BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 06/07 | 11
‘DIT IS WEL ERG
HEFTIG’
HENK KAMP HAALT DE BROEKRIEM AAN HET NETWERKBUREAU KINDEROPVANG NEEMT AFSCHEID WEG MET HET ADULTOCENTRISME!
BEZOEK WWW.SWPBOOK.COM VOOR MEER VAKLITERATUUR!
OP WEG NAAR HET INTEGRAAL KINDCENTRUM Frank Studulski ISBN: 978 90 8850 156 2 | 200 pagina’s | € 24.50 Het integraal kindcentrum is een verkenning naar een nieuwe organisatie voor kinderen van 0-12 jaar. Steeds meer peuterspeelzalen, kinderopvangorganisaties en scholen werken samen op één locatie. Soms gaat dat goed, soms kan het beter. Schoolbesturen en kinderopvangorganisaties zijn op zoek naar manieren om de organisatie van voorzieningen voor kinderen van 0-12 jaar beter te laten functioneren.
VAN VISIE NAAR VORM Samen een brede school ontwerpen FRANK STUDULSKI ISBN: 978 90 6665 875 2 | 128 pagina’s | € 19.90 Instellingen die de gelegenheid krijgen samen een nieuw gebouw te ontwikkelen en ontwerpen, staan voor een avontuur, dat uithoudingsvermogen en betrokkenheid vraagt. Een brede school ontwerpen is ook een kans om een eigen visie te vertalen naar ruimten. Een brede school gebouw is meer dan een school met wat voorzieningen er aan vast. Bovendien is het ontwerpen niet alleen een technische kwestie, het is ook een sociaal proces. Het fundament van dat gebouw is een goede visie.
VAN BREDE SCHOOL TOT INTEGRAAL KINDCENTRUM? Voorbeelden en inspiratie uit de praktijk Marja Valkestijn, Pieter Paul Bakker & Yvonne van Westering ISBN: 978 90 8560 057 2 | 128 pagina’s | € 16.50 Brede scholen komen voor in allerlei vormen, met verschillende namen, met verschillende ambitieniveaus en voor verschillende leeftijden. De nieuwste naam voor brede scholen is integrale kind-centra. Wat zij gemeen hebben, is dat men samen én complementair wil werken om álle kinderen en jongeren betere ontwikkelingskansen te geven.
UITGAVEN VAN UITGEVERIJ SWP ZIJN VERKRIJGBAAR IN DE BOEKHANDEL EN TE BESTELLEN OP ONZE WEBSITE Postbus 257 | 1000 AG Amsterdam | T. 020 330 72 00 | swp@mailswp.com | www.swpbook.com
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 06/07|11
16 Het netwerkbureau is klaar
8 Minister Kamp aan het woord In mei publiceerde minister Kamp de bezuinigingen op de kinderopvang. BBMP zat op het vinkentouw en vroeg de minister om een toelichting | Wilma Schepers & Aart Verschuur
De opdracht van het Netwerkbureau Kinderopvang zit erop, de wachtlijsten in de kinderopvang zijn drastisch afgenomen of verdwenen. Wat is nu the state of the art. Yvette Vervoort vertelt. | Lida Schepers
32 Weg met het adultocentrisme! Spelen, buiten spelen en kinderparticipatie worden door ons volwassenen systematisch ondergewaardeerd. Dat moet en kan anders, vindt pedagoog Jan Van Gils.| Aart Verschuur
12 De broekriem aanhalen Dit is wel heel erg heftig. Er klinkt veel teleurstelling door in de commentaren. Er is zo hard gewerkt aan een goede basis voor de kinderopvang. | Hélène Huis in ’t Veld
4 Kinderopvang Kort > Wat u moet weten over kinderopvang 7 José Reijntjens > Grrrrrr… 21 Ine van Liempd Ging Naar > de Netwerkbureauconferentie Perspectief op de toekomst 22 BBMP Forum > Anja Hol: Doe de bso lekker buiten de school 25 Ed Buitenhek > Splijtzwam voor onderwijs en opvang… 30 Boeken > BULLSH!T 36 NVTK > In- en extern toezicht kunnen elkaar versterken 38 Op de koffie bij > het rvt-lid: Bovenschoolse kongsi’s
Over de broekriem Bij de cover – Met de vakantietijd voor de deur, gebeurt er nog een heleboel in de kinderopvang. Niet alleen presenteert Henk Kamp zijn bezuinigingen, op de valreep worden twee belangrijke onderzoeksrapporten gepubliceerd: het MKBAonderzoek van SEO Economisch Onderzoek en de nulmeting in de kindercentra van Kinderopvang Nederland door NCKO. De wetenschap is belangrijk voor de kinderopvang – je zou willen dat er zich meer wetenschappers van naam zouden engageren met de jongste burgers van Nederland. Ze zijn soms met een kaarsje te zoeken. En als ze gevonden worden, geven ze boodschappen af die de kinderopvang ongerust maken. Ligt dat aan de wetenschappers of aan de kinderopvang? Of uiteindelijk toch aan minister Kamp? De kinderopvang wil graag een kwalitatieve rol van betekenis spelen in het leven van kinderen maar het wordt haar niet makkelijk gemaakt! Het lijkt wel of zij zich eerst moet bewijzen vooraleer de credits te krijgen. Dat wordt roeien tegen de stroom op, met de riemen die we hebben. Zowel het MKBA-onderzoek als het onderzoek van NCKO tonen aan dat investeren in de kwaliteit van kinderopvang loont: het maatschappelijk gewin neemt toe en het welzijn van de kinderen is ermee gediend. Hoe lang moet het nog duren voor die boodschap doordringt? ‘Ons’ vindt goede voorzieningen maar luxe. U en ik weten beter, goede voorzieningen zijn essentieel voor de toekomst van Nederland en we gaan daarin investeren, desnoods door met onze voeten in de klei te gaan staan en met onze blote handen het werk op te pakken. Wilma Schepers | hoofdredacteur BBMP
4 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
Kinderopvang Nederland scoort kwaliteitsmonitor Eind juni presenteerde Kinderopvang Nederland (KN) de resultaten van de nulmeting op NCKO-Kwaliteitsmonitor in de dagverblijven van de dochtermaatschappijen Allio, Partou en Skon. De resultaten zijn vergelijkbaar met het laatste algemene kwaliteitsonderzoek van het NCKO. Uit zowel het onderzoek als uit deze meting blijkt dat pedagogisch medewerkers de basale pedagogische vaardigheden redelijk goed beheersen. Op ontwikkelings-
stimulering en het stimuleren van interacties tussen kinderen scoren de pedagogisch medewerkers minder. Het NCKO heeft op basis van de resultaten factoren kunnen onderscheiden die samenhangen met de pedagogische kwaliteit. De pedagogische kwaliteit van medewerkers blijkt samen te hangen met vakinhoudelijke cursussen en coaching on the job. Ook hebben de expertise van leidinggevenden, het
Maatschappelijke meerwaarde van kinderopvang Kinderopvang heeft een belangrijke economische meerwaarde voor de samenleving. Dat concludeert SEO Economisch Onderzoek op grond van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) van de kinderopvang. SEO voerde het onderzoek uit in opdracht van KIK, Kinderopvang Nederland, KINDwijzer, het Waarborgfonds Kinderopvang, BOinK en de Brancheorganisatie Kinderopvang met ondersteuning van het Kinderopvangfonds. Het rapport werd 21 juni 2011 gepresenteerd. Het beeld dat SEO schetst, is gebaseerd op studies naar verschillende aspecten. Zo laat de MKBA zien dat afschaffing van de huidige kinderopvangsubsidies tot een verlaging van de arbeidsparticipatie van vrouwen leidt en resulteert in een daling van de totale welvaart. Zo werd duidelijk dat gericht investeren in de kwaliteit loont. Een kwaliteitsverbetering van medewerkers verhoogt het latere opleidingsniveau van de kinderen, en daarmee hun productie en de totale welvaart. Er zijn nog ‘witte vlekken’ in de kennis, betoogt SEO. Met name de effecten van kwaliteitsverbetering in de kinderopvang en de effecten van grote beleidsveranderingen op het gedrag van ouders zijn niet duidelijk. Wel duidelijk is dat de onzekerheid over beleidswijzigingen niet bijdragen aan een stabiel investeringsklimaat. Een aantal effecten is vanwege onvoldoende kennis niet meegenomen in de kosten-batenanalyse. Daardoor konden een aantal kosten (verbeterde opleidingen) en baten (minder risicokinderen, hoger algemeen opleidingsniveau) niet worden meegewogen. Er liggen nog verschillende wegen open, zegt het SEO, om het maatschappelijke rendement van de uitgaven aan kinderopvang verder te vergroten en daarmee ook de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het overheidsbeleid ten aanzien van de sector kinderopvang. Het rapport is te vinden op W: bbmp.nl/service. Uw wachtwoord is 20bbmp11.
M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L
werken met een vve-programma en het regelmatig aantrekken van nieuwe pm’ers een positief effect. Het aantal jaren werkervaring, de leeftijd of het opleidingsniveau laten daarentegen geen samenhang zien. KN is voornemens dit onderzoek over een paar jaar te herhalen. Tot slot maakte KN bekend te starten met een eigen opleiding voor pedagogisch medewerkers, in samenwerking met het Da Vinci college in Dordrecht.
Website over Pedagogisch kader De nieuwe website van Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) over het Pedagogisch kader voor kindercentra biedt goede praktijkvoorbeelden en belangrijke theoretische basiskennis voor medewerkers in de kinderopvang. Het Pedagogisch kader is een belangrijk instrument voor de pedagogische kwaliteit van het personeel en de opleidingen in de kinderopvang. Om dit kader goed in de branche te laten landen, ondersteunt BKK de ontsluiting en verspreiding ervan met (onder meer) de website. Op de site staan het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar en het Pedago-
gisch kader kindercentra 4-13 jaar. Verder biedt de site steeds meer materialen voor gebruik van het Pedagogisch kader in de praktijk. Pedagogisch medewerkers en kinderopvangorganisaties kunnen er bovendien op kwijt hoe zij het kader in de praktijk hanteren. Bij de site verschijnen twee digitale nieuwsbrieven. Eén voor kindercentra 0-4 jaar en één voor kindercentra 4-13 jaar. Abonnees ontvangen gratis tien keer per jaar inhoudelijke informatie, praktische materialen en inspirerende praktijkvoorbeelden over het Pedagogisch kader. Meer info op: W: pedagogischkader.nl. (Bron: BKK)
Nu aanmelden voor startgroepen Scholen die willen meedoen met de landelijke proef met startgroepen kunnen zich daarvoor tot 1 september a.s. aanmelden. De proef is bedoeld om te onderzoeken of peuters met een risico van taalachterstand zich in de leeromgeving van een basisschool spelenderwijs beter ontwikkelen, zodat hun prestaties op de basisschool verbeteren. De kinderen uit de startgroep zitten fysiek op het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal. Een startgroep bestaat uit maximaal zestien peuters. Een pedagogisch medewerker en
een begeleider op pabo-niveau begeleiden de peuters. Een startgroep krijgt minimaal vijf dagdelen voorschoolse educatie. Scholen kunnen zich aanmelden in samenwerking met een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. In totaal kunnen er dertig scholen aan de proef meedoen. De link voor meer informatie en een aanmeldformulier vindt u op W: bbmp.nl/service. Uw wachtwoord is 20bbmp11. (Bron: Rijksoverheid) M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
5
NJi-website geeft inzicht in de jeugdsector De Databank Overzicht van de jeugdsector op nji.nl biedt een overzicht van de ruim duizend organisaties die actief zijn in de jeugdsector. De website geeft inzicht in het soort organisaties, wat ze aanbieden, hoeveel jongeren ze bereiken en hoeveel professionals er werken. Daarnaast biedt de website ook de Samenwerkingswijzer. Organisaties die met elkaar samenwerken in de jeugdsector, kunnen daarmee nagaan of de samenwerking goed doordacht en geregeld is. Ter inspiratie geeft de site een aantal praktijkvoorbeelden. Meer informatie: W: nji.nl (Bron: Nederlands Jeugdinstituut)
Hoe klantgericht bent u aan de telefoon? Het adviesbureau Buitenhek doet jaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van de klantbenadering in de kinderopvang. In dat kader belt een mystery guest twee keer met de aanbieder van kinderopvang om te onderzoeken hoe het eerste telefonische contact verloopt. Zo zijn in 2011 ongeveer honderd kindercentra beoordeeld. De top vijf van best scorende aanbieders is: ç )RUWH %9 &DVWULFXP ç 6WLFKWLQJ .LQGHURSYDQJ +LOYHUVXP 6.+
ç 5DVWHU .LQGHURSYDQJ 'HYHQWHU ç .LQGHURSYDQJ 6.21 9LDQHQ ç .LQGHURSYDQJ .HUNUDGH Het volledige rapport staat op W: buitenhek.nl.
CBS geeft nieuwe tabellen over kinderopvang Op de site van het Centrum voor Beleidsstatistiek (CBS) staan nieuwe tabellen over de kinderopvang. De tabellen bevatten cijfers over het aantal kinderen in formele kinderopvang in 2010, uitgesplitst naar soort opvang en gemeente. Het gaat om kinderen voor wie een kinderopvangtoeslag werd uitgekeerd. De tabellen staan op W: bbmp.nl/service. Uw wachtwoord is 20bbmp11. W: cbs.nl/nl-NL/menu/informatie/beleid/publicaties/ maatwerk/archief/2011/110523-kinderopvang-perM E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L gemeente-nl-2010-mwxls.htm (Bron: CBS)
26, 29 en 31 augustus
Expertmeetings ontwikkelingsgericht werken t 0SHBOJTBUJF SKA Alphen aan den Rijn t 1MBBUT Zwolle t ,PTUFO gratis t *OGPSNBUJF BBONFMEFO E: verhoeve@skaonline.nl. Stichting Kinderopvang Alphen aan den Rijn, heeft met subsidie van OCW/SZW een methodiek voor ontwikkelingsgericht werken ontwikkeld. Deze methodiek is gebaseerd op de zeven competenties zoals die in het pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar zijn beschreven. Het doel van de methodiek is het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op alle gebieden. Daarbij is gebruikgemaakt van de leercirkel van Kolb. De methodiek is ontwikkeld door de Maatschap van Duuren, van Zuylen & partners en op een groot aantal locaties van SKA getest. Ook andere kinderopvangorganisaties kunnen er vanuit hun eigen pedagogische visie mee aan de slag.
13 oktober 2011
7PPSBBOLPOEJHJOH $$* TFNJOBS t 0SHBOJTBUJF ChildCare International t 1MBBUT Utrecht t ,PTUFO â‚Ź 110,- incl. btw. t *OGPSNBUJF BBONFMEFO op W: childcareinternational.nl Leveren leerlingen betere prestaties als ze eerder naar school gaan? Dat suggereert het voorstel over de zogenaamde startgroepen uit het advies van de Onderwijsraad. De onderwijsraad stelt voor kinderen van 3 jaar al naar school te laten gaan. Het voorbeeld van Finland, het meest succesvolste land qua onderwijsprestaties (PISA), leert dat we geen haast moeten hebben met jonge kinderen. ‘Why hurry?’ was de tegenvraag van onze Finse gastheer tijdens een studiereis van CCI op de
vraag of het niet laat is om kinderen pas vanaf 6 of 7 naar school te laten gaan. Wat zijn de consequenties van het advies van de Onderwijsraad voor het systeem van kinderopvang en onderwijs? Is dit advies wel zinvol? Heeft een geĂŻntegreerd systeem voordelen boven een gescheiden systeem van onderwijs en kinderopvang? Een spannend en actueel thema dat ingeleid zal worden door sprekers uit verschillende landen met verschillende systemen van kinderopvang en onderwijs. De discussie met sprekers en deelnemers zal gevoerd worden aan de hand van recent wetenschappelijk onderzoek (waaronder de Cambridge Primary Review en het Unescorapport Caring and Learning together). Meld u snel aan, het aantal plaatsen is beperkt.
1 november 2011
1e jaarcongres Het jonge LJOE -FWF IFU KPOHF LJOE t 0SHBOJTBUJF Pedagogiek in Praktijk Magazine en Vereniging Jonge Kind t 8BBS XBOOFFS Jaarbeurs Utrecht t ,PTUFO ₏ 245,- excl. btw. t *OGPSNBUJF BBONFMEFO op W: hetjongekind.nl Het denken over het jonge kind (0-7 jaar) is in volle ontwikkeling. Er vigeren verschillende pedagogische visies. Er is kinderopvang in allerlei soorten en maten, er zijn peuterspeelzalen en centra voor jeugd en gezin. Bovendien wordt jonge kinderen die dat nodig hebben vve aangeboden. De snelle veranderingen bij de instellingen voor het jonge kind vragen dan ook extra aandacht voor kwaliteit. Die staat centraal op dit eerste jaarcongres over het jonge kind. Het congres biedt een breed palet van thema’s, methoden, visies en projecten. Het is vooral gericht op uitwisseling van kennis en de nieuwste inzichten over het jonge kind.
