www.thiememeulenhoff.nl/feniks
TIJDVAKKEN EN HISTORISCHE CONTEXTEN
Beeld op het omslag
4/5/6 VWO Naam Klas
4/5/6 VWO
Op de voorzijde van dit boek zijn twee voorwerpen afgebeeld die door honderden miljoenen Chinezen bij zich werden gedragen. Midden jaren zestig stelde China’s communistische leider Mao Zedong dat er te veel anticommunistische invloeden in China waren. Om die onschadelijk te maken, was een Culturele Revolutie nodig waarin alles dat herinnerde aan het voorcommunistische China, moest worden vernietigd. Wie andere kleding droeg dan het ‘Mao-uniform’, waarvan het petje een onderdeel was, laadde de verdenking van anticommunisme op zich. Het Rode Boekje, waarvan vele miljarden exemplaren zijn gedrukt, bevat citaten van Mao. Wie die niet kende, was eveneens verdacht. De Culturele Revolutie zorgde voor vreselijk veel leed. Miljoenen mensen kwamen om het leven en de materiële schade was enorm.
Tijdvakken en historische contexten
Hoe moet een samenleving omgaan met een dictatoriaal verleden? Welke maatschappelijke trauma’s zijn er en hoe kunnen die worden verwerkt? Scan de QR-code voor meer informatie over Mao’s Culturele Revolutie en de manier waarop China daarmee in onze tijd omgaat.
9 789006 580853
3677_TM_FENIKS_Contexten_omslag_4+5+6 VWO_DRUK.indd 1,3
25/06/19 09:49
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 384
24/06/19 10:36
Tijdvakken en historische contexten Geschiedenis voor de bovenbouw 4/5/6 VWO Auteurs Yvonne Bouw Cor van der Heijden Raymond de Kreek Daan de Lange Frank Tang Jos Venner Eindredactie Ronald den Haan
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 1
24/06/19 10:29
Colofon Vormgeving omslag Studio Fraaj, Rotterdam Vormgeving binnenwerk DATBureau, Amsterdam Opmaak Staalboek, Veendam Cartografisch tekenwerk en grafieken EMK, Deventer Fotoresearch Verbaal Visuele Communicatie, Velp Tekstredactie Elisabeth van Borselen, Cochrane, Canada
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficienter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 58085 3 Derde editie, eerste druk, eerste oplage, 2019 ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2019 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieen in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 2
24/06/19 10:29
Inhoud Zo werk je met Feniks 4 Wat is geschiedenis? 6 1
Tijd van jagers en boeren 12 1.1 Van jager-verzamelaars naar boeren 14 1.2 Dorpen en stadstaten 19 1.3 De eerste staten 24 Afsluiting 28 Examentraining 30
2 Tijd van Grieken en Romeinen 32 2.1 Politiek en burgerschap in de Griekse wereld 34 2.2 Wetenschappelijk denken 38 2.3 Het Imperium Romanum 41 2.4 Grieks-Romeinse cultuur 45 2.5 De verspreiding van het christendom 48 Afsluiting 52 Examentraining 54 3 Tijd van monniken en ridders 56 3.1 Leenheren, leenmannen en horigen 58 3.2 Het christendom in Europa 63 3.3 Een nieuw geloof: de islam 67 Afsluiting 70 Examentraining 72 4 Tijd van steden en staten 74 4.1 Opbloei en macht van de stad 76 4.2 Staten ontstaan 81 4.3 De paus en de kruistochten 85 Afsluiting 90 Examentraining 92 5 Tijd van ontdekkers en hervormers 94 5.1 Renaissance en humanisme 96 5.2 Ontdekkers van nieuwe werelden 100 5.3 De kerkhervorming 106 5.4 De Opstand 110 Afsluiting 116 Examentraining 118 6
Tijd van regenten en vorsten 120 6.1 Over zeeën en oceanen 122 6.2 Om de macht 126 6.3 Kunst en wetenschap 131 Afsluiting 136 Examentraining 138
7 Tijd van pruiken en revoluties 140 7.1 De eeuw van de Verlichting 142 7.2 Slavernij in de koloniën 146 7.3 Verlichte ideeën in Nederland 150 Afsluiting 154 Examentraining 156
8 Tijd van burgers en stoommachines 158 8.1 Industrialisatie en modern imperialisme 160 8.2 Een nieuwe samenleving 166 8.3 Democratisering 170 Afsluiting 174 Examentraining 176 9 Tijd van wereldoorlogen 178 9.1 Oorlog en crisis 180 9.2 De Sovjet-Unie, een communistische heilstaat? 188 9.3 De Tweede Wereldoorlog 194 Afsluiting 202 Examentraining 204 10 Tijd van televisie en computer 206 10.1 Blokvorming in de wereld en in Europa 208 10.2 Dekolonisatie en multiculturele samenleving 215 Afsluiting 222 Examentraining 224 Geschiedenis in de samenleving 226
Historische contexten 1
Steden en burgers in de Lage Landen (1050-1700) 232 1.1 Opbloei van handel en nijverheid in Vlaanderen 235 1.2 Van Brugge naar Antwerpen 243 1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw 253 Afsluiting 262 Examentraining 264
2 Verlichting (1650-1900) 266 2.1 Verlichte ideeën over een betere samenleving 269 2.2 Revoluties in de Verenigde Staten en Frankrijk 277 2.3 De erfenis van de Verlichting 286 Afsluiting 295 Examentraining 298 3 China (1842-2001) 300 3.1 China en het modern imperialisme 303 3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht 311 3.3 De Volksrepubliek China 318 Afsluiting 329 Examentraining 331 4 Duitsland in Europa (1918-1991) 334 4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog 337 4.2 Duitsland in de Koude Oorlog 351 4.3 Toenadering, hereniging en integratie 363 Afsluiting 369 Examentraining 371 Vaardigheden voor historisch denken en redeneren 374 Register 378 Illustratieverantwoording 380
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 3
24/06/19 10:29
Zo werk je met Feniks
Wat is geschiedenis?
Dit introductiehoofdstuk bevat een korte inleiding op het vak geschiedenis. Hierin komt onder meer aan bod hoe geschiedenis zich verhoudt tot het verleden, welke vaardigheden je nodig hebt voor het vak geschiedenis en wat de relevantie is van het vak.
Hoofdstukken
De hoofdstukken (zowel de tijdvakken als de historische contexten) zijn als volgt opgebouwd: • Oriëntatie • Paragrafen • Afsluiting • Examentraining voor het centraal examen
Vaardighedenoverzicht
De vaardigheden die je op je examen moet beheersen, staan hier op een rij met steeds een korte beschrijving van wat de vaardigheid inhoudt.
Oriëntatie
Elk hoofdstuk begint met een oriëntatie op het tijdvak of de historische context. Aan de hand van een voorbeeld krijg je alvast een indruk van wat er in het hoofdstuk aan bod komt.
6
Het lijkt wel een kleine hofhouding, het gezin van Pieter Cnoll. Hijzelf is deftig gekleed in een zwarte overjas met gouden knopen, een goud-geborduurde sjerp over zijn borst en een lange wandelstok in zijn rechterhand. Allemaal volgens de laatste Europese mode. Trots kijkt hij naar zijn echtgenote. Ook zij is gekleed in de duurste stoffen. Hun twee dochters hebben hondjes. In het kistje van het linker meisje zitten haar juwelen. Kooplieden uit de Republiek dreven veel handel in en met Azië. Pieter Cnoll kwam in 1648 in Azië aan. Hij begon er zijn loopbaan als assistent-administrateur, maar doordat hij uitzonderlijke boekhoudkundige kwaliteiten had, maakte hij snel promotie. Hoewel in zijn werk de nadruk bleef liggen op administratie en boekhouding, slaagde Cnoll erin om regelmatig aan de winstgevende specerijenhandel deel te nemen. Hij was daarin zo succesvol dat hij uitgroeide tot de rijkste man van Batavia, in die tijd het centrum van de Europese handel in Azië. Cnoll bewoonde er een groot huis met een prachtige bloementuin. Zijn echtgenote Cornelia van Nijenroode was half Hollands, half Japans. Zij was het hoofd van de huishouding met ruim veertig slaven. Enkelen van hen zie je rechts op het schilderij. Ze houden een mand vol vruchten vast. Niet alleen Cornelia’s huwelijk en haar levensstijl waren verweven met de internationale handel, maar ook haar voorgeschiedenis. Haar vader Cornelis van Nijenroode had namelijk een tijdlang een handelsfunctie bekleed op Dejima, een waaiervormig eilandje in de baai van het Japanse Nagasaki. Daar had hij Cornelia’s moeder leren kennen. Zoals uit het voorgaande blijkt, werd er in de zeventiende eeuw veel gehandeld, ook over grote afstanden. Amsterdam speelde daarin een belangrijke rol. Handelaren voerden er producten aan uit de hele wereld, sloegen die op en verkochten ze verder. Het bestuur van de Republiek was sterk verbonden met de economie. Burgers uit rijke handelsfamilies zaten in het stadsbestuur, in de Gewestelijke Staten en in de StatenGeneraal. Zo konden zij de maatregelen nemen die nodig waren om de economie te laten bloeien. Hiermee was de Republiek een uitzondering in Europa. In de meeste andere Europese landen trokken koningen juist steeds meer macht naar zich toe, waardoor de machtspositie van de burgers verslechterde.
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700 23 24 25 26
Kenmerkende aspecten
Het streven van vorsten naar absolute macht. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. De wetenschappelijke revolutie.
3000 v. Chr.
1 voor Chr.
Prehistorie
Pieter Cnoll en zijn Euraziatische echtgenote Cornelia van Nijenroode, in 1665 geschilderd door Jacob Jansz. Coeman.
Een handelaar als een vorst
500
bron 2
Dejima was met een brug verbonden met het Japanse vasteland. De Japanners wezen dit kunstmatige eilandje toe aan de Hollanders om er een handelsnederzetting te bouwen. In de periode 1641-1859 waren zij de enige Europeanen met een handelspost in Japan.
De cultuur maakte in de zeventiende eeuw een bloeitijd door. Een deel van de handelswinst werd besteed aan prachtige herenhuizen en de bezitters daarvan kochten vele schilderijen om de muren te verfraaien. Wetenschappers deden met microscopen en telescopen onderzoek, of experimenteerden om apparaten functioneler te maken. De onderwerpen economie, bestuur en cultuur komen in de navolgende paragrafen aan de orde. JAPAN PERZIË
K
CHINA
G
Suratte
G
Desjima
Canton
S
Hougli INDIA
BIRMA
Formosa
Tonkin
SIAM Sn Judja
Goa Coromandel Malabar
Mocca
Z
Bengalen
Gamron ARABIË
Cochin AFRIKA
Ceylon
0
1.000
Malakka Sn
Borneo Ternate G Celebes MolukSn ken Ambon Banda Bantam Timor Batavia Cheribon Semarang
Padang Palembang
Indische Oceaan
2.000 km
AUSTRALIË
G
goud
koffie
opium
Z
zilver
thee
ruwe zijde
K
koper
suiker
textiel
kaneel
kruidnagel
Sn tin S
foelie en nootmuskaat goederen voor compagniegebruik belangrijke vestiging van de VOC
peper
salpeter
bron 3
1000
Belangrijke handelslocaties en handelsproducten in Azië.
1500
1600
1700
1800
1900 1950
heden
na Chr.
Oudheid
Vroegmoderne Tijd
Middeleeuwen
De kenmerkende aspecten die
Moderne Tijd
In deze tijdbalk zie
in het hoofdstuk aan bod
je in welke periode
Bij de historische contexten
afspeelt.
komen staan hier op een rij.
het hoofdstuk zich
staan hier de leidende vragen van het hoofdstuk.
Paragrafen
Theorie Een hoofdstuk bestaat uit meerdere paragrafen. Iedere paragraaf opent met de kenmerkende aspecten die in de paragraaf aan bod komen. Ook hier begin je weer met een aansprekend voorbeeld. 6.2
particularisme, en daar was het in de strijd tegen Filips II om te doen geweest.
23 Het streven van vorsten naar absolute macht. 24 De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
Feniks digitaal
bron 10
Op de Neude
Staten-Generaal en Gewestelijke Staten Toen de Staten-Generaal in 1588 besloten geen nieuwe vorst te zoeken, werden de zeven gewesten van de Unie van Utrecht een republiek: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In vergelijking met vrijwel alle andere Europese landen was dit zeer opmerkelijk. Daar had een vorst het hoogste gezag. De Republiek werd bestuurd door regenten, leden van rijke handelsfamilies. In de Republiek was de macht verdeeld tussen de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal. De StatenGeneraal bepaalden het buitenlandse beleid en de verdediging van het land. Daar ging het meeste geld naartoe. De StatenGeneraal, waarin veel regenten zitting hadden, bevorderden de handel, bijvoorbeeld door vloten uit te rusten in tijd van oorlog, ter bescherming van koopvaardijschepen. Zij bestuurden ook Drenthe en de na 1588 veroverde gebieden in het zuiden, de zogenaamde Generaliteitslanden. In de Staten-Generaal zaten afgevaardigden van de Gewestelijke Staten. De gewesten hadden veel autonomie. De Gewestelijke Staten van elk gewest mochten bijvoorbeeld bepalen hoe de rechtspraak in het gewest werd geregeld, welke regels er golden en hoeveel belasting er moest worden geïnd. Ook ten aanzien van de godsdienst mocht elk gewest eigen keuzes maken. In alle gewesten overheerste het protestantisme en geloofsvervolging bleef verboden. Maar de mate van tolerantie ten opzichte van andere geloofsgroepen verschilde per gewest en vaak zelfs per stad. Zo overheerste het
Een aansprekend voorbeeld.
0
25
In de Republiek hadden twee functionarissen veel macht: de stadhouder en de raadspensionaris. Voorheen was de stadhouder de plaatsvervanger van de landsheer in een gewest. Nu er geen landsheer meer was, kreeg het stadhouderschap de invulling van legerleider. De Gewestelijke Staten van elk gewest konden een stadhouder benoemen. In de praktijk waren er echter maar twee stadhouders. Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel benoemden de belangrijkste stadhouder. De noordelijke gewesten Friesland en Groningen (met Drenthe) benoemden de zogenaamde Friese stadhouder. Een stadhouder was altijd iemand uit de familie Van Oranje. Al waren ze benoemd door de Gewestelijke Staten, in de praktijk voerden de stadhouders vooral opdrachten van de StatenGeneraal uit. Dat was omdat het leger dat de stadhouder leidde, werd betaald door de Staten-Generaal. In een aantal steden had de stadhouder veel invloed, omdat hij daar stadsbestuurders mocht benoemen. Zo had de stadhouder indirect ook enige invloed op de Gewestelijke Staten en de StatenGeneraal. Daarin zaten namelijk ook afgevaardigden van de steden. De raadspensionaris was de woordvoerder van Holland in de Staten-Generaal. Omdat Holland veruit het rijkste gewest was en de meeste belasting betaalde, was de raadspensionaris een machtig politicus. Aanvankelijk werkte Maurits, die in 1585 stadhouder werd, goed samen met de ervaren raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Samen slaagden zij erin de Spanjaarden terug te drijven. Nadat het grondgebied van de Republiek was veiliggesteld, ontstonden er twee groepen in de Republiek. De Oranjegezinden onder leiding van Maurits wilden de oorlog voortzetten. Maurits wilde een meer centraal gezag in de Republiek, waarin hij zelf een belangrijke rol zou moeten spelen. Vooral steden die profiteerden van de oorlog, bijvoorbeeld doordat ze veel geld verdienden aan het produceren en verhandelen van oorlogsproducten, waren Oranjegezind. De andere groep, de staatsgezinden, streefde naar vrede met Spanje. Vrede was beter voor de handel, meenden zij.
