Anatomie en fysiologie MBO niveau 4
Anatomie en fysiologie
Agnes van Straaten-Huygen Ludo GrĂŠgoire Rogier Trompert
Colofon Auteurs
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen
Agnes van Straaten-Huygen
Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Be-
Ludo Grégoire
roepsonderwijs
Rogier Trompert Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:
Redactie
www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16
Tertius Redactie en organisatie, Houten ISBN 978 90 06 92191 5
Illustraties Rogier Trompert, Maastricht
Eerste druk, eerste oplage, 2012
Frans Hessels, Almere © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012
Omslagontwerp Enof, Utrecht
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
Vormgeving
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
Studio Imago, Amersfoort
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatieen Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde manier heeft plaatsgevonden.
Curriculum drs Agnes van Straaten-Huygen
Hogeschool voor de Kunsten ‘Academie Minerva’
Agnes van Straaten-Huygen studeerde biologie aan
te Groningen en in het ‘Departement of Art in
de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Medicine’ van de Universiteit van Manchester. Hij
Al ruim vijftien jaar werkt zij fulltime als educatief
studeerde af in 1996 en vervolgde zijn studie aan
auteur en redacteur op het gebied van mens en
de ‘Postgraduate Course in Scientific Illustration’,
natuur. Ze leverde een groot aandeel aan de online
een samenwerkingsverband tussen Hogeschool
biologiemethode ‘10voorbiologie’. Zij schreef ‘Sa-
Zuyd en Maastricht University. Sinds 1999 zet hij
mengevat Anatomie en Fysiologie' voor HBO-V/
zijn specialisatie professioneel voort in het bedrijf
verpleegkunde A en is coauteur van de uitgaven
Rogier Trompert Medical Art. De klantenkring
‘Anatomie en ziekteleer voor verzorgenden IG’ deel
omvat medisch specialisten, farmaceutische bedrij-
1 en deel 2.
ven, universiteiten, musea en uitgeverijen. Vanaf 2011 is hij coördinator en hoofddocent van de
mr drs Ludo Grégoire
masteropleiding Master Scientific Illustration in
Ludo Grégoire studeerde, na zijn opleiding aan de
Maastricht.
Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Tilburg,
Al sinds 1994 is hij actief lid van de Europese ver-
functionele anatomie aan de Faculteit Bewegings-
eniging van wetenschappelijke en medische illu-
wetenschappen van de Vrije Universiteit te Am-
stratoren, AEIMS (Association Européennes des Il-
sterdam. Als bijvak koos hij onderwijsresearch, ge-
lustrateurs Médicaux et Scientifiques) waarin hij
richt op de didactiek van de anatomie/fysiologie
verschillende bestuursfuncties heeft bekleed.
van de mens. Postdoctoraal voltooide hij de studie arbeids- en organisatiepsychologie. In 1998 vol-
Ludo Grégoire, Agnes van Straaten en Rogier
tooide hij de studie Nederlands Recht aan de Uni-
Trompert maakten samen ook het succesvolle
versiteit Utrecht.
‘Anatomie en fysiologie van de mens’ voor kwali-
Vanaf 1976 doceerde hij het vak anatomie/fysio-
ficatieniveau 5.
logie aan verschillende opleidingen en vanaf 1984 met name aan de HBO-V in Alkmaar. Vanaf 1986 werkte hij als districtsdirecteur van de Landelijke Huisartsenvereniging en vervolgens vanaf 1997 als adjunct-directeur Zorg van het Waterlandziekenhuis in Purmerend. Sinds eind 2000 is hij algemeen directeur van Wilgaerden, een organisatie voor ouderenzorg in West-Friesland.
Rogier Trompert Rogier Trompert is specialist in de medische en wetenschappelijke illustratie. Hij is opgeleid aan de
Woord vooraf ‘Anatomie en fysiologie’ maakt deel uit van een
verzet om het boek te actualiseren en het nog beter
herziene serie ondersteunende uitgaven voor het
aan te laten sluiten bij de verschillende doelgroe-
middelbaar beroepsonderwijs, mbo. Dit boek vormt
pen.
samen met het basisboek ‘Pathologie’ een gedegen onderbouwing voor de MBO beroepsopleidingen
Wij hopen dat u met plezier zult werken met dit
kwalificatieniveau 4 in de sectoren Gezondheids-
boek. Wanneer u vragen of suggesties heeft, dan
zorg en Sport en Bewegen. De serie bestaat verder
waarderen wij het bijzonder wanneer u contact met
uit enkele verdiepende uitgaven voor MBO/HBO
ons opneemt.
Gezondheidszorg. Dit betreft onder andere het boek Inwendige geneeskunde. Het samenspel tussen theorie en beeldmateriaal heeft ertoe geleid dat deze uitgaven al sinds de jaren negentig hét naslagmateriaal vormen voor het Gezondheidsonderwijs. De boeken bevatten de theoretische vakkennis voor de opleiding verpleegkundige. Daarnaast zijn ze inzetbaar voor onder meer opleidingen tot doktersassistent, tandartsassistent, apothekersassistent of sport- en bewegingscoördinator. In ‘Anatomie en fysiologie’ staat de bouw en het functioneren van het gezonde menselijk lichaam centraal. Het boek is opgebouwd rond thema’s die afzonderlijk te bestuderen zijn, maar ook duidelijk met elkaar samenhangen. Deze heldere opzet maakt het boek toegankelijk en overzichtelijk. Tekst en beeld zijn zorgvuldig op elkaar afgestemd. De extra's, zoals de intermezzo's, de schematische samenvattingen en de bijbehorende website zijn bedoeld ter ondersteuning.
