ONTWIKKELINGEN IN DE SOCIALE CONTEXT VAN ZELFSTANDIGE OUDEREN IN RELATIE MET DE HUISVESTING IN 2020
Pim VAN DE BUNT / 0750890 Master student Building Technology Technische Universiteit Eindhoven The Netherlands w.t.v.d.bunt@student.tue.nl René BOSCHKER / 0633397 Master student Building Technology Technische Universiteit Eindhoven The Netherlands r.h.boschker@student.tue.nl Roel PLUIJMEN / 0618874 Master student Building Technology Technische Universiteit Eindhoven The Netherlands r.m.f.pluijmen@student.tue.nl
Architecture, Building & Planning Research methodology for Building Technology / 7T645 Docent: Dr. Ir. M. Mohammadi Datum: 23 januari 2012
ABSTRACT In deze paper is onderzoek gedaan naar de veranderingen in de sociale context van ouderen in 2020 en hoe deze veranderingen invloed hebben op de huisvesting voor ouderen. Momenteel kijkt de overheid teveel naar de kwantitatieve vraag van ouderenhuisvesting, maar wordt er weinig gekeken naar de kwaliteitsvraag van ouderen, wat resulteert in een gat tussen vraag en aanbod. De literatuur laat zien dat ouderen in de toekomst meer behoefte hebben aan sociaal contact, omdat ouderen langer vitaal, zelfstandig en ondernemend blijven en het belangrijk vinden dat het zogeheten “buurtgevoel” weer terugkeert in de samenleving. Deze paper zal een toevoeging zijn op het al bestaande kader van kennis met betrekking tot vergrijzing in Nederland en nieuwe inzichten geven in de relatie tussen huisvesting en de veranderingen in het sociale netwerk van ouderen in 2020. Keywords: active aging / huisvesting 2020 / sociale context / zelfstandige ouderen
1. INTRODUCTIE De Italiaan Giorgio Angelozzi is tachtig jaar oud en al veertien jaar weduwenaar. Hij plaatste in de zomer van 2004 een advertentie in een Italiaanse krant: ’Gepensioneerde leerkracht zoekt gezin dat hem als grootvader wil adopteren. Vergoeding mogelijk’ (Angelozzi, 2004). Bovenstaand verhaal kan worden gezien als een voorbeeld van de hedendaagse maatschappelijke veranderingen in de sociale context van ouderen. Steeds meer ouderen zijn actief op zoek naar nieuwe sociale relaties in hun (in)directe woonomgeving. Het aantal 55-plussers neemt snel toe en bovendien worden mensen gemiddeld veel ouder. Dit heeft ook voor wonen in Nederland grote consequenties. In Nederland krijgen we in de toekomst een groot tekort aan woonruimte voor senioren. De overheid neemt de vergrijzing serieus en zij maakt ook plannen om in de woonbehoeften van senioren te voorzien, maar de vraag is of dat momenteel op de juiste manier gebeurt. Op dit moment wordt de aandacht vooral gericht op uitbreiding van het aantal geschikte woningen. Echter moeten de woning en een woonomgeving niet alleen geschikt zijn, het moet ook aantrekkelijk zijn voor senioren. Het gaat niet meer alleen om de juiste prijs/kwaliteitsverhouding, woonoppervlakte en het aantal kamers, maar ook om begrippen als imago, status, vrijheid, sociaal contact en geborgenheid (Vleugels & Hermans, 2010). Men spreekt hierbij ook wel van ‘active aging’. Deze constatering roept dan ook niet de vraag op óf het ruimtelijke ordeningsbeleid zou moeten worden aangepast, maar op welke manier. Deze groeiende groep mobiele, ondernemende en kapitaalkrachtige ouderen zal een nieuw segment op de woningmarkt gaan vormen met een kritische houding en ondernemingsdrang. De komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft de urgentie van dit vraagstuk nog verder doen toenemen. In het kader van de WMO zoeken gemeenten naar manieren om burgers zo veel mogelijk bij hun directe woonomgeving én bij elkaar te betrekken. Juist op het niveau van de buurt zijn burenhulp, mantelzorg en vrijwilligerswerk elementaire functies. Juist deze factoren stellen ouderen in staat om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Op deze manier kunnen zij zichzelf redden en hulp krijgen van anderen. Bovendien kunnen ouderen zelf ook een positieve bijdrage leveren aan hun woonomgeving. Alleen al het feit dat ouderen veel tijd doorbrengen in hun directe woonomgeving, maakt dat zij daar een belangrijke sociale functie kunnen en willen vervullen. Deze paper beschrijft de veranderingen in het sociale netwerk van ouderen in relatie met de huisvesting in 2020. Het doel is om te inventariseren in welke mate een bepaalde woonvorm kan inspelen bij het in stand houden en/of bevorderen van een sociaal netwerk van senioren. Er zijn verschillende scenario’s opgesteld aan de hand van bestaande woonconcepten en toekomstige trends. Allereerst wordt er ingegaan op de huidige woonsituatie van zelfstandige ouderen. Vervolgens zullen de veranderingen in de sociale netwerken van ouderen worden onderzocht. Als derde wordt gekeken naar verschillende innovatieve woonconcepten die momenteel in Nederland worden onderzocht. In het conceptueel model is te zien hoe de onderlinge relatie is tussen de sociale relaties en de woonsituatie in 2020. Vanzelfsprekend zijn er meer ontwikkelingen/trends, maar deze zijn niet relevant voor dit onderzoek en worden daarom niet genoemd. Vanuit dit model is te zien dat trends van de sociale relaties vooral invloed hebben op het type wonen en de inspraak die men wilt krijgen op de woonsituatie. Duurzaam bouwen en de keuze tussen huur- of koopwoning worden niet beinvloedt door de veranderingen in de sociale context van ouderen in 2020.
