Documenteren voor jonge kinderen

Page 1

docu

men teren voor jonge kinderen L au r a Ma lava si en B a rb a ra Z oc c a t elli


Originele titel: Documentare le progettualità. Nei servizi e nelle scuole per l’infanzia. © 2012 Edizioni Junior Vertaald door: Karin Westerdiep

Bewerking vertaalde tekst en tekst Zig-Zag hoofdstuk: Caroline Boudry, Mark Gielen, Jan Peeters en Annelies Roelandt. Eerste druk, 2013 Tweede ongewijzigde druk, 2016

Documenteren voor jonge kinderen Laura Malavasi en Barbara Zoccatelli

ISBN 978 90 8850 327 6 NUR 784 © 2013-2016 B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van

20 juni 1974, Stbl. 351, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient

men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot Uitgeverij SWP (Postbus 12010, 1100 AA Amsterdam-Zuidoost) te wenden.


Voorwoord Zie je haar kijken? Zie je dat lachje en dat hoofdje een beetje schuin naar rechts? Eerlijk gezegd was me dat niet opgevallen totdat Zilma Oliveira me daarop wees. We bekijken samen een video van twee 2-jarige kinderen in een Braziliaans kinderdagverblijf. Het meisje speelde moeder en had haar onwillige ‘kind’ met een blok hout een ferme klap op zijn hoofd gegeven. Meteen na de klap wierp ze een snelle blik op haar pedagogisch medewerker. Ze wist dat ze iets fout had gedaan en met haar lieve lachje leek ze die mild te willen stemmen. Sindsdien heb ik dat schuldige lachje vaak gezien en ik kan me niet meer voorstellen dat ik dat lachje ooit niet bewust heb waargenomen. Kinderen leren door samen te kijken, elkaar op iets te wijzen en doordat hun opvoeders er woorden aan geven. Volwassenen, zo blijkt uit het voorbeeld hierboven, leren op een zelfde manier. Daarom is voor opvoeders het samen ervaringen opdoen, observeren, praten en reflecteren het hart van een levende pedagogiek. Dat wil zeggen een pedagogiek die open staat voor veranderingen in de opvoeding door veranderde leefomstandigheden, en open staat voor het unieke van iedere groep kinderen en ouders en voor het unieke van ieder kind. Documenteren van ervaringen speelt in dit leerproces een belangrijke rol. De afgelopen decennia is er een nieuwe pedagogische cultuur ontstaan waarin documenteren een belangrijk middel is in de communicatie tussen professionele opvoeders, ouders en kinderen, en een middel is tot reflectie en inspiratie. Jan Peeters, Caroline Boudry en Annelies Roelandt hebben hierover een prachtig boek samen gesteld: Documenteren voor jonge kinderen. In dit boek worden ervaringen met documenteren in Noord Italië en in Vlaanderen toegankelijk gemaakt voor een breder publiek. Documenteren, zo stellen de auteurs uitdrukkelijk, is een middel en geen doel op zichzelf. Schrijven, foto’s maken, documentatiemappen samen stellen moet niet het directe contact met kinderen en ouders in de weg staan, maar het contact intensiveren. Ze laten zien hoe samen met kinderen en ouders ervaringen kunnen worden vastgelegd en hoe dit kinderen helpt om zichzelf te leren kennen. Bij oudergesprekken kan worden teruggegrepen op ervaringen in het recente verleden, zodat lijnen zichtbaar worden in de ontwikkeling van een kind. En door documentatie krijgt de groep een geschiedenis met belangrijke gebeurtenissen als verjaardagen, vieringen, uitstapjes en tentoonstellingen over projecten. Documentatie is ook een prachtig middel om de taal van kinderen te verrijken. Tijdens het vertellen van verhalen over ervaringen stroomt de taal als van zelf. Het Vlaamse Zig-Zag project laat zien hoe pedagogisch medewerkers nieuwe activiteiten plannen op basis van observaties en discussies in het team. De auteurs benadrukken dat er geen blauwdruk bestaat voor hoe documentatie moet worden ingezet in het pedagogische proces. Vele manieren zijn mogelijk. Het boek geeft veel voorbeelden ter inspiratie. Maar zo benadrukken de auteurs, plannen op basis van observaties van de kinderen, vereist een andere houding ten opzichte van de kinderen van de pedagogisch medewerkers en de ouders. Ze moeten de kinderen kunnen volgen, in plaats van zelf te bepalen wat gedaan en geleerd zal worden. Enerzijds is een duidelijk kader nodig door dagritme, rituelen, goede gewoontes en manieren en regels. Anderzijds is er ruimte voor spontaan spelen en leren

5


van de kinderen. Door de kinderen te observeren en betekenis te verlenen aan hun gedrag komen de opvoeders tot nieuwe ideeën voor een aanbod van materialen en activiteiten. De pedagogiek van kijken, luisteren en inspelen op de kinderen is ingebed in een veelomvattende cyclus van observeren, reflecteren, plannen en uitvoeren.