Wij bedanken in het bijzonder de auteurs, Agnes van Straaten-Huygen, Ludo Grégoire en Rogier Trompert voor hun toegewijde inzet bij de totstandkoming van dit boek. Zij hebben veel werk
De uitgever
Inhoudsopgave Thema 1 Een goed begin‌ 21 1
Anatomie en fysiologie 1.1
1.2
Bouw en vorm bepalen de functiemogelijkheden
1.1.2
De mens is meer dan de som van de delen
Onderzoeksmethoden
2.1
Opbouw
31
2.2
Hoe bestudeer je dit boek?
Terminologia anatomica 32
2.1.2
Afkortingen
2.1.3
De standaardmens 33
3.2
33
Waarom moet je zoveel van het menselijk lichaam weten? 34
Bouw van de cel 3.1
32
2.1.1
Thema 2 Bouwstenen
37
39
Organellen
39
3.1.1
Celkern
3.1.2
Ribosomen 42
3.1.3
Endoplasmatisch reticulum
3.1.4
Golgi-complex
43
3.1.5
MitochondriĂŤn
43
3.1.6
Lysosomen
3.1.7
Centrosoom
Celmembraan
Studieactiviteiten
5
25
28
Studieactiviteiten
4
24
25
Dit boek 31
2.3
3
23
1.1.1
Studieactiviteiten 2
23
Begripsomschrijvingen
39
43 44
44
45
Transport in en uit de cel 49 4.1
Passief transport
4.2
Actief transport 4.2.1
Enzymatische pomp 51
4.2.2
Blaasjestransport
Studieactiviteiten
52
Celstofwisseling
55
5.1
49 51
51
Opbouw- en afbraakreacties
55
43
33
5.2
6
5.1.1
Opbouwreacties
5.1.2
Afbraakreacties
5.1.3
Verbranding
5.1.4
Energie in de cel 56
Enzymen
57
Studieactiviteiten
58
Levensloop van de cel 61
6.2
Differentiatie en specialisatie
Dekweefsel
67
69
7.1
Algemene eigenschappen 69
7.2
Eenlagig dekweefsel
7.3
Meerlagig dekweefsel
7.4
Klierepitheel
Steunweefsel
70 72
72
74
77
8.1
Bindweefsel
8.2
Kraakbeenweefsel
8.3
Botweefsel
8.4
Vloeibaar steunweefsel 82
Studieactiviteiten Spierweefsel
78 80
81
82
85
9.1
Algemene eigenschappen 85
9.2
Dwarsgestreept spierweefsel
9.3
Glad spierweefsel
9.4
Hartspierweefsel
Studieactiviteiten 10
Zenuwweefsel
87
89
Zenuwcellen
10.2
Steuncellen
89 90
93
Thema 4 De mens: ĂŠĂŠn geheel Orgaanstelsels
85
86
87
10.1
Studieactiviteiten
11
63
64
Studieactiviteiten
9
61
Celdeling
Thema 3 Weefsels
8
55
6.1
Studieactiviteiten
7
55 55
95
97
11.1
Organisatieniveaus
97
11.2
De orgaanstelsels en hun functies 98
11.3
11.4
11.2.1
Bloedsomloop
11.2.2
Voeding en vertering
11.2.3
Uitscheiding
99
11.2.4
Ademhaling
99
11.2.5
Begrenzing
99
11.3.1
Regeling door hormonen
11.3.2
Regeling door zenuwen
11.3.3
Vegetatieve sensoriek
100 101
101
Regeling van de animale functies 101 11.4.1
Waarneming
11.4.2
Verstand en bewustzijn
11.4.3
Stevigheid en beweging
11.5
Voortplanting
11.6
De totale mens
TopograďŹ e
102 102 102
103 103
104
107
12.1
De anatomische houding 107
12.2
Doorsneden en lichaamsvlakken
12.3
Plaatsaanduidingen
12.4
Richtingaanduidingen
12.5
Indeling in hoofd, romp en ledematen
12.6
13.1
13.2
110
Het hoofd
12.5.2
De romp
112
12.5.3
De ledematen
112 112
Lichaamsholten en vliezen 12.6.1
Lichaamsholten
12.6.2
Vliezen
112 112
113
115
Thema 5 Bloedsomloop Hart
107
109
12.5.1
Studieactiviteiten
13
99
Regeling van de vegetatieve functies 100
Studieactiviteiten 12
98
119
121 Ligging en bouw van het hart
121
13.1.1
Ligging van het hart
122
13.1.2
Bouw van het hart
13.1.3
Kleppen
13.1.4
Prikkelautomaat
Functie van het hart
128
13.2.1
128
Hartcyclus
122
124 126
112
13.3
13.2.2
De bloeddruk in het hart
13.2.3
Het hartďŹ lmpje
13.2.4
De hartcapaciteit
Bloedvaten 14.1
14.2
14.3
14.4
135
Bouw en functie van bloedvaten 139 14.1.1
Algemene bouw van een bloedvat
14.1.2
Grote slagaders
14.1.3
Kleine slagaders en arteriolen
14.1.4
Haarvaten 142
14.1.5
Venulen en aders
141 141
142
14.2.1
Aorta en truncus pulmonalis
14.2.2
Grote slagaders
14.2.3
Arteriolen, haarvatennetwerken, venulen 147
144
14.2.4
Grote aders
144
147
Bloeddruk in het bloedvatenstelsel
151
14.3.1
Bloeddruk in de grote bloedsomloop
151
14.3.2
Bloeddruk in de kleine bloedsomloop
151
14.3.3
Bloeddrukbepalende factoren
14.3.4
Regulatie van de bloeddruk
152 153
