Brieven van achter de IJzer - Beste Ouders, Chère Marraine, Roger Lampaert

Page 1

oorlogsgeschiedenis

BrIEVEn Van acHTEr DE IJzEr Beste ouders, chère Marraine rOGer L a MPa e r t



BRIEVEN VAN ACHTER DE IJZER Beste ouders, chère Marraine

R O G E R L A M PA E R T


Eerste uitgave 2011 The History Press The Mill, Brimscombe Port, Stroud, Gloucestershire, gl5 2qg Verenigd Koninkrijk www.thehistorypress.co.uk www.uitgeverijtempus.be Š Roger Lampaert, 2011 Alle rechten voorbehouden. Alle rechten op reproductie, vertaling en adaptatie, zelfs gedeeltelijk en onder gelijk welke vorm, zijn voorbehouden voor alle landen. The right of Roger Lampaert to be identified as the Author of this work has been asserted in accordance with the Copyrights, Designs and Patents Act 1988. All rights reserved. No part of this book may be reprinted or reproduced or utilised in any form or by any electronic, mechanical or other means, now known or hereafter invented, including photocopying and recording, or in any information storage or retrieval system, without the permission in writing from the Publishers. British Library Cataloguing in Publication Data. A catalogue record for this book is available from the British Library. isbn 978 1 84588 671 4 nur 693


Inhoud Inleiding

7

De eenzame frontsoldaat

8

Wennen aan een nieuwe omgeving

10

Alleen achter de IJzer

14

De ‘cafard’, oorzaken en gevolgen

23

Verdrijven van de verveling

27

Losbandigheid

32

Zedelijke achteruitgang

36

Schunnige liedjes – zedeloze lectuur

45

Verhouding met de oversten

47

Moeilijk postverkeer

51

Strenge censuur

61

Oorlogsmeters

68

Op bezoek bij ‘marraine’

78

Naar de grootstad Parijs

82

Overzeese marraines

86

Het ‘Werk der Vlaamsche Oorlogsmeters’

93

Over de draad

106

In Nederland geïnterneerd

114

Zwitserland

121

Krijgsgevangenen

123

Bibliografie

126



Inleiding Alhoewel een oorlogsdreiging reeds maanden vooraf in de lucht hing, was ons land zeker daarop niet voorbereid. In legeruniformen die eerder een regenboog van kleuren vertonen en een bewapening die nog herinnert aan de vorige eeuw trekt men ten strijde voor een oorlog die volgens de algemene opinie snel zou afgelopen zijn. Maar de strijd verloopt helemaal anders. Na twee en een halve maand bevinden de troepen zich achter de IJzer en nemen hun stellingen in om met een laatste krachtinspanning wat nog van België overblijft te verdedigen. De eerste zorg van de militaire leiding bestaat er dan ook in om de uitrusting van de manschappen op een hoger peil te brengen, de artillerie steviger uit te bouwen en de nodige voorraden aan te vullen. Aan het ondersteunen van het moreel der troepen wordt echter helemaal niet gedacht. Maar de fronten verstarren, de oorlog zinkt weg in de modder van de loopgraven en nieuwe problemen steken de kop op. De strijd is wat geluwd, de kanonnen bulderen nog in de verte, er wacht de mannen vier jaar frontleven waarbij de dagen van wacht, piket en rust elkaar opvolgen. Om de zoveel maanden komt er dan eindelijk een periode van verlof waarin men de oorlog tracht te vergeten. Doch voor de meeste mannen is dit geen echt verlof. De vrouw, vriendin, ouders, familie en vrienden blijven onbereikbaar want zij bevinden zich langs de andere kant van de IJzer, in het bezet België waar de Duitsers de wet dicteren. De manschappen voelen zich dan ook vereenzaamd, aan hun lot overgelaten. Zij worden niet alleen geconfronteerd met de tegenstander maar voeren ook elke dag strijd tegen de ratten, vlooien en allerhande ziektes die door het verblijf langs het IJzerfront alleen maar erger worden. Men krijgt er stilaan genoeg van, de verveling steekt de kop op. Er wordt troost gezocht in de herbergen waar jonge vrouwen de dienst uitmaken want alle middelen zijn goed om in oorlogstijd de financiën te spijzen. De taal wordt ruwer, het straatjargon overheerst de gesprekken waarin de draak wordt gestoken met de religie en de oversten. Via briefwisseling tracht men de contacten met de huisgenoten te herstellen. Maar deze verloopt zeer moeilijk want de bezetter is zeer streng. De censuur legt harde regels op.Wat maar enigszins op militaire informatie lijkt wordt doorschrapt. Sommige brieven bereiken slechts na maanden hun bestemming of zijn reeds door de censuur naar de prullenmand verwezen. Een brief ontvangen betekent voor de soldaat telkens een geschenk uit de hemel… 7


