madrid en Londen, bedel­ brieven, vergeelde nota’s en krantenartikelen, een aftands kasboekje en dit gedichtenbundeltje van Théodore de Banville. Kijk hier is het boekje, bekijkt u het maar eens. Les Exilés van Théodore de Banville… De dichter schrijft wonderschone verzen die bijzonder harmonisch en verbeeldingrijk zijn. Zijn poezië kan ik u zéér aanbevelen. Bekijkt u het schutblad maar eens. Opgedragen Aan Madame Édouard Manet. De Banville heeft het bundeltje aan mij geschonken ter gelegenheid van mijn huwelijk met Édouard. Een dierbare geste van de dichter. Vindt u ook niet? De muziek met charmante stemmen ontwaakt en zingt onder uw vingers, sprekend over de hemelen die zij vermoedt; en mijn verzen, zoals vogels moe van het zwerven, 6 Vollard / blz 180-188. 7 Asnières, Boulevard Voltaire 1 (circa 1895-1900). Asnières ligt 8 km ten NW van Parijs. Dagboek Julie Manet (27-11-1895): ‘We zijn op bezoek geweest bij tante Suzanne, die nu in een heel aardig appartement in Asnières woont. Daar is ze veel beter af dan in dat vochtige huis in Gennevilliers.’ / Manet, Julie / blz. 70.

12  place de clichy

221


Édouard Manet Portret Théodore de Banville 1874 Inkt en gewassen pentekening / 18 x 11 cm Département des Arts graphiques, Musée du Louvre, Parijs

Théodore de Banville Fotograaf Félix Nadar Ca. 1854

vliegen naar u toe, om zich te bedwelmen op de klanken van de goddelijke lier.8 Is het niet beeldschoon hoe De Banville zijn eigen woorden verbindt met de klanken van mijn pianospel? Zijn poëzie heeft misschien weinig diepgang, maar moet beoordeeld worden op de vormschoonheid, het rijke rijm en de zeldzame maten. Oh ja, voordat ik het vergeet, ik ontdekte ook nog enkele schetsboekjes van mijn man in de hutkoffer. U bent nog in het bezit van schetsboekjes…? Ja. Die lijken mij zeker de moeite waard om nader te bestuderen. Als u wilt dan… Ik heb de schetsen vanochtend uit de boekjes gesneden. U heeft de schetsen uit de boekjes gesnéden? Gesneden, gescheurd… Gescheurd? Maar madame, ik weet niet of dat wel zo verstandig is. Een losse tekening brengt in de handel meer op dan zo’n heel schetsboek. Een beschadiging aan zo’n velletje papier kan de waarde… Hier, bekijkt u deze potloodkrabbel eens. Merkwaardig, ik zie slechts een lijn met getallen… Wat is dit? Wat heeft deze krabbel te betekenen? Hoogstwaarschijnlijk vindt u mij maar een sentimenteel oud mens, maar een verhaal kan zich hechten aan iedere onbenullige schets, notitie of om uw woord te gebruiken ‘krabbel’ uit het verleden. Is het van monsieur Manet? Beschrijft u mij wat u ziet? Ik zie een verticale potloodlijn die verdeeld is in twee stukken… U moet hardop lezen wat er staat, monsieur Van Mander! Bij de kortste lijn staat het getal 46 en bij de andere lijn het getal…, het is moeilijk te lezen…, 47 geloof ik. Perfect. 8 Een handgeschreven opdracht van Théodore de Banville aan Suzanne in de dichtbundel: Poésies de Théodore de Banville: Les Exilés. Les Princesses / Parijs 1875 / PML. À Madame Edouard Manet / La musique aux charmantes voix / S’éveille et chante sous vos doigts, Parlant des voeux qu’elle devi(e)ne; Et mes vers, oiseaux las d’errer, Volent vers vous / pour s’enivrer Au sons de la lyre divine. Théodore de Banville De Banville heeft ook een gedicht aan Manet opgedragen. De eerste van de vijf verzen: Ce riant, ce blond Manet (Bood de lachende, blonde Manet). De qui la grâce émanait (Gracieus in heel zijn houding). Gai, subtil, charmant en somme (Vrolijk, beschaafd en innemend). Dans sa barbe d’Apollon (Met de baard van een Apollo). Eut, de la nuque au talon (Van top tot teen gedistingeerd). Un bel air de gentilhomme (De aanblik van een heer). De Banville / Nous tous / Parijs 1883 / blz 91.