6

Documenteren voor jonge kinderen heeft veel te bieden voor de professionele opvoeding en educatie van jonge kinderen. De ervaringen met documentatie in Noord Italië en Vlaanderen sluiten aan bij ontwikkelingen op pedagogisch gebied in Nederland. Al sinds de jaren ’80 zijn er kindercentra die geïnspireerd door Freinet werken met documentatie en sinds de jaren ’90 zijn er op diverse plaatsen kindercentra ontstaan die zich laten inspireren door dezelfde Noord Italiaanse ervaringen als waarop de auteurs van dit boek zich baseren. Recent heeft Mutant een nieuwe impuls gegeven aan het werken met documentatie binnen de ‘lerende organisatie’. Zelf heb ik samen met pedagogisch medewerkers en stafpedagogen een praktijkonderzoek gedaan naar de manieren waarop de spelbetrokkenheid van jonge kinderen kan worden vergroot. De pedagogisch medewerkers documenteerden hun ervaringen, zodat we er samen op konden reflecteren en werken aan pedagogiekontwikkeling. Ik verwacht dat Documenteren voor jonge kinderen een verrijking is voor de Nederlandse praktijk en een versterking van een levendige pedagogische cultuur van uitwisseling tussen Nederland, Vlaanderen en andere landen met inspirerende voorbeelden. Mijn droom is dat er regionale, landelijke en Vlaams-Nederlandse netwerken van uitwisseling ontstaan. Met jaarlijkse landelijke congressen waar professionals en wetenschappers verslag doen van praktijkonderzoek en nieuwe wetenschappelijke inzichten op internationaal niveau. Mijn droom is een pedagogische cultuur waarin documentatie inspireert tot levendige discussies en verwondering over het spelen en leren van jonge kinderen. Elly Singer

Documenteren voor jonge kinderen


Inhoud Inleiding

10

Deel 1 Visie

13

Van een lineaire naar een webvormige visie

Over kindbeelden, de rol van de opvoeder en de betekenis van leren Wat verstaan we onder een pedagogisch project? De juiste reflectieve vragen Wat zijn dan goede reflectieve vragen? Vragen aan kinderen, ouders en voorzieningen Duiden en betekenis verlenen De relatie tussen individuele en groepsdocumentatie

Deel 2 Praktijk

Inleiding Een documentatieproject organiseren

Documentatie ontwerpen: zes aandachtspunten

Opzet documentatieproject

Wat? Wie? Waarmee? Hoe? Wanneer? Waar? Een gestructureerd bouwwerk: de methodische fasen in het documentatieproces De fasen in een systematische aanpak De stappen van de methode

Vormgeven aan een documentatieproject

Enkele woorden over esthetiek Woorden en beelden: zoeken naar evenwicht Een tekst maken Documenteren en communiceren met foto’s

14

14 16 19 19 21 24 27

29

30 31

31

32

34 36 40 44 46 48 50 52 53

54

54 54 58 62


Fotograferen en documentatie Foto’s maken: enkele aandachtspunten Kinderen fotograferen Welk beeld willen we geven van kinderen? EDITING: het fotomateriaal selecteren en structureren Het digitaal fototoestel: enkele opmerkingen over voordelen en beperkingen Lay-out: enkele aantekeningen Formaten en opstelling Dragers, kleuren en plaatsing Je werk organiseren Een synthese

Documentatiematerialen en -instrumenten

64 68 69 71 73 74 75 76 78 79 80

82

Documentatie- en communicatie-instrumenten ter ondersteuning van het projectmatig werken 82 Zichzelf presenteren, informeren, verwelkomen 84 Weergeven, vertellen, delen 88 Reflecteren, plannen, informatie bijhouden 98 Relatiestromen tussen de instrumenten 103

Presentatie en documentatie

105

Deel 3 Ode aan de Zig-Zagreiger

135

Een nieuwe pedagogische uitdaging Toch een beetje filosofie ‘Straffe’ kinderen Een concept voor Vlaanderen en Nederland? Een veelzijdige methodiek Even veelzijdige interacties Vijf stappen: aan de slag! De Knuffelboom XL: een experimenteerstation

Paradijs voor sterke kinderen Met vallen en opstaan Scherven brengen geluk Een rijke job Laat de tijd los

137 138 140 145 146 147 150 160

160 162 165 167 169


De Bijendans: van verwondering naar spelidee

Vrolijke klanknabootsingen Verzameld kinderwerk Ventilator blues Blijvende verwondering

Mandala: atelier op maat

171 171 173 175 179

181

Een kunstzinnige kijk Levendige interacties Een pedagogische cirkel Buiten de lijntjes kleuren

181 184 186 190

Tot slot: ‘a never ending story’

196

Bittere witlof: op de grens van deze pedagogie

Een voortdurend spanningsveld Tussen sturen en inspelen Als kinderen de dag vorm geven

Deel 4 Toekomstperspectieven

Steeds meer professionaliteit in het ontwerpen en documenteren

Tijd en ruimte plannen voor het documenteren Investeren in een documentatieproject Documentatie als gelegenheid tot vorming en zelfvorming Documenteren en reflecteren Documenteren om een geschiedenis op te bouwen Documenteren om te communiceren en te relateren Documenteren om te plannen Documentatie, professionele ontwikkeling en onderzoek

