Op niveau 2 vmbo-kgt H 1-3

Page 1


NEDERLANDS

Leerwerkboek A 2 vmbo-kgt

Naam:

Klas:

Op niveau

2 vmbo-kgt

Leerwerkboek

A

Alinde Haan

Anneke Luijendijk

Geertje Plug

Liv Polman

Erica Renckens

Jante Rittersma

Marion Simon

Susanne Thomas

Martine van de Ven

1 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/havo havo/vwo vwo

2 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/(h) havo/(vwo) vwo

3 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo

4 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt

Bureauredactie

MR Taal

Vormgeving

Studio Michelangela

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals - met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken.

We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd. Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.

Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 0670185 2 Editie 3, druk 1, oplage 1, 2025

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025

Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,

Omslagfotografie

Studio Kluif

Opmaak

Crius Group

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

ROOD ORANJE GEEL BLAUW PAARS

Zo werk je met Op niveau

Structuur

hoofdstuk inhoud

thema Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het geven, beoordelen en interpreteren van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden, themawoorden en woorden uit de teksten.

fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.

taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.

spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.

formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.

taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.

• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.

• Zelftoets en dictee: In de hoofdstukken taalverzorging sluit je de onderdelen grammatica, spelling en formuleren af met een zelftoets. Bij spelling kun je ook oefenen met een dictee.

• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op verschillende niveaus bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging.

Licentie

Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus en andere leerjaren.

Taalvaardigheden Lezen, luisteren, schrijven, spreken, fictie

Vakoverstijgende vaardigheden

Bijv. begrijpen, analyseren, interpreteren, discussiëren, samenvatten

Wij zijn taal

Taalkennis Spelling, grammatica, formuleren, woordenschat, taalbewustzijn

Ontwikkeling identiteit

Bijv. kitisch denken, sociaal-culturele vaardigheden, samenwerking, motivatie, bewustzijn van de kracht van taal

Leerstofoverzicht 2 vmbo-kgt

- Sociale en culturele vaardigheden - Mediawijsheid - Kritisch denken - Communiceren - Informatievaardigheden

1 Start: Introductie fictie 1 Grammatica Woordsoorten:

Herhaling: - Zelfstandig naamwoord - Lidwoord - Werkwoord

Zinsdelen:

Herhaling: - Persoonsvorm - Werkwoordsvormen - Werkwoordelijke gezegde - Onderwerp Zelftoets en differentiatie

2 Duik in een verhaal

Paulien Weikamp, Vliegen

1 Start: Over media Woordenschat en woordraadstrategieën

1 Grammatica Woordsoorten:

- Bijvoeglijk voornaamwoord

- Persoonlijk voornaamwoord

- Bezittelijk voornaamwoord

Zinsdelen: - Bouwplan van een zin - Lijdend voorwerp Zelftoets en differentiatie

1 Start: Over leven online Woordenschat en woordraadstrategieën

3 Over verhalen

Edith Bronkhorst, Bijna alles is wit

- Personen beschrijven

- Hoofdpersoon en bijfiguren

- Waar of verzonnen

- Vertelperspectief

- Realistisch of niet

4 Verhalen vertellen

- Werkwoordstijden in verhalen

2 Spelling

Spellingregels:

- Bezitsvorm

Herhaling: - Meervoud - Verkleinwoord

Werkwoordspelling:

Herhaling: - Ik-vorm

- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoofdletters en leestekens:

- Hoofdletters en kleine letters

- Leestekens: punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt

Zelftoets, dictee en differentiatie

3 Formuleren

Herhaling:

- Hoofdletters en leestekens

- Duidelijke zinnen schrijven

- Publiek aanspreken: formeel en informeel taalgebruik

- Signaalwoorden: opsomming en tegenstelling

Zelftoets en differentiatie

4 Taalbewustzijn

- Synoniemen

- Homoniemen

2 Op zoek naar nieuws in de media

Nieuwsbericht schrijven

- Manieren van lezen

- Onderwerp en deelonderwerp

- Kernzin en overige zinnen

- Titel, tussenkopjes, bronvermelding

2 Spelling

Spellingregels:

- Bijvoeglijk naamwoord

- Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

- Te + hele werkwoord als bijvoeglijk naamwoord

Werkwoordspelling:

Herhaling:

- Klankveranderende werkwoorden

- Ik-vorm en stam

- Persoonsvorm verleden tijd

- Voltooid deelwoord

Leestekens:

Herhaling:

- Punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt Zelftoets, dictee en differentiatie

3 Beeldvorming in de media Gesprek voeren over media

- Manieren van luisteren

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

- Verbale en non-verbale communicatie

- Gesprek voeren

4 Nieuws verspreiden

Nieuws controleren en nieuwsbericht schrijven

- Tekstverbanden en signaalwoorden

- Nieuwsberichten

- Formeel, informeel

3 Formuleren

- Formuleringsfouten: als en dan

- Formuleringsfouten: dubbele ontkenning

- Citeren en bronvermelding

- Signaalwoorden: reden (+ herhaling voorgaande)

Zelftoets en differentiatie

2 Mijn wereld online

Vlog over schermgebruik

- Inleiding en slot van een presentatie

- Spreekplan

- Informatie beoordelen

- Manieren van lezen

- Stemgebruik

4 Taalbewustzijn

- Taalvariatie

- Standaardtaal

- Dialect

3 Je online leven de baas

Instructie schrijven over filterbubbel

- Kernzin en overige zinnen

- Titel, tussenkopjes, bronvermelding

- Instructie schrijven

- Tekst en beeld

4 De virtuele toekomst Blog schrijven over toekomst

- Informatie zoeken

- Informatie beoordelen

- Bronvermelding

- Tekstverbanden en signaalwoorden

5 Eindopdracht

1 Gezichtengids maken

2 Gedicht schrijven

Terugblik en differentiatie (keuze)

5 Rechten en regels in de media Mening geven over media

- Vragen stellen

6 Eindopdracht (Nep)nieuwsbericht schrijven

Terugblik en differentiatie (bk en gt)

5 Digitale kansen en beperkingen Presenteren over voor- en nadelen online wereld

- Spreekplan

- Publiek

6 Eindopdracht Een posterpresentatie houden over de virtuele toekomst

Terugblik en differentiatie (bk en gt)

- Probleemoplossend denken en handelen

1 Start: Introductie fictie

2 Duik in een verhaal

Kimberly Brubaker

Bradley, De oorlog die mijn leven redde

1 Grammatica

Woordsoorten:

- Wederkerend voornaamwoord

Herhaling:

- Splitsbaar werkwoord

Zinsdelen:

- Meewerkend voorwerp - Werkwoordelijk gezegde met ‘te’ en ‘aan’

Herhaling:

- Bouwplan van een zin

Zelftoets en differentiatie

2 Spelling

Spellingsregels:

- Cijfers en getallen

- Afkortingen

Herhaling

- Bijvoeglijk naamwoord

Werkwoordspelling:

- Werkwoorden uit het

Engels

Herhaling:

- Stam, ik-vorm

- ’t Kofschip

- Persoonsvorm verleden tijd

Zelftoets, dictee en differentiatie

3 Over verhalen

Laura Diane, Tussen

twee vuren

- Tijd en plaats

- Tijd die voorbijgaat

- Verhaalbegin en verhaaleinde

- Spanning

4 Verhalen vertellen

- Verhaalsoorten

- Werkwoordstijden in verhalen

- Verhalen vertellen

- Spannend vertellen

5 Eindopdracht

1 Reis over de wereld

2 Verhaal met beeld

3 Formuleren

- Verwijswoorden

- Vermijd stopwoorden

- Juiste toon

- Wederkerend voornaamwoord

- Signaalwoorden: voorbeeld (+ herhaling voorgaande) Zelftoets en differentiatie

4 Taalbewustzijn

- Afleidingen

- Voorvoegsels en achtervoegsels

- Dierentaal

- Samenwerken - Creatief denken - Kritisch denken - Informatievaardigheden - Creatief denken

1 Start: Over reclame Woordenschat en woordraadstrategieën

1 Grammatica

Woordsoorten:

Herhaling: - Voorzetsel

- Persoonlijk voornaamwoord - Bezittelijk voornaamwoord - Bijvoeglijk naamwoord

Zinsdelen: - Meewerkend voorwerp met ‘voor’

Herhaling: - Bouwplan van een zin Zelftoets en differentiatie

2 Beeldvorming in reclame

Gesprek over beeldvorming

- Gesprek voeren

- Mening en argument

- Van mening verschillen

2 Spelling

Spellingsregels:

- Samenstellingen

- Samentrekkingen

Herhaling:

- Bezitsvorm

- Werkwoordspelling

Leestekens:

- Apostrof Zelftoets, dictee en differentiatie

1 Start: Over gelijke behandeling Woordenschat en woordraadstrategieën

2 Wat is gelijkheid?

Meningen vormen en discussiëren

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

- Hoofdzaken en bijzaken

- Standpunt

Terugblik en differentiatie (keuze)

3 Wat reclame je vertelt

Reclameverhaal schrijven

- Argumenten

- Inleiding, middenstuk, slot

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

- Inhoud afstemmen op publiek

4 De invloed van influencers

Discussie over influencers

- Standpunt

- Discussie

5 De taal van reclame Overtuigende tekst schrijven over reclame

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

- Publiek

6 Eindopdracht

Reclametekst schrijven over jezelf

Terugblik en differentiatie (bk en gt)

3 Formuleren

- Beeldspraak

- Betekenis van woorden

- Formuleringsfouten: dubbele ontkenning, dan en als, verkeerd (verwijs)woord

Herhaling:

- Signaalwoorden

Zelftoets en differentiatie

4 Taalbewustzijn

- Taalverandering

- Leenwoorden

3 Gelijke behandeling op school

Overtuigende tekst schrijven over gelijke behandeling

- Kernzin en overige zinnen

- Hoofdgedachte

- Overtuigende tekst

- Tekstverbanden en signaalwoorden

4 Gelijkheid in taal en gedrag

Teksten vergelijken en interview afnemen

- Samenvatten

- Vragen stellen

- Interview

5 Recht op gelijke behandeling

Mening vormen en overtuigende tekst schrijven

- Standpunt, argumenten

- Overtuigende tekst

6 Eindopdracht

Interview afnemen en overtuigende tekst schrijven

Terugblik en differentiatie (bk en gt)

1 Start: Introductie fictie

3 Over verhalen

Yorick Goldewijk, Films die nergens draaien

- Figuurlijke taal

- Bijzondere taal

- Gedichten

- Rijmschema

4 Schrijven en vertellen

- Herhaling

5 Eindopdracht

1 Jouw verbeelding bij een verhaal

2 Poetry slam

Terugblik en differentiatie (keuze)

2 Duik in een verhaal
Carlie van Tongeren, Alleen thuis

Symbolen

In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.

Ga naar de Op niveau-website of zoek iets op internet.

Je werkt aan de vaardigheid Lezen.

Je werkt aan de vaardigheid Kijken.

Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.

Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.

Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.

Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands.

Werk samen met een of meer klasgenoten.

Het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.

Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.

Inhoud

1 Mensen in verhalen

4 Taalverzorging 2

5 Leven online

6 Verhalen die je meenemen

Stappenplan moeilijke woorden

Manieren van lezen

Schrijfplan

Stijlregels

Theorie

Register

Verantwoording

1 Mensen in verhalen

Inleiding

De personen in verhalen bestaan meestal niet echt. Toch kun je met hen meeleven, ook als ze een heel ander leven hebben dan jij. Een goed verhaal doet iets met je en zorgt bij jou als lezer voor verschillende gevoelens. Laat je meenemen!

Je leert:

1 respect tonen voor wat een ander denkt en voelt;

2 verhalen vergelijken met de werkelijkheid;

3 personen en hun rol in verhalen beschrijven;

4 het ik- en hij/zij-vertelperspectief herkennen en gebruiken;

5 uitleggen wat een verhaal met je doet;

6 een verhaal schrijven;

7 werkwoordstijden juist gebruiken in een verhaal.

1 Wat ga ik leren?

Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.

Beantwoord de vragen.

1 Welk leerdoel lijkt je gemakkelijk?

2 Welk leerdoel vind je het interessantst?

3 Wat lijkt jou het belangrijkste leerdoel van dit hoofdstuk?

1.1 Start

LEERDOELEN

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.

2 Kijken naar hoofdpersonen

a Bekijk de boekomslagen. Je ziet telkens een afbeelding van de hoofdpersoon uit het boek. Zet de afbeeldingen in de goede volgorde.

Geef de hoofdpersoon waar je het liefst over zou willen lezen een 1 en waar je het minst graag over zou willen lezen een 6.

b Je hebt je keuze waarschijnlijk gemaakt door kenmerken die je ziet of eigenschappen die je verwacht bij de hoofdpersonen.

Wat sprak jou aan in de hoofdpersonen?

Noteer drie eigenschappen of kenmerken.

tip  Een eigenschap heeft te maken met iemands karakter. Een kenmerk is iets wat je kunt zien, zoals leeftijd, geslacht of huidskleur.

c Kijk naar de persoon waar jij het liefst over zou willen lezen. Op welke manier zou deze persoon in de problemen kunnen komen?

Bedenk wat er met deze persoon aan de hand is.

d Bespreek de antwoorden op de eerste drie vragen met een klasgenoot.

Over wat voor soort hoofdpersonen lees je het liefst?

Noteer je antwoord in een of twee zinnen.

1.2 Duik in een verhaal

Je leert:

• respect tonen voor wat een ander denkt en voelt;

• verhalen vergelijken met de werkelijkheid;

• personen en hun rol in verhalen beschrijven;

• uitleggen wat een verhaal met je doet.

Lekker lezen

3 Gedichten lezen

Lees de gedichten Bijna feest en schuw vogeltje.

BIJNA FEEST

Zo 't is in orde met wat het kan worden

zestig ballonnetjes boven de deuren veertig verschillende heerlijke hapjes bootjes, bonbonnetjes, stengels en flapjes duizenden lichtjes in prachtige kleuren

Joke van Leeuwen 5 10 15

tweehonderd hits om tot ver te verspreiden driehonderd vlaggetjes om mee te zwaaien zeventien dansplateaus die kunnen draaien buiten een olifant om op te rijden

dertig relaxhutjes hoog in de bomen waar je relaxed naar beneden kunt loeren maxibeleefbaan met deinende vloeren hoge fonteinen waar dranken uit stromen zo het is mooier dan ik me kon wensen

nu nog de mensen.

LEERDOELEN

1.2 Duik in een verhaal

a Beschrijf in je eigen woorden waar het gedicht Bijna feest over gaat.

b Vanaf welke regel in Bijna feest zijn de voorbereidingen volgens jou niet meer zoals in het echt?

Vanaf regelnummer

c Wat is volgens het gedicht Bijna feest het belangrijkst bij een feest?

d Wat vind jij het belangrijkst bij een feest?

Leg je antwoord uit.

e Waar gaat het gedicht schuw vogeltje over?

f In welk gedicht herken jij jezelf het meest?