Het Twaalfjarig Bestand Johan van Oldenbarnevelt, voor wie de handelsbelangen vooropstonden, wist in de Staten-Generaal een meerderheid voor vredesonderhandelingen met Spanje te krijgen. Ook aan Spaanse kant ontstond een vredespartij. Een voortslepende oorlog tegen Frankrijk, de militaire successen van de Republiek, de toenemende macht van de Republiek op de wereldzeeën en een slecht gevulde Spaanse staatskas waren
50 km
Leeuwarden
Stadhouder en raadspensionaris
De afdanking van huursoldaten door Maurits in Utrecht. Schilderij door Joost Cornelisz. Droochsloot (1625).
Ze staan stram in het gelid. Rijen soldaten op de Utrechtse Neude. Wat zal er gaan gebeuren? Maurits, de zoon van de vermoorde Willem van Oranje, leidde het leger van de Republiek. Utrecht had zonder zijn toestemming soldaten ingehuurd. Sommige andere steden deden dit ook. Maurits was daarover bijzonder boos. Als opperbevelhebber kon hij niet tolereren dat steden eigen soldaten gingen werven. Nu staan ze in afwachting op het centrale plein van Utrecht. De huursoldaten worden door Maurits weggestuurd. Ze zijn niet langer in dienst van de stad. De bestuurders van Utrecht hebben dat maar te accepteren. Maurits beschikt immers over veel meer soldaten en dreigt die in te zetten. Deze gebeurtenissen vonden plaats in 1618. Dat was geen toeval. Er was toen een gevechtspauze in de oorlog tussen Spanje en de Republiek. Doordat de strijd tegen de gezamenlijke vijand tijdelijk geen energie kostte, laaiden binnenlandse conflicten en meningsverschillen op. Een religieus meningsverschil en een politieke machtsstrijd raakten met elkaar verweven. Dat conflict beleefde rond 1618 een hoogtepunt. In die context greep Maurits in Utrecht in. Dit conflict speelde zich af tegen de achtergrond van een vraag die vaker opspeelde: wie had de hoogste macht in een land zonder koning? Daarover en over de machtsverhoudingen in West-Europa gaat deze paragraaf.
127
6.2 Om de macht
Om de macht Kenmerkende aspecten
Alles wat in de boeken staat, staat ook bij elkaar op www.thiememeulenhoff.nl/feniks. Via de digitale leeromgeving kun je er alle opdrachten maken. Sommige opdrachten zijn in de digitale omgeving anders, omdat ze bijvoorbeeld gebruikmaken van animaties, interactieve kaarten en video's. Je kunt er je werk direct nakijken.
121
Oriëntatie
bron 1
Steenwijk
e
e
Dit boek bevat zowel de tien tijdvakken als de historische contexten. Het bestaat uit de volgende delen: • een introductiehoofdstuk Wat is geschiedenis? • de tien tijdvakken, die elk in een apart hoofdstuk worden behandeld. • een hoofdstuk Geschiedenis in de samenleving. • de vier historische contexten, waarin de onderwerpen aan bod komen die extra aandacht krijgen op het examen. • een overzicht van de vaardigheden voor historisch denken en redeneren. Hiermee kun je je goed voorbereiden op je examen geschiedenis. Je gebruikt het boek dus in zowel 4, 5 als 6 vwo. Dit boek is van jou persoonlijk, dus je mag er aantekeningen in maken.
No
dz or
Volendam Amsterdam
Kampen Zwolle
Groningen
Coevorden
Oldenzaal
Deventer ‘s-Gravenhage
Utrecht
Zutphen
Enschede
Nijmegen Zaltbommel Grave ZierikzeeGeertruidenberg ‘s-Hertogenbosch Breda Bergen op Zoom Meurs Vlissingen Venlo Sluis Oostende Antwerpen Brugge Gent Mechelen Roermond Duinkerken Oudenaarde Maastricht Leuven Ieper Brussel HEILIGE ROOMSE Luik Doornik RIJK Namen Bergen Atrecht
FRANKRIJK
verovering door Parma heroveringen door Maurits, Willem Lodewijk en Frederik Hendrik onder controle van de Republiek in 1588 heroverd op Spanje in de periode 1588 - 1647 Spaanse Nederlanden in 1648 grens van de Republiek in 1648
bron 11
De Nederlandse gewesten tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
daar belangrijke oorzaken van. Spanje en de Republiek kwamen in 1609 een wapenstilstand voor twaalf jaar overeen: het Twaalfjarig Bestand. Tijdens het bestand kwam in de Republiek een probleem bovendrijven dat zowel godsdienstig als politiek van aard was. Op godsdienstig gebied speelden er verschillen van inzicht tussen een gematigde stroming en een orthodoxe stroming binnen het calvinisme. De gematigden waren voorstander van een grotere gewetensvrijheid. Hun belangrijkste woordvoerder was dominee Arminius. De orthodoxe protestanten hadden dominee Gomarus als boegbeeld. Het meningsverschil laaide hoog op. Ook Maurits en Van Oldenbarnevelt kozen partij. Maurits koos voor de orthodoxen, Van Oldenbarnevelt voor de gematigden. Van Oldenbarnevelt en andere staatsgezinden vreesden dat Maurits met het leger de macht zou grijpen. Daarom gaf Van Oldenbarnevelt steden het recht om soldaten in te huren om hun vrijheden te beschermen. Maurits zag dit als een ondermijning van zijn gezag als legerleider en dus van de veiligheid van het land. Hij liet Van Oldenbarnevelt oppakken. In een rechtszaak werd Van Oldenbarnevelt schuldig verklaard aan landverraad en onthoofd. Op
De belangrijke historische
begrippen staan vetgedrukt. De
bijbehorende definities vind je in de afsluiting.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 4
24/06/19 10:29
5
Zo werk je met Feniks
40
Opdrachten Via de opdrachten ga je gericht aan de slag met de aangeboden theorie, tekst- en beeldbronnen en kaarten.
2 Tijd van Grieken en Romeinen
vooral voort uit experimenten, waarbij ook mensen werden opengesneden voor onderzoek. Zo ontdekte men dat de zenuwen in de hersenen samenkwamen, maar ook dat het hart werkt als een pomp. Door bloedvaten af te binden, durfden artsen vanaf toen grotere operaties zoals amputaties uit te voeren.
2.2
b Hoe werd in Alexandrië de Griekse theoretische en praktische medische kennis verder ontwikkeld? ‘Pijn en verschillende soorten kwalen ontstaan diep in het lichaam. Daarom vinden bepaalde artsen dat iemand die die delen van het lichaam niet kent, daar ook niet voor genezing kan zorgen. Het is volgens hen dus noodzakelijk om de lichamen van doden open te snijden en hun ingewanden en darmen te onderzoeken. Herophilos en Erasistratos deden dit (volgens de zojuist genoemde artsen) op verreweg de beste manier. Misdadigers, die ze uit de koninklijke gevangenis kregen, sneden ze namelijk levend open en ze observeerden, terwijl de ademhaling doorging, die delen die de natuur tevoren verborgen had gehouden.’
Opdrachten
opdracht 1
a Hoe is bij de bouw van de Pharos gebruikgemaakt van wetenschappelijke kennis? Noem twee toepassingen. b Beschrijf van deze toepassingen op welke manier ze in onze tijd nog worden gebruikt.
opdracht 2 relevantie
De eerste wetenschappers gingen op zoek naar de ‘oerstof’. Noem drie wetenschappers en hun theorie hierover en bepaal per theorie in hoeverre deze in onze tijd nog relevant is.
Bij opdrachten met deze markering
opdracht 3
Gebruik bron 10. a Toon aan dat bron 10 de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken in de vijfde eeuw v.Chr. illustreert. b Leg uit waarom de theorie uit bron 10, hoewel deze inmiddels is verworpen, qua methode toch wetenschappelijk is.
ga je aan de slag met de relevantie van het onderwerp.
opdracht 4
Gebruik bron 10 en 11. Leg van beide bronnen uit wat het verband is met de theorie van de vier lichaamssappen.
opdracht 5
Gebruik bron 12. a Wat is er wetenschappelijk aan het denken van Protagoras? b Leg uit dat de bron een goed voorbeeld is van de denkwijze van sofisten.
In de instructie is opgenomen welke
‘Van de goden kan ik niet weten dat ze er zijn; ook niet dat ze er niet zijn en ook niet welk uiterlijk ze hebben. Want vele dingen verhinderen het te weten, zowel de onzekerheid als de kortheid van het leven.’
bronnen je moet gebruiken bij een
Uit: Protagoras, Over de goden (vijfde eeuw v.Chr.).
bron 12
opdracht.
opdracht 6
Gebruik bron 13. a Leg met behulp van twee bronelementen uit dat je het optreden van Herophilos en Erasistratos wetenschappelijk kunt noemen.
Uit: Celsus, Geneeskunde (eerste eeuw n.Chr.).
Bij deze opdracht ga je op een andere
bron 13
opdracht 7 actieve werkvorm
Ga naar de website van het British Museum. Klik op ‘Research’ en vervolgens op ‘Collection online’. Voer ‘Greece’ in als zoekterm en vink ‘Images only’ aan. Onder ‘Advanced search options’ kun je de periode beperken (bijvoorbeeld van 400 BC tot 700 BC). Zoek drie objecten uit de collectie van het British Museum die passen bij de stof uit deze paragraaf. Beschrijf elk object en de relatie tot deze paragraaf in ongeveer honderd woorden. Plaats de afbeeldingen en tekstjes in een powerpointpresentatie, zodat je ze aan de klas kunt presenteren.
manier aan de slag met het onderwerp.
opdracht 8 samenvatting – vaardigheid
Aan het eind van de paragraaf sluit
Plaatsen in de tijd a Noem drie algemene kenmerken van het wetenschappelijk denken van de Grieken. b Neem het schema over en vul de belangrijkste ontwikkeling per periode per onderwerp in, zo mogelijk voorzien van voorbeelden. 600 v.Chr.-300 v.Chr.
je altijd af met een
300 v.Chr.-100 v.Chr.
samenvattingsopdracht.
Centrum van filosofie en wetenschap Natuur Gezondheid Mens en samenleving
Hier zie je welke vaardigheid je oefent.
Onthouden: 1a, 6b, 8a Begrijpen: 3b, 5a, 8b Toepassen: 1b, 2, 3a, 5b, 6a Analyseren: 4 Creëren: 7
Bij opdrachten met dit icoon heb je toegang tot internet nodig.
Een overzicht van alle begrippen uit
het tijdvak of de historische context, met een definitie.
Afsluiting
Isolationisme
Politiek die gericht is op de wens van een land om zich niet te bemoeien met
Begrippen antisemitisme
Jodenhaat.
appeasement
Beleid dat gericht is op het vermijden van
oorlog door toe te geven aan de eisen van de tegenstander.
beurskrach
Een plotselinge en zeer sterke koersdaling op de aandelenmarkt.
bezetting
Een gebied dat niet tot het eigen
territorium behoort met militaire
1910
1914 Begin Eerste Wereldoorlog
1920
Maart 1918 Vrede van Brest-Litovsk November 1918 Wapenstilstand Eerste Wereldoorlog 1919 Vrede van Versailles
1924 Lenin sterft
Samenvoeging van verschillende kleine fabrieken) tot één grote eenheid die gemeenschappelijk eigendom is.
communisme
Ideologie die de gelijkwaardigheid van
van de productiemiddelen centraal stelt.
crisis
Economische neergang die zich uit in lage
Beleid dat gebaseerd is op de behoefte
tot uitbreiding van het eigen territorium.
nationalistische ideologie die uitgaat van ongelijkwaardigheid tussen mensen.
Economisch stelsel waarbij de overheid
September 1939 D uitsland valt Polen binnen: Tweede Wereldoorlog breekt uit 1941 Duitse aanval op de Sovjet-Unie
Juni 1944 De landing in Normandië van geallieerde troepen Mei 1945 Einde Tweede Wereldoorlog in Europa
Augustus 1945 Atoombommen op Hiroshima en Nagasaki; Einde Tweede Wereldoorlog in Azië.
een sterke invloed heeft op het aanbod en de prijs van de geproduceerde goederen.
genocide
Voorliefde voor alles dat met het leger te maken heeft, bijvoorbeeld voor
uniformen, medailles, parades en discipline.
nationaalsocialisme
antisemitisme).
paramilitair
Groepen die zich bewapend hebben en gewapende acties uitvoeren, maar die niet tot het leger behoren.
planeconomie
Economisch stelsel waarbij de regering
bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt (meestal vastgelegd in vier- of vijfjarenplannen).
propaganda
Reclame maken voor het gedachtegoed van een ideologie of van een politieke partij, met als doel meer aanhang te krijgen.
protectionisme
Economisch beleid waarbij de overheid
door het heffen van in- en uitvoerrechten de economie van het eigen land bevoordeelt.
rassenleer
Een theorie die veronderstelt dat er
superieure en minderwaardige rassen zijn.
razzia
Het vernietigen van een nationale,
Een onverwacht door de politie of het
van een poging daartoe.
groepen mensen op te pakken.
etnische of religieuze groep, of het doen ideologie
Het geheel van ideeën en opvattingen van een politiek of maatschappelijk stelsel.
indoctrinatie
1950
brisantbommen en atoombom).
vorm van racisme (in het bijzonder:
geleide economie
1938 Conferentie van München
slachtoffers veroorzaken (zoals gifgas,
daarvan onderscheidt door een extreme
fascisme
December 1941 Japanse aanval op Pearl Harbor
Wapens die in korte tijd een groot aantal
militarisme
heeft als het fascisme, maar die zich
Een antidemocratische en
1940
massavernietigingswapens
Een ideologie die dezelfde kenmerken
expansionisme
1933 Hitler aan de macht in Duitsland
het groepsbelang.
Overgave van een land of leger.
werkloosheid.
1929 Beurskrach in de VS, begin van de economische wereldcrisis
individueel belang ondergeschikt is aan
middelen innemen en overheersen.
winsten, veel faillissementen en hoge
1930
Een grote vereniging waarbinnen
collectivisatie
mensen en het gemeenschappelijk bezit 1922 Mussolini aan de macht in Italië
buitenlandse aangelegenheden.
massaorganisatie
capitulatie
productie-eenheden (zoals boerderijen of Februari en oktober 1917 Revoluties in Rusland
203
Afsluiting
Afsluiting
1900
Examentraining
Het systematisch en eenzijdig
onderwijzen van politieke of religieuze ideeën, met de bedoeling dat deze
kritiekloos worden aanvaard.
leger uitgevoerde drijfjacht met het doel terreur
Door de overheid georganiseerd geweld tegen willekeurige mensen.
totalitair
Een regeringsvorm waarbij alle
persoonlijke belangen ondergeschikt
worden gemaakt aan het staatsbelang.
veelvolkerenstaat
Een staat waarin meerdere volkeren
5
onder hetzelfde bestuur leven.
Wapenwedloop
Strijd tussen twee of meer landen over wie verder is op het gebied van
wapentechnologie of wie de meeste wapens heeft.
wereldoorlog
Een oorlog tussen veel staten die op mondiale schaal gevoerd wordt.
