Herinneringen - kinderjaren, Opgroeien in het volkse Vlaanderen van 1900, Achiel Van Acker

Page 1

OPGROEIEN IN HET VOLKSE VLAANDEREN VAN 1900

HERINNERINGEN

KINDERJAREN ACHIEL VAN ACKER



Herinneringen - Kinderjaren


Eerste druk 1964 Tweede druk 1965 Derde, herwerkte druk 2010 Noot bij de derde druk: Koen De Brabander: projectredactie John Heuzel: revisie en voetnoten The History Press The Mill, Brimscombe Port, Stroud, Gloucestershire, GL5 2QG Verenigd Koninkrijk www.thehistorypress.co.uk www.uitgeverijtempus.be © origineel manuscript: Erven Achiel Van Acker © herwerkt manuscript: Erven Achiel Van Acker, Koen De Brabander & John Heuzel, 2010. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten op reproductie, vertaling en adaptatie, zelfs gedeeltelijk en in welke vorm ook, zijn voorbehouden voor alle landen. The right of the Heirs Achiel Van Acker, Koen De Brabander & John Heuzel to be identified as the Author of this work has been asserted in accordance with the Copyrights, Designs and Patents Act, 1988. All rights reserved. No part of this book may be reprinted or reproduced or utilised in any form or by any electronic, mechanical or other means, now known or hereafter invented, including photocopying and recording, or in any information storage or retrieval system, without the permission in writing from the Publishers. British Library Cataloguing in Publication Data. A catalogue record for this book is available from the British Library. nur 681 historische biografieën isbn 978 1 84588 643 1


Herinneringen - Kinderjaren Opgroeien in het volkse Vlaanderen van 1900

Achiel Van Acker



Inhoud

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23

Woord vooraf De school Prilste indrukken Het straatje Uit vaders tijd Bijgeloof Tante en de volksremedies Enkele typen Dromerij Peter Nonkel Pier Beroerde maandag Behuizingsperikelen Spoken Marokko Plechtigheden Volksvermaak Gebeurtenissen Overgang Na de school Sevetje Kattenkwaad Waar is de tijd? Onweerswolken

7 13 25 31 45 51 57 73 81 87 97 107 127 135 149 157 165 177 185 193 205 213 219 231



Woord vooraf

Achiel ziet ons. Van op een originele verkiezingsaffiche uit 1946 kijkt hij mij en elke bezoeker in mijn kabinet aan. ‘Ik heb beloofd. Ik heb woord gehouden. Stemt socialist,’ Een beknopt en helder programma. Eenvoudig en duidelijk in moeilijke tijden.Vooral dan. Zo was hij inderdaad: to the point, zonder franjes. ‘Un exemple commun’, een voorbeeld, schreef ik als opdracht toen ik Elio Di Rupo een exemplaar van het Liber Amicorum van Achiel cadeau gaf. Uitgerekend uit die periode toen men dit unieke landje, dat we nu vakkundig aan het demonteren zijn, moeizaam aan het (her)opbouwen was. Vooral Achiel deed dat. Met absolute overtuiging, met een heldere ideologie, maar met evenveel realiteitszin, steeds gevoed door zijn slagvaardige intellect, maar tevens door zijn blijvende contact met de gevoelens en de denktaal van de gewone man. Achiel Van Acker was een waar staatsman, maar evenzeer een echte volksmens. Hij, een gepassioneerde boekenliefhebber, combineerde oprechte interesse voor de volkscultuur en al haar couleur locale met een bezorgdheid voor de hele staatsstructuur en het algemeen welzijn van het toen al complexe België. Met humor en inleving, maar vooral met liefde en een diepgaande kennis van zaken allerlei. Een combinatie van erfgoedwerking en ‘Man bijt hond’ avant la lettre. Parlementslid, premier en kamervoorzitter Achiel Van Acker is te allen tijde een echte Bruggeling in hart en nieren gebleven. Met de ernst van de gedreven politicus pur sang en het speelse


