De orthopedagogische ervaring Theorie en praktijk van innerlijke relaties in de opvoeding Peter van der Doef
Voor Piet en Johannes, mijn vader en schoonvader
De orthopedagogische ervaring Theorie en praktijk van innerlijke relaties in de opvoeding Peter van der Doef ISBN 978 90 8850 247 7 NUR 848 © 2012 B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stbl. 351, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot Uitgeverij SWP (Postbus 257, 1000 AG Amsterdam) te wenden.
Zelfs wanneer alle mogelijke wetenschappelijke vragen zouden zijn beantwoord, dan zijn onze werkelijke levensvragen nog niet eens aangeraakt. Ludwig Wittgenstein 1 De wetenschap heeft niet dezelfde zijnszin als de ervaringswereld, en zij zal deze ook nooit krijgen, om de eenvoudige reden dat zij er een nadere bepaling of een verklaring van is. Maurice Merleau-Ponty 2 Men zou kunnen zeggen dat wetenschap pas dan tot haar volle recht komt als zij van een zodanig gehalte is, zodanige mogelijkheden biedt dat zij zich laat integreren in de persoonlijke ervaring van de mens. Wim Zweers 3
1
Geciteerd door Wil Derksen in een interview met Hans Gulpen, Vriendschap is op haar best nutteloos, De Gelderlander, 3-7-2010.
2
M. Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, 1997, p. 28.
3
W. Zweers, Participeren aan de natuur, 1995, p. 175.
Inhoud Voorwoord 9 Deel 1 Filosofische oriĂŤntatie 1 Inleiding
17
1.1
Wilhelm Dilthey
20
1.2
Antonio Damasio
24
1.3
Benedictus de Spinoza
26
1.4
Søren Kierkegaard
34
1.5
Jacques Lacan
37
1.6
Michel Foucault
41
1.7 Conclusie
43
Deel 2 Orthopedagogische theorie 2 Orthopedagogische hulpverlening
55
2.1 Inleiding
55
2.2
77
Specifiek opvoeden
2.3
Vergelijking van modellen
2.4
Terugblik en vooruitblik
98 120
Deel 3 Ontwikkelingsopgaven 3 Ontwikkelingsmodellen
129
3.1
De motivatietheorie van Maslow
129
3.2
De ontwikkelingstheorie van Erikson
131
3.3
Vertraagde ontwikkeling volgens Delfos
133
3.4
Ervaringsordeningen van mensen met een verstandelijke beperking 134
3.5
Uitwerking van kernbegrippen
4 Ervaring en opvoeding
137
141
4.1
Ego affectus est
141
4.2
Gehechtheid en aanpassing
144
4.3
Spel en eigenheid
154
4.4
Discussie
159
5 Persoon en cultuur
163
5.1
Sociale geboorte
163
5.2
De symbolische orde
189
6 Ethiek en spiritualiteit
203
6.1
Identiteit en zelfbehoud
203
6.2
Wegen naar de ziel
222
7 Besluit
253
Literatuur
255
Voorwoord Je hebt maar ĂŠĂŠn idee, weet u, daarmee word je geboren en je hele leven lang werk je die idee fixe verder uit, brengt haar tot leven. Henri Matisse 4 Pas wanneer we ons denkend wenden naar het reeds gedachte worden wij aangewend voor hetgeen nog te denken is. Martin Heidegger 5 The essence of education is natality, the fact that human beings are born into the world. Hannah Arendt 6
In dit boek wil ik de lezer deelgenoot maken van werk- en leeservaringen die uitgroeiden tot een theoretische visie die wordt aangeboden als kader ter ordening van eigen (werk- en lees)ervaringen. Het boek is de vrucht van jarenlange begeleiding en opleiding van pedagogisch medewerkers in de orthopedagogische hulpverlening van kinderen met stoornissen in psychische ontwikkeling, gedragsstoornissen en emotionele stoornissen. In de orthopedagogische behandeling van deze kinderen heb ik eerder gepoogd een systematiek aan te brengen, die verschillende vragen heeft opgeroepen welke in de huidige studie in een breder theoretisch verband worden ondergebracht.7 De verbreding van het theoretische kader heeft tot de formulering van nieuwe modellen geleid en een herinterpretatie van de eerder voorgestelde systematiek. Bij de beantwoording van vragen ben ik steeds gestoten op de kloof