1
Figuur 1: Conceptueel model
2. METHODE Vergrijzing is een groot maatschappelijk probleem welke invloed heeft op vele aspecten in de samenleving. Het probleem van huisvesting voor ouderen is simpelweg ook niet op te lossen door de nieuwbouw van meer wonigen, maar dient gecombineert te worden met andere aspecten die veranderen door de vergrijzing (Vleugels & Hermans, 2010). In dit onderzoek is ingezoomd op de relatie tussen huisvesting en de sociale context van ouderen in 2020. Om een onderzoek te doen naar de situatie in 2020 is een onderzoek naar de huidige situatie belangrijk om een verandering in de toekomst te kunnen constateren en toetsen. De resultaten van deze paper zijn dan ook gebaseerd op de trends van de toekomst. De geloofwaardigheid en controleerbaarheid van deze trends bepalen het succes van het onderzoek. Daarom is de meest geschikte methode voor het achterhalen van deze informatie het lezen van wetenschappelijke artikelen, omdat de informatie van deze artikelen betrouwbaar zijn en wordt onderbouwd in de bronnen. Tevens zal het bestuderen van casestudy’s een goed middel zijn om te onderzoeken hoe er momenteel wordt omgegaan met de huidige trends en kunnen deze een onderlegger zijn voor de huisvestingsituatie in 2020.
Figuur 2: Onderzoeksmethode
Het classificeren van de literatuur leverde een systematisch overzicht op van de gelezen literatuur. Door een uitgebreide analyse van de literatuur ontstaat er een gedetailleerd overzicht van de bruikbare data. De data is gecategoriseerd in vier variabelen en de onderlinge relaties werden met elkaar verbonden, welke terug te zien in figuur 3.
2
Figuur 3: Data-analyse De literatuurstudie bracht enkele moeilijkheden met zich mee. De onderzochte artikelen legden vaak de focus op veranderingen in de zorg en op financieel gebied en bijna nooit op veranderingen in de sociale context in combinatie met huisvesting. De case-studies hadden hetzelfde probleem. Ook deze legden de focus niet op de sociale veranderingen, maar vooral op het type huisvesting en de ideale woonomgeving voor specifieke doelgroepen ouderen, maar ook deze legden niet een link tussen toekomstige trends. Uiteindelijk bleken recente afstudeerverslagen van de Technische Universiteit en statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2010) een extra toevoeging te zijn op de bestaande literatuurlijst en kon het onderzoek verdergaan met betrouwbare en controleerbare data .
3
3. RESULTATEN 3.1. WOONOMGEVING Een belangrijk gegeven is de woonlocatie van de ouderen. De woonlocatie zegt namelijk meer dan alleen een plaatsnaam of buurt waar je in woont, het heeft ook een belangrijke invloed op de sociale contacten. Dit speelt voornamelijk een rol bij ouderen die het meest verblijven in hun directe leefomgeving. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de huidige woonmilieus van ouderen. Hierin is duidelijk zichtbaar dat centrale gebieden in dorpen en buitenwijken van de stadscentra belangrijke woonmilieus zijn voor ouderen. Tabel 1: Woonmilieu van ouderen in procenten Centrum stedelijk
65-74 jaar 8
75+ 9
Buiten-centrum
34
39
Groen-stedelijk
13
13
Centrum-dorps
35
31
Landelijk wonen
10
9
Totaal
100
100
Bron: WBO 2002 Een buurt is dus meer dan alleen een verzameling gebouwen, gegroepeerd volgens een stedenbouwkundig patroon. Een buurt heeft vooral voor ouderen een sterke sociale invloed, waarin bewoners met elkaar omgaan en een zekere binding ervaren. Deze binding is te verdelen in twee soorten. Ten eerste is er sprake van een instrumentale binding; hoe maken de bewoners gebruik van de aanwezige voorzieningen? Halen ze hun brood bij de bakker om de hoek of gaan ze eenmaal per week met hun dochter naar een verder gelegen supermarkt? Ten tweede is er de sociale binding, hieruit blijkt hoe bewoners met elkaar omgaan. Mensen kennen en herkennen elkaar, groeten en maken een kort praatje over wat er omgaat in de buurt. De relaties die de bewoners in hun buurt onderhouden zijn in te delen in twee categorieĂŤn; regelmatige relaties en oppervlakkige relaties. Onder de regelmatige relaties vallen de mensen die elkaars geschiedenis min of meer kennen, kort gezegd de mensen met wie ze regelmatig in sociaal verband optrekken. De oppervlakkige relaties zijn de mensen die je af en toe tegenkomt in de buurt, zoals winkeliers, de postbode of iemand bij de bushalte. Ouderen hebben veel belang bij deze buurtrelaties vandaar dat ze vaak dicht in een centrum wonen, zowel dorps als stedelijk. Landelijk wonen kan ervoor zorgen dat ouderen te weinig contact hebben en centrumstedelijk wonen kan ervoor zorgen dat ouderen te veel mensen zien en daardoor hun contacten moeilijk kunnen leggen.
