INHOUD 2 Domus Medica officieel geopend door H.M. Koningin Beatrix 5 Ondernemen = risico lopen 7 Afschaffing lumpsum per 2008! 13 Weinig draagvlak voor verlenging CAO UMC 14 Zuur in de Zorg 18 Medische vervolgopleidingen in het nieuw(s) 18 Conferentie Kiezen voor Kwaliteit 19 ICT voor dokters E l f d e
j a a r g a n g
•
j u l i
2 0 0 7
•
n u m m e r
3
ORDE-VOORZITTER PIETER VIERHOUT:
“WEG UIT DE GRIJZE MIDDENMOOT”
ACTUEEL COLOFON Ordenieuws is een uitgave van de Orde van Medisch Specialisten en verschijnt zes keer per jaar in een oplage van 10.400 exemplaren
Reageren?
Domus Medica officieel geopend door H.M. Koningin Beatrix Op woensdag 20 juni 2007 heeft Hare Majesteit de Koningin het nieuwe gebouw ‘Domus Medica’ in Utrecht geopend. In Domus Medica zijn bijna 30 medische organisaties gehuisvest, die samen ruim 80% van alle artsen en ruim 90% van alle verloskundigen in Nederland vertegenwoordigen.
Bel naar (030) 28 23 668 of e-mail naar communicatie @orde.nl
Redactie Afdeling Communicatie
Redactie-adres Postbus 20057 3502 LB Utrecht (030) 28 23 650
Druk Onkenhout Groep, Almere
Medewerkers aan dit nummer René Verleg Rob van Es
Vormgeving Berkhout Grafische Ontwerpen, Harmelen
Overnemen van de inhoud, geheel of gedeeltelijk, is toegestaan mits met bronvermelding.
ISSN: 1572-252X Kijk voor het laatste nieuws op www.orde.nl
Foto cover René Verleg
De Koningin heeft op woensdag 20 juni 2007 in de foyer een bijna 3 meter hoog houten beeld van Gerhard Lentink onthuld, dat de naam ‘Domus’ draagt. Vervolgens werd de Koningin rondgeleid door het gebouw en sprak zij met enkele medewerkers.
Het huis van de medische professionals “Domus Medica inspireert tot samenwerking en samenhang”, aldus P.C.H.M. Holland, voorzitter van de KNMG in zijn toespraak tijdens de officiële opening. “Domus Medica is een afspiegeling van de praktijk. De complexiteit van ziektebeelden vraagt om samenwerking van huisarts en specialist en afhankelijk van de situatie met verpleeghuisarts, verloskundige, bedrijfsarts of verzekeringsgeneeskundige. Samenwerking en communicatie tussen medische professionals blijken verbetering te behoeven. […] We staan in dit huis voor een hoog niveau van kwaliteit in de gezond-
heidszorg, goede medische vervolgopleidingen, gedragsregels en richtlijnen voor artsen. […] Kwaliteit en inhoud staan weer boven aan de politieke agenda en daarmee de rol en de inbreng van de professionals. Wij zijn verheugd dat dit moment samengaat met de oplevering en opening van de nieuwe Domus Medica, het huis van de medische professionals.” ■
INTERVIEW
De Ordevoorzitter prijst de nieuwe minister als iemand die in de zorg de balans tussen financiën en kwaliteit wil herstellen, met de patiënt als absoluut uitgangspunt. In die balans speelt de Orde een stuwende rol. Op beide vlakken – financiën en kwaliteit – heeft de Orde uitgesproken ideeën. Het perspectief dat de zorg in rap tempo aan het veranderen is, is daarbij geen bedreiging, maar juist een uitdaging om te bouwen aan goede, nieuwe verhoudingen. “De zorg moet weg uit de grijze middenmoot. Zoals het nu is, is het nog verre van goed”.
Half afgebouwd huis “De gezondheidszorg zit nu in een half afgebouwd huis. Een onvolwassen systeem waar een deel van de zorg een beetje onderhandelbaar is en binnen dezelfde organisatie de rest nog gebudgetteerd is. Je mag aan de ene kant groeien, terwijl je aan de achterdeur voor dat groeigedrag wordt gestraft, omdat het budget wordt overschreden. Daar kan je geen kant mee op. We gaan er vanuit dat dit een overgangsperiode is”. Er is meer in de huidige
3
Orde-voorzitter Pieter Vierhout
‘Weg uit de grijze middenmoot’ Nederlandse gezondheidszorg dat het stempel ‘overgangsperiode’ verdient. Neem bijvoorbeeld de situatie dat zorgverzekeraars patiënten naar het buitenland sturen voor een behandeling. Vierhout heeft er geen goed woord voor over. “Een schande voor onze gezondheidszorg. Nederlandse ziekenhuizen worden gebudgetteerd en de overloop stuur je naar het buitenland! Laat zorgverzekeraars buiten de budgetten om de zorg in Nederland inkopen. Dan laat je tenminste zien waar het klemt. Voor het geld maakt het niet uit. Of je nu buitenlandse ziekenhuizen financiert, of dat je hetzelfde geld als budgettaire overloop in Nederland investeert”. Vierhout vindt ook dat de zorgverzekeraar, die schriftelijke second opinions aanbiedt patiënten op het verkeerde been zet. “Als je dan toch iets met ’best second opinions’ wil doen, pak het dan binnen Nederland op. Dan kunnen medisch specialisten langs kwalitatief vergelijkbare wegen een uitspraak doen over eerdere onderzoeken en behandelingen. Daarmee voorkom je dat je appels met peren gaat vergelijken,
met alle valse hoop van dien. Zorgverzekeraars hebben geen inzicht in de kwaliteitssytematiek en –niveau van medisch specialisten in andere landen”. “Zorgverzekeraars zouden eerst hun basistaken maar eens op orde moeten brengen. Ze zijn telefonisch vaak niet bereikbaar, sluiten mensen van allerlei behandelingen uit en hebben nog geen adequate oplossing voor de problematiek van de niet-verzekerden”.
Gezonde ontwikkeling Inspirerender vindt Vierhout het groeiend besef dat de zorg voor een gezonde ontwikkeling staat. Zelfstandige behandelcentra, systemen voor individueel functioneren van medisch specialisten en de eerste vrije marges rond het uurtarief zijn - vindt Vierhout - veelbelovende signalen dat de zorg nieuwe wegen inslaat. “De Orde is hierin een trekker en heeft een positie op de bok. Wij zien waar het beweegt en waar het kraakt”. Vierhout wijst op de drie taken van de Orde. “We zijn de belangenbe-
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Ordevoorzitter prof. dr. P.A.M. Vierhout wrijft zich in de handen. “Morgenochtend begeleid ik minister Klink bij een informeel bezoek aan het Rijnland Ziekenhuis”. Vierhout en Klink hebben elkaar al een paar keer gesproken. Het klikt goed. De minister wil nu wel eens weten hoe het ècht toegaat in de ‘machinekamer’ van het ziekenhuis. Hoe worden medische beslissingen genomen? De twijfels, de afwegingen. “We gaan met aios praten, zonder officials erbij. De dilemma’s tijdens de ochtendbespreking. Wel of niet de baas erbij. Wel of niet opereren. Wel of niet vertellen dat het een aflopende zaak is. Dat zijn de ingrediënten die de dagelijkse praktijk van ons vak vormen. Daar wil ik de minister graag kennis mee laten maken”, aldus Vierhout.
INTERVIEW
4
hartiger voor een goed inkomen passend bij de omstandigheden en verantwoordelijkheden van de medisch specialist. We zijn een servicebureau voor de individuele medisch specialist en samen met de wetenschappenlijke verenigingen zijn we aanjager van de kwaliteit in de zorg. In een paar jaar is de Orde gegroeid van 9.000 naar 10.000 leden. En dan te bedenken dat er zaken op ons bordje lagen die niet echt makkelijk te verteren waren. Denk aan de DBC’s en het uurtarief. Des te sterker valt het op dat onze achterban weet dat we het best haalbare doen om onze medisch-specialistische zorg beter te maken”.
Korte lijnen
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Vierhout wil nog een stap verder gaan met de organisatie van de Orde. Ik wil de wetenschappelijke verenigingen meer bij de Orde betrekken. Dat betekent kortere lijnen en vertegenwoordigers voor alle medisch specialisten dichtbij de Orde”. Vierhout weet uit ervaring, als oudvoorzitter van Heelkunde, hoe wenselijk die kortere lijnen zijn. Door het meer betrekken van de wetenschappelijke verenigingen is de samenwerking beter geborgd en voorkomen we dat steeds opnieuw het wiel wordt uitgevonden”. Concrete plannen voor een stevigere samenwerking zijn er nog niet maar de pot staat al wel te borrelen op
het vuur. Met de kortere lijnen kunnen nieuwe, goede ontwikkelingen veel meer stuwkracht worden gegeven, verwacht de voorzitter. Openheid van zaken en transparantie zijn in die stuwkracht een rode lijn.
Transparantie en wisselwerking De transparantie is trouwens al flink zichtbaar in de zorg. Pilots met
“GOEDE DOKTERS MAAK JE AAN HET BED, NIET IN HET SKILLSLAB. DAAR LEER JE HANDIGHEIDJES” systemen waarmee functioneren kan worden geëvalueerd, werken goed. Vierhout: “Medisch specialisten zijn enthousiast en merken dat toetsing van het functioneren niet bedreigend, maar verrijkend is. Raden van bestuur en raden van toezicht zullen er blij mee zijn. Het kan zelfs een impuls zijn om ook binnen raden van bestuur dit voorbeeld te volgen. Zoiets illustreert de professionaliteit van zorgorganisaties”. Ook ZBC’s geven, zo meent Vierhout, medisch-specialistische zorg nieuwe kansen. “Mits goed georganiseerd kunnen de banden tussen raden van bestuur van ziekenhuizen en medisch specialisten sterker worden. Zelfstandige behandelcentra kunnen inspirerende
proeftuinen voor ziekenhuisorganisaties zijn. Ziekenhuizen en ZBC’s kunnen er beide geld mee verdienen en er nieuwe patiëntgerichte expertise mee opbouwen. Door die wisselwerking vast te houden, voorkom je uitwassen zoals in Engeland, Amerika en Australië, waar privéziekenhuizen vaak geen enkele relatie meer lijken te hebben met de reguliere ziekenhuizen”.
Geen eiland De zorg is geen eiland, maar is onderdeel van maatschappelijke ontwikkelingen. Die constatering is van groot belang. Vierhout: “Als er dingen mis zijn in de zorg, worden de problemen niet zelden sterk uitvergroot. Daarbij vergeten we dat de zorg absoluut niet de enige sector is, waar – laten we zeggen – achterstallig onderhoud zichtbaar is. We kunnen tientallen organisaties aanwijzen waar de cliënt minder goed bediend wordt dan in de zorg. Probeer bijvoorbeeld de Belastingdienst eens te bereiken. En kom dan vervolgens maar eens met een verzoek om iets te veranderen in je aangifte”. De Ordevoorzitter wil graag voortvarend werken aan vernieuwingen. In het belang van de patiënt. Tegelijkertijd houdt hij stevig vast aan het praktische vakmanschap van de medisch specialist. “Veel is bespreekbaar, maar als uiteindelijk medisch-specialistische beslissingen moeten worden genomen, is het verstandig om het oordeel van de medisch specialist niet ter discussie te stellen. Daarom is het ook zo belangrijk dat aios zich lang en intensief samen met hun opleiders het vak eigen maken. Dat leer je niet uit een boek. Wel aan het bed, op de OK en op de poli. Dat was vroeger zo en dat moet zo blijven. Alleen zo ‘kweek’ je een medisch specialist in wie de patiënt vertrouwen heeft. Goede dokters maak je aan het bed, niet in het skillslab. Daar leer je handigheidjes”. Minister Klink die samen met Vierhout een ochtendlang meekeek in de keuken van assistenten en medisch specialisten, zal dit kunnen beamen. ■
CONGRES
Ondernemen = risico lopen 5 “Verzekeraars gaan de patiënt steeds meer vergelijken met auto’s”, “Als het duur is, mag ’t toch wat kosten!”, “Een groot deel van de hippe GGZ moet naar de aanvullende verzekering” en “Hoe erg is het als er ontslagen vallen in ziekenhuizen?”. Enkele citaten uit een debat tussen NVZ, ZN, Floris Sanders, oud-voorzitter Orde en oud-voorzitter Raad voor Volksgezondheid en Zorg en Pieter Vierhout op 21 juni 2007. De vraag die aan de orde was, luidde: ‘hoe gaan de verschillende partijen zich opstellen na 1 januari 2008’, met de nadruk op: welk voordeel kunnen de ziekenhuizen uit de nieuwe situatie halen en welke kansen en bedreigingen zijn er voor de medisch specialisten? Net als in 2006 organiseerde Zorgvisie in samenwerking met de NVZ en de Orde in juni een congres voor medisch specialisten, raden van bestuur, managers en zorgverzekeraars. Onder de titel ‘Ruimte voor ondernemerschap van medisch specialisten’ werden ’s ochtends de landelijke ontwikkelingen belicht en kwamen ’s middags zes ondernemende specialisten aan het woord. Floris Sanders was gevraagd om alle ontwikkelingen eens op een rijtje te zetten. Dat leverde een grote hoeveelheid powerpointplaatjes op met de doelen en mogelijkheden van de verschillende wetten, de rollen, motieven en argumenten van de verschillende partijen en de verwachtingen voor de nabije toekomst. “Ziekenhuizen van nu passen allemaal dezelfde organisatiemodellen toe op de zee aan diverse producten. Dat is waanzin!”
het een Zelfstandig Behandelcentrum en nu moet het ‘Instelling Medisch Specialistische zorg zonder Verblijf’ heten. Sanders’ advies: “Neem één product uit je ziekenhuis en ga dat verbeteren, efficiënter organiseren. Volgend jaar neem je een ander product”.