tussen theorie en praktijk, die ik aanvankelijk als hinderlijk ervoer, maar die ik geleidelijk aan meer als een productief spanningsveld ben gaan waarderen. De theorie leert gericht te kijken naar de praktijk en de praktijk noodzaakt weer tot verdere theorievorming. De verschuiving in waardering ging gepaard met een groeiend besef van de problematische relatie tussen theorie en praktijk binnen de huidige sociale wetenschappen, waarbij het met name de vraag is of en hoe theorie en praktijk in elkaars verlengde moeten worden bezien. De praktijk wordt in de moderne wetenschap veelal opgevat als een toepassingsgebied van de theorie en het streven is de praktijk zoveel mogelijk te verwetenschappelijken. Dit toepassingsdenken wordt bekritiseerd als een onterechte dominantie van de theorie waaraan door de praktijk of door de wetenschap zelf grenzen moeten worden gesteld.8 Wetenschapstheoretisch doet zich hier het probleem voor dat toepassing van de kennis niet losstaat van de kennis, maar daar onderdeel van vormt.9 In de toepassing van bestaande kennis ervaren we wat de kennis waard 9
De orthopedagogische ervaring
is en welke eventuele nieuwe kennis nodig is om te voldoen aan de eisen van de situatie. Het is van belang, zoals in deze studie wordt nagestreefd, deze ervaring te expliciteren. Theorie en praktijk worden volgens deze (postmoderne) kritiek meer als zelfstandige grootheden naast elkaar bezien. De theorie wordt als een instrument beschouwd waarvan al dan niet, afhankelijk van overwegingen vanuit de praktijk, gebruik kan worden gemaakt. Het pragmatisme van de Amerikaanse filosoof Richard Rorty is een voorbeeld van deze benadering. In een moderne wetenschapsopvatting wordt getracht een kloof tussen theorie en praktijk zoveel mogelijk te dichten. Volgens de kritiek hierop is een kloof tussen theorie en praktijk misschien niet onoverbrugbaar, maar wĂŠl onuitwisbaar. Om met Heidegger te spreken moet de wetenschapper die met de praktijk te maken krijgt altijd een sprong maken van de theorie naar de praktijk - een sprong die voor Heidegger meteen ook het moment is waarop de wetenschapper pas echt gaat denken en die hij opvat als de oorsprong van het denken.10 Denkervaringen werden daarmee voor mij tot richtsnoer, een teken dat ik op een goede weg zat. Denken evenwel dat in schrijven tot uitdrukking moest worden gebracht, niet in de eerste plaats om dit denken te communiceren maar vooral om mij het denken toe te eigenen, het tot iets van mezelf te maken.11 Zoals Achterhuis het stelt is een boek altijd in de eerste plaats een zoektocht naar zelfverheldering.12 De lezer wordt hierbij uitgenodigd de tekst op soortgelijke wijze te consumeren: als voedsel voor de eigen subjectiviteit, als stimulans om zich slagvaardig te bewegen op het veld van de intersubjectiviteit. Wat hier gepresenteerd wordt zijn geen objectieve waarheden, maar subjectieve interpretaties, mogelijkheden om zich als subject te gedragen; de stap van privĂŠ naar openbaar betekent voor deze studie geen onderwerping aan een objectieve werkelijkheid, maar een uitdaging van de (inter)subjectiviteit van de lezer. Ervaring is het sleutelwoord geworden voor de opbouw van de tekst. Ervaring in de zin van Gadamer als openheid voor nieuwe ervaringen, in de zin van de door Bergson als meest betrouwbare beschouwde filosofische methode om eerst naar de ervaring te kijken in plaats van begrippen te bedenken waarmee de werkelijkheid wordt gemeten, in de zin van Foucault als iets waaruit men veranderd tevoorschijn komt of in de zin van Dewey dat alle opvoeding door ervaring tot stand komt.13 Voor Dewey vormde de organische verbinding