191

191 192 194

199

200 200 202 203 204 204 207 208 209

Aanbevolen literatuur

212

Geraadpleegde literatuur

213


Inleiding

10

In 1998 werd onder massale belangstelling de schitterende tentoonstelling ‘De Kinderen van Reggio’ georganiseerd door de Stichting Pedagogiekontwikkeling in het Stedelijk Museum van Amsterdam, waar voor het eerst de Noord-Italiaanse aanpak van documenteren onder de aandacht werd gebracht van een ruim publiek (80.0000 bezoekers!). Talloze medewerkers uit de kinderopvang en de kleuterscholen in Nederland en Vlaanderen trokken naar Amsterdam om de resultaten van documenteren in deze Italiaanse stad te gaan bewonderen. De belangstelling voor deze kunstzinnige pedagogische aanpak is zeker geen fenomeen van voorbijgaande aard gebleken. Eerst waren het de scholen voor jonge kinderen van Reggio Emilia die honderden medewerkers van voorzieningen uit de lage landen op bezoek kregen, maar de laatste jaren is er ook veel interesse voor hoe men in andere steden zoals Pistoia, San Miniato, Firenze, Bologna, Modena en Ferrara aan documenteren doet. Maar het bleef echter niet beperkt tot bezoeken brengen, documenteren kwam ook aan bod op talrijke studiedagen en in artikelen in vakbladen als KIDDO en Kinderen in Europa. In 2007 verscheen daarenboven bij Uitgeverij SWP het prachtige boek Sporen van Reggio, dat de resultaten toonde van werken met de Reggio-aanpak in Amsterdam. De Noord-Italiaanse aanpak inspireerde dus vele medewerkers van voorzieningen uit onze contreien, maar als het erop aan kwam om concreet met documenteren aan de slag te gaan in de voorziening, bleek dit echter niet zo eenvoudig. De enkele boeken die in het Nederlands waren uitgegeven toonden vooral de mooie resultaten: boeken, posters, foto’s… maar er was weinig aandacht voor hoe men binnen een team concreet met documenteren aan de slag kan. Ik ging te rade bij mijn gewaardeerde collega van Children in Europe, Ferruccio Cremaschi van Spaggiari, de grootste uitgever van pedagogische boeken in Italië en vroeg hem of er in Italië een dergelijk boek bestond. En vorig jaar kreeg ik een e-mail uit Bergamo dat twee pedagogista’s Laura Malavasi en Barbara Zoccatelli Documentare le progettualità hadden uitgegeven waarvan Ferruccio mij verzekerde dat dit waarschijnlijk hét praktische boek was waar we in Vlaanderen en Nederland zaten op te wachten.

In overleg met Trude van Waarde van Uitgeverij SWP besloten we aan het oorspronkelijk boek van Malavasi en Zoccatelli een hoofdstuk toe te voegen over hoe met documenteren in Vlaanderen gewerkt wordt. Mark Gielen ging praten met medewerkers die de voorbije jaren met documenteren experimenteerden en hij bestudeerde de documentatie die Caroline Boudry (VBJK) en Annelies Roelandt (VCOK) de laatste jaren, samen met medewerkers van voorzieningen voor jonge kinderen, hebben opgezet. Dit alles leidde tot een bijzonder hoofdstuk in dit boek ‘Ode aan de Zig-Zagreiziger. Over pedagogisch documenteren in Vlaanderen’ waarin de auteurs beschrijven, hoe deze manier van de praktijk zichtbaar en bespreekbaar te maken de pedagogische visie en de praktijk van de voorziening verrijkt.

Documenteren voor jonge kinderen


Maar toen we de vertaling van het eerste hoofdstuk ontvingen, stonden we voor een probleem: het bleek niet eenvoudig om het Italiaans pedagogisch gedachtegoed in verstaanbaar Nederlands om te zetten. Een aantal begrippen en concepten bestonden simpelweg niet in het Nederlands en samen met de auteurs van het Vlaamse hoofdstuk zochten we naar woorden en concepten die zo dicht mogelijk aansloten bij de Italiaanse. Het werd een boeiende ervaring: we leerden hoe rijk de Italiaanse pedagogie wel is en leerden tevens dat deze aanpak van documenteren bijzonder stevig onderbouwd is door filosofische en pedagogische denkbeelden. Hoewel we getracht hebben om in de Nederlandse vertaling zo dicht mogelijk aan te leunen bij de Italiaanse tekst, hebben we toch de vrijheid genomen om, rekening houdend met de Nederlandse en Vlaamse context, enkele aanpassingen te doen. Sommige passages die typisch waren voor de Italiaanse situatie en in Nederland en Vlaanderen niet van toepassing zijn werden weggelaten. Daarnaast hebben we getracht om de concepten zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de literatuur over pedagogisch begeleiden en professionele ontwikkeling die in onze landen voorhanden is.