Bij slechte prestaties niet inkopen Vanuit de zorgverzekeraars werd de aanwezigen verzekerd dat de beste kwaliteit (met best practices als leidraad) werd gekocht in overleg met Vierhout. Chiel Bos, voorzitter CZ : “Het was ooit mijn wens om bij
tisch op de zorgverzekeraars: “Waarom blijven jullie toch steeds zorg in het buitenland inkopen?”
Onzekerheden in de ziekenhuizen over uurtarief De NVZ voorspelt dat de term marktwerking zal verdwijnen door de andere kleur van het kabinet. De ziekenhuizen zien na 2008 kansen voor het maken van nieuwe of herijken van oude afspraken en denken aan flexibele contracten tussen ziekenhuizen en medisch specialisten. Gitta Gallé: “Waarom kan een medisch specialist in het vrij beroep alleen in maatschapvorm aan een ziekenhuis verbonden zijn, waarom niet in de vorm van opdrachten? En hoe regelen we het contractueel als een dermatoloog zijn praktijk buiten het ziekenhuis uitbreidt?” Volgens de NVZ leidt het uurtarief van de medisch specialisten – waarbij de NVZ niet betrokken is geweest – tot veel onzekerheden in de ziekenhuizen, met zorgen en vragen over de bekostiging. Als het aan de NVZ ligt, moeten we met elkaar voorkomen dat deze discussie lokaal tot veel gedoe gaat leiden. Iedereen was het eens dat nóg een jaar FB een slechte ontwikkeling is aangezien efficiency dus nog een jaar wordt gestraft. De zaal uitte kritiek op de NZa die het allemaal te ingewikkeld zou maken. Onverwachte steun voor de nieuwe marktmeester kwam van de NVZ, die inbracht dat de NZa ongetwijfeld goede bedoelingen heeft gehad met het nieuwe systeem.
Kloof tussen bestuurlijke top en veld Vanuit zijn verschillende functies kent hij de materie als geen ander en daarmee werd ook pijnlijk duidelijk hoe groot de kloof is tussen de bestuurlijke en ambtelijke top, die de strategie en de maatregelen bedenken en het veld dat zich uiteindelijk voor de uitvoering gesteld ziet. Dat uit zich alleen al in de term waarmee wij allerlei privé-initiatieven aanduiden: heette het vroeger nog particuliere kliniek, al jaren is
slechte prestaties niét in te kopen maar dat kan hier kennelijk (nog) niet. Daar kwam politieke heibel van. Je mag je in Nederland laten helpen door een 80-jarige, blinde dokter.” Verzekeraars wijzen op de verschillen tussen schadeverzekeraars (die 7% winst maken) en zorgverzekeraars (2% verlies). Zorgverzekeraars zijn niet vrij om zelf de hoogte van de premie vast te stellen. Bos: “Soms moet meer zorg worden geleverd. Vinden wij dat erg? Nee, als we het maar van tevoren weten, zodat we het kunnen begroten en in de premie kunnen verwerken.” Vierhout reageerde kri-
Ondernemen is leuk Voor de Orde is het een grote zorg hoe de medisch specialisten wakker te schudden. Vierhout maakte de vergelijking met de ontwikkelingen, die de fotowinkels hebben doorgemaakt de afgelopen jaren. Zowel op technisch gebied als qua vernieu-
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
“ Z I E K E N H U I Z E N VA N N U PA S S E N A L L E M A A L D E Z E L F D E O R G A N I S AT I E MO D E L L E N TO E O P D E Z E E AAN DIVERSE PRODUCTEN. D AT I S WA A N Z I N ! ”
CONGRES
6
wing en marketing is die branche enorm veranderd. Dat heeft veel gevergd van de winkeliers en de ondernemers, maar het heeft de zaken goed gedaan. De klant is er beter van geworden. Heeft meer te kiezen en betaalt alleen voor producten die hij afneemt. Geconstateerd wordt dat maar een zeer klein deel van de medisch specialisten bereid en in staat is risico’s te nemen en initiatief te tonen. Medisch specialisten zijn teveel gewend geraakt aan de financiering van hun praktijk op basis van vaste afspraken. Dat het vooral ook leuk is om een eigen praktijk op te richten en de bedrijfsvoering grotendeels zelf te bepalen, weten veel medisch specialisten niet. Dat de weg er naartoe niet strak geplaveid is, weten sommigen uit ervaring inmiddels wel. Maar de meeste medisch specialisten die de sprong waagden, hebben achteraf zeker geen spijt en zijn trots op wat ze hebben bereikt.
Rol van de medisch specialist
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Dat ondernemen leuk kan zijn, bewezen ook de 6 sprekers op de workshops, die allemaal hun eigen ervaringen presenteerden. “Heel veel medisch specialisten opereren liebreuken. We hebben dat verplaatst naar een straat en dat levert vervolgens enorme besparingen én verbeteringen op en er worden minder fouten
Deelnemers kregen ook veel praktische tips, waarbij de ervaringen overigens niet altijd overeen kwamen. Moet je een ZBC juist in je vrije tijd opzetten of moet je er een werkdag per week aan besteden? Moet je de onderhandelingen met de zorgverzekeraars zelf voeren of huur je daar iemand voor in? Moet je adverteren of juist niet? Voor het beantwoorden van dit soort vragen en bijvoorbeeld ook voor advies over het in dienst nemen van medewerkers in een ZBC kunnen Ordeleden terecht bij de Infodesk van de Orde op (030) 28 23 666. De Orde zal haar dienstverlening op dit terrein de komende tijd verder uitbreiden.
gemaakt, er treden minder complicaties op en de wachtlijsten krimpen. Patiënten genezen sneller en zijn sneller weer aan het werk. Allemaal voordelen maar de zorgverzekeraars waren in eerste instantie niet geïnteresseerd omdat zij geen belang hebben bij snellere zorg”. De aanwezigen deelden de visie dat medisch specialisten te weinig betrokken zijn bij de organisatie en daardoor te weinig richting geven aan de organisatie. “Zonder medische staf geen ziekenhuis maar verpleeghuis”, luidde een van de stellingen. De medisch specialist moet de medisch inhoudelijke ontwikkelingen en zijn of haar kennis van de markt vertalen naar de organisatie: ‘the docter in the lead’. Medische staven zullen zich voortdurend moeten beraden op hun rol en positie. De externe omstandigheden veranderen snel en dat vraagt om een slagvaardiger ziekenhuisorganisatie. Als je als medische staf niks doet, doen anderen het straks voor je.
Problemen in grote ziekenhuizen Probleem in grote ziekenhuizen is onder meer dat afdelingen en divisies voor de inrichting van de eigen organisatie te afhankelijk zijn van het ziekenhuis. De organisatie is niet slagvaardig, maar bureaucratisch door onoverzichtelijke procedures. Er zijn tegengestelde financiële belangen tussen ziekenhuis en medisch specialisten in het vrij beroep en door het systeem van interne budgettering is onduidelijk wie het financieel goed doet en wie niet. Efficiënt werken wordt niet beloond en door de schotten tussen de maatschappen/ vakgroepen kan vaak niet worden ingespeeld op de ontwikkeling van zorgproducten. Bovendien is de ruimtelijke inrichting niet aangepast aan specifieke functies.
Oplossingen en hobbels Om te bezien of verzelfstandiging de oplossing is, moeten analyses worden gemaakt van de kansen en de belemmeringen voor juridische en ruimtelijke verzelfstandiging en
indicaties worden gegeven van inkomsten en uitgaven. Vervolgens moet een bestuurlijk model worden ontworpen. De rollen van de medisch specialist moeten allemaal worden uitgewerkt: dokter-ondernemer, dokter-dienstverbander, dokterprofessional en dokter-bestuurder. “De dokter is de baas, maar niet de manager”, aldus een van de workshopleiders. Als eenmaal het besluit is genomen, moet de ondernemer nog allerlei hobbels nemen. Een wirwar van wet- en regelgeving, het aanvragen van allerlei vergunningen, het maken van contracten, politieke spelletjes en de fiscale inrichting komen allemaal om de hoek kijken. “De drempels zijn talrijk en hoog, vooral voor dokters”. Niet iedereen in je oude omgeving zal het weten te waarderen dat je gaat ondernemen, zo waarschuwen enkele workshopleiders. Dat betekent ook dat sommige collegae en huisartsen niet naar jouw ZBC zullen doorverwijzen, terwijl het voor de patiënt niet uitmaakt. Die stroom houdt dus gedeeltelijk op te bestaan. De vraag is dan of je moet gaan adverteren. Twee pagina’s in de Margriet of de Libelle blijkt genoeg klandizie op te leveren voor een heel jaar.
De voordelen Ondernemers in een ZBC hebben de reputatie de krenten uit de pap te halen en veel en gemakkelijk te verdienen. Het tegendeel blijkt ook waar. Je kúnt in een ZBC goed verdienen, zo beamen de aanwezigen maar je moet er vaak ook harder voor lopen. En de meeste starters zijn gezegend met een verdienende partner of hebben de start alleen kunnen maken door het tijdelijk of permanent te combineren met hun reguliere positie in het ziekenhuis. Grote verschillen zijn er uiteraard ook tussen verzekerde en niet-verzekerde zorg. Concreet werd in een workshop genoemd: “Je hebt geen pieper, je kunt lekker rustig werken, de ambiance is beter, de organisatie lekker plat en de DBC-administratie, die láát je doen.” ■
VRIJ BEROEP
Afschaffing lumpsum per 2008 7 Per 1 januari 2008 verdwijnt de lumpsum en wordt de medisch specialist zowel in het A- als B-segment afgerekend op het aantal geleverde DBC’s. De tarieven daarvan komen tot stand door het vermenigvuldigen van normtijd met het dan geldende normatief uurtarief.
Wat ging er aan vooraf? In het regeerakkoord van februari 2007 werden de contouren van het kabinetsbeleid over de bekostiging en financiering van de medisch-specialistische zorg duidelijk: verruiming van de vrije prijsvorming van 10% naar 20% in 2008, introductie van maatstafconcurrentie, uitvoering van een gezamenlijk plan om het DBC-systeem te vereenvoudigen en het vergroten van de risicodragendheid van zorgverzekeraars voor de uitgaven aan medisch-specialistische zorg c.q. ziekenhuiszorg. Voor de uitwerking van de kabinetsplannen is aan de NZa gevraagd een uitvoeringstoets op te stellen. In april heeft de NZa deze uitvoeringstoets ‘Op weg naar vrije prijzen’ (maatstafconcurrentie) gepresenteerd. Op basis hiervan is op koepelniveau met VWS gesproken over diverse invoeringsscenario’s, maar werd geen consensus bereikt. Uiteindelijk heeft de minister de knoop doorgehakt en de besluiten genomen die in zijn brief aan de Kamer zijn verwoord.