6 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
Europa en Nederland over Early Child Door: Hélène Huis in ‘t veld
Waar we in Nederland mee bezig zijn? En of we wel weten, dat ons land als enige lid van de EU de missive van de Europese Commissie Early Childhood Education and Care: Providing all our children with the best start for the world of tomorrow niet integraal onderschrijft? Met deze kritische vraag werd werd Wilma Schepers, hoofdredacteur van BBMP, verwelkomd op de voorjaarsvergadering van de redactie van Children in Europe. Ze moest het antwoord schuldig blijven. Europees beleid voor kinderopvang, dat staat in Nederland niet in de kranten. Op onderzoek dus. Wat zegt de Europese Commissie en waarom is Nederland tegendraads? Een citaat uit het Europese document Early Childhood Education and Care: Providing all our children with the best start for the world of tomorrow: ‘Europa’s toekomst is gebaseerd op verstandige, duurzame en evenwichtig verdeelde groei. De kwaliteit en effectiviteit van educatieve systemen binnen de EU is essentieel voor deze drie dimensies van groei. In deze context is Early Childhood Education and Care (ECEC) van fundamenteel belang voor succesvol leren, sociale integratie, persoonlijke ontwikkeling en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Als toevoeging aan de essentiële rol van het gezin, heeft het ECEC een diepgravende en langdurige impact, die door maatregelen op latere leeftijd nooit geëvenaard kunnen worden. De eerste ervaringen van een kind vormen de basis voor al het leren daarna. Als er een sterke basis is opgebouwd in de eerste jaren, is het leren op latere leeftijd effectiever en is de kans groter dat dit leren het leven lang doorgaat. Er zullen minder jongeren vroegtijdig de school verlaten en het niveau van schoolverlaters zal toenemen. Daardoor zullen de kosten voor de maatschappij afnemen, zowel in termen van verloren talenten als in termen van geld dat besteed moet worden in de sociale sector, in welzijnvoorzieningen en zelfs in het rechtssysteem.’ Een introductie, die klinkt als een klok en die een opmaat is voor een aantal aanbevolen maatregelen. Zo wil de Commissie bijvoor-
beeld het programma ‘Een leven lang leren’ inzetten om steun te bieden aan innovatie, bijscholing van personeel en de infrastructuur voor Opvang en Onderwijs voor Jonge Kinderen (OOJK). Ook wil de Commissie steun bieden aan de analyse en de ontwikkeling van een wetenschappelijke onderbouwing voor de meest doeltreffende aanpak van OOJK in de EU en daarbuiten. Volgens artikel 6 VWEU is de EU bevoegd de lidstaten op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jongeren te ondersteunen of aan te vullen en daarmee gaat de Commissie gaat niet buiten haar boekje. De Nederlandse regering interpreteert dit boekje toch iets anders en benadrukt, dat de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel een nationale bevoegdheid is. De EU mag volgens Ben Knapen, staatssecretaris voor Europese Zaken, wel het optreden van de lidstaten ondersteunen en aanvullen op het gebied van de bestrijding van sociale uitsluiting. ‘Kinderopvang kan bijvoorbeeld bijdragen aan een betere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Het is echter de vraag of de Commissie met deze mededeling dergelijk beleid voor ogen heeft.’ Misschien moet hier
binnen het kabinet toch nog het een en ander worden afgestemd, want in de aangekondigde bezuinigingen op de kinderopvang is kinderopvang ineens geen belangrijk arbeidsmarktinstrument meer. Ook in de aanbeveling van de Commissie om het juiste evenwicht te vinden tussen cognitieve en niet-cognitieve onderdelen in het curriculum en beleid te ontwikkelen om personeel met passende kwalificaties voor OOJK op te leiden, kan Nederland niet meegaan. Onze vrijheid van onderwijs geldt immers ook voor de opleidingen, die de pedagogische medewerkers in de kinderopvang en de peuterspeelzalen volgen. Bovendien hebben kinderdagverblijven en peuterspeelzalen de vrijheid om programma’s te kiezen, die passen bij hun eigen pedagogische visie. De Nederlandse overheid gaat dus geen pedagogische kaders en geen curricula opstellen; dat wordt door de betrokken organisaties uit het veld gedaan. Het zoeken naar samenwerking en het uitwisselen van ervaringen, zoals in de missive voorgesteld, vindt Nederland op zich een goede zaak. Maar omdat dit ook al door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
+04É 3&*+/5+&/4 /""3 ""/-&*%*/( 7"/
hood Education
Grrrrrr‌ (OESO) wordt gedaan ziet Nederland geen toegevoegde waarde in uitwisseling op EU-niveau. ‘De beste start geven voor de wereld van morgen’ moet uiteraard geborgd worden. Dat vindt de Europese Commissie en dat vindt de Nederlandse regering ook. Maar daar waar de EU samenhangende, goed gecoĂśrdineerde pedagogische kaders wil opzetten, laat Nederland dit over aan de belanghebbenden. Kwaliteit in de zorg voor en opvang van jonge kinderen staat en valt met goede leidsters, dat onderkent ook de Nederlandse regering. Maar ook hier wil Nederland alleen ondersteunen met beleid. Welke kwaliďŹ caties vereist zijn voor welke functies en hoe je personeel met passende kwaliďŹ caties kunt vinden en binden, mogen en moeten de sociale partners bepalen. Als het aan de Europese Commissie ligt, worden OOJK-stelsels ontwikkeld die opvang en onderwijs integreren en de kwaliteit, rechtvaardigheid en doelmatigheid verbeteren. Ook hier staat Nederland op het standpunt, dat het aan de lidstaten zelf is om te bepalen in welke mate dergelijke integratie plaatsvindt. En last but not least streeft de commissie naar eďŹƒciĂŤnte ďŹ nancieringsmodellen. Daar kun je, gezien de economische malaise toch moeilijk iets tegen hebben? Toch lijkt hier het grootste pijnpunt te liggen. ‘Nederland vindt dat de Commissie met de aanmoediging om de Europese Structuurfondsen als ďŹ nancieringsbron te gebruiken, te veel vooruitloopt op de discussie over de nieuwe EU-meerjarenbegroting. Nederland wil daarom niet op voorhand ingaan op het voorstel van de Commissie om lidstaten aan te moedigen via de structuurfondsen te investeren.’ Met deze missive heeft de Europese Unie een gedegen advies over opvoeding en onderwijs geformuleerd en het is inderdaad beschamend dat de Nederlandse regering dit advies - als enige - naast zich neerlegt. Overigens is onderschrijven van deze missive geen garantie dat de kwaliteit van OOJK in andere lidstaten ook daadwerkelijk wordt verbeterd. Maar het is wel een stap in de goede richting. En een stap naar de toekomst. De complete van de comminicatie van de Europese Commissie tekst vindt u op W: bbmp.nl/ service. Uw wachtwoord is 20bbmp11. M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L
7
Wat is het ergste: dat er zoveel miljard op de kinderopvang wordt bezuinigd of de wijze waarop daarover wordt gediscuzeurd? Ik heb nog maar twee actualiteitenprogramma’s gezien en mijn buik zit al vol! Wat ďŹ jn dat ik een column heb waarin ik mijn ongenoegen kan spuien. Ten eerste: de wijze waarop met gegevens wordt gemanipuleerd. ‘De kinderopvang heeft veel minder arbeidsplaatsen gegenereerd dan de bedoeling was. Die miljardenverslindende maatregel is dus voor niets geweest en het is maar goed dat die terug wordt gedraaid.’ Oehoe, geen BOinK-analyse die daar doorheen kon breken: ‘Kinderopvang is er niet om arbeidsplaatsen te creĂŤren, kinderopvang is er voor mensen die werk hĂŠbben. Mensen die voorheen de opvang informeel geregeld hadden, hebben nu een plek in een kindercentrum. Het gaat om de infrastructuur waardoor mensen met een gerust hart kunnen gaan werken.’ Tsja, voor ons bekende koek, voor anderen het ene oor in en het andere uit. Want, voor sommige critici lijkt te gelden: die kinderopvang was niks, is niks en zal nooit iets worden. Ten tweede: in al het gediscuzeur blijft het andere aspect van kinderopvang volledig achterwege: het kind. De inhoud van de kinderopvang waar het geld toch ook naartoe gaat, blijft buiten beeld. Alsof miljarden zijn besteed aan te dure gebouwen en te dure managers. (Ten aanzien van dit laatste punt hebben critici mogelijk wel een punt: excessen die optreden bij de ‘uitverkoop’ van organisaties zouden wel eens grondig onderzocht mogen worden... ). Maar terug naar de inhoud: het kind wordt buiten de bezuinigingsdiscussie gehouden want daar gaat het ministerie van SoZaWe niet over. Het vorige ministerie, Onderwijs, ging wel over het kind en dat echoot nog ink na. Het onderwijs is een gevestigd instituut dat het alleenrecht lijkt te hebben op de ontwikkeling en educatie van kinderen. Vooral in gebieden waar het kindertal terugloopt en peuters de lege klaslokalen mogen vullen. Over ontwikkeling en educatie kan de kinderopvang nauwelijks meepraten dus als er samengewerkt wordt, ligt de regie bij het onderwijs. Met andere woorden: kinderopvang was niks, is niks en zal nooit iets worden. )UDSSDQWH RYHUHHQNRPVW QLHW" ,N NULMJ HU RQGHUKDQG EXLNSLMQ YDQ 1X ZLO ik mezelf en de kinderopvang niet in een slachtoerpositie manoeuvreren maar soms zit er gewoon niets anders op dan boos zijn. Straks word ik weer strijdbaar, creatief en innovatief. Straks gaan we aan de slag om ondanks bezuinigingen goede kinderopvang te blijven realiseren. Maar nu is het ďŹ jn om een column te hebben. Grrrrr‌ jose.reijntjens@gmail.com
8 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
FOTO: CHIEL WOLLAERT
‘OUDERS BLIJVEN PRIMAIR ZELF VERANTWOORDELIJK VOOR DE OPVOEDING VAN HUN KINDEREN.’
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
9
Eind mei publiceerde minister Henk Kamp de bezuinigingen op de kinderopvang. De redactie van BBMP zat op het vinkentouw: we wilden de minister graag zelf om een toelichting vragen. Het redactieteam van BBMP formuleerde de 10 meest prangende vragen voor minister Henk Kamp. Wilma Schepers en Aart Verschuur
V De bezuinigingen op de kinderopvang maken deel uit van een breed pakket maatregelen rondom de ouder-kindregelingen. Alleen al de maatregelen voor de kinderopvang maken dat de laagstbetaalden relatief meer gaan bijdragen. Volgens doorrekeningen van de plannen zijn het juist de laagstbetaalden die verhoudingsgewijs veel meer aan kinderopvang gaan betalen (kostenstijging 2010-2013 minimuminkomens 140 procent terwijl 3,5 keer modaal slechts 70 procent meer betaalt. Directeuren in de kinderopvang voorzien dat laagstbetaalden zullen afhaken, terwijl kinderopvang juist voor
deze groep toegang betekent tot de maatschappij. Is deze maatregel niet contraproductief?
V
1
1. Kinderopvang en sociaal beleid
‘Er gaat in 2015 ook na de bezuiniging nog steeds 2,8 miljard euro naar de kinderopvang. Dat is bijna drie keer meer dan in 2005, toen de wet Kinderopvang in ging. De overheid is genoodzaakt fors te bezuinigen. Het budget voor kinderopvang kan daarbij niet buiten schot blijven. Alle inkomensgroepen worden geraakt. Bij de maatregelen heb ik de laagste inkomens wel zo veel mogelijk ontzien. Zo heb ik ervoor gekozen bij de kinderopvangtoeslag geen lagere uurprijs te hanteren, omdat die vooral de laagste inkomens zou treen. Wat ik met de bezuinigingen beoog is om meer
evenwicht te krijgen bij de uitgaven voor kinderopvang. De overheid betaalt in sommige gevallen meer dan 95 procent van de kosten. Gemiddeld betalen ouders nu maar een kwart van de kosten. Wil de kinderopvang betaalbaar blijven, dan moet de bijdrage van ouders omhoog.’
2
2. Kinderopvang en de tripartiete verdeling De basis voor de Wet kinderopvang is de gelijke verdeling van de kosten tussen overheid, ouders en werkgevers. Over de kosten voor ouders: het klopt dat als je uitgaat van de vergoedingsnorm, de bijdrage
10 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
Het kabinet zal in augustus bezien of we dat ook voor werkgevers kunnen regelen. Daarbij geldt wel dat het kabinet de lastendruk voor werkgevers per saldo niet of zo weinig mogelijk wil laten stijgen.’
3
5. Kinderopvang gekoppeld aan arbeidsuren
Volgens het CPB zullen bezuinigingen op de kinderopvang geen invloed hebben op de arbeidsparticipatie. Deze conclusie wordt gerechtvaardigd met de redenering dat in de tijd dat het gebruik van kinderopvang steeg, de arbeidsparticipatie van vrouwen (tussen de 20 en 50 jaar) {met} kinderen niet méér gestegen is dan de arbeidsparticipatie van vrouwen {zonder} kinderen. Daar zou je zomaar tegenin kunnen brengen: logisch, de vrouwen die voorheen op de kinderen pasten (voor niks), hebben nu hun handen vrij om ook te gaan werken. Wat maar wil zeggen: de samenhang tussen de voorziening kinderopvang en arbeidsparticipatie is minder rechtlijnig dan op het eerste gezicht lijkt. Wat doet u als het komende jaar blijkt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen daalt door de bezuinigingen op de kinderopvang?
Wat is de werkelijke reden om de vergoeding voor kinderopvang te koppelen aan het aantal arbeidsuren? In de kinderopvang (dagopvang en bso) zal deze maatregel geen enkel bezuinigend effect hebben. Het doorsnee ouderpaar neemt minder uren af dan het aantal arbeidsuren van de minstwerkende ouder (bijvoorbeeld moeder werkt drie dagen, vader werkt vier dagen: één papa-dag, twee kinderopvangdagen, twee mama-dagen, of: één oma-dag, twee kinderopvangdagen). De gedachte dringt zich op dat de maatregel vooral bedoeld is voor het tegengaan van fraude in de gastouderopvang. Dat is op zich geen slecht streven. Maar zou een voorziening die alleen de gastouderopvang treft dan niet beter op zijn plaats zijn?
‘Ouders hebben kinderopvang, formeel of informeel, nodig als zij willen werken. Er is dus weldegelijk een samenhang. De overheid draagt bij aan de formele kinderopvang. Hoewel ik bij de bezuinigingen nadrukkelijk rekening heb gehouden met effecten op de arbeidsparticipatie, is het duidelijk dat die bij dergelijke grote bezuinigingen niet helemaal zijn te vermijden. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft berekend dat het hierbij gaat om een effect van 0,1 procent. Dit effect is beperkt door de wijze van invulling van de bezuiniging. Zo hebben we ervoor gekozen de maximum uurprijs niet te verlagen maar om een vaste eigen bijdrage van 15 euro in te voeren. Ook levert de koppeling aan gewerkte uren een besparing op die niet ten koste gaat van de participatie.’
4
4. Kinderopvang en de vergrijzing Opvallend is dat andere Europese landen – onder andere Duitsland en Frankrijk hanteren een actief geboortebeleid – juist vanwege de gevolgen van de vergrijzing zwaar wordt ingezet op een samenhangend beleid voor kinderen door onder andere het gebruik van kinderopvang financieel te stimuleren. Om de gevolgen van de vergrijzing op te kunnen vangen en later ‘voldoende handen aan het bed’ te hebben, zou het geboortecijfer in NL iets omhoog moeten. Rechtvaardigt dit gegeven nu juist niet een ruimhartiger kinderopvangbeleid in Nederland?
V
De vergrijzing wordt niet veroorzaakt doordat er te weinig kinderen geboren worden. We leven met zijn allen langer en daardoor worden zonder maat-
V
V
‘Eerst de cijfers van Buitenhek. Die herken ik niet. Ze sporen ook niet met de gegevens van de belastingdienst. Wel heeft Buitenhek gelijk als hij aangeeft dat de overheid de toeslag alleen betaalt voor de kosten van kinderopvang tot aan de maximum uurprijs. In de dagopvang ligt de gemiddelde uurprijs die ondernemers rekenen onder de maximum uurprijs. In de buitenschoolse opvang iets daarboven. In deze opvangsoort worden vaak extra’s aangeboden, zoals muziekles of een sportprogramma. Ik vind het goed dat ondernemers een gevarieerd programma aan kinderen aanbieden, maar de overheid hoeft voor die extra’s niet te betalen. Dan de werkgeversbijdrage. Ik vind dat werkgevers meer moeten betalen aan de kosten voor kinderopvang. Het uitgangspunt was inderdaad altijd dat een derde van de kosten van kinderopvang door de overheid, een derde door ouders en een derde door werkgevers wordt betaald. Ik wil weer richting deze verdeling gaan. Voor de ouders hebben we dat nu geregeld.
5
3. Kinderopvang en arbeidsparticipatie van vrouwen
V
van ouders beneden de 33 procent ligt. Echter, als je de bijdragen van ouders bovenop de vergoedingsnorm meerekent, komen ouders nu al uit op 33 procent (zie kader met het stukje ‘boekhoudtruc’ van Ed Buitenhek). Over de kosten voor werkgevers: In uw brief naar de Kamer wordt het werkgeversdeel geschaard onder het collectieve deel van 78 procent bijdrage van overheid en werkgevers. Door dit zo bij elkaar te voegen, valt in uw brief niet meer op dat werkgevers momenteel slechts voor iets meer dan 20 procent meebetalen aan kinderopvangkosten. Is het niet billijker de werkgevers zwaarder aan te spreken op hun bijdrage en verantwoordelijkheid voor de kinderopvang?
regelen de zorg en het pensioen op den duur onbetaalbaar. De oplossing van dit probleem zit niet in meer kinderen, maar in hogere arbeidsdeelname, langer werken en hogere productiviteit.
‘Ouders maken niet alleen gebruik van formele, maar ook van informele opvang. De overheid draagt bij aan de kosten van formele kinderopvang. Die bijdrage, de kinderopvangtoeslag, heb ik gekoppeld aan de gewerkte uren. Voor de meeste ouders geldt dat zij hier niet door geraakt worden, omdat zij minder uren gebruikmaken van kinderopvang dan dat zij werken. Er is echter ook een kleine groep die wel veel meer opvang gebruikt dan overeenkomt met hun gewerkte uren. Met deze maatregel bezuinig ik dan ook € 70 miljoen. Ik heb besloten de kinderopvang, gastouderopvang en buitenschoolse opvang te koppelen aan gewerkte uren, niet zo zeer om fraude tegen te gaan, maar omdat de kinderopvangtoeslag bedoeld is ter ondersteuning van ouders zodat zij kunnen werken. Ouders mogen wel meer uren kinderopvang nemen dan zij werken, maar ik vind niet dat de overheid dat hoeft te betalen. Overigens gaat het niet alleen om de gewerkte uren. Ik heb er rekening mee gehouden dat ouders meer opvang nodig hebben dan hun gewerkte uren. Zij hebben ook reistijd van en naar het werk.’
6
6. Kinderopvang bij gastouders Wat is uw visie op gastouderopvang? Het lijkt onmogelijk nu in de gastouderopvang te gaan snijden, nu zo pasgeleden een fikse beleidsomwenteling in de gastouderopvang heeft plaatsgevonden. Maar, heeft niet juist de gastouderopvang tot de hoge stijging van kosten geleid? Er wordt – zo wordt gezegd – veel oneigenlijk gebruikgemaakt van deze regeling. Wordt het geen tijd voor een strikter beleid rondom de gastouderopvang? (Uitgaand van het gegeven dat gastouderopvang
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
V
Strikter beleid was nodig. Daarom zijn er ook begin dit jaar een aantal wijzigingen voor de gastouderopvang ingevoerd. Gastouders moeten voldoen aan deskundigheidseisen. De informele oppas door opa’s en oma’s valt er dus niet meer onder. Daarnaast moeten alle opvanglocaties, dus ook die van gastouders, geregistreerd staan in het Landelijk Register Kinderopvang. De Belastingdienst koppelt de gegevens aan dit landelijke register. Met deze wijzigingen wordt misbruik en oneigenlijk gebruik tegen gegaan en is de regeling minder duur geworden. Overigens zijn de kosten van gastouderopvang niet zo hoog. Zij bedragen vijftien procent van de totale kosten van kinderopvang.
Er is een beweging gaande naar een integratie van kinderopvang en onderwijs. Deze beweging is vooral ingegeven door het streven naar betere dagarrangementen voor kinderen en ouders. De keerzijde van deze beweging is de ‘verschoolsing’ van het leven van kinderen. Is dit goed voor kinderen? Moet het belang van kinderopvang voor kinderen (vrij vertaald als: voorzieningen die bestemd zijn voor ‘spelen’en ‘vrije tijd’ van kinderen) niet streng bewaakt worden en beschermd worden tegen de aanspraken van het onderwijs? Ziet u hier een taak voor uzelf? Heeft u een visie op de verhouding kinderopvang/onderwijs?