van de jongen uit het Klaverstraatje. Met de guitige tinteling in zijn ogen en het mooie Brugs in zijn tongval. Zelfs als hij Frans sprak. Oprecht, ontroerend en zonder complexen. Achiel is en blijft een icoon van een vervlogen tijd, maar evenzeer een bron van inspiratie voor vandaag en morgen. De inspiratie van het gezond verstand gelardeerd met permanente solidariteitsgevoelens en langetermijnvisie. Daarom is het goed dat zijn jeugdmemoires van voor de Eerste Wereldoorlog opnieuw uitgegeven worden. Door jonge mensen van buiten een eng politiek milieu dan nog wel. In de hoop dat andere jonge mensen ze lezen uiteraard. Ze zullen verrast zijn hoe actueel veel van zijn inzichten en beschrijvingen blijven. Hoewel de (wan)toestanden uit een meer eenduidige, maar des te onrechtvaardiger wereld stammen, bestaan ze onder andere, maar daarom niet minder pijnlijke en vaak veel complexere vormen ook vandaag nog. Achiel beschrijft zijn harde jeugd met tederheid, humor en gezond verstand. Zinvol bijgevolg dat huidige generatie meer dan even stilstaat bij hoe het vroeger was. Niet om ‘die goeie ouwe tijd’ terug te halen, maar om het onrecht van toen en van vandaag in een helderder perspectief te zien. Zoals de arme kinderen blootsvoets naar de school in St.Gillis gingen, zoals ze na hun elfde moesten werken om in het (over-)levensonderhoud van het gezin te voorzien, zoals sociale rechten onbestaande waren en het lot van de mensen vaak afhing van machtswellust en willekeur, maar ook hoe de bijwijlen warme minimaatschappij van de Klaverstraat zichzelf reguleerde en vaak opgejaagd werd door allerlei vormen van (bij)geloof.


Herinneringen zal zeker de staatsprijs voor literatuur niet winnen, maar hier en daar doet het denken aan Achiels vriend Louis Paul Boon.Vooral in werken als De Kappelekensbaan, Mijn kleine oorlog en Vergeten straat, waar hij met liefde, warmte en humor het harde lot van de ‘verdoemden’ der aarde beschrijft. ‘Herinneringen’ prijkt in gotische letters op de omslag van het originele boek uit 1964. Bijna 50 jaar geleden, ook reeds een tijd die niet meer bestaat en die men vandaag niet meer kent of wil kennen. Alleen al daarom is het van cultureel levensbelang dat kritische geesten van vandaag het heruitgeven opdat jongeren van vandaag kennismaken met een brok (Brugse) geschiedenis van nauwelijks 100 jaar geleden. En ook ouderen onder ons moeten het (her)lezen. Liever niet uit nostalgie, maar met de intense verontwaardiging die Achiel dreef en maakte tot wat hij was: een politicus die elk onrecht aan de kaak stelde en geloofde in de gestage verbetering van een maakbare wereld. Opdat die verontwaardiging niet opgaat in de verzuring van de vanzelfsprekendheid van vandaag, is het hartverwarmend dat dit stuk erfgoed opnieuw onder onze aandacht gebracht wordt. Yves Roose, Schepen voor Cultuur en Onderwijs van de stad Brugge 20 april 2010



Dit zijn, zonder chronologische volgorde, indrukken en belevenissen uit mijn kinderjaren, waarbij aspecten worden belicht van het leven in een volkswijk uit die tijd. Bij het nalezen van deze bladzijden, die sedert jaren in de schuif lagen te rusten, was ik verbaasd vast te stellen dat zij tevens een bijdrage tot de folklore kunnen vormen. Alles is zo getrouw mogelijk weergegeven. De naam of bijnaam van sommige personen heb ik gewijzigd.

Achiel  Van Acker



1 de school

Tijdens het lezen van een dagblad word ik getroffen door een doodsbericht. Frère Denis is overleden. Het is net alsof ik droom. Ik was er van overtuigd dat de man al jaren dood was. Lang geleden heb ik hem goed gekend. Toen al vond ik hem oud. Af en toe, als er sprake was van de school, heb ik wel eens naar hem gevraagd. Men moet mij toen gezegd hebben dat hij al overleden was. Frère Denis was niet wat men noemt het vriendschappelijke type. Waarom hield ik van hem? Zijn ‘keppetje’ was ik niet.1 Meer dan eens heeft hij me gestraft, en de zwaarste straf was onverdiend. We noemden hem ‘De snuif ’. Hij snoof tegen de klippen op. Als hij moest niezen, haalde hij een reusachtige zakdoek tevoorschijn. Een rode, met witte of zwarte bollen. Telkens als hij in de klas een snuifje nam, klonk het bevel: ‘Kijkt naar de landkaart!’ Met één oog bekeken we de hele wereld en met het andere volgden wij met plezier wat we verwacht hadden. Wat trof mij in hem? Was het de grijns op zijn gezicht wanneer hij slechtgehumeurd was? Of de kleine, met metaal omrande bril die hij vaak van de tip van zijn neus liet glijden? Zijn manier van lesgeven? Hij hield er inderdaad een vreemde methode op na.Van de scholieren die niet meewilden, greep hij met een ruk de boeken uit de lessenaar en gooide ze fladderend over onze hoofden naar het bord. Die leerlingen mochten enkel hun lei houden om straf te schrijven, en hun 1

Keppe (verkleinwoord: keppetje): lieveling(sleerling).