Volume vrij? Conform de systematiek van de afgelopen jaren is het productievolume vrij binnen de afspraken die de zorgaanbieder(s) met de zorgverze-
keraar(s) maken. Deze productieafspraken worden weer ingekaderd door het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Het BKZ blijft van kracht, dat is een politieke realiteit. De financiële ruimte in het BKZ wordt jaarlijks op Prinsjesdag vastgesteld en wordt bepaald door de meerjarige volumegroei en verwachte prijscorrectie. Daarnaast zal het kabinet in september 2007 beslissen over de extra te realiseren bezuinigingstaakstellingen in de verschillende sectoren. Gezien de financiële paragraaf in het regeerakkoord hangt er een bezuinigingstaakstelling boven de ziekenhuiszorg van een half miljard euro. VWS heeft meermalen beves-
Vrije prijsvorming? Uiteindelijk streeft de minister ernaar om vanaf 2012 vrije prijsvorming in te voeren. Tijdens deze kabinetsperiode zal dit niet meer gebeuren. Op basis van grondige evaluatie van het B-segment hoopt de minister de komende jaren wel extra stappen te zetten in de uitbreiding van het B-segment.
Informatiepakket De Orde komt in september met een informatiepakket over de consequenties van het nieuwe bekostigingssysteem vanaf 2008 voor de medisch specialisten. Dit loopt synchroon met een 6 regiobijeenkomsten die in het land worden gehouden (zie kader). ■
Wat is maatstafconcurrentie? Maatstafconcurrentie is een vorm van prijsregulering, waarbij per DBC een vrije prijs geldt, maar de productie van alle DBC’s de maatstaf niet te boven mag gaan. De maatstaf (ook wel prijsplafond genoemd) wordt landelijk berekend en op basis van de lokale DBC-casemix per ziekenhuis vastgesteld. Elk ziekenhuis heeft afhankelijk van het patiëntenaanbod zijn eigen maatstaf. De maatstaf is dus de gewogen gemiddelde maximale prijs voor de DBC’s, aangezien het vrije B-segment en bijvoorbeeld beschikbaarheid en opleiding daar niet onder vallen. De NZa zal geen maximumprijzen per DBC vaststellen. Indien de gemiddeld in rekening gebrachte DBC-prijs van een ziekenhuis boven het prijsplafond ligt, zal het meerdere worden afgeroomd door de NZa. De hoogte van de maatstaf voor een specifieke zorgaanbieder is het product van 2
grootheden: enerzijds de landelijk gemiddelde maatstaf en anderzijds de relatieve zwaarte van de DBC-productie van de betreffende aanbieder (de productmix). In de productmix van een aanbieder komt de afwijking ten opzichte van het landelijke gemiddelde tot uiting. De NZa bepaalt het productmixgewicht door de DBC’s ten opzichte van elkaar te wegen. Dit betekent in theorie dat ziekenhuizen met relatief veel ‘zware’ DBC’s een hogere maatstaf krijgen en dus geen hinder hoeven te ondervinden van hun gemiddeld dure patiëntenpopulatie.
Winstmaximalisatie De landelijke maatstaf is een uniform bedrag per ‘gemiddelde’ DBC, die wordt gebaseerd op de gemiddelde integrale kosten per DBC in de gehele sector. Het ziekenhuis maakt winst als de gemiddelde lokale kostprijs lager is dan de lokale maatstaf oftewel wanneer hun efficiëntieverbetering groter is dan het gemiddelde in de sector. Door overheid en NZa wordt
➤
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Voor de ziekenhuizen wordt in tegenstelling tot eerdere plannen in 2008 nog geen systeem van maatstafconcurrentie ingevoerd, maar blijft het FB-budget nog gehandhaafd. Het B-segment wordt vergroot van 10% naar 20% en met ingang van 2009 zal voor de ziekenhuisbekostiging in het grootste deel van het A-segment een systeem van maatstafconcurrentie worden ingevoerd. Deze plannen heeft minister Klink in juni 2007 in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld.
tigd dat deze bezuinigingstaakstelling het niveau van het normatieve uurtarief niet aantast.
VRIJ BEROEP Normatieve praktijkomvang
➤
8
verwacht dat vanuit het streven naar winstmaximalisatie de gemiddelde efficiëntieverbetering zal stijgen. In theorie profiteren de zorgverzekeraars c.q. patiënten dan van de efficiëntieverbetering, omdat het ziekenhuis zijn producten tegen een lagere prijs gaat aanbieden om meer productieafspraken te kunnen maken. De productmix-index compenseert zorgaanbieders voor kostenverschillen tussen DBC’s. De maatstaf voorziet niet in compensatie voor kostenverschillen binnen DBC’s, de zogeheten zorgzwaarteverschillen. In het DBC-verbetertraject is een systeem van zorgzwaarte vanaf 2010 voorzien.
Wat vindt de Orde van maatstafconcurrentie? De Orde is geen voorstander van maatstafconcurrentie en heeft zich tot op heden ook kritisch opgesteld. De Orde ziet het voorge-
stelde systeem van maatstafconcurrentie als een nieuw bezuinigingsinstrument, waarbij de noodzakelijke kwaliteit onder grote druk komt te staan. Het bekostigingsmodel op basis van maatstafconcurrentie is gericht op structurele verlaging van het kostenniveau, hetgeen kan leiden tot een verschraling van de zorg. Daarnaast voorziet de systematiek vooralsnog niet in verschillen in zorgzwaarte wat voor grotere ziekenhuizen in vergelijking met kleinere ziekenhuizen/ZBC’s problematisch kan uitwerken. De Orde wordt in deze stellingname ondersteund door prof. dr W. Groot, hoogleraar gezondheidseconomie, Universiteit van Maastricht, die bijvoorbeeld in een artikel stelt dat maatstafconcurrentie kwaliteit bestraft en kan leiden tot risicoselectie van patiënten aan de poorten van het ziekenhuis. Groot refereert in zijn artikel aan een publicatie van Shleifer, econoom aan de Harvard University. Beide artikelen staan op www.orde.nl.
Aanwijzing onderbouwd normatief uurtarief Het ministerie van VWS heeft, na overleg met de Orde, een aanwijzing gestuurd naar de NZa over de invoering van het normatieve uurtarief. In de aanwijzing is opgenomen dat de NZa met ingang van 1 januari 2008 een bandbreedtetarief invoert dat bestaat uit een normatief uurtarief met een marge van plus of min € 6,-.
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Met de minister is in januari 2007 een onderbouwd normatief uurtarief overeengekomen van € 132,50 (prijspeil 2006). In dit uurtarief is € 0,50 (prijspeil 2006) opgenomen voor het kwaliteitsbeleid medisch specialisten dat niet reeds op andere wijze wordt gefinancierd. Deze vergoeding zal echter op een andere
Kostenpost
wijze ter beschikking worden gesteld en wordt daarom niet in de tarieven opgenomen. Over het beschikbaar komen en het beheer van de € 0,50 voor het kwaliteitsbeleid vindt nog overleg plaats met VWS, ZN en de Orde. Over de invulling primair tussen de Orde en wetenschappenlijke verenigingen.
Bedrag in euro’s op jaarbasis
Inkomen
€ 129.500
Individuele kosten
€ 31.500
Praktijkgebonden kosten
€ 44.260
Totaal
€ 205.260
Aantal uren op jaarbasis Uurtarief (totaal/aantal uren)
1.555 €
132
Het uurtarief is gebaseerd op een normatieve praktijkomvang van € 205.260,- (prijspeil 2006), uitgaande van 1555 declarabele uren op jaarbasis. In de toelichting op de aanwijzing is opgenomen dat het honorarium voor medisch specialisten herkenbaar in de integrale DBCtarieven wordt verwerkt en dat het honorarium in het B-segment herkenbaar in de prijs van de DBC’s wordt opgenomen. Het uurtarief is gebaseerd op de componenten inkomen (waaronder een deel van de inconveniënten), individuele kosten en praktijkgebonden kosten (zowel de individuele praktijkkosten, waaronder beroepsaansprakelijkheidsverzekering, als de maatschapkosten, waaronder secretariële ondersteuning). De kostencomponenten zijn niet verder uitgesplitst. Onderstaande tabel bevat de daarbij gehanteerde waarden. Medisch specialisten vrijberoepsbeoefenaeren en instellingen zijn vrij om binnen een marge van € 6,- met elkaar te onderhandelen. In de aanwijzing is eveneens opgenomen dat het meer dan € 132,- plus € 6,- of minder dan € 132,- min € 6,- in rekening brengen een economisch delict is.
Nadere informatie Voor nadere vragen over het uurtarief kunt u zich wenden tot Henk Vermeulen of Ernst Ziere (030) 28 23 675). Daarnaast zal in september 2007 in een informatiepakket uitgebreid worden ingegaan op de consequenties van het nieuwe bekostigingssysteem en de toepassing van het uurtarief vanaf 2008 alsmede vele vragen die over het uurtarief worden gesteld. ■
VRIJ BEROEP
Om de leden van de Orde te informeren over de wijzigingen per 1 januari 2008 (einde van de lumpsum, invoering uurtarief, invoering herijkte normtijden van de DBC’s) organiseert de Kamer Vrij Beroep van de Orde 6 regiobijeenkomsten. U kunt zich inschrijven voor één van de avonden (aanvang 19.15 uur) via een e-mail aan kvb@orde.nl of telefonisch bij Nancy Weismann (030) 28 23 675 of Jolanda Warmer (030) 28 23 681. Het definitieve programma voor de avonden wordt gepubliceerd op www.orde.nl Donderdag Dinsdag Maandag Dinsdag Dinsdag Donderdag
30 augustus 2007 4 september 2007 10 september 2007 11 september 2007 18 september 2007 20 september 2007
Wilhelmina Ziekenhuis te Assen Ziekenhuis Rijnstate te Arnhem Maaslandziekenhuis te Sittard Twee Steden ziekenhuis te Tilburg Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam Spaarne Ziekenhuis te Hoofddorp
NZa past DBC-declaratiebepalingen aan In het vorige Ordenieuws berichten wij u dat de beleidsregel ‘CI-981 DBC declaratiebepalingen’ in de praktijk voor grote problemen zorgde. Naar aanleiding van diverse signalen van wetenschappelijke verenigingen, een gemeenschappelijke brief van NVZ, NFU en Orde én een bezoek van de secretaris en de voorzitter Kamer Vrij Beroep met een NZa-delegatie heeft de NZa de regeling op een aantal cruciale punten aangepast. De belangrijkste aanpassingen zijn: • 1 SEH DBC per patiënt per specialisme (en dus niet 1 SEH DBC per patiënt) • De ‘60-dagen bepaling’ is gewijzigd in een ‘28-dagen bepaling’ • In de ‘28-dagen bepaling’ wordt niet langer een 1-op-1-koppeling gemaakt met het moment van declareren, zodat liquiditeitseffecten zoveel mogelijk worden beperkt. • Binnen de ‘28-dagen bepaling’ is een extra uitzondering opgenomen, waardoor bijvoorbeeld PDT-behandelingen en dialyses per verrichting of behandeling kunnen worden gedeclareerd. • Er is meer duidelijkheid gecreëerd over het declareren van een SEH DBC in combinatie met een reguliere DBC.