Leg uit waarom.

SCHUW VOGELTJE

luchtig is licht je zou willen dat je dapper met gewapper kon opstijgen

ver uit het zicht van lastige blikken van dagelijks plagen niet meer schrikken

geen twijfel of vragen wie je mag zijn geen moed in de schoenen je eigen domein

kun je opveren van vogels leren?

Frank Eerhart

Verhaal lezen

Lees het verhaal Vliegen

a Wie is de hoofdpersoon? Leg uit hoe je dat weet.

b Noteer de namen van de zes vrienden die bij het bankje bij elkaar zijn.

c Wie is de leider van het groepje? Markeer drie zinnen in het verhaal waaraan je dat kunt zien.

d Umut wil eigenlijk helemaal niet in zijn vaders auto gaan rijden. Hoe komt het dat hij dat toch doet?

e In regel 98 staat: Voordat alles anders werd… Wat weet je hierdoor?

f Let op de omgeving waar het verhaal zich afspeelt. Beschrijf in een paar zinnen hoe de omgeving eruitziet.

VLIEGEN

5 10 1.2

Ons bankje was leeg op twee blikjes Red Bull na. Ik ging zitten en keek naar de broertjes Öksül die iets verderop onder onze galerij stonden. Ze hadden allebei een familiezak chips in hun handen en keken naar Poes zonder Pootjes, de knuffel van mijn broer die mijn moeder op de reling had gelegd om te drogen. Ilyas had er flink overheen gekotst. 'Kan jij hem kapotschieten?' De jongste broer lachte zijn tanden bloot en wees naar Poes zonder Pootjes. Stukjes natte chips vlogen alle kanten op. 'Easy.' Uit zijn achterzak haalde de oudste een zelfgemaakte katapult. 'Hier.' Hij gaf zijn zak chips aan zijn broertje en raapte een steentje van de grond. Hij legde het steentje in het elastiek en trok het naar achteren terwijl hij naar de knuffel keek. Zijn broertje propte een vuistvol chips naar binnen.

Geen van tweeën had in de gaten dat ik vlak achter hen was gaan staan.

De oudste kneep één oog dicht en trok het elastiek nog een paar centimeter naar achteren, zijn elleboog raakte bijna mijn borst. Hij spande de katapult nog iets meer aan. Op dat moment trok ik het ding uit zijn handen. 'Los!'

De broertjes keken me aan alsof ik hun huis in de fik had gezet.

'Geef terug, Umut!' De oudste probeerde de katapult terug te pakken, maar ik hield hem hoog in de lucht.

'Je krijgt hem terug als ik jouw chips krijg.'

'Laat maar zitten.' Hij griste de zak uit de handen van zijn broertje en sjokte naar de B-flat. Een fiets die tegen een lantaarnpaal stond geleund, trok ie omver en zijn broertje schopte er onhandig tegenaan.

Ik ging weer naast de Red Bull-blikjes zitten omdat ik wist dat mijn vrienden er over een paar minuten zouden zijn. We maakten nooit echt een afspraak, we voelden dat het tijd was. We waren allemaal hier in deze flats geboren en als de wind verkeerd stond sloeg de rotte vislucht van de visfabriek iets verderop ons allemaal in het gezicht.

Daar kwam Jeffrey al. Hij ging naast me zitten en ik haalde een verfrommeld pakje sigaretten uit mijn broekzak. 'Hier.'

De sigaret rookten we in stilte. Zo wilde Jeffrey dat. Toen de sigaret bijna op was kwamen de anderen. Maarten ging naast me zitten en nam Keighley op schoot. Ieb en Ahmed bleven staan. We rookten allemaal nog een stille sigaret.

We zaten wel een uur op het bankje. We praatten over niks. Er kwam geluid uit onze monden, we verplaatsten lucht, en soms onze lichamen. We schudden als er wat te lachen viel en we waren stil als we rookten.

Uit de C-flat kwam een groepje vrouwen naar buiten, hun lange jassen en hoofddoeken fladderden in de wind die nooit stopte met waaien tussen de gebouwen. Ze gingen theedrinken bij een buurvrouw in onze flat, dat deden ze iedere zaterdagavond. Ahmeds moeder was er ook bij. Ze zwaaide. Niemand van ons zwaaide terug.

De flarden van Turkse gesprekken over Marokkaanse buurvrouwen en de nieuwe kapper op de hoek verdwenen met de vrouwen mee de flat in. Toen de laatste de deur achter zich dichtdeed wreef Ahmed over zijn haar en zei: 'Een neef van me heeft vorige week op het terrein van de visfabriek geracet. Met de auto. Van zijn vader.'

'Welke neef?' gilde Ieb. Ieb was óók een neef van Ahmed.

'Halil.'

'Halil, die klootzak is pas vijftien! Ik zweer het je.'

Ik wist wie hun neef was. Hij woonde in B en gedroeg zich alsof hij de baas was. Soms ging hij zelfs zomaar op ons bankje zitten. Jeffrey had hem al eens in elkaar geslagen, maar dat had niet geholpen. Een paar dagen geleden was hij met zijn hele familie naar Turkije vertrokken, anders hadden we hem zeker weten vanavond ook weer op zijn bek moeten slaan.

'Als die eikel het kan, dan kunnen wij het beter.' Jeffrey draaide zijn pet achterstevoren. 'Wie heeft er een auto?'

'Mijn vader heeft geen auto meer.' Maarten kuste Keighley in haar nek. Maartens vader mocht niet meer werken in de fabriek nadat ze een hele partij vissticks moesten weggooien omdat hij in een dronken bui over de lopende band had gepist.

'Mijn vader ontploft als ik alleen al naar zijn auto kijk.' Keighley draaide met haar ogen. Jeffrey ging staan. 'Um, het wordt jullie wagen.'

'Wat?' Ik ging ook staan. Mijn vaders auto, daar moesten ze van afblijven. 'Waarom nemen we niet die van jouw vader?'

'Jullie hebben een grote bak, daar passen we allemaal in. Ga de sleutel maar halen.' Hij wees naar Poes zonder Pootjes.

Ik bleef staan met mijn handen voor mijn borst. 'Kom op, ik kan toch niet ónze auto pakken?' Ik keek van Ieb naar Ahmed, naar Keighley en Maarten. Het leek of Jeffrey net een peuk had aangestoken, zo stil waren ze. 'Jongens?'

Er gebeurde niks.

De stilte duwde me een stap achteruit richting onze flat. Jeffrey grijnsde en legde zijn hand op mijn schouder. 'Ik wist wel dat ik op je kon rekenen.'

In ons huis rook het naar pannenkoeken vermengd met de weeïg zoete geur van het braaksel van Ilyas. Ömer zat tv te kijken. Mijn vaders stoel was leeg, hij had de avondshift in de visfabriek. Mijn moeder was in onze slaapkamer bij mijn spugende broer.

In de gang stond een kastje met in de bovenste la de sleutels van de auto. Even schoot door mijn hoofd dat ik ook gewoon naast Ömer kon gaan zitten. Ömer die nooit in de problemen kwam, Ömer die in mei was geslaagd voor het vwo, Ömer die de hele grote vakantie een cursus natuurkunde ging doen, Ömer die in september geneeskunde ging studeren. Ik trok de la open en greep de sleutelbos alsof het een muis was die kon ontsnappen. Ik ging zo snel als ik kon weer naar beneden, voordat ik echt zo gek zou zijn om naast Ömer te gaan zitten.

Met een bonkend hart van het rennen en misschien ook wel van iets anders gaf ik de sleutel aan Jeffrey.

'Waar staat die ouwe roestbak?' Jeffrey draaide zijn pet weer naar voren.

Met zijn allen liepen we naar de lichtbeige Ford van mijn vader. In de achterbak had hij een stoel voor Ilyas gemaakt.

Dan had mijn broer alle ruimte om met zijn goede been te schoppen als hij een poes zag, of een trein, of een brug.

Jeffrey opende de passagiersdeur en ging meteen zitten.

Maarten rukte de achterdeur open en schoof met Keighley en Ieb op de achterbank.

Alleen Ahmed en ik bleven over. Ik keek hem aan en hij keek terug.

'Het is jullie auto, bro. Ik ga echt niet rijden.'

'Tuurlijk ga jij wel rijden. Het was jouw idee, weet je nog?'

Groot maken, niet laten zien dat je bang bent, je tegenstander afbluffen. Ik deed het allemaal, maar het werkte niet.

'Um, jij rijdt.' Jeffrey wees naar de bestuurdersstoel.

Met snelle passen liep Ahmed naar de achterbak, gooide de klep open en liet zich in Ilyas' stoel vallen. Ik keek naar Jeffrey. Traag ging ik zitten op de plek die hij aanwees.

Voordat alles anders werd, nam papa Ilyas en mij op zaterdag wel eens mee naar een weggetje parallel aan de dijk, ver weg van de stad. Een zanderige weg waar nooit iemand kwam. Eerst mocht Ilyas op schoot. Papa draaide aan de sleutel, de motor sloeg aan, we rolden langzaam de weg op en dan zei papa in het

Turks: 'Twee.' Met een woeste ruk trok Ilyas de pook in de twee terwijl papa de koppeling indrukte. De auto schokte en stond stil. Mijn vader lachte zijn bulderende lach die de hele

auto vulde. Dan was het mijn beurt om de auto te laten schokken en mijn vader te laten bulderen. We gingen net zolang door totdat we hem allebei in de vijf én in de achteruit konden zetten. Mijn vader applaudisseerde luid en trakteerde ons na afloop op ijs.

Ik legde allebei mijn handen op het stuur en sloot mijn ogen. Heel even zat ik weer op mijn vaders schoot, voelde zijn warme benen onder de mijne en zijn adem in mijn nek als hij zei dat het goed ging. Terwijl ik de koppeling indrukte, drukte ik uit alle macht al deze gedachten mijn hoofd uit. Nog één keer denken aan mijn vader en ik zou niets anders kunnen dan de sleutel uit het contact trekken, sorry zeggen en uitstappen. Ik schakelde naar de één en draaide de sleutel om. Met een wild brullend geluid sloeg de motor aan. Van schrik vloog mijn voet van de koppeling, waardoor het compleet stil werd in de auto.

Keighley giechelde.

Ik wreef over mijn hoofd. Soms deed mijn vaders auto het niet. Dat gebeurde minstens één keer per jaar, misschien was het nu wel die ene keer? Mijn spieren ontspanden zich en ik legde mijn hand op de portierklink. Volgende keer beter.

Met een tergend trage beweging draaide Jeffrey zijn hoofd naar mij.

Er veranderde iets in de auto. Alsof op dat moment de hitte van de dag in één zucht was verdwenen en de kilte van de nacht tussen ons in was gekropen. Jeffrey knikte naar mijn benen. Ik drukte de koppeling in en hij draaide de sleutel om. De auto sloeg opnieuw aan. Jeffrey wees naar de weg naar de fabriek. 'En nu gassen.'

Ik haalde de handrem eraf, zette de versnellingspook opnieuw in de één en duwde op het gaspedaal.

Langzaam reed de auto een stukje naar voren.

Achterin begonnen ze te joelen.

'Max Verstappen!' Ieb wipte op en neer.

Ik koppelde opnieuw en zette hem met één vloeiende beweging in de twee. We gingen iets harder en ik reed de auto het plein af, richting de visfabriek.

Het enige wat de fabriek scheidde van onze flats was een lange rechte weg door de polder met aan weerskanten bomen en een sloot. De weg werd alleen gebruikt door de werknemers van de fabriek en grote blauwe vrachtwagens waarop in gele letters stond geschreven: de vissticks van van oord, ongehoord lekker.

Ik draaide de auto de weg op. Het ging honderd keer makkelijker dan ik had gedacht. 'Goed zo, Um.' Jeffrey ging onderuitgezakt zitten.

Ik zette hem in zijn drie en gaf gas.

Alles was precies hetzelfde als wanneer mijn vader reed. Dezelfde ratel achterin bij Ilyas' stoel, dezelfde trillende ruitenwisser, dezelfde tik van de dennenboomgeurverfrisser tegen de hanger met de pasfoto van mijn moeder. Ze keek me lachend aan, haar lange blonde haren los over haar schouders.

Op de snelheidsmeter zag ik dat ik maar vijftig reed, ik zou nog veel harder kunnen.

Met gemak. Ik ging achteroverzitten en legde mijn linkerhand boven op het stuur en mijn andere op mijn been. Waarom had ik dit nooit eerder gedaan?

Ieb tikte me op mijn rug. 'Hoe the fuck kan jij zo goed rijden?'

Ik haalde mijn schouders op.

'Hij rijdt al jaren stiekem zonder ons.' Maarten mepte op mijn hoofd.

Ahmed joelde vanuit de achterbak en ik joelde vanbinnen.

'Muziekje?' Ik keek naar Jeffrey.

'Telefoon?' Jeffrey trok aan zijn pet en stak zijn hand uit.

Ik gaf hem mijn telefoon.

Jeffrey scrolde totdat hij vond wat hij zocht, drukte op play en liet mijn telefoon tegen de voorruit aan glijden.

We zongen allemaal keihard mee.

Keighley draaide haar raam naar beneden en stak haar hoofd naar buiten. Ik hoorde het zachte getik van haar wapperende haar tegen het raamkozijn terwijl ze gilde: 'Freedom!'

Het was als in een film. De donkerblauwe hemel, de maan die tevoorschijn kwam, de eerste sterren, de bomen die als een stroboscoop voorbij flakkerden, het schijnsel van de lantaarnpalen in de sloot. Ik kneep in het stuur en voelde me groter dan mijzelf. Alsof mijn huid niet de grens van mijn lijf was maar alles om mij heen, de hele wereld, ook bij mij hoorde. Er was een begin en ook geen einde. We passeerden het hek dat altijd openstond, een roodomrand wit bord glimlachte het getal 30 naar ons en we reden het fabrieksterrein op. Hier konden we pas echt goed racen, hier waren geen bomen en diepe sloten.

Het kantoor van Van Oord was het eerste gebouw op het terrein, een paar kleine groene lampjes knipperden in het donker. Daarachter stonden de felverlichte fabriekshallen.

Ik liet het gas een beetje los, legde beide handen op het stuur en maakte me klaar voor de bocht om het gebouw.

'Gassen, Um,' riep Ahmed vanaf Ilyas' stoel.

Ik draaide me om en stak mijn duim in de lucht.

'Umuuuuuuuut!!!' Keighley gilde alsof haar vel eraf werd getrokken.

Net om de bocht stond een grote Van Oord-vrachtauto geparkeerd en er was niets meer wat ik kon doen om die te ontwijken.

Uit: Paulien Weikamp, Vliegen

Ervaringen uitwisselen

5 Verhaal en gedichten bespreken

Werk samen met twee klasgenoten of doe de opdracht klassikaal.

Gebruik het verhaal Vliegen en de gedichten Bijna feest en schuw vogeltje. Bespreek het verhaal en de gedichten.