3.2. WOONSITUATIE Een trend onder ouderen is de toename van het aandeel eigenaar-bewoners onder de ouderenhuishoudens. In Figuur 4 is te zien dat de toename van het eigenwoningbezit onder ouderen tussen 1990 en 2006 het grootst is geweest voor de leeftijdscategorieĂŤn tussen 55 -64 jaar en tussen 6574 jaar. Van de ouderen tussen 65-74 jaar was in 2006 de helft eigenaar-bewoner terwijl dat in 1990 nog maar iets meer dan een derde was. Het is dus duidelijk dat er een trend ontstaat naar meer koopwoningen voor ouderen. Er is dan ook een groot verschil in de woningtypes tussen koopwoningen en huurwoningen onder ouderen.
4
Figuur 4: Ontwikkeling van het aandeel eigenaar-bewoners per leeftijdsgroep in de periode 1990-2006 Bron: WBO’s 1990-2002 en WoON 2006, module woningmarkt
3.3. WONINGTYPES Zoals eerder al genoemd is er een groot verschil in de woningtypen die door huurders en eigenaarbewoners worden bewoond. Van de huurders van 55 jaar en ouder, woont de helft in een meergezinswoning. Bij de eigenaar-bewoners van dezelfde leeftijd is dat niet meer dan 14%. Ouderen met een koopwoning bewonen relatief vaak luxe eengezinswoningen. Die worden vaak pas tegen het eind van de wooncarrière bereikt. Uit analyse blijkt dat wanneer men eenmaal in een vrijstaande woning of een twee-onder-een-kapper woont, men niet meer voor een ander woningtype kiest. Hierdoor is het aantal luxe koopwoningen onder 75-plussers relatief groot en dus ook nauwelijks lager dan voor de 55-74 jarige ouderen. Anno 2006 wordt daardoor bijna de helft (47%) van de eengezins huurvoorraad bewoond door een 55plus huishouden. Voor de koopsector is de toename dat wordt bewoond door 55-plussers wat minder groot. Niettemin wordt ook dat segment voor ruim een derde bewoond door 55-plussers (34% in 2006 en 28% in 1990). In het ‘traditionele’ segment voor ouderen – de meergezins huurwoningen - is de toename van het aandeel dat wordt bewoond door ouderen minder groot (38% in 1990 en 40% in 2006). Opvallend is hierbij dat ouderen dus meer zelfstandig willen wonen. Ouderen willen vooral langer zelfstandig wonen en pas op latere leeftijd naar een meergezinswoning verhuizen wat vaak neerkomt op een seniorenbuurt.
Figuur 5: Het aandeel eigenaar-bewoners dat in een bepaald type eengezinswoning (vrijstaand, twee-onder-een-kap of rij- of hoekwoning) woont naar leeftijdsgroep. Bron: WoON 2006, module woningmarkt
5
Ouderen worden steeds vitaler en welvarender. Dit is terug te zien in het levenspatroon van de ouderen. Koopwoningen zijn steeds meer in trek onder de ouderen en daar hangt vanzelf een bepaald woningtype aan vast. Wanneer men eenmaal luxe gewend in de vorm van een vrijstaande woning dan houdt men zo lang mogelijk aan dit woningtype vast. Dit verklaart het hoge aandeel ouderen in luxe woningen. Naast de hoge welvarendheid speelt ook het sociale contact een belangrijke rol in de woningkeuze. Ouderen verblijven vooral in hun directe leefomgeving en dit heeft invloed op de sociale contacten. Daarom zijn buurtrelaties belangrijk in het sociale netwerk van ouderen. Niet alleen de buurman maar ook de bakker of slager behoren tot het sociale netwerk van de ouderen. Deze contacten worden naarmate de leeftijd toeneemt en daarmee de vitaliteit en mobiliteit afneemt steeds belangrijker in het leven van de ouderen.