De eenzame frontsoldaat Gedurende de lange periode dat de frontsoldaten in de streek van de IJzer strijd leveren en beletten dat de tegenstander kan doorstoten, wisselen weken van strijd af met maanden van alert blijven voor een mogelijke vijandelijke aanval. Nadat de manschappen de eerste oorlogswinter zijn doorgekomen, wachten hen nog lange periodes van oefenen, marcheren en het verbeteren van de huisvesting. De legerleiding zorgt intussen voor het aanvullen van de voorraden, het verbeteren van de voeding en in laatste instantie het opbeuren van het moreel. Het komt er op aan hun weerstand op peil te houden om te kunnen weerstaan voor een mogelijke depressie die een of andere dag de kop zou kunnen opsteken en hun weerbaarheid zou kunnen in gevaar brengen. Op het ogenblik van aanvallen of van beschietingen gaat alle aandacht naar de strijd en het overleven. Maar wanneer de gevechten zijn geluwd volgt een lange periode van relatieve kalmte waarin de soldaat een nieuw gevecht moet leveren dat totaal anders is dan wanneer hij zich met het geweer in de hand moet verdedigen. Het is de strijd tegen de afzondering, het ontbreken van elk nieuws van hun familie, de onzekerheid over hun strijdmakkers die ergens ver weg in een kamp onderworpen zijn aan het juk van de tegenstander, de berichten en geruchten die onzekerheid brengen in het soldatenleven. Weg van familie en vrienden komt de soldaat terecht in een vreemd milieu waar hij na de terugkeer uit de loopgraaf zich tracht aan te passen aan de leefomstandigheden. Hij voelt er zich eenzaam en aan zijn lot overgelaten. De verhouding met de oversten laat te wensen over en stilaan steekt de verveling de kop op. Men heeft er genoeg van. Men verkiest de schamele soldij in de herbergen te verkwisten. Reeds maanden wacht men op een bericht van het thuisfront. Slechts met veel moeite slaagt men erin om een brief aan de familie te bezorgen en in veel gevallen blijft een antwoord uit. Met kerstmis zorgt de legerleiding voor wat versnaperingen en tabak die het leed moeten verzachten. Stilaan krijgt dit navolging bij instellingen en mensen die begaan zijn met het lot van de vereenzaamde soldaat. De rustperiodes worden doorgebracht in de kantonnementen waar de mannen de tijd verdrijven met het uitrusten op een laag stro waarin het ongedierte na enige dagen zijn thuis heeft gevonden. Sommigen naaien hun gescheurde kledij om er wat meer presentabel uit te zien, stoppen hun kousen of spelen er kaart met een lotgenoot.Tegen de muur zit een soldaat een van de schaaarse dagbladen die er nog verschijnen door te nemen, op zoek naar wat informtie over zijn geboortedorp. En wie tot een van de gelukkigen behoort neemt voor de zoveelste keer de brief door die hij na talrijke dagen wachten uiteindelijk heeft ontvangen. Voor de eenzame soldaat is het grote ogenblik aangekomen wanneer de ‘facteur’ zijn verschijning maakt. In Le Tiroir aux souvenirs beschrijft F. Temmerman de vreugde van de soldaat bij de aaankomst van de postbode in de gevechtslijn. 8