V
8
8. Kinderopvang en kwaliteit De kinderopvang is het afgelopen jaar heftig in het nieuws geweest: de Amsterdamse zedenzaak. Dit heeft het denken over de kwaliteit van kinderopvang geactiveerd. Ziet de minister een rol voor zichzelf in het vormgeven en de bewaking van de kwaliteit van de kinderopvang in de komende jaren?
meente Amsterdam heel goed heeft gehandeld na de gebeurtenissen bij Het Hofnarretje. Ook de commissie Gunning, die door de gemeente is ingesteld na deze zedenzaak, heeft goede adviezen gegeven. Ik ga die adviezen, samen met mijn collega van Justitie, waar mogelijk overnemen. Soms kan dat snel en is dat gemakkelijk en soms vergt dat wat meer tijd. Van het vierogen-
Boekhoudtruc Uit: Kritisch over kinderopvang: feiten en fictie door: Ed Buitenhek, Buitenhek Management & Consult, 10 juni 2011 ‘Kamp geeft aan dat ouders in 2010 22 procent van de rekening betaalden maar in werkelijkheid is dat dus een stuk hoger (27 procent). Dat komt door een boekhoudkundig trucje. Zo berichtte het CBS dat de ouderbijdrage voor kinderopvang in 2010 niet is gestegen en – evenals in 2009 – 22 procent van de kinderopvangrekening bedroeg. Dat is opmerkelijk aangezien er in 2010 is bezuinigd op de kinderopvang waardoor de kosten voor ouders wel moeten zijn gestegen. De berekeningen van het CBS bevatten echter een ‘boekhoudkundige truc’. De ouderbijdrage wordt door CBS en ministerie gedefinieerd als de bijdrage van ouders in de kosten tot aan de vergoedingsnorm (het maximumuurtarief tot waar kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd). In 2011 is die vergoedingsnorm € 5,93 per uur voor buitenschoolse opvang en € 6,36 voor dagopvang. Als het uurtarief van de opvang boven die vergoedingsnorm ligt, betalen ouders het meerdere voor 100 procent zelf. Dat wordt in de administratie van het CBS en het ministerie echter – ten onrechte – niet als ouderbijdrage meegerekend terwijl ouders dat wel betalen. In 2010 is de vergoedingsnorm voor buitenschoolse opvang verlaagd en eerder gebeurde dat al voor de gastouderopvang. In 2012 worden de vergoedingsnormen bevroren en ook die effecten worden niet meegerekend door CBS en het Rijk. Dat het geen uitzondering is dat de uurtarieven van aanbieders boven de vergoedingsnorm liggen blijkt wel als we de tarieven raadplegen van enkele stedelijke en regionale (non-profit) aanbieders.’ Het document Kritisch over kinderopvang: feiten en fictie van Buitenhek Management & Consult is te vinden op W: buitenhek.nl of W: bbmp.nl/service, uw wachtwoord is 20bbmp11. M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L
principe, minimaal twee volwassenen die een groep kunnen zien, heb ik bijvoorbeeld aangegeven dat dit het uitgangspunt zou moeten zijn. Dat kan al door muren te vervangen door glazen wanden. We gaan gerichter toezicht houden, we komen vaker bij zwakke kinderopvangorganisaties en de handhaving wordt strikter. Binnenkort reageer ik op de andere aanbevelingen. Overigens zijn de meeste aanbevelingen gericht op de branche zelf. Mijn departement is dan ook continue in gesprek met vertegenwoordigers van de branche. Ik zie dus zeker een rol voor mij en de minister van Veiligheid en Justitie.’
9
9. Kinderopvang en Europa Wat is de reden voor het kabinet om als enige Europese land de EU-communicatie over opvang en onderwijs niet te ondertekenen? De hoofdredacteur van BBMP maakt deel uit van de Europese redactie van het tijdschrift Children in Europe. Europese collega’s reageren meewarig: heeft Nederland het niet begrepen of wil Nederland het niet begrijpen? Waarom deze afwijkende positie ingenomen? Het streven van deze missive is toch alleszins de moeite waard?
‘Het gaat er hierbij om dat het onderwijs en de opvang van jonge kinderen van voldoende kwaliteit moeten zijn. Natuurlijk zijn wij daar vóór, maar onderwijs en opvang is een nationale en geen Europese taak. Het kabinet wil zelf maatregelen en doelen kunnen vaststellen voor de inhoud van ons onderwijs en de opzet van ons onderwijsstelsel. Overigens zijn de conclusies uiteindelijk zo geformuleerd dat ook Nederland er mee in kon stemmen.’
10
10. kinderopvang en de opvoeding van kinderen. Tot slot de hamvraag: wat is uw visie op de betekenis die kinderopvang kan hebben in het leven van (jonge) kinderen en hun ouders? Moet kinderopvang zich beperken tot het in een veilige omgeving aangenaam bezighouden van kinderen gedurende de tijd dat hun ouders niet beschikbaar zijn, of heeft kinderopvang de samenleving meer te bieden?
V
‘Voor kinderen is het van belang dat zij worden opgevangen in een veilige en gezonde omgeving waarin hun ontwikkeling wordt gestimuleerd. Daarbij gaan wat mij betreft spelen en leren hand in hand. Scholen en opvang zouden eigenlijk veel meer naar dagarrangementen toe moeten, dus veel meer moeten samen werken. Uit recente onderzoeken blijkt dat de meerderheid van de ouders er de voorkeur voor heeft dat de buitenschoolse opvang en de school op een locatie zijn, waar gewerkt wordt met een pedagogische visie en met een aanspreekpunt. Uit een van deze onderzoeken blijkt ook dat jonge ouders hun werk moeilijk kunnen aanpassen aan de school. Ik denk dat hier nog veel te winnen is en zal in het najaar een voorstel over dit onderwerp aan de Tweede Kamer sturen.’
‘Laat ik beginnen met te stellen dat ik vind dat de ge-
V
7
7. Kinderopvang en onderwijs
V
voor ouders met onregelmatig werk de enige geschikte vorm van kinderopvang is, en uitgaand van het gegeven dat hele jonge kinderen mogelijk beter af zijn in de gastouderopvang).
11
‘Kinderopvang is van grote maatschappelijke betekenis. Zowel voor werkende ouders om hun werk en zorg voor kinderen te combineren als voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld aan de voor- en vroegschoolse educatie, die zowel op de peuterspeelzalen als in de kinderopvang wordt aangeboden aan kinderen die opgroeien met een taalachterstand. Dat wil niet zeggen dat de kinderopvang de rol van ouders over kan nemen. Noch de opvang, noch het onderwijs kan dat. Ouders blijven primair zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen.’
12 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
: g n a v p o r e d Kin
FOTO: CHIEL WOLLAERT
e d n va
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
13
e j t l e o t s p a l k
OUDERS EN KINDEREN BETALEN DE PRIJS
e i m o n o c e ‘Bezuinigen...? ok! Maar dit is wel heel erg heftig.’ Zo kun je ongeveer de reacties wel samenvatten. Er klinkt veel teleurstelling door in de commentaren. Er is de laatste jaren zo hard gewerkt aan een goede basis voor de kinderopvang, juist in het belang van kinderen en ouders. Zij zijn het die door de bezuinigingen het hardst getroffen worden. Hélène Huis in 't Veld
‘K
inderopvang helpt ouders om arbeid en zorg te combineren en draagt eraan bij dat kinderen hun talenten kunnen ontwikkelen.’ Mooi gesproken en geen speld tussen te krijgen. Het is geen quote van pedagogen of economen en ook geen header op de site van een kinderopvangorganisatie, maar het eerste wat ouders lezen als ze op de site van de rijksoverheid zoeken naar informatie over kinderopvang. Na alle tumult, dat ontstaan is na de op zes juni jongstleden aangekondigde bezuinigingen, is het op zijn minst een beetje vreemd dat de communicipals uit Den Haag, nog met deze kreet vlaggen. De aangekondigde bezuini-
gingen gaan weliswaar nog niet stante pede in, maar toch. De verhoging van de maandelijkse bijdrage voor kinderopvang en de daling van de kindertoeslag kwam niet onverwacht, maar veroorzaakt – eenmaal zwart op wit en door minister Kamp op een persconferentie en ook elders in deze BBMP toegelicht en verdedigd – toch een stroom aan reacties. Economen zijn het lang niet altijd eens over de effecten van goede en betaalbare kinderopvang op arbeidsparticipatie en economische groei, maar lijken wel vrij eensgezind in hun afkeuring van de plannen. Zelfs Marike Stellinga, econo-
me en auteur van De mythe van het glazen plafond die niet gelooft in meer gewerkte uren door overheidssubsidie op kinderopvang, noemt de ommezwaai ‘politieke lichtzinnigheid’. Je zou bijna vergeten, dat kinderopvang behalve een arbeidsmarktinstrument ook eerst en vooral een belangrijke opvoedingsomgeving is. Gelukkig roeren behalve economen ook pedagogen en psychologen zich in de discussie. Louis Tavecchio, emeritus hoogleraar kinderopvang, gaat nog een stap verder. Want ook voor kinderen van niet-werkende ouders kan de crèche een absolute meerwaarde hebben. Hij zou graag zien, dat alle kinderen de kans hebben om op een kinderdagverblijf te leren
14 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
met andere kinderen om te gaan en in hun taalontwikkeling gestimuleerd te worden. Dat ideaalbeeld lijkt nu echt wel onbereikbaar.
FOTO: CHIEL WOLLAERT
Puzzelen Het zwalkende overheidsbeleid brengt kortom aardig wat onrust teweeg. Niet in de laatste plaats bij kinderopvangorganisaties. Want nadat zij de laatste jaren hard gewerkt hebben om aan de groeiende vraag te voldoen, zien zij nu bezuinigingen en mogelijk krimp tegemoet. De puzzel om in deze storm, mee te blijven varen en bewegen is een uitdaging op zich. Er is in de afgelopen jaren stevig ingezet op kwaliteit en visie. Steeds meer kinderdagverblijven werken met vve-programma’s en hebben geïnvesteerd in pilots om met peuterspeelzalen toe te werken naar de harmonisatie. Allemaal gericht op een goede voorschoolse basisvoorziening. En juist aan die basis wordt nu getornd. Er zijn vele belanghebbenden als het gaat om kinderopvang: kinderen, ouders en organisaties. Christien van Wijk is directeur van een grote kinderopvangorganisatie, SKE in Enschede, maar vindt het belang van organisaties in dezen toch het minst interessant. ‘We zijn een dienstverlener en passen ons aan, aan wat onze klanten van ons vragen. Natuurlijk is het heel vervelend als we moeten inkrimpen en dus afscheid nemen van medewerkers. Maar erger is het dat we als maatschappij blijkbaar niet kunnen besluiten of de zorg voor jonge kinderen nou wel of niet een collectieve verantwoordelijkheid is. Het ene moment is de kinderopvang zorgpartner en het volgende moment gaat daar heel gemakkelijk de stekker uit.’ Ook de professionals van SKE zien dagelijks hoe kinderen zich ontwikkelen en stimuleren en begeleiden hen daarbij. En fungeren ook niet zelden als vraagbaak voor ouders. ‘In de voorschoolse periode gebeurt zoveel, maar de regering lijkt te vinden dat je pas op je vierde geboren wordt. En vergeet bij het kloppend maken van het kasboekje, dat gezinnen rekenen op een betrouwbare overheid. Een overheid die niet na een paar jaar het roer zo dramatisch omgooit. Bij gezins- en carrièreplanning en bij het vinden van de balans tussen werk en privé kijken ouders vooruit. En de mogelijkheden en kosten van kinderopvang zijn daarbij een hele belangrijke factor.’
Naast kinderen, ouders en kinderopvangorganisaties is er een groter en universeler belang. ‘Goede en betaalbare kinderopvang is een voorwaarde voor participatie op de arbeidsmarkt. En stelt mensen in staat om financieel onafhankelijk te worden, zijn en blijven. In de hogere inkomens wordt meebetalen aan de kinderopvang door de werkgever misschien weer onderhandelpunt in het arbeidsvoorwaardengesprek, maar voor lagere functies is dat geen optie. Met name vrouwen zullen weer in een klapstoelbaan terechtkomen en vervangen worden door een jongere (nog) kinderloze collega of zelf besluiten dat werken niet meer loont. De regering schiet hiermee volgens mij in eigen voet.’
Geen heldere hemel Ook bij de SKSG, met vijfenzestig kindercentra de grootste aanbieder van kinderopvang en bso in de gemeente Groningen, kwamen de bezuinigingen niet als een donderslag bij heldere hemel. ‘De gevolgen van de crisis, die al zo lang in de lucht hingen konden niet langer uitblijven, ook niet voor de kinderopvang. Daarnaast was al geruime tijd duidelijk, dat de bodem van de schatkist door massaal gebruik van het fiscale voordeel voor ouders, die gebruikmaken van kinderopvang, in zicht was.’ Met bezuinigingen an sich kan Cathy Boltje, directeur van de SKSG, best leven. ‘Als in financiering van zorg en cultuur zo gesneden wordt, is het moeilijk verdedigbaar om de kinderopvang als branche helemaal te ontzien. Maar het pakket aan bezuinigingen dat nu gepresenteerd is, is wel moeilijk te verteren.’ Ze schat in dat de impact voor ouders, maar ook voor haar organisatie groot zal zijn. Waarbij het uitgangspunt wel is, dat er aan de kwaliteit van de opvang niet getornd mag worden. Niet uit de lengte en liefst ook niet uit de breedte; met nog efficiënter werken en door het schrappen van additionele werkzaamheden moet het verschil worden gemaakt. Ook ouders zullen deze afwegingen gaan maken en mogelijk minder dagdelen afnemen. ‘Door deze bezuinigingen wordt er heel wat kapitaal vernietigd. Bij minder afname van onze diensten zullen we locaties moeten sluiten, die we pas zeer recent hebben geopend en waarin we behoorlijk hebben geïnvesteerd. Deze investeringen hebben we nog niet terugverdiend.’
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
De omvang van de bezuinigingen is ingrijpend, maar het gemak waarmee het beleid wordt omgegooid is de meest bittere pil. ‘Er is geen consistente visie op kinderopvang. Vijf jaar geleden werd er ineens met geld gesmeten en zelfs bij wet geregeld dat opa en oma voortaan als betaalde oppas konden worden ingezet. Iedereen was ervan overtuigd dat deze financiële prikkel nodig was om vrouwen voor werk te laten kiezen en daarmee de economische groei te bevorderen. Nu lijkt dat laatste effect ineens niet meer zo zeker en wordt bovendien in één pennenstreek voorbijgegaan aan het feit, dat investeren in de voorschoolse periode op alle fronten rendement oplevert. Een professionele kinderopvang wordt door de overheid uitsluitend gezien als marktvoorziening in plaats van een verworvenheid, die je als beschaving niet zou mogen offeren. Deze bezuinigingen werken bovendien segregatie in de hand. Professionele kinderopvang wordt een luxe-artikel.’
verschillende scenario’s moeten voorbereiden. We zijn een relatief grote organisatie. En volume maakt in dit geval zeker sterker. Er wordt van uitgegaan, dat je het in deze branche goed doet met een rendement van circa 3 procent. En 3 procent betekent voor ons toch iets meer spek op de ribben dan voor kleinere organisaties.’ Ook met dit spek op de ribben zal SWKGroep nog scherper op de bedrijfsvoering moeten gaan letten en zullen investeringen worden heroverwogen. En dat is niet de eerste keer. ‘De afgelopen jaren zijn er al een aantal rondes geweest; de gevolgen van deze ronde bagatelliseren is dan ook niet fair. Ouders en organisaties leveren al sinds 2009 in. In deze optelsom zijn de gevolgen wel degelijk verstrekkend. In 2009 werden met name de lagere inkomens getroffen, nu zijn de hogere inkomens aan de beurt. Kinderopvang wordt dus voor alle gezinnen een kostenpost, die misschien wel de spreekwoordelijke druppel is. Want met een verhoging van
Het mes snijdt aan twee kanten Jacob Boskma, lid van de raad van Bestuur van de SWKGroep gaat nog een stap verder. Letterlijk ook. Naast kinderopvang biedt zijn organisatie ook sociaal en cultureel werk. En dat is een bewuste en ideële keuze. ‘Je bent ook nog kind na je twaalfde. In de grote steden zie je dikwijls, dat na de zorg en begeleiding op de kinderopvang en de bso, jongeren aan hun lot worden overgelaten. Na een paar jaar blijkt dat toch vaak niet zo’n verstandige keuze.’ Om te voorkomen, dat er dan problemen ontstaan is de SWKGroep er dus ook voor adolescenten. Of ze dat in de volle breedte kunnen blijven doen, is in deze tijden zeker niet vanzelfsprekend. Want kortingen op de budgetten van gemeentes hebben direct gevolgen voor alle subsidiestromen. Het mes snijdt hier dus letterlijk aan twee kanten. Wat de concrete gevolgen van de bezuinigingen op de kinderopvang zullen zijn, is nog niet duidelijk. De keuzes, die ouders zullen maken en daarmee de gevolgen voor de bezetting, laten zich niet echt voorspellen. En de plannen moeten ook nog in de rijksbegroting vertaald worden. ‘Op Prinsjesdag weten we pas echt waar we aan toe zijn. Minister Kamp heeft nu zijn plannen neergelegd, maar in september zal blijken hoe de rekensom er exact uitziet. Als organisatie zul je
‘Als in financiering van zorg en cultuur zo gesneden wordt, is het moeilijk verdedigbaar om de kinderopvang als branche helemaal te ontzien. Maar het pakket aan bezuinigingen dat nu gepresenteerd is, is wel moeilijk te verteren.’
15
ook andere lasten als zorgpremie en gemeentelijke belastingen zullen ook burgers door hun huishoudboekje moeten. De overheid gebruikt rücksichtslos het rode potlood in deze koude sanering. Hoe ouders de balans gaan vinden, zal de tijd uitwijzen. En er zullen zeker verschillen zijn tussen de keuzes die ouders in Vinexwijken maken en ouders in oude stadswijken. Maar ik verwacht dat veel ouders zullen kiezen voor het grijze circuit en dus minder dagdelen zullen afnemen. Van onze branche wordt verwacht, dat we kwaliteit bieden, maar als het prijskaartje dat daarbij hoort niet binnen de begroting past, wordt niet de kaasschaaf maar het hakblok gehanteerd. Als we mee hadden kunnen denken en praten waren we mogelijk tot een goed compromis gekomen.’