3.4. HOGERE LEVENSVERWACHTING Het CBS vermeld dat de levensverwachting van de ouderen de aankomende jaren met 2 jaar zal stijgen. Dit betekent dat vrouwen gemiddeld 84,5 jaar oud zullen worden en mannen gemiddeld 80 jaar. Ook zal de fysieke toestand van de mens vooruit gaan. Dit betekent ouderen langer zelfstandig blijven wonen. De vraag naar zelfstandige woningen zal toenemen en ouderen zullen ook langer in de woning blijven wonen. Figuur 6: Leeftijdsverwachting van de bevolking Bron: CBS
3.5. INDIVIDUALISERING VAN DE MAATSCHAPPIJ Naast gezinsverdunning en vroege uitreding van de kinderen wordt de sterkere aandacht voor vereenzaming gevoed door de maatschappelijke ontwikkeling van individualisering. Moderne burgers geven hun leven steeds minder invulling vanuit vaste kaders, maar maken er hun eigen project van. Traditionele kaders vanuit kerk of traditie zijn minder bindend en de diversiteit van leefstijlen neemt toe. Ook neemt het aantal echtscheidingen toe onder ouderen. Dit resulteert in het feit dat veel ouderen, voornamelijk mannen, alleen komen te wonen. Deze ouderen hebben wel samen een of meerdere kinderen.
3.6. TOENAME INTERNETGEBRUIK ONDER OUDEREN De afgelopen jaren is het internetgebruik onder ouderen sterk toegenomen en de voorspelling is dat dit de komende jaren nog sterker gaat toenemen. Ouderen gebruiken het internet vooral voor het onderhouden van contacten via email, maar het internet wordt ook gezien als een drempelverlagend medium om nieuwe contacten te creĂŤren. Echter blijkt dat de nieuwe contacten vaak niet goed onderhouden worden. Daarmee is aangegeven dat het internet geen revolutionaire omslag in sociale contacten veroorzaakt, maar vooral een aanvulling is op bestaande communicatiemethoden binnen sociale netwerken. De groep mensen waarmee je mailt is grotendeels dezelfde als waarmee je ook belt en waarmee je ook ontmoetingen hebt. Sociale netwerken op internet staan niet los van andere sociale netwerken.
3.7. HOGER OPGELEID EN ONDERNEMEND De toekomstige ouderen zullen beter opgeleid zijn dan de huidige generatie ouderen. Een kwart van ouderen zal volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in 2020 een HBO of WO opleiding hebben genoten. Daarnaast zullen alle ouderen in de toekomst mondiger en kritischer zijn. De zogeheten protestgeneratie, geboren tussen 1946 en 1954, zijn sterk betrokken bij de samenleving en onafhankelijk ingesteld. Dit komt onder meer tot uiting in de kritische houding ten aanzien van maatschappij, bedrijven en overheid. Daarnaast is men minder gevoelig voor hiĂŤrarchische verhoudingen in de samenleving.
6
Dit is ook terug te zien met betrekking tot huisvesting. Ouderen willen meer invloed op de keuze van hun woning. Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) is een goed voorbeeld waar de invloed van ouderen op huisvesting goed terug is te zien. Verwachting is dat de rol van CPO binnen de woningbouwproductie de komende jaren verder zal toenemen. Voor het huisvesten van 57 specifieke doelgroepen, zoals ouderen, is CPO een uiterst geschikte methode. SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) verwacht dan ook dat de particuliere wooninitiatieven in de toekomst een groter aandeel in deze markt zullen hebben. Tabel 2: Ouderen gerangschikt naar opleidingsniveau uitgedrukt in procenten 2003
2010
2015
2020
2025
2030
≥75 jaar mannen Basisonderwijs Lbo/mavo Havo/vwo/mbo Hbo/wo Totaal
28 21 34 17 100
20 24 36 19 100
18 24 38 21 100
14 22 39 25 100
13 21 39 28 100
11 20 39 30 100
≥75 jaar vrouwen Basisonderwijs Lbo/mavo Havo/vwo/mbo Hbo/wo Totaal
51 25 17 7 100
36 35 21 8 100
27 39 24 10 100
21 40 27 13 100
18 36 31 16 100
15 32 34 19 100
Bron: Rapportage ouderen 2006
3.8. TOENAME AUTOBEZIT EN AUTOGEBRUIK Meer dan 80% van de huidige groep ouderen tussen de 55 en 64 jaar beschikt over een rijbewijs en auto en is ook gewend om deze auto te gebruiken. Dit is vooral terug te zien bij de hoog opgeleiden, waarschijnlijk, omdat deze groep het gewend is om voor hun werk ook vaak in de auto te zitten. Volgens (Iersel & Leidelmeijer, 2010) is het ook aannemelijk dat het rijgedrag van de huidige generatie niet veranderd is in 2020. Mede hierdoor zal de sociale radius van hoger opgeleiden groter zijn en kunnen zij dit goed onderhouden aangezien ze nog steeds deze afstanden kunnen overbruggen. Tabel 3: Ouderen in het bezit van een auto of rijbewijs gerangschikt volgens opleidingsniveau Heeft een auto Laag opgeleid 55-64 83% 65-74 72% 75+ 45% Bron: WoON 2006, module WoON55+
Kan autorijden
Hoog opgeleid 91% 95% 84%
Laag opgeleid 84% 70% 46%
Hoog opgeleid 93% 93% 82%
Er zijn veel trends die het sociale netwerk van ouderen beïnvloeden, maar een algemene trend hierin is dat ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen. Dit komt onder andere doordat het steeds makkelijker wordt om de sociale contacten te onderhouden. De ouderen worden vitaler, mobieler en krijgen steeds meer kennis wat de communicatie bevorderd.