Je kunt deze vragen gebruiken:

1 Hoe denk je dat Umut het thuis heeft? Door welke aanwijzingen in het verhaal weet je dat?

2 Lees regel 119-123 van het verhaal Vliegen nog eens. Twee leerlingen spelen dit stukje na. Bespreek daarna hoe ze het gespeeld hebben en hoe ze de gevoelens in dit stukje hebben laten horen en zien.

3 Zou je Jeffrey als vriend willen hebben? Waarom wel of niet?

4 Wat had jij gedaan als je Umut was? Kun je Umuts keuze begrijpen?

5 Wat is Umuts probleem aan het begin van het verhaal? En aan het eind?

6 Wat in dit verhaal komt op jou echt over? Wat komt minder echt over?

7 Vergelijk het verhaal met het gedicht Bijna feest. Wat heeft de laatste regel van het gedicht te maken met het verhaal?

8 Lees regel 61-67 van het verhaal nog eens. Waarom past het gedicht schuw vogeltje hierbij volgens jou?

Leestips

Wil je meer verhalen lezen over het maken van moeilijke keuzes? Bekijk deze tips.

Greet Beukenkamp, De vlucht van de zeemeeuw

Klas 2D gaat op kamp naar Terschelling. De stemming is uitgelaten. Het lijkt een gezellige klas, maar de werkelijkheid is anders. Het hele jaar al verzieken een paar jongens de sfeer in de klas met pesterijen. Het is alsof tijdens deze kampweek alle remmen losgaan. Zelfs de leraren hebben geen vat meer op de jongens.

Hans Mijnders, Noodweer

Kai fietst zo snel mogelijk naar huis, maar ziet een scooter over het hoofd. Daarna wordt alles zwart voor zijn ogen. De schade is groot en de bestuurder van de scooter laat het er niet bij zitten. Kai krijgt de schuld en er volgen bedreigingen. Kai durft de waarheid niet te vertellen. Is hij nu slachtoffer of zelf schuldig?

Mirjam Oldenhave, De levens van Lanya

Dit is het waargebeurde verhaal van de 16-jarige Lanya die vluchtte uit Irak. Haar ouders verwachten dat alle kinderen ‘normaal’ gaan doen, maar dat kan Lanya niet meer, want zij wil haar eigen leven leiden. Om uithuwelijking te voorkomen duikt Lanya onder, en dan beginnen de problemen pas echt.

Daphne Benedis-Grab, Ik ken jouw geheim

Owen, Gemma, Ally en Todd krijgen hetzelfde dreigbericht. Ze besluiten te doen wat de afperser zegt, want anders wordt hun geheim bekend. Ze kennen elkaar nauwelijks, maar moeten samenwerken om de instructies van de blackmailer op te volgen. Het wordt steeds gevaarlijker, en de tijd tikt. Kunnen ze de afperser stoppen voordat het te laat is?

1.3 Over verhalen

Je leert:

• respect tonen voor wat een ander denkt en voelt;

• verhalen vergelijken met de werkelijkheid;

• personen en hun rol in verhalen beschrijven;

• het ik- en hij/zij-vertelperspectief herkennen.

Kijken naar personen

6 Persoon beschrijven

Gebruik het verhaal Vliegen.

Gebruik de theorie Personen beschrijven

Personen beschrijven

Als je een persoon uit een verhaal beschrijft, let je op:

Soms wordt er veel over gezegd, soms maar heel weinig.

LEERDOELEN

THEORIE

• het uiterlijk van de persoon (bijvoorbeeld: lichaam, gezicht, haar, kleding)

• de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt (bijvoorbeeld: aardig, behulpzaam, opvliegend, eigenwijs, angstig)

• belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld: leeftijd, gezondheid, arm of rijk)

• de relaties met anderen

Een relatie kan goed zijn, maar ook moeilijk of ingewikkeld, met ruzies, problemen en geheimen.

a Markeer in het verhaal alles waardoor je iets te weten komt over de kenmerken van Umut.

Noteer in je eigen woorden wat je nu weet over Umut.

Gebruik vier zinnen. 1.3

b Welke gevoelens heeft Umut tijdens het autorijden?

• Beschrijf de twee gevoelens die hij na elkaar heeft.

• Noteer ook de zinnen uit het verhaal waar je dat aan merkt.

c Werk samen met een klasgenoot. Vergelijk jullie antwoorden op vraag a en b.

• Leg elkaar uit hoe je aan je antwoord bent gekomen.

• Vul je antwoord aan als dat nodig is.

7 Rol en karakter van personen

Gebruik de theorie Hoofdpersoon en bijfiguren

Hoofdpersoon en bijfiguren

THEORIE

De belangrijkste persoon in een verhaal noem je de hoofdpersoon. Veel verhalen hebben één hoofdpersoon, soms zijn er twee of meer.

De hoofdpersoon:

• wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen. Daardoor kun je je vaak goed in deze persoon inleven.

• heeft een belangrijk probleem, een opdracht of een doel.

Andere personen in het verhaal noem je bijfiguren. Ze zijn minder belangrijk en je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersoon.

Een bijfiguur heeft vaak een bepaalde rol in het verhaal: een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem, een tegenstander maakt het de hoofdpersoon juist moeilijk.

a Personen in een verhaal kunnen verschillende rollen hebben. Wat doet een helper en wat doet een tegenstander?

Leg beide rollen in één zin uit.

helper:

tegenstander:

b Lees het voorbeeld.

Jayden staat er niet goed voor op school. Als hij blijft zitten, mag hij van zijn vader niet meer zo vaak voetballen, terwijl hij volgens zijn trainer veel talent heeft en graag prof wil worden. Zijn moeder brengt hem met de auto naar voetbaltraining en pakt elke dag zijn schooltas voor hem in. Zijn vriendin Mare legt hem wiskunde uit. Zijn mentor mevrouw El Amani belt Jaydens vader telkens als hij een cijfer lager dan 6,5 haalt.

Geef aan welke rol de personen hebben.

1 Jayden helper | hoofdpersoon | tegenstander

2 vader helper | hoofdpersoon | tegenstander

3 trainer helper | hoofdpersoon | tegenstander

4 moeder helper | hoofdpersoon | tegenstander

5 Mare helper | hoofdpersoon | tegenstander

6 Mevrouw El Amani helper | hoofdpersoon | tegenstander

c Gebruik het verhaal Vliegen

Beantwoord deze vragen eerst voor jezelf.

Schrijf het nummer en het antwoord op elke vraag op een apart briefje.

1 Wie is het meest een tegenstander van Umut?

2 Wie is de helper van Umut?

3 Welke positieve eigenschap heeft Umut?

4 Welke negatieve eigenschap heeft Umut?

5 Welke positieve eigenschap heeft Jeffrey?

6 Welke negatieve eigenschap heeft Jeffrey?

d Werk in een groep van vier. Leg alle antwoorden in het midden. Leg ze per vraag bij elkaar.

Bespreek welk antwoord op de vraag steeds het beste is.

Gebruik argumenten die je uit het verhaal haalt.

Meeleven en meevoelen

8 Mening geven over personen

Gebruik het verhaal Vliegen

a Welke indruk krijg je van de vader van Umut?

b Wie zou jij liever als vriend willen hebben, Umut of Jeffrey?

Leg je antwoord uit.

c Bekijk de video over Tijmen.

Welke drie redenen geeft Tijmen om te doen wat de jongens in het groepje willen?

d Welke reden van Tijmen past het best bij Umut?

e Vind je dat een goede reden om mee te doen met de groep?

Leg je antwoord uit.

9 Wat verhalen met je doen

Gebruik het verhaal Vliegen

Gebruik de theorie Verzonnen en waargebeurde verhalen.

Verzonnen en waargebeurde verhalen

THEORIE

Verzonnen verhalen worden fictie genoemd. Er zijn ook verhalen die waargebeurd zijn, bijvoorbeeld in het nieuws, in een biografie of in een geschiedenisboek. Verzonnen en waargebeurde verhalen laten je dingen voelen en beleven.

Is een tekst een verhaal? Dat zie je aan deze kenmerken:

• Er zijn personen met wie je kunt meeleven.

• Er ontstaat een probleem dat moet worden opgelost, of er is iets gebeurd.

• Er is een volgorde van gebeurtenissen, met oorzaak en gevolg, een begin en een eind.

a Bij een goed verhaal leef je écht mee met de hoofdpersoon en beleef je wat diegene beleeft. Kies drie momenten in het verhaal waarop jij heel erg met Umut meeleefde.

Wat had je op dat moment tegen hem willen zeggen?

Teken drie spreekballonnetjes in de kantlijn bij het verhaal en schrijf je reacties daarin. Je reacties moeten goed bij het verhaal passen.

b Welk gevoel had je na het lezen van het verhaal?

Leg uit waardoor dat kwam.

c Lees het verhaal Bijna alles is wit. Vergelijk dit verhaal met het verhaal Vliegen

Verbind de titel met wat je vooral leest in het verhaal.

Bijna alles is wit • • omschrijving met veel gebeurtenissen

Vliegen • • omschrijving met veel gevoelens en gedachten

d Vergelijk de verhalen Vliegen en Bijna alles is wit.

Welk verhaal vind je leuker om te lezen?

Geef twee argumenten om uit te leggen waarom je dat vindt.

e Vergelijk de verhalen Vliegen en Bijna alles is wit

Met wie kon je het beste meeleven: met Umut of met Soukaina?

Waardoor komt dat?

BIJNA ALLES IS WIT

Edinho blinkt uit in sport, maar stoer doen op school is wel wat anders. Hij is stiekem verliefd en heeft hij zich laten overhalen door zijn vrienden om ook iets te doen met Valentijnsdag.

E

5 10 15

De valentijnspolitie staat voor het bord en voelt zich heel belangrijk. Ze lezen namen van een lijst en delen lolly’s en knuffels uit. Gespannen en lacherig tegelijk wacht iedereen af of ze misschien iets zullen krijgen. De hartvormige briefjes die aan de rood verpakte cadeautjes zitten, geven slechts af en toe een naam prijs. Een paar meisjes krijgen wel vier pakjes. De vriendinnen die ze gegeven hebben, maken zich al snel met blijde ogen bekend. Ik zie nu dat de uitdelers richting Soukaina gaan. De meesten in de klas zijn vooral bezig met hun eigen verrassingen en lijken niet meer zo geïnteresseerd in de acties van de politie. Belangstellend en zo nonchalant mogelijk kijk ik toe, in de hoop dat niemand iets bijzonders aan mij zal merken. Soukaina lijkt verrast als ze haar geschenk aanpakt. Het is groot, groter dan de andere cadeautjes en aan de vorm kun je niet zien wat erin zit. Ze krijgt wit crêpepapier met witte linten. Ik heb mijn best gedaan: wit doet me aan haar denken. Op het hartje staat alleen ‘Voor Soukaina’, mijn naam zal ze niet te weten komen.

Ze pakt het langzaam en zorgvuldig uit, vouwt het papier eerst op voor ze de verschillende delen van het cadeau bekijkt.

Haar blik, die eerst twinkelt van nieuwsgierigheid, veranderd langzaam in licht verbijsterd. Voor haar geen chocola, pluizige hartjes of snoepjes… In haar handen heeft ze een enorme hartjeslolly, met aan de ene kant een bosje verse muntblaadjes en aan de andere kant een pakje Bolacha de Cabo.

S

Boos gooi ik mijn tas in een hoek van de gang en smijt mijn jas tegen de muur. Ik heb me uit school snel naar huis gehaast, wil wegkruipen in m’n kamer. Shitzooi op school, Maryam lag in een deuk en Mina keek verbaasd naar de munt en de koekjes. Waarom heb ik geen rood verpakt knuffeltje gekregen van een vriendin, waarom geen kleine lolly? Nee, Soukaina moest zo nodig weer opvallen met haar cadeautje in het wit. Van wie? Ik heb geen idee. Het kan een jongen uit M3B zijn, en ook uit de andere M3-klassen is een mogelijkheid. Of pest iemand me misschien? Nee, dat geloof ik niet, al die moeite doen… Iemand heeft de moeite genomen, dringt het nu opeens tot me door. Na de boosheid van net, komt nu de verwarring binnen. Iemand heeft zoveel moeite voor me gedaan dat hij (?) nagedacht heeft over een geschikt cadeau en wit crêpepapier en linten is gaan kopen. Alles heel zorgvuldig en mooi heeft ingepakt. Wie o wie? Ik sluit mijn vriendinnen uit, die hadden zich in hun enthousiasme allang verraden. Ik ga op de bank zitten met de cadeaus in mijn hand en pieker. Ik loop in gedachten alle klasgenoten na en streep er behoorlijk wat weg. Met Faissal heb ik vaak ruzie, Mo kijkt me nooit aan en hangt altijd om Ilham heen, Nafaa heeft al verkering…

Damian? Met hem praat ik wel leuk, ik kan vaak met hem lachen. Sem? Giulio misschien? Wat is de boodschap? Munt samen met koekjes … Misschien moet ik me focussen op de Kaapverdische jongens door dat ‘Cabo’. Ik raak het spoor bijster, kom nu even niet verder en mijn knorrende maag roept me tot de orde. Ik ben aan de beurt om het eten te maken vanavond, opschieten dus.

‘Habibati, hoor je wel wat ik zeg? Luister jij niet naar je mama? Ben ik niet interessant genoeg voor je?’

Ik schuif de schaal met kip naar mama toe en knik.

‘Ik hoor u wel, echt, ik proefde of ik de kip wel genoeg gekruid had.’

‘Ja, ja, zo klets je er omheen,’ lacht mama, ‘als er wat is, zeg je het wel, hè?’

Ik knik opnieuw en ben blij dat ze er niet op doorgaat.

Zij zou niet blij zijn met belangstelling van een jongen voor haar ‘kleine meid’. Dat leidt af, vindt ze. Van school, van een goede studie, van je toekomst. Mama heeft slechts één doel: haar dochter moet het beter krijgen dan zijzelf. En in dat beeld passen geen jongens. Na papa’s vertrek heeft ze geen goed woord meer over voor mannen en aanverwante zaken.

‘Mannen? Losers zijn het! Sjeffara*, weg ermee yigg*!’

Zo’n bui duurt gelukkig meestal niet lang, lachend gaat ze al snel weer verder met koekjes bakken, de was vouwen of de tafel poetsen.

Na het eten help ik mama in de keuken en op m’n kamer pak ik mijn mobiel, kletsen met Mina. Gelukkig reageert ze direct.

Ik chat een tijdje, we komen er niet uit. Welke jongen zou het toch kunnen zijn? Ik haak af, het huiswerk wacht. Wanneer ik mijn wiskundeboek van de plank pak, zie ik mezelf in de spiegel. Hoe zou mijn valentijn me zien? Ziet hij dat ik wel eens een puistje heb, dat mijn neus soms rood is als ik verkouden ben? Ik rek me uit en kijk kritisch naar mijn figuur. Mama zegt altijd ‘klein maar fijn’, toch willen jongens volgens mij rondingen op spannende plaatsen.