Business as usual In (relatief) grote organisaties heeft men de bui wel deels zien hangen en waar mogelijk geanticipeerd op wat komen ging. Bij sommige kleine kinderdagverblijven lijkt het meer business as usual. Natuurlijk zal ook hier de prijs omhoog gaan en wordt het dus zaak klanten vast te houden. Maar de lijnen zijn korter en er is weinig of geen overhead en dat maakt een verandering in ieder geval overzichtelijker en mogelijk minder ingrijpend. Jeanet Tjoelker heeft in een buitenwijk van Groningen een kinderdagverblijf en een bso, Poppejans. Als franchisehouder van de Thuishuis-formule kan ze voor een aantal zaken leunen op de organisatie. Maar voor het vinden en binden van ouders om zo haar groepen gevuld te houden, is ze toch echt op zichzelf aangewezen. Dat betekent dat ze zich steeds probeert te onderscheiden. Door kleinschaligheid, een creatieve invulling van de opvang en door flexibiliteit. ‘Natuurlijk gaan ook onze prijzen omhoog, maar ik heb toch het vertrouwen dat we de bezetting op peil houden. Mogelijk haken er ouders af, maar het kan ook zijn dat een duurdere kinderopvang voor ouders een moment is om te gaan shoppen. En met een uurprijs( bij Thuishuis geen discussiepunt, maar juist een USP), die redelijk gemiddeld is en met een kleinschalige en persoonlijke aanpak, zou de keuze dan juist wel eens op ons kunnen vallen. Op dit moment hebben we een wachtlijst, dus…’
FOTO: DOLF PEREBOOM
16 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
17
HET NETWERKBUREAU KINDEROPVANG GAAT SLUITEN
Het einde van de wachtlijsten Ze reisde van platteland naar Vinexwijk en van Den Haag naar Drachten, Yvette Vervoort van het Netwerkbureau. Maar de opdracht van het Netwerkbureau Kinderopvang zit erop, de wachtlijsten in de kinderopvang zijn drastisch afgenomen of verdwenen. Wat gaat er verloren als dit bureau er niet meer is? Kunnen de partijen – gemeenten, onderwijs en kinderopvang – samen verder of zijn ze weer overgeleverd aan Google, onze vooroordelen en gebrek aan kennis, informatie en goede voorbeelden? Lida Schepers
T
oen het Netwerkbureau Kinderopvang in 2008 begon waren er lange wachtlijsten, met name in de buitenschoolse opvang. Nu, bij de afsluiting van dit project, ziet het landschap kinderopvang er heel anders uit. Er zijn vrijwel geen wachtlijsten meer, er is balans tussen vraag en aanbod en er komt marktwerking op gang. De globale opdracht aan het netwerkbureau was drieledig: stimuleren, monitoren en faciliteren van de uitbreiding in de kinderopvang. Met drie doelgroepen: kinderopvang, onderwijs en gemeenten. Is dat nou gelukt? Yvette Vervoort, projectleider van het Netwerkbureau, geeft een genuanceerd antwoord op deze vraag: ‘Kijk, monitoring kun je aanwijzen, we kunnen melden welke gegevens we boven water
Het Netwerkbureau Kinderopvang werd 1 september 2008 ingesteld door staatssecretaris Dijksma van OCW voor een periode van drie jaar. Sinds oktober 2010 valt de kinderopvang en dus ook het Netwerkbureau Kinderopvang onder het ministerie van SZW. De opdracht van het Netwerkbureau luidde: op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten te ondersteunen en te stimuleren bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang. De opdracht werd uitgevoerd door: t :WFUUF 7FSWPPSU QSPKFDUMFJEFS
t 8JN 5JNNFSNBO )FOL /PSEFS +PC WBO 7FMTFO BEWJTFVST
t *OHF )JOMPPQFO DPNNVOJDBUJF
t %BOJÑMMF EF +POH TFDSFUBSJBBU
hebben gekregen, zoals het aantal kindplaatsen, aantal scholen dat bereid is samen te werken of het aantal speciale vormen van buitenschoolse opvang. We hebben heel wat geproduceerd. Maar we moesten ook stimuleren en faciliteren; en mensen bij elkaar brengen. Daarvan zijn de resultaten niet direct aan te wijzen, dat staat ook in onze eindrapportage. We hebben wel veel knelpunten geanalyseerd en nagedacht over oplossingen. Zo hebben we een boekje gemaakt over procedures en regelgeving bij bestemmingsplannen. Pikant detail: gemeenteambtenaren blijken vaak ook niet te weten hoe die procedures in elkaar zitten. Want ambtenaren van welzijn of onderwijs weten weinig van ruimtelijke ordening en omgekeerd. Dus dat boekje is én voor ondernemers én voor
18 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
gemeenteambtenaren. Maar of ze dat boekje een jaar later nog weten te vinden als er zich iets voordoet waarbij het nuttig zou zijn? Het staat in ieder geval allemaal op de website. We hebben echt actuele, feitelijk juiste informatie beschikbaar gemaakt voor partijen die het nodig hebben. Want je zou denken dat het toch al allemaal te vinden zou zijn op internet? Maar ga maar eens googelen. Als het nertwerkbureau er niet zou zijn, krijg je een hele reeks ellende.’
Snelle jongens Als je het hebt over mensen bij elkaar brengen en knelpunten kom je al gauw op vooroordelen. En die kom je bij deze drie partijen absoluut tegen. Vooroordelen vanuit het veld naar het ministerie: hoe hebben ze dat nou kunnen bedenken? Maar ook omgekeerd vanuit het ministerie: zolang er nog geld te verdienen valt hebben wij geen medelijden. En dan zijn er de onderlinge vooroordelen tussen kinderopvang en onderwijs. Het onderwijs ziet de kinderopvang vaak als een commerciële sector, de branche van de snelle jongens, van snel geld verdienen. Ze doen maar wat met die kinderen, wat dragen ze eigenlijk bij? De kinderopvang daarentegen spreekt over het onderwijs als bolwerken van niet in beweging te krijgen organisaties zonder ondernemingszin. Yvette: ‘Het zijn allemaal beelden, en ze gelden niet voor iedereen, maar in grote lijnen kloppen ze. Wij vervulden dan vaak in onze contacten een bemiddelende rol door ze te benoemen, te nuanceren en waar mogelijk weg te nemen. De gemeenten nemen in dit verband een aparte plaats in. Zowel onderwijs als kinderopvang vinden de gemeenten eigenlijk vreselijk. Iemand zei eens:
‘Gaat de kinderopvang investeren in een brede school met het risico eruit geknikkerd te worden?’
een veelkoppig monster dat bijna niet te verslaan is. Maar tegelijkertijd vinden ze ook dat de gemeente de regie moet voeren om onderwijs en kinderopvang samen te brengen. Maar die gemeente zit soms ook knel. Het heeft mij heel erg verbaasd te constateren dat de gemeente als onderwijshuisvester soms bijna gevangen zit in een machtsspel tussen schoolbesturen onderling. De gemeente is verantwoordelijk voor onderwijshuisvesting, krijgt daarvoor middelen van het rijk. De gemeente bepaalt welke school mag gaan bouwen op een bepaade plek. Maar – en dat heb ik écht meegemaakt – voordat zo’n besluit genomen wordt, gaan er allerlei bewegingen op gang komen tussen schoolbesturen, soms nog teruggrijpend naar jaren geleden: toen mochten jullie dit en dat, nu zijn wij aan de beurt. En welk schoolbestuur mag als eerste in een nieuwbouwwijk een school realiseren? En wie bepaalt dan welke kinderopvangorganisatie daarbij mag? Een echte oplossing hiervoor zie ik niet. Kennelijk is het een spel dat gespeeld moet worden.’
lie een landelijke steekproef blijven gebruiken om te melden hoeveel wachtlijsten er zijn, dan blijf je die altijd houden, want je extrapoleert.’ Volgens Yvette zitten ambtenaren te veel achter hun bureau. ‘Wie moet hen voeden met informatie uit de werkelijke wereld als wij er niet meer zijn? De belangenorganisaties? Maar die zijn niet onafhankelijk.’ In feite houdt ze een pleidooi voor een Netwerkbureau met een nieuwe opdracht. Een bureau dat zorgt voor een onafhankelijke kennisbank, met actuele en betrouwbare informatie, dat trends signaleert en aansprekende voorbeelden verzamelt. ‘Eigenlijk zou het structureel nodig zijn, met om de paar jaar een aanpassing van de opdracht. Maar de vraag is wie dat betalen moet. Het ministerie financiert niet graag structurele projecten. Op zich is er iets voor te zeggen dat de overheid een tijdje tijdelijke hobbels stimuleert en dan vindt dat de sector het verder zelf maar moet betalen als ze het belangrijk vindt. Maar wie zou dat moeten doen? De brancheorganisaties? De VOraad? BOinK? De VNG geeft so wie so niet thuis.
Nieuwe opdracht?
Vaststaand gegeven
Door ons hele gesprek loopt de vraag of het Netwerkbureau door zou moeten gaan. ‘Ja en nee’, meent Yvette. ‘Onze opdracht is echt wel klaar. Er is nu echt op heel veel plekken balans ontstaan tussen vraag en aanbod en dan is het gek om een netwerkbureau te hebben dat de uitbreiding stimuleert. Juist nu gaan veel ondernemers zich afvragen: waar moet ik eigenlijk zitten en wat moet ik eigenlijk bieden? Ik denk daarom dat het nog steeds heel erg handig zou zijn als er een onafhankelijke en betrouwbare plek is waar men de juiste informatie kan vinden, zowel voor de betrokken ministeries als voor gemeenten, onderwijs en kinderopvangondernemers. En vanuit zo’n plek kun je ook beter trends signaleren. Informatie veroudert snel. Als er niet zo’n plek zou zijn, is iedereen weer overgeleverd aan Google met alle rotzooi die daar tussen zit.’ Met lichte trots vertelt Yvette hoe het Netwerkbureau in 2009 als eerste zag aankomen dat ondanks de groei van dat moment het tijdstip van verzadiging en krimp eraan zat te komen. In 2010 signaleerde het Netwerkbureau dat er nauwelijks wachtlijsten meer waren. Er zijn toen veel gesprekken geweest met het ministerie: ‘Als jul-
Ook de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs zou een speerpunt kunnen zijn in zo’n nieuwe opdracht. Integrale samenwerking, waar écht optimaal gebruikgemaakt wordt van ruimtes en personeel en waar échte afspraken bestaan over pedagogisch klimaat en het afstemmen van programma’s. Eenvoudig is dat niet. Het roept ook allerlei vragen op: op personeels-, huisvestings- en inhoudelijk gebied. Beide sectoren hebben te maken met verschillende stelsels en financieringssystemen. ‘Maar dat is nou eenmaal een gegeven, dat verandert voorlopig toch niet’, meent Yvette, ‘maar daarbinnen kun je – en dat is best wel een gedoe en ingewikkeld – heus wel samenwerken en goede afspraken met elkaar maken.’ Het Netwerkbureau kent weinig voorbeelden van geslaagde situaties. Yvette: ‘Waar het lukt heeft het ermee te maken dat twee mensen, de schooldirecteur en de locatiemanager of directeur van de kinderopvang, elkaar vinden en zeggen: we gaan het gewoon oplossen. En als ze er dan ook in slagen hun teams mee te krijgen – want het zijn echt twee verschillende werelden – dan heb je weer die vooroordelen en dat territoriumgedrag.
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
Het is echt niet eenvoudig daaroverheen te stappen.’ Yvette kent wel talloze voorbeelden van situaties waarin het fout gelopen is. Om de meest wonderlijke redenen. ‘Ik denk dat niet altijd de beste keuze gemaakt wordt, dat er dingen gegund worden. Ik ken een voorbeeld waar een school en een kinderopvangorganisatie drie jaar lang samen aan tafel zaten om te praten over een brede school. Na drie jaar zegt het schoolbestuur: Nee, we gaan toch naar een andere kinderopvangorganisatie. Al die tijd voor niets geïnvesteerd! Het kan ook voorkomen dat een schooldirecteur onverwachts de huur opzegt van de kinderopvangorganisatie in zijn schoolgebouw. Is dat erg? Je kunt ook zeggen: dan had die kinderopvangorganisatie misschien wat beter zijn best moeten doen. Maar er is zelden sprake van een gelijkwaardige participatie binnen het gebouw. De kinderopvang is eigenlijk altijd huurder, haast nooit eigenaar. Dat maakt dat je als opvangaanbieder een soort van speelbal bent. Er worden ook kansen gemist omdat mensen samenwerking zien als een bezuinigingsoperatie. Maar je moet juist hetzelfde geld gebruiken om te optimaliseren. Hoeveel plekken zijn er niet waar drie schuren zijn, één met karren van de peuterspeelzaal, één met karren van de kinderopvang en één met karren van de school. Wat voor mooie dingen zou je niet kunnen doen als je de budgetten bij elkaar zou leggen? En dat geldt voor alles. Je zou moeten gaan voor één-pluséén-is-drie. Dat moet je durven met elkaar.’ Het lijkt een bijna hopeloze opdracht, die samenwerking. Maar Yvette ziet dat niet zo. ‘Er is de laatste drie jaar heel veel beweging gekomen en de maatschappelijke ontwikkelingen zijn zo dat het echt wel door zal gaan. En natuurlijk met koplopers, een middenmoot en een aantal achterblijvers. Kijk maar eens hoe lang de integratie van kleuteronderwijs en het basisonderwijs heeft geduurd. Deze stap is nog veel groter.’
Schoolgebouwen ‘Wij hebben altijd gezegd: het is gek dat er voor één kind, twee gebouwen zijn. Als je het uitrekent staan de schoolgebouwen meer uren per jaar leeg dan die van de bso. Dat klinkt absurd, maar het heeft vooral te maken met de vakan-
ties. Dat was voor ons de directe aanleiding om na te denken over complementair gebruik van schoolgebouwen. Omdat deze ontworpen en ontwikkeld zijn vanuit de functie onderwijs zijn ze meestal niet zomaar geschikt voor kinderopvang. Hoe transformeer je nou zo’n schoolge-
19
bouw voor gezamenlijk gebruik? Deze maand presenteren wij een inspiratieboek gemaakt door de TU Delft. Maar het blijft natuurlijk ingewikkeld. Want van wie is het gebouw? Het is economisch eigendom van de gemeente, maar het juridisch eigendom ligt bij de school. Wie moet die aanpassing betalen? En gaat de kinderopvang dan investeren met het risico dat je eruit geknikkerd wordt? Het zou mooi zijn als de gemeenten de regie zouden nemen en zouden investeren, zodat de kinderopvang kan huren. Maar ik vind ook dat de sector kinderopvang (en onderwijs) zelf ‘aan de bak’ moet binnen de huidige kaders. Dat kan heel goed. En niet steeds maar blijven roepen dat er een stelselwijziging nodig is.’
Massief vertrouwen
‘Wie moet de ambtenaren voeden met informatie uit de werkelijke wereld als wij er niet meer zijn?
Yvette constateert dat er nog altijd een groot verschil is tussen het imago van de kinderopvang en de school: ‘Mensen hebben een massief vertrouwen in onderwijs; er is best wel wat op aan te merken, maar dat vertrouwen is er. Kinderopvang moet altijd zijn bestaansrecht uitleggen. Weet de maatschappij wel wat we doen? Weten de ouders dat en weten de scholen dat? De kinderopvang moet opletten, anders worden ze links en rechts ingehaald. In het afgelopen jaar hebben steeds meer schoolbesturen aangegeven dat ze zelf kinderopvang willen bieden omdat ze er geld mee denken te verdienen of menen het zelf beter te kunnen. Dan ben je als kinderopvang dus niet in staat uit te leggen aan die school wat je nou eigenlijk doet. Ik denk ook dat een aantal ondernemers zelf een te positief beeld heeft van wat er in werkelijkheid gebeurt op hun locaties. Vaak vind ik de inrichting maar karig of zie ik pm’ers die het werk lijken te organiseren om zichzelf heen, in plaats van om wat kinderen nodig hebben. En dan denk ik: directeur, is het zo dat jij als verantwoordelijke gewoon niet bij machte bent om dat tij te keren. Of wéét je het gewoon niet omdat je te druk bent met alle dingen die je doen moet? Als je zegt dat je goed bent, moet het in de praktijk ook zo zijn. Toen mijn kinderen naar school gingen, konden ze met Kerstmis lezen. Ik vond het een wonder. Maar welke wonderen hebben we nou in de kinderopvang? Welke wonderen kunnen wij laten zien?’
EEN PRAKTISCH BOEK VOOR MEDEWERKERS VAN BASISSCHOLEN EN BUITENSCHOOLSE OPVANG, OVER DE INVULLING VAN DE OPVANG
SCHOOL MET VIJF O’S Onderwijs, opvoeding, ontwikkeling, opvang en ontspanning in een dagarrangement Liesbeth Schreuder, Marja Valkestijn & Susanne Mewissen ISBN 978 90 8560 047 3 | 176 pagina’s | 2e druk | € 24,50 Bestel online op: www.swpbook.com/1093 De buitenschoolse opvang groeit sinds 2007 en raakt steeds meer verbonden met de basisschool. De samenwerking is in het begin vooral organisatorisch, maar gaandeweg komen er ook inhoudelijke verbindingen. Dit boek biedt coördinatoren, directeuren, pedagogen en beleidsmedewerkers informatie en inspiratie hoe aan deze inhoudelijke samenhang vorm te geven. Geïllustreerd door (brede) scholen die dit al in praktijk brengen. Interessant voor basisscholen, buitenschoolse opvang en gemeenten.
Uitgaven van Uitgeverij SWP zijn verkrijgbaar in de boekhandel en direct te bestellen op onze website. Postbus 257 / 1000 AG Amsterdam / T. 020 330 72 00 / www.swpbook.com
INE VAN LIEMPD
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
21
DE CONFERENTIE ‘ PERSPECTIEF OP DE TOEKOMST’ VAN HET NETWERKBUREAU KINDEROPVANG IN DEN
HAAG.
Door: Ine van Liempd, bureau Akta
Na drie jaar werken aan de opdracht om ‘op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten te ondersteunen en te stimuleren bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang’ houdt het Netwerkbureau Kinderopvang in september op te bestaan. Ter afsluiting organiseerde het Netwerkbureau een conferentie waarin ze niet terugkeek op de afgelopen jaren, maar, samen met de deelnemers, vooral vooruit wilde kijken. Op de agenda van de slotconferentie stonden de thema’s waarop het Netwerkbureau – op basis van haar ervaringen – de komende jaren het meeste ‘werk aan de winkel’ verwacht: afstemmen van vraag en aanbod, huisvesting, samenwerking onderwijs en kinderopvang, personeel. Maar voordat de deelnemers aan het werk gezet werden, was eerst het woord aan Janneke Plantenga, hoogleraar economie aan de Universiteit van Utrecht. In een boeiend betoog ontrafelde zij de verschillende perspectieven die in het debat over nut en noodzaak van de kinderopvang een rol spelen. Wat me daarbij het meest opviel was dat deze econoom ons heel goed duidelijk maakte dat het doelmatigheidsperspectief, dat momenteel in het debat rond kinderopvang de boventoon voert (wat levert kinderopvang op aan arbeidsparticipatie en economische groei?) een inhoudelijk volstrekt leeg perspectief is. In dit perspectief worden kinderen in feite gezien als een productiefactor. Terwijl het volgens Plantenga juist vooral over maatschappelijke welvaart moet gaan en over de vraag welke organisatie van kindvoorzieningen de grootste bijdrage aan deze welvaart levert? Kort-
om: niet de economen moeten het laatste woord hebben als het over kinderopvang gaat, en eigenlijk ook niet de politici, maar degenen die weten wat voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen belangrijk is: de pedagogen dus. Waarmee ze een oproep deed aan pedagogen om zich meer in het debat te roeren, en tegelijk: om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de kinderopvang omhoog gaat, zodat niemand er meer omheen kan. En longitudinaal onderzoek bepleitte naar de effecten van kinderopvang op kinderen op de langere termijn. Met dit tot nadenken stemmende verhaal in het achterhoofd, belandde ik in een geanimeerde discussie over nut en noodzaak van gecombineerde (onderwijs – bso)gebouwen voor kinderen. In het gesprek tussen architecten, kinderopvangdirecteuren en een enkele vertegenwoordiger van onderwijs en gemeenten bleek dat er nog veel moet gebeuren wil je een echt goede geïntegreerde voorziening voor kinderen creëren. Een paar vragen die aan de orde kwamen: Is ‘efficiënt samen huisvesten’ wel het goede uitgangspunt voor het maken van
geïntegreerde voorzieningen? Zou je niet vooral moeten kijken naar wat het voor kinderen betekent als leer- en vrijetijdsomgeving samenvallen? En als je leren en vrije tijd goed wilt combineren, vraagt dat dan niet van het onderwijs dat het een nieuwe visie op leren ontwikkelt, die ook tot andere gebouwen en ruimten leidt? En: is samen huisvesten wel de meest gewenste optie, zou je niet veel meer moeten inspelen op de behoefte aan diversiteit in de samenleving die ook hier een rol speelt? Het gemengde gezelschap wist ook wat misverstanden op te lossen, zoals dat het probleem niet zozeer zit in wet- en regelgeving maar vooral in personen (wil men wel echt samenwerken?) en in de gebrekkige regiefunctie van gemeenten. Waarbij werd geconstateerd dat je het zorgen voor goede voorzieningen niet aan gemeenten kunt overlaten. De inhoudelijke kennis en visie op wat een goede voorziening voor kinderen moet worden, hoort aangeleverd te worden door kinderopvang en onderwijs. Die schieten hier vaak tekort, waarbij bovendien de kinderopvang vaak het ondergeschoven kindje dreigt te
worden, ook omdat bij veel adviesbureaus de onderwijsfunctie het best bekend is en daarmee dominant wordt in de plannen. Er valt dus nog veel te doen en aan het eind van de discussie werd dan ook spontaan besloten dat dit een vervolg zou moeten krijgen. Gelukkig heeft het Netwerkbureau nog een paar maanden te gaan en heeft Yvette Vervoort toegezegd de deelnemers over een mogelijk vervolg te informeren. De conferentie besloot met de presentatie van de publicatie De transformatie van het schoolgebouw die in opdracht van het Netwerkbureau werd verzorgd door de TU Delft. Deze vooral voor architecten interessante publicatie, bevat een plandocumentatie van een aantal bestaande schoolgebouwen, een aantal essays over onderwerpen zoals kleurgebruik, binnenklimaat en gezinnen in de stad, en voorbeelden van ontwerpopdrachten door studenten. De bijbehorende tentoonstelling was tijdens de pauzes te bezichtigen en liet een aantal creatieve ideeën zien over hoe om te gaan met het huisvesten van een bso in of buiten een bestaand gebouw. Heel verfrissend vond ik het voorstel van een student om niet te kijken naar de leegstaande school tijdens bso-uren, maar naar de leegstaande Vinexwijk tijdens de bso, en die dan te benutten voor diverse activiteiten. Reacties naar E: ine@akta.nl.