222

madame manet


Ik heb geen flauw idee wat deze raadselachtige notitie te betekenen heeft. Het moet rond 1880 zijn geweest dat Édouard eerder dan gebruikelijk terugkeerde van zijn atelier. Normaliter schilderde hij altijd tot het einde van de middag om daarna nog wat te gaan drinken met zijn kunstenaarsvrienden in Café de la Nouvelle Athènes op de Place Pigalle.9 Deze keer kwam hij echter rechtstreeks naar huis en zei: ‘Suzanne, doe je hoed op en trek je mantel en handschoenen aan, want ik wil je iets laten zien.’ Even dacht ik dat hij me uitnodigde om Un Bar aux Folies-Bergère10 te laten zien, een doek waaraan hij al geruime tijd werkte. Maar eenmaal op straat sloeg hij niet rechtsaf naar zijn atelier, maar linksaf in de richting van de Boulevard des Batignolles. ‘Waar lopen wij naartoe?’ vroeg ik. Hij antwoordde niet, maar hield de pas er stevig in. ‘Is het ver lopen? Je trekt met je linkerbeen. Pas op! Heb je er weer pijn aan? Kunnen wij niet beter een omnibus nemen?’ Hij murmelde slechts: ‘Wacht maar af. Wacht maar af, Suzanne.’ We passeerden het Parc Monceau. Verderop sloeg hij de Rue de Chazelles in en wat ik daar toen zag, tartte iedere verbeelding. Stelt u het zich voor! Hoog boven de daken van de huizen uit torende een gigantisch standbeeld. Ze leek op een immense engel, een… een gekroonde reuzin, gevangen in een stellage. De toga die ze droeg was opgebouwd uit geplooide koperen platen. Het boek in haar hand had de omvang van een huis van wel drie verdiepingen hoog. Haar rechterarm stak fier de lucht in en werd bekroond door een imposante fakkel. ‘Zijn ze gek geworden, Édouard?’ stamelde ik. ‘Het beeld staat notabene op de binnenplaats van je oude atelier aan de Rue Guyot. Wat heeft dit te betekenen?’ ‘De reuzin is een geschenk van onze regering aan de Amerikanen,’ vertelde Édouard. ‘Als teken van vriendschap en ter ere van het eeuwfeest van hun Onafhankelijkheidsverklaring. De dame wordt in delen naar New York verscheept om op een eilandje vlak voor de

Victor Dargaud Statue-de-la-Liberté 1883 Olieverf op doek / 46 x 32 cm Musée Carnavalet, Musée de la Ville de Paris

9 Café de la Nouvelle-Athènes lag op de Place Pigalle 9 (9de arr.). Het café beleefde zijn hoogtepunt rond 1870, na de Frans-Pruisische Oorlog. Manets schilderij La Prune ca. 1877 / NGA, is waarschijnlijk in het café ontstaan, maar in zijn atelier verder uitgewerkt. De lijst met beroemdheden die het café in die tijd frequenteerden is omvangrijk: Mallarmé, Zola, Verlaine, De Maupassant, Degas, Renoir, Monet, Pissarro, Cézanne en Manet. In de jaren 80 voegden Van Gogh, Seurat, Gauguin, De Toulouse-Lautrec, Matisse, Satie en Ravel zich bij het rijtje bezoekers. Volgens George Moore bezat Manet in zijn atelier zelfs een marmeren tafel die leek op de tafels uit het café / George Moore / Modern Painting / 1898. 10 Un Bar aux Folies-Bergère 1881-1882 / The Courtauld Institute of Art, Londen.