Leerdoelen 9.1 Oorlog en crisis 1 Je kunt beschrijven door welke oorzaken het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden verstoord raakte. 2 Je kunt beschrijven waarom en op welke wijze de manier van oorlog voeren tussen 1914 en 1918 veranderde. 3 Je kunt uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog voor een verandering in de mondiale economische verhoudingen zorgde. 4 Je kunt de zwakke plekken van de Amerikaanse economie beschrijven en je kunt uitleggen hoe die zwakke plekken leidden tot een economische wereldcrisis. 5 Je kunt uitleggen hoe onder president Roosevelt de economische problemen werden aangepakt en dat deze aanpak een breuk met het verleden was. 9.2 De Sovjet-Unie, een communistische heilstaat? 1 Je kunt een beeld schetsen van de Russische samenleving rond 1900. 2 Je kunt beschrijven waarom de Eerste Wereldoorlog de situatie in Rusland rijp maakte voor een revolutie. 3 Je kunt beschrijven waarom en hoe de communisten bij hun economische politiek soms voor een idealistische en soms voor een pragmatische aanpak kozen. 4 Je kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen het beleid van Lenin en Stalin.
6
Je kunt uitleggen dat de SovjetUnie is blijven steken in de fase van de ‘dictatuur van het proletariaat’. Je kunt aan de hand van enkele voorbeelden beschrijven dat de Sovjet-Unie een totalitaire staat was.
9.3 De Tweede Wereldoorlog 1 Je kunt het verband uitleggen tussen de teleurstelling over de afloop van de Eerste Wereldoorlog en het ontstaan van het fascisme in Italië en het nationaalsocialisme in Duitsland. 2 Je kunt de kenmerken van het fascisme en het nationaalsocialisme noemen. 3 Je kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen de ideologieën en de buitenlandse politiek van Duitsland, Italië en Japan. 4 Je kunt een ideologisch en een militair argument geven voor de gespannen verstandhouding tussen de geallieerden. 5 Je kunt een beschrijving geven van oorzaken, aanleiding, verloop en afloop van de strijd in Oost-Azië. 6 Je kunt beschrijven hoe de Duitse autoriteiten de bezetting van Nederland vormgaven. 7 Je kunt beschrijven op welke gefaseerde manier de Jodenvervolging werd uitgevoerd. 8 Je kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen de Duitse bezetting van Nederland en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. 9 Je kunt uitleggen welke relatie er is tussen de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de onafhankelijkheidsverklaring direct daarna.
Op de laatste pagina’s van een hoofdstuk vind je het onderdeel Examentraining. Met de opdrachten in dit onderdeel kun je oefenen voor het centraal examen. Deze examenopgaven zijn net zo opgebouwd als de opdrachten in het echte eindexamen. 92
4p 2p
6p
jaartallen die je moeten
kennen uit deze periode.
Een overzicht van alle
leerdoelen uit het tijdvak
1
2
3
4
Zet de beschrijvingen, die te maken hebben met gebeurtenissen uit de geschiedenis van Engeland, op chronologische volgorde. A Odo, de halfbroer van Willem de Veroveraar, neemt deel aan de Eerste Kruistocht. B Jeanne d’Arc wordt door de Engelsen in Rouen op de brandstapel ter dood gebracht. C Edelen en steden dwingen Jan zonder Land tot het accepteren van de Magna Carta. D Aan het einde van de Honderdjarige Oorlog is de positie van Engeland in Frankrijk ernstig verzwakt. E Richard Leeuwenhart en Filips II Augustus nemen deel aan een kruistocht. F Londen krijgt na de overgave aan de Normandiërs een privilege. Gebruik bron 1. • Ontleen aan de bron een voorbeeld van een ontwikkeling en een voorbeeld van een verschijnsel die ook van toepassing zijn op de situatie in Brugge in de late Middeleeuwen. • Beoordeel welk soort motief in de bron wordt aangehaald en onderbouw je keuze met verwijzingen naar de bron. Bron 1 De Genuees Jacobus van Auria schrijft in 1291: ‘Elk jaar worden er in Genua vijftig tot zeventig galeien uitgerust om balen stof en leer te halen en weer verder te verkopen naar andere delen van de wereld. Zowel uit tol als uit andere inkomsten brengen ze de stadsgemeenschap elk jaar tot 110.000 pond op.
6p
In deze tijdbalk staan alle
Examentraining
Examentraining
Tip Als de opdracht uit drie delen bestaat, zorg dan dat je antwoord uit diezelfde drie delen bestaat. Neem de bullets, streepjes of blokjes die voor de deelopdrachten staan, gewoon over. Door zo te werken, is de kans het grootst dat je antwoord de structuur bevat die in het correctiemodel verwacht wordt. Ook verkleint deze werkwijze de kans dat je een deelopdracht vergeet te beantwoorden.
Gebruik bron 2. Toen Filips II Augustus koning werd, kreeg hij een land te besturen zonder dat hij veel effectieve macht had. Ga op dit gegeven in door: • twee problemen te noemen die Filips II Augustus had met het besturen van Frankrijk, • voor elk probleem een maatregel te benoemen die bijdroeg aan de oplossing ervan, • de juistheid aan te tonen van de stelling dat Filips II Augustus voorstellingen als die op het miniatuur zou kunnen gebruiken om zijn macht te vergroten of zijn koningschap te rechtvaardigen.
93
Gebruik bron 3. Een historicus doet de volgende twee uitspraken over het Groot Privilege. 1 In het Groot Privilege wordt de centralisatie- en uniformeringspolitiek teruggedraaid. 2 Uit het Groot Privilege blijkt dat niet alle elementen van centralisatiepolitiek worden teruggedraaid. Maak met verwijzingen naar de bron duidelijk hoe de historicus zijn beweringen kan onderbouwen. Bron 3 De Bourgondische hertogen streefden naar staatsvorming. Dit leidde tot opstanden van steden en lage edelen. Om meer opstanden te voorkomen gunt Maria van Bourgondië in 1477 haar onderdanen het Groot Privilege. Enkele artikelen daaruit: ‘1 Wij stellen een Grote Raad in waarin al onze landen vertegenwoordigd zijn in verhouding tot het inwonertal. Uit elk land zal de helft van edele afkomst zijn en de andere helft zal rechtsgeleerde zijn. 2 De leden van de Grote Raad moeten de gebruiken, rechten en privileges van de landen en steden kennen en onderhouden. 3 De verbroken privileges moeten weer geheel hersteld worden. 4 Er mag geen oorlog worden begonnen zonder toestemming van de Staten van alle landen.’
4p
5
Gebruik bron 4. Twee beweringen: 1 Deze brief is een reactie van de paus op de verovering van Constantinopel door de kruisridders. 2 De verovering van Constantinopel had voor de paus gevolgen op de korte termijn en op de lange termijn. Onderbouw de juistheid van beide beweringen. Bron 4 Paus Innocentius III schrijft omstreeks 1210 in een brief: ‘Wij verheugen ons dat Hij die machtig is ons heeft bezocht vanuit de hemel, zodat een groot deel van de Oosterse Kerk – ja, bijna het gehele Byzantijnse keizerrijk – dat al zeer veel jaren geweigerd heeft de voetstappen te volgen van de Heilige Roomse Kerk, in onze dagen van ongehoorzaamheid tot gehoorzaamheid is gekomen en van verachting tot toewijding.’
Bron 2 Christus geeft vanuit de hemel Filips II Augustus aan zijn ouders, koning Lodewijk VII en koningin Alix. Frans miniatuur uit omstreeks 1270.
of de historische context.
In deze kaders vind je algemene tips die specifiek gaan over hoe je examenopdrachten maakt.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 5
24/06/19 10:29
Wat is geschiedenis?
bron 1
Het Hermannsdenkmal bij Detmold in Duitsland. Gebouwd onder leiding van Ernst von Bandel tussen 1838 en 1875.
Arminius beschermt Duitsland
aanhielden. Het gebied ten noorden ervan, waar onder andere de Cherusken woonden, bleef onbezet. Ruim achttien eeuwen later, toen zij Napoleons legers hadden verslagen, werd Arminius enorm populair bij veel Duitsers. Net als zijzelf had Arminius immers een vreemd leger uit zijn land verdreven. Dat dat land niet Duitsland was (dat bestond toen immers nog niet), was blijkbaar niet van belang. Arminius werd tot beschermer van Duitsland gebombardeerd.
Hij steekt zijn zwaard in de lucht, als teken van de overwinning. Trots kijkt Arminius hoog boven de boomtoppen uit. De punt van zijn zwaard bevindt zich meer dan vijftig meter boven de grond. Arminius (Duitsers noemen hem Hermann) was tweeduizend jaar geleden een leider van de Cherusken, een Germaanse stam. De Cherusken werkten eerst samen met de Romeinen, maar de Romeinen legden hen zoveel regels en belastingen op, dat een deel van de Cherusken in opstand kwam. Drie Romeinse legioenen trokken daarop hun leefgebied binnen om het verzet te breken. Onder leiding van Arminius werden de legioenen verpletterd. Hierop volgden zeven jaren van oorlog en uiteindelijk werden de Cherusken verslagen. Dat ging zo moeizaam, dat de Romeinen voortaan de Rijn als noordgrens
Over het belang van historische onderwerpen of personen (zoals Arminius) kun je van mening verschillen. Dat is kenmerkend voor geschiedenis. Hoewel er maar ĂŠĂŠn verleden is, zijn er talloze interpretaties (manieren van uitleg) mogelijk. Hoe dat kan, is een van de vragen die in dit korte, inleidende hoofdstuk worden besproken.
3000 v. Chr.
1 voor Chr.
Prehistorie
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 6
500 na Chr.
Oudheid
24/06/19 10:29
7
Wat is geschiedenis?
Het verleden Historici bestuderen iets wat niet meer bestaat. Het verleden is immers voorbij. Arminius en de militaire operaties die de Cherusken onder zijn leiding uitvoerden, zijn weg. Wel zijn er fragmenten uit het verleden bewaard gebleven, overblijfselen die we kunnen gebruiken als bronnen om te achterhalen wat er in het verleden is gebeurd. Maar die bronnen bieden nooit een volledig verhaal. Ze kunnen elkaar hooguit aanvullen. Verschillende Romeinse auteurs hebben geschreven over de strijd tussen de Romeinen en de Cherusken. Maar hun teksten beschrijven niet de exacte plaats waar Arminius de drie Romeinse legioenen versloeg, de besluitvorming binnen de raad van Cheruskische stamoudsten, of de precieze omstandigheden rondom de dood van Arminius. Als je dergelijke vragen wilt beantwoorden, heb je dus andere bronnen nodig. Zo hebben archeologen inmiddels de locatie van de veldslag ontdekt en grondig onderzocht. Geschiedenis is dus niet hetzelfde als het verleden. Er is maar één verleden, maar over dat verleden stelt de een andere vragen, gebruikt andere bronnen en legt andere verbanden dan de ander. Zo komen historici tot verschillende verbanden en verhalen. Dat maakt van geschiedenis een interpretatieve wetenschap. Anders dan bij exacte wetenschappen als wiskunde en natuurkunde is er op een historische vraag zelden één juist
‘De nacht verliep om uiteenlopende redenen onrustig, omdat de barbaren met gebral of grimmig geschreeuw bij feestmaaltijden de diepe valleien en de weergalmende woudpassen vulden, terwijl bij de Romeinen de vuren slechts zwakjes flakkerden, de stemmen slechts afgebroken opklonken en zijzelf overal bij de wal lagen of rond de tenten ijsbeerden, eerder slapeloos dan waakzaam.’ ‘Toch heeft Arminius, ofschoon de toegang openlag, niet terstond een aanval gedaan. Maar toen de legertros in de modder en de geulen bleef steken en de soldaten rondom in verwarring raakten, beval hij de Germanen erop af te stormen en hakte hij zich een weg door de tros met zijn keurbenden en bracht vooral de paarden verwondingen toe. Die gleden uit in hun eigen bloed en de glibberige bodem, wierpen hun berijders af en sloegen degenen uiteen die hen voor de voeten kwamen en vertrapten degenen die op de grond lagen.’ Uit: Tacitus, Annales (omstreeks 112).
bron 2
1000
Middeleeuwen
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 7
antwoord. Welk antwoord op een vraag wordt gegeven, is mede afhankelijk van de beschikbare bronnen en de wijze waarop de informatie uit die bronnen wordt geïnterpreteerd.
Betrouwbaarheid Als jij uitlegt waarom je iemand niet mag, is de kans groot dat je de negatieve kanten van die persoon benadrukt. Ook historische bronnen kunnen subjectief zijn. Een Romeinse soldaat die ternauwernood was ontkomen aan een slacht partij door Cherusken, beschrijft hen wellicht niet objectief, want hij zal hen beschouwen als bloeddorstige monsters. Voor een historicus is het daarom van belang om goed na te gaan waarom en door wie de bron is geschreven. Hoe dacht de schrijver over het onderwerp waarover hij schreef? Schreef hij zijn tekst voor zichzelf (dagboek), of voor anderen? Als hij voor anderen schreef, wilde hij die dan informeren, of wilde hij hen ergens van overtuigen? Een andere vraag die een historicus aan zijn bronnen stelt, is hoe de maker aan zijn informatie kwam. Is zijn informatie betrouwbaar, of heeft hij roddels voor waar gehouden en die opgeschreven alsof ze feiten zijn? Bij het uitwerken van opdrachten uit dit boek maak je regelmatig gebruik van bronnen. Daarbij moet je dus steeds letten op de betrouwbaarheid van de bron en op de maker ervan. Dat zijn historische vaardigheden. Bij opdrachten waarbij je dat oefent, staat het woord ‘vaardigheid’ in de koptekst. Aan het eind van dit boek staat een vaardigheden overzicht, waarin per vaardigheid de aandachtspunten worden uitgelegd.
Indelen van de tijd Om structuur aan te brengen in de tijd, wordt de tijd verdeeld in eenheden. Hierbij zijn bij geschiedenis vooral jaren en eeuwen van belang. Jaren kun je tellen en daarvoor wordt een jaartelling gehanteerd. In het Romeinse Rijk had Julius Caesar de Juliaanse kalender ingesteld, die de jaren telde vanaf 21 april 753 v.Chr., de dag dat volgens de Romeinen de stad Rome was gesticht. Daarnaast gebruikten de Romeinen de regeringsperiodes van keizers. Het was bijvoorbeeld ‘het tweede jaar van de regering van Vespasianus’. In de zesde eeuw bepaalde paus Gregorius dat het geboortejaar van Jezus Christus het begin van de jaartelling moest zijn en dat vanaf dat moment moest worden doorgeteld. Deze christelijke jaartelling is in grote delen van de wereld de basis voor het dateren van gebeurtenissen. Er zijn ook andere jaartellingen.
1500
1600
1700
Vroegmoderne Tijd
1800
1900 1950
heden
Moderne Tijd
24/06/19 10:29
8
Wat is geschiedenis?
Joden baseren hun tijdrekening op het scheppingsverhaal. Volgens hen vond de schepping van de aarde en de mens in 3761 v.Chr. plaats. Zo was ons jaar 2000 volgens de Joodse jaartelling het jaar 5760. Moslims kennen een jaartelling die telt vanaf 622 n.Chr. toen Mohammed van Mekka naar Medina vluchtte. Een jaar telt volgens de islamitische jaartelling 354 dagen en is dus korter dan ons gregoriaanse zonnejaar van ruim 365 dagen. Daarom vallen islamitische feestdagen op de Europese kalenders elk jaar op een andere datum.
maken van een stenen gebruiksvoorwerp is een gebeurtenis. Immers, het vindt op één bepaald moment plaats. Maar gebruiksvoorwerpen van steen zijn overal op aarde gemaakt door vele verschillende mensen. Gebeurtenissen van eenzelfde soort, die met elkaar vergelijkbaar zijn, noemen we verschijnselen. Gebeurtenissen en verschijnselen leiden tot verandering: ze laten ontwikkelingen zien. Eerst maakten mensen gebruiksvoorwerpen van steen, daarna van brons en nog weer later van ijzer.