tussen opvoeding en persoonlijke ervaring een constant referentiekader; voor mij is dit de verbinding geweest tussen persoonlijke ervaringen en orthopedagogische problemen waarmee ik te maken heb gekregen als gedragswetenschapper in een orthopedagogische behandelingssetting. In deze setting kwam ik te werken met een studie in de psychologie als achtergrond. Het leefgroepwerk maakte mij van meet af aan duidelijk dat mijn psychologisch referentiekader moest worden omgebouwd tot een orthopedagogisch kader. Een belangrijke rol in deze bewustwording speelde mijn inmiddels helaas overleden dierbare collega Thea Neger. Zij was initiator van talrijke discussies over de mogelijkheden 10
Voorwoord
en de onmogelijkheden van het leefgroepwerk, maar vooral over de ethische opgave van de leefgroepwerker om het kind tot zijn recht te laten komen in de orthopedagogische situatie van de leefgroep, in relatie uiteraard tot de opvoedingssituatie thuis. In deze discussies werd ik gegrepen door het waarheidsgebeuren dat orthopedagogische hulpverlening kan zijn en ontstond de ambitie om dit waarheidsgebeuren theoretisch gestalte te geven. 14 Het ontwerpen van een orthopedagogisch kader voor jeugdzorg, dat recht doet aan het waarheidsgebeuren van de zorg, is sindsdien de intellectuele uitdaging geworden om werkervaringen een theoretische onderbouwing te kunnen geven. De hier ontwikkelde theorie stelt drie hoofdmomenten in de menselijke ontwikkeling centraal waarop het orthopedagogisch handelen gericht kan worden. Dit zijn de geboorte van een psychologisch zelf, een sociaal zelf en een spiritueel zelf. De literatuur leert dat deze geboorten niet vanzelf gaan en deskundige begeleiding vragen in (ortho)pedagogisch opzicht. De orthopedagoog als vroedvrouw of verloskundige, dat is de taak die volgens de in deze studie ontwikkelde gedachtegang aan de orthopedagoog wordt toebedeeld.15 Een eervolle taak die mooi aansluit bij het door Strasser gehanteerde pedagogische grondbegrip ‘verwekken van leven’.16 Voordat deze studie zelf het levenslicht mocht aanschouwen, zijn heel wat ervaringen gezocht, onderzocht, ondergaan en op hun waarde getoetst als bouwstenen voor het hier gepresenteerde theoretische raamwerk. Bij dezen wil ik verschillende personen danken die met mij deze ervaringen hebben gedeeld en geëxploreerd. In de eerste plaats is dit mijn vrouw Prijna voor het delen van lief en leed in persoonlijke en professionele ervaringen, die op talrijke plaatsen in het betoog hun neerslag hebben gevonden. Onze kinderen Hubert, Robert en Thalia, hun geliefden Linde, Cheyenne en Sijmen en onze kleinkinderen Bastian, Imre en Finn hebben ons leven vol gemaakt en deze volheid heeft voor deze studie de nodige vruchten afgeworpen. Wat wij doorgaven hebben we mogen ontvangen van eigen ouders, schoonouders en van leraren op spiritueel gebied als Mantak Chia en Shen Hongxun. Door Inge Land leerden wij in familieopstellingen de diepere betekenis van familierelaties kennen. De motivatie om onderzoeksmatig met werkervaringen bezig te zijn heeft een goede voedingsbodem gevonden binnen de jeugdzorginstelling Entréa te Nijmegen, in het bijzonder binnen het voormalige Paedologisch Instituut, de afdeling van Entréa waar ik mijn loopbaan startte en mijn promotieonderzoek heb verricht. Een tweede werkkring naast het praktijkwerk op Entréa vond ik als docent binnen de Pedagogiek Opleiding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Studenten en mededocenten leerden mij wat interessant is in de orthopedagogische literatuur en wat als overbodigheid kan worden weggezet. Dit heb ik ook geleerd van de vele reacties bij het geven van postacademisch onderwijs en incompanytrainingen. Al met al zijn dit ervaringen geweest die het schrijven van dit boek mogelijk hebben gemaakt. 11