12  place de clichy

223


Amerikaanse kust een ereplaats te krijgen.’ Welke beeldhouwer heeft het megalomane beeld ontworpen? De naam van die gek ken ik niet. Heeft u een stadsgids van Parijs, madame? De Guide Bleu van Parijs staat op een van de onderste planken van de boekenkast. Zoekt u in het register onder Statue-de-la-Liberté. Eens kijken… De Guide Parisien. Een moment… Statue-de-la-Liberté zei u, hier staat het… De beeldhouwer was een zekere Frédéric Auguste Bartholdi. Bartholdi…? De naam zegt mij niets. Vermeldenswaardig is dat Gustave Eiffel, de ingenieur van de Tour, op de Exposition Universelle 1889, verantwoordelijk was voor de inwendige staalconstructie van het beeld. Het beeld werd in 1886 op het Bedloe’s Island geplaatst aan de mond van de haven van New York. Dat zei ik. Vervolgens schrijft de Guide Bleu dat het portret van de moeder van de beeldhouwer model heeft gestaan voor het standbeeld. Hoogte 46 meter, mét sokkel 93 meter… En monsieur, daagt er iets? U bedoelt? De krabbel op het notitieblaadje. De krabbel op het… Ach, natuurlijk! Monsieur Manet noteerde de afmetingen van het Statue-de-la-Liberté op het velletje papier. Om duidelijk te maken hoe hoog het standbeeld was, inclusief de sokkel. Begrijpt u nu dat achter iedere schets, krabbel of notitie een verhaal schuilgaat? Ik begrijp het. Op weg naar huis wandelden we over de Boulevard des Batignolles. Plotseling stond Édouard stil en volgde met zijn ogen een slanke Parisienne die de straat overstak. Nu wist ik dat hij als kunstenaar geneigd was om aantrekkelijke vrouwen aandachtig te bestuderen, maar deze keer ging zijn aandacht verder dan zijn kunstenaarsblik. Haar nauwsluitende zijden japon accentueerde boezem en ronde heupen en bij het opstapje van de trottoirrand lichtte de Parisienne op een elegante wijze de zoom van haar japon op. Ik tikte hem aan en zei: ‘Deze keer heb ik je op heterdaad betrapt, Édouard.’ ‘Dat is grappig, ik was er vast van overtuigd dat jij het was, ma chère Suzanne!’11 11 Giuseppe de Nittis beschrijft deze herinnering en voegt daaraan toe dat: ‘Deze slanke Parisienne volstrekt niet leek op Madame Manet, deze nogal dikke, rustige Hollandse vrouw.’ / Giuseppe de Nittis / Notes et souvenirs / Parijs 1895 / blz 195.

224

madame manet


‘Ik…? Met mijn postuur…? Fou! Ik heb werkelijk niets van deze slanke dame.’ Stiekem was ik blij dat Édouard weer grapjes maakte; een teken dat hij minder last had van de stekende pijn aan zijn linkerbeen. Hij hield halt voor een brocante en maakte mij attent op een Japanse houtgravure12 die in de vitrine hing. De feloranje berg was bestrooid met poedersuiker en stak helder af tegen een pruisisch-blauwe lucht met schapenwolkjes. Met zijn neus tegen de winkelruit doceerde hij over de bijzondere wijze waarop de kunstenaar het landschap had benaderd: de gedurfde afsnijding van de vulkaan aan de rand van het papier, de felle kleuren, de vlakmatige behandeling van het onderwerp. ‘Daar kan ik nog heel wat van leren,’ zei hij. Langzaam vertroebelde de prent in een dikke mist! Édouards uitwasseming had de winkelruit beslagen. Japanse kunst kwam in de mode. Édouards vriend Félix Bracquemond13 ontdekte bij de drukker en graficus Delâtre enkele Japanse prenten. Hij was zo verrast door de ongewone techniek en expressie van de afbeeldingen dat hij ze van Delâtre trachtte los te peuteren. En dan te bedenken dat de Japanse gravures jarenlang werden gebruikt als verpakkingspapier voor porselein. In navolging van Braquemonds ontdekking raakten Claude Monet, Edgar Degas en Édouard in de ban van Japan en begonnen de exotische prenten te verzamelen. Aangekomen op Place de Clichy vonden Édouard en ik op het overvolle terras van een brasserie nog twee lege stoelen. Édouard wuifde naar de garçon en bestelde een absint. Dat alcoholisch goedje dronk ik zelden, omdat de koppige drank mij zo raar in mijn hoofd maakte. Heeft u al eens absint gedronken, monsieur? Ik heb nog niet het genoegen gehad. U moet het bittere drankje maar eens proeven. De groene fee is voor tal van intellectuelen en kunstenaars een inspiratiebron of een kwelduivel. Op de rand van een hoog glas met een bodempje absint 12 Katsushika Hokusai (1760-1849) behoorde samen met Kitagawa Utamaro (1753-1806) en Ando Hiroshige (1797-1858) tot de beroemdste Japanse houtsnedekunstenaars uit de Japanse Edoperiode of Tokugawa-periode (1603-1868). De houtsnedes, de zgn. ukiyo-e, “prenten van de vlietende wereld” werden in het fin de siècle ook populair in Europa en hadden een grote invloed op de Europese kunstwereld. Kunstenaars als Van Gogh, Monet, Toulouse-Lautrec en Bernard lieten zich inspireren door de ukiyo-e. 13 Het is goed mogelijk dat Manets belangstelling voor Japanse kunst werd aangewakkerd door de Japanse inzending op de Parijse Exposition Universelle 1867. Manet was een goede vriend van Félix Bracquemond, verzamelaar van Japanse kunst. Vanaf 1862 was Manet een regelmatig bezoeker van de Parijse theesalon La Porte Chinoise, waar Japanse prenten hingen.