Uitwisseling van stoffen tussen weefsel en bloed 154 14.4.1
Filtratie en zuigkracht
14.4.2
Weefselvocht
154
155
156
Bloed
159 Volume en samenstelling
15.2
Bloedplasma
15.4
140
TopograďŹ e van de bloedvaten 144
15.1
15.3
134
139
Studieactiviteiten 15
133
Doorbloeding van de hartspier
Studieactiviteiten 14
130
132
159
159
15.2.1
Water
15.2.2
Zouten
15.2.3
Plasma-eiwitten
15.2.4
Bloedgassen
15.2.5
Tijdelijk aanwezige stoffen
Bloedcellen
161 161 161
163
164
15.3.1
Rode bloedcellen
164
15.3.2
Witte bloedcellen
165
15.3.3
Bloedplaatjes
Bloedstolling
165
165
163
Studieactiviteiten 16
167
Lymfevatenstelsel 16.1
Lymfevaten
16.2
Lymfe
16.3
Lymfoïde organen
Afweer 17.1
17.2
17.3
171
173 173
16.3.1
Lymfeknopen
16.3.2
Ring van Waldeyer-Hartz
16.3.3
Plaques van Peyer
16.3.4
Zwezerik
16.3.5
Milt
Studieactiviteiten 17
171
173
174
174
175
177 Aspecifieke afweer 177 17.1.1
Eerste afweerlinie
17.1.2
Tweede afweerlinie
17.1.3
Ontsteking
17.2.1
Antigenen 180
17.2.2
Lymfocyten
180
17.2.3
Immunisatie
182
Bloedgroepen
18.3
180
182
17.3.1
AB0-bloedgroepensysteem
17.3.2
Resusbloedgroep
183
184
Voedingsstoffen
18.2
178
179
Thema 6 Voeding en vertering 18.1
177
Specifieke afweer: immuniteit
Studieactiviteiten
18
174
174
187
189
Suikers
189
18.1.1
Indeling van suikers
191
18.1.2
Afbraak van suikers
192
Vetten
192
18.2.1
Indeling van vetten
193 193
18.2.2
Afbraak van vetten
Eiwitten
193
18.3.1
Indeling van eiwitten
194
18.3.2
Afbraak van eiwitten
194
18.4
Mineralen
194
18.5
Vitaminen
196
18.6
Water
197
182
Studieactiviteiten 19
200
Spijsverteringsorganen
203
19.1
Algemene bouw van de wand 203
19.2
Mondholte
205
19.2.1
Begrenzing van de mondholte
19.2.2
Voedselbewerking in de mondholte
19.2.3
Speeksel
19.2.4
Kauwen en slikken
19.3
Keelholte
211
19.4
Slokdarm
212
19.5
19.6
206
209 210
19.4.1
Bijzondere kenmerken van de slokdarmwand 212
19.4.2
Functie van de slokdarm
212
Maag 213 19.5.1
Bijzondere kenmerken van de maagwand
19.5.2
Maagsap 214
19.5.3
Voedselbewerking in de maag
19.5.4
Het legen van de maag
Dunne darm
213
215
216
216
19.6.1
Bijzondere kenmerken van de dunne darmwand
19.6.2
Kneding en transport
19.6.3
Voedselbewerking
19.6.4
Verteringssappen in de dunne darm
19.6.5
Resorptie
217
218
219 219
220
19.7
Alvleesklier
19.8
Lever en galblaas 222
19.9
206
221
19.8.1
Ligging
222
19.8.2
Bloedvoorziening van de lever
19.8.3
Bouw van de lever
19.8.4
Functies van de lever
19.8.5
De galwegen
222
223 225
226
Dikke darm 227 19.9.1
Bijzondere kenmerken van de dikke darmwand
19.9.2
Functie van de dikke darm 228
19.9.3
Ontlasting
19.10 Buikvlies en buikholte
229 229
19.10.1 Intra- en extraperitoneale organen 19.10.2 Ophangband 231 Studieactiviteiten
232
231
228
Thema 7 Uitscheiding
235
20
237
Nieren en urinewegen 20.1
Nieren
237
20.1.1
Ligging van de nieren
20.1.2
Bouw van de nier
Functionele niereenheden
239
20.3
Doorbloeding van de nier
241
20.4
Urine 241
20.5
Urinewegen
243
20.5.1
Nierkelken, nierbekken en urineleider
20.5.2
Urineblaas
20.5.3
Plasbuis
20.5.4
Urinelozing
246
Regulering van de bloedsamenstelling
249
21.1
Wateruitscheiding
21.2
Zoutenuitscheiding
21.3
Regeling van de zuurgraad
21.4
Aanmaak van rode bloedcellen 252
250 251
255
Luchtwegen en longen 22.1
249
252
Thema 8 Ademhaling Neusholte
257
257
22.1.1
Bouw van de neusholte
22.1.2
Functies van de neusholte
22.2
Mondholte
22.3
Keelholte
22.4
Strottenhoofd
22.5
Luchtpijp en hoofdbronchiĂŤn
22.6
BronchiĂŤn en bronchiolen
22.7
Longweefsel
22.8
Doorbloeding van de longen 265
22.9
Longvliezen 265
Ademhalen 23.1
260 260
Studieactiviteiten 23
245
246
247
Studieactiviteiten
22
238
20.2
Studieactiviteiten 21
237
260 263
263
265
266
269
Ademhalingsbewegingen 23.1.1
Inademen 269
23.1.2
Uitademen
271
269
258 259
243
23.2
23.3
23.4
Regulatie van de ademhaling
271
23.2.1
Het ademcentrum