Mijn vader is groot en breed, mijn moeder klein en mollig en mijn vader zei altijd: ‘Een man wil iets vast kunnen pakken als hij het koud heeft.’

Helaas heb ik het kleine fijne van mijn jedda*.

Dat mijn vader wegging, kan ik me niet goed meer herinneren. Wel dat mama continu bleef huilen, ze kon niet stoppen de eerste dagen na zijn vertrek. Ze bleef in bed, waste zich niet, at en dronk niet, maar huilde, huilde, huilde. Ik niet, hoe kon ik? Mama’s tranen vulden de rivier van verdriet al genoeg.

Jedda kwam over uit Marrakech. Ze zei niet veel, aaide me over mijn hoofd en ging de was doen. Ze maakte schoon, schold mama uit haar bed en zette haar aan het werk. Mama gehoorzaamde oma weer zoals ze langgeleden gewend was geweest te doen en krabbelde overeind. Langzaamaan leek het huis weer op hoe het eerder was, alleen woonde oma nu bij ons in plaats van papa. Oma was de baas en mama luisterde naar oma. En ik? Ik heb nooit om papa gehuild. Dat kon ik niet.

Zijn vertrek kwam zo plotseling dat ik er niets van snapte. Ik hield van mijn papa en opeens was hij weg. Denken maakte dat mijn hoofd uit elkaar spatte van paniek en mijn buik omgekeerd in mijn lijf zat. Diep wegstoppen, dat moest ik doen. Dat ‘geheime-pijnniet-aan-denken-vakje’ deed ik goed op slot en waar de sleutel is, weet ik niet meer.

Ik wende aan mijn oma’s aanwezigheid en aan mama’s gescheld op mannen. Na anderhalf jaar pakte oma haar koffer, liet haar vliegticket zien en zei dat ze weer naar Marrakech ging.

‘Het is tijd, Fatima,’ zei ze tegen mama, ‘je kunt het weer alleen. Maak wat van je leven, laat Soukaina zien wat vrouwen kunnen als ze sterk zijn.’

Ze liep de deur uit naar de taxi, keek omhoog en zwaaide voor ze uit het zicht verdween. Na oma’s vertrek was mama van slag. Ze zat stil op de bank, nadenkend met haar ogen dicht, wat voor zich uit mompelend. Ik was bang dat ze een terugval zou krijgen, weer in bed zou gaan liggen.

Na zo een tijd vrijwel bewegingsloos gezeten te hebben rechtte mijn oummi* echter haar rug, keek me helder aan en zei: ‘Meisje, jij en ik, wij gaan het maken, je zult het zien. Wij hebben geen mannen in ons leven nodig, wij kunnen dit samen. InshaAllah.’

Hierna kuste ze me en heeft ze nooit meer over papa willen praten. Ze werkte elke dag en zorgde goed voor me. Ze kon het weer zonder oma.

Ik was blij mijn moeder weer terug te hebben, zelfs al was ze een beetje veranderd door papa’s vertrek.

*

sjeffara - oplichters yigg - bah jedda - oma oummi - mama

Uit: Edith Bronkhorst, Bijna alles is wit

10 Verhaal en werkelijkheid

Gebruik het verhaal Bijna alles is wit.

a Waarom is Soukaina boos?

Noem ten minste drie dingen die je in de tekst kunt vinden.

b Soukaina vertelt een klein leugentje aan haar moeder. Ze doet daarmee, net als Umut, iets wat niet mag.

Welke reden(en) heeft Soukaina om dat te doen?

Noem zo veel mogelijk redenen.

c Waarom kan Soukaina niet huilen om het vertrek van haar vader?

In het verhaal wordt daar twee keer naar verwezen. Noem twee redenen.

d Gebruik de theorie Vertelperspectief

Welk vertelperspectief herken je?

ik-vertelperspectief hij-/zij-vertelperspectief

• Bijna alles is wit ● ●

• Vliegen ● ●

THEORIE

Vertelperspectief

Als je een verhaal leest, bekijk je alles vanuit een bepaalde persoon. Dit heet het vertelperspectief.

• Ik-vertelperspectief – Alles wordt verteld door een persoon in de ik-vorm. Je zit als lezer als het ware 'in het hoofd' van deze ik-persoon.

• Hij-/zij-vertelperspectief – Alles wordt verteld door een persoon in de hij- of zij-vorm. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij- of zij-figuur die aanwezig is in alle scènes van het verhaal.

11

Herkennen of een verhaal realistisch is Gebruik de theorie Realistisch of niet-realistisch. Bekijk Anne-Mar probeert Minecraft

Realistisch of niet-realistisch

THEORIE

Verhalen kunnen verzonnen zijn of echt gebeurd. Een verzonnen verhaal lijkt vaak wel op de werkelijkheid. Het verhaal is dan realistisch. Gebeuren er veel dingen die in werkelijkheid niet kunnen, dan is het verhaal niet-realistisch.

Dit maakt een verhaal realistisch.

Dit maakt een verhaal minder realistisch. Mensen lijken echt in wat ze denken, doen en zeggen.

De omgeving lijkt echt.

Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.

Er komen mensen en plaatsen in voor die echt (hebben) bestaan.

Problemen en oplossingen zijn zoals in het echte leven.

De afloop van het verhaal is logisch en zou echt kunnen.

Mensen lijken onecht in wat ze denken, doen of zeggen.

De wereld is verzonnen.

Gebeurtenissen zijn wel heel erg toevallig.

Er komen verzonnen wezens en fantasiefiguren in voor.

Problemen en oplossingen zijn onvoorstelbaar.

De afloop van het verhaal is te mooi om waar te zijn.

a Leg uit wat Anne-Mar bedoelt als ze zegt: 'Dit ziet er helemaal niet realistisch uit!'

Geef ook een voorbeeld.

b Nadat Anne-Mar heeft ontdekt met welke toetsen ze kan bewegen, stelt ze een belangrijke vraag. Die vraag past goed bij een hoofdpersoon.

Welke vraag is dat?

c Gebruik de verhalen Vliegen en Bijna alles is wit Zet beide verhalen op de realismelijn. Zet een kruisje op de plek waar je de verhalen vindt passen.

helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch

d Kijk bij de vorige vraag naar het verhaal dat je het meest realistisch vindt. Waarom vind je dit verhaal het meest realistisch?

Geef twee argumenten voor je keuze. Laat zien dat je de theorie begrijpt. 1 2

1.4 Verhalen vertellen

Je leert:

• respect tonen voor wat een ander denkt en voelt;

• personen en hun rol in verhalen beschrijven;

• het ik- en hij/zij-vertelperspectief gebruiken;

• een verhaal schrijven;

• werkwoordstijden juist gebruiken in een verhaal.

Schrijven en vertellen

12 Vervolg schrijven

LEERDOELEN

Gebruik het verhaal Vliegen. Je gaat bedenken hoe dit verhaal verdergaat.

a De auto met Umut en zijn vrienden botst op de vrachtwagen.

Bedenk wat er daarna gebeurt. Dit mag meteen het eerste moment na de botsing zijn of iets later.

Bedenk jouw eigen antwoord op de vragen.

1 Wie is er gewond (of erger) en wie niet? (Laat Umut in ieder geval leven.)

2 Wat is de schade aan de auto?

3 Wat denkt en voelt Umut?

4 Wat wil Umut nu?

5 Wie komt of komen er als eerste op het ongeluk af?

b Kies een persoon die een helper is in jouw verhaal. Kies ook een persoon die een tegenstander is. Dit mogen personen zijn die al in het verhaal voorkomen, maar je mag ook nieuwe personen bedenken.

Wie is helper en wie is tegenstander?

Noteer achter de naam kort wat ze doen.

helper:

tegenstander:

c Kijk terug naar je antwoord op de vraag in opdracht 10d.

In welk vertelperspectief ga je het vervolg schrijven?

d Schrijf het vervolg van het verhaal.

• Gebruik alles wat je bedacht hebt.

• Het verhaal telt ongeveer 350 woorden.

13

Werkwoordstijd in verhalen

a Je leest een stukje uit de verhalen Vliegen en Bijna alles is wit Markeer alle persoonsvormen.

Vliegen

Ons bankje was leeg op twee blikjes Red Bull na. Ik ging zitten en keek naar de broertjes Öksül die iets verderop onder onze galerij stonden. Ze hadden allebei een familiezak chips in hun handen en keken naar Poes zonder Pootjes, de knuffel van mijn broer die mijn moeder op de reling had gelegd om te drogen. Ilyas had er flink overheen gekotst.

Bijna alles is wit Het is groot, groter dan de andere cadeautjes en aan de vorm kun je niet zien wat erin zit. Ze krijgt wit crêpepapier met witte linten. Ik heb mijn best gedaan: wit doet me aan haar denken. Op het hartje staat alleen 'Voor Soukaina', mijn naam zal ze niet te weten komen. Ze pakt het langzaam en zorgvuldig uit, vouwt het papier eerst op voor ze de verschillende delen van het cadeau bekijkt.

b Gebruik de theorie Werkwoordstijden in verhalen. Welke tijd hebben de gemarkeerde persoonsvormen?

1 in Vliegen tegenwoordige tijd | verleden tijd

2 in Bijna alles is wit tegenwoordige tijd | verleden tijd

c Gebruik jouw eigen verhaal uit opdracht 12. Neem de eerste vier zinnen over. Benoem in de zinnen de persoonsvormen.

d Lees ook de rest van jouw eigen verhaal. Heeft jouw hele verhaal dezelfde tijd? Verbeter de werkwoorden als je per ongeluk van tijd bent gewisseld.

e In welke tijd staat jouw verhaal nu?

● tegenwoordige tijd ● verleden tijd

THEORIE

Werkwoordstijden in verhalen

Een verhaal kun je schrijven in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd. Let goed op dat je in het hele verhaal dezelfde tijd gebruikt.

In de zinnen die iemand zegt of wanneer iemand terugdenkt, kun je soms wel een andere tijd gebruiken.

'Wat ben ik toch een sukkel,' dacht Umut.

'Vond Soukaina het cadeau wel leuk?' denkt Edinho.

14 Verhaal voorlezen

Lees je verhaal voor aan een klasgenoot.

1 Bespreek de punten uit het beoordelingsmodel.

2 Vul de score in die je van je klasgenoot kreeg.

• Ik lees rustig voor en laat pauzes horen.

• Ik wissel af in volume, tempo en toonhoogte.

• Ik geef een persoon de rol van helper of tegenstander.

• Ik gebruik werkwoordstijden goed in een verhaal.

1.5 Eindopdracht

• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.

EINDOPDRACHT ONLINE

LEERDOELEN

Je kunt kiezen uit twee eindopdrachten. Een opdracht staat hieronder, de andere (Gedicht schrijven) vind je op Op niveau online

Overleg met je docent welke opdracht je gaat maken.

Gezichtengids maken

Inleiding

Bekijk eerst het beoordelingsmodel

Je leest een boek en maakt daar een Gezichtengids bij.

Een Gezichtengids is een boekje over de belangrijkste personen in het verhaal. Zo maak je anderen enthousiast voor het boek.

Beoordelingsmodel

Houd bij het maken van de gezichtengids rekening met deze punten:

Inhoud van de gids

1 Er is een voorpagina met een titel (voor de gids) en het omslag van het gelezen boek.

2 De hoofdpersoon heeft een pagina met een afbeelding, eigenschappen, kenmerken en een opdracht/probleem.

3 Negen bijfiguren hebben een eigen pagina met een afbeelding, eigenschappen, kenmerken en relaties.

4 Bij elke persoon vertel je een gebeurtenis uit het verhaal.

5 Van bijfiguren vertel je of het helpers of tegenstanders zijn.

6 Er is een pagina over jouw leeservaring.

7 De spelling en de leestekens zijn goed.

8 Je maakt anderen met deze gids enthousiast voor het boek.

Vorm van de gids

1 De gids heeft twaalf pagina's.

2 De gids heeft een eenheid in de opmaak.

3 De gids is netjes uitgevoerd.

Boek lezen

Kies een boek met een hoofdpersoon die jou aanspreekt. Lees het boek.

• Maak tijdens het lezen een lijst van alle personen die in het verhaal voorkomen.

• Schrijf belangrijke dingen op die je over deze personen te weten komt.

• Kies uit de lijst de tien interessantste personen.

Gezichtengids voorbereiden

Maak over elke persoon een eigen pagina.

• Noteer zoveel mogelijk eigenschappen en kenmerken van de persoon.

• Kies een afbeelding van hoe diegene eruit zou kunnen zien.

• Noteer het probleem of de opdracht van de hoofdpersoon.

• Beschrijf de relatie van een bijfiguur met de hoofdpersoon (bijv. vriend of moeder), en hoe goed de relatie is.

• Beschrijf bij elke persoon een gebeurtenis waarin diegene een rol speelt. Vertel bij de bijfiguren ook welke rol dat is: helper of tegenstander.

Gezichtengids maken

Maak de Gezichtengids.

• Zorg voor een eenheid in de opmaak, dus zorg ervoor dat elke pagina ongeveer hetzelfde is opgemaakt.

• Maak de gids op A4- of A5-formaat.

• Maak een voorkant met een titel en het omslag van het boek.

• Maak een laatste pagina over jouw leeservaring.

• Maak van alle pagina's samen een boekje.

Gezichtengids beoordelen

Laat je Gezichtengids lezen door twee klasgenoten.

Gebruik het beoordelingsformulier om feedback te vragen.

Bewaar de Gezichtengids en de feedback in je fictiedossier.

Eindopdracht

evalueren

a Hoe ging de eindopdracht?

• Ik heb tijdens het lezen van het boek aantekeningen gemaakt.

• Ik kan eigenschappen en kenmerken van personen uit het verhaal halen.

• Ik kan bepalen of een bijfiguur een helper of tegenstander is.

• Ik kan relaties tussen personen beschrijven.

• Ik maak anderen enthousiast voor een boek.

• Ik kan een tekst goed opmaken.

b Je las voor deze opdracht een boek, terwijl je wist dat je aantekeningen en een opdracht moest maken.

Maakte dat het lezen fijner of minder fijn?

Leg je antwoord uit.

c Wat vond je nuttig aan deze opdracht?

1.6 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

a In dit hoofdstuk heb je meegeleefd met mensen in verhalen. Je hebt gemerkt dat verhalen iets met je doen. Je hebt ook zelf een verhaal geschreven. Kijk nu terug op het hoofdstuk. Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan respect tonen voor wat een ander denkt en voelt. ●

• Ik kan verhalen vergelijken met de werkelijkheid.

• Ik kan personen en hun rol in verhalen beschrijven.

• Ik kan het ik- en hij-/zij-vertelperspectief herkennen en gebruiken.

• Ik kan uitleggen wat een verhaal met me doet.

• Ik kan een verhaal schrijven.