3.9. ONTWIKKELINGEN NIEUWE WOONCONCEPTEN Zoals eerder genoemd heeft de vergrijzing grote consequenties voor het wonen in Nederland. Er zal een groot tekort ontstaan aan geschikte woonruimte voor 55-plussers. Op dit moment is de focus vooral gericht op uitbreiding van het aantal geschikte woningen. Echter zijn de 55-plussers van nu een stuk mondiger en kritischer dan de generaties daarvoor. Zij willen niet alleen een geschikte woning die goed toegankelijk en gelijkvloers is, zij willen een totaalplaatje: een comfortabele woning in een prettige leefomgeving met goede voorzieningen. Niet onbelangrijk daarbij is de gelegenheid om gelijkgestemden te ontmoeten en een zelfstandig en actief leven te leiden. Dit uit zich onder andere in vaak gehanteerde
7
begrippen als ‘active ageing’ en ‘succesful ageing’. Er wordt daardoor steeds meer nagedacht over vernieuwende woonconcepten waarmee kan worden ingespeeld op de veranderende behoeften van ouderen, waarbij de focus verschuift van fysieke beperkingen naar succesvol ouder worden.
3.10. NIEUWE WOONCONCEPTEN Volgens de SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) beginnen steeds meer vitale senioren zich af te vragen hoe dat straks verder moet als men op zichzelf is aangewezen en niet afhankelijk wil worden van professionele woon-zorgvoorzieningen (Singelenberg, 2007). Het is nog niet zozeer de zorg maar voornamelijk het welzijn dat mensen bezig houdt, men is op zoek naar een nieuwe zingeving in het dagelijks leven. Sommigen vinden dit door een groot deel van het jaar te verblijven in een recreatiepark. Anderen willen buiten dan wel in de stad gaan wonen samen met een klein aantal oude bekenden. Weer anderen voelen wel voor het grootschalige concept van de seniorenstad naar Amerikaans voorbeeld. Op deze wijze kan de verhuizing naar een technisch gezien levensloopbestendige woning gecombineerd worden met het creëren van een aantrekkelijke en uitnodigende omgeving. De SEV en VROM (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) hebben samen een aantal meedenksessies laten houden waarop potentieel verhuis geneigde senioren konden reageren op diverse concepten voor woongemeenschappen. Het gaat hierbij om de groep vitale ouderen die wel zoekt op de markt maar tot nu toe niet slaagt. Tabel 4: Aandeel 55-plus huishoudens met belangstelling voor het wonen tussen andere 55-plussers In één gebouw
8,5%
In een straat met 60 woningen
4,9%
In een buurt van 6 straten met 350 woningen
2,2%
In een apart dorp met 1 500-2 000 woningen
1,0%
In een stad met 2 000-10 000 woningen
0,9%
Bron: WoON 2006, module WoON55+
3.11. GEMEENSCHAPPELIJK WONEN Het idee achter gemeenschappelijk wonen is dat veel mensen het prettig vinden om tussen ‘gelijkgestemden’ te wonen. Dit kan diverse vormen aannemen. In het geval van 55-plussers zou dat kunnen in de vorm van het wonen tussen andere 55-plussers, maar wel in een zelfstandige woning. Het samen wonen kan op exclusieve basis, in gebouwen of zelfs hele dorpen waar uitsluitend 55-plussers wonen. In de Verenigde Staten zijn ‘communities’ voor ‘active adults’, zoals 55-plussers daar heten, al werkelijkheid. Ook in Zuid-Spanje kennen we zogenaamde enclaves waar Nederlandse ouderen al dan niet tijdelijk verblijven. Hoewel zulke seniorengemeenschappen op deze schaal in Nederland nog niet bestaan, zijn ze inmiddels wel in studie of ontwikkeling. Naarmate de leeftijd vordert, brengen ouderen meer tijd door in huis en in de directe leefomgeving. Ze hebben dus baat bij een geschikte woning en een geschikte leefomgeving. De afgelopen jaren is veel energie gestoken in het aanpassen van de woningvoorraad voor ouderen. Als gevolg van individualisering en gezinsverdunning zoeken mensen echter naar andere woonvormen waarbij geborgenheid een steeds belangrijker aspect wordt. Voor mensen die nog geen zware zorgvraag hebben, maar wel behoefte hebben aan meer sociale interactie of lichte vormen van mantelzorg, is een veelheid aan woonvormen aan het ontstaan. Dat strekt zich uit van seniorendorpen tot kangoeroewoningen of levensloopbestendige wijken. Hoewel er geen homogene vitale oudere bestaat, is binnen deze ontwikkelingen het gemeenschappelijk wonen voor ouderen een interessante optie.