“Hun aandacht was op iets anders gevestigd. Over het stofferige voetpad dat zich slingert tussen Hazewind en fort Knokke schijnt een groot silhouet zich te verplaatsen in de richting van de observatieposten. Maar hoemeer de onbekende naderde hoe nauwkeuriger zich de details van zijn uitrusting aftekenden. En plots, als een vreugdevolle uitdrukkinng van verrassing weerklinkt het: “het is de facteur!” Alhoewel men nog in weinig verschiet is dit bezoek toch hoogst bevreemdend. … Vanaf deze dag scheen het normaal dat men zijn post in de eerste lijn ontving, soms zelfs op de verst vooruitgeschoven posten.Wat wachtte men ongeduldig op de aankomst van de gelukzalige boodschapper. Nadat hij de zak op het banket had neergezet begon de uitdeling: brieven van de bejaarde ouders, van de vrouw, het geliefd huisgezin, de glimlach van de kinderen, wensen en kussen van overal uit het geliefde land, van de geliefde woonplaats, pakjes van de meters. Deze weldoende lawine verlichtte de schuilplaats met een straal van geluk, vervulde de harten met een sprankeltje hoop…”

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden talrijke postkaarten uitgegeven die inspelen op het gemoed van de soldaat die achter de frontlijn en afgezonderd van zijn familieleden strijd levert tegen een overmachtige vijand. 9


Wennen aan een nieuwe omgeving Eenmaal de strijd is geluwd en de manschappen hun vastgelopen posities hebben ingenomen volgt een lange periode van stabiliteit langs het front. Wie niet in de eerste linie zit tracht een onderkomen te vinden in de dorpen die wat verder naar achter zijn gelegen. De komst van de militairen in de anders zo rustige afgelegen dorpen heeft een grote impact op de landelijke gemeenschap. De plaatselijke inwoners hebben snel door dat er uit het oorlogsgebeuren munt kan geslagen worden. De officieren vinden meestal huisvesting bij burgers. Dit betekent voor deze een bijkomende bron van inkomsten want het onderbrengen van officieren brengt meer op dan het verlenen van onderdak aan soldaten. In 1917 betalen de officieren 1 frank per nacht voor de eerste vier nachten en voor de volgende 0,50 frank per nacht. Daartegenover brengt het huisvesten van een soldaat slechts 0,05 frank per nacht op. De aalmoezeniers worden meestal opgevangen in kloosters of bij de plaatselijke geestelijken. Er wordt contact gemaakt met de vele vluchtelingen die na heel wat rondzwerven zich nog in het klein deel vrij België bevinden. Daar worden nog verhalen verteld over streekgenoten en geraakt men soms nog aan wat inlichtingen over de toestand langs de andere kant van de frontlijn. Het contact met de plaatselijke bewoners kent ook ups en downs. De inkwartiering van de soldaten op de hoeves in de periode van de IJzerslag wordt door de boeren nog aanvaard. Maar hoe langer ze er verblijven hoe meer de tegenstellingen de kop opsteken. Door de grote mobiliteit van de diverse eenheden loopt de voedselbedeling onregelmatig. Wie eten wil gaat schooien bij de plaatselijke bevolking. Maar de vrijgevigheid neemt snel af want de oorlog schijnt na enkele weken uitzichtloos te worden. Stilaan moet al wie eten wil hiervoor de volle prijs betalen, dit tot groot ongenoegen van de soldaten die met een soldij van twee frank vijftig centiem per week hiermee weinig moeten omspringen. Wanneer de mannen krap bij kas komen schrikken zij er zelfs niet voor terug zich te bevoorraden door in het geheim de boer zijn aardappelen te rooien, zijn kippen of konijnen te slachten, of zijn moestuin te plunderen. “In de moestuin hiernaast vind ik sla en worteltjes. De jeneverbessen zijn rijp, en daar maken we compote van. Uit de boomgard haal ik appelen, en dat wordt appelmoes. Wat we hier niet vinden zoeken we verder, echte veldstropers zijn we geworden! Natuurlijk weet je hoeveel tijd dat allemaal vergt: schillen, vuur maken, boodschappen doen, vruchten plukken, de vaat wassen, maar zo vliegt de tijd.” Wanneer op enkele plaatsen als gevolg van de onvoorzichtigheid van de soldaten een schuur in de vlammen opgaat zijn de boeren nog meer wantrouwig om de troepen inkwartiering te geven. 10