23.2.2
Onderbreking van het ademautomatisme
Gaswisseling
In de longblaasjes
23.3.2
In de weefsels
274
274
274
23.4.1
Longfunctiewaarden
23.4.2
Ademhalingsfrequentie
23.4.3
Dode ruimte
Studieactiviteiten
272
273
23.3.1
Longfunctie
271
274 275
276
276
Thema 9 Huid 279 24
Bouw en functie van de huid 24.1
Functies van de huid
24.2
Bouw van de huid
24.3
281
282
24.2.1
Opperhuid
24.2.2
Lederhuid
24.2.3
Onderhuids bindweefsel
24.2.4
Bijzondere huidstructuren
282 285
Doorbloeding van de huid
Studieactiviteiten 25
281
290
Temperatuurregulatie door de huid
293
25.1
Lichaamstemperatuur
25.2
Warmteproductie en warmteoverdracht
25.3
Regulatie
295
Studieactiviteiten
295
293 294
299
Hormonen 301 26.1
27
286
291
Thema 10 Regeling door hormonen 26
286
Algemene werking van hormonen
Evenwicht tussen aanmaak en afbraak
26.1.2
Regelkringen
26.1.3
Hormoonproducerende weefsels
Studieactiviteiten
303
Hormoonklieren
305
27.1
301
26.1.1
Hypofyse
302
306
27.1.1
Hypofyseachterkwab
27.1.2
Hypofysevoorkwab
307 308
302
301
27.2
Pijnappelklier
27.3
Schildklier
27.4
Bijschildklieren
27.5
Eilandjes van Langerhans
27.6
Juxtaglomerulaire cellen 313
27.7
Bijnieren
27.8
27.9
309
309 311 312
313
27.7.1
Bijnierschors
27.7.2
Bijniermerg
Geslachtsklieren
313 314
316
27.8.1
Eierstokken
316
27.8.2
Zaadballen
316
Weefselhormonen
Studieactiviteiten
316
320
Thema 11 Regeling door zenuwen 28
Het zenuwstelsel 28.1
Taken
28.2
Algemene werking
28.3
Indelingen naar bouw en functie
28.4
325 326
Anatomische indeling
327
28.3.2
Fysiologische indeling
329
Zenuwweefsel
330
28.4.1
Zenuwcellen
28.4.2
Steuncellen
28.4.3
Grijze en witte stof 334
28.4.4
Werking van de zenuwcel
29.2
29.3
331 333
336
338
Het centrale zenuwstelsel 29.1
327
28.3.1
Studieactiviteiten 29
323
325
341
Grote hersenen - bouw 341 29.1.1
Uitwendige bouw
29.1.2
Inwendige bouw
341 342
Grote hersenen - functies 344 29.2.1
Motorische schorsgebieden
344
29.2.2
Sensorische schorsgebieden
345
29.2.3
Emoties
29.2.4
Geheugen
29.2.5
EEG
Tussenhersenen 29.3.1
347 348
349 351
Pijnappelklier
351
29.4
29.5
29.6
29.7
29.8
29.9
29.3.2
Thalamus
29.3.3
Hypothalamus
Hersenstam
353
Middenhersenen
29.4.2
Pons 354
29.4.3
Verlengde merg 354
29.4.4
Reticulaire formatie
29.5.1
Bouw
29.5.2
Functie
Ruggenmerg
356
357
Bouw
29.6.2
Functies
Hersenvliezen
357 359
360
29.7.1
Harde vlies 360
29.7.2
Spinnenwebvlies
29.7.3
Zachte vlies 361
360
Hersenholten en hersenvocht 29.8.1
Hersenholten
29.8.2
Hersenvocht
362
362 363
Doorbloeding van de hersenen
365
367
Het perifere zenuwstelsel
369
30.1
Ruggenmergszenuwen
30.2
Hersenzenuwen
30.3
Reflexen 377
369
373
30.3.1
Reflexboog
30.3.2
Ruggenmergreflexen
377
30.3.3
Hersenstamreflexen 378
Vegetatief zenuwstelsel
383
Sympathisch zenuwstelsel
31.2
Parasympathische zenuwstelsel
31.3
Antagonistische werking
383
386
386
Thema 12 Waarneming Zintuigcellen
378
380
31.1
32.1
354
355
29.6.1
Studieactiviteiten
32
353
Kleine hersenen 355
Studieactiviteiten 31
352
29.4.1
Studieactiviteiten 30
351
389
391
Algemene kenmerken
391
385
32.2
Indeling van de zintuigcellen
Op basis van herkomst
32.2.2
Op basis van het soort prikkel
Studieactiviteiten 33
Zintuigen 33.1
33.2
33.5
393
394
397
33.1.1
Reukslijmvlies
33.1.2
Ruiken 397
Tong
Oog
397
399 Smaaknopjes
33.2.2
33.4
393
Neus 397
33.2.1
33.3
392
32.2.1
Proeven
399
400
400
33.3.1
Uitwendige bouw van de oogbol 400
33.3.2
Inwendige bouw van de oogbol
33.3.3
Zien 403
33.3.4
De hulporganen van het oog
407
Oor 409 33.4.1
Bouw van het oor
33.4.2
Horen
33.4.3
Evenwicht
Huid
409
412 413
413
33.5.1
Temperatuur
33.5.2
Druk
33.5.3
Tast
415
33.5.4
Pijn
416
Studieactiviteiten
413
415
416
Thema 13 Stevigheid en beweging 419 34
Skelet
421
34.1
Functies van het skelet
34.2
Botten
34.3
34.4
421
423
34.2.1
Bouw van het bot
34.2.2
Botafbraak en botopbouw
34.2.3