12  place de clichy

Katsushika Hokusai Zuidelijke wind, heldere lucht (uit de serie: 36 gezichten op de berg Fuji - no. 33) Circa 1830 Houtdruk Prentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam

Édouard Manet Chrysanthèmes 1881 Olieverf op papier, geplakt op karton / 17 x 59 cm The Museum of Modern Art, Ibaraki, Japan

225


Édouard Manet Café au Place du Théâtre Français Ca. 1880 Chinese inkt, pen en potlood op papier / 14,1 x 18,7 cm Département des Arts graphiques Musée du Louvre, Parijs

legt u een geperforeerde lepel. Daarin komt een klont suiker, die u met water overgiet.14 Suiker? Juist ja, ik zal uw advies opvolgen. Ja, het is een heel ritueel, maar leng je de drank niet aan, dan is het ondrinkbaar. Ik prefereer pruimenlikeur. Mijn charmante man trok zijn gele glacé-handschoenen uit, nipte met genoegen aan zijn glaasje absint, streelde bedachtzaam door zijn baard en observeerde de mensen op en om het terras. Geen detail wilde hij missen en ik keek als vanzelf met hem mee. Het is gek, maar nu ik erover nadenk zie ik het tafereel opnieuw haarscherp voor me; alsof het gisteren was. Het barmeisje liep tussen de tafels met zware karaffen bier. Tegenover ons aan het tafeltje werd domino gespeeld en meteen daarachter, aan de rand van het terras, was een schoenlapper zonder vergunning op zoek naar klanten. In de andere hoek trok een kind aan de rok van zijn moeder om een suikersteel te bemachtigen. Op hetzelfde moment passeerde een voddenman met hondenkar, terwijl op de boulevard een gestage stroom flaneurs langsliep. Mag ik uw verhaal even onderbreken? Vanzelfsprekend. Wanneer is men een flaneur? Édouards combinatie van elegantie, esthetiek en exquise manie14 Absint wordt gemaakt uit de artemisia absinthium, een mediterrane plant met grijsgroene bladeren en kruiden als kamille, venkel en anijs. / Min / blz 146-149.

226

madame manet


ren maakten hem tot een flaneur. Het ritueel begon tegen een uur of vier, vijf als hij zijn atelier verliet. Hij droeg onberispelijke kleding en had zijn onontbeerlijke attributen bij zich: een hoge zijden hoed en een fraaie wandelstok. Hij flaneerde allereerst naar café Tortoni15 op de hoek van de Boulevard des Italiens en de Rue Taitbout. Zijn uitstraling tijdens de wandeling had een zekere traagheid. Hij ging zitten op het caféterras en dronk in alle rust een glas Pommard. Traag bladerde hij door een gazette, maakte een grapje met de ober en had alle tijd voor een praatje met zijn goede vriend Baudelaire. Al zijn handelingen hadden stijl, monsieur! Had hij zijn glas geledigd, dan stond hij langzaam op en kuierde zonder plan richting Palais Royal. Ondertussen floot hij een deuntje, keek uitgebreid rond in de winkel van een zadelmaker, neusde wat in een librairie en wekte zo de indruk dat hij een overvloed aan vrije tijd had. In de muziektent van de Jardin des TuileÉdouard Manet La Musique aux Tuileries 1862 Olieverf op doek / 76 x 118 cm Gallery The Hugh Lane, Dublin en National Gallery, Londen

15 Het Café Tortoni op de Boulevard des Italiens werd door Manet en zijn kunstenaarsvrienden Zola en Baudelaire veelvuldig bezocht. Antonin Proust: ‘Het Café Tortoni was het restaurant waar hij (Manet) lunch had voordat hij naar Les Tuileries vertrok. Hij ging bijna dagelijks naar het park en verbleef daar twee tot vier uur om er te tekenen onder de bomen, waar kinderen speelden en kindermeisjes in stoelen toekeken. Baudelaire was steeds in zijn gezelschap. Als hij terugkwam in hetzelfde café van vijf tot zes uur, complimenteerden mensen hem met zijn schetsen.’ / Proust / blz 42. Richard Wagner ontmoette in Café Tortoni Baudelaire en de componisten Daniel Auber en Gioachino Rossini. / Maxime Leroy / Les Premiers amis français de Wagner / Parijs 1925 / blz 66. Misschien heeft Manet daar ook Wagner ontmoet, omdat Liszts schoonzoon Émile Ollivier, een gemeenschappelijke vriend was. Vanaf 1866 werd Café Guerbois op de Grande Rue des Batignolles 11 (nu: Avenue de Clichy 19) de ontmoetingsplek van Manet en zijn vrienden. Vanaf de jaren 70 werd dit café verruild voor Café Les Nouvelle-Athènes op de Place Pigalle.