Gelukkig zijn er nog uitzonderingen waarbij de manschappen met pijn in het hart afscheid van hun gastheer nemen wanneer ze terug naar het front moeten, zoals dit bij Jan Kiggen het geval is. “We lagen in Wulveringem op een boerderij langs de weg naar ’t Zwaantje.We logeerden in de stallen en de boer, die goed en rechtvaardig was, zou er nooit aan gedacht hebben zijn paarden te verversen zonder ook ons van proper en droog stro te voorzien.” Brancardier Jos Ulens behoorde ook tot de gelukkigen die in december 1916 een korte periode kunnen doorbrengen bij particulieren in een gehucht van Hoogstade. “Wij moesten alle dagen 0,75Fr betalen om er gans den dag en nacht te zijn. We mochten er in de kamer doen wat we wilden. In de keuken ook rond de stoof zitten, lezen, schrijven,enz. Ons brood en ons vlees kochten we samen in ’t dorp. De vrouw gaf ons patatten, braadde ons vlees, maakte soep en koffie voor ons. ’t Was maar een vies koppel, nooit akkoord en de vrouw, Stephanie, had ’n ferme tong! Maar ’t was oorlog en ’n mens moet water bij den wijn doen. Voor een redelijke prijs waste ze ons vuil linnen.We waren wel verzorgd, zaten warmpjes en hadden nog nooit zo wel geweest.” Naarmate de oorlog verder gaat wordt door de militaire overheid steeds meer, tegen een belangrijke vergoeding, landbouwgrond opgeëist om er hun militaire installaties op te richten en barakken neer te zetten waardoor de manschappen een betere verblijfplaats krijgen. Hierdoor veranderen talrijke boerderijen in kampplaatsen en worden de bewoners in sommige gevallen zelfs een deel van hun woning ontzegd om ingenomen te worden door hogere officieren.

Tijdens de rustperiode brengen de soldaten hun tijd door in schuren en barakken. Dit gebeurt meestal met het spelen van gezelschapspelen, krant lezen en vooral een pijp roken. Dit laatse veroorzaakt hier en daar het uibranden van een verblijfplaats. 11


Als na verloop van tijd de voedingswaren schaarser worden en hiervoor woekerprijzen gevraagd worden die voor de soldaat, met zijn schamele soldij, onbetaalbaar zijn geworden neemt de achterdocht tegenover de burgers enkel maar toe. Slechts weinig soldaten kennen geen financiële zorgen. Wie rijke ouders heeft kan een goed gevulde geldbeugel meenemen naar het front en kan dan zoals de officieren zelfs op eigen kosten bij de burgerbevolking logeren. Anderen hebben het geluk dat hun familie die is uitgeweken naar Engeland of Frankrijk hen financieel kan steunen of dat ze een vriend kennen die hem op geregelde tijdstippen wat geld toestuurt. Wachtmester Clarysse voelt zich overgelukkig wanneer hij tijdens zijn verblijf op een boerderij in Oostvleteren van twee vrienden post krijgt toegestuurd. “Voornoens kreeg ik opeens een klein pakje. Ik dacht wat is dat nu. Het was een pakje sigaretten mij gezonden door Emiel Vercaemst uit Engeland. Ik kreeg ook een brief van Cyriel Servaeghe waarin hij mij liet weten dat hij nu in ene munitiefabriek werkt, alsook dat hij nu wat geld wint en ware het zake dat ik iets te kort heb, ik mag mij altijd bij hem melden, maar daarvoor bedank ik hem.” Dit vormt een schril contrast met het leven van de officieren. Dokter Jos De Cuyper ergert zich dan ook aan het gedrag van sommige hogere officieren die tot laat in de nacht genieten van overvloedige diners en braspartijen. “De majoor die de ganse dag heeft doorgebracht bij majoor Tournay komt rond 10.30 u dronken thuis. Hij eist dat wij allen opstaan om mee te doen met zijn plezier. Deze voorstelling duurt tot 1.30 u ’s nachts. Deze manier van handelen doet mij walgen. Dat zij zich bedrinken, tot daar aan toe, maar dat zij tenminste de anderen gerust laten die dit soort ontspanning niet kunnen smaken. Deze manier van handelen is zodanig gangbaar in de militaire gewoontes dat zij zich er geen rekenschap van geven hoezeer dit de mensen uit een andere wereld tegen de borst stoot.” De voedselbedeling blijft onregelmatig wat ook nog wordt in de hand gewerkt door het voortdurend verplaatsen van de eenheden. Wanneer de veldkeukens er dan toch in slagen de mannen in de linies te bereiken klagen deze er dan nog over dat er te weinig voedsel is, dat het eten niet smaakt of dat er te weinig variatie is in het menu. Voedsel aan het front is immers een dagelijkse bezorgdheid. Brood en aardappelen vormen de basiselementen van de voeding van de Belgische soldaat. Soms is er zelfs een tekort aan deze ingrediënten wat resulteert in plunderingen die de soldaten begaan in de velden achter het front. In de loopgraven lijden de soldaten aan gebrek aan hygiëne. Ze wassen zich in beken met bevuild water en de kleren dragen ze tot ze naar een badinrichting trekken waar ze omgewisseld worden voor kleren van anderen die soms meer versleten zijn dan deze die ze pas hebben uitgetrokken. Heel deze toestand, slechte voedselbedeling, het verblijf in vochtige schuilplaatsen in de linies, schuren en stallen, is een ware beproeving voor het moreel van de soldaat. Dit leidt tot depressiviteit onder de manschappen en in sommige gevallen zelfs tot opstandigheid. Dit laatste wordt nog versterkt wanneer de mannen in rust nog opgezadeld worden met oefeningen, het aanleren van nieuwe oorlogstechnie12