De orthopedagogische ervaring
Enkele collega’s wil ik noemen en roemen. Henk Oosterbaan en Ton Meeuwsen, collega’s van het eerste uur binnen Entréa, voor hun stimulans om professionele ervaringen op schrift te stellen: Henk inspireerde als psychodiagnosticus en Ton als orthopedagoog. In Frans Bouma van Trias Jeugdhulp vond ik een eerste officiële erkenning door zijn keuze al in het begin van de jaren negentig om het behandelbeleid van de toenmalige Ambelt te onderbouwen met het orthopedagogische model uit deze studie. Ton Beekman, mederedactielid van Pedagogiek in Praktijk Magazine toonde zich een enthousiast lezer met veel interesse in de uitwerking van ideeën van Spinoza; de aanhef van zijn eerste reactie ‘Ben onder de indruk’ klinkt mij nog steeds als muziek in de oren. Met Martine Delfos en Cor Mastwijk heb ik jarenlang contact gehad in het kader van de GZ-opleiding te Nijmegen. Martine toonde steeds meeleven, inleven en gaf welkome aanmoediging, in het bijzonder ten aanzien van het belang van een psychoanalytisch gezichtspunt. Cor was een zeer gewaardeerde en humoristische inspiratiebron om ervaringsgericht met modellen bezig te zijn (in zijn geval de modellen van Jacques Heijkoop). Gert Dijs, mededocent aan de Pedagogiek Opleiding, instigeerde om persoonlijk te blijven en niet in algemeenheden te verzanden. Een toevallige ontmoeting na jaren met jeugdzorg-collega Arvid Ernst bracht mij weer op het spoor van het werk van Andries Baart. Mijn vriend en Taiji Gongleraar Frans van Heel, zijn vriendin Marlie Houben en via hen Jan Willem Overdam, alsook collega-docenten Susanne van Capelleveen, Henriette Gelissen, Pim Kleinbergen, Paul Schröder, Ancilla van Steekelenburg, Conny Stolk, Mirjam Teunissen, Age Visser, Anneke Vugts en Agnes Wierink dank ik voor waardevolle ideeën en (literatuur)referenties. Ik heb veel geleerd van de wijze waarop Frans de betekenis van oude teksten en begrippen in hedendaagse woorden weet te vatten. De tekst heeft verder een enthousiast onthaal gevonden bij de collega’s van Entréa en de HAN: Frans van Dorp, Felix Hoefnagel, Claudia Krivec, Frank Reinders, Joris van Veen en Michelle Wismans. Van Frans en Claudia leerde ik dat mijn weg door de filosofie niet geheel en al een dwaalweg is, van Felix, Frank en Michelle leerde ik hetzelfde op klinisch gebied. Met Joris bleek ik verrassend veel orthopedagogische opvattingen te delen. Het commentaar van Frank en Michelle inspireerde om aansluiting te zoeken bij de hechtingstheorie, de objectrelatietheorie en de behoeftetheorie van Maslow. Deze laatste theorie werd zelfs hoeksteen voor de opbouw van het derde deel van de studie. In Frank vond ik een expert in de theorie van Erik Erikson en als enthousiast lezer van onder meer Spinoza en Lacan een sparringpartner op velerlei gebied met wie ik menig genoeglijk uur op Rabelaisiaanse wijze filosoferend en drinkend heb doorgebracht. Tot slot wil ik wijzen op een specifieke ervaring, die vaak negatief wordt gewaardeerd maar die tevens het spanningsveld creëert waaraan studies als deze hun ontstaan te danken hebben. Dit is het eeuwige tijdgebrek en de noodzaak om in de marges van het dagelijkse werk tot reflectie over het werk te komen.17 12
Voorwoord
De grap van de natuur evenwel is om in het bijzonder deze marges vruchtbaarheid te schenken en daarmee tegen alle verdrukking in nieuw leven te doen ontstaan. Nadere beschouwing leert dan dat juist de druk van ‘verdrukking’ de motor is van nieuwe kracht.18 Noten 4