12  place de clichy

Van links naar rechts zijn te herkennen: Édouard Manet, Champ-Fleury, Albert de Balleroy (bril), Eugène-Cyrille Brunet, Aurélien Scholl of Auguste Manet (rode muts), Zacharie Astruc (zittend), Caroline Brunet, Henri Fantin-Latour (links naast boom), Charles Baudelaire (en profil boom), Valentine Thérèse Lejosne, Isidore Justin Séverin, Marianne Offenbach (waaier), Frédéric Bazille (grijze bolhoed), Suzanne Manet (voile), Eugènie Manet, Eugène Manet (witte pantalon), Jacques Offenbach (monocle), Charles Monginot (neemt hoed af). Het schilderij werd in 1872 gekocht door Durand-Ruel voor 2.000 francs.

227


Édouard Manet Café 1878-1880 Potlood en aquarel op papier / 18,5 x 11,9 cm Musée d’Orsay, Parijs Département des Arts graphiques Musée du Louvre, Parijs

ries speelde een militaire kapel een vrolijke mars van Offenbach. Édouard nam plaats op een tuinstoel onder de walnotenbomen en neuriede zachtjes mee met de muziek. Ik hoor het al. Een Hollander heeft niet het talent om een flaneur te worden. Maar ik onderbrak u. U was aan het vertellen dat u op het terras zat. Daar werd Édouards aandacht getrokken door een demi-monde, een cocotte. Ze was zwaar gedecolleteerd en gemaquilleerd en lichtte instinctief haar rok een klein stukje op om een van haar laarsjes dicht te knopen. ‘Mooi, een studietje van een been!’ zei mijn man met gulzige ogen. ‘Houden zo!’ Hij beweerde dat je aan de manier waarop een vrouw haar voeten plaatste alles van haar kon afleiden. ‘Verleidelijke vrouwen plaatsen hun voeten naar buiten. Verwacht

Édouard Manet Lettre autographe à madame Guillemet Bladzijde 1 Aquarel en inkt op papier / 20 x 12,5 cm Département des Arts graphiques, Musée du Louvre, Parijs

228

madame manet


Édouard Manet La Lecture de L’Illustré 1879-1880 Olieverf op doek / 61,2 x 50,7 cm The Art Institute of Chicago

niets van een vrouw als de voeten naar binnenstaan,’ zei hij.16 Hij trok zijn schetsboekje tevoorschijn, sloeg het open op een blanco pagina en pakte uit het vestzak van zijn colbert het kleine potlood dat met een gouden kettinkje aan het knoopsgat van zijn gilet was bevestigd. Het potlood dat ik van u mag lenen! Hij likte met het topje van zijn tong aan de stompe potloodpunt en begon geconcentreerd te schetsen, niet gestoord door het geroezemoes van stemmen en het glasgerinkel in de brasserie. Een bruinverbrande clochard met geamputeerd been vroeg om een aalmoes. Édouard hief zijn hand op als teken dat hij niet gestoord wilde worden en schetste verder. Zijn ogen flitsten tussen papier en straatbeeld. De schemering viel in en zachtjes begon het te regenen. Een verfrissende koelte verspreidde zich over het terras. De lantaarn­opsteker stak de gaslampen aan. Het felle licht weer­ spiegelde in de glimmende kasseien van de Place de Clichy. 16 Margaret Shennan / Berthe Morisot: The First Lady of Impressionism / Londen 2000 / blz 136.