8
In de bijlagen is een aantal van deze nieuwe ontwikkelingen beschreven met betrekking tot seniorengemeenschappen. Deze nieuwe woonconcepten spelen in op verschillende trends binnen het sociale netwerk van de groep vitale ouderen. De diverse concepten geven een goed beeld van wat er momenteel in ontwikkeling is en hoe we in de nabije toekomst de actieve senioren zouden kunnen huisvesten. Opgemerkt moet worden dat deze reeks ongetwijfeld niet compleet is. Er zullen allerlei varianten van deze woonconcepten bestaan.
3.12. SCENARIO’S In dit hoofdstuk staan de scenario’s beschreven die een toekomstbeeld schetsen van de woonsituatie in 2020 van vitale ouderen. Deze scenario’s zijn tot stand gekomen uit de bevindingen van de analyses. Ze laten een relatie zien tussen de mate van sociale interactie (verticaal) en de schaalgrootte van de woonvorm (horizontaal).
Veel sociale interactie
Duo-woning
Wooncomplex
Kleinschalig wonen
Grootschalig wonen
Hutje op de hei
Gated Community
Weinig sociale interactie Figuur 7: Scenario overzicht
3.13. Duo-woning Ouderen in deze groep kiezen ervoor om met een kleine hechte groep samen te wonen op basis van leefstijl en interesses. Intimiteit is daarbij erg belangrijk. Ze willen veel invloed bij de keuze van de woning. Volgens hen werkt de uitstraling van de woning mee aan het imago van de woonomgeving. Het liefst wonen deze mensen in kleine clusters, gebouwd via CPO, zodat hun woning zo goed mogelijk is afgestemd op hun ideale woonomgeving.
3.14. Wooncomplex In een wooncomplex heeft men een zelfstandige woonruimte in een wooncomplex of woonstraat waarbij voorzieningen met elkaar worden gedeeld. De bewoners vinden sociaal contact belangrijk en daarom zijn er voldoende mogelijkheden om gezamenlijk met de medebewoners activiteiten te ondernemen. Bij groepswonen van ouderen blijken de contacten niet gebaseerd te zijn op georganiseerde, vaste
9
activiteiten, maar op informele contacten en toevallige ontmoetingen. Het leven in een wooncomplex leidt daarom tot veel oppervlakkige relaties. Ouderen uit deze groep tonen veel initiatief en willen een belangrijke rol spelen in de besluitvorming van uiteenlopende zaken. Belangrijke punten bij de keuze van de woning zijn een gezellige uitstraling en een aantrekkelijke, open buurt met veel groen en openbare voorzieningen die uitnodigen tot ontmoeten.
3.15. Gated community Het leven in een gated community staat voor een rustig leven in een aangename omgeving. Men woont in een vrijstaande woning en hecht hierbij veel waarde aan privacy. De bewoners hebben hun eigen vrienden en kenniskring. Hoewel men voornamelijk tussen leeftijdsgenoten woont, zoeken de bewoners geen of weinig sociaal contact met de buurt. Wel willen ze dat de buurt er goed verzorgt uitziet en dat de status van huis weerspiegeld wordt op straatniveau.
3.16. Hutje op de hei Mensen wonen geïsoleerd en willen geen moeite doen om zich te mengen in de sociale kring van de buurt. Men waardeert privacy en willen zo veel mogelijk anoniem blijven. Ze stellen weinig tot geen eisen aan de woning, zolang ze maar een dak boven hun hoofd hebben. De enige sociale relaties die ze hebben zijn met familie of oude vrienden.