Tevreden maar let op normtijden Tevens heeft de NZa ervoor gekozen om – in het kader van de Wet
Marktordening Gezondheidszorg (WMG) - de beleidsregel om te zetten in een regeling. De herziene regeling (CI/NR-100.068) is ingegaan per 15 juli 2007. De Orde is tevreden over de wijzigingen die zijn doorgevoerd maar blijft er bij zowel de NZa als bij DBC Onderhoud op aandringen dat wanneer wijzigingen worden doorgevoerd in het DBC-systeem de normtijden van de medisch specialisten op een adequate wijze moeten worden aangepast. Immers, een aanpassing van de systematiek mag geen negatieve gevolgen hebben voor de verdiencapaciteit van de medisch specialisten. De Orde inventariseert bij de wetenschappenlijke verenigingen in welke mate deze aanpassingen nog consequenties hebben voor de te declareren FB-parameters die in het resterende deel van 2007 nog van belang zijn voor de lumpsum. ■
Reparaties binnen de DBC-systematiek (PM-punten)
9
Vanwege omissies binnen de DBC-systematiek hebben de wetenschappelijke verenigingen en gebruikers uit het veld de nodige verzoeken om aanvullingen en aanpassingen bij DBC Onderhoud ingediend. Het gaat hier om het mogelijk maken van combinaties, het verhelpen van problemen bij de validatie, het typeren van zorg waarvoor nog geen DBC bestaat maar wel geleverd wordt, etc. Deze verzoeken betreffen de zogenaamde PM-punten. Deze PM-punten zijn in de afgelopen periode geïnventariseerd en betroffen meer dan 200 verzoeken. Van deze 200 zijn uiteindelijk na overleg tussen DBC Onderhoud en de NZa slechts circa 35 PM-punten gepresenteerd aan de leden van het brancheoverleg van DBC Onderhoud. Op geen enkele wijze is aangegeven op basis van welke criteria binnen de onderhoudsketen (NZa-DBC Onderhoud-CVZ) verzoeken al dan niet zijn goedgekeurd om per 1 januari 2008 in het DBCsysteem te worden opgenomen. Een verdere schifting heeft vervolgens plaatsgevonden en uiteindelijk worden slechts 15 PM-punten meegenomen in de januari 2008-uitlevering. Deze punten worden in de komende periode verder uitgewerkt en in de tabellen ingebouwd. Naar aanleiding hiervan heeft de Orde vragen voorgelegd aan de NZa om hierover duidelijkheid te verkrijgen en hoe in de nabije toekomst met de afgewezen verzoeken moet worden gehandeld. ■
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Regiobijeenkomsten Kamer Vrij Beroep: Afschaffen lumpsum per 2008. En dan?
VRIJ BEROEP
10
DBC verbeterplan besproken met de wetenschappelijke verenigingen In maart 2007 presenteerde DBC Onderhoud de contouren van het verbeterplan ‘DBC’s op weg naar transparantie’, ook wel DOT genoemd). In het kort bestaat het verbeterplan uit: • Het vervangen van de huidige DBC-productstructuur door circa 3000 kosten- en werklasthomogene zorgproducten • Koppeling van DBC’s aan ICD-10 • Uitbreiding van de zorgactiviteitentabel • Introductie van de zorgzwaarte • Invoering multidisciplinaire DBC’s • Aparte trajecten van bijvoorbeeld IC en dure geneesmiddelen naast DBC’s
Derde versie van het DBC-verbeterplan Begin juli 2007 is de derde versie van het DBC-verbeterplan besproken met de wetenschappelijke verenigingen. Bij eerdere versies van het plan heeft de Orde aangegeven een aantal grote bezwaren te zien: • Het was onduidelijk of en hoe de wetenschappelijke verenigingen (en Orde) betrokken zouden worden bij de uitwerking van de plannen. • Het was onduidelijk op welke wijze de normtijden in de zorgproducten worden verwerkt. • In eerdere plannen was er sprake van dat alle verleende zorg aan 1 DBC-zorgtraject via een multidisciplinaire DBC zou worden gekoppeld. De zorg verleend door meerdere poort- en ondersteunende specialismen zou hierdoor als een gemiddelde in 1 DBC-zorgproduct worden opgenomen, hetgeen de transparantie niet ten goede komt. • De wijze van koppeling van DBC naar ICD-10 was onvoldoende uitgewerkt. • Het was onduidelijk hoe de nieuwe (facturabele) zorgproducten eruit zouden komen te zien, en op basis van welke criteria deze zorgproducten worden opgebouwd.
DBC invoering in de GGZ In juni 2007 heeft er (opnieuw) bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de DBC-invoering in de GGZ en de toekomstige bekostiging en financiering van de GGZ. De meningen over de wijze waarop het volume moet worden beheerst, of er een eigen bijdrage moet komen en zo ja, op welk niveau, hoe toe te passen en wie moet innen, zijn erg verdeeld. Hierover zal de minister een besluit moeten nemen. Een aantal zaken zijn al wel duidelijk. Zo vervalt de lumpsum voor de zelfstandig gevestigde psychiaters per 1 januari 2008, vormen de DBC’s per 1 januari 2008 het declaratievehikel en is het normatief uurtarief van ? 132 (prijspeil 2006) ook geldig voor de psychiaters. Hier heeft de Orde zich de afgelopen maanden zeer sterk voor gemaakt. ■
Verbeteringen
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Eind juni 2006 heeft DBC Onderhoud deel 3 van het verbeterplan opgeleverd. Ten opzichte van de vorige versies is er aan een aantal bezwaren van de Orde tegemoet gekomen: • De betrokkenheid van de wetenschappelijke verenigingen is verwerkt in het plan. • De ‘mapping’ van DBC’s naar ICD-10 wordt voorgelegd en afgestemd met de wetenschappelijke verenigingen. • Er worden alleen multidisciplinaire DBC’s opgesteld als dit functioneel is en de medische zorg hiertoe aanleiding geeft. De afbakening van het begrip multidisciplinariteit wordt nader onderzocht. • De overgang van DBC’s/productgroepen naar zorgproducten zal minuutneutraal plaatsvinden. Met andere woorden: er gaat geen tijd (dus omzet) ‘verloren’ van de medisch specialisten. • De nieuwe productstructuur (declarabele zorgproducten) wordt afgestemd met de wetenschappelijke verenigingen. In de maanden juli, augustus en september 2007 gaat een aantal analyse-trajecten van start (bijvoorbeeld de mapping van DBC’s naar ICD-10). In oktober 2007 is er een bestuurlijk overleg gepland waar finale besluitvorming over de inhoud van en het tijdpad voor de invoering van het verbeterplan zal plaatsvinden. De Orde heeft in eerdere overleggen altijd een voorbehoud gemaakt bij het verbeterplan. De uitkomsten van de diverse analysetrajecten zullen bepalend zijn voor het standpunt dat de Orde in oktober zal innemen. Tevens heeft de Orde twijfels over de haalbaarheid van de gestelde termijnen, mede in het licht van enkele andere trajecten die lopen zoals de invoering van maatstafconcurrentie. Er zal op het tijdstraject een onafhankelijke audit plaatsvinden. De komende periode zal de Orde kritisch monitoren op welke wijze het verbeterplan nader wordt uitgewerkt en zo nodig onmiddellijk interfereren.
Jaarverslag 2006
Op www.orde.nl is het Orde Jaarverslag 2006 te downloaden.
■
VRIJ BEROEP
Advies BTW in verband met wijziging wetgeving per 1 juli 2007
11
Onder een aantal voorwaarden is het echter mogelijk om deze BTWafdracht en derhalve de doorberekening te voorkomen. Indien het werkgeversrisico wordt verlegd van de formele werkgever, i.c. het ziekenhuis naar de medisch specialist, waarbij dan tevens sprake moet zijn van een structurele situatie, dan kan BTW-heffing achterwege blijven. Dit werkgeversrisico beslaat onder meer de kosten bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer en de verplichting om bij praktijkbeëindiging de salarislasten nog door te betalen. Deze optie raadt de Orde u alleen aan indien deze kosten, i.c. de salarislasten voor gemene rekening van ziekenhuis en medisch specialist plaatsvinden. Als voorwaarde geldt dan dat de werkelijke kosten (salarislasten) volgens een van tevoren afgesproken verdeelsleutel worden betaald. Daarbij mag geen verrekening plaatsvinden en er mogen geen variabele – eventueel onderling te substitueren – elementen in de verdeelsleutel zitten. Daarmee blijft het wel zo dat voornoemde risico’s deels ook bij de medisch specialist blijven. Maar omdat het ziekenhuis dezelfde risico’s bij het eigen ziekenhuisdeel loopt, zal het ziekenhuis als formele werkgever zich zeker inspannen om deze risico’s te beperken. Anders wordt het als het betreffende personeelslid voor de volle 100% wordt doorbelast aan de medisch specialist. In dat geval adviseert de Orde u om het betreffende personeelslid in eigen dienst te nemen. Dit om te voorkomen dat de medisch specialist opdraait voor
kosten, die het ziekenhuis, dat dan geen belang heeft, zonder meer voor langere tijd kan doorberekenen. De NVZ heeft aan de raden van bestuur aangegeven dat het werkgeversrisico door de medisch specialist moet worden overgenomen dan wel dat BTW moet worden doorberekend. De variant ‘kosten voor gemene rekening’ is evenwel niet als mogelijkheid genoemd. Kosten voor gemene rekening kunnen desgewenst ook via een vaste verdeelsleutel worden verdeeld tussen de raad van bestuur en de stafmaatschap. De verplichte BTW-afdracht komt dan te vervallen voor het personeel dat (deels) voor de medisch specialisten vrij beroepsbeoefenaren werkt maar formeel in dienst is van het ziekenhuis. Binnen de stafmaatschap kan op basis van het profijtgebeginsel, een verdeling van de kosten plaatsvinden. Bovendien kunnen de risico’s over alle medisch specialisten vrij beroepsbeoefenaren worden gespreid. De stafmaatschap moet wel een stafmaatschapstatuut hebben volgens het model van de Orde. Het model stafmaatschapstatuut is in verband met behoud van het vrij beroep goedgekeurd door de belastingdienst. De Orde en de NVZ zullen dit onderwerp in de per 1 januari 2008 gezamenlijk aan te passen Model Toelatingsovereenkomst (MTO) moeten regelen. De per 1 juli 2007 ontstane situatie maakt dat artikel 5 lid 3, 5 en 6 van het huidige (M)TO met enige coulance moeten worden toegepast. ■
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Per 1 juli 2007 is het ziekenhuis verplicht BTW af te dragen over de aan medisch specialisten doorberekende salarislasten van hulppersoneel. Onder invloed van de Europese wetgeving heeft de staatssecretaris van Financiën besloten om de vrijstelling van BTW-afdracht in te trekken. Overigens is BTW-afdracht niet verschuldigd over doorberekende salarislasten van aios, dan wel van personen die in opleiding zijn voor operatieassistent, verpleegkundige of ziekenverzorgende. Tevens is vrijstelling van toepassing op de anios.
DIENSTVERBAND
12
Vierhout en Teuwen tekenen de samenwerkingsovereenkomst.