ken of zinloze lange dagmarsen in soms zomerse temperaturen, zogezegd om hen in goede conditie te houden. “De uniformen van de soldaten zijn heel onpraktisch voor dit weer” stelt brancardier Jean de Grote vast, “want je kunt ze nauwelijks droog krijgen. Ze lopen rond in die natte uniformen en zo worden ze natuurlijk heel snel ziek. Warme kledij en goede sterke laarzen zouden heel veel betekenen voor de mannen. Door deze onhoudbare situatie zijn een heleboel soldaten depressief geworden. Ze zijn opstandig en ik heb van mijn collega vernomen dat sommige soldaten van de artillerie zelfs weigeren te vechten zolang ze geen warm eten, droge kledij, laarzen en dekens krijgen.” De vele marsoefeningen hangen de mannen stilaan de keel uit. Op een rustdag enkele kilometers met de ransel op de rug en in de blakende zon afhaspelen is zeker niet bevorderlijk voor het goed humeur. Het gebeurt dan ook geregeld dat sommigen er de brui aan geven. Ze weigeren nog deel te nemen aan zinloze oefenmarsen of lappen het appel aan hun laars wat hen op de militaire rechtbank doet belanden die meestal in een of andere dorpsherberg zitting heeft. De plantrekkende onderofficier René Deckers komt regelmatig op het appel. Hij ontvlucht vaak de kazernedienst, komt te laat uit verlof of weigert aan de bevelen van zijn oversten te gehoorzamen. Het resultaat is dan ook navenant: in zes maanden tijd verzamelt hij één keer kamerarrest, tweemaal politiekamer en viermaal ‘cachot’. Daarnaast zijn er nog de regelmatige parades op het strand van De Panne waar de generaals, hoog op hun paarden gezeten, de gelederen in ogenschouw nemen of waar er soms in aanwezigheid van hooggeplaatste personaliteiten decoraties worden uitgedeeld. Jan Kiggen heeft, net zoals vele lotgenoten een hekel aan al die officiële plechtigheden en heeft het niet gemunt op eerbewijzen of eretitels. “Enkele dagen later is heel de groep op de dagorder van de IIde D.A. gekomen. We mochten kiezen: een ereteken of tien dagen extra verlof. Chareltje en ik hebben het laatste gekozen.” Tijdens hun vrije uren slenteren de mannen liever over de dijk waar ze met lonkende ogen de opgetutte dames nastaren die floreren aan de arm van een of ander officier. De charmes van De Panne beperken zich voor de gewone soldaat eerder tot het bekijken van de uitstalramen want de hoge prijzen die er gevraagd worden snoeien diep in de geldbeugels. Zij spenderen liever hun soldij aan enkele biertjes in een volkscafé.