H. Matisse. Uitspraak geciteerd in G. Néret, Henri Matisse, 1996, p. 13.
5
M. Heidegger, Identiteit en differentie, 2001, p. 41.
6
H. Arendt, The Crisis in Education, in: Between Past and Future, 1961, p. 174.
7
Peter van der Doef, Systematiek van orthopedagogisch handelen (2004, eerste druk 1997), een discussie hierover als thema in het Tijdschrift voor Orthopedagogiek (Van der Doef, 1998a; De Ruyter, 1998; Schoorl, 1998 en Van der Doef, 1998b) en bespreking in Nakken (1999, p. 31) en De Fever (2001, p. 36-37).
8
Vooral binnen postmoderne wetenschapsopvattingen wordt deze kritiek geuit. Er kan evenwel worden gewezen op een discrepantie in dezen tussen de theorie en praktijk van de wetenschap zelf (Latour, 1994). De praktijk van wetenschap verloopt niet helemaal en misschien wel helemaal niet volgens het boekje dat methodologen hiervan opstellen. Dominantie van de theorie is om die reden veelal illusoir. De praktijk heeft meer invloed op de theorie dan zij zelf, in navolging van methodologische handboeken, denkt. Latour meent dan ook dat wij nooit zo modern zijn geweest als de moderne wetenschap ons heeft doen geloven.
9
Zie H.G. Gadamer, Truth and method, 1989, p. xxxii, p. 307 e.v.
10
Zie bijvoorbeeld M. Heidegger, Inleiding in de metafysika, 1997, p. 32 en 52; Identiteit en differentie, 2001, p. 27 e.v.
11
Voor deze idee zie M. Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, 1997,
12
H. Achterhuis, De erfenis van de utopie, 1998, p. 395.
13
H.G. Gadamer, Truth and method, 1989; L. Kolakowski, Bergson. Een inleiding in zijn
p. 28; zie ook M. Foucault, Ervaring en waarheid, 1985, p. 8.
werk, 2003, p. 109; M. Foucault, Ervaring en waarheid, 1985 en J. Dewey, Ervaring en opvoeding, 1999. 14
Voor de term waarheidsgebeuren of (liever, volgens de vertaler, zie p. 8) waarheidsevenement, zie Alain Badiou, De ethiek, 2005.
15
Dit beeld van de orthopedagogiek is vergelijkbaar met het beeld dat Plato schetst van de filosofie als vroedvrouw die naar buiten helpt brengen waar iemand innerlijk vol van is, gesymboliseerd in de figuur van Socrates als verloskundige van de zwangere geest (zie b.v. Johan Taels, Søren Kierkegaard als filosoof, 1991, hoofdstuk 3; Otto Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid, 2002, p. 52; George Steiner, Het oog van de meester, 2004, p. 37).