Samenwerking Orde, De Jonge Orde en De Unie Zorg en Welzijn
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
De Orde, De Jonge Orde en De Unie Zorg en Welzijn hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De Orde en De Jonge Orde zijn met ingang van 1 juli 2007 lid van De Unie Zorg en Welzijn. De drie voornoemde organisaties blijven zelfstandig en trekken gezamenlijk op voor de CAO Ziekenhuizen en de CAO GGZ. Voor de CAO UMC (universitair medische centra) zijn De Unie Zorg en Welzijn, de Orde en De Jonge Orde lid van de CMHF. De Unie Zorg en Welzijn versterkt haar positie doordat zij nu ook medisch specialisten en aios vertegenwoordigt aan de onderhandelingstafels. De drie organisaties hebben in de eerste week van juli in Utrecht de samenwerkingsovereenkomst getekend. De Unie Zorg en Welzijn ondersteunt de Orde om volwaardig partij te worden bij de onderhandelingen over de AMS in de algemene ziekenhuizen. Partijen willen gezamenlijk met de NVZ vereniging van ziekenhuizen overleggen over de wijze waarop dit geschiedt. Ordevoorzitter prof. dr. P.A.M. Vierhout: “Door deze samenwerkingsovereenkomst kan de Orde de
belangen van al haar leden nog steviger behartigen. Voor het vrij beroep gebeurt dat al van oudsher, voor de universitair medisch specialisten hebben we dit al meer dan 10 jaar geleden kunnen regelen en nu dus ook voor de dienstverbanders in een algemeen ziekenhuis en straks de psychiaters in een GGZinstelling.” J. Beck, voorzitter van De Jonge Orde: “Sinds 2002 is De Jonge Orde al betrokken bij de CAO UMC. Nu zit er eindelijk een partij aan tafel
die zich specifiek richt op de belangen van de aios in de algemene ziekenhuizen. En omdat we uiterst goed contact hebben met de werkvloer, alle leden en bestuursleden zijn immers aios, verwachten we een positieve inbreng voor aios te bewerkstelligen.” J. Teuwen, voorzitter van De Unie Zorg en Welzijn: “De Orde en De Jonge Orde (ruim 10.000 leden) zijn essentiële spelers in de kennis- en zorgketen van de gezondheidszorg. Deze nieuwe samenwerkingsovereenkomst geeft in de dagelijkse praktijk een nieuwe impuls aan een slagvaardige en integrale belangenbehartiging. De Unie Zorg en Welzijn - de jongste vakbond in de gezondheidszorg - maakt een spectaculaire groei door. In de eerste jaren hebben wij ons met name gericht op de paramedische beroepsgroepen. Met de aansluiting van de verzorgenden en verpleegkundigen stond de teller 1 januari 2007 al op bijna 30.000 leden.” ■
UMS/DE JONGE ORDE
Weinig draagvlak voor De Jonge Orde leden verlenging CAO UMC 2007 stemmen in met Van de leden die hebben gereageerd op het afgesloten onderhandelaarsakkoord CAO UMC 2007 bleek maar liefst 38% tegen dit akkoord. Naast de onthoudingen stemde een kleine meerderheid in met het akkoord. Ook zij maakten vele kanttekeningen. Naast de formele vaststelling dat het akkoord uiteindelijk werd goedgekeurd door een meerderheid van de reagerende leden, gaven de reacties weer dat er sprake is van een forse ontevredenheid onder de medisch specialisten. De teneur van de vele reacties, van zowel voor- als tegenstemmers, is dat de inkomens in de UMC’s achterlopen bij die van perifere collega’s en ook niet aansluiten bij de huidige marktontwikkelingen. Deze reactie is niet specifiek voor medisch specialisten. Ook binnen de andere centrales heerst onder de leden grote onvrede met dit akkoord. Onderhandelaarsakkoord De vier centrales, waaronder de CMHF, waarbij de Orde en De Jonge Orde zijn aangesloten, bereikten met de Nederlandse Federatie van UMC’s op 4 juni 2007 een onderhandelaarsakkoord over het verlengen van de bestaande CAO UMC tot 31 december 2007. De verlenging was noodzakelijk om de bestaande ouderenregelingen vooralsnog in stand te kunnen houden. Daarnaast zou, indien de CAO UMC niet zou worden verlengd, de nieuwe Arbeidstijdenwet met onder meer verruiming van de normen voor de aios, onverkort van toepassing zijn. Naast de loonstijging van 0,7% per 1 januari van dit jaar moest er een afspraak worden gemaakt voor de rest van 2007. Partijen hebben afgesproken dat per 1 augustus 2007 de lonen met 1,5% zullen stijgen voor alle medewerkers in de UMC’s.
essentieel. Daarnaast dienen onderwerpen als verhoging van het budget persoongebonden kosten en excellentietoelage een hoge prioriteit te krijgen. Duidelijk is dat het bovenstaande niet overeenkomt met het beeld van wat de NFU voor de komende onderhandelingen heeft. Vooral de NFU wil aansturen op modernisering van de CAO en minder op materiële verbeteringen. Dit beeld van de NFU contrasteert met de wensen van de Orde en haar leden. Zoals het er nu uitziet wordt het in onderhandelaarsland een guur najaar. Wellicht zijn er acties nodig om vanaf 1 januari 2008 een nieuw akkoord in de gewenste richting te krijgen. Alsdan rekenen we op de medewerking van de achterban. ■
13
werkgroep over de arbeidsvoorwaarden voor aios De leden van De Jonge Orde gaven een soortgelijke reactie op het onderhandelaarsakkoord als de universitair medisch specialisten. De meerderheid van de reagerende leden stemden wel in met het bereikte onderhandelaarsakkoord CAO UMC 2007, maar er kwamen veel kritische en ondersteunende reacties binnen (zie www.dejongeorde.nl). De Jonge Orde had ingezet op het optrekken van de arbeidsvoorwaarden van aios in de UMC’s naar die van de algemene ziekenhuizen. Deze inzet stuitte op fors verzet van de NFU. Feitelijk wensten de UMC’s op geen enkele wijze over deze inzet te praten. Uiteindelijk werd afgesproken dat een werkgroep voor 1 oktober 2007 onderzoekt of er op grond van de looncomponent van het opleidingsfonds, financiële ruimte is om de arbeidsvoorwaarden van aios in de UMC’s te laten aansluiten bij die van de aios in de algemene ziekenhuizen. Volgens gegevens van De Jonge Orde beschikken de UMC’s over voldoende financiële middelen om dit te doen. Onze onderhandelaar maakt zich hiervoor dan ook hard. Als bestuur van De Jonge Orde volgen we deze materie nauwlettend. Zodra hierover meer bekend wordt, zullen we dit direct met de achterban communiceren en de te volgen koers bespreken. Tenslotte is tijdens de onderhandelingen afgesproken dat er nog een werkgroep komt beoordelen of en in hoeverre het wenselijk is om nadere afspraken te maken ten aanzien van de vernieuwde Arbeidstijdenwet. ■
Voor de onderhandelaars wordt met dit akkoord de toon gezet voor de komende onderhandelingen voor de CAO UMC vanaf 1 januari 2008. Los van de vraag welke loonruimte door de overheid voor het komend jaar zal worden vastgesteld, zal de te realiseren loonsverhoging substantieel moeten zijn. Voor de leden is een duidelijke en herkenbare verhoging, die recht doet aan de inspanningen die door de medewerkers binnen UMC’s wordt gepleegd,
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
CAO UMC 2008
COLUMN
14
Prof. dr. H.A. Verbrugh, voorzitter Kamer Academische Specialisten
Blijft het ZUUR in de ZORG? Op zaterdag 2 juni kopte de NRC op haar voorpagina “KLM overtroeft in CAO de looneis van de vakbonden. De KLM biedt een structurele loonstijging van 6,5 % over 2 jaar, terwijl de bonden slechts 3% eisten.” Je eerste gedachte is dan “tjonge, dat is pas een werkgever die zich om zijn medewerkers bekommert”, en je tweede gedachte is “hoe zal het dit jaar in de zorgsector gaan”, bijvoorbeeld in de 8 universitair medische centra waar ruim 3.500 medisch specialisten in dienstverband werken. Nou, dat valt reuze tegen! De NFU wil voor 2007 niet meer bieden dan 1,3%. Meer konden de vakbonden er niet uitslepen. Ook in de algemene ziekenhuizen is de inkomensontwikkeling op hetzelfde lage niveau gehouden. Is +1,3% dan niet genoeg? Nee! De trend in het bedrijfsleven is ongeveer 3% loonstijging in 2007, en zelfs de ambtenaren van de centrale overheid gaan er dit jaar met 3% veel meer op vooruit dan de medewerkers in zorgsector. Let wel, de inflatie wordt voor 2007 op ongeveer 1,8% geraamd. We gaan er in de zorgsector dit jaar netto dus achteruit!
niet zo moeilijk te raden. Op de eerste plaats zijn het natuurlijk de werkgevers, de NFU en de NVZ die knijpen. De financiële situatie van veel ziekenhuizen is om diverse redenen precair en dan is het kennelijk zo dat alle medewerkers de rekening moeten (mee) betalen. Het maakt niet uit dat dezelfde medewerkers keihard werken en bijzondere prestaties leveren op het gebied van (top)klinische zorg, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en opleidingen; prestaties waar de werkgevers graag mee pronken. Het zijn zeker niet de medewerkers die verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de financiële perikelen in diverse universitair medische centra. Paradoxaal, dat zij wel de rekening moeten betalen, en overigens verondersteld worden vrolijk door te
waarden, zoals een loonstijging. Kennelijk meent dit kabinet Balkenende dat medewerkers in de gezondheidszorg mogen worden achtergesteld t.o.v. de rest van de maatschappij. Daarmee ondergraaft de overheid de toekomstige concurrentiepositie van de zorgsector, een situatie die wij ook in de jaren negentig hebben zien groeien, met alle gevolgen van dien! De werkgevers NFU en NVZ werken er aan mee door niet pal te gaan staan voor hun medewerkers en te voorkómen dat de inkomens van de medewerkers in de zorg worden gebruikt als hét instrument voor de beheersing van de kosten van de zorg. De rekening voor de stijging van de kosten van de zorg moet worden gelegd bij de consument en zijn/ haar verzekeraar. Van ons mag men verwachten dat we aantoonbaar hard en doelmatig werken, maar niet dat we lijdzaam toezien dat medewerkers in de zorg weer afglijden naar een groep achtergestelde werknemers in Nederland. Onze economie groeit sinds 2006 als kool. Na het zuur zou in 2007 het zoet komen zei Balkenende vorig jaar op zijn verkiezingstournee. Maar hij houdt zich niet aan zijn belofte, wat hem betreft blijft het zuur in de zorg! Over de arbeidsvoorwaarden voor het jaar 2008 moet dit najaar worden onderhandeld. De Orde zal er alles aan doen de trend in 2008 weer recht te trekken. Daarvoor is een sterke Orde nodig. Wij rekenen op uw inzet. ■
“De NFU wil voor 2007 niet meer bieden dan 1,3%. Is +1,3% dan niet genoeg? Nee!
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
In het bedrijfsleven is de trend ongeveer
Waarom worden wij in de zorg geknepen? Wie knijpt ons af? Dat is
3% loonstijging in 2007” werken, nee, hard door te werken aan verdere verbetering van de doelmatigheid, veiligheid en kwaliteit van de (top)klinische zorg, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en opleidingen. Wie knijpt er nog meer? Wel dat is de centrale overheid, het Kabinet, die jaarlijks de zogenoemde OVAruimte bepaalt, dat is de Overheidsbijdrage Arbeidsvoorwaardenontwikkeling. Kort gezegd het geld dat de overheid biedt voor inkomensstijging in alle sectoren van de zorg. Partijen mogen van het Kabinet wel een hogere loonsomstijging afspreken, maar de UMC’s worden voor de meerkosten niet gecompenseerd door ‘Den Haag’. De OVA ruimte 2007 is door het Kabinet op 2,6% gezet, maar daar moeten alle stijgingen van de arbeidskosten inclusief die voor periodieke salarisverhogingen uit worden betaald. Dan blijft er ongeveer 1,6% over voor nieuwe arbeidsvoor-
KWALITEIT
Gezamenlijk veiligheidsprogramma verbetert patiëntveiligheid
Het veiligheidsprogramma bundelt lopende en toekomstige initiatieven uit de zorgsector die zijn gericht op het verbeteren van de patiëntveiligheid. In 3 fases van anderhalf jaar richten medisch specialisten, verpleegkundigen en ziekenhuisdirecties zich via 10 thema’s op het terugbrengen van mogelijk vermijdbare schade bij patiënten. De thema’s komen voort uit de wetenschappelijke literatuur en de nationale en internationale praktijk. En ook uit de als ‘hoog vermijdbaar’ geclassificeerde schades uit het EMGO/Nivel-onderzoek naar mogelijk vermijdbare schade en sterfte in Nederlandse ziekenhuizen. Dit onderzoek is in opdracht van de Orde uitgevoerd en is in april van dit jaar gepresenteerd.
Veiligheidsmanagement ook onderdeel gezamenlijk patiëntveiligheidsprogramma Naast de 10 thema’s zijn ziekenhuizen vanaf 1 januari 2008 verplicht een veiligheidsmanagementsysteem (VMS) in te voeren, zodat systematisch en gestructureerd aan veiligheid kan worden gewerkt. Het VMS is de afgelopen jaren ontwikkeld door de NVZ, de Orde en het Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging (LEVV).