12  place de clichy

229


Édouard Manet La Prune 1878 Olieverf op doek / 73,6 x 50,2 cm National Gallery of Art, Washington DC

U heeft net zo’n beschouwend oog als uw man. Het is bijzonder aardig dat u dat opmerkt. Ik heb het observeren van mijn man geleerd.17 Ik zou de schetsen van monsieur graag willen bekijken. Bien sûr. Als u vanavond blijft dineren dan toon ik ze u. Ik zou uw invitatie graag aannemen, maar ik ga hedenavond naar een operette in het Théâtre des Bouffes-Parisiens.18 Met een charmante jongedame, monsieur Van Mander? Wat staat er op het programma? Orphée aux enfers van Jacques Offenbach.19

17 ‘Manet las weinig, schreef niet of nauwelijks, maar observeerde.’ / Proust / blz 16. 18 Théatre des Bouffes-Parisiens (ook wel genoemd Salle Choiseul) in de Rue Monsigny 4 werd in 1855 opgericht door de Duits-Franse componist Jacques Offenbach (1819-1880) voor opéra bouffe en operette-uitvoeringen. 19 De opéra bouffe Orphée aux enfers werd gecomponeerd door Jacques Offenbach en ging in 1858 in première.

230

madame manet


Offenbach! Mijn zus Marthe20 adoreerde zijn ondeugende muziek. Och, blijft u nog een momentje zitten, dan vertel ik u nog snel een anekdote over de bekende acteur Jean Berthelier. Ondertussen zal ik aan Marie vragen of ze uw mantel haalt. Ik moet op de tijd letten. Ik zal het verhaal kort houden, want ik zou niet willen dat u te laat komt voor de voorstelling. Op een avond kwam de acteur Berthelier bij Édouard en mij dineren. Hij was een nieuwe toneeltekst aan het instuderen voor het vaudeville theaterstuk La Vente de Tata21 in het Théatre du Palais-Royal. Jean Berthelier speelde daarin de rol van een Hollander: de heer Zuyderzee. Dat betekende dat hij Frans moest spreken met een Hollands accent. Als Berthelier een rol kreeg toebedeeld dan kon je erop rekenen dat hij die bijzonder serieus nam. Volgens mij had hij al twintig keer zijn koffer gepakt om naar Holland af te reizen, om zich daar volledig in te kunnen leven in zijn rol, maar steeds was er iets tussen gekomen. Inmiddels waren de repetities in het theater al lang begonnen en beheerste hij het Hollandse accent nog steeds niet. Op zekere dag werd er bij hem aan de deur geklopt door een merkwaardig persoon met een snor en een damesjas. Dit personage vertelde aan Berthelier dat hij in de krant over diens rol had gelezen en dat hij de aangewezen persoon was om hem het juiste Hollandse accent aan te leren. Ze kwamen tot overeenstemming over de prijs en Berthelier kreeg gedurende een maand Hollandse les. ‘Ik ben erg tevreden met mijn rol’, vertelde Berthelier ons ‘en ik hoop veel succes te hebben met mijn Hollandse accent, waarvan ik de werkelijkheid aardig benader.’ Édouard zei: ‘Dat kan mijn vrouw als Hollandse uitstekend beoordelen.’ Ik beaamde dat en zei: ‘Ik wil met alle plezier iets horen, monsieur Berthelier. Steekt u van wal!’ U denkt aan de tijd, madame? Maakt u zich niet ongerust, ik kom nu aan de afronding van mijn verhaal. Berthelier schraapte zijn keel en begon een deel van de tekst met luide stem te declameren. Ik wist niet wat ik hoorde en barstte in een schaterlach uit. Berthelier stopte midden in de zin. ‘Doe ik iets fout, madame Manet…?’, vroeg hij geschrokken.

Jean Berthelier Fotograaf Félix Nadar 1856-1859 Albuminen foto / 24,1 x 18,9 cm The J. Paul Getty Museum, Malibu

20 Martina Adriana Johanna Leenhoff (Delft 1834 - Sarcelles 1903), was de zus van Suzanne Leenhoff. Ze trouwde met de kunstschilder Jules Vibert (1815-1889). Ze kregen twee zonen: Alexandre en Édouard. Édouard kopieerde en imiteerde het werk van zijn oom Manet. 21 La Vente de Tata (1881) was een vaudevillestuk (populair muziektheater met liederen) in drie aktes en werd geschreven door Alfred Hennequin en Albert Wolff. Het spektakel ging op 15-9-1881 in première in het Théatre des Nouveautés in Parijs.