16
S. Strasser, Opvoedingswetenschap en opvoedingswijsheid, 1963.
17
Zie ook het voorwoord in H. Achterhuis, De erfenis van de utopie, 1998. Voor een uitwerking van dit thema, zie M. de Certeau, The practices of everyday life, 1984; J. Derrida, Marges van de filosofie, 1995. In The Ethics of Psychoanalysis, 1992,
13
De orthopedagogische ervaring
p. Â 237 geeft Lacan een bijzondere invulling aan het begrip marge door het ontstaan van het verlangen te situeren in de marges van het maatschappelijk geaccepteerde goede. 18
Dit is de basis van bijvoorbeeld oosterse gevechtstechnieken. De werkdruk wordt via reflectie getransformeerd naar een belevingsdruk om via de beleving tot uitdrukking te komen in het (kunst)werk (Visser, 1998). Niet alleen marges in de tijdbeleving zijn relevant, ook marges binnen het maatschappelijke leven. Muzikale kunstvormen zijn duidelijke voorbeelden van de wijze waarop de druk van het leven in de marges van de maatschappij tot creatieve expressie kan leiden. Denk bijvoorbeeld aan de blues, rockmuziek, flamenco, fado en jazz.
14
Deel 1 Filosofische oriĂŤntatie
1 Inleiding Wat beschreven moet worden is een innerlijke verbinding, terwijl het empirisme alleen over externe verbindingen beschikt en slechts de ene bewustzijnstoestand naast de andere kan plaatsen. Maurice Merleau-Ponty 19 Je moet leren, in de dingen die je doet zelf innerlijk vrij te zijn. Meister Eckhart 20 De diepste geest van Zen is dat alles een schat in ons eigen huis is. Takashina Rosen 21
Deze studie gaat over problemen in de opvoeding en ontwikkeling – van kinderen en, in bredere zin, ook van volwassenen – en het orthopedagogisch kader waarbinnen naar oplossingen voor deze problemen wordt gezocht. De vraag wordt gesteld hoe binnen een orthopedagogisch kader hulp kan worden geboden en een ontwikkeling kan worden gestimuleerd. In het bijzonder gaat de interesse uit naar de ervaringen op grond waarvan hulpverlening en ontwikkelingsstimulering tot stand kunnen komen en de vraag wanneer gesproken kan worden van een orthopedagogische ervaring. Ervaringen met het zoeken naar oplossingen voor opvoedings- en ontwikkelingsproblemen worden in deze studie orthopedagogische ervaringen genoemd vanwege het orthopedagogisch kader waarbinnen dit zoekproces plaatsvindt. Orthopedagogisch kader In de studie wordt een orthopedagogisch kader gekenmerkt doordat middels hulpverlening daadwerkelijk geparticipeerd wordt aan het te verhelpen opvoedingssysteem en doordat voor bevordering van ontwikkelingsprocessen ook nadrukkelijk een aangepast pedagogisch kader in het leven wordt geroepen.22 Orthopedagogiek wordt hierbij opgevat als onderdeel van de pedagogiek en wel als dat onderdeel dat een kritisch onderzoek wil zijn van de wetenschappelijke en maatschappelijke context waarbinnen de pedagogiek zich ontwikkelt. Vooral het werk van Foucault maakt duidelijk hoe nauw verweven een maatschappelijke en een wetenschappelijke context kunnen zijn van sociaalwetenschappelijke disciplines. Chargerend gezegd levert de wetenschap volgens Foucault de munitie waarmee de kanonnen van maatschappelijke disciplinering effectief in stelling kunnen worden gebracht.23 Veelal in naam van wetenschappelijke objectiviteit dat als totaliserend begrip van de gesprekspartner onderwerping aan de wetenschap afdwingt. Participatie van wetenschap in de maatschappij 17
De orthopedagogische ervaring