Periodiseren
Kenmerkende aspecten
Een andere manier om structuur aan te brengen in de tijd is door deze te verdelen in periodes. Deze indeling is gebaseerd op de ontwikkeling van de cultuur en politiek in Europa. Een eerste indeling van het verleden is die in prehistorie en historie. De prehistorie is de tijd vanaf het ontstaan van de mens tot aan het moment waarop er in een bepaald gebied geschreven bronnen zijn. Voor Nederland begint de historie met het boek De Bello Gallico (uitgegeven in 50-40 v.Chr.) van Julius Caesar, waarin hij beschrijft hoe hij gebieden in het huidige Frankrijk, België en Zuid-Nederland verovert. De historie is vervolgens verdeeld in vier periodes: Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd. Een andere manier van periodisering zijn de tien tijdvakken. Die ken je uit de onderbouw. In dit boek gebruiken we de namen van de periodes en de tijdvakken door elkaar heen. Je moet beide vormen van periodisering beheersen. Bij geschiedenis spelen historische gebeurtenissen vaak een grote rol. Een uitvinder bedacht een nieuwe machine, een koning werd gekroond, een kunstwerk gemaakt, een veldslag uitgevochten. Een gebeurtenis vindt altijd op één moment plaats. Het is een stipje op de tijdbalk. Toch is geschiedenis veel meer dan een aaneenschakeling van gebeurtenissen. Een voorbeeld uit de prehistorie kan dat duidelijk maken. Het
Gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen kun je dankzij periodisering in de tijd plaatsen. In elke periode of tijdvak vindt een aantal belangrijke verschijnselen en ontwikkelingen plaats. We noemen die kenmerkende aspecten. Industrialisatie is een belangrijk verschijnsel uit de negentiende eeuw. Daarom is dit een kenmerkend aspect van de Tijd van burgers en stoommachines. In totaal zijn er 49 kenmerkende aspecten. Als je die kent en begrijpt, ken je de hoofdlijnen van de Europese geschiedenis. Je kunt dan ook gebeurtenissen in de tijd plaatsen waarvan je nooit eerder hebt gehoord.
bron 3
Hiërogliefen op de wand van een tempel van farao Amenhotep (omstreeks 1280 v.Chr.).
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 8
Waarom is geschiedenis relevant? De samenleving waarvan jij deel uitmaakt, heeft zich gedurende vele eeuwen ontwikkeld. Die ontwikkeling is niet klaar. In de toekomst zullen andere dingen belangrijk worden gevonden dan in het heden, de verhoudingen tussen (groepen) mensen zullen veranderen, oude problemen zullen worden opgelost en nieuwe zullen ontstaan. Zo is er een relatie tussen verleden, heden en toekomst. Veel zaken die te maken hebben met samenleven, zijn er altijd geweest. Denk aan milieuvervuiling, de manier waarop welvaart wordt verdeeld, of de komst van groepen vluchtelingen. Bij zulke onderwerpen kun je je afvragen hoe we ermee moeten omgaan; wat verstandig is en wat juist niet. Waarom mag jij bijvoorbeeld niet stemmen, terwijl je slimmer bent dan veel mensen die dat wél mogen? Door je te verdiepen in de geschiedenis kun je leren hoe deze regel tot stand is gekomen. Ook kun je uit de geschiedenis leren welke groepen mensen vroeger invloed hadden op het bestuur en waarom juist zij. Zo kun je een voor jou relevant onderwerp (relevant betekent: van belang) van veel meer kanten bekijken en met een degelijke onderbouwing beoordelen. Ook zet geschiedenis jou aan tot nadenken over moraal. Dat in een oorlog vreselijke dingen gebeuren, is duidelijk, maar betekent dat dat oorlog altijd verkeerd is? Of zijn er situaties waarin het wél goed is om ten oorlog te gaan? De geschiedenis bevat vele voorbeelden van oorlogen, maar ook opgeschreven ideeën van grote denkers én gewone mensen
24/06/19 10:29
9
Wat is geschiedenis?
hierover. Jij kunt hiermee je mening vormen en beargumenteren. Elke paragraaf in dit boek bevat minstens een opdracht waarin een onderwerp uit de stof wordt gekoppeld aan de samenleving waarvan jij deel uitmaakt en aan jou persoonlijk. Je herkent die opdrachten aan het woord ‘relevantie’ in de koptekst.
c Leg uit dat je met bron 2 ook kunt beargumenteren dat Tacitus wel degelijk objectief heeft geschreven. d Hoe objectief vind je de tekst van Tacitus in bron 4? Leg je antwoord uit.
‘De vijand die rekende op een makkelijke slachtpartij, werd overdonderd door het trompetgeschal van alle kanten, het geschitter van de wapens, dat des te indrukwekkender overkwam naarmate het onverwacht was en zij sneuvelden bij bosjes, even roekeloos in tegenspoed als zij begerig waren in voorspoed. Arminius verliet ongedeerd het krijgstoneel. Zijn manschappen zijn in de pan gehakt zolang de razernij en het daglicht duurde. Pas ’s nachts hebben de legioenen rechtsomkeert gemaakt en, hoewel zij meer verwondingen hadden opgelopen en het gebrek aan voedsel nog hetzelfde was, hebben zij kracht, gezondheid, overvloed, ja alles, geput uit de overwinning.’
Opdrachten opdracht 1 vaardigheid a
b c d
e
Bruikbaarheid van bronnen, standplaatsgebondenheid Gebruik bron 2 en 4. Leg uit dat de negentiende-eeuwse Duitsers waardering voor Arminius goed paste bij de toen recente militaire ervaringen in Duitsland. Leg uit dat de fragmenten van Tacitus in bron 2 aansluiten bij die waardering. Beredeneer of het fragment van Tacitus uit bron 4 past bij de visie van de negentiende-eeuwse Duitsers op Arminius. Tacitus meldt meer over de strijd met de Cherusken. Drie gegevens: 1 Arminius raakte kort na de oorlog in conflict met stamgenoten en is door hen vermoord. 2 De schoonvader van Arminius, Segestes, was ook een Cheruskische hoofdman. Hij werkte loyaal met de Romeinen mee. Deze beloonden hem met het burgerschap en een groot landgoed aan de Romeinse kant van de grens. Een deel van de Cherusken ging op dat landgoed wonen. 3 Arminius, die ‘ongetwijfeld de bevrijder van Germanië was en die niet het Romeinse volk tartte in zijn ont staansperiode, zoals andere koningen en krijgsheren, maar toen het rijk zijn grootste bloeitijd doormaakte’, werd nog lang bezongen door vreemde volken. Beredeneer welke van deze gegevens door negentiendeeeuwse Duitsers zullen zijn benadrukt en welke juist niet. Ook de nazi’s waardeerden Arminius. Leg uit dat zij vanuit hun rassenleer een extra argument hadden voor die waardering. Zoek eventueel online naar informatie over de rassenleer. Kies vervolgens een zin of zinsdeel uit opdracht 1d, bron 2 of bron 4 die door de nazi’s kan zijn ingezet om dit element van hun waardering te benadrukken.
opdracht 2 vaardigheid
Betrouwbaarheid van bronnen, standplaatsgebondenheid Gebruik bron 2 en 4. a Tacitus was een Romein. Leg uit dat hij daardoor misschien niet objectief heeft geschreven over de oorlog tussen de Romeinen en de Cherusken. b Welk woord uit bron 2 versterkt het vermoeden van subjectiviteit?
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 9
Uit: Tacitus, Annales (omstreeks 112).
bron 4
opdracht 3
Leg met verwijzingen naar opdracht 1a, 1e en 2a uit dat geschiedenis een interpretatieve wetenschap is.
opdracht 4 vaardigheid a
b c
d
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 5 en 6. In het tekstblok ‘Betrouwbaarheid’ worden vier vragen gesteld. Pas deze vragen toe op bron 5 (volgende pagina) en beantwoord daarmee de vraag of bron 5 een betrouwbaar beeld geeft van het gedrag van Duitse soldaten in Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog. Bedenk drie bronnen die je zou kunnen gebruiken om aanvullende informatie over dit onderwerp te krijgen. Pas de vragen uit het tekstblok ‘Betrouwbaarheid’ toe op bron 6 en beoordeel of deze tekst een betrouwbaar beeld geeft van straffen die in het achttiende-eeuwse Suriname werden gegeven. Bedenk drie bronnen die je zou kunnen gebruiken om aanvullende informatie over dit onderwerp te krijgen.
opdracht 5 relevantie
a Tijdrekening maakt het mogelijk gebeurtenissen precies te dateren. Beredeneer waarom dat voor het vak geschiedenis van groot belang is. b Arminius kwam om het leven in het jaar 21 van de christelijke jaartelling. Welk jaar was dat in de Joodse jaartelling? En welk jaar in de islamitische jaartelling? c De jaartellingen die in de tekst zijn beschreven, hebben te maken met Europa. Geef met een voorbeeld aan dat in andere werelddelen nog weer andere jaartellingen (hebben) bestaan.
24/06/19 10:29
10
Wat is geschiedenis?
bron 5 ‘Laf werk van Duitslands militaire moordenaars.’ Tekening van de Nederlander Louis Raemaekers uit 1914 over het gedrag van Duitse soldaten in Frankrijk. De tekening werd afgedrukt in een Britse krant. Raemaekers was anti-Duits en woonde tijdens de Eerste Wereldoorlog in GrootBrittannië. Hij is in 1914 niet in Frankrijk geweest.
In 1730 gaf de gouverneur-generaal van Suriname een doodsvonnis aan enkele gevangen rebellen, die vanuit het oerwoud plantages aanvielen: ‘Gecondemneert [veroordeeld] de nagenoemden, omme tot afschrik en exempel [voorbeeld] aller anderen metter dood, ingevolge meer- en minderheid hunner kwaade feite te worden gestraft, te weten de neger Joosje, om met een yzeren haak door zyn ribben geslaagen aan de galg te worden opgehangen en aldaar te blyven tot dat er de dood na volgt, gestorven zynde de kop te worden afgekapt en alhier op een staak aan de waterkant te worden gesteld en de romp ten prooi der vogelen te blyven; en de negros Wierai en Manbote, omme aan een paal te worden gebonden en dezelven met klein vuur levendig tot assche verbrand, brandende intusschentyd met gloeijende tangen geneepen.’ bron 6
opdracht 6 vaardigheid
Plaatsen in de tijd a Werk in een tweetal. Schrijf de namen van de tien tijdvakken met de bijbehorende jaartallen op. Doe dat zoveel mogelijk uit je hoofd. Kijk pas op de tijdbalk als jullie het echt niet weten. b Schrijf bij elk tijdvak een gebeurtenis en een persoon die bij dat tijdvak past.
opdracht 7 vaardigheid a
b c
d e
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 10
Gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling. Plaatsen in de tijd Gebruik bron 3 en 5. Soms begint een periode in het ene gebied eerder dan in het andere. Leg uit waarom de prehistorie in Europa later begon dan in Afrika. Verklaar met een verwijzing naar bron 3 waarom de prehistorie eerder eindigde in Egypte dan in Nederland. Periodes die lang duren, zoals de Vroegmoderne Tijd, worden vaak nog verder opgedeeld. Beschrijf twee manieren hoe de Vroegmoderne Tijd wordt opgedeeld. Leg uit dat bron 5 zowel over een gebeurtenis als over een verschijnsel gaat. Welke twee bronnen in dit hoofdstuk gaan over hetzelfde verschijnsel?
24/06/19 10:29
11
Wat is geschiedenis?
bron 7 De Vikingkoning Harald Blauwtand (911-986) liet in een grote steen beitelen: ‘Harald, koning, liet deze steen maken ter herinnering aan Gorm, zijn vader en Thyra, zijn moeder. De Harald die geheel Denemarken en Noorwegen overwon en de Denen tot christenen maakte.’
f
Maak een schema van vier kolommen. • Zet in kolom 1 de nummers van bron 1 tot en met 7. • Schrijf in kolom 2 het jaartal waarin de bron is gemaakt. • Schrijf in kolom 3 in welke periode dat jaartal valt. • Schrijf in kolom 4 in welk tijdvak dat jaartal valt.
opdracht 8 vaardigheid
Plaatsen in de tijd Gebruik bron 5 en 7. a Zoek online een overzicht van de kenmerkende aspecten. Beredeneer bij welk kenmerkend aspect bron 5 hoort. b Beredeneer welk kenmerkend aspect het beste past bij de steen van bron 7.
3 Onder welke omstandigheden mogen mensen in opstand komen? 4 Welke regels gelden als het oorlog is? Wat mogen soldaten wel en niet? 5 Mogen redacties van kranten proberen lezers te beïnvloeden, of moeten ze altijd objectief blijven? e Bedenk bij minstens een van de bronnen zelf nog een relevante vraag. f Kies twee van de vragen van opdracht 9d en 9e en schrijf in ongeveer honderd woorden per vraag op hoe jullie hierover denken. Onthouden: 5c, 6a, 6b, 7a, 7c, 7f Begrijpen: 1a, 2a, 2b, 2c, 4b, 4d, 5a, 5b, 7b, 7d, 7e Toepassen: 1b, 4a, 8a, 8b, 9a, 9e Analyseren: 1c, 1d, 3 Evalueren: 1e, 2d, 4c, 9b, 9c, 9d Creëren: 9f
opdracht 9 relevantie
Werk in een tweetal. a ‘Veel zaken die te maken hebben met samenleven, zijn er altijd geweest’, staat in het tekstblok ‘Waarom is geschiedenis relevant?’. Er worden drie voorbeelden genoemd. Bedenk er nog drie. b In de tekst wordt de vraag gesteld waarom jij niet mag stemmen. Bedenk welke argumenten daar mogelijk aan ten grondslag liggen. Geef ook jullie (beargumenteerde) mening hierover. c Doe hetzelfde met de vraag: ‘Zijn er omstandigheden denkbaar waarin het goed is om oorlog te voeren?’ d De vragen die hierna volgen, zijn relevante vragen. Dat betekent dat ze ook voor jouw leven van belang zijn. Geef per vraag aan bij welk van de zeven bronnen je de vraag het beste vindt passen. 1 Wat zijn rechtvaardige straffen voor mensen die zich niet aan de wet houden? 2 Is het belangrijk om veel geld te besteden aan het behoud van historisch erfgoed?
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 11
Leerdoelen 1 2 3 4
5
Je kunt het verschil tussen het verleden en de geschiedenis uitleggen. Je weet met welke zaken je rekening moet houden als je bronnen gebruikt. Je kent de namen en de jaartallen van de vijf historische periodes en de tien tijdvakken. Je kunt met voorbeelden uitleggen wat wordt bedoeld met gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en kenmerkende aspecten. Je begrijpt waarom geschiedenis relevant is voor jou en voor de samenleving waarvan je deel uitmaakt.
24/06/19 10:29
1
Tijd van jagers en boeren tot 3000 v.Chr. 1 2 3
Kenmerkende aspecten
De levenswijze van jagers en verzamelaars. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
3000 v. Chr.
1 voor Chr.
Prehistorie
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 12
500 na Chr.
Oudheid
24/06/19 10:30
13
Oriëntatie
bron 1
Op het bovenste deel van een ceremoniële vaas is onder andere de godin Inanna afgebeeld. Gemaakt omstreeks 3200 v.Chr. in de stad Uruk in Mesopotamië.