12  place de clichy

231


Édouard Manet Le Fiacre vu de dos 1877-1878 Potlood en gewassen inkttekening op papier / 11,2 x 8,3 cm Bibliothèque nationale de France, Parijs

‘Wat u laat horen is Pools, mijn beste Berthelier. Pools! Geen Hollands! U heeft zich afschuwelijk vergist! U bent slachtoffer geworden van een oplichter.’ ‘Dat meent u niet.’ ‘Ze hebben u een accent verkocht dat in de verste verte niet op Hollands lijkt.’ Zelfs Édouard, die een klein beetje Hollands beheerste, hoorde dat er iets niet klopte. Ik had een aantal lessen nodig om Bertheliers accent enigszins te herstellen. Of het op tijd zou lukken betwijfelde ik, maar bij de première speelde hij zijn rol met een verrukkelijk accent. Enkele dagen na de voorstelling schreef een journalist van Le Figaro dat monsieur Berthelier een accent hanteerde dat leek op… Lyonnais!22 Ik had nog wel zo… Als ik nú vertrek ben ik nog op tijd bij het theater. Een andere keer neem ik de invitatie om te blijven dineren graag van u aan. Heeft u een hamer in huis? Pardon, monsieur? Bij mijn volgende bezoek zal ik de Venetiaanse spiegel op de nieuwe plek ophangen. Oh, monsieur, als u dat zou willen doen! Hoe allervriendelijkst. Nu moet u haast maken. Ik heb u al te lang opgehouden. Ik zal Marie vragen om de volgende keer hamer en spijker klaar te leggen. Ik wens u een verrukkelijke voorstelling toe. Pak een rijtuig, monsieur, anders komt u te laat! Morgenochtend klokslag tien haal ik u op om het oude atelier van uw man te bezoeken. Oh, monsieur. U zult versteld staan over de ruimte. En nu wegwezen!

22 Het verhaal: La Soirée Théâtrale. La Vente de Tata stond in Le Figaro van 16-9-1881 en werd geschreven door: Un Monsieur de l’Orchestre.

232

madame manet


Pot

I

k heb alle potten inmaak maar eens uit de kast gehaald. In de zomer en de herfst heb ik veel groente en fruit verwerkt. Perziken op lichte suikersiroop, mirabellen op eau de vie, kool in het zout, courgettes onder azijn, bramen in wijn. Wat er nu nog over is moet ik onderhand even nakijken. Ik heb weleens gehad dat zo’n glazen fles met een enorme knal uit elkaar spatte. Het appelsap droop van de muren en er hing een geur van gist in de keuken alsof ik in een boomgaard stond van een boer die de oogst niet aankon. Kijk, deze pot bijvoorbeeld, de snijbonen op zout, die gaat niet goed. Het zout ligt kruimelig bovenop. De steen die op het schoteltje ligt had zwaarder moeten zijn. Dan drukte het gewicht het vocht uit de boontjes, dat vocht had zich gemengd met het zout en dat zoute water had de stukjes groen en eetbaar gehouden. Nu kleuren de boontjes akelig bruin. Het ruikt ook muf en onaangenaam in die pot. Ik zal even naar madame lopen wat zij vindt: weggooien of toch liever nog verwerken? Ik sta al met de deurklink in mijn hand als ik hen hoor praten. Madame vertelt over Venetië. Ja hoor, weer dat verhaal van die piano op die boot natuurlijk. Hoe vaak ze dát niet al verteld heeft! Ik laat hen maar, ik gooi die boontjes wel weg.

Terug in de keuken kijk ik naar de tafel met alle flessen, potjes en potten. Het leven zou heel anders geweest zijn als madame eerder was overleden dan monsieur. Hij was hier aangeschoven in de keuken, hij had een stuk brood afgesneden en een lekker brok kaas erbij gepakt, zich een glas ingeschonken en de inmaak, pot voor pot, fles voor fles zitten bekijken. Daarna had hij gevraagd naar de kleuren van de markt. En ik zou beginnen: ‘Het groen van peterselie die niet meer vers is…, de kleur rood van een kam van een dode haan…, het blauw van de lel van een kalkoen…, het gelig wit van stroeve asperges…, zwart haar dat kleurt naar grijs…, het witgeel van verse boter…, de kleur van kamillethee…, het grijspaars van pruimen.’ Direct daarna: ‘De purperen tint van verse donkere kersen.’ 12  place de clichy

Édouard Manet Trois prunes 8-10-1880 Aquarel en inkt op papier / 18,4 x 12,7 cm PC