Veel pedagogische coachen werken reeds jaren in voorzieningen voor jonge kinderen, vanuit pedagogische begeleidingsdiensten of andere organisaties die pedagogische coaching aanbieden. Bovendien is er in Vlaanderen ook de opleiding tot pedagogisch coach (Bachelor Pedagogie van het Jonge Kind). Het boek, zoals het voorligt, is dan ook bijzonder geschikt voor iedereen die als pedagogisch coach aan de slag wil of al jaren aan pedagogische begeleiding doet. Dit betekent niet dat dit boek een kant-en-klare ‘handleiding pedagogisch documenteren’ is geworden, een soort receptenboek waarmee je na een uurtje lezen aan de slag kan. Alhoewel we onze uiterste best gedaan hebben om de aanpak zo concreet mogelijk uit de doeken te doen, zal het toch enig studiewerk vergen van de lezer. De onderliggende pedagogische en filosofische inzichten, die in het eerste hoofdstuk worden belicht, zijn onmisbaar om de essentie van het documenteren te vatten. Wij garanderen de lezer dan ook een avontuurlijke zoektocht want aan het einde van die reis wacht een grote verrassing. Door te gaan documenteren wat jonge kinderen doen zal de lezer namelijk een ander kind ontdekken, een kind dat nieuwsgierig is, dat gedreven is om de betekenis van de dingen te achterhalen en dat zelf als protagonist zijn eigen leren stuurt. Maar op deze ontdekkingstocht zal u beslist ook uzelf als opvoeder tegenkomen. Ik wens u veel succes op uw reis! Dr. Jan Peeters Directeur VBJK Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen

11



deel 1 Visie 13

Deel 1

Visie


Van een lineaire naar een webvormige visie Over kindbeelden, de rol van de opvoeder en de betekenis van leren 14 14

Als we praten over de opvoeding van kinderen is het belangrijk om eerst te omschrijven wat we precies onder een kind verstaan; het opvoedingsdoel wordt dan vanzelf duidelijker. Kinderen zijn competente, actieve en interactieve individuen. Het Italiaanse woord ‘protagonista’ omschrijft dat goed: kinderen zijn actieve participanten, hoofdrolspelers in hun eigen leven, ze leren en ontwikkelen. De volwassene erkent het kind als een veelzijdige persoon. De opvoeder kiest, probeert uit, discussieert, verandert, denkt na en creëert mogelijkheden. Hij jaagt niet koortsachtig resultaten na, maar koestert zijn verbazing en verwondering over zoveel creativiteit. Uit recente literatuur over intelligentie blijkt dat we kennis niet op een voorspelbare, geleidelijke en stapsgewijze of lineaire manier opbouwen, maar wel door stappen vooruit en achteruit te zetten in iedere richting, afgewisseld met af en toe een pauze. Om het te duiden met een beeldspraak: zoals in een spinnenweb. De knooppunten en de verbindingslijnen in dat spinnenweb zijn dan specifieke, individuele leerpaden, die weer aanknopingspunten vormen voor nieuwe, unieke kennis- en leerpaden. Die kennis bouw je op in groepsverband, op basis van afspraken, ideeën, theorieën en confrontaties met anderen. Ze breidt uit naarmate je meer weet en naarmate je identiteit zich verder ontwikkelt.

Documenteren voor jonge kinderen

“Wanneer de geest zich opent voor een nieuw idee, keert hij nooit meer terug naar zijn oude afmetingen.” Einstein

Voorstanders van het constructivisme en socioconstructivisme stellen dat je kennis opbouwt binnen je sociaal-culturele omgeving. Kinderen beschikken vanaf hun geboorte over een enorm energiepotentieel. Ze zijn nieuwsgierig, handig, geduldig en koesteren hoge verwachtingen. Ze beschikken over de volheid van hun zintuigen. Ze zijn vaardig in relaties en interacties. Ze koesteren waarden en staan open voor wat nieuw en anders is. Ze zijn constructief. En ze hebben rechten. Ze willen gerespecteerd en gewaardeerd worden om wie ze zijn en wat hen van anderen onderscheidt. Ze verdedigen opvattingen die hen door het dagelijkse leven leiden. Ze bepalen zelf het verloop van hun processen, aan de hand van eigen waarden en betekenissen die ze aan de dingen geven. Ze volgen daarbij hun vertrouwde tempo, dat we als opvoeder erkennen en stimuleren. Zo’n complexe culturele benadering pleit voor een type pedagogie waarin elke persoon die leert ook uniek is. Loris Malaguzzi, en vóór hem Maria Montessori, vond dat de opvoeder of leerkracht “een kind nooit iets moet leren wat het uit zichzelf kan leren,” omdat leren plaatsvindt in een sociale omgeving en door contact met anderen. Als kinderen inderdaad zelf theorieën ontwerpen,


vragen opperen en voor een groot deel zelf hun kennis opbouwen, dan is opvoeding niet zozeer overbrengen, maar vooral luisteren. Het is actief en betrokken luisteren! Ook de volwassene leert op die manier voortdurend bij en wordt een alerte, scherpe waarnemer die herkent wat kinderen op vlak van kennis en andere gebieden nodig hebben. Volwassenen zorgen voor een geschikte omgeving met aandacht en respect voor alles wat nieuwsgierigheid opwekt bij kinderen. Ze scheppen een omgeving waarin volwassenen en kinderen samenwerken aan de opbouw van kennis en cultuur. Kennis is een rijkdom waar je samen aan bouwt. Elk individu doet dat op eigen tempo en manier, maar de confrontatie met de anderen en het andere is daarbij onmisbaar.