Tempeleconomie
Uit: Herodotus, Historiën (omstreeks 450-420 v.Chr.).
bron 2
Akkad Jericho
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 13
he isc f rz ol Pe G
Gizeh Memphis
Beneden Egypte
MESOPOTAMIË EGYPTE
Thebes Boven Egypte
bron 3
1500
e Ze
Middeleeuwen
SOEMERIË Nippur Lagash Uruk Ur
de Ro
1000
ris
t
Middellandse Zee
jl
De vaas maakt duidelijk dat de samenleving in Uruk rond 3200 v.Chr. behoorlijk complex was. Er bestonden aanzienlijke machtsverschillen en ook de aard van de bezigheden verschilde sterk per persoon. Zo waren er boeren, priesters, bestuurders, maar ook voldoende ambachtslieden om tempels en paleizen te bouwen en die van kunstvoorwerpen te voorzien. In de eeuwen hiervoor was de samenleving in het Midden-Oosten gestaag en ingrijpend veranderd. Rondtrekkende jager-verzamelaars waren overgegaan op de landbouw. Sommige boerendorpen, zoals Uruk, groeiden uit tot grote steden. In een aantal gebieden, zoals Egypte en Mesopotamië, werden steden samengevoegd tot staten. Deze processen staan centraal in dit hoofdstuk.
Tig
AKKADISCHE RIJK Eu fra a
Ni
In 1933 vonden archeologen in het zuiden van Irak de scherven van wat ooit een grote vaas was. De stukken albast werden zorgvuldig weer aan elkaar gezet. Sommige stukjes ontbraken, maar desondanks was de oorspronkelijke afbeelding goed zichtbaar. Op de één meter hoge vaas stond de godin Inanna centraal. Achter haar staan twee gekromde stokken. Dit zijn tekens die haar naam vormen. Een naakte man brengt haar een offer. Lager op de vaas (niet zichtbaar op bron 1) zijn mannen te zien die schalen en manden met landbouwproducten dragen. Onderaan de vaas staan geiten, schapen en aren graan afgebeeld. Op de plek waar de scherven werden gevonden, in de stad Uruk, bevond zich ooit een omvangrijk tempelcomplex. Archeologen berekenden dat 15.000 arbeiders vijf jaar lang tien uur per dag hebben moeten werken om deze gebouwen neer te zetten. In de tempels werd Inanna vereerd. Voor de inwoners van Uruk was zij de belangrijkste godin, die macht had over de vruchtbaarheid en beschermster was van de graanschuur. De koning was de belangrijkste priester in de Inanna-cultus, waardoor we spreken van een priester-koning. Mogelijk is hij de naakte man op de vaas, die het offer brengt aan de godin. Tempels waren niet alleen de plek voor rituelen, maar ook het centrale punt waar de oogsten werden verzameld. Vanuit de tempel werd een deel daarvan door ambtenaren van de priester-koning herverdeeld onder de bevolking.
Over de bouw van de piramide van farao Cheops: ‘Cheops gaf alle Egyptenaren bevel voor hem te werken. Zo verplichtte hij hen om rotsblokken uit de groeven in de Arabische bergen te halen en die naar de Nijl te slepen. Anderen belastte hij die stenen op schepen naar de andere oever van de rivier te brengen en ze dan naar het Lybisch gebergte te sleuren. Er werd met 100 duizend man tegelijk gewerkt. Iedere groep werkte drie maanden. Men werkte tien jaar aan het aanleggen van een weg. Hierdoor raakte het volk totaal uitgeput. Volgens mij is dit werk niet veel minder zwaar geweest dan de bouw van de piramide zelf. Voor het bouwen van een piramide had men dan nog eens twintig jaar nodig.’
Abu Simbel
0
250
500 km
Het Midden-Oosten omstreeks 3000 v.Chr.
1600
1700
Vroegmoderne Tijd
1800
1900 1950
heden
Moderne Tijd
24/06/19 10:30
1.1 Van jager-verzamelaars naar boeren 1 2
bron 4
Kenmerkende aspecten
De levenswijze van jagers en verzamelaars. Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen.
De resten van een vuurplaats die ruim 14.000 jaar geleden werd aangelegd door jager-verzamelaars in het huidige Jordanië. Archeologen vonden hier de oudste resten van brood dat was gebakken van wilde granen.
Een sjamaan De vuurplaats waarvan de resten in bron 4 zijn te zien, is aangelegd door mensen die de Natufiërs worden genoemd. Zij leefden tussen 13.000 en 10.000 v.Chr. in het gebied waar tegenwoordig Israël, Jordanië en Libanon liggen. De Natufiërs kwamen aan hun voedsel door te jagen op wild en door eetbare planten en vruchten te verzamelen. Voor een groep mensen die leefde van jagen en verzamelen, zijn er van de Natufiërs uitzonderlijk veel archeologische vondsten gedaan. Er zijn restanten van woningen gevonden, en ook verschillen de graven, waarin resten van soms wel tientallen mensen lagen. Een bijzondere vondst betrof een graf waarin de resten van een vrouw lagen, vergezeld van 86 schildpadhuiden, de vleugel van een adelaar, een bot van een luipaard en een mensenvoet. Uit onderzoek van het skelet bleek dat de vrouw een vervormd bekken had. Waarschijnlijk kon ze daardoor niet rechtop lopen. Uit bronnen over andere vroege culturen blijkt dat mensen die gehandicapt waren soms de functie van sjamaan hadden, een persoon die in contact kon treden met de goden. In deze paragraaf staat de levenswijze centraal van mensen zoals de Natufiërs. Doordat zij geen schrift gebruikten,
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 14
moeten we met behulp van archeologische vondsten hun geschiedenis reconstrueren. Daarom zijn vondsten zoals de resten van het huis en het graf van de mysterieuze vrouw zo belangrijk.
De eerste mensen Ongeveer vijf miljoen jaar geleden trokken in Afrika mensapen uit de bossen en gingen op open vlaktes leven. Daar leerden ze rechtop te lopen, zodat ze hun omgeving goed konden over zien. Bovendien ging het lopen op twee benen sneller. Dat was belangrijk bij de jacht en in situaties waarin zelfverdediging nodig was. Ze maakten hun eigen werktuigen van steen. Deze zeer langzame ontwikkeling van soorten, waarbij aanpassing aan de omgeving een belangrijke rol speelt, heet evolutie. Wetenschappers gaven aan deze vroege mensen, die ongeveer twee miljoen jaar geleden leefden, de namen homo habilis (de handige mens) en homo erectus (de rechtopgaande mens). De eerste moderne mens, homo sapiens, ontstond omstreeks 250.0000 jaar geleden in Oost-Afrika. Ongeveer 43.000 jaar geleden verspreidde deze soort zich onder meer naar Europa. Daar leefde op dat moment ook al een andere vroege mensensoort: de Neanderthaler. Die was iets kleiner en
24/06/19 10:30
15
1.1 Van jager-verzamelaars naar boeren
Het klimaat was van grote invloed op de levenswijze van de jager-verzamelaars. Toen de eerste moderne mensen Europa binnentrokken, was er sprake van een ijstijd. Alleen in Centraal- en Zuid-Europa waren de omstandigheden enigszins leefbaar. Daar kon worden gejaagd op rendieren, herten en mammoeten. Jachtwerktuigen en gereedschappen maakten de jager-verzamelaars van dierenbotten en van vuursteen. Vanwege dat laatste wordt deze prehistorische periode het Paleolithicum genoemd. Dat betekent Oude Steentijd. 250
500 km
sche
Oc ea a
n
0
Atlanti
zwaarder gebouwd dan homo sapiens. Ongeveer 33.000 jaar geleden stierf de Neanderthaler uit. Er was een aantal essentiĂŤle verschillen tussen homo sapiens enerzijds en hun voorouders en andere diersoorten anderzijds. Ten eerste ontwikkelde homo sapiens een gesproken taal. Die was veel complexer dan de geluiden waarmee dieren met elkaar communiceren. Met die taal kon kennis met anderen worden gedeeld, bewaard, doorgegeven, gebruikt en uitgebreid. Dit noemen we collectief leren, iets wat dieren niet kunnen. Daarnaast ontwikkelden homo sapiens en de Neanderthalers het vermogen om op symbolische wijze te kunnen denken. Ze begroeven hun doden met grafgiften, voorwerpen die de dode in het hiernamaals van pas zouden kunnen komen. Dat waren niet alleen nuttige gebruiksvoorwerpen van vuursteen, maar ook sieraden. Deze grafgiften geven ons een idee van wat de vroege homo sapiens mooi vond en hoe hij dacht over de dood.
Middellandse Zee
uitbreiding van het landijs tijdens de laatste ijstijd vermoedelijk verloop van de kustlijn tijdens de laatste ijstijd huidige grenzen
bron 6
bron 5
In 2011 werden in Zuid-Spanje schelpen gevonden die zo’n 50 duizend jaar geleden zijn bewerkt door Neanderthalers. In de schelpen zijn gaatjes gemaakt en er zitten resten op van oker, een gele kleurstof. Waarschijnlijk werden ze als sieraad gebruikt.
Levenswijze van jager-verzamelaars De Neanderthalers en de eerste moderne mensen waren jager-verzamelaars. Ze leefden als nomaden in kleine groepen en waren voortdurend op zoek naar voedsel. Ze bouwden eenvoudige hutten of tenten als tijdelijke onderkomens. Vanuit deze kampen gingen ze op jacht en verzamelden ze planten, zaden, bessen en noten. Hoe meer natuurlijke voedselbronnen er beschikbaar waren, hoe groter de groepen konden zijn. Als de carrying capacity, de draagkracht van een gebied, onvoldoende was, bijvoorbeeld doordat er te veel mensen waren en te weinig voedselbronnen, kon dat ertoe leiden dat de groep wegtrok naar een ander gebied om daar te jagen en verzamelen. Uit antropologisch onderzoek weten we dat jager-verzamelaarsgroepen zich in dergelijke situaties ook wel opsplitsten.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 15
Europa tijdens de laatste ijstijd, die ongeveer 117.000 jaar geleden begon en 17.000 jaar geleden eindigde. De blauwe lijn geeft de uiterste omvang van de poolkap aan.
Neolithische revolutie Een van de grootste veranderingen in de prehistorie is de verandering van levenswijze. In toenemende mate werd landbouw het belangrijkste middel van bestaan in plaats van het jagen en verzamelen. Voor archeologen is het lastig te achterhalen waarom dit gebeurde. Waarschijnlijk speelde een combinatie van factoren een rol. De jager-verzamelaars ontwikkelden steeds meer kennis over wilde granen, de bevolking begon in sommige delen van het Midden-Oosten te groeien en veranderingen in het klimaat waren van invloed. Rond 20.000 v.Chr. werd het in het Midden-Oosten natter en warmer. Daardoor konden jager-verzamelaars voedsel in overvloed vinden. Rondtrekken was niet meer noodzakelijk. Er ontstonden dorpen waar enkele honderden mensen woonden. In andere delen van het Midden-Oosten en in Europa, waar de klimatologische omstandigheden minder gunstig waren, bleef men nomadisch leven. Rond 12.000 v.Chr. brak er weer een koudere en drogere periode aan. In het Midden-Oosten nam de overvloed aan
24/06/19 10:30
16
bron 7
1 Tijd van jagers en boeren
Muurdecoratie gemaakt omstreeks 2550 v.Chr. Rechts wordt een koe gemolken. Links wordt melk verwerkt tot andere producten.
wilde granen en dieren hierdoor af. In de Vruchtbare Halve Maan, het gebied waar tegenwoordig onder meer Israël, Syrië, Libanon, Turkije en Iran liggen, ontdekten mensen waar schijnlijk hoe zij zelf granen konden verbouwen. Volgens de meest recente archeologische inzichten was dat geen keuze, maar een noodzaak. De Natufiërs zaten namelijk in de val: het aantal mensen was sterk toegenomen en door de klimaats verandering waren er minder dieren en minder wilde granen dan voorheen. Het jagen en verzamelen leverde dus eenvoudigweg onvoldoende op. Behalve akkerbouw ontstond ook veeteelt. Mensen gingen dieren selecteren, temmen en fokken. Omdat de gevolgen van de ontdekking zo groot zijn, spreken we van de landbouwrevolutie of neolithische revolutie. Neolithisch betekent ‘Nieuwe Steentijd’ en dat is de benaming voor het deel van de prehistorie waarin landbouw het belangrijkste middel van bestaan was.
De landbouwsamenleving Rond 5000 v.Chr. voltrok de landbouwrevolutie zich ook in West-Europa. Sommige archeologen denken dat de landbouw er werd geïntroduceerd door mensen uit het Midden-Oosten. Doordat de landbouw in het Midden-Oosten meer voedsel opbracht dan het jagen en verzamelen, nam het aantal mensen er verder toe. Daardoor ontstond bevolkingsdruk en zijn sommige boeren naar Europa getrokken. Zij namen hun kennis over landbouw met zich mee. De overgang naar landbouw had grote gevolgen. Overal waar landbouw werd geïntroduceerd, veranderden de mensen hun levenswijze. Men ging sedentair leven: tijdelijke hutten maakten plaats voor stevige boerderijen. Er ontstonden kleine dorpen. Ook gebruikten boeren andere gebruiksvoorwerpen en werktuigen dan jager-verzamelaars. Behalve bijlen, messen, pijl- en speerpunten, maakten ze landbouwwerktuigen, zoals sikkels, ploegen en maalstenen. En ze maakten aardewerk: potten van gebakken klei, waarin bijvoorbeeld graan kon worden bewaard. Mensen die sedentair leven, kunnen meer bezittingen hebben dan nomaden. Bezit betekende aanzien en vaak ook macht. Maar van echt grote sociale verschillen was in de vroegste landbouwsamenlevingen nog geen sprake. Overigens ging men niet van de een op de andere dag volledig over op landbouw. Nog duizenden jaren bleven boeren hun
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 16
oogsten waarschijnlijk regelmatig aanvullen met jagen en verzamelen.
Opdrachten Oriëntatie opdracht 1
a Welke informatie kun je uit de kaart van bron 3 afleiden over het gebied waar Uruk lag? b Beredeneer wat men uit de vaas van bron 1 kan afleiden over: • het bestuur van Uruk; • de cultuur in Uruk; • de economie in Uruk. c De organisatie van de maatschappij in Uruk wordt wel omschreven als een tempeleconomie. Verklaar deze term.
opdracht 2
Gebruik bron 8. a Onder bron 1 staan de drie kenmerkende aspecten van de Tijd van jagers en boeren. Stel, je moet aan een leerling uit de brugklas uitleggen waarom de afbeeldingen op de vaas van Uruk passen bij elk van deze drie kenmerkende aspecten. De afbeelding is opgebouwd uit drie rijen (zie bron 8). Leg per rij uit bij welk kenmerkend aspect deze past en verwijs steeds naar de afbeelding. b Met welk van de drie kenmerkende aspecten heeft het deel van de vaas dat in bron 1 is afgebeeld, niets te maken?
opdracht 3 relevantie
a Zowel uit de Oriëntatietekst als uit bron 2 blijkt dat de staat verantwoordelijk is voor de bouw van een belangrijk gebouw. Noem deze twee verschillende gebouwen en beschrijf hun functies. b Bedenk welke middelen een staat nodig had om deze gebouwen te kunnen laten bouwen. c Tegenwoordig is de overheid ook verantwoordelijk voor grootschalige bouwprojecten. Noem verschillen en overeenkomsten tussen bouwprojecten in onze tijd en in de tijd van bron 1 en 2. Ga hierbij in op politieke, economische en culturele aspecten.