• Ik kan werkwoordstijden juist gebruiken in een verhaal.

b Welke persoon uit dit hoofdstuk herinner je je het beste? Hoe komt dat?

c Helpen verhalen jou om andere mensen beter te begrijpen? Waarom wel of niet?

d Hoeveel plezier in verhalen gaf dit hoofdstuk jou?

● meer plezier dan hiervoor

● evenveel plezier als hiervoor

● minder plezier dan hiervoor

MEER MET FICTIE?

Wil je meer opdrachten over fictie maken? Ga dan naar Op niveau online voor extra oefenen met werkwoordstijden in verhalen.

2 Taalverzorging 1

Inleiding

Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je met welke woordsoorten en zinsdelen je zinnen kunt opbouwen, zodat je dit op de juiste manier in een tekst kunt toepassen.

Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook leer je over de verschillende betekenissen van woorden.

2.1 Grammatica

Je leert:

LEERDOELEN

• deze woordsoorten in een zin herkennen en benoemen (herhaling):

• zelfstandig naamwoord;

• lidwoord;

• werkwoord.

• deze zinsdelen in een zin herkennen en benoemen (herhaling):

• persoonsvorm;

• hele werkwoord;

• voltooid deelwoord;

• werkwoordelijk gezegde;

• onderwerp.

1 Zelfstandig naamwoord herkennen

Lees de theorie Zelfstandig naamwoord

Markeer de zelfstandige naamwoorden in de zinnen.

1 In de bibliotheek van Arnhem is een aparte kast met spannende boeken.

2 Kaley eet tussen de middag warm eten bij haar oma.

3 De boer staat elke morgen vroeg op om zijn koeien te melken.

4 Bij het drukke kruispunt voor de school letten de scholieren altijd extra goed op.

5 Na schooltijd gaat Jacelyn het liefst gamen op de PlayStation met haar vrienden.

6 Abdul laat op het schoolplein trots zijn nieuwe fiets met felle kleuren zien.

7 Kevin stopte zijn sporttas vol met sportspullen: sportschoenen, zijn handschoen en een knuppel.

8 Heeft Esma al een nieuwe jurk voor de bruiloft van haar neef gekocht?

THEORIE

Zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord (znw) is een woord voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voor zetten: de, het of een. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud en een verkleinwoord maken.

meervoud verkleinwoord het kind de kinderen het kindje de hond de honden het hondje de eik de eiken het eikje de lamp de lampen het lampje

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Je noemt ze eigennamen. Er staat geen lidwoord voor.

Victor, Gelderland, Rotterdam, Schiphol, Rembrandtplein, Omniversum

2 Zelfstandige naamwoorden noteren

Werk in twee- of drietallen.

Denk aan je afgelopen zomervakantie.

Noteer ieder zes zelfstandige naamwoorden die bij je opkomen. Bespreek samen of dit inderdaad zelfstandige naamwoorden zijn.

3 Lidwoord invullen

Lees de theorie Lidwoord

Vul het juiste lidwoord in.

Kies de of het

1 droom

2 nest 3 camera 4 hitte

Lidwoord

voorbeeld

geloof

adem

beroep

THEORIE

Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. Ze staan voor zelfstandige naamwoorden. Soms staan daar nog andere woorden tussen.

de drie biggetjes

het gezellige feestje een goed verhaal

4 Lidwoord bij meervoud en verkleinwoord

a Vul het goede lidwoord in (de of het).

Doe dit voor het meervoud en het verkleinwoord.

1 het oog ogen oogje

2 de auto auto's autootje

3 de schaar scharen schaartje

4 het raam ramen raampje

5 de bezem bezems bezempje

6 het blad bladeren blaadje

7 het bestand bestanden bestandje

8 het schilderij schilderijen schilderijtje

b Kijk naar je antwoorden bij vraag a.

Wat valt je op als je naar de lidwoorden kijkt?

1 Meervouden hebben altijd als lidwoord.

2 Verkleinwoorden hebben altijd als lidwoord.

5 Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden in een tekst

Lees de tekst Ik ga dood en neem mee ... .

Markeer de lidwoorden en de zelfstandige naamwoorden in de tekst.

Geef de lidwoorden een andere kleur dan de zelfstandige naamwoorden.

Ik ga dood en neem mee …

(1) In het oude China was de dood niet het einde.

(2) De mensen geloofden dat je overstapte naar een ander leven en dat je daarbij spullen kon meenemen. (3) De favoriete speeltjes van gewone burgers, de kostbare schatten van edelen.

(4) De eerste keizer van China, Qin, nam zelfs al zijn bezit mee. (5) Hij nam voor de zekerheid ook een heel leger mee. (6) Nagemaakt van roodbruin aardewerk, in totaal zo'n 8000 soldaten.

(7) Uitgerust met echte wapens en rijtuigen!

Naar: Scott Forbes, Ik ga dood en neem mee … In: Verboden voor ouders. China. Alles wat je altijd al wilde weten.

Werkwoorden

6 Werkwoorden herkennen

Lees de theorie Werkwoord. Markeer de werkwoorden in de zinnen.

1 In een appel zit een klokhuis.

2 Roshan is naar een basketbalwedstrijd geweest.

3 Ik heb heel lang getwijfeld over een cadeautje.

4 Kelvin kan heel goed breakdancen.

5 Bij ons thuis zijn pas de plafonds geverfd.

6 Zaterdagmiddag ging Ilias winkelen met zijn moeder

7 Julie heeft de hele dag op de nieuwste hit van Taylor Swift staan dansen.

8 Hebben jullie de nieuwe honkbalspeler al zien spelen?

THEORIE

Werkwoord

Werkwoorden (ww) zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Een zin zonder werkwoord is geen goede zin. lopen, fietsen, rennen, springen, maken

Werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen. Ze passen zich aan, aan wie of wat het doet.

werken werkt werkte gewerkt lopen loopt liep gelopen zijn ben, bent, is was, waren geweest

Werkwoorden kunnen van tijd veranderen: tegenwoordige tijd of verleden tijd

Ik lees nu een boek. tegenwoordige tijd Ik las gisteren een boek. verleden tijd

7 Werkwoorden voor lopen

a Je kunt 'lopen' of 'wandelen', maar je kunt op nog veel meer verschillende manieren op je voeten vooruit komen.

Noteer vier van zulke werkwoorden.

b Werk in twee- of drietallen.

Vergelijk jullie antwoorden op vraag a.

Kunnen jullie samen nog meer werkwoorden bedenken?

Noteer deze ook.

8 Tegenwoordige tijd of verleden tijd

Staat de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?

tegenwoordige tijd verleden tijd

1 Vanmorgen schreef Safaa nog snel een mailtje. ● ●

2 De winkel sluit op zaterdag om vijf uur. ● ●

3 Overal op het raam stonden vette vingerafdrukken. ● ●

4 De krantenbezorger bezorgt elke ochtend de krant. ● ●

5 Raoul en Kobe willen in de hoge achtbaan. ● ●

6 Hadden jullie nog een koekje gewild? ● ●

7 Op zaterdagochtend heb ik altijd een bokswedstrijd. ● ●

Zinsdelen

9 Persoonsvorm vinden

Lees de theorie Persoonsvorm. Gebruik de tijdproef om de persoonsvorm te vinden.

• Noteer de zinnen in een andere tijd.

• Noteer de persoonsvorm (pv).

1 De voetbalclub verkoopt zijn sterspeler.

tijdproef = pv =

2 Veel supporters vinden dat jammer.

tijdproef = pv =

3 De sterspeler moet de club veel geld opleveren.

tijdproef = pv =

4 Daarmee wil de trainer nieuwe talenten opleiden.

tijdproef = pv =

5 Hopelijk kunnen we snel weer naar een nieuwe sterspeler kijken.

tijdproef = pv =

6 Tot die tijd genieten we sowieso!

tijdproef = pv =

Persoonsvorm

THEORIE

Als je een zin ontleedt, zoek je altijd eerst de persoonsvorm (pv). Staat er één werkwoord in de zin? Dan is dat de persoonsvorm. Als er meer werkwoorden in de zin staan, kun je twee manieren gebruiken om de persoonsvorm te vinden: de tijdproef en de getalproef.

Ik wil bij Jos logeren. Ik wilde bij Jos logeren

De ijsbeer leeft op het ijs. IJsberen leven op het ijs.

10

Persoonsvorm herkennen met de getalproef

Gebruik de theorie Persoonsvorm

Gebruik de getalproef om de persoonsvorm te vinden.

• Noteer de zinnen in het enkelvoud, in het meervoud en andersom.

• Noteer de persoonsvorm (pv).

1 Dat heb je mooi gemaakt!

getalproef = pv =

2 Kunnen jullie dat probleem zelf oplossen?

tijdproef = pv =

3 We moeten de trein naar Apeldoorn halen.

tijdproef = pv =

4 Onze hond mag een dag niet eten.

tijdproef = pv =

5 Zaterdag spelen wij een thuiswedstrijd.

tijdproef = pv =

6 Stond er gisteren een lange file naar het strand?

tijdproef = pv =

11 Persoonsvormen in een tekst

Markeer de persoonsvormen in de tekst.

Hoe snel spreek jij? In een seconde heeft een Nederlander zo'n vijf lettergrepen gezegd. Jongeren zijn meestal sneller dan ouderen. En mensen uit de Randstad praten vaak sneller dan mensen uit Limburg. Sommige rappers lijken net acrobaten als je luistert naar hun spreeksnelheid. Op een dag heb je ongeveer zestienduizend woorden uitgesproken. Vrouwen praten niet meer dan mannen. Dat had je vast niet gedacht!

12

Werkwoordsvorm herkennen

Lees de theorie Werkwoord en werkwoordsvormen

Markeer de werkwoorden.

Geef aan of het om een persoonsvorm, het hele werkwoord of een voltooid deelwoord gaat.

1 De fietsenmaker zou mijn lekke band plakken.

2 Heb jij dat spannende boek gelezen?

3 Ik kan helaas niet meteen reageren.

4 De kozijnen van ons huis worden geschilderd.

5 Hebben jullie gisteren een tablet meegenomen?

6 Wij mogen ook later opblijven vanavond!

Werkwoord en werkwoordsvormen

THEORIE

Werkwoorden (ww) zijn de belangrijkste woorden in een zin. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Het werkwoord kan verschillende vormen hebben, namelijk: de persoonsvorm, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord.

1 Ali belt zijn vriend. (belt = persoonsvorm)

2 Ali zal morgen zijn vriend bellen. (bellen = hele werkwoord)

3 Ali heeft zijn vriend gebeld. (gebeld = voltooid deelwoord)

Persoonsvorm

In zin 1 is belt de persoonsvorm. Dit is de werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet.

Hele werkwoord

In zin 2 is bellen het hele werkwoord. Dit is de vorm van het werkwoord zoals het in het woordenboek staat. Het hele werkwoord eindigt bijna altijd op -en

Voltooid deelwoord

In zin 3 is gebeld het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-, ver-, of be-. Het staat bij een persoonsvorm van de woorden hebben, worden of zijn.

13 Werkwoordsvormen uitleggen

De kinderen smullen van de pannenkoeken.

Beantwoord de vragen.

1 Leg uit waarom smullen hier de persoonsvorm is en niet het hele werkwoord.

2 Maak een zin waarin smullen wel het hele werkwoord is.

3 Maak een zin waarin smullen het voltooid deelwoord is.

14 Werkwoordelijk gezegde vinden

Lees de theorie Werkwoordelijk gezegde

Vind het werkwoordelijk gezegde in de zinnen.

• Noteer de persoonvorm (pv).

• Noteer het werkwoordelijk gezegde (wwg).

1 De kapper heeft Mulans pony te kort geknipt.

pv = wwg =

2 Elke morgen kraait de haan stipt om half zeven.

pv = wwg =

3 Ilse wil het spinnetje zijn web zien spinnen.

pv = wwg =

4 Dat filmpje wilde Roy niet delen met zijn vrienden.

pv = wwg =

5 Heb jij het laatste nieuws al gehoord?

pv = wwg =

6 Neva wil de raket graag zien opstijgen.

pv = wwg =

7 De pasta moet nog even gekookt worden.

pv = wwg =

8 Die knappe acteur heeft er veel volgers bijgekregen.

pv = wwg =

THEORIE

Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde (wwg) van een zin bestaat uit een of meer werkwoorden: de persoonsvorm + de andere werkwoorden in de zin.

1 Suzan zit aan haar bureau. (wwg = zit)

2 Sami heeft een voldoende gehaald voor zijn proefwerk. (wwg = heeft gehaald)

3 Hij moet Engelse woordjes leren. (wwg = moet leren)

Onderwerp vinden

Lees de theorie Onderwerp en Zin Vind het onderwerp in de zinnen.

• Noteer de persoonsvorm (pv).

• Noteer het werkwoordelijk gezegde (wwg).

• Noteer de vraag die je moet stellen om het onderwerp te vinden.

• Noteer het antwoord op die vraag: het onderwerp (ond).

1 Tijdens de gitaarles heeft de gepensioneerde gitarist haar instrument gestemd.

pv = wwg = vraag = ond =

2 Die leuke kaart heeft Daniëlla mij gestuurd.

pv = wwg = vraag = ond =

3 Straks zal ik je komen helpen met je huiswerk.

pv = wwg = vraag = ond =

4 Als straf moest Johnny de vieze auto van zijn vader wassen.

pv = wwg = vraag = ond =

5 Die rode schoenen heb ik vandaag voor het eerst gedragen.

pv = wwg = vraag = ond =

THEORIE

Onderwerp

In elke zin staat een onderwerp (ond). Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet. Het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde horen bij elkaar. Ze vormen samen de kortste zin.

Amal leest een boek. → Amal leest.

Je vindt het onderwerp door te vragen: Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

Wie leest? → Amal

Als het onderwerp enkelvoud is, dan moet ook de persoonsvorm enkelvoud zijn.

Sandra (= onderwerp) werkt (= persoonsvorm) in de supermarkt.

Als het onderwerp meervoud is, dan is de persoonsvorm ook meervoud.

Sandra en Cheryl (= onderwerp) werken (= persoonsvorm) in de supermarkt.

THEORIE

Zin

Een zin is een verzameling woorden waarmee je iets wilt zeggen. Een zin heeft in ieder geval twee basisdelen:

• werkwoordelijk gezegde – Wat gebeurt er?

• onderwerp – Wie/Wat doet het?

Wie/Wat doet het? Wat gebeurt er?

De meisjes voetballen

16 Onderwerp en persoonsvorm

a Vul steeds een onderwerp in dat past bij de persoonsvorm.

1 past passen

2 schrijft schrijven

3 zwemt zwemmen

4 luistert luisteren

5 gaapt gapen

6 harkt harken

7 danst dansen

8 knipt knippen

b Bij vraag a staat de eerste persoonsvorm steeds in het enkelvoud en de tweede in het meervoud. Kijk naar je antwoorden bij vraag a. Wat kun je zeggen over het onderwerp?

17 Onderwerp in een tekst

Lees de tekst.