Volgens Jerome Bruner hebben alle mentale processen, ook de taal, een sociale basis: relaties tussen mensen zijn belangrijk. Je ontwikkelt je door ervaringen op te doen met anderen. Onder leren verstaan we een proces waarbij je je een beeld vormt van de zin en de betekenis van dingen, van de ander, van de werkelijkheid en van het leven. Socio-constructivistische opvattingen over leren hebben gevolgen voor de inrichting van de ruimte, de keuze van de materialen, de manier van werken en de manier van communiceren. Kinderen ver­ werven kennis en ontwikkelen ideeën over de werkelijkheid in contact met andere kinderen. Het individuele denken en de kennis ontstaan vooral door confrontaties van meningen en betekenisverleningen omdat je daarin je standpunt kunt onderbouwen. Elk kind heeft zijn opvattingen, beelden en ideeën over dingen. Het wil die ook graag delen met anderen. Om gedachten en ideeën uit te wisselen, zijn kleine groepen het meest geschikt. Het leven is een leerschool. Leerrijke

ervaringen doen we dan ook op in het dagelijkse leven en dus in contact met anderen. De betekenis van dingen staat niet bij voorbaat vast, maar wil ontdekt worden. De periode die het kind in de opvang of de kleuterschool doorbrengt, be­ schouwen we dan ook als een verrijkende leer­ ervaring. Door te luisteren, aandacht te schenken, betekenissen opnieuw aan te reiken en te ver­ duidelijken, ontstaan optimale voorwaarden waaronder we ons kunnen openstellen voor onverwachte en onvoorziene gebeurtenissen.

Door projectmatig te werken, of creatief te plannen zoals de Italianen dit noemen, komt elk kind tot zijn recht: op eigen tempo en eigen manier onderzoekt en ontdekt het de dingen. Plannen is dan een nuttig hulpmiddel voor de begeleiding van kinderen in een groeitraject waarin ze zelf actief en kritisch vormgeven aan hun ervaringen. Het langzame tempo stimuleert hen om na te denken en anders naar hun ervaringen te kijken. Door dingen uit te wisselen en bij zaken stil te staan, stellen de kinderen zich nieuwe vragen, niet zozeer over wát ze moeten doen, maar over hoe en vooral waarom ze iets zouden doen. Om een pedagogische omgeving te creëren waarin ‘leren leren’ mogelijk is, kun je beter uitgaan van een plan of een project dan van een programma. Je creëert een werkomgeving waarin je rekening houdt met zekerheden, onzekerheden en waarschijnlijkheden. Zo’n aanpak kan en moet worden aangepast wanneer de kinderen toe zijn aan nieuwe uitdagingen. Je plan verloopt niet altijd voor­ spelbaar en stapsgewijs, maar eerder grillig, met aanpassingen, pauzes en vertragingen. Zo’n werkwijze vraagt om een volwassene die oprecht luistert, maar ook pauzes inlast en stiltes laat vallen. Een opvoeder houdt zich in en loopt niet op de kinderen vooruit omdat hij weet dat die Deel 1

Visie

15


vertraging op termijn tijdwinst oplevert. Hij geeft de kinderen uitgebreid de tijd om na te gaan waarom ze op een bepaalde manier hebben gehandeld.

16 16

Voor de auteurs van dit boek zijn de kinderopvang en de kleuterschool voorzieningen voor jonge kinderen die alle betrokkenen, zowel de kinderen als de volwassenen, in alle opzichten laten groeien. Zo’n pedagogische gemeenschap plaatst iedereen die vorm geeft aan de ervaringen en reflecties in het middelpunt van de actie. Kinderopvang en basisschool zijn plaatsen waar gedachten, ideeën, persoonlijke verhalen, vragen, kennis en standpunten elkaar ontmoeten. Plaatsen waar je groeit en leert omdat je wilt onderzoeken waarom dingen zijn zoals ze zijn. Die ervaringen onderzoek je in een kleine groep omdat je jezelf verbaast en vragen stelt over wat er om je heen gebeurt. Het is een boeiende werkwijze om op die manier de wereld om je heen betekenis te geven.

Wat verstaan we onder een pedago­ gisch project? Socio-constructivisme als pedagogisch project, zoals het in Italië wordt toegepast, gaat uit van een projectstructuur die drie kernbegrippen omvat: observeren, plannen en documenteren.

