9789006731767 De industriële samenleving 3-4 vmbo-bkgt

Page 1

Vanaf schooljaar ’22 / ’23 3/4 VMBO-BKGT in Nederland Ontdek het verleden, begrijp het heden.

Geschiedenis voor de bovenbouw Themakatern 3|4 vmbo-bkgt

De industriële samenleving in Nederland

Auteur Cor van der Heijden

Auteursteam Ronald den Haan Cor van der Heijden Juul Lelieveld Jan-Wolter Smit

Eindredactie Eugenia Smit

INHOUD

Ontwerp omslag

Studio Fraaj, Rotterdam

Beeld omslag

© Verbaal Visuele Communicatie

Beeldresearch

Verbaal Visuele Communicatie, Velp

Ontwerp binnenwerk

Tom Lamers, Reclamers, Veghel

Opmaak Staalboek, Veendam

Tekenwerk en cartografie EMK, Deventer

Over ThiemeMeulenhoff

Oriëntatie 4

1 De Industriële Revolutie in Engeland 7

2 De Industriële Revolutie in Nederland 23

3 De sociale verhoudingen in Nederland 38

4 Welvaart voor iedereen 51

5 Onderzoek 64

6 Afsluiting 69 Examentraining 76

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.

Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 73176 7

Derde herziene editie, eerste druk, 2022 � ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2022

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

COLOFON

1

De Industriële Revolutie in Engeland

Diep onder de grond Het is een wonder dat op deze foto iets te zien is. Lewis Hine, de fotograaf, was er in 1911 ruim 300 meter in een steenkoolmijn voor afgedaald. Daar trof hij Willie Byrden aan, een jongen van dertien jaar. Zijn vader en broer werkten ook in de mijn. De dagtaak van Willie was het op tijd openen van de klapdeuren steeds als er een rij karretjes met steenkool naderde. Het was er pikdonker. Alleen het vlammetje op zijn pet gaf wat licht. Willie mocht van geluk spreken dat de mijnbaas het goed had gevonden dat de wanden met witte kalk besmeerd waren. Hierdoor werd het licht nog een beetje weerkaatst. Willie stond voortdurend in de tocht. Geen wonder dat hij altijd verkouden was. Het stof in de mijngangen en de giftige dampen hielpen ook niet echt.

Na een werkdag van 12 uur mocht Willie met een gammele lift weer naar boven. De paarden bleven ondergronds. Doordat ze nooit meer daglicht zagen, waren ze blind geworden. Maar aan hun gehoor mankeerde niets. Zij wisten precies hoeveel karretjes ze vooruit konden trekken. Hoorden ze aan het klikken dat er één karretje meer aan de rij werd vastgekoppeld, dan weigerden ze ook maar een stap vooruit te zetten.

7 1 De Industriële Revolutie in Engeland
Deelvraag Waarom begon de Industriële Revolutie in Engeland en hoe verliep deze? © Library of Congress BrON 5 Een dertienjarige jongen als ondergrondse portier. Foto uit 1911.

Lewis Hine maakte deze foto in Pittston, in de Verenigde Staten. Maar zulke foto’s kon je in alle industrielanden maken. Want zonder steenkool waren er geen werkende stoommachines. En zonder stoommachines draaiden de machines in de fabrieken niet.

In dit hoofdstuk lees je waarom juist in Engeland de Industriële Revolutie begon. En wat er hierdoor in de samenleving veranderde.

Agrarische revolutie

De Industriële Revolutie begon met veranderingen in de landbouw. Rond 1700 bestond in Engeland ongeveer de helft van de landbouwgrond uit weilanden en bossen. Deze waren van het dorp dat in het gebied lag. Het was gemeenschappelijke grond: alle mensen van het dorp mochten die gebruiken. Ze lieten er een paar koeien of schapen grazen, verzamelden er voer en hooi voor de dieren, en sprokkelden hout voor de kachel. Dit veranderde in de achttiende eeuw. Het Engelse parlement nam toen wetten aan waardoor de gemeenschappelijke grond rond een dorp kon worden verkocht. Vooral mensen van adel maakten hier gebruik van. Zo kregen zij grote stukken grond in hun bezit: ze werden grootgrondbezitters. Op hun landgoederen waren de akkers groot genoeg om er met machines op te werken. Dankzij deze mechanisering werd de grond sneller en beter bewerkt, met als gevolg grotere oogsten. De opbrengst van de landbouw nam zelfs zó sterk toe, dat we van een agrarische revolutie spreken. De Engelse grootgrondbezitters probeerden nieuwe gewassen uit, zoals de aardappel. Deze knol was in de zestiende eeuw uit Amerika meegenomen, maar pas in de achttiende eeuw gingen Europeanen aardappelen als voedsel voor mensen verbouwen. Vóór die tijd was de aardappel vooral varkensvoer. Ook gingen de grootgrondbezitters beter zaaizaad gebruiken. En ze gebruikten betere mest, en later ook kunstmest. Door al deze veranderingen werd de opbrengst van de landbouw nog groter.