4. DISCUSSIE Met dit onderzoek is getracht om de relatie tussen de sociale context van ouderen en hun woonsituatie bloot te leggen. Uit recente onderzoeken blijkt dat leefstijl steeds belangrijker wordt bij het ouder worden, men spreekt tegenwoordig van ‘Active aging’. Vaak genoemde factor daarbij is het ontmoeten van leeftijdsgenoten met nagenoeg dezelfde interesses. Dit onderzoek koppelt dit gegeven aan het actuele huisvestingsprobleem van de oudere van de toekomst. Daaruit blijkt dat de woonsituatie, en in specifiekere zin het soort huisvesting, een grote rol kan spelen bij het succesvol ouder worden van vitale senioren. De groep actieve senioren wordt steeds veeleisender. Daarnaast heeft elk individu zeer uiteenlopende sociale relaties en wensen met betrekking tot wonen. De aangedragen scenario’s in deze paper vormen dus slechts een grove benadering van de werkelijkheid. Het doel van dit onderzoek is dan ook vooral van strategische aard. Het gaat meer om de visies en concepten die door verschillende partijen (overheid, woningcorporaties, projectontwikkelaars, zorginstellingen etc.) geïnterpreteerd moeten worden.
4.1. CONCLUSIES In deze paper is er voornamelijk gekeken naar de groep vitale 55-plussers. Deze groep ouderen woont zelfstandig en heeft weinig tot geen zorg nodig. Juist deze groep vraagt zich steeds meer af hoe men succesvol ouder kan worden, het zogeheten ‘active aging’. Er wordt daarom door de overheid en projectontwikkelaars volop nagedacht over vernieuwende woonvormen waarmee kan worden ingespeeld op de veranderende behoeften van ouderen. Uit de literatuurstudie is gebleken dat het sociale netwerk van ouderen van grote invloed is op het soort huisvesting Door de individualisering van de maatschappij blijkt dat ouderen het onderhouden en uitbreiden van waardevolle sociale contacten steeds belangrijker beginnen te vinden en dat men langer onderdeel wil blijven in meerdere sociale kringen. Voordat zij in aanmerking komen voor aanvullende hulp of een verzorgingstehuis, ontlenen zij vooral steun van hun sociale omgeving, zowel emotionele als praktische steun. Juist hier kan de woonvorm extra invloed hebben op het sociale welzijn van ouderen. Het huidige beleid probeert vooral het kwantitatieve probleem op te lossen, maar juist de kwaliteit van de huisvesting komt niet overeen met de toekomstige wensen van ouderen. Door te anticiperen op de wensen van vitale 55-plussers en te blijven kijken naar nieuwe woonvormen kunnen ouderen in de toekomst langer tevreden en zelfstandig blijven wonen en wordt de vraag op het succesvol ouder worden al deels ingevuld door de gekozen woonvorm. Dit kan op vele manieren gaan plaatsvinden: individueel, in groepsverband of in extreme vormen, bijvoorbeeld een seniorenstad naar Amerikaans voorbeeld. Ouderen zullen maatschappelijk betrokken blijven en veel steun aan elkaar ontlenen. Dit zal niet alleen het welzijn van de ouderen bevorderen, maar zal ook de druk op de Nederlandse zorgstaat verlagen.
10
Opgemerkt moet worden dat bij de totstandkoming van deze nieuwe woonvormen altijd meerdere partijen betrokken zijn. Medewerking van andere is dus essentieel om de verschillende concepten te laten slagen. Ook is actieve deelname van de bewoners zelf wenselijk, alleen zij weten immers precies hun eigen behoefte. Bovendien spreken we van concepten, er zal dus altijd een bepaalde frictie ontstaan tussen verschillende behoeften bij verschillende mensen. Daarnaast is de onderzochte literatuur ook deels gebaseerd op enquĂŞtes uitgevoerd door verschillende instanties, het is daarom nooit helemaal te achterhalen of de gegevens juist zijn. Eigen interpretatie van de gegevens is daarom essentieel.
4.2. VOORTGANG In dit onderzoek is een beeld geschetst over de huidige ontwikkelingen in Nederland met betrekking tot sociale context en de nieuwe woonwensen van de zelfstandige ouderen. Uit de conclusie blijkt dat men in Nederland, maar ook in het buitenland, al behoorlijk innovatief en toekomstgericht denkt en handelt over het thema vergrijzing. Door meerdere partijen (SEV, VROM, overheden/gemeenten, ouderen/bewoners, woningcorporaties, projectontwikkelaars, architectenbureaus, zorginstellingen) wordt er volop nagedacht over vernieuwende woonconcepten voor de vergrijzende maatschappij. Dit verslag kan dienen als basis voor verder onderzoek en voorkomt tevens dat telkens het wiel opnieuw uitgevonden moet worden.