Indeling van de botten 423
Botverbindingen
423 423
426
34.3.1
Bindweefselverbindingen
34.3.2
Kraakbeenverbindingen
34.3.3
Gewrichten
426
Botten van het hoofd
429
426 426
403
34.5
34.6
34.7
34.4.1
Hersenschedel
34.4.2
Aangezichtsschedel
Botten van de romp
432
433
34.5.1
Wervelkolom
34.5.2
Wervels
34.5.3
Ribben
433
34.5.4
Borstbeen 437
433 436
Botten van schoudergordel, arm en hand 437 34.6.1
Schoudergordel
34.6.2
Arm 437
34.6.3
Hand
437
438
Botten van bekken, been en voet 34.7.1
Bekkengordel
34.7.2
Been 440
34.7.3
Voet
439
439
442
Studieactiviteiten 35
429
445
Spieren 447 35.1
Functies van skeletspieren
35.2
Bouw en werking van de skeletspier
35.3
35.4
35.5
35.6
447
35.2.1
Actine en myosine
35.2.2
Bewegen 448
Spieren van hoofd en hals 35.3.1
Hoofd
35.3.2
Hals 451
448
448
451
451
Spieren van de romp
453
35.4.1
Rugspieren
453
35.4.2
Borstspieren
35.4.3
Middenrif
35.4.4
Buikspieren
35.4.5
Bekkenbodemspieren
455 455 455 458
Spieren van schoudergordel, arm en hand 35.5.1
Schoudergordel
459
35.5.2
Opperarmbeen
459
35.5.3
Onderarm 460
35.5.4
Hand
35.5.5
Vingers
458
460 460
Spieren van bekkengordel, been en voet 460 35.6.1
Dijbeen
460
35.6.2
Onderbeen
461
35.6.3
Voet
35.6.4
Tenen
Studieactiviteiten
461 462
464
Thema 14 Voortplanting en seksualiteit 36
Voortplanting 36.1
36.2
36.3
36.4
36.5
Geslachtskenmerken
469
36.1.1
Primaire geslachtskenmerken
36.1.2
Secundaire geslachtskenmerken
Vrouwelijke geslachtsorganen 36.2.1
Eierstokken
36.2.2
Eileiders
36.2.3
Baarmoeder
36.2.4
Vagina
36.2.5
Vulva
469 470
470
470
471 472
473 473
Mannelijk geslachtsorganen
474
36.3.1
Penis
36.3.2
Zaadballen
36.3.3
Bijballen
36.3.4
Zaadleider 476
475
36.3.5
Zaadblaasjes, prostaat en klieren van Cowper
476
476
Ontwikkeling van geslachtscellen 36.4.1
Meiose
36.4.2
Eicelontwikkeling
36.4.3
Zaadcelontwikkeling
477
478
478 480 482
Hormonale invloeden op de voortplanting 36.5.1
Menstruele cyclus
36.5.2
OvariĂŤle cyclus
36.5.3
Overgang
483
484
486
487
36.6
Hormonale regeling bij de man 487
36.7
Geslachtsgemeenschap
36.8
Bevruchting
487
488
36.8.1
Op weg naar de eicel
36.8.2
Versmelting
Studieactiviteiten 37
467
469
489
489
490
Zwangerschap, bevalling en geboorte
493
37.1
Zwangerschap
37.2
Veranderingen van de orgaanstelsels tijdens de zwangerschap 494 37.2.1
493
Bloedsomloop
494
37.2.2
Voeding en vertering
37.2.3
Uitscheiding
495
37.2.4
Ademhaling
496
37.2.5
Huid
37.2.6
Regeling door hormonen
37.2.7
Regeling door zenuwen
37.2.8
Waarneming
37.2.9
Stevigheid en beweging
496
37.4
Bevalling
498
498
499
37.3.1
Ontsluiting
37.3.2
Uitdrijving
500
37.3.3
Nageboorte
502 502
De kraamvrouw 502
Studieactiviteiten 38
496 498
498
37.2.10 Voortplanting 37.3
494
Seksualiteit
503
505
38.1
Wat is seksualiteit?
38.2
Seksuele geaardheid 506
38.3
Anticonceptie
Studieactiviteiten
505
506
508
Thema 15 Levensloop 511 39
Voor de geboorte 39.1
39.2
39.3
39.4
513
Overerving van eigenschappen
513
39.1.1
Karyogram
39.1.2
Genen en allelen
513
39.1.3
Overerving voorspellen
39.1.4
X-chromosomale overerving
Embryonale ontwikkeling
514 515 516
517
39.2.1
Eerste tot vierde week
39.2.2
Vierde tot negende week 520
Foetale ontwikkeling
521
39.3.1
Placenta
39.3.2
Foetale bloedsomloop
39.3.3
Geboorteligging
39.3.4
De tijd is rijp
De geboorte
520
522 522
524
525
525
39.4.1
Bloedsomloop na de geboorte
39.4.2
Apgar-score
526
526
Studieactiviteiten 40
Na de geboorte 40.1
527 529
Ontwikkeling
529
40.1.1
Groeien, rijpen en leren
40.1.2
Tempo
40.2
Levensfasen
40.3
Sterven 532
529
530
531
40.3.1
Sterven 532
40.3.2
Verschijnselen van de dood 533
Studieactiviteiten
533
9
1 Een E en goed goed b egin... begin...
8
10 Regeling door hormonen
Ademhaling
Regeling 11 door zenuwen
7 12 Waarneming
Uitscheiding 6
3
2 4 Bouwstenen
Stevigheid en beweging
Voeding en vertering
Weefsels 1 Een goed begin...