© Weaver, Thomas (1774-1843)
8 De industriële samenleving in Nederland
BrON 6 De grootgrondbezitters besteedden veel aandacht aan het fokken van dieren. Ze wilden varkens fokken die meer vlees leverden en koeien die veel melk produceerden. Deze fokstier, bekend als de Newbus Ox, kreeg het beste van het beste te eten. Tekening uit 1812.

Demografische revolutie

Dankzij de agrarische revolutie was er voor meer mensen genoeg te eten. Daardoor groeide de bevolking sterk. In Engeland werd het aantal mensen tussen 1750 en 1850 drie keer zo groot (van 6 miljoen naar 18 miljoen inwoners). Dat kwam ook door verbeteringen in de medische zorg en meer aandacht voor hygiëne. Er stierven daardoor minder mensen aan allerlei ziekten. Deze groei van de bevolking door een afname van de sterfte, noemen we de demografische revolutie

Voor deze sterk groeiende bevolking moesten er ook banen komen. Tot die tijd werkten de meeste mensen als boer. Maar in de landbouw was door de mechanisering voor steeds minder mensen werk. Er was dus een dubbel probleem: het aantal mensen nam toe en het aantal banen in de landbouw nam af.

Huisnijverheid

Veel boeren met een kleine boerderij hadden niet al hun tijd nodig om hun akkers te bewerken en het vee te verzorgen. In de winter en tijdens de lange zomeravonden hielden ze vaak tijd over. Die tijd besteedden ze aan het maken van producten, zoals manden of potten. Maar vooral ook textiel om kleding van te maken. Het thuis produceren van goederen heet huisnijverheid

Wevers en spinners

Er moet veel gebeuren voordat je van een schapenvacht kledingstof hebt gemaakt. Eerst moet je een schaap scheren, dan moet je de ruwe wol schoonmaken en daarna kun je van die wol draad maken. Dat laatste heet: spinnen. De draden span je op een weefgetouw waarmee je er een lap stof van kunt weven. Daarvan kun je dan een kledingstuk maken. Voor het maken van textiel waren spinnen en weven de twee belangrijkste werkzaamheden. Maar: in een uur kon een wever op zijn weefgetouw méér draad verwerken dan je op een spinnewiel kon spinnen. Om één wever aan het werk te houden, waren daarom wel acht spinners nodig. Na een verbetering aan het weefgetouw, waren er zelfs zestien spinners nodig voor één wever. Dit probleem móest opgelost worden. Er werd een prijsvraag uitgeschreven. Het resultaat was de Spinning Jenny, een apparaat waarmee een spinner meerdere klosjes draad tegelijk kan spinnen. De uitvinder, James Hargreaves, probeerde zijn ontwerp geheim te houden, maar dat lukte niet. De Spinning Jenny was een eenvoudig apparaat dat je makkelijk na kon maken. Dit gebeurde dan ook veel. Met de Spinning Jenny kon je genoeg draad spinnen om het verbeterde weefgetouw bij te houden. Boeren konden de Spinning Jenny thuis gebruiken, dus deze nieuwe apparaten pasten in de huisnijverheid.

9 1 De Industriële Revolutie in Engeland
BrON 7 In deze werkplaats roken de wever en enkele bezoekers op hun gemak een pijpje. Rechts in de kamer staan een weefgetouw en een spinnewiel. Schilderij van Johannes Dircksz van Oudenrogge uit 1652.

Van spierkracht naar waterkracht

Na de verbeteringen aan het weefgetouw en de uitvinding van de Spinning Jenny maakten timmerlieden, smeden en andere ambachtslieden nóg betere apparaten. De bekendste is Richard Arkwright. Hij bouwde een spinmachine die met een waterrad werd aangedreven. Deze machine heette het waterframe. Eén spinner achter een waterframe maakte net zoveel draad als tweehonderd vrouwen met een spinnewiel. Voor de aandrijving van een waterframe was snelstromend water nodig van een rivier of een beek. Daardoor was het waterframe niet geschikt voor huisnijverheid, want niet elk huisje staat aan een rivier of beek. Bovendien was het waterframe te groot en te duur voor een gewone boer die met huisnijverheid wat bijverdiende. Alleen mensen met behoorlijk wat geld, zoals rijke kooplieden, konden een waterframe kopen. Deze ondernemers bouwden grote gebouwen bij de rivieren: fabrieken. Aan of naast zo’n fabriek werd het waterrad in het water gehangen. Het waterrad leverde genoeg energie om tientallen apparaten in beweging te brengen. In hun fabrieken plaatsten de ondernemers daarom niet één, maar tientallen waterframes.