Observeren en plannen zijn een hulpmiddel om oorzaken en betekenissen te achterhalen bij het documenteren. Voor de opvoeders is observeren essentieel om kinderen, zowel afzonderlijk als in een groep, te leren kennen. Dan ontdek je wat hen bezighoudt en wat hun ontluikende interesses zijn. Observeren is een actieve houding, waarbij het belangrijk is om aandachtig te luisteren en de kinderen ruimte te geven. Observeren is nooit neutraal: hoe een opvoeder kijkt en de interpretaties die hij eraan geeft, verweven zich met wat de kinderen naar voren brengen. Zorgvuldig obser­ veren biedt volwassenen aanknopingspunten om met elkaar in gesprek te gaan over projecten die je met de kinderen onderneemt. Aan de hand van de vragen, interesses en behoeften die je bij het observeren hebt waargenomen, ontwikkel je hypothesen. Daarbij formuleer je reflectieve vragen. Dat zijn vragen waarop niet meteen een antwoord wordt verwacht, maar die het verlangen om meer te weten te komen over het actuele onderwerp aanwakkeren. Pedagogisch plannen leidt tot een proces waarbij tal van ervaringen worden opgedaan en waarbij het leren gebeurt in verschillende contexten. Dit bereik je door onderzoeksvragen te formuleren waarmee je aan de slag kunt met de kinderen. Ondertussen blijf je observeren en houd je het project voortdurend tegen het licht. Dergelijke reflectieve vragen kunnen ontstaan uit veronderstellingen of

Documenteren voor jonge kinderen


hypotheses die je maakt op grond van ervaringen met kinderen en ouders. Het is heel belangrijk dat kinderen ervaringen opdoen in verschillende relationele situaties (bijvoorbeeld in een kleine en een grote groep). Dit geeft hen de mogelijkheid om op onderzoek te gaan en te leren uit de verschillende ervaringen die ze opdoen. Om het aanbod voor kinderen zo gevarieerd mogelijk te maken, zijn kleinere groepjes van maximum vier tot vijf kinderen het meest geschikt. Een kleine groep met een begeleider bevordert de uitwisseling en interacties tussen de kinderen. In kleinere groepen kunnen ze zich beter uiten en met elkaar communiceren over de verschillende manieren waarop ze de werkelijkheid een betekenis geven. In een kleine groep kun je vertragen: er is meer tijd om op onderzoek te gaan, te spelen, dingen te verwerken en jezelf te zijn. Er is meer tijd om volop te genieten van de ervaringen, de ontmoetingen met vriendjes en vriendinnetjes en de kennismaking met nieuwe materialen.

elkaar bespreken, vergelijken en hun verschillende visies met elkaar delen. Daarbij maken de jonge kinderen gebruik van de kennis die ze tijdens de activiteiten hebben opgedaan. Binnen projecten zijn kleine groepen het best geschikt om ervaringen uit te diepen en te onderzoeken, terwijl in grote groepen over die ervaringen gereflecteerd kan worden en de betekenis van die ervaringen kan worden besproken. Het blijkt dat documenteren essentieel is om: • het verloop van projecten te volgen; • de vele betekenissen die zich stap voor stap aanbieden duidelijk te maken; • dienst te doen als inspiratie bij het formuleren van reflectieve vragen, die kunnen leiden tot nieuwe pedagogische praktijken en om tege­ lijkertijd ouders te betrekken bij de relationele en leerervaringen van de kinderen.

Een project kan plaatsvinden in alle binnen- en buitenruimtes, maar vooral het atelier en de leefruimte bieden mogelijkheden voor het uitdiepen van de onderzoeken die de kinderen opzetten.

Voorlezen, lezen, knutselen, het verkennen van de ruimte, tekenen, schilderen en psychomotorische activiteiten bieden interessante en stimulerende mogelijkheden tot onderzoek en verdieping. Terwijl een van de volwassenen aan het werk is met een kleine groep (in het atelier of de tuin), zijn de collega’s bezig met andere kleine groepen. Ook de groep als geheel speelt tijdens een onder­ zoeksproject een belangrijke rol omdat de kinderen daar hun betekenisverlening en ervaringen met Deel 1

Visie

17


18 18

Wanneer de opvoeders documenteren, dringen zij door tot de cognitieve processen van de kinderen. Zij leggen die processen vast en geven ze weer door afbeeldingen, taal en foto’s. Daardoor krijgt iedere ervaring nieuwe betekenissen. De opvoeders ver­ zamelen verschillende betekenisverleningen en formuleren vragen die het kind op weg helpen in zijn onderzoek. Documenteren is ook belangrijk om ouders te informeren over de ontwikkeling die de kinderen in de opvang en op school doormaken. Bovendien is documentatie leerzaam voor de begeleiders en leerkrachten. Documenteren geeft hen de mogelijkheid om hun pedagogische aanpak en functioneren te evalueren. Via documentatie worden ouders, kinderen en opvoeders geïnformeerd over wat er gebeurt in de voorziening. De professionele opvoeders bouwen mee aan de groei- en leerervaringen van de kinderen. Zij ontwikkelen daartoe vaardigheden die hen in staat stellen om reflectieve vragen te stellen en in te spelen op de ervaringen en handelingen van de kinderen. Begeleiders maken ruimte voor het

Documenteren voor jonge kinderen

onverwachte en ongewone. Zij luisteren naar anderen en zichzelf. Zij stellen pedagogische praktijken voortdurend ter discussie. De opvoeders streven niet naar vooraf gestelde doelen, maar laten zich inspireren door reflectieve vragen die leiden naar verdieping van de ervaring van kinderen en van zichzelf. Het gaat hierbij niet zozeer om de vraag wát te doen, maar eerder om de vraag hoe en waarom iets te doen. De opvoeders staan open voor vragen van de betrokken gezinsleden. Zij grijpen die vragen aan om een dialoog of discussie op gang te brengen over opvoeding en sociale en relationele kwesties. Zo creëren zij een uitwisseling die voor beide partijen verrijkend is. De professionals die ons inspireerden voor dit boek werken in voorzieningen die nadrukkelijk gebaseerd zijn op collegialiteit en de uitwisseling van alles wat zich voordoet. Zo vinden regelmatig teamoverleg en uitwisseling plaats om uitdagende omgevingen voor de kinderen te bedenken, te verdiepen en te vernieuwen.