13


Alleen achter de IJzer Hopeloos ver en eindeloos lang, en zelfs voor velen voorgoed, is het grootste deel van het Belgisch leger van de eigen woning en de familieleden gescheiden. Verwijderd van vrienden en kennissen en van kameraden in de actieve dienst zijn de manschappen nu samengedrongen op een miniem stukje vaderland. Naast hun geallieerde medestrijders uit Frankrijk, Groot Brittannië, Canada en aanverwante kolonies die hier in Vlaanderen strijd leveren trotseren zij de dagelijkse beschietingen, maken loopgraven, lijden honger en dorst. Allen moeten het hoofd bieden aan het heimwee, het verlangen naar hun streek, familie en geliefden. De anderen hebben dezelfde verlangens naar dit alles maar voor bijna alle Belgische piotten is alle contact uitzichtloos verbroken, zij hebben elke gemeenschap met hun thuis verloren. Doordat de Duitse troepen zo snel door België zijn opgerukt kan zeer veel briefwisseling niet meer tijdig uit de kantoren van de bezette dorpen geëvacueerd worden en deze wordt meteen door de Duitsers in beslag genomen. Het grootste deel hiervan zal pas vanaf maart 1915 worden vrijgegeven. Daarenboven wordt de achtergehouden Belgische briefwisseling aan zowel de Belgische als de Duitse censuur onderworpen. Achter de Franse en Britse troepen ligt hun hinterland waar hun dierbaren op hen wachten en waar zij tijdens hun verlof naar toe kunnen; naar vrouw en kinderen en waartoe ze hun brieven kunnen sturen die beantwoord worden.Voor de Belgische soldaat echter ligt het thuisfront vóór hem, onbereikbaar, afgesneden door de vijand en door hem bezet.

De briefdrager komt z’n uitdeling doen. Niets! Niets voor mij! Weemoed bekruipt me als ik zie dat mijn makkers en mijn soldaten bij middel hunner brieven nader bij hun dierbaren, bij hun geliefden, bij hun verloofden en beminde vrouwen kwamen, nader door hun hart, nader door hun liefde, nader door hun herinneringen. Hardnekkig heb ik me trachten te overtuigen dat de eenzaamheid die de zwakken verzwakt, de sterken versterkt. Ik geloofde me sterk!

14


De besten zijn zij die afkomstig zijn uit de kleine onbezette Westhoek, zij die nog hun huis kunnen bereiken. Ook zijn er die hun ouders of familie ergens in Frankrijk of Engeland gevlucht weten en er nog op bezoek kunnen of een briefje kunnen ontvangen. Alle anderen zijn geïsoleerd van hun thuishaven en de enige manier om deze te onderhouden is de briefwisseling. Om hieraan te verhelpen wordt in december 1914 in Le Havre een “Bureau de Correspondance Belge” opgericht. Onder de troepen worden door deze organisatie briefkaarten verdeeld die door de respectievelijke legerafdelingen wekelijks worden verzameld en aan het bureau worden bezorgd. Dit laatste zorgt dan voor de verdere versturing. De schriftelijke contacten met Engeland en het neutrale Nederland verlopen vanaf dan op een bijna normale manier. Voor de verbinding met het bezet België is de toestand echter veel slechter. Wie een brief naar zijn familieleden stuurt mag zich gelukkig achten wanneer die weken, of soms maanden, later zijn bestemming bereikt. Het overgroot deel blijft zelfs onbesteld. De postbedeling wordt in de eerste weken na het vastlopen van het front achter de IJzer ook nog bemoeilijkt door het veelvuldig verplaatsen van de legereenheden. Na de chaotische terugtocht uit Antwerpen en de penibele situatie tijdens de IJzerslag zijn hele fracties van de troepen in het laatste stukje vrij België en in het noorden van Frankrijk verdeeld en gaat men over tot een reorganisatie van de legereenheden. Hierdoor loopt de dienstverlening van de militaire posterijen dan ook gebrekkig. In een brief van de gewonde Paul Heuson, die in het hospitaal L’Océan in De Panne herstelt van zijn verwondingen, aan zijn vriend Jean Bolle vraagt hij zich af hoe zijn ouders het bericht hebben gekregen dat hij zou overleden zijn en beklaagt er zich tevens over dat zijn correspondentie niet wordt doorgestuurd. “Ik was ten zeerste verrast te vernemen dat Dussart alles weet, en zelfs mijn ouders. Die vrees die ik in mijn vorige brief u heb geuit was dus zeer terecht. Maar wie kan er verduiveld mijn ouders en Dussart ingelicht hebben? Misschien heeft ergens een stommerik bij mijn thuis mijn dood meegedeeld. U ziet hoe slechte nieuwstijdingen gemakkelijk in België terechtkomen. Naar het schijnt houden de Duitsers alle informatie tegen uitgezonderd de pessimistische. Een andere vervelende zaak. Op 22 juli heb ik een brief aan Dussart verstuurd. Ik kreeg deze terug met als reden: ‘correspondance entre prisonnier de guerre et militaire non admise’.” In een later antwoord van Jean Bolle lezen we de voetnoot:: “Je m’aperçois que de mes lettres censurées, ne sont pas parvenues à destination. C’est embêtant.” Twee weken later een analoge opmerking: “Je reçois aujourd’hui ta lettre du 7 courant, alors que j’avais reçu le 19 celle du 14. Curieuse anomalie.” Uit een uitgebreide briefwisseling van soldaat August Verellen stellen we vast dat hij slechts met grote moeite contact houdt met zijn ouders in Herentals. 10 januari 1915: “Gij zult mij toch niet meer beschuldigen dat ik niet graag schrijf. Het is de derde brief dien ik u toezend van den 18 december dezer op 23 dagen en al mijn schrijven is tot hiertoe vruchteloos gebleven. Ik krijg geen nieuws uit mijn geliefde Herenthals.Wat ik nu weer moet schrijven weet ik niet…” 15