Huid
De mens: één geheel
13 14 Voortplanting en seksualiteit
5 Bloedsomloop
15 Levensloop
Thema 1
Een goed begin… Inleiding
het tweede hoofdstuk komt de structuur van dit boek aan de orde, met uitleg over de volgorde van
… is het halve werk!
de thema’s zoals je ze in dit boek aantreft.
En dus is het slim om met dit thema te beginnen.
Dit is een leerboek. Daarom geven we aanwijzin-
Dit is een boek met leerstof die je nodig hebt voor
gen en tips over hoe je de leerstof het beste kunt
een beroep op niveau 4 in de gezondheidszorg of
bestuderen. Ook leggen we uit waarom je zoveel
sport- en bewegen: verpleegkundige, praktijkop-
van de bouw en de functie van het menselijk li-
leider, doktersassistent, tandartsassistent, apothe-
chaam moet weten.
kersassistent of sport- en bewegingscoördinator. Aan een opleiding voor zo’n beroep begin je niet zomaar. Je hebt nagedacht over wat het beroep inhoudt, over wat je er leuk en misschien minder leuk aan lijkt. Je hebt misschien iemand gesproken die al werkzaam is in zo’n beroep. Een belangrijke reden voor je besluit zal waarschijnlijk zijn dat je graag met mensen werkt. Je staat aan het begin van je loopbaan als professional in de zorg of in sport en bewegen. Dit boek ‘Anatomie en fysiologie’ legt een gedegen basis voor je latere beroepsuitoefening. Dit thema bestaat uit twee hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk van dit thema kun je lezen wat de begrippen anatomie (bouw) en fysiologie (functie) inhouden en welke vakgebieden ze omvatten. In
21
Thema 1 Een goed begin‌
22
Hoofdstuk 1 Anatomie en fysiologie
1
Anatomie en fysiologie De anatomie is het vakgebied dat zich bezighoudt
Inleiding
met de bouw en de vorm van het menselijk li-
Dit hoofdstuk gaat allereerst over de begrippen
chaam. Door middel van de anatomie wordt dui-
anatomie en fysiologie, en waarom je deze twee
delijk dat het lichaam uit zeer veel onderdelen be-
begrippen meestal in combinatie met elkaar te-
staat, die in meer of mindere mate met elkaar zijn
genkomt.
verbonden.
Vervolgens kom je een belangrijke waarschuwing
Voorbeelden van anatomische gegevens zijn:
tegen. Bij de studie van het menselijk lichaam haal
beenlengte, vorm van de schedel, ligging van de
je het lichaam namelijk als het ware uit elkaar.
grote bloedvaten, aantal ruggenwervels en grootte
Maar je mag de mens als geheel nooit uit het oog
van de lever.
verliezen: de mens is meer dan de aparte delen
Toch heb je niet genoeg aan alleen maar kennis
waaruit het lichaam is opgebouwd.
over bouw en vorm van het lichaam. Je krijgt geen
Het hoofdstuk eindigt met de bespreking van en-
antwoorden op vragen als: ‘Hoe werkt dit?’ en
kele veel gebruikte methoden, waarmee je het li-
‘Wat is de functie?’ Het ontlede lichaam is immers
chaam of delen daarvan – van buiten en van bin-
dood en de delen functioneren niet meer. Je kunt
nen – kunt onderzoeken.
door logisch redeneren een heel eind komen en
1.1
Begripsomschrijvingen
Om te weten te komen hoe iets is gebouwd, kun je het ’t beste uit elkaar halen. Wetenschappers zijn altijd nieuwsgierig en zij passen dit principe dan ook toe op het menselijk lichaam. Dat is al eeuwenlang een uitdagend onderzoeksterrein. Om de bouw te kunnen onderzoeken, werd het lichaam opengesneden en in delen uit elkaar gehaald. Dat gebeurt nog steeds. Dit soort onderzoek wordt aangeduid
Figuur 1.1
Ontleding van het menselijk lichaam in de snijzaal
met de term anatomie.
23
Thema 1 Een goed begin…
veronderstellingen doen over werking en functie. Maar je zou deze veronderstellingen ook graag
1.1.1
willen bewijzen. Dat is mogelijk door bij levende
Bouw en vorm bepalen de functiemogelijkheden
mensen onderzoek te doen. Dit soort onderzoek
De bouw en de vorm van een lichaamsdeel of or-
gebeurt met apparaten waarmee je allerlei li-
gaan hangt samen met de functie ervan. Neem
chaamsfuncties bepaalt en metingen doet. Het be-
bijvoorbeeld je hand. Je kunt iets vastpakken
palen van functies van het levende lichaam wordt
doordat je je duim tegen al je vingertoppen kunt
aangeduid met de term fysiologie.
plaatsen. Daardoor heeft je hand een grijpfunctie.