13


Herinneringen - Kinderjaren

catechismus. Dat regime duurde eerst een week, maar als het nodig bleek de rest van het schooljaar. Hij was nauwgezet wat het huiswerk betrof, maar wij bedrogen hem. Hij liet ons begaan tot hij een heel stel overtreders bij elkaar had, gooide dan gedurende de speeltijd de leien door het venster, te midden van het speelplein en we konden naar onze leien grabbelen en tegen de muur staan om ons werk over te schrijven. Wanneer een leerling zich te dicht bij ons waagde, kon hij met gekruiste armen in het midden van de rij gestraften plaats nemen. Hij gaf les in het derde leerjaar. Ik ben ervan overtuigd dat de leerlingen van de school in zijn klas werden gevormd. Het zal wel niet het strafwerk zijn dat mij later ontzag inboezemde voor frère Denis. Wellicht kwam dat doordat hij in alle knutselwerk thuis was. Als in een van de klassen een uurwerk defect was, herstelde frère Denis het. Was er een sleutel nodig, hij maakte hem. Op een dag was een hele sleutelbos verloren gegaan, waarschijnlijk in wat men het Kasteeltje noemde, een buitengoed, waar de leerlingen van de ‘Arme Frères’ eens per jaar naartoe mochten om te voetballen en waar die van de ‘Rijke Frères’ - dat was de betalende school van dezelfde kloosterorde - geregeld hun hartje konden ophalen. Toen frère Denis ontzet het verlies had gemerkt, benoemde hij een van de slechtst lerende leerlingen tot helper en terwijl wij zaten te rekenen of oefeningen te maken, mocht de leerlingslotenmaker in een hoek van de klas vijlen en wrijven. En of we hem benijdden! Nog iets anders trok ons aan. Hij hield zich ijverig met zijn jongens bezig. Het was een grote klas van meer dan zestig leerlingen, en hij kende en volgde ieder van hen. Hij hield ook van bloemen en dieren. Gebeurde het dat een jongen schopte naar een hond die verloren over het speelplein liep, dan kwam er een nijdige trek om de mond van frère Denis. Ik herinner me hoe hij ons lang liet verwijlen bij het bekende leesstukje over de getrouwe hond. De ruiter die zijn voortdurend blaffende en aanvallende hond, waarvan hij denkt 14


De school

dat hij razend geworden is, neerschiet en achteraf vaststelt dat hij zijn beurs met geld heeft verloren en bij zijn terugkeer de hond stervend vindt op de achtergelaten beurs. Frère Denis illustreerde dat epistel met allerlei voorbeelden. Hij had gehoord dat Pieters een katje verdronken had. De jongen moest een maand lang straf schrijven. Zwaluwen wekten zijn grote bezorgdheid op. Met zorg bracht hij de nestjes in orde onder het poortgat. En wat zijn bloemen betrof, niet alleen boorde hij de drie vensters van zijn klas met geraniums en klokjes af, maar in elke hoek waarvan hij dacht dat ze buiten het bereik van de kinderen lag, zette bij bloemen. ‘Kweekt gij bloemen?’ kon hij ons onverwachts vragen. Als het antwoord negatief was, bekeek hij de jongens met de bekende onheilspellende grijns. Was het daarom dat ik thuis een paar vierkante meter bloemen kweekte? Die goede frère Denis, ik had hem willen terugzien. Misschien had het hem genoegen gedaan een oud-leerling te ontmoeten waarvan beweerd wordt dat hij ‘gelukt’ is.Voor mij is het misschien het best dat mijn indruk onveranderd blijft. De krant ligt voor mij. Zij kan mij niet meer boeien. Ik ben bij frère Denis. Ik zit alleen in mijn kamer, zet de radio aan, draai het licht uit en luister naar wat men ons via de ether ten gehore brengt. Het is een genot op uw eentje naar radiomuziek te luisteren bij een schemerlamp. Ooit werd in gezelschap verteld over iemand die daar genoegen in vond. Men lachte en ik monkelde mee.Toen had ik er de ervaring niet van. Nu doe ik het zelf.Wij oordelen en veroordelen gemakkelijk. Er komen Vlaamse liederen. Een paar mooie oude, en dan het onvermijdelijke ‘Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief ’. Sedert enkele jaren weet ik dat die Vlaamse muziek een trouwe kopie is van een Frans lied. Ik durf het niet hardop te zeggen, want ik kan het niet bewijzen, en wie niet bewijzen kan… Ik ontdekte dat toen ik eens probeerde een oud Frans lied op mijn harmonium te spelen. Ik speelde en herspeelde het voor mijn vrouw, niet omdat mijn manier van spelen gebrekkig was, maar om de 15