30 januari 1915: “Ik heb met grootte vreugde uwen eersten brief van 20 dezer ontvangen tegelijkertijd met mijn broeders kaart, een brief van Jean Dupont en een briefje dat gij over de wachtmeester Donckers had opgezonden. Deze van 8 en 17 januari zijn niet toegekomen alhoewel ik over Senicourt heb geschreven…” 24 februari 1915: “Ik heb reeds verschillende brieven geschreven sinds eerste februari en het verwondert mij zeer dat gij die nog niet hebt ontvangen. Ik krijg nochtans uwe brieven geregeld, en uw twee laatste kaarten zijn mij zeer goed toegekomen. Ik geraak er niet meer wijs uit. Binnen twee dagen zijn er reeds portretten gereed en nu weet ik niet vast of ze zullen toekomen…” 10 mei 1915: “Ik vind het wonder dat ik geen antwoord meer krijg op mijn menigvuldige brieven die ik reeds opgestuurd heb over Baarle-Hertog poste restante. Zo mogelijk aub daar afhalen. Ik verneem uit een brief van Charles Maes aan Gust Maes dat de grens aldra voor goed en potdicht zal gesloten worden. … En zo neem ik de gelegenheid te baat om ener brief van die van Gust te voegen met de hoop dat u deze zal geworden…” In omgekeerde richting gaat het even moeizaam. Op 8 maart 1915 ontvangt dokter De Cuyper een telegram vanuit Middelburg met de melding dat zijn ouders die in Brugge wonen het goed stellen. Sedert november 1914 heeft hij geen eigenhandig geschreven nieuws uit Brugge meer ontvangen. In november 1914 was Florent Van Den Berghe er nog steeds niet in geslaagd om met zijn ouders in contact te komen. “Tot dan toe waren ook alle opzoekingen die ik deed om met mijn ouders in contact te komen vruchteloos geweest. Op het einde van de maand november kreeg ik echter een “Legerbode” in handen waarin mijn adres wordt gevraagd door mijn vriend Pieter Van Nieuwenhuyse, erbij voegende nieuws over mijn familie te hebben. Onmiddellijk heb ik hem geschreven en kreeg als antwoord een brief terug, met

Niet alleen de Belgische soldaat heeft heimwee naar zijn geliefde. Ook bij de Duitse roepen worden talrijke prentkaarten naar huis verstuurd. 16


‌

BENIEUWD NAAR DE REST VAN HET BOEK? Het is te koop in de plaatselijke boekenwinkel, supermarkt en krantenwinkel. U kunt het boek ook bestellen bij distributeur Agora (053 788700) of via het bestelformulier op www.uitgeverijtempus.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.