Eerste acties per 1 januari 2008 gericht op 4 van de 10 thema’s Het veiligheidsprogramma start op 1 januari 2008 met acties onder meer gericht op het terugdringen van ziekenhuisinfecties en het voorkomen van schade en sterfte bij
opgenomen patiënten met bedreigde vitale functies. De volgorde is vooral gebaseerd op de benodigde voorbereidingstijd. De eerste 4 thema’s staan vast. Voor de daaropvolgende fases zullen partijen steeds bekijken welke thema’s prioriteit moeten krijgen. Het programma werd tijdens het congres ‘Voorkom schade, werk veilig’ door Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg prof. dr. G. van der Wal overhandigd aan minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dr. A. Klink. De investering die nodig is om de doelstellingen van het veiligheidsprogramma te behalen komt grotendeels van de ziekenhuizen zelf. Met het ministerie van VWS wordt gesproken over een bijdrage aan de kosten van de landelijke projectorganisatie. De Inspectie ziet gedurende de looptijd van het veiligheidsprogramma toe op de resultaten. ■
Commissie Individueel Functioneren Medisch Specialisten presenteert eerste resultaten De Commissie Individueel Functioneren Medisch Specialisten (IFMS) van de Orde kan terugkijken op een geslaagd congres op 14 juni 2007 in Domus Medica te Utrecht. Evaluatie van het individueel functioneren is een belangrijk onderdeel van het geïntegreerd kwaliteitsbeleid medisch specialisten. De kern van het IFMS evaluatiesysteem is het intercollegiaal evaluatiegesprek, dat anders is dan een beoordelings- of functioneringsgesprek. In juni 2005 heeft de Orde de Commissie IFMS ingesteld en gevraagd te adviseren over de wijze waarop de evaluatie van individuele medisch specialisten het best kan plaatsvinden. In 2006 is gestart in 8 koploper-ziekenhuizen. Tijdens het congres werden onder meer de resultaten besproken.
De resultaten Laat zelf zien wat je doet en hoe je het doet. Vraag aan de omgeving hoe je het doet en denk na over deze informatie. Dat is kort gezegd de methode voor de evaluatie van het individueel functioneren. Prof. dr. H.P.H. Kremer, neuroloog en voorzitter van de Commissie IFMS, gaf een schets van de ontwikkelingen van de afgelopen 2 jaar. Met 3 methoden zijn in de pilotstudie ervaringen opgedaan. De Commissie is van mening dat zowel Multisource Feedback als Appraisal & Assessment goede methoden zijn om het individueel functioneren te evalueren. Het is belangrijk dat een patiëntenevaluatie onderdeel is van iedere ‘externe’
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Medisch specialisten, verpleegkundigen en ziekenhuizen hebben 12 juni 2007 het veiligheidsprogramma ‘Voorkom schade, werk veilig’ gepresenteerd. Hiermee intensiveren zij hun inzet om patiëntveiligheid verder te verbeteren en schade te voorkomen. Het is de bedoeling om het aantal mogelijk vermijdbare sterftegevallen en andere schades binnen 5 jaar te verminderen met 50%.
15
KWALITEIT
16
Zelf doen
De omgeving
Multisource Feedback Portfolio Zelfevaluatie vragenlijst
Peer Associate Rating Portfolio Zelfevaluatie vragenlijst
Appraisal & Assessment Portfolio
Vragenlijst 8 collega’s 8 medewerkers 25 patienten
Vragenlijst 15 collega’s
Open vragen 5-10 personen gericht benaderen
beoordeling, maar overlap met andere kwaliteitssystemen zoals kwaliteitsvisitatie en patiëntenenquêtes door het ziekenhuis moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Voor opleidingspraktijken zal na enige tijd ook de mening van aios worden meegenomen. Het evaluatiegesprek kan het best worden gevoerd met een collegamedisch specialist. De gespreksleider moet hierin worden getraind. Het evaluatiegesprek is gericht op (een selectie van) de 7 CanMEDScompetenties (medisch handelen, samenwerking, communicatie, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit). Het resultaat van het hele traject van evaluatie en reflectie moet een persoonlijk ontwikkelplan zijn, waarin concreet geformuleerde verbeteracties voor de medisch specialist staan beschreven.
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Het portfolio Met behulp van het portfolio brengt de medisch specialist zelf zijn/haar professioneel functioneren in kaart. Dr. P.J.M. Kil, uroloog en stafvoorzitter in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg lichtte dit nader toe. Het portfolio is gebaseerd op de 7 competentiegebieden. Voor elk van deze competentiegebieden verzamelt de medisch specialist zelf informatie. Daarna volgt de reflectie: wat zijn mijn sterke punten en waar zou ik het beter kunnen doen? Reflectie is moeilijk. Voor reflectie dient men eerlijk te zijn naar zichzelf, kritisch te durven zijn, bereid te zijn verbeterpunten te benoemen en de vinger op de zere plek te durven leggen. Van daaruit worden dan concrete actiepunten benoemd ten behoeve van het persoonlijk ontwikkelplan.
De gespreksleider: een rol apart Als gespreksleider van het evaluatiegesprek moet men geaccepteerd en gewaardeerd worden door de leden van de medische staf, integer zijn en niet polariserend. Dat zijn de voorwaarden voor een geschikte gespreksleider. Mevrouw drs. M.L. de Boer, kwaliteitscoördinator medische staf en mevrouw C.A. Croese, klinisch psycholoog in het Ziekenhuis St. Jansdal te Harderwijk, schetsten hun ervaringen. De rol van de gespreksleider binnen de Appraisal & Assessment methode is het verzamelen van feedback en het terugkoppelen hiervan naar de geëvalueerde collega. In de ideale situatie benadert de gespreksleider de collegae na bestudering van het portfolio. In de praktijk moest de gespreksleider echter soms lang op het portfolio wachten. Veelvoorkomende gespreksthema’s zijn de communicatie met collega’s en patiënten, timemanagement, de balans tussen werk en privé, leidinggevende kwaliteiten en het actualiseren van kennis.
Wat betekent IFMS voor de individuele medisch specialist? Mevrouw A. Schuurhuis, anesthesioloog in het UMC Utrecht en lid van de Commissie IFMS, had zich gebogen over de vraag wat de betekenis is van IFMS voor de individuele medisch specialist. De voordelen van IFMS voor de individuele medisch specialist zijn: het constateren van individuele sterke en zwakke punten, het voorkomen van burn-out en de mogelijkheid om onvrede te bespreken. Zij gaf verbeteringen aan die met behulp van IFMS kunnen worden bereikt voor de maatschap/vakgroep, het zieken-
huis en de patiënt. IFMS kan voor maatschappen/vakgroepen betekenen dat er problemen kunnen worden voorkomen. Het vertrouwelijke karakter en de regie in handen van de medisch specialisten bepalen het succes. Mevrouw Schuurhuis sprak ook over ‘Sturen door beoordelen’, een sinds 1997 gehanteerde systematiek van jaarlijkse gesprekken in het UMC Utrecht. Zij concludeerde dat het maatschappelijk belang van IFMS groot is, omdat het een instrument is dat het vertrouwen in de medisch specialist helpt te vergroten.
IFMS niet verplicht Voor het IFMS bestaat geen juridische verplichting, aldus prof. mr. J. Legemaate, beleidscoördinator gezondheidsrecht en juridisch adviseur van de KNMG en hoogleraar gezondheidsrecht. Het is belangrijk dat er goede afspraken zijn gemaakt over de werking van het IFMS-sys-
Nieuwe brochure Sneller Beter werkt!
17
In het veiligheidsprogramma ‘Voorkom schade, werk veilig’, wordt Sneller Beter genoemd als één van de verbeterprogramma's die een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de patiëntveiligheid. In dat kader heeft Sneller Beter dit jaar een nieuwe brochure uitgebracht gericht op het verbeteren van de patiëntveiligheid. In de brochure wordt een genuanceerd beeld geschetst van alle verbeteractiviteiten in de Sneller Beter ziekenhuizen. Of het nu om logistieke verbeteringen, of het juist toedienen van medicatie gaat, elke verbetering draagt bij aan meer veiligheid.
Evaluatiecontinuüm Met de invoering van IFMS worden aios en medisch specialisten in de toekomst op dezelfde professionele competenties beoordeeld. Prof. dr. F. Scheele, gynaecoloog in het Amsterdamse Lucas/Andreas ziekenhuis, is over dit evaluatiecontinuüm positief. Binnen de onderwijskunde staat zelfsturing centraal. Maar ook effectieve zelfsturing vereist sturing en coaching. Een kritische houding
is gepast ten aanzien van zelf-beoordeling. Onderzoek laat zien dat in de meeste situaties zelfbeoordeling onvoldoende is, met name voor minder presterenden. Ondersteuning bij het verkrijgen van een reëel zelfbeeld is daarom gewenst. De modernisering van de vervolgopleidingen en de ontwikkeling van IFMS laten vele parallellen zien, zoals de gerichtheid op de 7 CanMeds-competenties, het gebruik van het portfolio en de 3600 feedback. Naar verwachting zal 80% van de vervolgopleidingen in 2007 een herzien opleidingsplan hebben. De realisatie van het evaluatiecontinuüm komt in zicht. ■
Sneller Beter programma Sneller Beter is het vierjarig verbeterprogramma voor de Nederlandse ziekenhuizen dat loopt tot oktober 2008. In drie ronden hebben 24 ziekenhuizen alles in het werk gesteld om in 2 jaar tijd versneld verbeteringen door te voeren voor zowel patiënten als zorgverleners. De laatste groep van acht ziekenhuizen is in oktober 2006 van start gegaan. Ziekenhuizen worden hierbij ondersteund door het Consortium Sneller Beter, dat bestaat uit het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, de Orde en het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg (iBMG). U kunt de brochure downloaden op www.orde.nl ■
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
teem, wie welke rol speelt, de mate van vertrouwelijkheid en wat te doen bij disfunctioneren. Evaluatiegesprekken zijn bedoeld om de algemene kwaliteit van handelen te verbeteren en zijn niet bedoeld om disfunctioneren op te sporen. Mogelijk wel om dit te voorkomen. Als disfunctioneren aan het licht komt in het IFMS-traject, dan leidt dit tot beëindiging van het evaluatietraject.
De brochure ‘Sneller Beter werkt!; een veiliger ziekenhuis voor de patiënt’ gaat over de eerste 16 Sneller Beter ziekenhuizen. Er komen verbeterprojecten aan bod, zoals het Veilig Incident Melden (VIM), het vooraf analyseren van risico’s rondom medicatie en het reduceren van het aantal onterechte bloedtransfusies. Na 2 jaar doen rond de 600 afdelingen mee aan Sneller Beter projecten. De uitbreiding van projecten in de zieken-huizen is dan ook indrukwekkend. Zo zijn projecten gericht op medicatieveiligheid van 33 in het eerste jaar uitgebreid naar 95projecten in het tweede jaar. Inmiddels zijn in de laatste acht Sneller Beter ziekenhuizen alweer 150 afdelingen met verbeterprojecten gestart.
KWALITEIT
18
Medische vervolgopleidingen in het nieuw(s) De weg naar de modernisering van de medische vervolgopleidingen is ingeslagen. Alle wetenschappelijke verenigingen zijn bezig hun opleidingsplannen te vernieuwen en de opleiding tot medisch specialist zal straks op een andere wijze zijn ingericht. Het draagvlak voor deze veranderingen is groot. Uit diverse rapporten bleek duidelijk dat de maatschappelijke veranderingen een andere manier van opleiden vergen. De toename van kennis van patiënten door de komst van internet, de diversiteit van zorgverleners, de verdergaande specialisatie en de toename van parttime werkende specialisten zijn enkele voorbeelden die vragen om andere vaardigheden van de toekomstig specialist. Het Centraal College voor Medische Specialismen (CCMS) heeft, samen met de andere twee Colleges (CHVG en CSG), eind 2004 het initiatief genomen om de vervolgopleidingen samen met de wetenschappelijke verenigingen te moderniseren. Dit initiatief is omarmd door het CBOG en ondergebracht in het Project Modernisering Medische Vervolgopleidingen (MMV) dat eind dit jaar zal worden afgerond. De wetenschappelijke verenigingen worden door de Begeleidingsgroep Beschrijving Opleidingsplannen Vervolgopleidingen (BBOV) ondersteund in de ontwikkeling van hun opleidingsplan. De modernisering van de medische vervolgopleidingen is gestoeld op de gedachte dat naast het competentiegebied medisch handelen de vakoverstijgende competentiegebieden communicatie, samenwerken, kennis en wetenschap, organisatie, maatschappelijk handelen en professionaliteit noodzakelijk zijn om een goede medisch specialist te worden. Daarnaast is een duidelijke structuur van de opleiding waarin beoordelen en geven van feeback aan de aios noodzakelijk. Net als in de basisopleiding zullen aios hun voortgang van de opleiding zelf monitoren en in een portfolio vastleggen. Het professionaliseren van opleiders en ook aios is één van de belangrijkste pijlers
waarop de modernisering van de vervolgopleidingen leunt.