11
LITERATUURLIJST Angelozzi, G. (2004, Augustus 30). (BBCNews, Interviewer) Boer, A. d. (2006). Rapportage ouderen 2006. Eindhoven: Sociaal en Cultureel Planbureau. CBS. (2010). Cijfers. Opgeroepen op December 10, 2011, van Nederlands Jeugd Instituut: http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/13/708.html Everts, V. (2009, January 13). Trends voor 2020. Opgeroepen op December 10, 2011, van Facilicom: http://www.slideshare.net/guesta80a5d/trends-1996-2008-2020-presentation Fokkema, T., & Steyaert, J. (2005). Achter de geraniums of achter het computerscherm. Eindhoven: Fontys Hogeschool. Iersel, J. v., & Leidelmeijer, K. (2010). Senioren op de woningmarkt. Den Haag: Ministerie van VROM/WWI. NOISE, D. (2008). Toekomstgerichte woonconcepten. Twente: Regio Twente. Peeters, L. (2006). Seniorenstad een eigenzinnig dorp. Initiatiefgroep Seniorenstad. Penninx, K., & Royers, T. (sd). Werken aan een uitnodigende leefomgeving voor ouderen. Pinkster, F., & Kempen, R. v. (2003). Leefstijlen & woonmilieuvoorkeuren. Utrecht: Universiteit Utrecht. Stavenuiter, M., & Dongen, M. v. (2008). Gemeenschappelijk wonen: een literatuurstudie. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Togt, K. v., & Garssen, J. (2008, July 28). Levensverwachting snel toegenomen. Opgeroepen op December 8, 2011, van Centraal Bureau voor Statistiek: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2528-wm.htm Tricht, A. v. (2007). Samen ouder worden in een woongemeenschap. Rotterdam: Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. Vleugels, N., & Hermans, R. (2010). De ouderen van morgen zijn niet van gisteren. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven.
12
BIJLAGEN
Nieuwe woonconcepten voor vitale ouderen Concept levensloopbestendige woning
Domotica-woning
Kangoeroewoning
Communities
Woongroepen
Woonzorgzone
Woonzorgcomplex Seniorendorp (definitie SEV) Seniorenstad (definitie SEV)
Beschrijving Levensloopbestendige woningen zijn zodanig ingericht dat mensen er zo lang mogelijk (zelfstandig) kunnen blijven wonen, eventueel met extra zorg en diensten. De transformeerbaarheid van woningen gerelateerd aan verschillende levensfasen is daarbij interessant. Op deze manier zijn deze woningen zowel voor jongere als voor oudere mensen geschikt. Domotica kan zeer goed worden toegepast bij zorg op afstand, waardoor mensen langer zelfstandig kunnen wonen. Domotica (huisautomatisering) vergemakkelijkt o.a. de communicatie, huishoudelijke taken, zorg en ontspanning door apparatuur en netwerken. Er kleven echter nog wat nadelen aan het concept, die wellicht in de nabije toekomst op te lossen zijn zoals de hoge prijs, de werkwijze van verschillende zorginstellingen en de acceptatie bij de ouderen. Een kangoeroewoning is een combinatie van twee zelfstandige woningen die onderling zijn verbonden. Het concept is een moderne stedelijke variant op het in vroeger tijden (en in kleinere dorpen nog altijd) gebruikelijke concept waarbij meerdere generaties uit één familie samenwonen en eventueel voor elkaar kunnen zorgen. De meningen over het idee onder 55-plussers (met kinderen) zijn echter verdeeld. Met name de vraag of de kinderen dit aantrekkelijk zullen vinden. Communities worden al veelvuldig toegepast in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Daar zijn specifieke communities voor oudere mensen en zelfs ‘gated communities’ die afgesloten zijn met een hek. De vraag is of het concept op die manier in Nederland past. Uit onderzoek blijkt dat de woongroep een zeer kansrijk concept is voor de toekomst. Er zijn steeds meer alleenstaanden die zelfstandig, maar wel samen met anderen willen wonen. Senioren kunnen gezamenlijk met vrienden, familie of gelijkgestemden gaan wonen, zodat de bewoners elkaar kunnen helpen. Het leven in een woongroep laat zich bovendien goed combineren met het delen van zorgvoorzieningen. Een woonzorgzone is een wijk, buurt of dorp waarin een combinatie van woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen aanwezig is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. De wijk is zowel voor zorgbehoevende bewoners als niet-zorgbehoevende bewoners geschikt; het zorgelement domineert niet. Hierdoor wordt de maatschappelijke integratie van zorgbehoevende burgers als ouderen en gehandicapten vergroot. Het concept heeft geen vaste formule. Per wijk of dorp moet bezien worden welke partijen betrokken worden en welke voorzieningen worden gerealiseerd. Dit is mede afhankelijk van de schaal, maar ook in plattelandsdorpen is veel mogelijk als een goede samenwerking van partijen plaatsvindt. Het concept wordt dan ook meer gebruikt als verzamelbegrip. In deze complexen zijn wonen, zorg en services gescheiden. Mensen wonen zelfstandig, maar kunnen wel een zorgarrangement nemen en vaak is er een alarmeringsysteem aanwezig. Een nederzetting van 200 woningen rond een activiteitencentrum met eigen clubs (educatie, vrije tijd, werkruimten) bij een bestaande stad (Brits concept). Een nederzetting met 2000 en meer woningen exclusief voor senioren, standalone gelegen met eigen winkels en voorzieningen (Amerikaans concept).
13