De fysiologie is het vakgebied dat zich bezighoudt
De voet is anders gebouwd en heeft deze bewe-
met onderzoek naar de werking en de functies van
gingsmogelijkheid niet. De hand en de voet hebben
het lichaam.
dan ook een andere functie. Je mag echter niet
Voorbeelden van fysiologische gegevens zijn:
zeggen dat de vorm en bouw bepalend zijn voor
bloeddruk, longcapaciteit, hartwerking, samenstel-
die functies. Je kunt immers leren op je handen te
ling van de urine en van het bloed, ademfrequen-
lopen of met je voeten te schilderen. Het is beter
tie, spierkracht en hersenactiviteit.
om te zeggen dat vorm en bouw bepalend zijn
De fysiologie is een relatief jonge wetenschap. Nog
voor de functiemogelijkheden.
steeds worden nieuwe apparaten uitgevonden en
Andersom heeft de functie van een orgaan ook
bestaande technieken verfijnd, om nog betere
invloed op de bouw ervan. Als je bijvoorbeeld re-
metingen van de lichaamsfuncties te doen.
gelmatig gaat hardlopen, worden je beenspieren
De anatomie en de fysiologie richten zich op het
dikker, wordt je longinhoud groter en je hartwand
lichamelijk functioneren van de mens. Het psy-
dikker. De veranderde bouw (zoals de dikkere
chisch (verstandelijk) functioneren is vooral het
beenspieren) bepaalt op zijn beurt weer de func-
terrein van het vakgebied psychologie en het so-
tiemogelijkheden. Daar is wel een grens aan: al
ciaal functioneren vooral dat van het vakgebied
oefen je nog zoveel, je kunt je grote teen nooit
sociologie.
tegenover de kleine teen van dezelfde voet plaatsen. Het zal je nu duidelijk zijn dat bouw en functie/ werking elkaar beïnvloeden, heel nauw samenhangen en meestal niet los van elkaar gezien kunnen worden. Je kunt daarom de vakgebieden anatomie en fysiologie wel van elkaar onderscheiden, maar ze moeilijk van elkaar scheiden. Dat is de reden dat anatomie en fysiologie heel vaak samen behandeld worden. Dat gebeurt ook in dit boek.
Figuur 1.2
24
Meting van de longcapaciteit
Hoofdstuk 1 Anatomie en fysiologie
1.1.2
te weten komt over dieper gelegen structuren.
De mens is meer dan de som van de delen
Zijn er binnenin verhardingen te voelen? Zijn de spieren slap of juist gespannen? Heeft de lever
Je kunt het menselijk lichaam niet als een apparaat uit elkaar halen en dan weer in elkaar zetten. Als je
normale afmetingen? Hoe is de hartslag? ■
Bij percussie klop je met je vingers aan de
een lichaam uit elkaar haalt, zijn alle verbindingen
buitenkant van het lichaam. Het kloppen geeft
onherroepelijk verbroken en er is geen leven meer.
geluid. Door verschil in toonhoogte krijg je een
Een gezond functionerend mens is meer dan de
indruk van de toestand van het onderliggende
som van de delen waaruit die mens bestaat.
weefsel. Is het hart vergroot? Hoe ontplooien
Toch maakt vooral de gezondheidszorg gebruik van
de longen zich tijdens de ademhaling?
de analyse, dat wil zeggen onderzoek van de af-
■
Bij auscultatie luister je met een stethoscoop
zonderlijke delen. Analyse maakt bespreking van
naar geluiden die door het lichaam gemaakt
een complex voorwerp of onderwerp mogelijk. En
worden. Hoe klinkt het hart? Hoe actief zijn de
dat geldt dus ook voor het menselijk lichaam.
darmen? Hoe stroomt de lucht tijdens het ademen door de longen?
Als je bijvoorbeeld een deel van je lichaam kunt missen (zoals keelamandelen) mag je niet conclu-
■
Bij laboratoriumonderzoek worden vloeistoffen
deren dat dit ‘misbare’ deel geen functie heeft.
onderzocht, zoals bloed, speeksel en urine, en
Misschien neemt een ander deel van het lichaam
weefsels. Hoe is de samenstelling van de
deze functie wel over.
bloedcellen? Zitten er ontstekingsbacteriën in
Wat je door analyse te weten komt, moet je altijd
het speeksel? Welke stoffen zitten er in de
zien in relatie tot het intacte gezonde lichaam. Bij
urine? Zitten er kankercellen in het weefsel?
bestudering van de ‘onderdelen’ van de mens, is het doel dat je de mens in zijn totaliteit beter gaat
De moderne technologie biedt veel mogelijkheden
begrijpen.
om inwendig onderzoek te doen naar bouw en functie van organen. Hieronder worden er enkele
1.2
Onderzoeksmethoden
uitgelegd. ■
Door middel van röntgenstraling (X-straling)
Er zijn allerlei methoden waarmee je de bouw en
worden opnamen van botten gemaakt. De
functie van het menselijk lichaam kunt onderzoe-
kalkhoudende botten absorberen de straling
ken. Hieronder staan enkele onderzoeken waarmee
niet, in tegenstelling tot de omringende zach-
je zonder het lichaam te ontleden al heel wat in-
tere weefsels. Op de röntgenfoto lichten de
formatie krijgt.
botten daardoor wit op.