Belangstelling voor modernisering De belangstelling voor de modernisering van medische vervolgopleidingen neemt toe. Dat is ook niet zo verwonderlijk omdat alle wetenschappelijke verenigingen daadwerkelijk hun opleidingen aan het vernieuwen zijn en daardoor een toenemende behoefte is aan het uitwisselen van kennis, methodieken en ervaringen. Steeds meer congressen en conferenties besteden aandacht aan medische vervolgopleidingen.
Aandacht voor modernisering van medisch vervolgonderwijs Voorlopig zal de aandacht voor modernisering van medisch vervolgonderwijs nog blijven. Op 26 september 2007 wordt door de LVAG, in samenwerking met de KNMG en CBOG een trainingsdag voor aios georganiseerd (zie pagina 16). Deze dag staat geheel in het teken van het nieuwe competentiegericht opleiden. Opleiders worden opgeroepen om aios voor deze dag vrij te roosteren. Op 11 oktober 2007 vindt het KNMG-jaarcongres plaats. Ook hier staat modernisering van de medische vervolgopleidingen op de agenda en meer in het bijzonder de gevolgen van deze modernisering voor de inhoud en de organisatie van de opleiding. Op 15 november 2007 zijn, tijdens het NVMO-congres, de onderwerpen over de medische vervolgopleidingen op één dag geconcentreerd. De nadruk ligt op het handen en voeten geven aan de competenties maatschappelijk handelen, organisatie, samenwerking, etc. Rondom thema’s als toetsen, cursorisch onderwijs en voeren van
Conferentie: ‘Kiezen voor kwaliteit: transparantie in de zorg’ In de nieuwe Zorgverzekeringswet is bepaald dat zorgverzekeraars onderhandelen over de kwaliteit van zorg. Kwaliteit gaat o.a. over patiëntgerichtheid, doelmatigheid, effectiviteit en veiligheid. Patiënten willen een doeltreffende en vriendelijke behandeling, zorgverzekeraars willen een goede prijs-kwaliteit verhouding en medisch specialisten willen zich profileren door te laten zien hoe goed zij het doen. Hiervoor is goede kwaliteitsinformatie nodig die ontwikkeld is voor en door alle belanghebbenden. Op woensdag 12 september 2007 organiseren de Orde en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO de conferentie ‘Kiezen voor kwaliteit: transparantie in de zorg’. Het programma start om 13.00 uur met informatieve en inspirerende workshops in Domus Medica te Utrecht. In 5 verschillende workshops leert u … • hoe u kunt onderhandelen over kwaliteit en hoe u zich kunt profileren met de door u geleverde klinische prestaties • hoe patiënten kiezen • hoe u goede kwaliteitsinformatie kunt ontwikkelen • hoe u kunt sturen op uitkomsten • hoe particuliere klinieken zich verantwoorden. Reserveer woensdag 12 september in uw agenda. U krijgt een gevarieerd programma met interactieve workshops, waarin u op de hoogte wordt gebracht van de meest actuele stand van zaken. U kunt zich aanmelden op www.orde.nl
gesprekken zullen workshops worden georganiseerd. De komende jaren zal de aandacht voor het ontwikkelen van opleidingsplannen voorlopig niet verminderen. Aspecten als docentprofessionalisering, aios-professionalisering, evaluaties van opleidingsinstrumenten en andere opleidingszaken blijven actueel blijven. Kijk voor meer informatie op www.medischevervolgopleidingen.nl
■
ICT
Orde en Pfizer workshop: ICT voor dokters
nisniveau dient de medisch specialist te hebben om ‘in the lead’ te blijven?
boodschappen van die avond: ‘wees bewust van de omgevingsveranderingen’ en ‘zie ICT als uw vriend en partner’. F. Bos, ICT-projectmanager, gaf informatie over het automatiseringsproject in het Röpcke-Zweers Ziekenhuis voor een gefaseerde invoering van het EPD. Volgens planning zullen in dit ziekenhuis over één jaar in digitale vorm onder meer de laboratoriumuitslagen, de röntgenbeelden en de uitslagen, de beelden en de uitslagen van scopiën, het klinisch medicatiedossier en de brieven beschikbaar zijn.
Opzet workshop
De gedachtewisseling
Om een indruk te krijgen van het programma werd op 18 juni 2007 ‘ICT voor dokters’ bijgewoond in het Röpcke-Zweers Ziekenhuis in het Overijsselse Hardenberg. De workshop bestaat uit twee dagdelen van elke drie uur. In het eerste dagdeel komen de maatschappelijke veranderingen ter sprake die het werk van de medisch specialist beïnvloeden en wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen in de ICT en het EPD. De centrale
Inleider en gespreksleider tijdens het tweede deel van de workshop was dr. R.B. van Dijk, cardioloog in het Martini Ziekenhuis te Groningen, en gepassioneerd pleitbezorger voor zorginnovatie door toepassing van ‘slimme’ ICT. Met zijn collega’s in Hardenberg ontspon zich een boeiende discussie. Met veel overtuigingskracht van de kant van de inleider, om misverstanden uit de wereld te helpen. Bijvoorbeeld de aanname dat voor een eenvoudige
Het idee om op verzoek een ICT-workshop te organiseren werd op een lijnvlucht terug van de HIMMS (grote ICT-gezondheidszorgconferentie in de Verenigde Staten) geboren. P.M. Burger, dermatoloog en destijds ondervoorzitter van de Orde en L. Jetten, onafhankelijk zorg-ICT adviseur, bespraken de mogelijkheden om medisch specialisten méér inzicht te geven in de toepassing van moderne ICT om daarmee hun invloed op dit onderwerp in de ziekenhuizen te versterken. Pfizer bood ondersteuning aan voor de workshop ‘ICT voor dokters’. ICT-ontwikkelingen nemen in de gezondheidszorg een grote vlucht en beïnvloeden in toenemende mate de wijze van werken van de medisch specialist. ICT is daarbij de randvoorwaarde voor zorginnovaties en voor de ondersteuning van het primaire proces. De manier waarop de gegevens van de patiënt en van het behandelproces worden vastgelegd, dragen in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van de medische zorg. Hoe kan de medisch specialist realiseren dat de digitalisering in de gezondheidszorg hem/haar daadwerkelijk helpt en niet méér administratief werk oplevert? Welk ken-
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
19
ICT
20
ingreep veel velden in het EPD-systeem moeten worden ingevuld. Hoe is dat met de medisch specialisten in het Röpcke-Zweers Ziekenhuis? Ook hier de bekende aarzelingen: de tijd en de afhankelijkheid van het specialisme. In de curatieve zorg staat de relatie arts-patiënt echter centraal. En die patiënt wordt steeds veeleisender. De invoering van het EPD moet leiden tot tijdwinst en het polibezoek kan effectiever worden door de grotere informatiedichtheid. Daardoor is meer tijd voor de patiënt beschikbaar.
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
De conclusies In Hardenberg werd de conclusie breed gedragen dat over één jaar het spreekuur gemakkelijker zal verlopen. Dan is het systeem echter nog niet af. De röntgenfoto’s zijn dan bijvoorbeeld nog niet verwerkt in het systeem en ook pas in een volgende fase zal niet alles meer worden uitgeprint. Een schatting van de voordelen: een grote papierbesparing, kwaliteitsverhoging en tijdsbesparing en de mogelijkheid om bepaalde taken over te dragen aan bijvoorbeeld nurse-practitioners. De effecten voor de maatschap werden heel praktisch gezien in zaken als leesbare verslagen en duidelijke en geüniformeerde uitslagen en informatie. Een voorbeeld uit het Martiniziekenhuis laat zien wat nog meer kan. Het opstellen en uitwerken van brieven door de medisch specialist vindt daar plaats door middel van een systeem waarbij de specialist zelf zaken ‘inklikt’ en met spraakherkenning. Dat heeft nogal wat effecten gehad op de maatschap. Minder administratie, besparing op de ondersteuning, een betere sfeer, gemakkelijker overleg en een betere kwaliteit. Als alles digitaal vastligt, is het de inschatting dat de relatie met de raad van bestuur zakelijker wordt: het specialisme heeft meer en actuelere managementinformatie ter beschikking.
De beoordeling De geanimeerde setting waarin de workshop in Hardenberg plaatsvond was een indicatie voor de appreciatie. De presentaties beoor-
Hoe staat het met het Elektronisch Patiëntendossier? Door het EPD wordt het mogelijk dat op landelijke schaal medische gegevens van patiënten op een veilige en betrouwbare manier elektronisch beschikbaar komen voor bevoegde zorgverleners. Het EPD is een virtueel dossier. Dat wil zeggen dat er niet één dossier op één centrale plek wordt opgebouwd, maar dat bepaalde gegevens uit verschillende zorginformatiesystemen via een landelijke infrastructuur – het Landelijk Schakelpunt – worden ontsloten. Het EPD start met 2 belangrijke onderdelen, namelijk het Elektronisch Medicatiedossier (EMD) waarin de medicatiegegevens van de patiënt zijn opgenomen en het waarneemdossier huisartsen (WDH). Daarin is de professionele samenvatting van de huisarts ten behoeve van de waarneming te vinden. Deze twee onderdelen vormen de basis voor het EPD. De invoering hiervan en de bijbehorende ICT-zorginfrastructuur, moeten als een hefboom functioneren voor ICT-toepassingen die leiden tot een verbetering van de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg.
deeld met een ruime 8 en werd collegae aangeraden deze workshop te volgen. De brede algemene kennisoverdracht, het verkrijgen van inzicht over de positieve invloed van ICT op de toekomstige werkzaamheden in onder meer de maatschap en de bewustwording op welke wijze het EPD zal leiden tot méér efficiency, besparing en kwaliteit werden in de evaluatie genoemd. Maar er kwam ook naar voren dat de ICT-veranderingsprocessen te langzaam gaan.
Voor het WDH en het EMD zijn diverse pilots gehouden en op basis van praktijkervaringen zal VWS in de tweede helft van 2007 beslissen over een verdere uitrol. Het is de verwachting van VWS dat in 2009 alle huisartsenposten en -praktijken, apothekers en ziekenhuizen zijn aangesloten op het Landelijk Schakelpunt. De invoering van de wet op het EPD is volgens het regeerakkoord voorzien voor 1 januari 2009 waardoor het EPD voor alle geautoriseerde zorgaanbieders wordt verplicht gesteld. Of deze strakke planning kan worden gerealiseerd hangt af van meerdere factoren. VWS noemt onder meer de bereidheid van de zorgverleners om aan te sluiten op het Landelijk Schakelpunt, de beschikbaarheid van de adequate technische systemen om dit te realiseren en het tempo van wetgeving.
Deelname aan de workshop Medisch specialisten die geïnteresseerd zijn en een workshop in het eigen ziekenhuis willen organiseren, kunnen hierover contact opnemen met Pfizer Partners in Practice, telefoon (010) 406 42 60.
■
KNMG
Preventiebeleid aanscherpen: op weg naar een betere kwaliteit van leven Effectieve preventie kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven: langer gezond leven, langer gezond werken en langer volwaardig deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het huidige preventiebeleid is te weinig effectief en te vrijblijvend. De KNMG wil dat artsen hun expertise beter kunnen inzetten om hierin verbetering te brengen. Ook de burger, de verzekeraar en de overheid moeten meer worden geprikkeld om ziekte te voorkomen en gezondheid te bevorderen. KNMG heeft haar visie op prioriteiten in het preventiebeleid vastgesteld in het document ‘Volksgezondheid en Preventie’. De KNMG vindt het van groot belang dat het door de overheid gevoerde preventiebeleid met meer kracht wordt voortgezet. De ongezonde leefstijl die steeds meer mensen er op nahouden, zal ertoe leiden dat de gemiddelde gezonde levensduur van Nederlanders omlaag gaat. Overgewicht door bewegingsarmoede en teveel eten, en alle ziekten die daar uit voortvloeien, worden een steeds groter probleem. Het anti-rookbeleid moet gericht worden aangescherpt, het gebruik van ongezonde voedingsmiddelen en teveel alcohol op jonge leeftijd moeten krachtig worden teruggedrongen. Onveilig vrijen is nog altijd actueel en moet worden aangepakt. Kortom: meer en betere preventie, gericht op de grote risico’s die iedereen kent, maar met veel minder vrijblijvendheid.