24/06/19 10:30
17
1.1 Van jager-verzamelaars naar boeren
b
c
Beredeneer of een grafveld waarin tientallen doden liggen, representatief is voor de levenswijze van jagerverzamelaars. Zoek online naar een andere archeologische vondst waarmee je de afwijkende levenswijze van de Natufiërs kunt aantonen, of juist kunt weerleggen.
opdracht 2 a
bron 8
Reconstructie van de volledige afbeeldingen op de vaas van Uruk.
opdracht 4 vaardigheid
a
b
Betrouwbaarheid van bronnen Gebruik bron 2. De Griekse historicus Herodotus had Egypte bezocht en beschreef de geschiedenis van dat land in zijn boek Historiën. Geef een argument voor en een argument tegen de betrouwbaarheid van dit fragment uit Historiën, wanneer je het wilt gebruiken voor een onderzoek naar farao Cheops. Kies een fragment dat door Herodotus wordt gepresenteerd als een feit. Zoek online een betrouwbare bron waarmee je kunt vaststellen of de informatie die Herodotus geeft juist is. Geef ook aan welke bron je hebt gebruikt en waarom je deze betrouwbaar acht.
b
c
Gebruik bron 9. Hoewel de hoeveelheid wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van evolutie enorm is, zijn er mensen die de juistheid ervan ontkennen. Volgens sommige van hen is de aarde en alles erop geschapen door een of meerdere goden. Deze mensen worden creationisten genoemd. Verklaar deze term. Leg uit welke mening de tekenaar van bron 9 heeft over Darwins ontdekkingen over evolutie. Verwijs in je antwoord naar twee beeldelementen uit de bron. Leg uit dat de opvatting van de tekenaar past bij de ideeën die de meeste mensen in de negentiende eeuw hadden.
Onthouden: 3a Begrijpen: 1a, 1c, 2b, 3b Toepassen: 2a Analyseren: 1b, 3c, 4a Evalueren: 4b
1.1
Opdrachten
opdracht 1 vaardigheid a
Representativiteit van bronnen Een archeoloog zegt: ‘De archeologische vondsten die we toeschrijven aan Natufiërs zijn in sommige opzichten representatief voor de levenswijze die bij jagerverzamelaars hoort en in sommige opzichten juist niet.’ Ondersteun de juistheid van de uitspraak door van beide soorten vondsten een voorbeeld te geven.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 17
bron 9
De huilende gorilla zegt: ‘Die man daar beweert dat hij een van mijn nakomelingen is.’ De man in het midden (Bergh, een man die opkwam voor dierenrechten) antwoordt daarop: ‘Meneer Darwin, hoe kunt u hem zo beledigen!’. Illustratie uit 1871.
opdracht 3
Gebruik bron 5. Beredeneer in hoeverre Neanderthalers en de vroege homo sapiens vergelijkbaar zijn. Doe dat door: • aan bron 5 een overeenkomst tussen beide vroege mensensoorten te ontlenen; • aan de tekst twee andere overeenkomsten te ontlenen; • aan de tekst een verschil te ontlenen.
24/06/19 10:30
18
1 Tijd van jagers en boeren
opdracht 4
Gebruik bron 6. a Geef, met een verwijzing naar de bron, een verklaring waarom er in Nederland relatief weinig voorwerpen van jager-verzamelaars worden gevonden. b Bedenk nog twee andere verklaringen voor het feit dat er van jager-verzamelaars weinig sporen zijn aangetroffen.
c Leg uit waarom de naam ‘Hoofdman’ niet goed past bij de levenswijze van de mensen van de Swifterbantcultuur. d In hoeverre vind je de ‘Hoofdman’ vergelijkbaar met de sjamaan uit de inleiding van deze paragraaf?
opdracht 7 relevantie
De levenswijze van mensen had en heeft veel invloed op de omgeving waarin zij leven. Bedenk welke blijvende gevolgen mensen in de hierna genoemde perioden voor hun omgeving veroorzaakten. 1 De jager-verzamelaars in de prehistorie. 2 De eerste boeren in de prehistorie. 3 De handelaren in de late Middeleeuwen. 4 De ontdekkingsreizigers in de Vroegmoderne Tijd. 5 De ondernemers en fabrikanten in de negentiende eeuw. 6 De strijdende partijen tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
opdracht 5 relevantie – vaardigheid
Gevolgen, standplaatsgebondenheid a Archeologen vragen zich af of de overgang naar de landbouw gezien kan worden als een keuze of noodzaak. Beargumenteer waarom het volgens de meest recente theorie gaat om noodzaak. b Er zijn wetenschappers die de overgang naar de landbouw de grootste fout uit de geschiedenis van de mensheid noemen. Bedenk drie gevolgen van de neolithische revolutie die zij in hun betoog zullen gebruiken om dit standpunt te onderbouwen. c Volgens anderen was de overgang naar de landbouw juist een hoogtepunt in de menselijke geschiedenis. Bedenk ook voor dit standpunt een argument.
bron 10
Skelet van een volwassen man. Om de schedel werd een sieraad van barnsteen aangetroffen. Ook lag er een stenen hangertje in zijn graf.
opdracht 6
Gebruik bron 6 en 10. Enkele aanvullende gegevens bij bron 10 over een archeologisch onderzoek in Swifterbant (Flevoland): • In een grafveldje lagen skeletten van meerdere mensen. • De doden waren allemaal met gestrekte rug begraven. • Er lagen mannen, vrouwen en kinderen in dit grafveld. • Er bevonden zich geen grafgiften in de graven, uitgezonderd in het graf van één man en één vrouw. • In de omgeving werden grondsporen gevonden van palen die de constructie vormden van vier boerderijen. Door dit onderzoek wordt er gesproken over de Swifterbantcultuur. a Leg uit dat de plek van de opgraving opmerkelijk is, maar met behulp van bron 6 wel verklaarbaar. b Het skelet uit bron 10 kreeg de naam ‘Hoofdman’. Verklaar deze naam met behulp van de archeologische vondsten.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 18
opdracht 8 actieve werkvorm
Voer in tweetallen een onderzoek uit naar jullie woonomgeving in de prehistorie. De website www.archeologieopdekaart.nl kan je daarbij op weg helpen, net als een plaatselijk museum. Kies samen twee prehistorische voorwerpen die in jullie woonomgeving zijn gevonden. Zorg voor afbeeldingen ervan. Schrijf bij elke afbeelding een tekst van tachtig tot honderd woorden, waaruit duidelijk wordt: • wat het voorwerp is en hoe oud het is; • wanneer, waar en door wie het voorwerp is gevonden (als dat bekend is); • welke kenmerken van de levenswijze van jager-verzamelaars of van boeren met het voorwerp kunnen worden geïllustreerd.
opdracht 9 samenvatting
Gebruik bron 7. a In hoeverre vind je ‘neolithische revolutie’ een juist gekozen benaming voor de overgang naar de landbouw? Geef zowel een argument voor als een argument tegen. b Sommige archeologen spreken liever van ‘sedentaire revolutie’ dan van ‘neolithische revolutie’ om het belangrijkste keerpunt in de prehistorie aan te geven. Leg uit wat deze twee benamingen met elkaar te maken hebben. c Bron 7 is een onderdeel van een decoratie in een tempel. Geef twee redenen waarom bron 7 past bij de gevolgen van de neolithische revolutie. Begrijpen: 2a, 2c,4a, 5a, 5b, 5c, 6c, 9b Toepassen: 1a, 3, 4b, 7, 9c Analyseren: 1b, 2b, 6a, 6b Evalueren: 1c, 6d, 9a Creëren: 8
24/06/19 10:30
1.2
Dorpen en stadstaten 2 3
bron 11
Kenmerkende aspecten
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
De Soemerische koningslijst, opgesteld in spijkerschrift, werd in de loop van de geschiedenis veel gekopieerd. Dit exemplaar is twintig centimeter hoog en gemaakt omstreeks 1800 v.Chr.
Koning Alulim regeerde 28.800 jaar In de Soemerische koningslijst worden alle heersers genoemd die over de steden in het gebied tussen de rivieren Eufraat en Tigris hebben geregeerd. Volgens de opsteller van de lijst werden de koningen vanuit de hemel naar de aarde gezonden. De eerste koning, Alulim, zou dankzij steun van de goden maar liefst 28.800 jaar hebben geregeerd. Dat klinkt niet erg aannemelijk. De eerste personen wiens namen op de koningslijst staan, worden dan ook beschouwd als mythische figuren. Waarschijnlijk hebben ze niet echt bestaan. Archeologen hebben van hen dan ook geen sporen terug gevonden. Verderop in de lijst worden namen genoemd van koningen van wie we wel kunnen bewijzen dat ze hebben bestaan. Maar of de bijzonderheden over hun bewind, die de schrijver vaak kort vermeldt, kloppen, kan soms worden betwijfeld.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 19
Ondanks dat niet alle gegevens aantoonbaar juist zijn, is het ontstaan van het schrift van groot belang voor onze kennis over de levenswijze in de eerste stedelijke gemeenschappen. Na de uitvinding van het spijkerschrift omstreeks 3100 v.Chr. nam het gebruik ervan voor verschillende doeleinden snel toe. Alleen al uit de tijd van koning Shulgi van de stad Ur (20942047 v.Chr.) hebben archeologen tienduizenden kleitabletten teruggevonden. Doordat we het spijkerschrift kunnen ontcijferen, weten we hierdoor veel over de economie, religie, normen en waarden, en het bestuur in Ur. Omstreeks 3000 v.Chr. leefden mensen in Noord-Europa in kleine boerengemeenschappen. Gelijktijdig ontstonden in het Midden-Oosten de eerste grote steden. In deze paragraaf worden deze twee verschillende soorten samenlevingen besproken en met elkaar vergeleken.
24/06/19 10:30
20
1 Tijd van jagers en boeren
Prehistorische culturen Langzaam verspreidde de kennis over de landbouw zich. Rond 5300 v.Chr. vestigden zich op het grondgebied van het huidige Nederland de eerste boeren, in het zuiden van Limburg. Doordat er geen schrift werd gebruikt, zijn de benamingen voor deze boerensamenlevingen later bedacht. Deze culturen zijn vaak vernoemd naar de plek waar ze leefden (zoals de Swifterbantcultuur), of naar bijzondere voorwerpen die ze maakten. Zo noemen we de eerste boeren in Nederland de Bandkeramiekcultuur, vernoemd naar de versieringen op hun aardewerk. Omstreeks 4900 v.Chr. verlieten de boeren van de Bandkeramiekcultuur hun nederzettingen. Waarom ze dat deden en waar ze zijn gebleven, is onbekend. Pas omstreeks 3000 v.Chr. ontstonden er in het noorden van Nederland, Denemarken, Noord-Duitsland en Zuid-Zweden nieuwe landbouwnederzettingen. Deze werden bewoond door boeren van de Trechterbekercultuur. Dit zijn de mensen die grote grafmonumenten van zwerfstenen bouwden: de hunebedden. Ook elders in Europa kwamen landbouwsamenlevingen voor.
Eufraat, Tigris en Nijl De samenleving ontwikkelde zich in het Midden-Oosten anders dan in Noord-Europa. Rond 7000 v.Chr. waren in het westen van de Vruchtbare Halve Maan overal dorpen
bron 12
ontstaan. Dankzij regenval en vruchtbare grond konden er gewassen worden verbouwd. Tussen 6000 en 5000 v.Chr. was de bevolking zodanig in omvang toegenomen, dat een deel van de boeren wegtrok naar streken rondom de rivieren Eufraat, Tigris en Nijl. Daar viel aanzienlijk minder regen en boeren waren dus aanwezen op rivierwater. Door kanalen te graven, konden ze dit naar hun akkers brengen. Bovendien kon bij overstromingen het overtollige water worden opgevangen achter dammetjes. Dit systeem van irrigatie landbouw zorgde voor grotere oogsten dan in gebieden waar boeren voor het water afhankelijk waren van regen. Tussen de Eufraat en de Tigris enerzijds en de Nijl anderzijds bestond een belangrijk verschil. De Nijl trad elke zomer buiten haar oevers. Dan waren de akkers leeg, want er werd in het voorjaar geoogst. De overstroming zorgde voor een laagje vruchtbaar slib op de akkers. Als het water weer was teruggetrokken, kon er worden gezaaid. De Eufraat en de Tigris overstroomden in het voorjaar, wanneer de akkers nog vol stonden met gewassen. Hier moesten de boeren het overtollige water juist tegenhouden. Voor het opbouwen en onderhouden van een irrigatiesysteem moesten boeren goed samenwerken. Boeren die steeds een rijkere oogst binnenhaalden dan de anderen, kregen meer aanzien en macht en werden na verloop van tijd leiders. Ze hadden vaak ook de leiding over het irrigatiesysteem. Hieruit is het koningschap ontstaan.
Het hunebed bij Schoonoord in Drenthe werd in 1959 door archeologen gereconstrueerd. Met stenen van een ander hunebed probeerde men zoveel mogelijk het oorspronkelijke uiterlijk terug te brengen.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 20
24/06/19 10:30
21
1.2 Dorpen en stadstaten
Stadstaten Dankzij de succesvolle irrigatielandbouw groeide de bevolkingsomvang. Enkele tientallen dorpen in Mesopotamië en Egypte waren rond 3500 v.Chr. uitgegroeid tot steden met tienduizenden inwoners. Enkele daarvan gingen het omringende platteland en kleinere nederzettingen over heersen. Dan spreken we van stadstaten. Stedelijke gemeenschappen hadden een aantal kenmerken. De meerderheid van de stadsbevolking was boer. Daarin waren wel specialisaties ontstaan. Sommige boeren bewerkten de akkers, anderen waren herder. Daarnaast werd er gevist en ook nog gejaagd. De landbouwopbrengst was zo groot dat een deel ervan kon worden gebruikt om mensen te voeden die zelf geen voedsel produceerden. Deze mensen konden zich specialiseren in andere bezigheden, zoals het produceren van gereedschappen, of het bouwen van huizen. Zo ontstonden beroepen. Kenmerkend voor de steden is de vervaardiging van hoogwaardige kunstvoorwerpen enerzijds en het bestaan van massaproductie anderzijds. De stad kende veel monumentale bouwwerken, zoals paleizen en tempels. De samenleving in een stadstaat was hiërarchisch opgebouwd. Onderaan stonden de slaven, vaak krijgsgevangenen. Daarboven kwamen de boeren. Daar weer boven stonden de ambachtslieden en soldaten. Daarna kwamen de priesters. In de meeste stadstaten geloofde men in meerdere goden. We noemen dat polytheïsme. Priesters zorgden voor het brengen van offers aan de goden en voor het uitvoeren van andere rituelen. Helemaal bovenaan in de hiërarchie stond de koninklijke familie. De koning was opperbevelhebber van het leger, opperrechter en bestuurder, maar ook de belangrijkste priester. In veel stedelijke culturen geloofde men dat de koning met de goden kon communiceren, of zelfs dat hij zelf een god was.