(1) Ruimtetelescoop James Webb werd eind 2021 gelanceerd door NASA. (2) Met deze telescoop kunnen wetenschappers heel ver in de ruimte kijken. (3) De geavanceerde telescoop kan haarscherpe foto's maken van sterren en planeten. (4) Die beelden stuurt hij terug naar Aarde. (5) Gelukkig kunnen wij die ook bewonderen. (6) Laatst toonde een Amerikaanse nieuwssite een prachtige foto van de planeet Jupiter. (7) Het ambitieuze project is niet bepaald goedkoop te noemen. (8) Over 24 jaar zullen de kosten op ongeveer 10 miljard Amerikaanse dollars uitkomen.

Noteer het onderwerp van elke zin.

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

2.2 Spelling

Je leert:

• hoofdletters en kleine letters gebruiken;

• leestekens gebruiken;

LEERDOELEN

• het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen (herhaling);

• verkleinwoorden spellen (herhaling);

• de bezitsvorm spellen;

• de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen (herhaling).

Hoofdletters en leestekens

18 Hoofdletters en kleine letters

Lees de theorie Hoofdletters en kleine letters Schrijf je het zelfstandig naamwoord midden in een zin met een hoofdletter of met een kleine letter?

hoofdletter kleine letter

1 anouk

2 nutella

3 maandag

4 brommer

5 rembrandtplein

Hoofdletters en kleine letters

hoofdletter kleine letter

6 mei ● ●

7 microsoft

8 parijs

9 auto

10 barbiepop

THEORIE

Het eerste woord van een zin schrijf je altijd met een hoofdletter, net als namen. Er zijn een paar uitzonderingen.

regel voorbeeld

1 Begint de zin met een apostrof? Dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter. 's Morgens ga ik zwemmen.

Begint de zin met een getal? Dan schrijf je geen hoofdletter. 72 procent rijdt door.

2 Staat er een ander deel van de naam voor een tussenvoegsel van een naam? Schrijf het tussenvoegsel dan met een kleine letter.

Staat er geen deel van de naam voor het tussenvoegsel? Dan schrijf je wel een hoofdletter.

Eva van Ham mevrouw Ras-de Vries

mevrouw Van Ham meneer/mevrouw El Hamdaoui

3 Merknamen schrijf je met een hoofdletter. een Apple, de Porsche Woorden waarbij je niet meer aan de eigennaam denkt, schrijf je met een kleine letter. coopertest, barbiepop

4 Dagen, maanden, seizoenen en windstreken schrijf je met een kleine letter. woensdag, april, herfst, noordwest, oosterse filosofie

5 Titels van boeken, series, films enzovoort beginnen met een hoofdletter. het boek De Hongerspelen

19 Leestekens gebruiken

Lees de theorie Punt, vraagteken en uitroepteken, Komma en Dubbele punt Verbeter de zinnen. Voeg leestekens toe.

Noteer steeds de hele zin.

1 Voor deze saus heb je maar drie dingen nodig boter bloem en melk

2 Pas op

3 Vertrekken jullie vrijdag zaterdag of zondag

4 Meneer de Jong u staat op het rooster voor vanmiddag

5 Wat knap van jou

6 Jody wil later drie dingen worden stewardess automonteur en verpleegster

THEORIE

Punt, vraagteken en uitroepteken

Aan het eind van een zin zet je een punt, vraagteken of uitroepteken. regel voorbeeld punt

• na een gewone zin

• bij veel afkortingen

• na een voorletter

vraagteken

• na een vragende zin

• Veel mensen hebben een huisdier.

• o.a. (onder andere), enz. (enzovoort)

• S.A. de Vries

• Hoe laat is het? uitroepteken

• na een uitroep

• na een waarschuwing

• na een bevel

• Wat leuk!

• Kijk uit!

• Kom hier!

THEORIE

Komma

Met een komma maak je een zin overzichtelijker. Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.

regel voorbeeld

1 Gebruik komma's tussen delen van een opsomming.

2 Gebruik een komma na een naam of uitroep aan het begin van de zin.

3 Voor een komma voor een naam of uitroep aan het eind van de zin.

Dubbele punt

Wil je twee, drie of vier kaartjes bestellen?

Poeh, moet dat allemaal naar boven?

Komt u maar, mevrouw Vos.

De dubbele punt gebruik je voor een opsomming.

We kregen drie maaltijden: ontbijt, lunch en diner.

20 Hoofdletters en leestekens gebruiken

Verbeter de zinnen. Voeg hoofdletters en leestekens toe.

Noteer steeds de hele zin.

1 26 januari is oa mevrouw van de ven van nederlands jarig

2 's avonds werkt mijn broer lex bij de jumbo in den bosch

3 diewertje spaart voor een playstation een xbox of een switch

4 vanaf eind november ga ik op donderdag naar toneelles in utrecht

5 hé hoe gaat het met je

6 heb jij vuurspuwen van caja cazemier gelezen liam

THEORIE

Spellingregels

21 Meervoud vormen

a Zet de woorden in het meervoud.

1 knuppel

2 huis

3 zee

4 dommerik

5 kloon

6 rat

b In vraag a heb je meervouden gevormd. Lees de theorie Meervoud. Controleer je antwoorden op de vorige vraag. Verbeter je antwoord als dat nodig is.

Meervoud

7 studio

8 kluif

9 olie

10 display

11 blad

12 giraffe

THEORIE

De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Je maakt het meervoud door -(e)n, -s, of -eren achter het woord te zetten. Meestal kun je het meervoud gewoon opschrijven zoals je het hoort.

boek – boeken vakantie – vakanties kind – kinderen

Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een bijzondere meervoudsvorm. Let op deze regels:

regel voorbeelden

1 Woorden die eindigen op a, i, o, u of y, krijgen in het meervoud 's. Anders zou je het woord verkeerd uitspreken.

2 Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een -z- of een -v-.

3 Bij sommige woorden moet je een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten.

oma – oma's ski – ski's foto – foto's accu – accu's hobby – hobby's

huis – huizen erf – erven

boom – bomen blok – blokken

4 In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud. stad – steden schip – schepen

5 Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen seconde - secondes/seconden keuze - keuzes/keuzen

6 Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep? Voeg dan in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord.

idee - ideeën knie - knieën bacterie - bacteriën porie - poriën

7 Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud. rommel, vee hersenen, inkomsten

8 Eindigt het woordop een onbeklemtoonde -el, -es, -et, -ik of -it?

Verdubbel dan de laatste medeklinker in het meervoud niet.

dreumes - dreumesen havik - haviken

22 Meervoud spellen

Vul het meervoud in van de zelfstandige naamwoorden.

1 slimmerik

2 mens

3 decoratie

4 industrie

5 zeef

6 melodie

7 neus

8 komedie

23 Verkleinwoorden spellen

Lees de theorie Verkleinwoorden

Noteer het verkleinwoord van de zelfstandige naamwoorden.

1 koning

2 jongen

3 top

4 liaan

5 bikini

6 wang

Verkleinwoorden

harp

THEORIE

Met een achtervoegsel kun je van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken.

regel voorbeelden

1 Meestal schrijf je het verkleinwoord zoals het klinkt. vork – vorkje film – filmpje appel – appeltje

2 Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje poging – poginkje wang – wangetje

3 Bij woorden die eindigen op een lange klinker verdubbel je de klinker. oma – omaatje video – videootje café – cafeetje paraplu - parapluutje

4 Eindigt het woord op -i? Voeg dan een -e toe. Bij woorden op -y (met een medeklinker ervoor) of op -u (uitgesproken als oe) schrijf je een apostrof. taxi – taxietje lolly – lolly'tje spray – spraytje sudoku – sudoku'tje

5 Je gebruikt ook een apostrof bij cijfer- en letterwoorden. mp3 - mp3'tje wc - wc'tje s - s'je

6 Als je een verkleinwoord aan het eind van de regel afbreekt, laat je de apostrof en extra letters weg.

pianootje - piano-tje cafeetje - café-tje baby'tje - baby-tje

24 Bezitsvorm spellen

Lees de theorie Bezitsvorm

Noteer de juiste bezitsvorm.

1 de koffer van Luna Luna's koffer

2 de telefoon van Ali

3 de gitaar van mijn vader

4 het zusje van Jimmy

5 de brief van Hugo

6 de wens van Rianne

7 de ouders van Lex

8 het paard van Farah

9 de tas van Morris

Bezitsvorm

THEORIE

De bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord maak je meestal door er een -s achter te zetten.

de mountainbike van mijn broer → mijn broers mountainbike de passer van Farah → Farahs passer het broodje van Corné → Cornés broodje

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een a, i, o, u of y die lang klinkt? Schrijf dan een apostrof voor de s: Mila's regels, Amy's roddels.

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een sisklank? Schrijf dan alleen een apostrof: Morris' kaartspel, Janice' gereedschap

25 Bezitsvorm in zinnen

Vervang de vetgedrukte woorden door een bezitsvorm.

Noteer de hele zin.

Met de fiets van Levi kun je goed stunten.

Met Levi's fiets kun je goed stunten.

1 Het parfum van Latifa ruikt heerlijk naar bloemen.

2 Is de oudere broer van Sally al zestien jaar?

3 De nieuwe koptelefoon van mijn zusje is verdwenen.

4 Waarom gaat de vriend van je moeder niet mee?

5 De sieraden van mijn oma zien er duur uit, maar dat zijn ze niet.

6 Op de radio hoorde ik het liedje van Danny Vera

7 We brachten de kapotte scooter van Abe naar de sloop.

8 Zagen jullie die schoenen van Silas ?

26 Bezitsvorm van vrienden

a Noteer de bezitsvorm bij de namen van vijf vrienden of bekenden.

• Noteer hun namen onder elkaar.

• Bedenk een voorwerp dat past bij die vriend of bekende.

• Noteer de bezitsvorm.

Emre + sokken = Emres sokken

1 2 3 4 5

b Werk in twee- of drietallen.

Gebruik jullie antwoorden van vraag a.

Controleer elkaars antwoorden.

Verbeter samen de bezitsvorm als dat nodig is.

Werkwoordspelling

27 Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Lees de theorie Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

a Noteer de ik-vorm van het werkwoord.

hele werkwoord ik-vorm

beginnen Ik bekijken Ik slapen Ik

hele werkwoord ik-vorm

kopen Ik

vinden Ik

eten Ik

b Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

• Lees de zin in je hoofd, zodat je weet hoe de zin moet klinken.

• Begin met de ik-vorm.

• Laat de ik-vorm staan of schrijf een -t achter de ik-vorm.

1 beginnen – De les Nederlands morgen een kwartier later.

2 bekijken – Let goed op dat je je rooster op tijd .

3 vinden – Wat jij van het nieuwe rooster?

4 kopen – Lize al haar schoolspullen aan het begin van de vakantie.

5 schrijven – jij een appje aan je moeder over de treinstoring?

6 worden – Volgens de voorspellingen het morgen prachtig weer.

c Soms kun je niet horen of je een -t achter de ik-vorm moet schrijven.

Bekijk de persoonsvormen bij de vorige vraag.

Bij welke persoonsvorm kon je dat niet horen?

Hoe kom je erachter of je wel of geen -t achter de ik-vorm moet schrijven?

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

THEORIE

In het enkelvoud heeft de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd twee verschillende vormen: de ik-vorm en de ik-vorm + t. In het meervoud schrijf je de persoonsvorm als heel werkwoord.

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) spel je zo: vorm dansen praten worden enkelvoud ik-vorm ik dans ik praat ik word dans jij? praat jij? word jij? ik-vorm +t jij/u danst jij/u praat jij/u wordt hij/zij danst die praat het wordt meervoud hele werkwoord wij dansen wij praten we worden jullie dansen jullie praten jullie worden zij dansen zij praten ze worden

Soms eindigt de ik-vorm op een d, zoals bij ik word. Je schrijft dan na jij, u, hij, zij en die ook de ik-vorm + t

worden ik word jij wordt vinden ik vind hij vindt

Als de ik-vorm eindigt op een t, dan schrijf je geen extra t. karten ik kart hij kart snuiten ik snuit hij snuit

Als het onderwerp jij of je achter de persoonsvorm staat, laat je de t weg. Je schrijft dan de ik-vorm

Blijf jij? Vind je?

28 Persoonsvorm en onderwerp invullen

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

Noteer ook het onderwerp.

1 De conciërge … (wachten) op de leerlingen die moeten nablijven.

De conciërge wacht

2 … (Vinden) jij echt altijd de weg terug?

3 De lastige klant … (weigeren) de winkel te verlaten.

4 … (Kopen) u weleens kinderpostzegels?

5 Volgens Cisca … (lezen) haar broertje stiekem haar dagboek.

6 Mijn zus … (surfen) de hele avond rond op internet.

7 Het schattige hondje … (kluiven) op het grote bot.

8 De klas … (versieren) het bureau van de jarige docent.

9 Het eekhoorntje … (begraven) zijn voedselvoorraad in het bos.

29 Werkwoorden vervoegen

a Bedenk drie dingen die jij graag doet. Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Vul voor elk werkwoord het rijtje in.

b Werk in twee- of drietallen.

Bekijk samen jullie antwoorden bij vraag a. Controleer elkaars antwoorden. Verbeter je antwoord als dat nodig is.

30 Persoonsvorm invullen

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

Elke woensdagmiddag (wandelen) Samira door het bos. De mooiste plek (bevinden) zich diep in de bossen. Samira (verbazen) zich er altijd weer over hoe ver het is. Maar dat (vinden) ze geen probleem. Elke week (zwerven) ze over paden die voor anderen gesloten blijven. Telkens is ze weer (verrassen) hoeveel verschillende dieren en planten er zijn. Er (gebeuren) altijd wel iets. Het bos (veranderen) elke week een beetje. (worden) je daar niet een beetje jaloers van?

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online

2.3 Formuleren

Je leert:

LEERDOELEN

• regels voor hoofdletters en leestekens goed toepassen (herhaling);

• duidelijke zinnen schrijven (herhaling);

• je publiek op een goede manier aanspreken (herhaling).

Stijlregels

gebruiken

31 Formeel en informeel taalgebruik

Lees stijlregel 4 in de theorie Stijlregels

Gebruik je in deze situaties formele of informele taal?

formeel taalgebruik informeel taalgebruik

1 Je spreekt met een vrouw op het station. ● ●

2 Je spreekt met de rector als je uit de klas bent gestuurd. ● ●

3 Je spreekt met je vrienden af om naar de film te gaan.

4 Je spreekt met een winkelier om te vragen of hij een boek verkoopt dat je zoekt.

5 Je spreekt met je buurjongen over je fiets die gestolen is.

6 Je stuurt een e-mail naar een docent. ● ●

THEORIE

Stijlregels

Als je een tekst schrijft, dan wil je dat je goed begrepen wordt. Daarom zijn er stijlregels: afspraken voor een goede tekst. Er zijn regels voor spelling, zinnen, leestekens en taalgebruik. Gebruik deze regels om goede teksten te maken.