• een sterker prikkel- en financieringssysteem inbouwen dat er toe bijdraagt dat effectieve preventie ook daadwerkelijk wordt ingezet en gebruikt, en pseudo-preventie wordt bestreden.
Samenleving vraagt voorkómen van ziekten De samenleving vraagt steeds meer van artsen dat zij een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkómen van ziekten. Dat gaat meer kosten, maar ook meer opleveren. De KNMG vindt dat een versterkte eerstelijnszorg het voortouw moet nemen. Huisartsen in nauwe samenwerking met GGD’en kunnen op
lokaal en regionaal niveau veel meer voor de gezondheid van de burger betekenen dan nu. Maar ook bedrijfsartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en verpleeghuisartsen moeten hun expertise op preventiegebied in de zorg inbrengen. Ouderen worden in dit verband onterecht nogal eens vergeten. Een extra investering in de preventie van (nog meer) gezondheidsproblemen bij ouderen levert echter al snel resultaat op en veel levensvreugde.
21
De KNMG wil bevorderen dat effectieve preventie voor elke burger toegankelijk is. Niet-effectieve preventie moet worden tegengegaan; zoals meestal nutteloze maar op grote schaal aangeprezen medische check-ups, testen op ziekten die je misschien gaat krijgen maar waar niets aan te doen valt en overbodige toevoegingen aan ons voedsel onder niet waar te maken gezondheidsclaims. Artsen moeten daaraan in ieder geval niet meewerken, zo luidt het standpunt van de KNMG. De KNMG zal in overleg treden met de relevante partijen, om het door haar voorgestane beleid met gezamenlijke inzet te realiseren. ■
Veranderingen in het tuchtrecht: wat betekent dat voor de arts?
De KNMG vindt dat zwaardere middelen nodig zijn om een toekomstige generatie zo gezond mogelijk oud te laten worden en zo lang mogelijk maatschappelijk actief te laten zijn. Dat betekent: • artsen beter faciliteren om bij te dragen aan effectieve preventie, die wordt ingezet op de doelgroepen die dit het hardst nodig hebben en waar het hoogste rendement kan worden verwacht; • het preventiebeleid richten op het uiteindelijke doel: verhoging van de maatschappelijke participatie en de arbeidsparticipatie van de burger;
Er is flinke discussie over de positie en de toekomst van het wettelijk tuchtrecht. Daarom organiseert de KNMG op 13 september 2007 in Domus Medica het symposium ‘Het tuchtrecht in beweging’. Aanleiding vormen de voorstellen van het ministerie van VWS om het tuchtrecht aan te passen. Wat betekenen de mogelijke veranderingen in het tuchtrecht voor u als arts? In de nieuwe voorstellen bestaat een grotere kans voor artsen dat ze in tuchtrechtelijke procedures raken. Geconfronteerd worden met uitspraken via het tuchtrecht kan voor de arts een grote impact hebben. Wellicht komt er tuchtrecht voor maatschappen en andere groepen artsen. Bovendien wordt voorgesteld de tuchtrechter de mogelijkheid te geven om schadevergoeding toe te kennen aan de patiënt. Het ministerie van VWS wil graag reactie van alle betrokken partijen over de nieuwe plannen, dus ook van u als medisch specialist of aios! Zie voor meer informatie www.knmg.nl/symposia.
■
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Zwaardere middelen nodig
CASUS
22
Externe waarneming en vakantie Een medisch specialist vrij beroepsbeoefenaar is arbeidsongeschikt geraakt. Zijn maten, die voorzien dat de afwezigheid geruime tijd zou kunnen duren gaan naarstig op zoek naar een zelfstandig waarnemer. Deze is gelukkig vrij snel gevonden en met instemming van alle maten zal deze waarnemer de praktijk van de arbeidsongeschikte maat waarnemen. In het maatschapcontract is bepaald dat de arbeidsongeschikte maat de kosten van deze waarnemer dient te vergoeden, welke kosten ten laste komen van zijn winstaandeel. Alles verloopt naar tevredenheid. Als de waarnemer aangeeft op vakantie te willen ontstaat er echter een klein meningsverschil tussen partijen. De arbeidsongeschikte maat is van mening dat hij over de dagen dat de waarnemer op vakantie is géén waarnemingsvergoeding hoeft te betalen. Zijn maten vinden evenwel dat dat wél zou moeten. De maatschap vraagt de Orde om hulp.
Waarnemer en vakantie Voorop staat dat de waarnemer recht heeft op vakantie. Hij heeft evenwel géén recht op doorbetaling tijdens deze vakantiedagen. Als hoofdregel geldt namelijk dat een zelfstandig waarnemer niet wordt betaald als hij/zij niet werkt. Derhalve hoeven de vakantiedagen van een zelfstandig waarnemer door de opdrachtgever, dat is in dit geval de arbeidsongeschikte maat, niet te worden vergoed. Moeten de andere maten tijdens de vakantie van de waarnemer nu om niet waarnemen? Het antwoord hierop is in beginsel bevestigend. De gedachte hierachter is dat als de arbeidsongeschikte maat aanwezig zou zijn geweest en op vakantie was gegaan, de andere maten dan ook om niet zouden hebben waargenomen. Dit laat onverlet dat partijen onderling echter een andere regeling kunnen treffen.
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Geen waarnemer maar interne waarneming Stel dat het in de hier beschreven casus niet gelukt zou zijn een externe waarnemer te vinden. In dat geval zullen de andere maten de praktijk van de arbeidsongeschikte maat, na de eerste dertig dagen waarneming om niet, zo goed mogelijk blijven waarnemen. Deze vorm van waarneming staat bekend als de interne waarneming. Hoe zit het met de vergoeding van deze interne waarneming? Doorgaans is in maatschapcontracten terzake het volgende overeengekomen: ‘Is het niet mogelijk een waarnemer aan te stellen en wordt de praktijk door de overblijvende partijen uitgevoerd, dan zullen zij daarvoor ten laste van het winstaandeel van de zieke of afwezige partij een redelijke en billijke vergoeding als waarnemer ontvangen.’ Wat is een redelijke en billijke vergoeding? De meningen lopen hierover uiteen, maar in de praktijk moet er een marktconforme vergoeding worden afgesproken. In ieder geval is het raadzaam om expliciete bedragen op te nemen in het maatschapcontract, welke bedragen dan jaarlijks opnieuw moeten worden vastgesteld.
Terugbetaling van goodwill na toetreding tot de maatschap Medisch specialist X is op zoek naar een andere vestigingsplaats. Zijn oog valt op een advertentie en het is precies wat hij zoekt. Het is in het ziekenhuis bij hem in de regio en hij zal toetreden tot de bestaande maatschap. De maatschap gaat uitbreiden en met de komst van een nieuwe maat zal het aantal maten van 4 naar 5 groeien. Na een geslaagde sollicitatieronde treedt X toe tot de maatschap en is X goodwill verschuldigd aan de overige maten. De goodwillsom wordt vastgesteld en deze wordt per de ingangsdatum van de nieuwe maatschap door X overgemaakt aan zijn maten. Ondertussen is men nog druk bezig het maatschapcontract op te stellen. Bij het opmaken van het maatschapcontract doet zich het volgende voor. De nieuw toegetreden maat X wil graag dat zijn maten hem de goodwill terugbetalen als hij, X, onverhoopt niet door zijn kennismakingsperiode heen zou komen. De maten voelen hier niet veel voor. X wendt zich tot de afdeling Dienstverlening van de Orde voor advies.
Opzegging tijdens de kennismakingsperiode In het model maatschapovereenkomst van de Orde staat aangegeven dat ingeval van opzegging tijdens de kennismakingsperiode de achterblijvende partijen garant zullen staan dat als dan aan de vertrekkende partij (X) de goodwillsom zal worden voldaan, die hij in verband met zijn toetreding tot de maatschap heeft betaald. Deze garantstelling biedt X een bepaalde garantie, en wel als volgt. Indien X zou moeten vertrekken dan zullen de andere maten weer op zoek moeten gaan naar een nieuwe maat (Y), die dan in de plaats komt van X. Indien Y op korte termijn wordt geworven krijgt X zijn betaalde goodwill snel terug. Y betaalt immers ook goodwill en deze wordt dan als het ware doorgestort naar X. Maar, hoe langer het duurt om een opvolger voor X te vinden hoe meer er een verplichting tot betaling gaat ontstaan bij de ‘oude’ maten van X om hem terug te betalen. Kortom, de garantstelling verandert in een verplichting tot overname. Dit neemt echter niet weg dat partijen onderling andere afspraken kunnen maken. In de casus zijn partijen tot een genuanceerdere versie van de eerder genoemde hoofdregel gekomen. Wij adviseren maatschappen om deze terugbetalingsbepaling goed te bespreken en expliciet vast te leggen in het maatschapcontract. Voor vragen kunt u zich wenden tot mevrouw mr. S.F.J.M. Otters van de afdeling Dienstverlening van de Orde, (030) 28 23 666 of e-mail: infodesk@orde.nl. De Orde van Medisch Specialisten wil u zo goed mogelijk informeren en heeft alle zorgvuldigheid in acht genomen maar aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid met betrekking tot de casus.
■
LEDENSERVICE
23
Bij wie kunt u terecht voor advies of een luisterend oor? Hebt u wel eens behoefte aan advies of een luisterend oor van een onafhankelijke persoon? Kent u het gevoel dat u nergens terecht kunt met uw vraag? Twijfelt u wel eens en bent u onzeker? Dit kan uw functioneren als medisch specialist negatief beïnvloeden met soms arbeidsongeschiktheid als gevolg. Dan is het prettig als u vroegtijdig een beroep kunt doen op een professionele counselor. Arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir biedt daarom al haar verzekerden en eventuele gezinsleden kosteloos de telefonische counseling- en adviesdiensten van ICAS aan. Zij kunnen ICAS over ieder onderwerp raadplegen, 7 dagen per week, 24 uur per dag. Op eigen initiatief en strikt vertrouwelijk. Wanneer telefonisch contact niet voldoende blijkt te zijn, kan een afspraak gemaakt worden voor mediation of face-to-face hulpverlening. Telefonische counseling kan u steunen bij het maken van keuzes, het vergroten van uw persoonlijke effectiviteit en het verminderen van psychosociale klachten. Met Life Management advies krijgt u informatie en advies op het gebied van uw rechtspositie, uw financiën, gezondheidszorg etc. Hiermee ondersteunt ICAS u in het verbeteren van communicatie en het tijdig nemen van de juiste beslissingen. Zowel op zakelijk als persoonlijk vlak. Periodiek analyseren Movir en ICAS het gebruik van de counseling- en adviesdienstverlening van ICAS. Dit geeft inzicht in de problematiek die onder bepaalde beroepsgroepen leeft. Opvallend is dat medici vaker een beroep doen op ICAS dan zakelijke professionals. Medisch specialisten voeren de lijst aan. Sinds 2001 is het aandeel werkgerelateerde problemen gestegen van 32% naar 61% van het aantal cases dat ICAS behandelt. Een forse stijging. ICAS en Movir focussen zich dan ook - als het gaat om het voorkomen van arbeidsongeschiktheid - meer en meer op werkgerelateerde zaken zoals timemanagement en samenwerking. Ook in het eerste kwartaal van 2007 was een sterke stijging van het aantal cases op het gebied van conflicten en werkrelatie te zien. Bij medisch specialisten bedroeg het aantal zelfs 30 procent van alle problemen! Uit een enquête van ICAS bleek dat werk- en privégerelateerde problemen een ‘matig ernstige’ invloed hebben op het functioneren. Zo is ook te zien in onderstaand figuur. Zonder counseling en advies hadden deze problemen dus waarschijnlijk tot arbeidsongeschiktheid geleid. Met alle gevolgen van dien. Hebt u problemen? Praat er over. Een adviseur of luisterend oor is mogelijk dichterbij dan u denkt!
www.movir.nl
Ordenieuws • juli 2007 • nummer 3
Invloed van werk- en privégerelateerde problemen op functioneren