BrON 8

Laxay Wheel, ook bekend onder de naam Lady Isabella, is het grootste nog werkende waterrad ter wereld. Het werd in 1854 op het Britse eiland Man gebouwd. Het rad heeft een diameter van 22 meter en draait drie keer per minuut rond. Dit waterrad werd gebruikt om water uit de gangen van een steenkoolmijn te pompen. Foto (ingekleurd) uit ± 1900.

Van waterkracht naar stoomkracht

Al snel kwamen er honderden fabrieken. Deze hadden allemaal een plek nodig aan een rivier met voldoende stromend water. Maar de beste plaatsen waren al snel bezet en laatkomers moesten tevreden zijn met een minder goede plek. Water in een rivier stroomt niet altijd even snel, zeker niet in de zomer. Sommige fabrikanten moesten in tijden van droogte hun bedrijf zelfs een tijdje sluiten. Om deze twee problemen op te lossen, moest er een nieuwe manier komen om de machines aan te drijven.

De oplossing was de stoommachine. Deze machine werd in Engeland al sinds het begin van de achttiende eeuw gebruikt in steenkoolmijnen. Daar pompten stoommachines

10 De industriële samenleving in Nederland
© Library of Congress

het grondwater weg. James Watt verbeterde deze machine, zodat de stoommachine de functie van het waterrad kon overnemen. In 1778 werd de eerste stoommachine in een katoenspinnerij in gebruik genomen.

Steeds meer fabrikanten kochten voor de zekerheid een stoommachine. Tijdens een droge periode sloten ze de machines in hun fabriek gewoon aan op de stoommachine. Zo hadden ze een alternatief voor het waterrad. En omgekeerd: waren er problemen met de stoommachine, dan gebruikten ze gewoon het waterrad weer. De stoommachine had nog een belangrijk voordeel. Een fabriek waarin de machines op stoomkracht werkten, kon overal gebouwd worden. De fabrikant wist precies waar zijn fabriek moest staan: midden in de stad. Dan verloren zijn arbeiders geen kostbare tijd (en energie!) aan het lopen van huis naar de fabriek en terug.

Slechte arbeidsomstandigheden

Een fabrikant had veel geld geïnvesteerd voordat hij zelf iets verdiende. Eerst had hij de fabriek laten bouwen en de kostbare machines moeten aanschaffen. Die investering moest hij terugverdienen. Pas als dat was gelukt kon hij winst maken, liefst zoveel mogelijk. Daarvoor moest de fabrikant tegen zo laag mogelijke kosten zoveel mogelijk producten maken. Aan sommige kosten kon hij weinig veranderen. Het geld voor de fabriek en de machines was al uitgegeven. Ook de prijzen van de grondstoffen lagen redelijk vast. Waar de fabrikant wél wat aan kon doen, waren de loonkosten. Doordat er meer arbeiders dan beschikbare banen waren, kon hij zijn arbeiders lang en hard laten werken tegen een laag loon. In de beginperiode van de Industriële Revolutie gebeurde dat dan ook. Hierdoor waren de arbeidsomstandigheden erg slecht. Sommige fabrikanten wilden dat de productie dag en nacht doorging. Zij lieten hun arbeiders in ploegendiensten werken. De ene ploeg werkte twaalf daguren en de andere twaalf nachturen. Geen wonder dat de arbeiders vaak moe en ongeconcentreerd waren. Bij de onveilige machines gebeurden dan ook veel ongelukken.

BrON 9 In de meeste fabrieken stonden de stoommachines in een aparte ruimte, zoals hier in een fabriek in New Lanark (Schotland). In een grote ketel wordt met steenkool water gekookt. Water verdampt dan en wordt stoom. Als je die stoom opvangt, ontstaat er druk waarmee je een wiel kunt laten draaien. Via de stangen aan de as van het wiel, wordt de beweging ‘doorgegeven’.

© Steve Vidler / Imageselect
11 1 De Industriële Revolutie in Engeland

Industriesteden

Door de Industriële Revolutie veranderde het landschap sterk. Dankzij de stoommachines was het mogelijk om overal fabrieken te bouwen. Omdat arbeiders lopend naar het werk moesten, wilden ze het liefst zo dicht mogelijk bij de fabriek wonen. In de buurt van de huizen van de arbeiders kwamen ook winkels, cafés enzovoort. Omdat het vaak om duizenden arbeiders ging, groeiden dorpen uit tot steden. Dit proces noemen we urbanisatie. Vaak was er geen tijd om lang en goed na te denken over de inrichting van de stad. De fabrikanten lieten dicht bij de fabrieken op zo weinig mogelijk ruimte zo veel mogelijk huizen bouwen. Aan de aanleg van waterleiding, riolering, straatverlichting, afvalverwijdering of de verharding van de straten en stegen dacht nog niemand. Fabriekssteden waren in die tijd rommelig, overbevolkt, vies en ongezond.

BrON 10 Tot ver in de twintigste eeuw hadden de inwoners van de Engelse industriesteden last van de rook uit de schoorstenen van de fabrieken. Op dit schilderij van William Wyld uit 1852 is door de rook de stad Manchester nauwelijks te herkennen.