1 Gebruik hoofdletters en leestekens

• Begin elke zin met een hoofdletter.

• Schrijf namen met hoofdletters.

• Zet achter een gewone zin een punt.

• Zet achter een vragende zin een vraagteken.

• Zet achter een uitroep een uitroepteken.

2 Gebruik geen afkortingen. Schrijf in brieven, e-mails en teksten woorden altijd helemaal uit.

3 Maak hele zinnen. Schrijf in elke zin een onderwerp en een persoonsvorm.

4 Spreek je publiek op de goede manier aan.

Bij vrienden en bekenden hoef je niet zo na te denken over de woorden die je gebruikt. Je gebruikt dan informele taal.

Bij volwassenen en onbekenden moet je wel goed nadenken.

Je gebruikt woorden die passen bij het publiek en je blijft altijd beleefd. Je gebruikt dan formele taal.

Klachtenmail

Met het geld van je eerste bijbaantje heb je een set stiften in pastelkleuren besteld bij de webwinkel 'Geuren en kleuren'. Als je de stiften gaat gebruiken, stuit je op een probleem. De kleuren van de inkt zijn helemaal niet hetzelfde als op het plaatje in de webwinkel! Zelfs de plastic buitenkant van de stiften zijn een heel andere kleur dan de inkt die eruit komt. Het is voor jou duidelijk dat je deze stiften niet kunt gebruiken. Je wilt de stiften terugsturen.

Op de website staat dat de webshop geen geld teruggeeft, maar werkt met tegoedbonnen. Jij vindt dat je recht hebt op je geld terug, omdat de webshop zich niet aan de afspraken houdt. Daarnaast ben je niet van plan nog eens iets te kopen bij de webwinkel, dus je hebt niets aan een tegoedbon.

Lees de theorie Stijlregels. Schrijf een formele e-mail van 80 tot 125 woorden naar de webwinkel. Zet deze punten in je brief:

• een gepaste aanhef;

• waarom je de e-mail schrijft;

• wat er niet goed is;

• hoe je wilt dat het probleem wordt opgelost;

• een gepaste afsluiting. Let op hoofdletters en leestekens. Gebruik geen afkortingen. Gebruik formele taal.

Stijlregels herkennen

33 Opsomming of tegenstelling?

Lees Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden

Staat er een opsomming of tegenstelling in deze zinnen?

1 In het weekend heb ik een baantje, maar doordeweeks heb ik daarvoor geen tijd.

2 Ondanks zijn slechte humeur, maakte de docent grappen.

3 's Ochtends heb ik een heel ritueel: hamster voeren, tas inpakken, aankleden en ontbijten.

4 In deze boekbespreking hoor je alles over de hoofdpersoon, de problemen waar hij tegenaanloopt en welke oplossingen hij verzint.

5 Er werd behoorlijk veel geroddeld. Toch vond ik mijn nieuwe klas heel leuk!

opsomming tegenstelling

Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden

THEORIE

Met een signaalwoord of een groepje signaalwoorden kun je laten zien wat zinnen, delen van zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Signaalwoorden kunnen verschillende tekstverbanden aangeven.

tekstverband uitleg voorbeeld opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar.

ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, zowel ... als, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport.

tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.

maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, terwijl, toch

Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto’s zijn minder goed.

34

Signaalwoorden herkennen

Gebruik Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden

Markeer de signaalwoorden voor opsomming en tegenstelling.

1 Deze snoepjes zijn heel lekker. Ook bevatten ze erg weinig suiker.

2 Hoewel die film laat begint, mag ik toch gaan van mijn ouders.

3 Hij lijkt misschien aardig, maar in werkelijkheid is hij heel achterbaks.

4 Dit spel heb je zo uitgespeeld. Met dat andere ben je echter wel even bezig.

5 De band opende het concert met wat oudere nummers, vervolgens nummers van het nieuwe album, ten slotte hun grootste hit.

6 Aan de ene kant snap ik Nina wel, aan de andere kant vind ik dat de regels voor iedereen gelden

7 De zwembaden zijn dicht terwijl de bibliotheken wel open zijn.

8 De Tweede Kamerleden zijn zowel boos als teleurgesteld.

9 De docent heeft nog niet alles uitgelegd en leerlingen hebben geen tijd om te leren.

10 Toch verwacht de docent dat er veel voldoendes voor de toets worden gehaald.

35 Signaalwoorden gebruiken

Gebruik Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden

Bedenk twee zinnen met een signaalwoord van tegenstelling en twee met een opsomming.

Gebruik in elke zin een passend signaalwoord.

tegenstelling:

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online

2.4 Taalbewustzijn

Je leert:

• wat synoniemen zijn;

• wat homoniemen zijn.

Over taalgebruik

36 Synoniemen

a Lees de tekst Ha ha ha.

LEERDOELEN

Welke woorden zie je in de tekst die (bijna) hetzelfde betekenen als lachen?

b Welke woorden ken je voor eten, geld en voor slapen?

eten geld slapen

Ha ha ha

Twee leerlingen zitten te giechelen. De docent zegt dat ze moeten ophouden met giebelen. Dat is moeilijk. Als ze elkaar aankijken, beginnen ze te schateren. De hele klas brult mee. De docent grinnikt op het laatst ook, weliswaar als een boer met kiespijn.

37 Synoniemen bedenken

Gebruik de theorie Synoniemen

Bedenk een synoniem voor elk vetgedrukt woord.

1 Ik vond die toets van economie niet eenvoudig.

2 Loop je met me mee naar het toilet?

3 Die schrijver is echt briljant!

4 Dat hele gebouw stond in de fik!

5 Ik zou niet weten hoe ik hem dat moet vertellen

6 Na het zwemmen waren we helemaal slaperig geworden.

7 Barry pakte vlug zijn spullen bij elkaar.

8 De oude dame gilde omdat ze de scooter niet aan zag komen.

THEORIE

Synoniemen

Synoniemen zijn woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen. Als je af en toe een synoniem gebruikt, wordt je tekst afwisselender en daardoor leuker om te lezen.

Mijn kleren waren doorweekt van de regen.

Mijn broek was kletsnat en mijn trui kledder.

Let goed op, want soms betekent een synoniem nét iets anders. Denk maar eens aan het woord huis. De woorden woning en onderkomen betekenen hetzelfde, maar het eerste woord is informele taal, terwijl het tweede woord formeler is. Houd daar rekening mee bij je keuze.

38 Betekenis van een synoniem

In het Nederlands worden veel Engelse woorden gebruikt.

Verbindt het Engelse woord met de Nederlandse betekenis.

Dat moet je nog even checken

Vanavond heb ik een date!

Deze toets is multiple choice

Pff, ik ben echt in een slechte mood

De meeting begint om 15:00.

Vond jij dat ook een beetje awkward?

Ik ga snel alle foto's deleten

Mijn moeder en ik gaan morgen lekker samen shoppen.

meerkeuzevragen

winkelen

verwijderen

vergadering

humeur

controleren

afspraakje

ongemakkelijk

39 Homoniem herkennen

Gebruik de theorie Homoniemen

Verbind het homoniem met de juiste betekenissen.

bank

spinnen

noot

slot

kop

• • je geld is daar veilig – je ploft er elke avond op neer als je televisie gaat kijken

lichaamsdeel – niet rijk

• • ander woord voor hoofd – ik drink hier graag mijn thee in

• • ander woord voor proefwerk – de knopjes waar je op drukt zodat je letters kunt maken op de laptop

• • een soort pinda – bij muziek geeft deze informatie over hoe je een stuk moet spelen

toets •

waar je een vis mee uit het water kan scheppen – heel keurig zijn of eruitzien

arm • • hier woont iemand van adel – je gebruikt het zodat je fiets niet wordt gestolen

net

• • insecten waar veel mensen bang voor zijn – de kat doet het als hij blij is

THEORIE

Homoniemen

Homoniemen zijn woorden die meer dan één betekenis hebben, zoals vorst en bank. In een woordenboek staan de verschillende betekenissen met nummers aangegeven. Let op dat je de juiste betekenis kiest.

De tuinman gebruikt een schop om een gat te graven.

In het woordenboek staan twee betekenissen bij het woord schop:

1 harde stoot met je voet

2 gereedschap om te graven

De juiste betekenis staat bij 2: gereedschap om te graven

40 Betekenis van een homoniem

Welke betekenis heeft het schuingedrukte homoniem in de volgende zinnen?

a In dat weiland staat een stier met een ring door zijn neus.

● cirkelvormig voorwerp

● rondweg

● sieraad om vinger

b Onderzoekers hebben in het Amazonegebied een tot nu toe onbekende stam ontdekt.

● deel van een boom

● groep mensen met eigen cultuur

● vorm van een werkwoord

c Timor is al sinds de kleuterschool de beste maat van Simon.

● deel van een muziekstuk

● grootte

● vriend

41 Homoniemen gebruiken

Schrijf bij elk homoniem twee zinnen waarin je het woord in een andere betekenis gebruikt.

1 arm 2 blik

3 kussen

4 kater

3 Media

Inleiding

Informatie komt op allerlei manieren op je af: via de televisie, filmpjes en foto's, een krant of tijdschrift en via apps op je smartphone. Deze media verspreiden nieuws razendsnel. Je ontdekt dat wat je leest niet altijd klopt. In dit hoofdstuk leer je meer over media en de betrouwbaarheid ervan. Ook zul je merken dat beelden soms niet zijn wat ze lijken. Kruip in de huid van een journalist en ontdek zelf hoe nieuws zich verspreidt!

Je leert:

1 aangeven wat media zijn en welke invloed zij hebben op beeldvorming;

2 beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

3 belangrijke informatie uit de tekst halen en je manier van lezen daarop afstemmen;

4 het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

5 de functie van de zinnen in een alinea herkennen;

6 tekstverbanden van opsomming en tegenstelling herkennen;

7 een vergelijking maken tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten;

8 informatie verzamelen en een nieuwsbericht schrijven;

9 een oordeel vormen en je mening verwoorden en onderbouwen;

10 kritisch luisteren in een gesprek waarin mensen hun mening geven.

1 Wat ga ik leren?

Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.

Welk leerdoel vind je het belangrijkst?

Leg uit waarom.

3.1 Start

LEERDOELEN

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.

2 Soorten media

Media is het meervoud van medium. Een medium is een manier om informatie te verspreiden. Een voorbeeld van media is de televisie.

a Welke media gebruik jij?

b Waarvoor gebruik je media?

Kies bij elk medium waarvoor jij het gebruikt. Je mag meer dingen aankruisen.

om me te ontspannen

om te kijken wat anderen doen

om te weten wat er in de wereld gebeurt

om tijd te overbruggen

om te weten wat anderen denken

om te kunnen bedenken wat ik ergens van vind

om me te vermaken

c Veel media verspreiden het laatste nieuws.

Welk medium gebruik jij het meest om het laatste nieuws te weten te komen?

Medium:

Wanneer gebruik je het?

Waar gebruik je het?

Welk soort nieuws kom je te weten?

d Werk samen met een klasgenoot. Kijk terug naar de vorige vraag.

Vergelijk jullie antwoorden.

Leg jullie keuzes uit.

e Maak samen een woordweb over media

Vul het woordweb aan. Schrijf bij elke tak op wat je weet. Denk bij vorm aan de manier waarop informatie verspreid wordt en bij actie aan wat je moet doen om nieuws te weten te komen.

3

Beelden vertellen wat jij ziet

In de media lees, hoor en zie je informatie. Bekijk de foto's.

a Bedenk bij elke foto wat er gebeurd kan zijn.

Noteer dit in één zin bij de foto.

b Vorm een tweetal.

Bekijk samen de foto's en vertel elkaar wat je bedacht hebt.

c Kies samen één foto.

Verzin een bijschrift bij de foto.

Bedenk iets origineels.

d Bekijk de foto's met bijschriften met de klas. Bespreek de bijschriften.

Bespreek:

• hoe het kan dat jullie soms een verschillende betekenis geven aan een foto;

• wat er kan gebeuren als nieuws alleen in beelden verspreid wordt.

WOORDENSCHAT

Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen.

In de paragraaf Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent.

Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.

3.2 Op zoek naar nieuws in de media

LEERDOELEN

Je leert:

• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

• belangrijke informatie uit de tekst halen en je manier van lezen daarop afstemmen;

• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

• de functie van de zinnen in een alinea herkennen;

• een vergelijking maken tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten;

• een oordeel vormen en je mening verwoorden en onderbouwen;

• informatie verzamelen en een nieuwsbericht schrijven.

Nieuws begrijpen

4 Tekst over nieuws bekijken

Nieuws wordt verspreid door de media. In deze paragraaf lees je wat nieuws is en waar nieuws vandaan komt.

Je wilt weten waar de tekst over gaat. Bekijk de tekst Het nieuws, de waan van de dag. Gebruik de theorie Manieren van lezen

a Wat kun je over de tekst zeggen?

● De tekst gaat over nieuws.

● De tekst is een nieuwsbericht.

Het nieuws, de waan van de dag

Het nieuws, de waan van de dag

Nieuws volgt vaak de waan van de dag. Kranten en nieuwsprogramma's hebben het vooral over actuele gebeurtenissen: nét voorgevallen, of nog liever, waar ze live verslag van doen. Daarbij kiezen ze alles uit wat er in de wereld gebeurt, vooral de sensationele en bijzondere voorvallen. 'Hond bijt man' is geen nieuws, maar 'Man bijt hond' wel. Lees jij een artikel met de kop: 'Vandaag is er niks gebeurd in Amsterdam'? Vast niet. Nieuwsmedia brengen vooral opwindend nieuws: rampen, oorlogen, misdaden, bezuinigingen, ziekten en ga zo maar door.

Hoe eerder, hoe beter

Kranten, omroepen en websites brengen graag interessant nieuws dat net gebeurd is, aangezien dat het beste verkoopt. En hoe eerder een journalist ermee komt, hoe beter. Mensen zijn nieuwsgierig en willen weten wat er in de wereld gebeurt. Ze lezen kranten om goed op de hoogte te zijn. Maar soms komt nieuws te snel in de krant, zonder dat een journalist alles goed gecheckt heeft. Hij neemt bijvoorbeeld een bericht klakkeloos over van social media of plaatst zonder controle een persbericht van een wetenschapper. En die dikt onderzoeksresultaten soms aan om makkelijker geld los te krijgen.

Snel, sneller, snelst

Door social media verspreidt nieuws zich razendsnel. Verslagen van ooggetuigen gaan al viraal voordat kranten of het NOS-journaal hier aandacht aan kunnen besteden. Bij serieuze journalistiek gaat het bij nieuws niet in de eerste plaats om snelheid. Het gaat vooral om betekenis en betrouwbaarheid. Wat is er werkelijk gebeurd? Iedereen kan berichten de wereld in sturen, maar daarmee hoeven die berichten nog niet waar te zijn, zelfs al zijn het de tweets van een president.