Herinneringen - Kinderjaren

vondst. Ik heb het ergens zorgvuldig weggelegd, zo zorgvuldig dat ik het onder de vele papieren onmogelijk terugvinden kan. Op school zongen wij in koor ‘Het hutje bij de zee’: ‘Beelden uit mijn kinderjaren, uit mijn jeugd zo vrij en blij, trekken somtijds kalm en rustig, aan mijn peinzend oog voorbij…’ De muziek lijkt aanhoudend de beginwoorden te herhalen. Onwillekeurig keren mijn gedachten terug naar frère Denis. Op een dag werd ik onzacht bij de oren getrokken en ik moest tussen de middag zonder eten op school blijven. Een zware straf, vooral wanneer je niets misdaan hebt. Ik boette voor een ander, maar had mij liever de oren laten aftrekken dan hem te verklikken. Het is waar dat in de laagste klas ooit een hele groep jongens voor mij heeft geboet. Vlakbij de school werd de gasleiding hersteld. Ik had een eindje rubberbuis kunnen veroveren dat ik nodig had voor een experiment. Een van die proeven waar kinderen bij staan te gapen van verbazing en waar de ouderen om lachen. Ik had het eindje buis zorgvuldig weggestopt in mijn bloes. Door de reuk dacht de broeder dat een van de kinderen wat had laten vliegen of het in zijn broek had gedaan. Eerst werd er een naar de speelplaats gezonden, dan een tweede, en vervolgens moest een hele rij naar buiten. Een raam werd opengezet, ik zat te zweten, want de broeder was zeer gevreesd. Nooit heeft hij vermoed dat de wind een brok stinkende gasbuis was. Ik ben ervan overtuigd dat frère Denis eerder de waarheid ontdekt zou hebben. Zou ik een andere indruk van hem hebben bewaard als ik hem later had leren kennen? Een andere figuur, die weinig te maken had met de school, is mij levendig bijgebleven. In het gebouw was een kapel en pastoor Van Haecke kwam er bij gelegenheid de mis lezen. Hij was een zonderlinge figuur, met een echte kunstenaarskop, en niet alleen om de lange grijze haren die over de nek golfden. Hij stierf, als mijn geheugen mij niet bedriegt, in 1912. Ik was toen veertien jaar en had dus allang de school verlaten. Over 16


De school

hem werden de eigenaardigste anekdotes verteld. Als voorbereiding op de eerste communie, die later door de plechtige communie werd vervangen, moesten wij geregeld naar de kerk om ondervraagd te worden over de catechismus. Pastoor Van Haecke woonde op het kerkplein. Het gebeurde dat wij gingen postvatten voor de vensters van zijn huis waar op een paar tafels allerlei penningen lagen tentoongespreid. Wanneer ons dan gevraagd werd plaats te ruimen, gingen wij op het rustige plein spelen, waar vroeger het kerkhof van de parochie gelegen had. Het was voor de kinderen niet meer zo aantrekkelijk als in vaders tijd, toen het niet geplaveid was en de kinderen nu en dan uit de aarde nog een stuk van een mensengeraamte konden opdelven. Pas later heb ik geweten dat het rustige plein, met andere kerkhoven binnen de stad, aanleiding had gegeven tot beroeringen en opstootjes, toen op het einde van het Oostenrijkse regime besloten werd die kerkhoven af te schaffen en ze buiten de stad aan te leggen. Ik zie pastoor Van Haecke nog, die kapelaan was van de kapel van het Heilige Bloed, bij ons over de speelplaats van de school gaan, het grijze hoofd gebogen, net alsof hij een grote last met zich meesleurde. Ik heb heel wat plezier beleefd, niet zozeer aan de boeken die hij schreef, maar wel aan de twee bundels anekdoten die na zijn dood aan hem werden gewijd. Tijdens zijn leven reed hij over de tong. Hij was een persoonlijkheid en ‘wie aan de weg timmert...’ Het was dan ook niet te verwonderen dat na zijn dood beweerd werd dat hij zwarte missen opdroeg en omgang had met de duivel. Veel bijzonders uit de andere klassen dan die van frère Denis is mij niet bijgebleven.Van de laagste klas herinner ik mij dat de broeder met een lat van meer dan anderhalve meter wees naar wat op het bord geschreven stond en die lat nu en dan op het hoofd van een verstrooid kind liet neerkomen. De pijn voelde men nog lang. 17