12
© William Wyld / Royal Collection of the UK
De industriële samenleving in Nederland

Opdrachten

Dit weet je al

1 Primaire, secundaire en tertiaire sector

De landbouw heet de primaire sector. De nijverheid (het produceren van goederen) heet de secundaire sector. De handel en dienstverlening heten de tertiaire sector. a Schrijf van elke sector op welke beroepen daarbij horen. leraar – smid – verkoopster – boer – kippenfokker – mandenvlechter – wever – timmerman –politieagent

Primaire sector: … Secundaire sector: … Tertiaire sector: … b Geef bij elk woord aan of het hoort bij landbouw, nijverheid of handel. Sommige woorden passen bij meer dan één term.

Landbouw Nijverheid Handel

1 boerderij ☐ ☐ ☐ 2 grondstoffen ☐ ☐ ☐ 3 koopman ☐ ☐ ☐ 4 paard-en-wagen ☐ ☐ ☐ 5 pakhuis ☐ ☐ ☐ 6 ruwe wol ☐ ☐ ☐ 7 vee ☐ ☐ ☐ 8 weefgetouw ☐ ☐ ☐ 9 werktuig ☐ ☐ ☐

Basisstof

2

Diep onder de grond

Lees: Diep onder de grond. De werkomstandigheden voor de mijnwerkers waren in 1911 slecht. In de tekst staan daarvan voorbeelden. Noem er minstens drie.

3 Betrouwbaarheid van bronnen

Je oefent: bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen Bekijk: bron 5.

Lewis Hine maakte een hele serie foto’s van jonge mijnwerkers in de Verenigde Staten. Hij deed dit in opdracht van een vereniging die zich inzette tegen kinderarbeid in de steenkoolmijnen en fabrieken.

Stel: je doet een onderzoek naar de werkomstandigheden in de mijnen en fabrieken in het verleden. Je komt foto’s van Lewis Hine tegen. Je twijfelt: zijn deze foto’s wel goede informatiebronnen?

Noem een reden waarom je voor jouw onderzoek voorzichtig moet zijn met het gebruik van de foto’s van Lewis Hine.

13 1 De Industriële Revolutie in Engeland

4

Extra informatie bij bronnen

Bekijk: bron 5.

Later in je onderzoek kom je meer over Lewis Hine en Willie Byrden te weten. Zo ontdek je dat de fotograaf ook met de moeder van Willie Byrden heeft gesproken. Zij vertelde dat Willie inderdaad dertien jaar oud was, maar ‘dat hij binnenkort veertien werd’. Ook sprak hij de opzichter van de mijn. Die verklaarde dat hem was verteld dat Willie zestien was toen hij voor het eerst in de mijn kwam werken. Maakt deze extra informatie de betrouwbaarheid van de foto’s van Lewis Hine groter of kleiner voor een onderzoek naar misstanden in de steenkoolmijnen? Leg je antwoord uit.

5

Misstanden kunnen veranderen

Het belang van geschiedenis: Kinderarbeid is niet iets uit het verleden. In Nederland hebben veel kinderen een bijbaantje om hun zakgeld wat aan te vullen. Maar dit soort kinderarbeid is niet vergelijkbaar met kinderarbeid in landen als Pakistan, India of Bangladesh. Daar werken in fabrieken zelfs heel jonge kinderen. Hun inkomen hebben de ouders nodig om te kunnen overleven. Bij geschiedenis leer je dat zulke misstanden kunnen veranderen.

In de Verenigde Staten werd kinderarbeid verboden, mede door de foto’s van Lewis Hine. Leg uit hoe deze historische foto’s ook nu nog kunnen helpen om kinderarbeid af te schaffen of te verminderen.

6 Agrarische revolutie

Lees: Agrarische revolutie. Bekijk: bron 6.

In de achttiende eeuw werd het verschil groter tussen arme boeren met weinig grond en rijke boeren met veel grond.

a Noem de belangrijkste reden waarom arme boeren met weinig grond het steeds slechter kregen.

b Noem drie redenen waarom rijke boeren met veel grond het steeds beter kregen.

c Is de boer in bron 6 rijk of arm? Geef twee argumenten bij je antwoord.

d Is de stier in bron 6 natuurgetrouw afgebeeld, dus zoals hij er écht uitzag? Waaraan zie je dat?

7 Geboortecijfers en sterftecijfers

Je oefent: oorzaak en gevolg

Gebruik: bron 11 op de volgende bladzijde.

a Het geboortecijfer geeft aan hoeveel kinderen er gemiddeld per jaar per duizend inwoners worden geboren. Daarom wordt dit cijfer in promille (letterlijk: per duizend) weergegeven. Vul in.

In 1721 was het geboortecijfer … promille.