De juiste reflectieve vragen

Wat zijn dan goede reflectieve vragen?

Wat een goede vraag is, bepaal je vanuit drie invalshoeken. De houding van de volwassene is een eerste invalshoek: een goede vraag maakt nieuwsgierig. Ze is verdiepend en nodigt uit om verder te kijken. Ze kan niet meteen beantwoord worden, maar is nuttig om nieuwe blikvelden te openen. Een tweede invalshoek is de beschouwende houding: een goede vraag geeft stof tot nadenken, ze biedt de begeleider de gelegenheid om zichzelf te evalueren en nieuwe pedagogische praktijken te ontwikkelen. De onderzoeksstrategie is de derde invalshoek: een goede vraag zet zich af tegen een lineaire en stapsgewijze opvatting over opvoeding.

Goede vragen mogen niet retorisch zijn. Ze dragen het antwoord niet in zich, maar zijn verdiepend en helpen je om de kinderen beter te leren kennen. Reflectieve vragen helpen jonge kinderen in hun zoektocht op het gebied van kennis, emoties en relaties. Een goede vraag verruimt het perspectief en stimuleert het denken. Het is soms moeilijk om onszelf een vraag te stellen omdat we gewend zijn om situaties eenvoudiger te maken in plaats van ingewikkelder. Tijdens een project stel je de werking en je eigen handelen steeds weer in vraag. Daarnaast is het belangrijk dat je de tijd neemt om dingen uit te proberen. Je hebt een groep mensen nodig die niet uit is op snelle antwoorden. Een groep die het boeiend vindt om steeds op nieuwe terreinen te gaan onderzoeken en bereid is buiten de gekende theoretische kaders en pedagogische praktijken te handelen.

Vragen stimuleren je tot nadenken en nader onderzoek. Er is een verband tussen vragen en pauzeren, stilstaan, ruimte laten om na te denken en te heroverwegen. Elke goede vraag roept nieuwe vragen op. We spreken niet voor niets over reflectieve vragen, ofwel vragen die, als ze niet retorisch maar oprecht en diepgaand zijn, tot nieuwe ideeën leiden en nieuwe perspectieven openen. In die zin is een reflectieve vraag belangrijker dan het antwoord.

Het is zinvol om van retorische vragen over te stappen op open reflectieve vragen. We stappen af van de dwangmatige behoefte aan een antwoord, zeker als dat antwoord meteen wordt verwacht, want dit leidt in de relatie tussen volwassene en

“Details, hoe klein ook, mag je niet negeren, want grote projecten zijn alleen mogelijk dankzij die details.” S. Gerolamo

Deel 1

Visie

19


20 20

kind tot een manier van opvoeden die meer uit is op het verkrijgen van stereotype antwoorden dan op authentieke antwoorden die voortkomen uit het denken van het kind zelf. Daarom mogen we niet overhaast conclusies trekken en moeten we tijd leren nemen, want het is belangrijk dat we binnen ons project leren werken met minder voorgekauwde kaders. Dat schept enige onzekerheid, maar door die onzekerheid gaan we op zoek naar alle mogelijke antwoorden en ontdekken we wellicht nieuwe vragen. Maar het proces van documenteren is meer dan steeds weer nieuwe vragen stellen. De kern van het documentatieproces bestaat erin betekenissen te geven aan wat de kinderen aanreiken. Door de ervaringen een betekenis te geven, schep je een specifieke cultuur binnen de groep en verhoog je de professionaliteit van de opvoeders. Door de ervaringen die leven in de groep vanuit verschillende gezichtspunten te analyseren en erover te reflecteren, sta je stil bij onverwachte gebeurtenissen. Het standpunt van de ĂŠĂŠn voedt en

Documenteren voor jonge kinderen

verrijkt zich met het idee van de ander. Door op deze manier naar ervaringen terug te kijken, zorg je voor nieuwe en interessante mogelijkheden om met elkaar in gesprek te gaan. Opvoeders, ouders en kinderen groeien door het contact met elkaar en door de reflectie op de ervaring. Opvoeders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de pedagogische praktijk in het kinderdagverblijf of op school. Door te documenteren maak je tastbaar en helder wat ongrijpbaar lijkt en geef je betekenis aan wat kinderen, opvoeders en ouders doen, door te verklaren, te duiden en te ontrafelen. Reflectieve vragen helpen je om te weten te komen waarom je bepaalde projectkeuzes hebt gemaakt en wat ze betekenen, maar ook en vooral om duidelijk te maken welke projectactiviteiten je in de toekomst met die specifieke groep kinderen en volwassenen wilt ondernemen.