233


Het was een spel. Hij hield zijn ogen gesloten, proefde de kleur en knikte als hij het voor zich zag. Maar toen ze ons een keer betrapte, heeft ze hem weggejaagd. Hij ging. Ik pak een fles abrikozen op brandewijn en loop ermee naar het venster. Dat licht in het glas; gewoon goud als je erdoorheen kijkt! Dit is het klusje dat ik als klein meisje in Coullons al zo graag met moeder deed. De hele voorraad keurig rangschikken en daar na afloop dan tevreden naar kijken. Het is vreemd om te bedenken dat ik moeder nu al tientallen jaren heb overleefd. En dat Bertrand, naar Parijs gekomen toen ik hier met monsieur en madame Giton was komen wonen, de straten van de stad afschuimt en z’n eigen ellende verdrinkt. Mijn broer een zwerver. Even kijken, deze, wat is het eigenlijk, het etiket is vochtig geworden. O, hier, artichaut, artisjokharten in olie. Die zet ik rechtsachter. Het had ook anders kunnen gaan. Ik ben bij een goede familie terechtgekomen, uhm, besjes liefst bij elkaar vooraan, een familie met genegenheid voor elkaar en goede manieren. Gelukkig ben ik nooit geslagen, zoals met Jeanne is gebeurd, misschien wel veel vaker dan ze me heeft willen vertellen. Schorseneren, ik ben er niet gek op, kan er achterin nog wel bij. Ik had evenzogoed zo’n vrouw kunnen worden die buiten voor een deur wacht: lachje om haar mond, ogen donker omrand, bloesje strak om haar boezem, benen in zijden kousen, en haar hartenklop ergens diep onder haar navel. Ach, nog een abrikozen op brandewijn! Ik neem gewoon een glaasje, hoor, je moet toch in de gaten houden of een en ander niet bederft. Nee, ik diende een keurige familie, een familie met hoop op erkenning. De lijn van onze levens werd doorbroken door dat onverwachte einde voor monsieur Édouard. Daarna moesten wij verder zonder zijn élan, zonder de verhalen en ideeën waar hij mee thuiskwam en zonder de kus op haar haren, waarmee hij haar altijd begroette. Mmm, ik had toch ook kersen op sterk water? Ja hier, ze zien er nog goed uit. Tenzij zoiets natuurlijk te sterk van smaak wordt – ik kan wel even proeven of het kaneelstokje eruit moet. Daar zaten we dan na zijn overlijden. Twee vrouwen, achtergebleven, allengs ouder wordend. We moesten ons schikken: dan weer in een vochtig huis, dan weer ergens hoog op een verdieping, elkaar verdragend in ons gedeelde lot. Gaandeweg kwamen we elkaar meer nabij. ‘Vriendinnen’ kan ik natuurlijk niet zeggen, want ik ben personeel, maar het werd iets ertussenin. Lekkere kersen, goed dat 234

madame manet


ik ze toen ontpit heb. Als madame terugkwam van een ontmoeting elders of een boodschap kwam ze ook thuis bij míj. Had zij daar behoefte aan, dan liet ze me bij zich zitten en pakte mijn onderarm, die ze zachtjes wreef. Soms zei ze: ‘Marietje toch…’, doelend op de reuma onder mijn huid. Maar vaak waren haar gedachten elders. Ik zei dan hoofdschuddend: ‘monsieur Édouard…’ en dan knikte ze beamend. Rozijnen op rum, naar een recept uit Holland. Ik zal een glaasje voor haar maken, dan kan ze dat lekker oplepelen. Soms begin ik aan de gedachte dat ik wellicht ook grootmoeder had kunnen zijn, of nog een generatie daarboven, met een eigen familiegeschiedenis. Meestal ga ik dan maar ‘Pets de nonnes’, nonnenscheetjes prepareren. Daarvoor moet ik alle ingrediënten zo goed afwegen dat ik alleen nog maar gedachten aan bloem, boter en suiker in mijn hoofd heb. Zo kan ik die bel in mijn buik negeren, want die is – denk ik – gevuld met tranen en wat er gebeurt als ik die echt ga voelen weet ik niet, maar ik word wel steeds sentimenteler. Als ik van dat bedrag van monsieur Van Mander een lieve man kon kopen zou ik het vandaag nog doen. Eindelijk aangeraakt te worden! Ik heb daar altijd zo naar verlangd. Even de rozijnen brengen. Daarna doe ik de potjes met jam nog even en dan is het weer op orde. Monsieur Zola houd ik in herinnering als een dierbaar mens. Bij het bedienen in de salon, ving ik vroeger vaak woorden op die ik niet begreep. Monsieur Zola verklaarde die woorden dan voor me. Toen het bericht kwam van zijn vreemde dood, verloor ik werkelijk een vriend. Wie zou nu mijn hand nog vasthouden? Als de jonge opvolger van docteur Marjolin mijn lichaam onderzoekt en zijn huid de warme plekken rond mijn gewrichten voelt, bijt ik mijn tong kapot. Niet van de pijn, want daar ben ik mee vergroeid.

12  place de clichy

235


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.