In 1901 was het geboortecijfer … promille.

b Welke ontwikkeling zie je in het verloop van de geboortecijfers in Engeland tussen 1721 en 1901?

c Het sterftecijfer geeft aan hoeveel personen er gemiddeld per jaar per duizend inwoners overlijden. Ook dit cijfer wordt in promille weergegeven.

Welke ontwikkeling zie je in het verloop van de sterftecijfers in Engeland tussen 1721 en 1901?

d Maak de zinnen af:

1 De bevolkingsgroei in Engeland werd veroorzaakt door: … geboortecijfers

2 De bevolkingsgroei in Engeland werd veroorzaakt door: … sterftecijfers.

14 De industriële samenleving in Nederland

40 40

30 30

e De bevolkingsgroei in Engeland werd veroorzaakt door dalende sterftecijfers. Geef twee oorzaken voor punt 2 van opdracht d: 0 0

x 1 miljoen inwoners in ‰ 1721 1741 1761 1781 1801 1821 1841 1861 1881 1901

20 20

10 10

50 50 jaar

Geboorte- en sterftecijfers in Engeland, 1721 - 1901 geboortecijfer sterftecijfer inwoneraantal

BrON 11 Geboortecijfers en sterftecijfers in Engeland (in promille) en het aantal inwoners (x 1 miljoen).

8 Oorzaak en gevolg

Je oefent: oorzaak en gevolg Lees: Agrarische revolutie, en: Demografische revolutie. a Vul in onderstaande zinnen steeds in: oorzaak of gevolg

1 Dat er minder mensen in de primaire sector werkten, is een … van de mechanisatie.

2 Dat er meer en beter voedsel kwam, is een … van de bevolkingsgroei in Engeland.

3 Dat de opbrengsten hoger werden, is een … van het gebruik van meer en betere mest.

4 De verkoop van de gemeenschappelijke gronden is een … van het ontstaan van grote landgoederen.

b De agrarische revolutie is een van de oorzaken / gevolgen van de demografische revolutie.

9 Feit of mening?

Lees: Huisnijverheid, en: bron 12. Geeft Bramford in deze bron vooral zijn eigen mening of geeft hij feiten? Licht je keuze toe.

Over het algemeen werkten de echtgenoot en de andere mannen van de familie op het land. De vrouw en de dochters maakten boter en kaas en deden het huishouden. Wanneer dat allemaal gedaan was, hielden ze zich bezig met het spinnen van wol en katoen en maakten ze de draad voor de weefgetouwen klaar. Vervolgens gingen de echtgenoten en zonen, als het werk op het land het tenminste toeliet, weven. Een boer had meestal meerdere weefgetouwen in huis, en er was – met het boerenwerk, het huishouden, het spinnen en weven – ruimschoots werk voor het hele gezin.”

Uit: S. Bramford, My early days, 1849.

BrON 12 15 1 De Industriële Revolutie in Engeland

10 Wonen en werken

Lees: Huisnijverheid. Bekijk: bron 7.

a In onze tijd werken de meeste mensen niet thuis. Zij hebben dus een scheiding tussen wonen en werken. In bron 7 zie je geen scheiding tussen wonen en werken. Toon dit met een beeldelement aan.

b Noem een voordeel voor de wever en zijn gezin van het ontbreken van een scheiding tussen wonen en werken.

c Noem een nadeel voor de wever en zijn gezin van het ontbreken van een scheiding tussen wonen en werken.

d Is dit schilderij een voorbeeld van een voordeel of van een nadeel? Leg je keuze uit.

11 De komst van Spinning Jenny

Je oefent: continuïteit en verandering

Lees: Wevers en spinners. Bekijk: bron 13, en 14 op de bladzijde hiernaast.

a Noem drie voorbeelden van continuïteit tussen het gebruik van het spinnewiel (bron 13) en het gebruik van de Spinning Jenny (bron 14). Let hierbij op:

• Wie deed het werk?

• Waar werd er gewerkt?

• Hoe werd er gewerkt?

b Noem een voorbeeld van verandering tussen het gebruik van het spinnewiel en het gebruik van de Spinning Jenny.

c Lees: Wevers en spinners.

James Hargreaves is niet rijk geworden van zijn uitvinding. Waardoor kwam dat?

16 De industriële
BrON 13 Schilderij van Nicolaes Maes uit ongeveer 1660. samenleving in Nederland

©

BrON 14 De Spinning Jenny. Met dit apparaat kon je acht draden tegelijk spinnen en later zelfs zestien draden. Tekening uit ± 1770.

12 Waterrad

Lees: Van spierkracht naar waterkracht. Bekijk: bron 8. Richard Arkwright werd wél rijk van zijn uitvinding. Steenrijk zelfs! Bedenk daar een verklaring voor.