Vragen aan kinderen, ouders en voorzieningen Kinderen krijgen heel vaak vragen voorgeschoteld die veraf staan van de manier waarop zij denken. Daar zijn allerlei oorzaken voor: de woordkeuze van volwassenen, de vraagstelling, het moment waarop de vragen worden gesteld en hoeveel tijd de kinderen hebben om te antwoorden. Hoe stellen we vragen dan het beste? Op welke wijze, in welke bewoordingen, op welke toon, met welke fysieke afstand? Hoe verhouden de volwassenen zich tot elkaar? In die zin laat je, door jezelf vragen te stellen, ruimte om na te denken en op onderzoek te gaan. Zo bereik je werkelijk verdieping die in lijn ligt met de voortgang en het proces van onderzoeken van de kinderen. Het gaat vaak om vragen die tijdens het project of de gebeurtenis in kwestie voortdurend terugkeren. Ze zijn als peilloodjes die de pedagogische praktijk diepgang en kwaliteit geven. Om je richting binnen een project te bepalen, bedenk je vragen om te begrijpen welke stappen je neemt. Het gaat om vragen die je een dieper inzicht geven in het gedrag van de kinderen. Hoe meer vragen je stelt, hoe meer je het denken verruimt. Als je slechts weinig vragen achter de hand houdt, loop je het risico te blijven steken in reeds verworven kennis of gekende patronen. Om een project te bedenken waarmee je bijvoorbeeld kinderen een nieuwe ruimte laat ontdekken en verkennen, kun je gebruikmaken van reflectieve vragen zoals:

Waar kijken kinderen intensief naar? Welke documentatiemethoden zijn dan het meest geschikt? Hoe zullen de kinderen deze plek of ervaring beleven? Hoe interpreteer je hun gebaren, blikken en ideeën? Hoe maak je die gebaren, blikken en ideeën zichtbaar, hoe breng je ze tot leven en hoe maak je ze zichtbaar na observatie en interpretatie? Hoe maak je de documentatie zo democratisch en communicatief mogelijk? Gebruik je taal die de ervaringen niet bagatelliseert maar die goed te volgen is? Wordt er voldoende rekening gehouden binnen het documentatieproject met de diversiteit binnen de gezinnen? Welk kindbeeld spreekt uit de documentatie? Naar welke theorieën wordt verwezen of welke theorieën worden genoemd? Wat zijn de verschillende stappen bij het projectmatig denken? Welke wisselwerking is er tussen de verschillende documentatieinstrumenten? Welke balans is er tussen individuele en groepsdocumentatie?

Deel 1

Visie

21


22 22

Hoe breng je voorzieningen en ouders dichter bij elkaar om zo tot nieuwe inzichten te komen? Het risico bestaat dat voorzieningen hun eigen ritme, gewoonten, manieren van handelen en vaktaal opleggen omdat deze zo vanzelfsprekend zijn dat er niet meer over wordt nagedacht. Hoe stimuleer en begeleid je kinderen en ouders in het samen ontdekken van wat ervaringen kunnen betekenen? Je zoekt samen naar goede vragen waardoor je elkaar kunt ontmoeten. Om beginvragen te creëren en het contact, de dialoog en de nauwe verbondenheid tussen ouders en voorzieningen te stimuleren, gebruik je bovendien instrumenten waarmee je de ervaringen en de dagelijkse gang van zaken kunt weergeven. Dagagenda’s zijn in die zin nuttig, vooral wanneer ze vragen aanreiken die ouders uitnodigen tot nadenken.

Documenteren voor jonge kinderen

Je helpt ouders bij het leren stellen van vragen. Ouders zitten vaak met allerlei vragen. Je maakt daaruit een keuze om nieuwe, zinvolle gelegenheden tot confrontatie te creëren. Open vragen nodigen ouders uit om na te denken, om op verschillende niveaus antwoorden te zoeken en om zichzelf nieuwe vragen te stellen die niet zozeer betrekking hebben op hun eigen kind maar op alle kinderen. Ook uit contacten met andere voorzieningen – werkbezoeken, uitwisselingen, congressen – kun je vragen putten die richting geven aan het observeren en reflecteren. Denk daarbij aan vragen over de volgende onderwerpen:


Als je een kinderdagverblijf of school binnenstapt, waar ben je dan en hoe voel je je daar? Als je documenten, materialen en panelen bekijkt, welk beeld krijg je dan van de voorziening en het team? Welke interpretatie geef je aan de documentatie die je aantreft?

23

Documenteren is, tot slot, een projectinstrument. Documentatie stimuleert de ontmoeting en confrontatie van verschillende culturen. Ze plaatst kinderen in het middelpunt met naast hen een volwassene. Die opvoeder stelt zich vragen over de kinderen, hij onderzoekt hoe hij elk van de kinderen binnen de documentatie van een project tot zijn recht kan laten komen.

Deel 1

Visie


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.