Herinneringen - Kinderjaren

De meester uit de tweede klas liet mij en een paar andere scholieren nablijven om met behulp van een oud slaguurwerk de letter r behoorlijk te leren uitspreken. Ik ben er nooit in geslaagd en zal het nu niet meer proberen. Hij werd nadien vervangen door een onderwijzer die jaar in jaar uit een bolhoed droeg en wiens hondenkot, zoals we die noemden, nu en dan met gedroogde erwten werd bekogeld. In het vierde jaar kregen wij als broeder een beginneling die ons de eerste dag tot aan de speeltijd hardop ‘sois, soyons, soyez!’ liet herhalen, wat voor gevolg had dat wij over de leuning in plaats van de trap afgingen terwijl wij hardop bleven roepen: ‘sois, soyons, soyez!’ Uit de vijfde klas, ik was toen tien jaar, herinner ik mij nog dat wij een aantal dagen verplicht werden tijdens de speeltijd Frans te spreken. Een van de leerlingen kreeg het ‘signe’.2 Dat was een rolletje papier. Wanneer de toezichthouder iemand erop betrapte Vlaams te spreken, schreef hij diens naam op het velletje, overhandigde het aan de overtreder, die als taak had een ander slachtoffer te vinden, wilde hij zich van het signe ontdoen en verder aan het spel deelnemen. De schuldigen moesten nadien straf schrijven. In betalende scholen was de straf vervangen door een boete van één cent per inbreuk. Ik heb maar één keer met het signe moeten rondlopen. Bovendien heb ik de vijfde klas, die toen de hoogste was en waar heel wat kinderen ouder waren, niet afgemaakt. Vóór mijn elfde jaar moest ik aan het werk en volgde ik enkel nog avondlessen. Maar ik denk nog aan de bewaarschool. Wij liepen er over het speelplein in rij, op de maat van een ‘klakker’, een houten doos 2

Het ‘signe’ (Lat. signum): teken of penning. Wie erop betrapt werd iets anders dan Frans te spreken, kreeg het signe. Het was zaak het signe zo snel mogelijk door te geven aan een andere onverlaat: wie aan het einde van de speeltijd met het signe bleef zitten kreeg straf. – De praktijk was ruim verspreid in Vlaanderen.

18


De school

die het nonnetje open en dicht klapte. In de klas hadden we slaaptijd.Waarom we meestal op de trap moesten zitten slapen, kan ik niet verklaren. Misschien was er te weinig plaats. Als de slaaptijd om was en sommige kinderen voort bleven dutten, werden ze met een glas water in de nek tot de werkelijkheid teruggeroepen. Er was het ‘donker kotje’ waar men de stoute kinderen mee bedreigde. In onze verbeelding was het iets verschrikkelijks, alsof het er spookte. Op een zonnige dag zagen we in een hoek van de klas een lange spinnendraad, een gouden staafje dat glinsterde in de zon. Het was kort voor Sinterklaas. De zuster vertelde ons dat de draad de staf van de Sint was, waarmee hij kon weten of de kinderen braaf of stout waren. Uit mijn eerste avondlessen herinner ik mij wat men de Franse les noemde. In die les, ’s winters, terwijl de meester zijn cursus voorbereidde, vulden wij de kachel op en stookten die. Een van de leerlingen warmde zijn handen en greep de thermometer om de temperatuur te doen stijgen. De klas begon, de kachelbuis gloeide. De meester zette het deurtje open en keek naar de alcoholmeter: 43°!3 ‘Ik wil het geloven, het is hier om te stikken!’ De ingebeelde warmte maakte hem ziek. Soms liet hij ons bij vorst en sneeuw de klasdeur openzetten. Wij hebben de grap dikwijls herhaald zonder dat hij het begreep. En andere fratsen. De meester verdiende echter beter. De brave oude man leeft nog. Eens raadde men hem aan bij mij aan te kloppen voor een zaak die ik kon bemiddelen. ‘Ik wil het wel doen, maar het zal niet baten. Ik heb hem als leerling gestraft!’ Men kan oud worden zonder mensenkennis te verwerven. In die avondschool hebben wij heel wat kattenkwaad uitgehaald. Dat belette niet dat de leraar mij aan het einde van de 3