13 Van spierkracht naar waterkracht

Je oefent: oorzaken en gevolgen Bekijk de kaart.

a Stel, je bent een rijke koopman. Je besluit dat je grond wilt kopen om een fabriek te bouwen waarin met waterframes katoen verwerkt gaat worden. Zet een kruis op drie plekken in de kaart (niet vlak naast elkaar) die je het meest geschikt vindt voor je fabriek.

b Op welke dingen heb je gelet toen je je keuze voor deze drie plekken maakte?

akkerland bossen en heidevelden

grasland rotsachtige bodem

bevaarbaar vindplaats steenkool hoogtelijn

zee
1 0 0 m
500 m
Getty Images
17 1 De Industriële Revolutie in Engeland

14 Spinning Jenny en het waterframe

Je oefent: continuïteit en verandering

Lees: Van spierkracht naar waterkracht. Bekijk: bron 14 en 15. Als je de Spinning Jenny met het waterframe vergelijkt, zie je continuïteit en verandering.

a Noem een voorbeeld van continuïteit tussen beide apparaten.

b Noem een voorbeeld van verandering tussen beide apparaten.

c Noem een voordeel van de Spinning Jenny in vergelijking met het waterframe.

d Noem een nadeel van het waterframe in vergelijking met de Spinning Jenny.

15 Huisnijverheid

Bekijk: bron 8, en: bron 14 en 15.

a Na de verbetering van het weefgetouw en de uitvinding van de Spinning Jenny bleef de huisnijverheid gewoon voortbestaan. Waarom?

b Na de uitvinding van het waterframe begon de huisnijverheid wél te verdwijnen. Leg uit hoe dat kwam.

16 Oorzaak en gevolg

Je oefent: oorzaak en gevolg

Lees: Wevers en spinners, en: Van spierkracht naar waterkracht.

In het schema zijn vier vakjes leeg. Zet de cijfers van de zinnen in de juiste vakjes.

1 De bevolking groeide, maar in de landbouw kwam minder werk.

2 Omdat het waterframe niet in huis paste, werden fabrieken gebouwd.

3 Ze moesten extra werk zoeken buiten de landbouw.

4 Doordat weven nu nóg sneller ging, werd het voor de spinners nóg moeilijker om voor voldoende draad te zorgen.

oorzaak gevolg

In het boerenbedrijf was vaak niet het hele jaar voor alle gezinsleden voldoende werk.

Door de verbetering van het weefgetouw kon een wever twee keer zo snel weven.

Steeds meer mensen werkten in de huisnijverheid.

Door deze uitvinding kwam er minder huisnijverheid.

BrON 15 Waterframe in Helmshore Mills Textile Museum. 18
© Wikimedia Commons De industriële samenleving in Nederland

Stoommachine

Lees: Van waterkracht naar stoomkracht. Bekijk: bron 8.

a Welke zinnen zijn waar?

☐ Een stoommachine produceert zelf geen industrieproducten.

☐ Een overeenkomst tussen een waterrad en een stoommachine is dat beide alleen de aandrijfkracht voor een machine leveren.

☐ Een stoommachine levert zo weinig aandrijfkracht dat er hooguit één waterframe op aangesloten kan worden.

☐ Een stoommachine vereist veel meer technische kennis dan een waterrad.

☐ Door het gebruik van de stoommachine waren er minder plaatsen geschikt voor de bouw van een fabriek dan bij het gebruik van het waterrad.

b Verbeter de zinnen uit opdracht a die niet waar zijn.

18 Van waterkracht naar stoomkracht

Je oefent: inleving

Lees: Van waterkracht naar stoomkracht.

a Lang niet alle fabrikanten vervingen hun waterrad meteen door een stoommachine. Veel fabrikanten wachtten nog een tijd met het kopen van een stoommachine. Bedenk drie redenen waarom dat verstandig kon zijn.

b Niet op elke plaats kon zomaar een fabriek gebouwd worden die met een stoommachine werkte. Bedenk drie dingen waar een fabrikant serieus rekening mee moest houden.

c Kijk nog eens naar je tekening van opdracht 13. Je hebt drie plekken aangegeven voor een fabriek met een waterframe.

Welke plek ligt het gunstigst voor een fabriek met een stoommachine? Waarom?

19 Wet van vraag en aanbod

Je oefent: oorzaak en gevolg Lees: Slechte arbeidsomstandigheden.

In de economie is de wet van vraag en aanbod belangrijk. Vraag betekent: hoe graag mensen iets willen hebben en hoeveel geld ze ervoor over hebben. Aanbod is: hoeveel er van iets beschikbaar is. De wet van vraag en aanbod heeft invloed op de prijs die voor arbeid betaald wordt.

a Hoe noemen we ‘de prijs van de arbeid’? Kies de twee juiste antwoorden. ☐ Loon ☐ Baan ☐ Werkloosheid

☐ Salaris ☐ Vakantie

b Maak de zin af: Als er meer aanbod van arbeid is dan vraag naar arbeid, dan ontstaat er … c Hoe was in Engeland in de negentiende eeuw de verhouding tussen de vraag naar en het aanbod van arbeid?

◯ Er waren meer arbeiders dan banen.

◯ Er waren meer banen dan arbeiders.