22 #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
Doe de bso lekker buiten de school De rubriek BBMP-Forum staat open voor bijdragen van lezers en andere deskundigen uit het veld. Voor deze BBMP een Forum-bijdrage van Anja Hol, directeur Kinderopvang Humanitas. Zij roept op tot een kritische evaluatie van de bevlogen doelen en idealen waarmee brede scholen ooit zijn gelanceerd. Volgens haar worden de beloften bij dit concept niet ingelost en worden kinderen bovendien sterk in hun vrijheid beknot als we hun actieradius zo klein mogelijk houden. Door: Anja Hol We gaan zo gemakkelijk mee met de gedachte van een brede school. Ik hoor er tenminste zelden een kritisch geluid over. Graag vraag ik hier aandacht voor. Ik bouw mijn oproep op vanuit twee gedachtelijnen. Ten eerste de noodzaak van een gedegen en eerlijke evaluatie: wordt het hoofddoel – een rijk aanbod aan activiteiten en voorzieningen in en dicht bij school – dat ooit gesteld is en dat een brede school zo’n geweldig oord voor kinderen zou maken, wel gehaald? Ten tweede heb ik van meet af aan grote bedenkingen gehad bij het uitgangspunt om het hele aanbod binnen een zo klein mogelijke straal rond het kind te organiseren, of dat nu gebeurt binnen een brede school of in de naaste omgeving daarvan.
Droomverhaal Eerst de noodzaak van evaluatie. Wij zitten met Kinderopvang Humanitas in veel brede scholen, die zijn begonnen met fantastische plannen over het pedagogisch klimaat, activiteitenaanbod en van alles samen doen. Als we echter nu naar de realiteit kijken, zien we op
de eerste plaats dat het marginaal is wat bereikt wordt en op de tweede plaats dat al die sport, cultuur en creativiteit die rond zo’n brede school zouden komen, helemaal niet gerealiseerd worden. Die scholen zitten natuurlijk ook niet allemaal aan een sportterrein of naast een culturele instelling, en als die verder weg liggen, worden de kinderen er vanuit de school echt niet naartoe gebracht. Al die voorzieningen op één plek (cultuur, sport en welzijn) worden, voor zover ik zie, niet waargemaakt in de praktijk van de brede school en ik zie ook geen bovenmatige inspanning om dit wel te realiseren. Dan zitten we dus met een brede school waarin een hoop geld geïnvesteerd is, maar wordt het bovenliggende doel (kinderen – doelgroep of niet – allerlei activiteiten aanbieden) onvoldoende tot niet gehaald. Dit ligt zoals gezegd enerzijds aan ontbrekende faciliteiten (scholen liggen niet aan sportterreinen of bij culturele instellingen). Anderzijds is de vraag van ouders aan een brede-schoolaanbod nog onvoldoende in kaart gebracht. Zijn ze wel bereid hier en mas-
se op in te tekenen? Natuurlijk maakt nog maar een beperkt deel van de kinderen gebruik van de bso en voor de groep kinderen die naschoolse activiteiten aangeboden worden in het kader van achterstand, is dat aanbod ook tamelijk beperkt. Het idee van hele dagarrangementen en allerlei aanbod waar kinderen uit kunnen kiezen, is een soort droomverhaal geweest. Ik ken er in elk geval geen voorbeelden van.
Schijnveiligheid Dan mijn bedenkingen bij de sterke centralisatie van het aanbod in de brede scholen. Ik denk dat we kinderen daarmee te veel isoleren van hun omgeving en de mogelijkheden daarin. Voor een groot deel komt dit voort uit een hang naar veiligheid en uit angst. Dit punt baart me eerlijk gezegd de meeste zorgen. Ouders werken en vinden het een veilig idee dat hun kind op één terrein rondloopt of zich beweegt binnen een straal van pakweg honderd meter. We moeten ons echter met elkaar serieus afvragen of dat goed is voor een ge-
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
23
‘Anja Hol, voorzitter van de Raad van Bestuur van Kinderopvang Humanitas: ‘Ik houd me van harte aanbevolen voor verdere discussies hierover.’
zonde ontwikkeling van kinderen. Om ze te leren omgaan met risico’s is het immers juist erg leerzaam om alleen te fietsen naar sport of muziekles en te melden bij de leidster van de bso dat je zo meteen weer terugkomt. Ik kijk dan toch maar weer ouderwets terug naar mijn eigen kindertijd en die van mijn kinderen, dat we naar school gingen en daar vriendjes en vriendinnetjes hadden, maar daarnaast naar sportclubs of muziekles gingen waar we ook kinderen troffen van andere scholen en uit andere buurten. Dat maakte onze sociale omgeving veel breder dan alleen de kinderen van onze eigen school. Als je alle voorzieningen op een plek concentreert, vind ik dat je kinderen beknot in hun expansie- en onderzoekingsdrift, in hun
nieuwsgierigheid en in hun behoefte aan beweging. Daarom pleit ik ervoor kinderen – en dan denk ik vooral aan de kinderen van acht jaar en ouder – hun vleugels te laten uitslaan. Uiteraard met een open oog voor veiligheid en verantwoorde risico’s. Hierin kun je als kinderopvangorganisatie ook gericht bijdragen. Laatst las ik een bericht dat de fietsexamens zouden verdwijnen. Dit zou je als kinderopvang voor je rekening kunnen nemen: kinderen veilig-verkeersles geven en een fietsexamen laten afleggen voordat ze naar de 8plus-bso gaan. Als het verkeer een verantwoorde hindernis is, dan is het ‘gesleep’ met kinderen – zoals overheden en ouders dit vaak noemen – geen probleem. In elk geval niet voor kinderen: die zijn blij dat ze naar de bso even een stukje kunnen lopen of fietsen.
Tegenargumenten
‘Daarom pleit ik ervoor kinderen – en dan denk ik vooral aan de kinderen van acht jaar en ouder – hun vleugels te laten uitslaan.’
Misschien werpt u tegen dat kinderen uit arme gezinnen geen middelen hebben om zelf naar clubs of lessen te gaan en dus zijn aangewezen op een totaalaanbod zoals in de brede school. Die handschoen pak ik graag op. Als we een groep kinderen niet bereiken, is dit voor Kinderopvang Humanitas een belangrijke constatering en moeten we ons er met elkaar over buigen hoe we die kinderen erbij halen. Dit is inderdaad ook een verantwoordelijkheid van de kinderopvang. Ik zie er echter geen heil in om alle kinderen gebruik te laten maken van een sportaanbod vanuit school, omdat we een groep niet bereiken. Een andere veelgebruikte legitimatie van de
brede school is de doorgaande lijn van kinderopvang naar basisschool. Die doorgaande lijn lijkt in ons Nederlandse stelsel echter meer een theoretisch concept dan een werkbaar praktisch uitgangspunt, omdat slechts een deel van alle kinderen gebruikmaakt van de kinderopvang en daarvan maar een heel beperkt deel binnen dezelfde brede school doorstroomt.
Realistisch idealisme Het is inmiddels wel duidelijk dat ik geen meerwaarde zie in de brede school. Toch vind ik samenwerken met scholen wel degelijk nuttig, maar dat kun je ook als los kinderdagverblijf en losse bso. Als ik mag kiezen, zeg ik: zorg voor leuke uitdagende accommodaties die helemaal op kinderen ingericht zijn en waar de kinderen in een andere omgeving dan school worden opgevangen of hun vrije tijd kunnen besteden. Daarbij plaats ik mijn ideaal (wat ik denk dat het beste is voor kinderen) nadrukkelijk in het Nederlandse hier en nu. Dit betekent niet dat ik voor de toekomst verregaande integratie van kinderopvang en onderwijs uitsluit. Onlangs nog zag ik in Berlijn en Hamburg scholen waarin hele etages of vleugels echt waren ingericht als bso’s. Daar is het wezenlijk anders dan hier. Veel hangt samen met de aantallen kinderen die gebruikmaken van de kinderopvang en het belang dat overheid en onderwijs toekennen aan vrije tijd voor kinderen. Ik houd me van harte aanbevolen voor verdere discussies hierover. Reageren? E: ahol@kinderopvanghumanitas.nl.
The Nanny, de softwareoplossing voor de kinderopvangbranche
Klant centraal Via internet 24 uurs bereikbaarheid van uw kinderopvangorganisatie.
Volledig Wachtlijstbeheer. Planning & plaatsing. Contracten & dossiervorming. Facturatie & debiteurenbeheer.
Rendement bewust Snel en moeiteloos alle gecombineerde gegevens budgetteren, rapporteren en vergelijken.
Nieuwsgierig naar ervaringen van de collegaorganisaties die u reeds voorgingen? Neem dan contact met ons op. Er zit vast een bekende Nanny-gebruiker bij u in de buurt.
IZXHd[i 7#K# BdYZaaZjg '& *&,& HA @VVih]ZjkZa IZa# %)&+ *(- ))) ;Vm# %)&+ ',, ,%. lll#i]Z"cVccn#ca kZg`dde5iZXhd[i#ca
ED BUITENHEK
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
25
Ed Buitenhek is directeur van Buitenhek Management & Consult
Splijtzwam voor onderwijs en opvang… Op de dag dat de Tweede Kamer over de bezuinigingen op de kinderopvang steggelde was elders in het pand overleg tussen Kamerleden en het veld over de aansluiting tussen onderwijs en opvang. Die aansluiting moet beter en Kamerleden wilden van het veld weten welke 'Haagse' maatregelen daarvoor nodig waren. Niet meer maar juist minder strikte 'Haagse' regels en een eenduidige 'Haagse' visie zou wel helpen was het pleidooi van het veld. En daar zit je dan als Kamerlid, want wat moet je met zulke weinig tastbare aanbevelingen?
Qua visie zaten de vertegenwoordigers van onderwijs en opvang overigens ook niet op één lijn. 'Laat scholen de kinderopvang doen dan heb je meteen een naadloze aansluiting', pleitte een deel van het onderwijsveld. 'Doe dat maar niet', pleitten de kinderopvangaanbieders, 'want opvang is echt iets anders dan onderwijs.' Ook de visie van ouders met kinderen in de kinderopvang – met verve vertegenwoordigd door opperouder Jellesma – stond haaks op de visie van ouders in het onderwijs onder aanvoering van de andere opperouder Van Katwijk. Wat moet je als vooruitstrevende volksvertegenwoordigers met zo'n verdeeld volk? De alledaagse praktijk krijgt intussen last van de onduidelijkheid over het toekomstscenario dat het Kabinet gaat volgen met de aansluiting tussen onderwijs en opvang. Menig
schoolbestuur met krimp van het aantal leerlingen vestigt inmiddels de hoop op het binnenhalen van de driejarigen en stelt de noodzakelijke maatregelen (fusie, sluiting, regionalisering, ontzuiling) nog even uit. De pilots met 0-groepen worden door hen gezien als het voorportaal van het toekomstcenario dat het Kabinet nastreeft. Haast is echter geboden in Den Haag want de komende jaren is de leerlingenkrimp het sterkst. En dat betekent dat de onderwijslobby zich inzet om voldoende middelen bij elkaar te sprokkelen om dit toekomstscenario snel te realiseren. Intussen wordt ook harmonisatie tussen peuterwerk en opvang door het onzekere toekomstperspectief belemmerd. Waarom zou je immers als gemeentebestuur, als kinderopvang- of als peuterwerkaanbieder
‘Doe dat maar niet’, pleitten de kinderopvangaanbieders, ‘want opvang is echt iets anders dan onderwijs.’
nog investeren in harmonisatie van onderwijs en opvang als het 0-groepen-scenario aan de horizon lonkt? Het is dan niet zo wonderlijk dat veldpartijen – ieder vanuit een eigen perspectief – aan de beleidsmakers vroegen om een heldere toekomstvisie over voor- en vroegschoolse voorzieningen met een duidelijke rolverdeling tussen overheid en uitvoerders. Op dat punt kan de politiek onzekerheden voor onderwijs en opvang wegnemen en de basis verbreden voor publieke (via de gemeente) en private (via de aanbieders) investeringen in aansluiting tussen onderwijs en opvang. Werkgevers betaalden in 2010 € 700 mln. van de Nederlandse kinderopvangrekening. De kosten (tot aan de vergoedingsnorm) bedroegen in 2010 in totaal € 3,7 mld. Een derde daarvan is ruim € 1,2 mld. en dat betekent dat het op peil brengen van de werkgeversbijdrage tenminste € 500 mln. oplevert. Of dat ook daadwerkelijk gaat lukken is afhankelijk van de rekensommen voor de premieopslag die straks de revue passeren. Als het gaat om premieberekeningen voor de werkgeversbijdrage kinderopvang heeft het Rijk geen best track record. Bij aanvang in 2007 werd de
premie te laag vastgesteld en in 2008 bij de eerste aanpassing van de werkgeversbijdrage werd de premie opnieuw te laag vastgesteld. Resultaten uit het verleden bieden dus zeker geen garanties voor de toekomst. Een simpele rekensom leert dat verhoging van de premieopslag met tenminste 75 procent (van 0,34 naar 0,60 procent) noodzakelijk is om werkgevers daadwerkelijk een derde te laten bijdragen. Het op peil brengen van de werkgeversbijdrage voor kinderopvang is een belangrijke stap op weg naar een solide financiële basis voor de branche. De extra middelen die daardoor binnenkomen zullen eerst gebruikt worden om de bezuinigingen op de toeslag voor hoge inkomens te repareren. Dat kost ca. € 100 mln. Als het goed is, blijft er dan nog ruim budget over om andere maatregelen af te zwakken of... te investeren in nieuw beleid, bijvoorbeeld het verbreden van het 0-groepenscenario. Fijne vakantie verder... Reageren? ed@buitenhek.nl.
26 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
Wat verwachten ouders van de samenwerking tussen school en bso? In de beleidskringen van onderwijs en kinderopvang is dit een hip thema. In deze BBMP hebben we dit thema kritisch willen belichten. Daarin past de mening van ouders: de klanten van kinderopvang en onderwijs. Wilma Schepers
Ouders over samenwerking bso en onderwijs BLIJF JEZELF, MAAR DOE HET SAMEN
D
e wachtlijsten voor de buitenschoolse opvang zijn grotendeels weggewerkt, op de meeste plekken is er een balans tussen vraag en aanbod, vertelt Yvette Vervoort in het interview op pagina 17. En sinds de Taskforce Kinderopvang/Onderwijs in 2010 haar hooggestemde rapport uitbracht wordt er ook veel en met grote woorden gesproken over samenwerking tussen school en bso. Brede scholen, daar moeten we op inzetten. Of integrale kindcentra, nog beter. In BBMP Forum op pagina 22 breekt Anja Hol een lans voor een fundamentele discussie over deze ‘hype’. Is de brede school werkelijk wat goed is voor kinderen, en, is het ook wat kinderen zelf willen? Anja Hol maakt zich zorgen over wat nu het werkelijke resultaat is van al deze inspanningen. Het maakt haar somber. Yvette Vervoort ondersteunt haar twijfel. Het Netwerkbureau heeft maar weinig voorbeelden kunnen verzamelen van geslaagde samenwerkingsverbanden tussen onderwijs en kinderopvang. En als het dan wel lukt, dan heeft dat te maken met de driedubbele inzet van het management. Het concept an sich is geen garantie voor succes. In deze korte inleiding en in de genoemde artikelen in deze BBMP zijn de kinderopvang, het onderwijs en de kinderen zelf de revue gepas-
seerd. Maar hoe zit het met de ouders? Daar zoemt BBMP – samen met het onderzoeksteam van Vyvoj – in dit artikel op in. Vyvoj voert in opdracht van kinderopvangorganisaties klanttevredenheidsonderzoeken uit. Bij deze onderzoeken heeft Vyvoj gevraagd of de ouders bereid zijn om – als zich de gelegenheid voordoet – vragen te beantwoorden die hun eigen kindercentrum overstijgen. Veel ouders hebben aangegeven dat te willen. Daardoor kan Vyvoj beschikken over een database van wel 1366 ouders van 70 verschillende organisaties verspreid over heel Nederland. BBMP en Vyvoj hebben aan de ouders uit deze database een vragenlijst voorgelegd waarin we de mening van ouders peilen over de samenwerking tussen school en bso. 617 ouders hebben de vragenlijst beantwoord (een respons van 45,2 procent).
Deskundigheid pm’er gewaardeerd Het onderwerp gaat ouders aan het hart, dat mag je wel afleiden uit de vele toelichtingen die ouders bij de meerkeuzevragen geven. Eerst presenteren we de conclusies die aan de meerkeuzevragen verbonden kunnen worden. Deze conclusies zullen u waarschijnlijk niet verrassen, maar mogelijk wel bemoedigen. Daarna laten we ouders zelf aan het woord.
Ouders baseren hun keuze voor een bso in de eerste plaats op basis van de ligging en bereikbaarheid. De meeste kinderen gaan dan ook naar een bso die in of vlakbij school ligt. Gevraagd naar wat zij denken over de toegevoegde pedagogische waarde van de bso, zijn zij positief. Wel moet de bso voor de kinderen vrije tijd zijn en blijven. De kinderen moeten het er vooral leuk hebben. De pedagogische ondersteuning door de pm’ers (observaties van de kinderen, advies en overleg) wordt op prijs gesteld door de ouders en zij waarderen de deskundigheid van pm’ers. Over de samenwerking met school en de afstemming tussen school en bso zijn de ouders minder enthousiast. Ten eerste merken de ouders niet veel van die afstemming. En als ze er al wat van merken gaat het eigenlijk alleen om praktische zaken zoals margedagen en roosters en het gebruik van elkaars ruimtes en middelen. Er is geen tot weinig samenwerking als het gaat om pedagogisch beleid, onderwerpen en thema’s of toegespitste informatie-uitwisseling over de kinderen (waarbij sommige ouders aangeven zelf de communicatief intermediair te zijn tussen leerkracht en pm’ers). Al met al geven ouders de bso een dikke voldoende (7,3) maar de samenwerking een 5,6. Als ideaal schetsen ouders een goede samenwerking tussen school en bso, maar dan wel als twee aparte organisaties.