kan beiden meer op gelijke voet met elkaar doen verkeren en mogelijk voorkomen dat de maatschappij onkritisch in door de wetenschap gedomineerde banen wordt geleid. De idee van participatie roept specifieke wetenschapstheoretische vragen op. Indien orthopedagogische ervaringskennis via participatie aan het opvoedingssysteem tot stand komt, hoe verhoudt deze kennis zich dan tot het objectieve kennisideaal van de wetenschap? Wetenschappelijke kennis wordt opgebouwd door middel van instrumenten. Het probleem van ervaringskennis is dat hierbij de persoon het instrument is van de geproduceerde kennis waarmee subjectiviteit op de loer ligt. Door reflectie kan ervaringskennis in wetenschappelijke banen worden geleid en kan het praktische oordeelsvermogen van ervaren behandelaars op een theoretisch niveau worden gebracht.24 Zaak is dan te zorgen dat dit theoretisch niveau een verscherping en geen verenging inhoudt van het oordeelsvermogen. Het begrip ervaring heeft wetenschappelijk bezien een omstreden status, vooral vanwege het door de wetenschap moeilijk te controleren innerlijke karakter van ervaringen. De zwakte in wetenschappelijk opzicht wordt in deze studie opgevat als een sterkte in inhoudelijk opzicht.25 Ervaringen vormen vertrekpunt en toetsmoment van het praktisch handelen. Zij kunnen geÍxpliciteerd worden, maar dit neemt niet weg dat hun voornaamste werking innerlijk van aard is. Een ervaringsbegrip noopt derhalve tot een kritische opstelling ten opzichte van wetenschapsopvattingen wanneer deze eenzijdig gericht zijn op externe relaties zoals controle en voorspelling van verschijnselen. Doel en opzet van de studie Het doel van de studie is tot een beschrijving te komen van innerlijke relaties die constituerend zijn voor een orthopedagogische ervaring. Betoogd wordt dat innerlijke relaties niet zo maar gegeven zijn of tot stand komen, maar actief bevochten moeten worden op een op uiterlijkheden ingestelde buitenwereld en daarmee ethisch van aard zijn. Dit gezichtspunt ontlenen we vooral aan het werk van Spinoza en Kierkegaard en het dient als basis voor integratie met andere gezichtspunten uit de literatuur. Opvallend is dat bij diverse auteurs steeds drie aspecten worden genoemd die van belang kunnen worden geacht voor de ontwikkeling van ervaringen in interactie met de buitenwereld. In de orthopedagogische theorie van de Nederlandse orthopedagoog J.F.W. Kok is dit de driedeling in de ontwikkelingsaspecten affectie, cognitie en conatie als basis voor het formuleren van een orthopedagogische vraagstelling. In deel 2 (hoofdstuk 2) wordt deze theorie besproken en uitgewerkt tot een nieuwe systematiek van orthopedagogische vraagstellingen. De ontwikkelingsaspecten affectie, cognitie en conatie uit de theorie van Kok worden ook uitgewerkt in een model van ontwikkelingsopgaven dat in deel 3 (hoofdstukken 3-7) uitvoerig wordt besproken en dat wordt ingeleid in het onderhavige eerste deel van de studie (hoofdstuk 1). 18
1 Inleiding
In deze inleiding wordt het begrip orthopedagogische ervaring in een breder filosofisch kader geplaatst en gerelateerd aan theoretische kaders als de hermeneutiek (Dilthey), neurobiologie (Damasio), rationalisme (Spinoza), existentialisme (Kierkegaard), psychoanalyse (Lacan) en epistemologie (Foucault). Van deze kaders heeft de hermeneutiek van Dilthey de meest expliciete relatie met het werk van Kok gezien de verwantschap tussen de begrippen denken, voelen en willen van Dilthey en de begrippen affectie (voelen), cognitie (denken) en conatie (willen) uit het werk van Kok. Dilthey ziet ontwikkeling als een individu atieproces waarbij de mens zich successievelijk onderscheidt als individu, als persoon en als een zelf. Deze ontwikkeling draait steeds om drie menselijke vermogens: de vermogens van het denken, het