◯ Er waren evenveel arbeiders als banen.

d Welk gevolg had dit voor de prijs die fabrikanten voor arbeid betaalden?

e Wat moet er veranderen voordat deze situatie voor de arbeiders kan verbeteren?

Kies één antwoord en leg je keuze uit.

1 Er moet minder vraag naar arbeid komen.

2 Er moet meer vraag naar arbeid komen.

3 Er moet meer aanbod van arbeid komen.

4 Er moet minder aanbod van arbeid komen.

17
19 1 De Industriële Revolutie in Engeland

Onderzoek naar werkomstandigheden

Je oefent: bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen

Lees: bron 16.

Michael Sadler was een textielfabrikant. In 1829 werd hij ook lid van het Britse parlement. Hij was ervan overtuigd dat het werk in veel fabrieken slecht voor de gezondheid van de arbeiders was. Op zijn voorstel werd door leden van het parlement een onderzoek ingesteld naar de werkomstandigheden in de Engelse fabrieken.

Stel: je doet een onderzoek naar de werkomstandigheden in de Engelse industrie in de eerste helft van de negentiende eeuw.

a Is bron 16 voor de beantwoording van deze onderzoeksvraag een bruikbare bron?

Licht je keuze kort toe.

b Deze bron is voor beantwoording van deze onderzoeksvraag een betrouwbare bron. Is deze bewering juist? Leg je antwoord uit.

c Deze bron is voor beantwoording van deze onderzoeksvraag minder betrouwbaar. Is deze bewering juist? Leg je antwoord uit.

Onderzoek naar kinderarbeid

In 1832 was er een onderzoek naar kinderarbeid. Joseph Herbergram werd ondervraagd:

Interviewer Wat waren uw werktijden?

Joseph Van vijf uur in de morgen tot acht uur in de avond.

Interviewer U was, op een leeftijd van zeven jaar, gedurende 14,5 uur per dag met werk bezig?

Joseph Ja.

Interviewer Werd u niet suf en slaperig?

Joseph Ja, het begon rond drie uur en werd dan erger en erger.

Interviewer Welke gevolgen had het werk voor uw gezondheid?

Joseph Toen ik een half jaar werkte, voelde ik dat mijn knieën en enkels pijn gingen doen. Later werd het alleen maar erger.

Interviewer Hoe ver woonde u van de fabriek vandaan?

Joseph Ongeveer anderhalve kilometer.

Interviewer Was het pijnlijk om naar de fabriek te lopen?

Joseph Ja, vooral ’s morgens kon ik maar amper lopen. Ik mocht mijn armen om de schouders van mijn broer en zus slaan en zij zeulden me zo naar de fabriek.

Uit: een verslag van het verhoor van Joseph Herbergram door een commissie onder leiding van Michael Sadler, 1832.

BrON 16

21 Industriesteden

Lees: Industriesteden. Bekijk: bron 10.

Industrialisatie en urbanisatie hebben veel met elkaar te maken. Leg dat uit.

20
20 De industriële samenleving in Nederland

22 De industriële revultie in Engeland

Nummer de zinnen in chronologische volgorde, zodat er een logisch verhaal ontstaat.

Boeren werkten een deel van het jaar thuis op hun weefgetouw.

De stoommachine kwam naast of in plaats van het waterrad in fabrieken.

Het waterframe was het begin van de ondergang van de huisnijverheid.

Met de Spinning Jenny konden spinners veel meer garen voor de thuiswevers maken.

Door de verbetering van het weefgetouw werd het tekort aan garen nog groter.

Fabrikanten waren niet altijd tevreden met hun waterrad.

Fabrikanten hadden nu meer plaatsen om een nieuwe fabriek te bouwen.

Langs snelstromende riviertjes werden fabrieken gebouwd.

In de buurt van nieuwe fabrieksgebouwen werden woonwijken voor de arbeiders uit de grond gestampt.

Verdieping

23 Een geschikte plek voor industrie

Gebruik de kaart van opdracht 13.

In fabrieken werden enorm veel grondstoffen verwerkt. Veel grondstoffen werden uit het buitenland gehaald. Ook veel andere materialen waren nodig, zoals olie om de machines te smeren, rubber voor de aandrijfriemen en jute voor de verpakking van de gemaakte producten. Al deze producten kwamen uit het buitenland.

a De grondstoffen worden aangevoerd via het water. Waar op het kaartje komen de grondstoffen aan?

b Om stoommachines te laten werken, was veel steenkool nodig. Steenkool komt niet uit het buitenland. Het komt uit steenkoolmijnen, die er in Engeland veel waren. Aan het begin van de Industriële Revolutie was het vervoer van steenkool een groot probleem. Bedenk waarom.

c Na 1820 werd dit probleem minder: het werd mogelijk om spoorlijnen aan te leggen. Geef aan op het kaartje waar jij een spoorlijn zou aanleggen. Waar heb je bij de keuze van het traject vooral op gelet?

d Kies nu, op basis van alles wat je weet, de beste plek voor een industriestad. Noem drie redenen waarom deze plaats het meest geschikt is.