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
Waar is de ruimte van de bso?
(meer dan een antwoord mogelijk)
In de school
28%
In de buurt van de school (max. 500m)
40%
Op een andere locatie
31%
Thema-bso op verschillende locaties
11%
Waarom heeft u gekozen voor deze bso?
(meer dan een antwoord mogelijk)
De uurprijs
1%
De kwaliteit van de ruimtes en sanitaire voorzieningen
2%
De samenstelling van de groepen
6%
De openingstijden (breng- en haaltijden)
14 %
De pedagogische aanpak en visie van deze bso
14 %
De kwaliteit van de speelvoorzieningen; binnen en buiten
16 %
De sfeer en uitstraling van de locatie
25 %
De ligging en bereikbaarheid van de locatie
69 %
Hoe beoordeelt u de ligging van de bso-locatie ten opzichte van de school? In de school
Te dichtbij Goed Te ver weg 2% 97 % 1%
In de buurt van de school (maximaal 500 meter) 99 % 1%
Op een andere locatie
63 % 37 %
Thema-bso op verschillende locaties
71 % 29 %
Welke stelling sluit het best aan bij uw opvatting? Bso is een goede educatieve aanvulling op het onderwijs
10 %
Bso moet vooral leuk zijn voor het kind; leren kan op school
90 %
27
28 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
Over pedagogisch advies van de leidsters over opvoeding van het kind Ik hecht waarde aan de pedagogische adviezen van de leidsters
70 %
Ik weet zelf wat het beste is voor mijn kind
30 %
Is er een samenwerking tussen bso en school? Ja
38 %
Nee
26 %
Weet ik niet
36 %
Hoe ziet u de ideale samenwerking van school en bso? Twee organisaties: elk eigen kwaliteiten en eigen leefomgeving
30 %
Twee organisaties: gedeeltelijke samenwerking
59 %
Als één organisatie
11 %
Tips van ouders Ouders denken graag mee en zij geven dan ook veel tips voor het verbeteren van het bso-aanbod, er worden suggesties gedaan voor invoering van het continurooster; er wordt geopperd dat school en bso de dag samen zouden kunnen invullen 8.30 uur tot 17.00 uur omdat de tijd na 15.00 uur veel te kort is om echt iets aan te bieden. Enkele quotes: ‘Ik krijg nog te veel het gevoel dat de school de bso ziet als een noodzakelijk kwaad, meer iets dat lekker makkelijk is voor de ouders maar niet echt goed voor het kind. Wat ik graag zou willen is dat het activiteitenaanbod vanuit de bredeschoolgedachte beter aansluit op de bso.’ ‘Ik mis samenwerking tussen sportverenigingen en de bso.’
‘Ik mis het gezamenlijk en landelijk aanpakken van pesten op school en bso.’ ‘Er worden nu vooral op hoog niveau afspraken gemaakt tussen bso en school (bijvoorbeeld over de schooltijden), maar het zou goed zijn, als de leerkrachten en de leiding van de bso elkaar kennen en belangrijke dingen van het kind even aan elkaar door kunnen geven, zodat leiding van de bso bij het halen en brengen ook echt de ouder vervangt.’ ‘Laat medewerkers bso het laatste half uur in telkens een andere klas meedoen. Dan leren ze kinderen van andere kant kennen en weten ze nog beter wat er leeft.’ ‘Ik zou goed nagaan wat de meerwaarde is van samenwerking en/of samenvoeging van school en naschoolse opvang. De naschoolse
opvang heeft namelijk kinderen van meerdere scholen met meerdere visies; dit kan erg lastig worden als je wilt gaan afstemmen en al helemaal lastig als je thema’s samen wilt gaan doen. Bovendien kun je je afvragen wat de kwalitatieve en kwantitatieve meerwaarde is. Het is ook gezond om op meerdere plekken met verschillende omgangsvormen kennis te maken en te ervaren, het hoeft niet allemaal overal van hetzelfde te zijn. In de maatschappij komen kinderen ook tegen dat op de ene plek andere regels gelden dan op de andere plek. Grote samenbundeling van organisaties is daarom niet altijd wenselijk.’ ‘Kinderopvang mag zich professioneler opstellen en zichtbaar meer gaan communiceren met de basisschool.’
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
29
50
In hoeverre wordt er tussen de bso en school samengewerkt op de volgende onderwerpen?
40
30
20
10
altijd
veel
soms wel, soms niet
weinig
niet
niet van toepassing/ weet ik niet
0
Onderlinge communicatie over kinderen
Pedagogisch handelen
Pedagogisch handelen
Communicatie over kinderen
Gebruik van elkaars ruimten/middelen
Aanpak pestgedrag
Aanpak van pestgedrag
Gebruik ruimtes/middelen
Afstemming thema’s
tussen school en BSO
DE IDEALE SAMENWERKING:
ouders aan het woord De samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang houdt niet alleen de kinderopvang en het onderwijs, maar ook de ouders bezig. Dat blijkt uit de uitgebreide toelichtingen die ouders geven op hun antwoorden. Een aantal quotes die representatief zijn voor de mening van ouders. Als zij kiezen voor één organisatie, zeggen ouders: ‘Dan kennen de mensen van school de kinderen beter. Ik vind echter wel dat bso voornamelijk leuk moet zijn dus niet gericht op leren. Zeker niet bij de jongste kinderen. Vanaf bijvoorbeeld groep 6 vind ik huiswerkbegeleiding weer wel goed.’ ‘Voor mij zou de bso een dienst moeten zijn waar de school (mede) verantwoordelijk voor is. Mij lijkt dat dit de kwaliteit ten goede komt.’ ‘Ik vind dat we met elkaar de kinderen van tegenwoordig opvoeden. Dus ook elkaars kinderen, maar vooral ook samen met school en de bso.’ ‘Ik ben een groot voorstander van een brede school, omdat dat naar mijn mening de meeste rust geeft voor de kinderen die er gebruik van maken. School weet niet wat er op de bso gebeurd en omgekeerd, ik vind dit heel slecht voor de ontwikkeling van mijn kind.’‘Consistentie, duidelijkheid en daarmee veilige vertrouwde omgeving voor de kinderen. De scope van hun leven bestaat hoofdzakelijk uit school en thuis. Niet weer een ander instituut erbij met andere regels en kinderen. ‘School, overblijf en bso is nu veel te versnipperd. Dat maakt het voor de kinderen heel vermoeiend. Als het één organisatie wordt, zal dat meer continuiteit en rust geven.’ Als zij kiezen voor twee organisaties met een gedeeltelijke samenwerking, zeggen ouders: ‘Bso kan nooit een geïntegreerd onderdeel van school zijn aangezien het een dienst is waar niet iedereen gebruik van maakt.’ ‘School zou meer moeten overdragen aan bso hoe de dag van mijn zoon is verlopen, dit gebeurt nu niet.’
‘Samenwerking om het kind een zo duidelijk mogelijke omgeving te bieden, maar school en bso moeten wel gescheiden blijven.’ ‘Omdat het voor het kind duidelijk moet zijn dat de bso na schooltijd is en er andere regels gelden. Op school moet het al genoeg presteren. Wel verwacht ik dat de medewerkers op een professionele manier met mijn kind omgaan.’ ‘Ik zou het liefst zien dat de bso op of dichtbij school is. Inhoudelijk hoeft er wat mij betreft niet samengewerkt te worden.’ ‘Het is praktisch in verband met de schooltijden en studiedagen. Ook is het prettig als de bso op de hoogte is van het beleid van de de school. In het kader van de begeleiding van de kinderen kunnen ze hierop inspelen.’ ‘School is leren en bso is vrije tijd. Leerkrachten en pedagogisch begeleidsters hebben andere kwaliteiten nodig voor de begeleiding van de kinderen. Ik zie wel voordelen in gedeeltelijke samenwerking, bijvoorbeeld bij pestprotocollen (kanjertraining) en in het overleg over kinderen die extra begeleiding/zorg nodig hebben.’ ‘Kinderen moeten niet alleen leren maar ook spelen. School en bso moeten wel communiceren over een kind, maar niet elkaars taken gaan overnemen. Elk heeft andere kwaliteiten, zet de organisaties daar opin. Durf te kiezen!’ ‘Meest ideale vorm is dat de leerkracht op school contact onderhoudt met de bso-medewerker zodat er een informatie-uitwisseling ontstaat over de behoeften en interesses van het kind.’ ‘De samenwerking kan goed zijn voor beide partijen en de kinderen. Toch moet de bso vrije tijd zijn voor de kinderen en hoeven kinderen er geen
lessen meer te volgen. Maar wel: gebruikmaken van de gymzaal of andere ruimtes.’ Als zij kiezen voor twee organisaties met elk een eigen leefwereld zeggen ouders: ‘Op de bso zitten leerlingen van drie verschillende scholen, goede samenwerking is bijna onmogelijk.’ ‘Bso is geen school. Ik vind het belangrijk dat de kinderen worden opgevangen na school als wij dit niet kunnen doen en dat ze kunnen spelen met vriendjes en er iemand is die voor ze kan zorgen.’ ‘School heeft een hele andere betekenis voor de kinderen. Bso is voor na school en het is leuk even totaal iets anders te doen en los te komen van school! Er hoeft daarom ook niet per se een samenwerking te zijn tussen school en bso. Mochten er problemen zijn op school met een kind lijkt mij dat dit via de ouders terugkomt bij de bso als dat nodig is.’ ‘Ik vind een bso waar kinderen van verschillende scholen komen beter en leuker voor kinderen. Dan leren ze meer verschillende kinderen kennen en zitten ze niet ook na school weer in hetzelfde groepsproces.’ ‘Vrije tijd moet anders ingedeeld worden, de kids moeten al zoveel en daarbij moet het leuk voor ze blijven anders krijg je ze er niet gemotiveerd heen.’ ‘Het lijkt mij het best als de twee organisaties optimaal kunnen functioneren naar eigen inzichten. Samenwerking is goed maar moet niet ten koste gaan van de eigen insteek. Ik vind het wel noodzakelijk dat de bso op de hoogte is van de thema’s en activiteiten van school zodat ze weten waar de kinderen mee bezig zijn/aan toe zijn.’ BBMP en Vyvoj hebben afgesproken vaker op deze manier te zullen samenwerken. Heeft u een vraag die u aan ouders zou willen stellen? Mail dan uw vraag naar bbmp@bbmp.nl. Het onderzoeksrapport vindt u op W: vyvoj.nl of op W: bbmp.nl/service. Uw wachtwoord is 20bbmp11.
M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L
'HIJ ZAAGT DE POTEN ONDER JE STOEL VANDAAN.'
BULLSH!T Door: Marianne van Duuren
Het boekje ligt voor me, zo’n 165 bladzijden, het oogt dun voor een ‘managementboek’. Dat zal gezien de titel wel de bedoeling zijn. De ondertitel intrigeert me: Terug naar de essentie van organisaties. Iedereen die onze maatschap en onze zienswijze ke nt zal begrijpen waarom. Dat is ook ons thema. Waar gaat het om in organisaties, hoe trouw zijn we daaraan en wat is de rol van de manager en nog sterker: wat is de toegevoegde waarde van het management ten aanzien van het primaire proces? Ik las het boek tijdens mijn vakantie, ik had dus ruim de tijd om te lezen, te denken, te noteren, me te verwonderen en me te ergeren. Want dat is het aardige aan dit boek. Het zet aan tot actie in het hoofd. En volgens mij moet een boek dat doen, het moet wat teweegbrengen, want met bevestiging van je eigen ideeën of verwerping van andere ideeën kom je geen stap verder. Het boek nodigt uit tot dialoog. Wanneer ik het boek bekijk vanuit onze rol als organisatieadviseur, als (interim)manager, dan kan ik dit boek zien als een zaag. Hiermee kunnen we de poten onder onze eigen stoel vandaan zagen. En vanuit een wankele positie is het goed kritisch naar jezelf te kijken! 100 jaar organisatiewetenschappen De auteur, Jos Verveen, beschrijft dat Taylor met zijn eerste boek The Principles of Scientific Management een ‘revolutie’ startte. Taylor kan gezien worden als de ‘uitvinder’ van de organisatiewetenschappen en hij introduceerde het fenomeen management, hij scheidde het denken en het doen
en ontwikkelde methodes om zijn gedachtegoed in praktijk te implementeren. Jos Verveen is van mening dat een volledig nieuwe industrie, zoals die van het organisatieadvies, later gevolgd door de industrie van het communicatieadvies, aan Taylor te danken, of liever te wijten is. Taylor vond dat organisaties beschouwd konden worden als machines die je kunt besturen. Verveen beschrijft in zijn boek dat die maakbaarheid onmogelijk is. En hoewel we deze visie bij meer mensen (Manfred Kets de Vries bijvoorbeeld) terugvinden, blijft het idee van maakbaarheid tot op heden overeind, zorgt voor het inkomen van organisatieadviesbureaus en toont de onmisbare(?) rol van het management. Verveen pakt de zaag en zaagt alle poten resoluut door. Was het de bedoeling dat het instellen van een extra laag (managementlaag) zou leiden tot productiviteitsverhoging? Dat lijkt dan geenszins bewezen en het is ook niet bewezen dat investeringen in het management rendabel zijn (Verveen). Taylor zou hebben gesjoemeld. Leiderschap en management Het is – denk ik – wel van belang om het begrip management dan even goed te definiëren. In onze opleiding hebben wij, de maatschap, het over het verschil tussen leiderschap en management. Binnen de functie van manager komen beide rollen, die van de leider en van de manager, expliciet naar voren. Verveen lijkt met name zijn twijfels te hebben over de organiserende (management)rol van de manager. Hoezo denken en doen scheiden? De vakkundige medewerkers kunnen hun eigen werk heel
goed zelf organiseren! Mits deze medewerkers echt vakkundig zijn en weten wat de organisatie wil en daar schort het nogal eens aan. En als de organisatie het al niet precies weet, wat moet de medewerker dan? Visie is leidend De visie van de organisatie is namelijk leidend. Natuurlijk zult u zeggen, dat is toch altijd zo. Toch beschrijft Jos Verveen met vele voorbeelden de organisaties die de weg zijn kwijtgeraakt, die bijvoorbeeld als doel hebben winstmaximalisatie of continuïteit. En dat is niet de essentie van het bedrijf. Terug naar de essentie is voor de kinderopvang bijvoorbeeld dat je eraan wilt bijdragen dat kinderen de mooiste herinneringen krijgen. Of zich zo volledig mogelijk kunnen ontwikkelen. Of voor de fietsenfabriek dat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld mooie fietstochten te maken. Omdat die fietsenfabriek dat nu eenmaal heel erg belangrijk vindt. En die visie, die richt het handelen van de vakkundige medewerkers. 'Is dat echt zo eenvoudig?' schrijft Verveen. 'Ja! Als u scherp voor ogen hebt waar het in essentie om draait dan kan een kind de was doen. Als u niet scherp voor ogen hebt waar het in essentie om draait, wordt het ingewikkeld. Dan lijken er organisatieproblemen te komen, maar dat zijn geen organisatieproblemen. Het zijn symptomen van een dieperliggend probleem: uit het oog verloren zijn waar het om draait.' Maar omdat we het als een organisatieprobleem benaderen, lossen we het ook op als een organisatiepro-
bleem. We gaan opnieuw structuren of regels instellen en afspraken maken en zo stapelen we het ene probleem op het andere. Toch gebeurt het natuurlijk vaak genoeg dat er medewerkers zijn die niet bijdragen aan het vervullen van de toekomstdroom van de organisatie. Tja, misschien ben je als organisatie dan niet duidelijk geweest of heb je de verkeerde mensen aangenomen. Afscheid nemen dus! Want iedereen moet bijdragen aan de uitvoering van de visie. Heb je eenmaal die mensen, dan kan het eigenlijk al bijna niet meer fout gaan zou je zeggen. En waarom rigoureus afscheid nemen en niet aan de slag met trainingen of cursussen? Dat heeft naar mijn idee te maken met het deterministische mensbeeld van Jos Verveen. Hij staat op het standpunt dat mensen hun eigen gedrag zelden echt kunnen veranderen. En hij weet zich gesteund door organisatiepsychologen. Mensen kunnen hun talenten wel verder ontwikkelen, maar nieuwe competenties ontwikkelen zit er niet in. Geen managementmodel Dit ‘managementboek’ beschrijft niet wat u wel moet doen, wel wat u niet moet doen. Verveen schrijft dat hij niet weet wat u moet doen in uw situatie. Er zijn immers geen wetma-
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG t +6-* |
De transformatie van het schoolgebouw
tigheden. Maar als u weet waar u voor staat met uw organisatie en wat de essentie is van uw bedrijf dan wijst de weg zich ‘vanzelf’. Niet dat deze weg makkelijk is, niet dat er dan niet regelmatig wat fout gaat, want dat gaat zeker gebeuren. Verveen wil afrekenen met het idee dat, wanneer we alles maar goed organiseren en managen, we alle risico’s uitsluiten, dat is namelijk niet mogelijk. 'We kunnen niet aan de ene kant roepen dat we vooruitgang, vernieuwing en ondernemerschap willen, en aan de andere kant roepen dat alles wel volledig strak geregisseerd moet zijn…' Dit boek is een prachtige handreiking voor dialoog in uw organisatie. Om het gesprek op gang te brengen of we nog allemaal weten waar we voor staan en waar we voor gaan. Om ons af te vragen wat de toegevoegde waarde is van het management en vooral welke waarde we vinden dat het management zou moeten hebben. Even nog een laatste citaat: 'Organisaties betalen […] een zware prijs als ze niet organiseren waar het om draait, maar het laten draaien om de organisatie.' Ik weet zeker dat er in de kinderopvang veel ondernemers te vinden zijn die zich hier in kunnen vinden.
Marianne van Duuren @MEvanDuuren Maatschap van Duuren, van Zuylen & partners W: dzmaatschap.nl BULLSH!T MANAGEMENT; Terug naar de essentie van organisaties | Jos Verveen | 2011 | Academic Service | ISBN 97 8905 261 84 70
Tijdens de eindconferentie van het Netwerkbureau Kinderopvang op 22 juni ontving Martin Flier, directeur Kinderopvang bij ministerie van SZW, het eerste exemplaar van het boek ‘De Transformatie van het schoolgebouw’ uit handen van Yvette Vervoort, de projectleider van het Netwerkbureau. Het boek is het resultaat van onderzoek naar de mogelijkheden van transformatie van bestaande schoolgebouwen naar ‘gebouwen voor kinderen’.
hele dag kunnen ontvangen en waarin ruimtes efficiënt worden gebruikt. In opdracht van het Netwerkbureau Kinderopvang heeft de faculteit Bouwkunde van de TU Delft een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van transformatie van bestaande schoolgebouwen tot ‘gebouwen voor kinderen’. Het resultaat is de theoretische onderbouwing van de mogelijkheden voor slim ruimtegebruik. En van wat dat betekent voor de omvang van ruimtes, de positionering ten opzichte van elkaar, de bijruimtes, de routing door het gebouw, de klimaatinstallaties en de buitenruimtes. Door experts wordt ingegaan op het ontwerp van het gebouw, kleurgebruik, binnenklimaat, buitenruimte, stedenbouw en investeringen. Een selectie uit door studenten gemaakte ontwerpvoorstellen biedt een waaier aan misschien niet direct te realiseren, maar wel inspirerende oplossingen.