Naast kwik- waren ook alcoholthermometers in gebruik.

19


Herinneringen - Kinderjaren

tweede winter samen met een andere leerling bij zich riep, ons het boek uit de hoogste klas gaf met de woorden: ‘Jullie zijn tenslotte de enigen waar wat in steekt.’ Daarmee waren de Franse lessen afgelopen en kwam een einde aan het genot van die avonden, want als het niet altijd aangenaam was op de winteravonden door sneeuw en vorst naar de andere kant van de stad te lopen, des te plezieriger was het na tien uur in groep terug te keren. Een medeleerling kende wat liedjes, had een goede stem, en zingend keerden wij naar huis terug. De leraar, die daarvan gehoord had, waarschuwde ons voor politiemaatregelen en dat deed ons enkele avonden enkele avonden op onze tellen passen. Gelukkig voor ons zijn we nooit met de politie in botsing gekomen. Meer dan eens waren mijn Franse lessen bedreigd. Ze begonnen om halfnegen. Vader vond dat ik te vroeg stopte met werken, want in die tijd moesten ook de kinderen lange dagen werken. Het gebeurde dat vader ermee dreigde ‘al die boekjes in de stoof te gooien’. In stilte smeedde ik dan het plan desnoods koeien te hoeden om mij toch met mijn boekjes te kunnen bezighouden, en in ieder geval was dat dreigement eerder een zweepslag voor mijn weetgierigheid. Telkens als ik een boodschap moest doen, liep ik zo snel ik kon en kwam toch te laat thuis. In de aard van de babbelkousen die de hele dag gehaast doen en weinig uithalen. ‘Ben je een sanctjesmarchand tegengekomen?’4 vroeg vader dan. Dat was het niet: voor de zoveelste keer was ik uit het hoofd gaan leren wat in het uitstalraam van een boekhandel uitgestald lag. Had de boodschap me vijf of tien centiemen opgebracht, dan zat er onder mijn jasje een nieuw brochuurtje verborgen. Zoals steeds bij huisarbeid moest er ‘hard gedraaid’ worden. Maar onder de persplank lagen altijd boekjes en zodra vader de hielen gelicht had, las ik. 4

Sanctjesmarchand: handelaar in sanctjes/zantjes (= prentjes).

20


De school

Ik las ook ’s avonds in bed. Ooit was ik eens in slaap gevallen en had de kleine nachtlamp omgestoten, die daarop in het bed te branden lag. Gelukkig ontdekte mijn oudere zus het ongeval. Ze wachtte wel om het aan mijn ouders te verklappen. Zelf wist ik er niets van en pas toen ik me tijdens de oorlog in veilige haven bevond, heeft zij het hun verteld. Toen ik veertien was, ging ik naar de handelsschool voor avondlessen. Onder de verschillende leraren maakte vooral die van Duits indruk op me. Hij was klein van gestalte en had een levendige blik. Hij had gezag. Al stond de klas overeind, toen hij binnenkwam zweeg iedereen. Bij hem waagde men het niet stormballen of niespoeder te gooien zoals bij de leraar handelsrekenen, of klappertjes te laten knetteren zoals bij die van stelkunde.5 Deze laatste was een verzopen vat en ontnuchterde niet eens bij het lawaai. Dat zal echter de reden niet geweest zijn waarom ik nooit veel van zijn lessen heb begrepen. Ook tekende men het portret van de leraar Duits niet op de muur, zoals we het met de leraar Engels deden, met het onderschrift ‘Funny boy’, wat het onderwerp was van de eerste les. Vertellen dat de leraar in Duits kon! Sprak hij over een hoogoven, dan wist hij te zeggen hoe deze precies functioneerde en wat de aard van het werk was. Over de herkomst van een woord kon hij een hele geschiedenis toveren en de zeden en gewoonten van een volk schilderen. Later heb ik altijd met de grootste eerbied en bewondering over hem gesproken. Een paar jaar geleden kwam hij in de stad een voordracht houden. Ik had die avond vrij. Benieuwd en beleefd, want het was in mijn politiek lokaal, ben ik er naartoe gegaan. Wij hebben de hele avond in elkaars gezelschap doorgebracht. Hij was het type van de bevlogene. Ik wist dat hij zich ook buiten de school zeer verdienstelijk had gemaakt, onder meer met degelijke literaire studies. Het was een van de beste Multatulikenners. Later heb ik hem nog een keer aan 5