Vat samen
21 1 De Industriële Revolutie in Engeland

24 Slechte werkomstandigheden

Lees: bron 17.

a Vissering beschreef een ijzergieterij in Engeland. Hij was bezorgd over de arbeidsomstandigheden van de arbeiders. Waaruit blijkt dat?

b Waarvoor waarschuwde Vissering de Engelse fabrikant waar hij als gast logeerde? Gebruik bij je antwoord eigen woorden, geen citaat uit de bron.

c Waarom maakte de Engelse fabrikant zich hierover geen zorgen? Gebruik bij je antwoord eigen woorden, geen citaat uit de bron.

d Vissering gebruikte in zijn artikel de term ‘bezielde werktuigen’. Wat bedoelde hij daarmee?

e Later gebruikte een politieke stroming deze term ook. Welke politieke stroming was dat: de liberalen of de socialisten? Licht je keuze toe.

In 1847 reisde de Nederlandse econoom Simon Vissering naar Engeland. Hij logeerde bij een fabrikant, die hem rondleidde door zijn ijzergieterij. Hierover schreef Vissering in het tijdschrift De Gids:

“ Rusteloos, ademloos liepen de arbeiders heen en weer tussen de smeltovens en de walsen. De gespierde armen en de ruige borst ontbloot, maar met ingevallen wangen, bleke lippen en ingezonken oog. Zwijgend, onbewogen, als waren zijzelf werktuigen. Alleen een luid bellen of een schelle schreeuw klonk nu en dan boven het verdovend geraas van de machines uit.

‘Pas op!’ ‘Wat is er?’ ‘Uit de weg voor die gloeiende klomp ijzer die ze daar aanslepen.’

Een ogenblik later was die gloeiende klomp tot een ruwe staaf uitgetrokken. Nog een ogenblik en een staaf van achttien voeten lengte en een paar duimen dik lag voor ons te koelen.

‘Die staven gaan naar Amsterdam.’ ‘Zo!’ ‘De fabrikanten hebben een goed jaar.’ ‘Zo!’

Ik kon niet anders. Mijn aandacht werd geheel in beslag genomen door de bezielde werktuigen die om ons heen aan het werk waren.

‘En hoe lang werken deze mensen?’ ‘Tien tot twaalf uur overdag en ’s nachts wisselen zij elkaar om beurten af.’ ‘Kunnen ze dat volhouden?’ ‘Ja, dat gaat wel. Kijk maar eens wat een stevige kerels. Jammer dat de grond hier zo duur is. Nu moeten ze ver van de fabriek wonen. Dat kost hun veel tijd.’ (...) ‘Maar wat als deze werktuigen eens de teugels verbreken en zich tegen de meesters keren?’ ‘O, geen nood! Zij weten wel dat zij dan met vrouw en kinderen van honger omkomen. Maar kom, nu naar de spreekkamer. Lucy heeft zeker voor een goede lunch gezorgd en wij hebben goede eetlust opgedaan.’” BrON 17

Onthouden: 1a-b, 2, 6a-b, 7a, 11c, 14a-b, 19a-c, 19e, 22

Begrijpen: 3, 6c, 7b-c, 7e, 8a-b, 10a-c, 11a-b, 12, 14c-d, 15a-b, 17a, 18a-b, 19d, 20a, 24a-b

Toepassen: 4, 5, 6d, 7d, 9, 10d, 16, 17b, 20b-c, 21, 23b-c, 24c-e

Analyseren: 13a-b, 18c, 23a, 23d

Havo-opdracht
22 De industriële samenleving in Nederland

Geschiedenis voor de bovenbouw van het vmbo

Beeld op het omslag

In het blikje op de voorkant van dit boek zat cacaopoeder. Daarmee maakte je vroeger zelf je chocolademelk, want pas na 1930 kon je die in de winkel kopen. Op het blikje staat een tekening van de fabriek waar de cacao vandaan kwam. Dat zag je vaker in de negentiende eeuw. De fabriek, dat was de vooruitgang! De fabrikant liet daarom zijn gebouw – met rokende schoorsteen! - graag zien op de verpakking van zijn producten, of dat nu zeepblokjes waren of pakjes boter.

Deze fabriek stond in de Zaanstreek, een van de oudste gebieden met nijverheid en industrie van ons land. In de zeventiende en achttiende eeuw stonden daar honderden molens die bijvoorbeeld een houtzagerij of weverij bedienden. Maar met de komst van de stoommachine en het Noordzeekanaal (1876) veranderde dat, net zoals in andere industriegebieden in ons land. Over die veranderingen gaat het in dit boek.

Scan de QR-code voor meer informatie over dit cacaoblikje.

www.thiememeulenhoff.nl/feniks
9 789006 731767

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.