De behoefte aan dagarrangementen voor kinderen groeit. Daarom wordt er naar mogelijkheden gezocht gebouwen te realiseren die kinderen de
De transformatie van het schoolgebouw | Sien van Dam, Susanne Komossa, Lidwine Spoormans | 2011 | Uitgeverij THOTH | ISBN: 978 90 6868 581 7
Gebouwen voor kinderen De kwaliteit van schoolgebouwen is een punt van aanhoudende zorg. De gebouwen zijn te klein, te groot of de kwaliteit deugt niet. Bovendien zijn de maatschappelijke verwachtingen van schoolgebouwen veranderd. Voorzieningen voor kinderen zoeken elkaar steeds meer op. Multifunctionele accommodaties worden een spil in de wijk. Opvang en onderwijs komen steeds meer in één gebouw. Daarvoor moeten bestaande schoolgebouwen worden verbouwd. Deze 'transformatie' is een belangrijke opgave voor de komende jaren en dat is dan ook het thema van de Sardes Speciale Editie Gebouwen voor kinderen. Transformatie wil zeggen dat bestaande gebouwen op een slimme manier worden verbouwd en beter worden benut, zodat kinderopvang, buitenschoolse en tussenschoolse opvang, peuterspeelzalen en onderwijs kunnen worden verenigd in één gebouw of in een samenhangend cluster van gebouwen. Om in de maatschappelijke behoefte aan goede gebouwen voor kinderen (0-12 jaar) te kunnen voorzien, het voorzieningenniveau in krimpgebieden op peil te houden en te zorgen
voor een goede kwaliteit van de gebouwen zal er veel meer en intensiever moeten worden gekeken naar de mogelijkheden die er zijn om gebouwen te transformeren. Gebouwen voor kinderen | Frank Studulski, Jeanette Doornenbal, e.a. | 2011 | Sardes Speciale Editie 11 | Sardes | ISBN 978 90 5563 113 1
31
32 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
‘Ik pleit daarom constant voor het recht op verveling. Want als je je niet verveelt, leer je daar ook niet mee omgaan. Vervelen is leren keuzes maken.’
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
33
Meer oog en ruimte voor het spelende kind. En kinderparticipatie kan uit de kinderschoenen. Spelen, buiten spelen en kinderparticipatie worden door ons volwassenen systematisch ondergewaardeerd. Dat moet en kan anders, vindt pedagoog Jan Van Gils. Onlangs nam Van Gils afscheid als directeur van het Vlaamse onderzoeks- en ontwikkelingscentrum Kind & Samenleving. Een interview met een gepassioneerd voorstander van spelen én vervelen, als instrumenten voor zelfverwerkelijking. Aart Verschuur
Weg met het MEER OOG EN RUIMTE VOOR HET SPELENDE KIND
adultocentrisme! O
p 16-jarige leeftijd raakt Jan Van Gils als vrijwilliger al verzeild in het speelpleinwerk. Na zijn studie pedagogie ging hij aan de slag bij de voorloper van Kind & Samenleving, de Nationale Dienst voor Openluchtleven, maar al snel krijgt hij er een betaalde functie. In de loop der jaren bouwt Jan bij de nationale dienst aan een onderzoeksafdeling, die later verzelfstandigt tot Kind & Samenleving. Jan is een fel voorvechter voor de rechten van het kind en een warm pleitbezorger voor kinderparticipatie, niet te verwarren met kindermacht. ‘Participatie wordt soms ervaren als de “dictatuur van het kind”. Dat is een misvatting. Participatie betekent “recht hebben op een antwoord”,
met als wezenlijk kenmerk een dialoog tussen opvoeder en opvoedeling. Het moet gaan over onderwerpen waar kinderen belangstelling voor hebben, waar ze enig begrip van hebben. En dan nog is het gewicht dat je aan hun oordelen moet geven altijd beperkt.’ In Nederland doen we daar niet aan. Ons kabinet Rutte hanteert een interessante, ongeschreven visie op de jeugd. Kinderen zijn vooral lastig. Kinderopvang kost bakken vol geld, kinderen presteren niet op school, ze blowen, zuipen zich in een coma, hangen rond, veroorzaken dat hun illegale ouders in Nederland kunnen blijven en willen misschien onze toekomstige pensioenen ook al niet betalen! Hoe kijken jullie in Vlaanderen naar het kind?
‘De trend om vooral problemen te ervaren is vrij algemeen in Europa, ook in Vlaanderen. Met jouw opsomming raak je de kern van het probleem, kijk bijvoorbeeld naar de discussie over de betaalbaarheid van onze pensioenen. Dan wordt gezegd: jongeren zijn onze toekomst. Terwijl alleen wordt bedoeld dat ze onze pensioenen moeten betalen. We hebben last van een adultocentrische benadering, een benadering uitsluitend vanuit het gezichtspunt van volwassenen en niet vanuit het kind. Die eenzijdigheid is een gigantisch probleem.’ Hoe uit ons adultocentrisme zich verder? ‘Op scholen zie je dat kinderen geen enkele invloed op het lesprogramma hebben, ze hebben
34 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
geen inspraak. Een Vlaams historicus heeft enkele jaren terug de geschiedenis van onze basisscholen beschreven. De harde conclusie was dat er in honderd jaar weinig is veranderd. De leerprogramma’s liggen fundamenteel vast en worden van boven bepaald. Er wordt nog steeds in leeftijdsgroepen gewerkt, niet in niveaugroepen of menggroepen met meerdere leeftijden. Ons onderzoekscentrum heeft daarom nooit veel richting het onderwijs geroepen. Steeds opnieuw zijn we tot de conclusie moeten komen dat het onderwijs een mastodont is, met zoveel structuur en macht dat het weinig haalbaar is om daartegenaan te trappen.’ ‘Ook in de verschillende vormen van kinderopvang in Vlaanderen vindt niet veel overleg plaats met kinderen, zelfs niet in de buitenschoolse opvang. De leiding in de opvang weet over het algemeen haar werk goed rond zichzelf te organiseren. Zo mogen kinderen als er een zuchtje wind staat meestal niet buiten spelen. Dat heeft deels met de ouders te maken, die vinden dat hun kinderen geen vieze kleren mogen krijgen. Maar ook met de begeleiding die dan zelf liever binnen zit.’
‘Zo ontstaan als vanzelf regels waar met name oudere kinderen over beginnen te klagen. “We mogen hier zelfs onze cola niet uit de ijskast nemen.” Kinderen vergelijken de opvang met thuis, waar dat wel mag. En ze mogen een spel uit de kast halen, maar geen ander spel pakken tenzij het eerste volledig ingepakt is terugbezorgd en gecontroleerd. Er is weinig flexibiliteit, de leiding maakt vaak regels waarbij het eigen comfort erg veel gewicht krijgt. Je ziet dan ook vooral oudere kinderen afhaken bij de buitenschoolse opvang, zij verkiezen een eigen huissleutel boven een plaats in de opvang en zijn met geen stok nog naar de opvang te krijgen. Zo vechten kinderen zichzelf vrij.’ ‘Het beroepsmatig werken met kinderen is vooral georganiseerd rondom volwassenen. We noemen het opvang, omdat de ouders moeten werken. De naam zegt het al, het zijn geen speel- en ontwikkelinitiatieven maar opvangvormen. Het zegt alles over hoe onze samenleving kinderen benadert. Enkel in het Vlaamse speelpleinwerk, actief tijdens de schoolvakanties, ligt het anders. Het heeft een duidelijke opvangfunctie, maar toch noemen we het geen
Over Jan Van Gils en Kind & Samenleving Jan Van Gils nam eind 2010 afscheid als directeur van Kind & Samenleving (K&S), dat hij heeft gesticht en uitgebouwd tot onderzoeks- en ontwikkelcentrum. Jan is doctor in de pedagogische wetenschappen en deed onder meer onderzoeken met kinderen over het gezin, vrije tijd, armoede en de beleving van de stad. Hij publiceerde uitgebreid over kinderparticipatie, spelen en opvoeding. Jan speelt, onder meer als voorzitter, een actieve rol in internationale netwerken rond spelen (ICCP en IPA) en kindvriendelijke steden (ENCFC). An Piessens is Jans opvolger. Zij is pedagoog. Haar interesses liggen in de complexiteit van de dagelijkse praktijk, het constructivisme en de wisselwerking tussen actorschap en sociale structuren.
Kind & Samenleving is een typisch onderzoeks- en ontwikkelcentrum. Het ontwikkelt op basis van onderzoek visie en inzicht omtrent de maatschappelijke positie van kinderen. K&S zet pilotprojecten op en begeleidt deze, gericht op een grotere inbreng van kinderen en het kinderperspectief in de samenleving. Het centrum verspreidt de verworven inzichten en ervaringen omtrent belangen en mogelijkheden van kinderen en kinderparticipatie. En tot slot ontwikkelt K&S instrumenten, methoden en diensten ter bevordering van de inbreng van kinderen en hun belangen. Naast onderzoek biedt Kind & Samenleving ook dienstverlening aan rond bovenstaande thema’s voor gemeenten, ontwerpbureaus en andere organisaties.
#&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011 |
kinderopvang. Beroepskrachten in de officiële kinderopvang kunnen veel van het speelpleinwerk leren: oudere kinderen die niet meer naar de buitenschoolse opvang willen, komen wél graag naar zo’n vakantieweek waar de begeleiding door 17/18-jarigen wordt gedaan. Die laten de kinderen wel los. Daar wordt getimmerd en geschminkt aan alle kanten, geravot en je komt er gegarandeerd vuil van terug. Zaken die in de kinderopvang not done zijn.’ Misschien zitten oudere kinderen gewoon liever thuis. Kinderparticipatie en belevingsonderzoek bij kinderen zijn belangrijke tools in jouw werk met kinderen geweest. Tot welke conclusies heeft dat geleid? ‘Niks liever thuis zitten. Alleen thuis zitten is ook niet alles. Kinderen hebben meer ambitie. Ze zoeken geen isolatie, maar goed georganiseerde activiteiten. In de sportsector en het jeugdwerk zie ik vaak goede activiteiten met kinderen, dat kan in de kinderopvang ook. Ik heb projecten in Wallonië gezien, met straatkinderen. “We gaan samen de Maas oversteken!” Dat mag niet, verboden. “En toch doen we het! We vragen de brandweer om toelating en bouwen een vlot.” En ze hebben het gedaan! Als zoiets lukt, heb je die kereltjes en meisjes enorm veel bijgebracht.’ ‘Beroepskrachten moeten zich verplaatsen in de wereld van het kind, dat is belangrijker dan de vraag of je wel of niet aan kinderparticipatie doet. Voor bso-begeleiders hebben wij meegewerkt aan een studiedag over buiten spelen. Ik had me ingesteld op een vechtbijeenkomst, waarin ik het belang van buiten spelen moest duiden. Maar ik was blij verrast dat iedereen er 100 procent voor te vinden was. Wel gebeurde het te weinig, vonden ze ouders lastig vanwege geklaag over viezigheid en was er te weinig buitenruimte beschikbaar. Ze sméékten echter om goede ideeën.’ ‘Vraag het kinderen als je het zelf niet weet. Dan zul je bijvoorbeeld merken dat kinderen het vervelend vinden dat er relatief weinig met ze wordt meegespeeld. Ook oudere kinderen verwachten van de leiding dat ze beschikbaar is.
Dus begeleiders moeten niet de hele tijd telefoneren of alleen bezig zijn met de jongere kinderen. Beschikbaarheid betekent niet dat je ze moet vertellen wat te doen, wel dat je aanstormt als er tussen kinderen wat speelt. Neem daarbij in aanmerking dat kinderen recht hebben op ruzie en verveling. Dat is een van de redenen dat ik grote moeite heb met het “verschoolsen” van de kindertijd. Als kinderen niet op vrij jonge leeftijd leren hun eigen tijd in te delen, kunnen ze het later ook niet.’ ‘Ik pleit daarom constant voor het recht op verveling. Want als je je niet verveelt, leer je daar ook niet mee omgaan. Vervelen is leren keuzes maken. En maak je als beroepskracht nooit druk om een ruzie, maar kijk wat deze inhoudt. Je zult zien dat veel ruzies te maken hebben met proberen tot afspraken te komen, bijvoorbeeld over wat ze gezamenlijk zullen gaan doen. Laat dat gewoon gebeuren. Ook bij ruzie ontwikkel je sociale vaardigheden, die je in klasse- of schoolverband niet kunt ontwikkelen: leren onderhandelen, weten waar de grenzen van mensen liggen en die leren aanvoelen.’ ‘Spelen is dus breder dan een spelletje. Onderhandelen, beurten geven, een rolverdeling maken, het zijn allemaal kansen voor ontwikkeling. Ontwikkeling waar de kinderen op dat moment aan toe zijn. Spelen moeten we meer kans geven, ook in de kinderopvang moet het een volwaardiger plek krijgen. Nu wordt spelen nog te veel bekeken vanuit het idee dat kinderen slechts vrije tijd nodig hebben om daarna weer te kunnen leren. Terwijl spelen juist een instrument voor zelfverwerkelijking is.’ Hoe ziet in de naaste toekomst de ideale kindertijd eruit? ‘We moeten allereerst een permanente waakzaamheid aan de dag leggen voor de kolonisering van de kindertijd, in alle betekenissen van het woord. Blijvend aan de orde stellen dat het huidige onderwijs vooral is gericht op de reproductie van kennis die volwassenen belangrijk vinden. Ik discussieer niet over het belang van overdrachtelijk leren, maar daar hoeft geen aardrijkskunde en geschiedenis bij te zitten.
35
Taal en rekenen zijn voldoende, anders kun je niet meedoen in de maatschappij. Laat ze dat zo veel mogelijk leren in niveaugroepen en laat ze, als ze goed zijn, zo ver gaan als ze kunnen. Wie weet worden ze nog schrijver.’ ‘En er moet meer evenwicht komen in het dagprogramma van kinderen. Wat ik graag zou zien, is een onderwijssysteem dat werkt van half 9 tot 1 uur, met daarna een vrije-tijdcircuit waar ook mensen werken met hoogontwikkelde vaardigheden. Dat hoeven niet per se mensen met hogere kwalificaties te zijn. Als ze zich maar artistiek, creatief of sportief hebben ontwikkeld. Doe maar eens een cursus Afrikaanse dans. Steek wilgentakken in de grond en een boom ontstaat. En laat ze die vooral weer afbreken!’ ‘Of organiseer, zoals ik ooit in de buurt van het Spaanse Toledo heb gezien, een constante stroom van activiteiten in de buurt. Daar zat een charismatisch schooldirecteur, een spil in het dorpsleven. ’s Ochtends hadden de kinderen les, ’s middags ging de school “wandelen” met de kinderen. De kinderen trokken overal naar toe. Boeren helpen op het land, op ziekenbezoek met Rode-Kruisvrijwilligers, zang- en toneelvoorstellingen op school, trainen voor voetbal, soep koken. Dat gebeurde allemaal met vrijwilligers, die elke vrijdagmiddag massaal naar school kwamen om het programma van de volgende week te bespreken. Die vergaderingen hadden een bijzondere ambiance. Toegegeven, het is niet makkelijk zoiets te organiseren. Maar ik heb het met eigen ogen kunnen zien, dus het is niet onmogelijk!’ Kijk op W: k-s.be En kijk op W: bbmp.nl/service voor onder meer het afscheidsinterview van An Piessens met Jan Van Gils. Het gesprek komt uit het boek ‘Tussen Kind en Samenleving, over het sociale actorschap van kinderen’. Ook te bestellen via W: swpbook.com. Uw wachtwoord voor de servicepagina bbmp.nl/service is: 20bbmp11.