■
■
Bij inspectie bekijk je zorgvuldig en systema-
■
Bij een CT-scan (computertomografie) wordt
tisch de buitenkant van het lichaam. Hoe is de
ook röntgenstraling toegepast. Hiermee kun je
kleur van de huid? Zijn er putjes of knobbels?
zachte weefsels zichtbaar maken. De computer
Staat de persoon recht? Hoe beweegt iemand
maakt er een afbeelding van. Terwijl een
zich?
röntgenfoto een soort skeletportret is, wordt bij
Bij palpatie tast je met je vingers het li-
een CT-scan een doorsnede van het totale li-
chaamsoppervlak op zo’n manier af dat je iets
chaamsdeel gemaakt. Hierop zijn de meeste
25
Thema 1 Een goed begin…
a Inspectie
b Palpatie
c Percussie
d Auscultatie
Figuur 1.3
■
Onderzoek van het lichaam. a Inspectie van de stand van wervelkolom en bekken. b Palpatie van de pols . c Percussie van de long-levergrens. d Auscultatie van de luchtstroom in de longen
typen weefsels herkenbaar, ook spieren en ze-
afbeelding van. Lucht en weefsels die weinig of
nuwen.
geen water bevatten, zoals botweefsel, geven
Bij een MRI-scan (magnetic resonance imaging)
geen signalen af en zien er op de MRI-scan
ligt de te onderzoeken persoon in een tunnel
zwart uit.
met een hele sterke magneet. Met die magneet
Bij echografie en echoscopie (ultrageluidonderzoek) worden hoogfrequente geluidsgolven
chaam gemagnetiseerd. Deze kernen gaan zich
het lichaam in gestuurd. Bij echografie gebeurt
als minimagneetjes gedragen. Ze draaien zich
dat via de huid. Bij echoscopie gebeurt dat via
ten opzichte van de grote magneet in een be-
een sonde, een flexibel staafje met aan het
paalde richting. Tegelijkertijd worden vanuit de
uiteinde een kopje dat geluidsgolven uitzendt.
MRI-tunnel radiogolven uitgezonden waardoor
De golven worden door de organen en weef-
de waterstofatoomkernen gaan meetrillen (re-
sels teruggekaatst en vervolgens geregistreerd.
soneren). Zodra de radiogolven stoppen, geven
De computer zet de teruggekaatste golven om
de waterstofatoomkernen de trillingsenergie af
in beeld.
als signalen. De computer maakt daar dan een
26
■
worden de waterstofatoomkernen in het li-
Hoofdstuk 1 Anatomie en fysiologie
a Rรถntgenfoto van de hand
b CT-scan van de hersenen c Echo van de baarmoeder van een zwangere vrouw (12 weken)
d Artroscopie van de knie Figuur 1.4
Inwendig onderzoek naar bouw en functie van organen
27
Thema 1 Een goed begin…
e Een elektrocardiogram maken Figuur 1.4
■
f Een MRI-scan maken
Inwendig onderzoek naar bouw en functie van organen (vervolg)
Bij de dopplersonografie wordt ook gebruik-
Vraag 2
gemaakt van hoogfrequente geluidsgolven.
Wat versta je onder fysiologie?
Hiermee kunnen vooral de stroomrichting en
■
■
stroomsnelheid van bloed in de bloedvaten
Vraag 3
geregistreerd worden.
Hieronder staat een lijstje van lichaamseigenschap-
Endoscopie is de verzamelnaam voor alle on-
pen die je kunt meten.
derzoeken waarbij je een optische sonde ge-
■
beenlengteverschil
bruikt. Aan het uiteinde van de sonde zit dan
■
bloeddruk
een minicamera. Met deze sonde, de endo-
■
hartslag
scoop, kunnen vrijwel alle holle organen en de
■
lengte van de dunne darm
grote gewrichten van binnen worden bekeken.
■
lichaamstemperatuur
Elektrische signalen van het lichaam kunnen
■
ligging van de hersenslagader
worden opgevangen en weergegeven op een
■
schedelomtrek
beeldscherm. Voorbeelden zijn het ECG (elek-
■
spierkracht
trocardiogram) met gegevens over de hartacti-
■
vorm van de halswervels
viteit, het EEG (elektro-encefalogram) met ge-
■
zuurstofverbruik
gevens over de hersenactiviteit en het EMG (elektromyogram) met gegevens over de
Schrijf het lijstje over en vermeld achter elke ei-
spieractiviteit.
genschap of die iets zegt van de anatomie of van de fysiologie van het lichaam.
Studieactiviteiten Vraag 1
Vraag 4 Waarom zijn anatomie en fysiologie onlosmakelijk met elkaar verbonden?
Wat versta je onder anatomie?
Vraag 5 Wat is het verschil tussen palpatie en percussie?
28
Hoofdstuk 1 Anatomie en fysiologie
Vraag 6 Noem drie voorbeelden van geluiden van het lichaam die je met auscultatie kunt onderzoeken.
Vraag 7 Noem vijf voorbeelden van laboratoriumonderzoek.
Vraag 8 Bij welk soort onderzoek krijg je een skeletportret?
Vraag 9 Bij een zwangere vrouw onderzoekt een arts regelmatig of de ontwikkeling van het ongeboren kind goed verloopt. Met welk onderzoek kan de arts dat doen?
29
Thema 1 Een goed begin…
Samenvatting De anatomie is het vakgebied dat zich bezighoudt met de bouw en de vorm van het menselijk lichaam. De fysiologie is het vakgebied dat zich bezighoudt met onderzoek naar de werking en de functies van het lichaam. Methoden waarmee je het lichaam vanaf de buitenkant kunt onderzoeken zijn: inspectie, palpatie, percussie en auscultatie. Door middel van laboratoriumonderzoek worden lichaamsvloeistoffen en weefsels onderzocht. Veelgebruikte onderzoekstechnieken om het lichaam van binnen te onderzoeken zijn: röntgenstraling, CT-scan, MRI-scan, echografie, echoscopie, dopplersonografie, endoscopie, ECG, EEG en EMG.
30