voelen en het willen. Damasio benadrukt de affectieve basis van de ontwikkeling en laat deze verlopen via het kernbewustzijn, het uitgebreide bewustzijn tot uiteindelijk het geweten. Spinoza en Kierkegaard benadrukken het religieuze ontwikkelingsaspect en reiken een opvoedingsethiek aan om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Spinoza doet dit op rationele gronden, Kierkegaard op basis van existentiële overwegingen. Spinoza onderscheidt drie soorten kennis: verbeeldingskennis, rationele kennis en godskennis. Kierkegaard noemt drie stadia op de menselijke levensweg: het esthetische, het ethische en het religieuze stadium. Ook het werk van Lacan en Foucault is ethisch gekleurd en gebaseerd op een drie deling. Lacan spreekt van een ethiek van het verlangen en ordent de menselijke ervaring door middel van drie registers of ordes volgens welke de menselijke subjectiviteit wordt opgebouwd: de imaginaire, de symbolische en de reële orde. Foucault geeft in zijn werk drie aspecten aan van de geschiedenis van de ontwikkeling van de menselijke subjectiviteit: waanzin, rede en zelfzorg. Hij laat zien hoe waanzin maatschappelijk bepaald wordt via het uitsluitingsmechanisme van de rede, hoe de rede maatschappelijke disciplinering in het leven roept en hoe zelfzorg uiteindelijk het ethische antwoord kan zijn van het individu op deze maatschappelijke disciplinering. Ten aanzien van alle genoemde driedelingen wordt in de studie de vraag gesteld naar onderlinge relaties en naar de verrijking die een vergelijking van kernbegrippen kan bieden. Welke basis voor orthopedagogisch handelen kan worden gevonden binnen deze theoretische kaders en welk zicht wordt hiermee verkregen op ontwikkelings- en opvoedingsvragen waarop het orthopedagogisch handelen een antwoord wil bieden?
Iedere interpretatie van het leven kan worden getoetst aan onze levenservaring. Jos de Mul 26
19
De orthopedagogische ervaring Theorie en praktijk van innerlijke relaties in de opvoeding Peter van der Doef ISBN 9789088502477 264 pagina’s Uitgeverij SWP 1ste druk Prijs: € 29,90 www.swpbook.com/1486 Dr. Peter van der Doef (1949) is werkzaam in de jeugdzorg, het hoger beroeps onderwijs en het postacademisch onderwijs. In zijn werk richt hij zich op orthopedagogische vragen en vooral op de ervaringen van waaruit deze vragen in de praktijk ontstaan.
De orthopedagogische ervaring maakt duidelijk hoe orthopedagogische en ontwikkelingspsychopathologische theorieën geworteld zijn in praktijkervaringen, sturing geven aan deze ervaringen en op hun beurt weer aangepast worden op basis van nieuwe praktijkervaringen en onderzoek daarnaar. Het geheel is een tour de force waarin de lezer wordt meegevoerd langs het werk van grote denkers als Spinoza, Kierkegaard, Dilthey, Foucault en Lacan, niet met het oog om via hoge reflectie een beklemmende actualiteit te willen ontstijgen maar om weerstand te kunnen bieden aan de waan van alledag door dieper te wortelen in de ideeëngeschiedenis van pedagogische inspiratoren. Het boek is hiermee een inspirerend en onmisbaar naslagwerk voor ieder die op academisch niveau een leidraad zoekt in het net van wegen en dwaalwegen binnen de hedendaagse opvoeding en de hulp aan opvoedingsproblemen en daarbij in de eerste plaats het belang van het kind voor ogen wil houden.
Van groot belang voor de wetenschappelijke opleidingen van orthopedagogen; een goede aanzet voor de praktische toepassing en voortgezette ontwikkeling van opvoedingshulpverlening. Quote uit recensie van Drs. H. Menkveld voor NBD Biblion
Bestel uw exemplaar online: www.swpbook.com/1486