M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L
36 | #&-&*% #&45663 ."/"(&.&/5 1&%"(0(*&, */ %& ,*/%&3017"/( t JULI 2011
In- en extern toezicht kunnen elkaar verst De afgelopen tien/twintig jaar is er nogal wat veranderd in de kinderopvang. De sector kenmerkt zich door factoren als schaalvergroting, marktwerking, kwaliteitsbewustzijn en mediagevoeligheid. De dilemma’s en risico’s voor de ondernemer worden groter en dat stelt eisen aan de kwaliteit van de toezichthouder en zijn toezicht. Zou versterking van het intern toezicht niet kunnen leiden tot minder extern toezicht? De relatie tussen intern en extern toezicht was een van de grote thema’s tijdens het congres Toezicht houden in de toekomst, dat de NVTK organiseerde op 26 mei, samen met de toezichthouders van de woningcorporaties, de zorg en het onderwijs. Hoe verhouden zich deze vormen van toezicht tot elkaar? Waar liggen de grenzen van de verantwoordelijkheden van beide? Is het vanzelfsprekend dat er verschillende toezichtsorganen rondom een instelling naast elkaar functioneren? Paard achter de wagen Volgens Luc Hoppen van het Centraal Fonds Volkshuisvesting en inleider van een van de workshops is het een bijna natuurlijke reflex: ‘In een branche ontstaat een schandaal en onmiddellijk ontstaat er een roep om meer regels en extern toezicht.’ Is dat nu wel een juiste reflex? En dreigt het interne toezicht daardoor niet gemarginaliseerd te worden? Hoppen stelt dat die reactie wel begrijpelijk is, maar niet juist. ‘Het is het paard achter de wagen spannen. Extern toezicht kan nooit de boel dichttimmeren. Interne toezichthouders zitten heel dicht op het proces, zij hebben vaak de actuele kennis en de eerste informatie. Die zitten niet bij de extern toezichthouder. Voor de laatste is het van belang dat het intern toezicht
goed functioneert. Als intern toezicht sterker wordt, kan extern toezicht een stapje terug doen.’ Op dit moment hebben deze twee geen directe relatie. Het komt in de kinderopvang nauwelijks voor dat er rechtstreeks contact is tussen beide. De rvt heeft niet als rol om zich rechtstreeks met de bedrijfsvoering te bemoeien. Maar moet wel vanuit haar rol als intern toezichthouder ook toezien op de kwaliteit van de geboden opvang. De manier waarop ze dit kan invullen is voor veel rvt’s nog de vraag. Toch zijn er genoeg redenen aan te voeren om juist wel tot een intensiever contact en betere afstemming te komen. Al was het alleen maar omdat dit een organisatie juist kan ontlasten, wat het primaire proces ten goede kan komen. Veranderend intern toezicht Wellicht is het goed eerst te kijken naar de veranderende rol van het interne toezicht. Prof. dr. Jaap Winter schetste hierover tijdens het congres een helder beeld onder het motto: the soft side is the hardest part. ‘Je kunt de governance code toepassen en toch niets bijdragen aan het intern toezicht’, stelde hij. ‘Het gaat erom hoe toezichthouders zich gedragen in hun rol. Alleen al doordat de sociale sector werkt met kwetsbare, afhankelijke mensen zal er altijd een grote publieke bemoeienis zijn. Schandalen overschaduwen het feit dat het doorgaans heel erg goed gaat. In dat krachtenveld moet de toezichthouder zijn verantwoordelijkheid nemen en meerwaarde tonen. Het volstaat niet meer om te zeggen: ja, maar het bestuur heeft mij niets verteld. De gedragscodes verschuiven van ja-zeggen naar prikken en kritische vragen stellen. Naar betrokkenheid in het denkproces en samen nadenken. En uiteindelijk naar, waar dat nodig is, beslissen en ingrijpen. Goed functionerend in-
tern toezicht geeft op die manier een organisatie de mogelijkheid om zich actief en ondernemend op te stellen.’ Afstemming intern-extern toezicht Onderdeel van zo’n veel actievere opstelling kan ook zijn een intensievere relatie met het extern toezicht met het doel elkaar aan te vullen, te versterken en overlap te voorkomen. De GGD staat daar open voor. {Anja Schrik}, projectleider ondersteuning toezicht kinderopvang bij GGD-Nederland: ‘Het Rijk stelt de kaders voor het toezicht dat de GGD uitvoert. Zo zijn alle normen bepaald door de convenantpartijen en in wet- en regelgeving vastgelegd door de overheid. De wijze waarop we inspecteren is momenteel aan verandering onderhevig. Op dit moment is er geen structureel contact tussen intern en extern toezicht. Maar wij zien het als een enorme kans als dat anders zou zijn. De GGD-rapporten lezen is één ding, maar toezichthouders zouden een stap verder kunnen gaan. Ze kunnen de rapporten bespreken met de raad van bestuur. Wat wordt er gedaan met de bevindingen in de organisatie? Hoe kunnen toekomstige overtredingen voorkomen worden? Ook zouden zij eens kunnen meelopen met een inspecteur of een gesprek aanvragen, dat gebeurt nu ook al van tijd tot tijd. Ik denk dat je als intern toezichthouder moet willen weten hoe de externe toezichthouder werkt. Hoe een inspecteur tot een oordeel komt en waar hij naar kijkt. Als je meeloopt kun je ook met elkaar uitwisselen en van elkaar leren: hoe kijk jij nou naar kwaliteit van deze locatie. En als er incidenten zijn zou je gewoon met elkaar in gesprek kunnen gaan.’ Complementair Op dit moment is de GGD een systeem
aan het opbouwen waarbinnen sommige organisaties juist méér en andere juist minder controles kunnen ondergaan. Anja Schrik: ‘Bij het uitvoeren van een risicoanalyse kijken we naar een aantal indicatoren. Centrale vraag is: wat is de kans dat de ondernemer de regels naleeft en kwalitatief verantwoorde kinderopvang biedt? Op het moment dat je daar goede informatie over krijgt vanuit de interne toezichthouder en daarop kunt vertrouwen, kun je als GGD stellen: daar heeft de interne toezichthouder goed zicht op, dat hoeven wij niet over te doen. Dat stelt wel eisen aan de manier waarop rvt’s documenteren wat ze doen. Wij kunnen niet zomaar zeggen: de rvt zegt dat ze het goed doen, dus doen wij het niet nog een keer. Maar in de mate van toezicht maken we wel keuzes. En dan kunnen we zeggen, als een aantal dingen op orde is en als dat inzichtelijk is, gaan we die dingen minder of niet doen. Maar dan moet je elkaar daar wel in opzoeken en zich dat laten ontwikkelen. De NVTK zou daar een rol in kunnen spelen. Zo kun je dus wel heel veel aan elkaar hebben en zou je complementair zijn zonder elkaars dingen over te doen. Als een rvt zich bezighoudt met aspecten als hoe je verantwoorde kinderopvang kunt bieden, zouden wij minder frequent of minder diepgaand naar een aantal kwaliteitskenmerken hoeven kijken.’ Kinderopvangorganisaties die met zowel inspecteurs als auditoren van doen hebben, ervaren een ruime mate van overlap. Dat is temeer het geval sinds het recent geactualiseerde HKZ-certificatieschema voor de kinderopvang een groot aantal onderdelen heeft overgenomen uit de toetsingskaders die GGD-inspecteurs hanteren. De vraag is of organisaties die de certificering goed op orde hebben niet uit de wind gehouden kunnen
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG t +6-* |
37
Door Lida Schepers
Verenigingsnieuws NVTK
erken worden bij het externe toezicht. Een onderzoek1 uit 2007 in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid concludeert onder andere dat er veel overeenkomsten zijn in de documentensfeer en in de domeinen groepsgrootte & leidster/ kindratio, accommodatie & inrichting en pedagogisch beleid. Van verschil is vooral sprake in de benadering van de pedagogische praktijk. De inspectie richt zich sterk op de leidster-kindinteractie, terwijl in het auditproces het omgaan met het welbevinden van individuele kinderen expliciete aandacht krijgt. De in de toetsingskaders opgenomen observatie-eisen c.q. indicatoren met betrekking tot vier competentiegebieden ontbreken geheel in het certificatieschema. Dit is een bewuste keuze geweest van de HKZ-werkgroep Kinderopvang. Anja Schrik: ‘Je kunt de GGD-controles en de certificering dus niet zomaar naast elkaar leggen, ze zijn niet zomaar uitwisselbaar. GGDNederland startte in 2010 een traject om van certificering tot GGD-controles te onderzoeken en op langere termijn tot afstemming te komen. Het al dan niet gecertificeerd zijn zou dan van invloed zijn op de mate en wijze van toezicht. Dat vraagt wel om een grondige analyse en herziening van het huidige certificaat. Wij staan er nog steeds voor open om dit traject verder vorm te geven.’ De tijd lijkt rijp om het vraagstuk van de relatie in- en extern toezicht met elkaar op de collectieve agenda te zetten.’ 1
Mogelijkheden voor verminderd overheidstoezicht op de kwaliteit van de kinderopvang | Herman Katteler en Nardy Welling | 2007 | ITS – Radboud Universiteit Nijmegen | ISBN 978 90 5554 3168.
Toezicht houden in de toekomst Op donderdag 26 mei 2011 vond het landelijk congres ‘Toezicht houden in de toekomst’ plaats. De NVTK was een van de initiatiefnemers van deze dag. Het verslag van deze dag kunt u vinden op onze website.
Implementatie governance code: zijn er obstakels? In 2009 is de Governance code kinderopvang vastgesteld. Het is nu ruim een jaar later. En tijd om te monitoren hoe de invoering en
Geslaagde samenwerking Het was voor het eerst dat de vier toezichth ouders van kinderopvang, woningcorporaties, zorg en onderwijs gezamenlijk een congres organiseerden . Angelika Pelsink, bestuurslid van de bdKO, is enthousiast. ‘Buitengewoon zinvol dat het een gezamenlijke bijeenkomst was. Wij kunnen veel leren van sectoren die ons zijn voorgega an zoals de woningbouwcorporaties en de zorg. En gelee rd hebben we, die dag! Anderzijds was het voor de ande re sectoren ook aardig om te reflecteren op de sector kind eropvang. Zo is de kinderopvang duidelijk meer marktgericht en bedrijfsmatiger ingesteld dan het onderwijs. Op een onde rwijstoezichthouder die niet gelukkig was met het verzuim binn en zijn organisatie, reageerde een NVTK-lid met passie over de positieve prikkel die uitgaat van marktwerking op de prest aties en innovaties in onze jonge sector.’ Ook Rieneke Sijderius, toezichthouder bij Kinderopvang de Bevelanden – en tevens bij een zorg- en bij een onderwijsinstelling – vond het een zeer geslaagde dag: ‘Als ik het in één woord mag samenvatten: inspirerend. Ener zijds door het hoge gehalte van de lezingen, maar ande rzijds vooral ook door de workshops in de middag. Zeer leerz aam, omdat je onderling contact had en men vanuit de verschillende sectoren diverse meningen ventileerde waa rdoor je op ideeën kwam. Zoals gewoon eens met rvt en rvb gezamenlijk met de benen op tafel een thema bespreken. Vier organisaties, met vier invalshoeken, maar met kwetsbare mensen als gemeenschappelijke deler, vond ik een verri jking.’
naleving gaat. De NVTK zal hierover met de andere partijen in de branche in gesprek gaan. In juni vindt er een inventarisatie plaats bij NVTK-leden om een goed beeld te krijgen van de stand van zaken met betrekking tot het invoeren van de governance code bij de eigen leden: hoe loopt de invoering? Zijn er obstakels? Zijn er specifieke artikelen die problemen veroorzaken? De resultaten van de inventarisatie en de gewenste vervolgstappen worden in november op de ledenvergadering besproken.
Themabijeenkomst 7 november Tijdens de ledenvergadering zullen in elk geval de beloning bestuurders en de stand van zaken van de implementatie van de governance code op de agenda staan. De themabijeenkomst wordt ingevuld vanuit twee invalshoeken voor het thema: Samenwerking kinderopvang en onderwijs: kans of bedreiging? Allereerst zal Peter Vereijken u informeren over de actuele ontwikkelingen in de samenwerking. En voorbeelden geven van verschillende invalshoeken bij het aangaan van de samenwerking. Als tweede spreker zal prof. dr. Jaap Winter dit vraagstuk benaderen vanuit de verschillende rollen van de rvt bij de strategieontwikkeling: het werken vanuit een code in governance 1.0; maar bij het formuleren van nieuw strategisch beleid is governance 2.0 aan de orde. Om invulling te geven aan governance 2.0 is een goede relatie met de directeur/bestuurder en duidelijkheid over rollen en posities essentieel. Uiteraard is er daarna ruimte voor discussie waarbij eigen vragen en ervaringen kunnen worden ingebracht.
Lid worden? Doen! Voor een hoogwaardige kwaliteit van kinderopvangorganisaties is een professionele raad van toezicht of bestuur van groot belang. Daarom zijn al ruim 300 collega-toezichthouders lid van de NVTK. Wij nodigen ook u van harte uit om lid te worden. Voor vragen en informatie kijk op W: nvtk. nl of bel naar T: 079 - 363 81 20.
38
| BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG t +6-*
COLOFON BBMP - vakblad voor Bestuur Beleid Management & Pedagogiek in de kinderopvang BBMP verschijnt tien keer per jaar, 4e jaargang, nr. 06/07|2011 BBMP is een uitgave van Uitgeverij SWP bv, Amsterdam
Het rvt-lid
Postadres Tijdschrift BBMP, Uitgeverij SWP bv, Postbus 257, 1000 AG AMSTERDAM T: (020) 330 72 00, F: (020) 330 80 40 Abonnementen U kunt zich aanmelden voor een abonnement via W: aboland. nl. Abonnementen gaan in vanaf de eerstvolgende editie en worden in rekening gebracht tot het einde van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij tijdig (voor 1 december, studenten voor 1 augustus) via de website of schriftelijk is opgezegd. Na aanmelding krijgt u een acceptgiro toegestuurd. BBMP abonnementenadministratie | Postbus 20 | 1910 AA UITGEEST )PPGESFEBDUFVS Wilma Schepers, E-mail: wschepers@mailswp.com T: (0653) 807 411
Bovenschoolse kongsi’s Al een aantal jaren probeert onze raad van toezicht een bestemming te vinden voor de reserves die zo langzamerhand een omvang hebben die bijna niet meer is te verantwoorden. Crisis of niet, de middelen op onze rekeningcourant zijn onlangs meer dan zeven nullen waard geworden. Daar moet iets mee gedaan worden, anders pakt de ďŹ scus ze af. In het najaar van 2010 dachten we de ideale bestemming gevonden te hebben. Een middelgroot schoolbestuur in onze gemeente, acht locaties, had al jaren op te grote voet geleefd en faillissement dreigde. Het ging om een van de oudste, zo niet het oudste schoolbestuur van Nederland. Zo’n status schept verplichtingen, extra vakleraren, salarissen boven de norm, alle schoolgebouwen goed in de verf. Die verplichtingen konden alleen worden geďŹ nancierd door te rommelen met geld van het ministerie en de gemeente. Door de crisis was het ineens uit met de pret. Men keek tegen een tekort van een half miljoen aan in de lopende begroting van 2010. OCW wilde een justitieel onderzoek en de te veel betaalde subsidies terug. De gemeente wilde niet bijspringen want het was duidelijk dat er malversaties waren gepleegd. Het noodlijdende schoolbestuur was voor ons een gedroomde overnamekandidaat. Het was algemeen bijzonder, niet verbonden aan een of ander bijgeloof, net als wij. Wij zouden de tekorten zonder problemen kunnen aanvullen, een baan kunnen bieden aan de 25 boventallige personeelsleden en het schoolbestuur nieuw leven inblazen. Bovendien zouden we voor het eerst in de vaderlandse geschiedenis een werkelijk geĂŻntegreerde onderwijs-opvangorganisatie hebben. Voor het eerst zou de kinderopvang de bovenliggende partij zijn. Ouders zouden hun kinderen van 0 tot 12 jaar aan ons kunnen toevertrouwen voor opvang, onderwijs, buitenschoolse opvang, jeugdwerk en jeugdzorg, van 8 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s
avonds. Geen gedoe meer met wachtlijsten, tussenschoolse opvang, voorschoolse opvang, verlengde schooldagen, vve en vervoersproblemen. We zouden onderwijs bestieren als een bedrijf. Leraren zouden werken tot 17.30 uur zoals iedereen. De scholen en hun faciliteiten zouden in de avonduren en vakanties open zijn voor kinderen en buurtbewoners. Onze brede scholen zouden alle andere brede scholen in het land ontmaskeren als zielige jaren-vijftig-epigonen, vol met krijtdamp, leermiddelen van dode bomen en gespeend van nieuwe media en andere innovaties. En toen gebeurde het onvermijdelijke. Telefoontjes werden gepleegd. Rijksambtenaren lunchten met gemeenteambtenaren. De katholieken collaboreerden met de christenen, de Daltons met de Montessori’s. Plotseling kwam het old boys network van het basisonderwijs tot leven, de Besturenraad, de BKO en de VOO. Wie het besluit genomen heeft weet niemand; was het een afdelingshoofd, de directeur primair onderwijs, de DG of misschien zelfs de minister? De documenten blijven 50 jaar geheim. Feit is dat de fusiegesprekken abrupt werden gestaakt. Het noodlijdende schoolbestuur fuseerde met het grootste bestuur van de stad, de 8 prachtscholen werden toegevoegd aan het bestand van meer dan 80 oecumenische leerfabriekjes. De tekorten werden door OCW en gemeente aangevuld en het justitieel onderzoek gestaakt. Waarom? Niemand wil het vertellen. Angst voor het onbekende of angst voor het idee dat echte innovatie in het onderwijs mogelijk is? Angst voor betere leerkrachten, betere bedrijfsvoering, betere gebouwen, beter onderwijs? Ik denk dat het uiteindelijk de angst was van de gevestigde instituten, de dinosaurussen die sinds de invoering van de leerplicht het onderwijs als privÊbezit beschouwen, voor aantasting van hun bevoorrechte positie. Deze keer hebben ze gewonnen. Maar onze tijd komt.
3FEBDUJFSBBE Theo Blom (adviseur JSO), Anja Hol (Directeur, bestuurder Kinderopvang Humanitas), Ton van Hulst (van Hulst management & consultancy), Tineke Linssen (Pedagogenplatform), Marie-Louise van Mourik (directeur SKA), Ine van Liempd (adviseur AKTA), Wim van Ogtrop (directeur 2Samen), Guus Permentier, Janneke Plantenga (hoogleraar, Universiteit Utrecht), JosÊ Reijntjens (adviseur), Cor Schuurman (directeur TintelTuin), Christien van Wijk (directeur SKE). %JU OVNNFS XFSLUFO NFF Ed Buitenhek (Buitenhek Consultancy), Marianne van Duuren (DZ-maatschap), Maria Jongsma (Vyvoj), HÊlène Huis in 't Veld, Anja Hol (Kinderopvang Humanitas), Stefanie Kampman, Ansje Kuilboer (correctie), Ine van Liempd (Bureau Akta),Dolf Reereboom (fotografie). JosÊ Reijntjens, Addie Roetman, Lida Schepers (ST&C), Aart Verschuur, Chiel Wollaert (cover). 6JUHFWFS Paul Roosenstein, E-mail: proosenstein@mailswp.com 7PSNHFWJOH Landgraphics, Amsterdam .BSLFUJOH Floor Wesseling, marketing@mailswp.com "EWFSUFOUJF BDRVJTJUJF ##.1 Recent bv Philippine Herkes Postbus 17229 1001 JE Amsterdam T: (020) 330 89 98 F: (020) 420 40 05 Philippine@recent.nl www.recent.nl %SVL Drukkerij Holland bv Prijzen Jaarabonnement instellingen ₏ 140,00 Jaarabonnement particulieren ₏ 110,00 Studentenabonnement ₏ 69,00 Toeslag buitenland ₏ 16,00 Collectief abonnement vanaf 10 exemplaren ₏ 99,00 Collectief abonnement vanaf 50 exemplaren ₏ 89,00 Verrekentarief PHORZA ₏ 69,00 Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten. Prijswijzigingen voorbehouden. Alle rechten voorbehouden ISSN: 1875-7898 SWP is aangesloten bij het Nederlands Uitgeversverbond, Groep uitgevers voor vak en wetenschap.
TIJDSCHRIFT VOOR BELEID, BESTUUR, MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG
DENKT MET U MEE BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 12 | 10
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 01 | 11
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 02 | 11
CATALPA TROMPETTERT TERUG
TIJD
AMSTERDAMSE
GROOT DENKEN, KLEIN DOEN
NEE!
FLEXIBILITEIT
KENT GEEN
REFLECTEREN OP DE
NATUUR = PLEZIER!
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 03 | 11
ZEDENZAAK
G N I T R O K % 0 2 GRATIS SLOW MANAGEMENT
S R E M M NU
AFSCHEID VAN FOKKO KOOL
NIEUW PERSPECTIEF AAN DE HORIZON
KINDEREN, ZEDEN EN SEKSUALITEIT ENGELSE STUDENTEN OP BEZOEK
E E W T E T ERS
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 04 | 11
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 05 | 11
WORSTELEN MET LINKEDIN
DE SLAG OM VEENENDAAL
DIGI’S IN HET PEDAGOGISCH PROCES
EN TOEN WAS ER ÉÉN BRANCHEORGANISATIE KINDEROPVANG
DO’S & DON’TS VAN E-LEARNING
DREIGING VOOR PEUTERSPEELZALEN
NU: E
HET PEDAGOGENPLATFORM: SOCIALE RELATIES EN VRIENDSCHAPPEN EEN BOUWBOEK VOOR DE KINDEROPVANG
AFSCHEID VAN LOUIS TAVECCIO WAT LEZEN PM’ERS?
POSITION PAPER KIK
BELEID BESTUUR MANAGEMENT & PEDAGOGIEK IN DE KINDEROPVANG 06/07 | 11
‘DIT IS WEL ERG
HEFTIG’
HENK KAMP HAALT DE BROEKRIEM AAN
KINDEROPVANG DIGITAAL
SOLIDE
HOE IS UW BEDRIJFSSTRUCTUUR?
HET NETWERKBUREAU KINDEROPVANG NEEMT AFSCHEID WEG MET HET ADULTOCENTRISME!
Volgende nummer verschijnt rond 15 september 2011
AANTREKKELIJKE KORTINGEN VOOR COLLECTIEVE ABONNEMENTEN
(voor bijvoorbeeld uw bestuur, toezichthouders en locatiedirecteuren)
HOOGWAARDIGE INFORMATIE
10
PASSIE VOOR
X PER JAAR OP UW BUREAU GOVE RNANCE
Met alle informatie van de Beroepsvereniging Directeuren Kinderopvang bdKO en de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders NVTK. Neem nu een abonnement op W: bbmp.nl
j i b w u e i N
6B.nl
Tijdschrift Abonnementen
En nog veel meer
Ook voor al uw tijdschriften gaat u nu naar www.6B.nl!