Stelkunde: algebra.

21


Herinneringen - Kinderjaren

het woord gehoord. Hij was toen meer dan vijfenzeventig en was nog altijd even geestdriftig. Men had uren lang geboeid kunnen luisteren en weer begreep ik welke uitstraling van hem uitging voor de leerlingen. Een ernstig man was de leraar handelsrekenen en handelsdocumenten. Hij was schooldirecteur en had de leiding van de handelsschool.Wanneer wij wat gevorderd waren, moesten wij berekeningen maken die de hele avond in beslag namen. Een schip koffie was gekocht in Engelse munt, werd vandaar overgezet naar Nederland, om ten slotte aan de man te worden gebracht in België, en wij moesten die Engelse ponden en shillings omzetten in Nederlandse guldens en nadien in Belgische franken en ook de Engelse gewichten herleiden. Zelden speelden wij dat klaar. De leraar hield dan een demonstratie op het bord en altijd weer raakte hij in de knoop tot groot jolijt van de klas. Nu afstanden niet meer bestaan, volmaakte middelen van contact en transport zijn uitgevonden en men van ’s morgens tot ’s avonds spreekt over internationale verstandhouding en verbroedering, heeft men nog niet eens het middel gevonden om overal het tiendelig stelsel toe te passen. De sleur en vooral de misplaatste eigenliefde van de volken zijn de oorzaak van heel wat dwaasheden. Dat waren overwegingen die ik toen echter niet maakte. Ik dacht dat het zo was omdat het niet anders kon. Ik vroeg me niet af waarom twintig shilling gaan in een pond en 12 pence in een shilling. Ik keek alleen naar de leraar die de vrije teugel gaf aan zijn tic om voortdurend zijn wijsvinger tussen zijn boordje en zijn hals te wringen. De les in machineschrift was een vrije cursus en het aantal leerlingen was dan ook beperkt. We waren met z’n twaalven voor drie machines. Ieder mocht om de beurt typen. Over het algemeen werden de lessen in de handelsschool gevolgd door jongens die ook nog middelbaar onderwijs kregen. Ik was pover gekleed. Ik had zware werkhanden. De eerste 22


De school

dagen al merkte ik dat de leraar me niet goed kon luchten. Op zekere dag had hij het gevonden. Hij dicteerde ‘meid’. Hij deed de klas luisteren en vroeg me spottend: ‘Wat is uw stiel? Hm, zulke zware handen. Hm, daarmee kan men niet typen. Hm, hoe schrijft men het woord “meid”?’ Ik voelde mijn hemd aan mijn lijf plakken. Twaalf paar ogen waren als brandglazen op mij gericht. Maar vlug antwoordde ik: ‘Op drie wijzen: mijt van hooimijt, mijd van het werkwoord mijden en meid van het Frans ‘servante’. Verder heeft hij me nooit nog een opmerking gemaakt. Later heb ik hem nog eens ontmoet. Hij was toen directeur van een overheidsdienst. Ik had hem door. Hij was niet van de verstandigsten. Elk reglement paste hij naar de letter toe, ook wanneer duidelijk een vergissing in het spel was. Hij was anders een beste vent. Hij had een beter karakter dan ik mij als kind had voorgesteld.

23


BENIEUWD NAAR DE REST VAN HET BOEK? Het is te koop in de boekhandels en warenhuizen in de streek of on-line via www.proxis.be en www.azur.be info verkoop: 053 78 87 00

ET LE RESTE? Le livre est en vente dans les librairies et grandes surfaces dans la région et sur www.proxis.be et www.azur.be info ventes: 053 78 87 00


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.