Om in teksten gebeurtenissen te dateren, werd er in veel steden in Mesopotamië gewerkt met jaarnamen. Dat zijn omschrijvingen over bijzondere gebeurtenissen die onder de verantwoordelijkheid van de koning plaatsvonden. Een overzicht van de gebruikte jaarnamen tijdens het bewind van Ur-Nammu, koning van Ur (2112-2090 v.Chr.): ‘Jaar waarin Ur-Nammu koning van het land werd. Jaar waarin Ur-Nammu rechtvaardigheid in het land bracht. Jaar waarin de zoon van Ur-Nammu op aanwijzing van de goden werd aangesteld als priester. Jaar waarin Ur-Nammu de stadsmuren van Ur liet bouwen. Jaar waarin Ur-Nammu koning van Nippur werd. Jaar waarin het kanaal van A-Nintu werd gegraven. Jaar waarin Gutium werd verwoest. Jaar waarin de god Lugal een plek kreeg in de ziggoerat. Jaar waarin Shulgi koning werd.’ Uit: Website van het Cuneiform Digital Library Initiative, University of California (2016).
bron 13
Spijkerschrift en hiërogliefen De samenleving in de stadstaten was zodanig complex dat het lastig werd om alle belangrijke zaken mondeling door te geven en te onthouden. Het schrift bood een oplossing voor dit probleem. De vroegste schriften waren karakterschriften. Die bestonden uit herkenbare afbeeldingen. Een tekening van een brood betekende dus brood. Later ontstonden syllabische schriften, waarin een teken stond voor een bepaalde klank, vaak een lettergreep. Daarmee konden woorden en zinnen worden gemaakt. Hierdoor kon het voor heel veel zaken worden gebruikt, zoals handelsafspraken, het opstellen van wetten, of het registreren van belastingopbrengsten. Het schrift dat in Mesopotamië ontstond, noemen we spijkerschrift, naar de vorm van de tekens, die werden ingekrast in vochtige kleitabletten. Toen het spijkerschrift nog een karakterschrift was, gebeurde dat met een stukje riet. Later, toen het tot een syllabisch schrift was geëvolueerd,
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 21
bron 14
In 1799 vonden Franse soldaten in Egypte de Steen van Rosetta. Op de steen staat drie keer dezelfde tekst: in hiërogliefenschrift, in demotisch schrift (een variant op de hiërogliefen) en in het oud-Grieks. Omdat men dit laatste schrift kon lezen, vormde het de sleutel tot het ontcijferen van het hiërogliefenschrift.
24/06/19 10:30
22
1 Tijd van jagers en boeren
gebruikten schrijvers een scherp pennetje. Vermoedelijk kon maar een klein deel van de bevolking lezen en schrijven. Dat zorgde ervoor dat schrijvers veel aanzien hadden. Bijna gelijktijdig met het spijkerschrift ontstond in Egypte het hiërogliefenschrift. Ook dat was aanvankelijk een karakterschrift. Later veranderden de hiërogliefen geleidelijk in abstractere symbolen die sneller met pen en inkt konden worden opgeschreven. Na verloop van tijd werden zowel het spijkerschrift als de hiërogliefen niet meer gebruikt. De kennis van de talen verdween. In de negentiende eeuw kwamen archeologie en geschiedenis op als wetenschappen en lukte het onderzoekers om de betekenis van de meeste schrifttekens te achterhalen.
1.2
bron 15
Archeologen vonden bij een opgraving in Duitsland kleursporen in de grond, afkomstig van een boerderij van de Trechterbekercultuur.
bron 16
Op basis van de opgravingen in Duitsland werd voor het Hunebedcentrum in Borger (Drenthe) een reconstructie van een boerderij met interieur van de hunebedbouwers gemaakt.
Opdrachten
opdracht 1 relevantie – vaardigheid
Standplaatsgebondenheid Veel hunebedden zijn rijksmonumenten. Dat betekent dat de overheid deze bouwwerken beschermt. a Beredeneer welk nut het voor de Nederlandse samenleving heeft om hunebedden te bestempelen als rijksmonument. b Over sommige monumenten worden discussies gevoerd waaruit blijkt dat de publieke opinie verdeeld is over de vraag of het betreffende monument nog wel in stand moet worden gehouden. Zoek online twee voorbeelden in Nederland. Geef per voorbeeld de belangrijkste argumenten voor en tegen het behoud ervan. Verwoord ook je eigen standpunt. c Leg uit waarom er over de monumentale status en het behoud van hunebedden geen discussies zijn.
opdracht 2
Gebruik bron 12, 15 en 16. Bij reconstructies van prehistorische bouwwerken bestaat het probleem dat veel sporen uit die tijd verloren zijn gegaan. Van veel zaken kunnen we dus niet met zekerheid vaststellen hoe het is geweest. a Noem met behulp van bron 15 en 16 een onderdeel van de reconstructie van de boerderij dat zeker juist is. Noem ook drie onderdelen waarvan niet zeker is of ze juist zijn. Leg je antwoorden uit. b De archeologen die het hunebed bij Schoonoord wilden reconstrueren (bron 12), kregen veel kritiek. Bedenk twee argumenten van hun tegenstanders en geef tevens de mogelijke inhoudelijke reacties van de archeologen op deze kritiek. c Wat vind je: moeten hunebedden weer in oorspronkelijke staat worden teruggebracht? Beargumenteer je standpunt.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 22
opdracht 3 vaardigheid
Oorzaken, gevolgen Zowel in Mesopotamië als in Egypte maakten de boeren gebruik van irrigatielandbouw. a Er zit verschil tussen de redenen voor het toepassen van irrigatielandbouw in Mesopotamië en Egypte. Leg dit uit.
24/06/19 10:30
23
1.2 Dorpen en stadstaten
b
Welke overeenkomsten zijn er tussen Mesopotamië en Egypte als je kijkt naar de gevolgen van het toepassen van irrigatielandbouw?
opdracht 4 vaardigheid
a
b
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van bronnen, bron en vraagstelling Gebruik bron 11 en 13. Stel, je wilt onderzoek doen naar de manier waarop koningen over de stadstaten in Mesopotamië regeerden. Je twijfelt of bron 11 en 13 bruikbaar zijn voor je onderzoek, vanwege de betrouwbaarheid van de informatie die zij bieden over het koningschap. Leg dit uit. Bedenk een onderzoeksvraag bij het onderzoeksonderwerp waarvoor bron 11 en 13 wel betrouwbare en bruikbare informatie opleveren.
b
Beredeneer welke kenmerken van stedelijke gemeenschappen je op de plattegrond kunt terugzien en geef ze (bijvoorbeeld met een kleur) erop aan als dat mogelijk is. c Zoek afbeeldingen van archeologische vondsten of reconstructietekeningen die bij de kenmerken passen. Plak ze op het A2-papier en schrijf er bijschriften bij. d Beschrijf in een informatietekst van maximaal twintig regels de hoofdlijnen van de geschiedenis van deze stad vanaf de prehistorie tot heden.
opdracht 5
Gebruik bron 8 en 14. Leg uit of uit bron 8 blijkt dat er omstreeks 3200 v.Chr. in Uruk sprake was van een syllabisch schrift of van een karakterschrift. b Overal waar dorpen uitgroeiden tot steden, ontstond het schrift. Verklaar dit verschijnsel. c Leg uit welke overeenkomsten er bestonden tussen de schriftsoorten die in Mesopotamië en Egypte werden gebruikt. d Leg uit waarom, ondanks het feit dat men teksten uit Mesopotamië en Egypte terugvindt, onderzoek naar primaire ongeschreven bronnen uit deze gebieden noodzakelijk blijft. e Zoek online informatie over de manier waarop Rawlinson het spijkerschrift ontcijferde. Vergelijk die informatie met bron 14. Welke overeenkomst zie je? a
opdracht 6
a b
Gebruik bron 1, 8 en 17. In een museum wordt een expositie georganiseerd over de tijd van jager-verzamelaars, boerensamenlevingen en vroege stedelijke gemeenschappen. Elk onderwerp krijgt een eigen zaal. Leg met drie argumenten uit in welke zaal het object uit bron 17 wordt geplaatst. Beargumenteer of bron 1 (en dus ook bron 8) in dezelfde zaal hoort als bron 17.
opdracht 7 actieve werkvorm a
Gebruik bron 3. Werk in een tweetal. Kies uit bron 3 een stedelijke gemeenschap. Zoek online of in een boek een plattegrond van de oorspronkelijke stad. Print of kopieer deze op een vel A4-papier en plak hem vervolgens in het midden van een vel A2-papier.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 23
bron 17
De codex van Hammurabi, omstreeks 1780 v.Chr. Op deze steen staan in spijkerschrift wetten die golden in de stad Babylon. Bovenaan is een afbeelding van koning Hammurabi te zien. Hij krijgt van de god Shamash, zittend op een troon, symbolen overhandigd die verwijzen naar macht.
opdracht 8 samenvatting
Gebruik bron 11 en 13. Leg uit dat je bron 11 en 13 kunt gebruiken om: • de langetermijngevolgen van de neolithische revolutie te illustreren; • de kenmerken van een stedelijke gemeenschap te illustreren. Begrijpen: 1a, 3a, 5a, 5b, 5c, 5d Toepassen: 2b, 6a, 6b, 7a, 7b, 8 Aalyseren: 1c, 2a, 3b, 4a, 5e Evalueren: 1b, 2c, 4b Creëren: 7c, 7d
24/06/19 10:30
1.3
De eerste staten 2 3
bron 18
Kenmerkende aspecten
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
De trappiramide van farao Djoser, gebouwd tussen 2650 en 2620 v.Chr.
Trappiramide Farao Djoser beschikte over veel ambtenaren. Die waren onmisbaar bij het bestuur. Van al deze dienaren van de farao was Imhotep de machtigste. Hij had verschillende titels waaronder ‘Eerste Dienaar des Konings’ en ‘Koninklijke Zegelbewaarder’. Ook is Imhotep van alle ambtenaren het bekendst geworden, onder meer doordat hij waarschijnlijk degene was die de graftombe voor de farao ontwierp. Aanvankelijk begon hij met een rechthoekige ondergrondse grafkamer, waar een offerkapel bovenop werd geplaatst. Maar Imhotep besloot af te wijken van deze traditionele grafvorm. Hij liet de eerste offerkapel vergroten en plaatste er nog vijf bovenop. Zo ontstond de eerste piramide in de vorm van een trap. Hierlangs kon de ziel van de farao naar het hiernamaals opstijgen. De piramidevorm zou nog eeuwenlang toegepast worden in grafmonumenten. Imhotep zou dankzij deze vondst door latere generaties Egyptenaren worden vereerd als god van de bouwkunst en wiskunde. De mummie van Djoser werd bijgezet in een ondergrondse granieten grafkamer die na de begrafenis werd geblokkeerd met een duizenden kilo’s zware steen. Blijkbaar had de farao zoveel macht dat hij voldoende middelen kon mobiliseren voor de bouw van dit enorme
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 24
grafmonument. Ook in Mesopotamië heersten machtige koningen. In deze paragraaf wordt beschreven hoe deze situatie is ontstaan.
Staatsvorming In sommige delen van het Midden-Oosten gingen stadstaten samenwerken. Dat gebeurde soms vrijwillig, maar vaak ook onder dwingende leiding van een machtige stad. Zo ontstonden er grotere aaneengesloten gebieden die onder leiding van een koning stonden. We spreken dan niet meer van een stadstaat, maar van een staat. De koning van een staat streefde ernaar om wetten en regels in te stellen die voor alle inwoners en in alle delen van de staat golden. In Mesopotamië voltrok zich vanaf 3000 v.Chr. een proces van staatsvorming. Grote stadstaten betwistten elkaar de macht. Gedurende enkele eeuwen hadden de koningen van de stadstaat Babylon zoveel macht dat ze feitelijk over vrijwel heel Mesopotamië heersten. De macht van de staat Babylon kwam onder druk te staan toen de stad Assur aan invloed won. Na verloop van tijd verdrong Assur Babylon als belangrijkste machtsfactor: het Assyrische Rijk ontstond. Deze staat stond onder leiding van koningen die steeds wisselend steden uitkozen als hoofdstad. Nineveh is daarvan de bekendste. Zo wisselden staten elkaar af; als een staat aan
24/06/19 10:30
25
1.3 De eerste staten
macht verloor, bood dat een andere staat de mogelijkheid tot het versterken van haar machtspositie. Ook in Egypte ontstond een staat. In het zuiden van Egypte waren de steden onder leiding komen te staan van koning Narmer. Rond 3000 v.Chr. veroverde Narmer ook de steden in het noorden van Egypte. Zo bracht hij een groot rijk bijeen. De leider droeg de titel farao. Hij werd daarnaast ‘Heerser van Boven- en Beneden-Egypte’ genoemd, wat verwees naar de twee delen waaruit de Egyptische staat was voortgekomen.
• Propaganda. De meeste mensen zagen hun koning of farao nooit in levenden lijve. Daarom werden er door het hele rijk standbeelden en wandversieringen geplaatst die hem uitbeeldden. Dat diende als propaganda. Ook van de meeste voorgangers bleven deze beelden staan. De nieuwe heerser kon ze gebruiken om er mee aan te tonen dat hij afstamde van grote heersers uit het verleden en dat hij op hen leek.
‘Sterke stier, handhaver van de orde. Beschermer van Egypte, veroveraar van de omliggende landen. Rijk in jaren, groot in successen. Koning van Boven- en Beneden-Egypte, aangewezen door de god Ra. Zoon van de zonnegod Ra, geliefd door de god Amon.’ Uit: Tekst op de sokkels van standbeelden van farao Ramses II (omstreeks 1270 v.Chr.).
bron 20
bron 19
Het Palet van Narmer uit ongeveer 3000 v.Chr. verbeeldt de eenwording van de Egyptische staat.
Machtige heersers De inwoners van de Egyptische en Mesopotamische staten dienden bevelen van hun farao of koning blindelings op te volgen. Maar de koningen en farao’s kregen niet vanzelf zo’n sterke machtspositie. Hun macht was gebaseerd op vier pijlers: • De ambtenarij en het leger. Bij het besturen van het rijk konden farao’s en koningen rekenen op de hulp van ambtenaren die zorgden dat wetten werden uitgevoerd. De farao en de koning waren ook opperbevelhebber van het leger, dat kon worden ingezet om buitenlandse vijanden te verslaan, maar ook om binnenlandse opstanden te onderdrukken. • Het belastingsysteem. Om de ambtenaren en het leger te kunnen financieren, moesten de inwoners belasting betalen. De schatkist moest ook gevuld zijn om grote bouwwerken te kunnen betalen, die in opdracht van de koning werden gerealiseerd. • Goddelijke legitimering. De farao werd gezien als de zoon van de zonnegod Ra. Doordat hij goddelijk was, kon hij optreden als bemiddelaar tussen gewone Egyptenaren en de goden. Daarom geloofden de Egyptenaren dat de farao invloed kon uitoefenen op de omvang van oogsten en op andere natuurverschijnselen. Ook sommige Mesopotamische koningen werden als goddelijk beschouwd.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 25
bron 21
In opdracht van farao Ramses II (1279-1213 v.Chr.) werden in het zuiden van Egypte twee imposante tempels uit de rotsen gehakt. In de tempels werden verschillende goden en de farao zelf aanbeden. Beide tempels waren vlak bij de grens van het rijk geplaatst, om buitenlandse heersers te imponeren.
Leven en dood In Mesopotamië en Egypte speelde religie een belangrijke rol. Elke god symboliseerde een bepaald natuurverschijnsel. Zo was er een god voor de dood, een god voor overstromingen en een god voor zwangerschappen. Mesopotamische goden leken op een diersoort, zoals een koe of een uil. Egyptische goden hadden vaak dierlijke en menselijke elementen in hun uiterlijk. De god Sobek had bijvoorbeeld een krokodillenkop op een menselijk lichaam. In tempels, die werden beheerd door priesters, stonden beelden van de goden. Daar werden ze vereerd, onder andere door het brengen van offers en het
24/06/19 10:30
26
1 Tijd van jagers en boeren
verrichten van rituelen. Zo hoopte men natuurverschijnselen te kunnen beïnvloeden. Men geloofde dat het leven na de dood doorging in het hiernamaals. Het beeld dat de Egyptenaren daarvan hadden was veel positiever dan dat van de mensen in Mesopotamië. Die dachten namelijk dat het hiernamaals een duistere onderwereld was. De Egyptenaren stelden zich het hiernamaals juist voor als een paradijs. De ziel van de overledene had het daar goed, maar moest wel elke dag terugkeren naar het lichaam op aarde. Daar kon deze dankzij offers (zoals voedsel) aansterken, om vervolgens weer naar het dodenrijk te kunnen afreizen. Het was zeer belangrijk dat het lichaam van de dode goed bewaard bleef, want anders kon de ziel niet aansterken. Daarom besteedden Egyptenaren veel aandacht aan de verzorging van doden. Lichamen werden gemummificeerd en bijgezet in versierde sarcofagen en graftombes. Hoe rijker men was, hoe uitgebreider de zorg voor de doden. Die zorg werd door de elite vaak uitbesteed aan priesters. Gewone Egyptenaren brachten de offers zelf. Iemand met veel aanzien kreeg veel meer grafgiften mee dan een gewone Egyptenaar. Sommige farao’s werden begraven in een piramide, terwijl een overleden boer een eenvoudige rustplaats kreeg in een kuil in de woestijn.
1.3
Opdrachten
opdracht 1 relevantie
Gebruik bron 13 en 18. a Leg uit dat beide bronnen zijn bedoeld als propaganda voor de koning. b Ook in onze tijd wordt propaganda gemaakt. Die propaganda draait vaker om politici dan om het staatshoofd van Nederland. Beredeneer waarom dat is. c Als je propaganda uit onze tijd vergelijkt met propaganda uit het oude Egypte, zie je dan vooral overeenkomsten, of juist vooral verschillen als je kijkt naar: • de onderwerpen waarvoor propaganda wordt gemaakt; • de manieren waarop propaganda wordt gemaakt.
opdracht 2
Gebruik bron 2 en 18. De Egyptoloog Toby Wilkinson schreef in 2010 over piramides: ‘De monumenten waren niet slechts symbolen van het koninklijk gezag in het hele land. Het waren ook praktische instrumenten van die macht.’ Leg uit: • dat een piramide kan worden gezien als een symbool van het koninklijk gezag; • dat een piramide kan worden gezien als een praktisch instrument van die macht.
opdracht 3
Gebruik bron 19. Verwijs naar twee elementen, een van elke kant van het palet, om aan te tonen dat de afbeelding aansluit bij het staatsvormingsproces in Egypte.
opdracht 4 vaardigheid
bron 22
In de stad Ur verrees rond 3000 v.Chr. een tempel waar de godin Inanna werd vereerd. De koning was getrouwd met de belangrijkste Inanna-priesteres. Rond 2100 v.Chr. liet koning Ur-Nammu op de plek van de tempel een ziggoerat bouwen. De vorm van het gebouw symboliseerde het contact tussen de hemel en aarde.
bron 23
Wandschildering over de begrafenis van de vizier Ramose.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 26
Standplaatsgebondenheid a Zoek online naar informatie over farao Achnaton. Deze farao had aanvankelijk een andere naam, namelijk Amenhotep. Die naam betekent ‘Amon is tevreden’. Zijn latere naam Achnaton betekent ‘dienaar van Aton’. Leg uit dat deze naamsverandering te maken had met een belangrijke godsdienstige verandering tijdens het bewind van deze farao. b Geschiedschrijvers in het oude Egypte hebben lijsten gemaakt van farao’s die ooit hebben geregeerd. Verklaar waarom Narmer in deze lijsten altijd wordt genoemd, terwijl Achnaton vaak ontbreekt.
24/06/19 10:30
27
1.3 De eerste staten
opdracht 5 vaardigheid
Continuïteit en verandering Gebruik bron 20 en 21. Enkele gegevens over farao Toetanchamon: • Hij was de opvolger van farao Achnaton. • In zijn eerste regeringsjaar heette hij ‘Toetanchaton’ wat ‘levend beeld van Aton’ betekent. • In zijn tweede regeringsjaar veranderde hij zijn naam in ‘Toetanchamon’ wat ‘levend beeld van Amon’ betekent. • Een van de opvolgers van Toetanchamon droeg de titel ‘Meryamon’ wat ‘geliefd door Amon’ betekent. Sommigen noemen de hervormingen van Achnaton een revolutie. Vind jij deze typering terecht? Gebruik in je antwoord de woorden continuïteit en verandering, en korte termijn en lange termijn. Verwijs naar elementen uit de informatie over Toetanchamon, en bron 20 en 21.
opdracht 6
Gebruik bron 17, 20 en 21. Maak met een verwijzing naar een element uit elke bron afzonderlijk duidelijk waarom deze bronnen passen bij het begrip ‘staat’.
opdracht 7 a b c d
Gebruik bron 17, 18 en 21. Leg uit welke pijler(s) van de macht van de farao je kunt koppelen aan bron 18. Leg uit welke pijler(s) van de macht van de farao je kunt koppelen aan bron 21. Leg uit welke pijler(s) van de macht van koning Hammurabi je kunt koppelen aan bron 17. Vergelijk de Egyptische staat met de politieke situatie in Mesopotamië. Beschrijf een verschil.
opdracht 8 a
b
c
d
Gebruik bron 22 en 23. Verreweg de meeste archeologische vondsten uit het oude Egypte hebben iets te maken met religie of met de dood. Geef daarvoor een verklaring. Vaak worden ziggoerats en piramides gezien als hetzelfde type gebouw. Leg met een verwijzing naar de symboliek uit dat dit deels juist is. Leg vervolgens met een verwijzing naar de functie uit dat van een volledige overeenkomst geen sprake is. Leg uit of bron 23 geschikt is om te gebruiken voor een onderzoek naar de manier waarop de Egyptenaren omgingen met hun doden. Geef een argument voor en een argument tegen. Verklaar waarom we uit Egypte talloze afbeeldingen als die van bron 23 hebben, maar uit Mesopotamië nauwelijks.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 27
opdracht 9 actieve werkvorm
a Werk in een drietal. Stel, je mag een excursie voorbereiden naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en naar het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Kies voor Egypte of voor Mesopotamië. Verdeel onderling de volgende thema’s: • irrigatielandbouw en boeren; • schrift; • de farao of koning; • het dagelijks leven; • hiërarchische samenleving; • godsdienst; • leven na de dood; • ambachtslieden en handel; • oorlog en geweld. b Zoek op de websites van de musea voor elk thema een voorwerp dat in het museum wordt tentoongesteld en dat bij het thema past. c Schrijf bij elk voorwerp een toelichting van ongeveer vijftig woorden. d Maak bij elk voorwerp een meerkeuzevraag die past bij het voorwerp en je uitleg. e Vergelijk de door jullie gekozen voorwerpen en de toelichtingen daarbij met een groepje dat voor de andere beschaving heeft gekozen. Trek met elkaar een conclusie over de overeenkomsten en verschillen.
opdracht 10 samenvatting
Vergelijk een jager-verzamelaarskamp, een NoordEuropees boerendorp, een Mesopotamische stad en de staat Egypte met elkaar. Doe dat door verschillen en overeenkomsten te benoemen op het gebied van: • wonen; • middelen van bestaan; • sociale verschillen; • politieke organisatie van de samenleving; • cultuur. Onthouden: 9a Begrijpen: 1a, 2, 8a, 8d, 9c, 10 Toepassen: 1b, 4a, 6, 7a, 7b, 7c, 9b Analyseren: 3, 4b, 7d, 8b Evalueren: 1c, 5, 8c, 9e Creëren: 9d
24/06/19 10:30
Afsluiting Begrippen ambtenaren
Mensen in dienst van de overheid. Zij ondersteunen het landsbestuur.
20.000 v.Chr. Jager-verzamelaars in het Midden-Oosten worden sedentair
20.000 v.Chr.
antropologisch onderzoek
Onderzoek naar menselijk gedrag en
cultuur in hedendaagse samenlevingen.
cultuur
Groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken, opvattingen, normen en waarden.
evolutie
Geleidelijke ontwikkeling.
jager-verzamelaar
Iemand die leeft van de jacht en van wat
hij in de natuur vindt. Jager-verzamelaars
15.000 v.Chr.
leven in kleine groepen als nomaden.
landbouwsamenleving
Samenleving waarin het overgrote deel
van de bevolking op het platteland woont 13.000 v.Chr. Ontstaan van de cultuur van de Natufiërs
en werkzaam is in de landbouw.
landbouwrevolutie
Overgang van jagen en verzamelen naar landbouw.
11.000 v.Chr. Ontstaan van de landbouw in de Vruchtbare Halve Maan
nomade
Iemand die niet op een vaste plek woont.
polytheïsme
10.000 v.Chr.
Religie waarin meerdere goden worden vereerd.
prehistorie
Periode uit de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bestaan.
propaganda
Reclame voor een politiek doel, politiek idee, of politicus.
sedentair
Levenswijze waarbij de mensen een
permanente plek hebben om te wonen.
5000 v.Chr.
5000 v.Chr.
Landbouw in Nederland
4300 v.Chr.
Begin van de Trechterbekercultuur
3200 v. Chr.
3000 v.Chr.
staat
Land met duidelijk afgebakende grenzen, met een goed functionerende overheid
die verantwoordelijk is voor het bestuur, Vaas van Uruk gemaakt
3000 v.Chr. Ontstaan van het spijkerschrift en het hiërogliefenschrift 2950 v.Chr. Eenwording van Egypte 2700 v.Chr. Einde van de Trechterbekercultuur 2650 v.Chr. Farao Djoser aan de macht, bouw trappiramide 2100 v.Chr. Bouw van de ziggoerat in Ur 1353 v.Chr. Amenhotep IV / Achnaton wordt farao 1279 v.Chr. Ramses II wordt farao
de rechtspraak, het leger en de openbare orde.
stadstaat
Stad met het omliggende platteland dat samen als een geheel wordt bestuurd.
0
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 28
24/06/19 10:30
29
Afsluiting
Leerdoelen 1.1 Van jager-verzamelaars naar boeren 1 Je kunt aangeven in welke opzichten de mensachtigen verschilden van hun voorgangers. 2 Je kunt kenmerken noemen van de levenswijze van jagerverzamelaars. 3 Je kunt uitleggen waar en waardoor de landbouwrevolutie ontstond. 4 Je kunt uitleggen hoe en waardoor de landbouwrevolutie zich verspreidde naar Europa. 5 Je kunt de gevolgen van de landbouwrevolutie beschrijven en verklaren.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 29
1.2 Dorpen en stadstaten 1 Je kunt kenmerken van de eerste landbouwsamenlevingen benoemen. 2 Je kunt uitleggen waardoor in MesopotamiĂŤ stedelijke gemeenschappen ontstonden. 3 Je kunt kenmerken van de eerste stedelijke gemeenschappen uit de Tijd van jagers en boeren noemen, verklaren en herkennen.
1.3 De eerste staten 1 Je kunt uitleggen waarom Egypte een staat kan worden genoemd. 2 Je kunt beschrijven op welke pijlers de farao’s en de Mesopotamische koningen hun macht baseerden. 3 Je kunt enkele kenmerken van de Egyptische en Mesopotamische culturen die te maken hebben met religie en dood herkennen, beschrijven en verklaren.
24/06/19 10:30
30
3p
Examentraining 1
Gebruik bron 1. Leg uit dat: • uit deze archeologische vondst blijkt dat de levenswijze van deze jagerverzamelaars afweek van de jager-verzamelaars in dezelfde tijd in Europa; • deze afwijkende levenswijze verklaard kan worden door de carrying capacity in het leefgebied van deze jager-verzamelaars; • een verandering in deze carrying capacity mogelijk de oorzaak is geweest van de neolithische revolutie. Bron 1 Toelichting: Archeologen onderzoeken de restanten van een opslagplaats van jager-verzamelaars voor wild graan, gemaakt omstreeks 11.000 v.Chr. in het huidige Israël.
Tip 3p
2
4p
3
2p
4
Sommige onderzoekers bestuderen de levenswijze van jagerverzamelaars die in onze tijd leven om een beter beeld te krijgen van de levenswijze van jager-verzamelaars die in de Oude Steentijd leefden. Beredeneer: • waarom zij deze onderzoekstechniek gezien de aard van de bronnen uit de Oude Steentijd noodzakelijk vinden; • waarom deze methode vooral wordt gebruikt om sociale aspecten van de levenswijze van jager-verzamelaars beter te begrijpen; • welk bezwaar er is tegen de betrouwbaarheid van deze methode.
Als je een opdracht hebt beantwoord, lees dan je antwoord altijd nog een keer zorgvuldig na. Soms maak je fouten in formulering of zinsbouw, die je bij herlezing van je antwoord kunnen opvallen. Als je tijd over hebt, is het verstandig om al je antwoorden nog een keer goed na te lezen.
Gebruik bron 2. Uit bron 2 kun je afleiden dat Achetaton zowel kenmerken bevat van een stedelijke gemeenschap als van een staat. Leg uit, telkens met een gegeven uit de bron, dat Achetaton: • past bij een kenmerk van een stedelijke gemeenschap; • past bij een kenmerk van een staat. Gebruik bron 3. Stelling: ‘Dit object kan niet afkomstig zijn uit een samenleving van jagerverzamelaars.’ Ontleen aan de afbeelding twee argumenten voor de juistheid van de bewering.
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 30
24/06/19 10:30
31
Examentraining
Bron 3
Bron 2
grote tempel van Aton archief, politie en soldatenonderkomens Achetaton
woonwijk van de arbeiders
paleis van de koning
werkplaats van Toetmosis (ambachtsman)
Nijl 0
1
2 km
Toelichting: Beeld van Gudea, de vorst van de stad Lagasj, omstreeks 2100 v.Chr.
Toelichting: Plattegrond van een deel van Achetaton, de hoofdstad die farao Achnaton omstreeks 1346 stichtte.
3p
5
Gebruik bron 4. De locaties van de eerste grote complexe beschavingen vertonen een overeenkomst. • Benoem deze overeenkomst. • Verklaar waarom juist op deze locaties de eerste complexe beschavingen ontstonden. Bron 4
g Ti
fra
at
ris
Eu
Indus
Mesopotamië
Hi
u
Vroege beschavingen, 3000 tot 1000 v. Chr.
ma
Indus Vallei
Egypte
la y a Ganges
H
ang He
Toelichting: Gebieden waar de eerste grote complexe beschavingen zijn ontstaan.
China
Yangtze
ijl
N 0
TM_Feniks_TV&HC_VWO.indb 31
2.000
4.000 km
24/06/19 10:30
www.thiememeulenhoff.nl/feniks
TIJDVAKKEN EN HISTORISCHE CONTEXTEN
Beeld op het omslag
4/5/6 VWO Naam Klas
4/5/6 VWO
Op de voorzijde van dit boek zijn twee voorwerpen afgebeeld die door honderden miljoenen Chinezen bij zich werden gedragen. Midden jaren zestig stelde China’s communistische leider Mao Zedong dat er te veel anticommunistische invloeden in China waren. Om die onschadelijk te maken, was een Culturele Revolutie nodig waarin alles dat herinnerde aan het voorcommunistische China, moest worden vernietigd. Wie andere kleding droeg dan het ‘Mao-uniform’, waarvan het petje een onderdeel was, laadde de verdenking van anticommunisme op zich. Het Rode Boekje, waarvan vele miljarden exemplaren zijn gedrukt, bevat citaten van Mao. Wie die niet kende, was eveneens verdacht. De Culturele Revolutie zorgde voor vreselijk veel leed. Miljoenen mensen kwamen om het leven en de materiële schade was enorm.
Tijdvakken en historische contexten
Hoe moet een samenleving omgaan met een dictatoriaal verleden? Welke maatschappelijke trauma’s zijn er en hoe kunnen die worden verwerkt? Scan de QR-code voor meer informatie over Mao’s Culturele Revolutie en de manier waarop China daarmee in onze tijd omgaat.
9 789006 580853
3677_TM_FENIKS_Contexten_omslag_4+5+6 VWO_DRUK.indd 1,3
25/06/19 09:49