Om uit te zoeken wat er echt is gebeurd, hebben journalisten tijd nodig én moeten ze zich aan regels houden. Niet om het schreeuwerige nieuws, maar juist vanwege correcte informatie willen mensen de kwaliteitskranten kopen.

Naar: Fake!, Annemarie Bon

THEORIE

Manieren van lezen

Je leest thuis en op school verschillende teksten. Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. De manier die je kiest, hangt af van je leesdoel. Je moet bijvoorbeeld iets leren, je moet vragen over de tekst beantwoorden of je bent op zoek naar informatie.

In dit schema zie je bij welk leesdoel je een bepaalde manier van lezen gebruikt:

voor het lezen

• nadenken over de tekst: wat weet je al over het onderwerp?

Wat is het leesdoel? Waarom ga je deze tekst lezen?

een eerste indruk krijgen van een tekst voorspellend lezen

gericht zoeken naar een antwoord in de tekst zoekend lezen

de hele tekst lezen om deze te begrijpen begrijpend lezen

na het lezen

• nadenken over de tekst

• de betrouwbaarheid beoordelen

• de informatie verwerken

b De titel van de tekst is: Het nieuws, de waan van de dag. Gebruik de theorie Onderwerp en deelonderwerp. Wat bedoelt de schrijver met deze titel?

c Lees de tussenkopjes.

Welke deelonderwerpen verwacht je in de tekst te zullen lezen?

de hele tekst kritisch lezen om deze te beoordelen kritisch lezen

THEORIE

Onderwerp en deelonderwerp

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp. Je kunt vaak in een paar woorden zeggen waar een tekst over gaat. In een langere tekst worden vaak ook deelonderwerpen besproken. Daarin komt steeds een gedeelte van het onderwerp aan bod.

Je vindt het onderwerp en de deelonderwerpen door de titel en de tussenkopjes te lezen en de afbeeldingen te bekijken.

5 Lezen over nieuws

Lees de tekst Het nieuws, de waan van de dag aandachtig.

a Verbind de betekenissen met de juiste woorden.

actueel (regel 1-2)

sensationeel (regel 4)

klakkeloos (regel 13)

aandikken (regel 14)

b Lees de theorie Kernzin en overige zinnen

Markeer de twee kernzinnen in de eerste alinea.

Kernzin en overige zinnen

zonder nadenken

overdrijven

nét voorgevallen

opwindend

THEORIE

Teksten zijn verdeeld in alinea's. In elke alinea staat een zin die vertelt waar de tekst over gaat. Dat is de belangrijkste zin. Deze zin noem je de kernzin. Vaak staat de kernzin vooraan of achteraan in de alinea. Lees je de eerste of de laatste zin, dan weet je dus waar de alinea over gaat.

Wil je snel de belangrijkste inhoud van een tekst weten, lees dan van elke alinea de eerste en de laatste zin.

De rest van een alinea bestaat uit voorbeelden van wat in de kernzin staat of een uitleg daarvan. Meestal zijn voorbeelden en uitleg minder belangrijk.

c Lees alinea 2.

Welke zin geeft aan waar deze alinea over gaat?

● Kranten, omroepen en websites brengen graag interessant nieuws dat net gebeurd is, aangezien dat het beste verkoopt.

● Mensen zijn nieuwsgierig en willen weten wat er in de wereld gebeurt.

● En die dikt onderzoeksresultaten soms aan om makkelijker geld los te krijgen.

d In alinea 2 staat de zin: Hij neemt bijvoorbeeld een bericht klakkeloos over van social media of plaatst zonder controle een persbericht van een wetenschapper. (regel 12-14)

Deze zin is een: ● uitleg ● voorbeeld

e Kijk naar de zin bij de vorige vraag.

Aan welk woord kun je zien dat het een uitleg of een voorbeeld is?

f Lees alinea 3. Nieuws is soms niet waar.

Hoe kan dat?

Leg in je eigen woorden uit. Gebruik daarbij de woorden: berichten – snel – controleren.

g Waaraan herken je serieuze journalistiek (regel 17)?

Noem twee kenmerken.

1

2

h Verbind de punten uit de tekst met de voorbeelden.

veel nieuws is sensationeel en bijzonder (regel 4)

soms komt nieuws te snel in de krant, zonder dat het gecheckt is (regel 11-12)

door social media verspreidt nieuws zich razendsnel (regel 16)

iedereen kan berichten de wereld insturen, maar die hoeven niet waar te zijn (regel 19-20)

6 Nieuws verkennen

• • Bericht op Twitter: Drink bleekwater, dan ben je beschermd tegen virussen

• Terrasfoto over 'afgedropen boa's' gaat wereld over: 'Bizar hoe snel fake nieuws zich verspreidt'

• Breaking: Nederland sluit alle scholen vanaf volgende week

• • Hulpverlener redt zeven puppy's uit brandende garage

a Iedereen weet wat nieuws is. Toch is dat niet zo helder als het lijkt. Je gaat straks een infographic over nieuws maken. In deze opdracht zoek je hier informatie over. Kies wat bij nieuws hoort.

■ actueel

■ feiten checken

■ in boeken

■ journalist

■ lang geleden gebeurd

■ snelheid

■ verspreiden via verschillende media

■ verzinnen

■ voor een paar mensen interessant

■ voor veel mensen interessant

b Lees de tekst Het nieuws, de waan van de dag nog eens. Gebruik de informatie in de tekst en je eigen voorkennis.

Hoe wordt nieuws gemaakt en verspreid?

Zet de zinnen in de juiste volgorde.

De journalist of verslaggever checkt de informatie.

Het bericht wordt door de media verspreid.

Een journalist of verslaggever verzamelt informatie.

Er gebeurt iets wat interessant is om een bericht over te verspreiden.

Van de informatie wordt een bericht gemaakt.

7 Kritisch kijken naar nieuws

Bekijk het fragment Werken bij de NOS

a Noteer de dingen in het fragment die echt waar zijn.

b Wat is verzonnen?

c Welke punten uit het fragment zijn een goed voorbeeld bij het beschrijven van nieuws?

Noem er twee.

d Welke punten zijn juist geen goed voorbeeld bij het beschrijven van nieuws?

e Wat is het doel van dit fragment?

8 Infographic over nieuws

Jullie gaan een infographic maken over het verzamelen en verspreiden van nieuws. In een infographic staat informatie op een overzichtelijke manier, vaak met tekeningen en pijlen. Maak samen een infographic over nieuws.

Volg de stappen.

1 Neem een vel papier en schrijf het woord 'nieuws' met grote letters in het midden.

2 Noteer de woorden die je bij opdracht 6a koos rondom het woord 'nieuws'.

3 Maak een grote cirkel met vijf pijlen. Schrijf tussen die pijlen de zinnen die je in opdracht 6b in de juiste volgorde zette.

4 Vul de infographic aan met informatie die erbij past.

5 Maak de infographic af met passende tekeningen.

Nieuws beoordelen

9 Nieuwswaarde bepalen

Niet alles wat gebeurt, is interessant als nieuws. Om te bepalen wat de nieuwswaarde van een nieuwtje is, zijn er punten opgesteld. Met die punten bepaal jij of iets wel of geen nieuwswaarde heeft.

Bekijk het fragment Nieuwswaarde. Maak aantekeningen.

a Maak een lijst van punten die gebruikt worden om de nieuwswaarde te bepalen.

b Berichten die verspreid worden door de media, hebben nieuwswaarde. Je onderzoekt welke nieuwswaarde de berichten hebben.

Lees de koppen van de nieuwsberichten.

Hoeveel nieuwswaarde heeft het bericht, denk je? weinig nieuwswaarde een beetje nieuwswaarde redelijk wat nieuwswaarde veel nieuwswaarde 1 Hap

2 Weg in Warffum door de helft vanwege ruzie

3 Eerste waterglijbaan met looping geopend

4 Eindelijk een haarwinkel voor alle haartypes op Amsterdam Centraal!

5 Nieuwe diersoort vernoemd naar

c Lees de berichten nu helemaal. Welke punten die de nieuwswaarde bepalen zie je in de berichten? Het is actueel. Het is bijzonder. Het is voor veel mensen interessant. Het heeft betrekking op bekende of beroemde personen. Er zijn beelden beschikbaar.

1 Hap - slik - drone - weg

2 Weg in Warffum door de helft vanwege ruzie

3 Eerste waterglijbaan met looping geopend

4 Eindelijk een haarwinkel voor alle haartypes op Amsterdam Centraal!

5 Nieuwe diersoort vernoemd naar Kermit de Kikker

HAP – SLIK – DRONE – WEG

In Australië mag er al vijftig jaar niet op zoutwaterkrokodillen worden gejaagd. Dat moet gevierd worden! En daarom vertrok een natuurfilmer de lagune in om de dieren te filmen voor een feestelijke documentaire. Veel beesten waren behoorlijk schichtig, maar er was er eentje met echt oog voor de camera. Dus liet de filmmaker de drone vlak boven hem vliegen. En toen… hap! De krokodil sprong recht omhoog

uit het water en klemde de gloednieuwe drone tussen zijn kaken. Die raakte zwaar beschadigd, maar de videokaart erin was ongeschonden. Dus die krok-doc is er nu. Mét spectaculair materiaal. En die drone? Die hangt als trofee op de redactie van de tv-zender.

Bron: www.kidsweek.nl

www.kidsweek.nl

WEG IN WARFFUM DOOR DE HELFT VANWEGE RUZIE

In het Groningse dorp Warffum mag een weg maar voor de helft gebruikt worden. Door een ruzie tussen de eigenaren werd het pad over de lengte in tweeën gedeeld. Aan de ene kant mag wel gewandeld en gefietst worden, aan de andere kant niet.

De ene kant van de Warffumse M.D. Teenstrafweg is eigendom van natuurorganisatie Het Groninger Landschap. Die organisatie zorgt onder andere voor fiets- en

wandelroutes in het gebied. Ook deze weg ligt langs een populaire fietsroute. En als het aan Het Gronings Landschap ligt, blijft dat ook zo.

Rust

Maar de andere helft van de weg is eigendom van een aantal boeren. Zij vinden het niet fijn dat hun pad onderdeel is van een populaire fietsroute. Het Gronings Landschap heeft dat volgens de boeren zonder overleg gedaan. Volgens de boeren

wordt het veel te druk op het pad en zorgen al die recreanten voor veel overlast. ‘Wij wonen hier voor onze rust’, zo zeggen ze.

Oplossing

Vanwege al het gedoe sloot de gemeente het pad in 2018 af. Maar daar was Het Gronings Landschap niet blij mee. Nu is er dus gekozen voor deze oplossing. De helft van het pad is weer open. Iedereen heeft zijn gelijk gekregen, ook al is fietsen over het pad nu wel een oefening koorddansen geworden.

Bron: www.kidsweek.nl

www.kidsweek.nl

EERSTE WATERGLIJBAAN MET LOOPING GEOPEND

Keihard door een looping ga je in een achtbaan, toch? Vanaf nu kan dat ook in een waterglijbaan. Vakantiepark Centerparcs De Kempervennen opende twee gloednieuwe glijbanen.

In de nieuwe AquaLoop moet je eerst in een glazen koker staan, de lanceercabine. Daar valt de vloer onder je weg en maak je een vrije val van tien meter. Zo ga je gelijk 50 kilometer per uur! Daarna ga je weer een aantal meter omhoog de looping in. Daar maak je een rondje. De glijbaan is in totaal 12 meter hoog en 88 meter lang.

Schuine looping

Bij een looping denk je misschien aan een heel rondje waar je helemaal op de kop gaat. Maar in deze glijbaan is de looping schuin. Daardoor ga je niet helemaal

ondersteboven, maar wel een stuk omhoog en dan weer naar beneden.

Rubberen band

Naast de AquaLoop heeft het vakantiepark nog een glijbaan geopend: de Aqua Racer. Daarin zoef je op een rubberen band naar beneden.

Deze glijbaan is 9 meter hoog en 105 meter lang.

Bron: www.kidsweek.nl

EINDELIJK EEN HAARWINKEL VOOR ALLE HAARTYPES OP AMSTERDAM CENTRAAL!

Een winkel voor ieder haartype?

Gewoon op Amsterdam Centraal?

Jawel! Dat is a big thing hoor, want voor mensen met krullend tot sterk kroesend haar, kan het vinden van de juiste haarproducten nog best een uitdaging zijn. En daar draagt het feit dat gewone drogisterijen een beperkt aanbod hebben, niet echt aan bij. Susanne belde in Jouw Stad Amsterdam met eigenaresse Cherlane!

"Van stijl tot golvend en van krullend tot sterk kroesend haar, iedereen is welkom! Bij kleine drogisten staan er soms wel natural hair producten, maar ze hebben dan niet de knowledge over de producten."

onwerkelijk

Normaal gesproken zou je, om de juiste producten te vinden voor krullend tot kroesend haar, bijvoorbeeld naar een toko of haarwinkel in Amsterdam Zuidoost moeten. Maar nu er eentje geopend is die wat centraler ligt, biedt dat voor heel veel mensen een uitkomst. "Dat was voor mij de drive om mijn winkel hier te willen openen. Ik knijp mezelf af en toe nog steeds, omdat ik het bijna niet kan geloven."

toeval bestaat niet?

Cherlane was vastberaden om haar winkel te openen op Amsterdam Centraal, maar toen ze het haar broer ooit vertelde, lachte hij haar uit. Zonder te weten dat het geluk zijn zusje al snel zou toelachen. "Ik deed destijds een opleiding en moest daarna via Amsterdam Centraal terug naar huis. Daar botste ik letterlijk tegen iemand op die alle connecties had om het balletje te laten rollen. Na anderhalf uur met haar gesproken te hebben, heeft ze me gelinkt met de juiste personen. Als ik haar niet was tegengekomen, was dit niet gebeurd. Ik ben super dankbaar!"

NIEUWE DIERSOORT VERNOEMD NAAR KERMIT DE KIKKER

Amerikaanse wetenschappers hebben een nieuwe diersoort ontdekt. De miljoenen jaar oude diersoort kreeg een bijzondere naam. Hij is namelijk vernoemd naar Kermit de Kikker.

In de Amerikaanse staat Texas vonden onderzoekers ruim veertig jaar geleden een aparte schedel. Na uitgebreid onderzoek bleek die schedel van een niet eerder ontdekte soort te zijn. Die soort leefde ruim 270 miljoen jaar geleden als een van de eerste diersoorten op het land. Dat is nog voordat dinosauriërs op de aarde rondliepen.

Kermit de Kikker Het nieuwe dier hoort bij de diergroep die we nu kennen als amfibieën. Bij deze groep horen koudbloedige dieren zoals slangen,

salamanders en kikkers. De onderzoekers hebben het diertje daarom vernoemd naar een van de bekendste kikkers ter wereld. Het dier heet nu officieel Kermitops gratus, naar de beroemde muppet Kermit de Kikker.

Bron: www.kidsweek.nl

d In het fragment hoorde je dat de nieuwswaarde per medium verschillend kan zijn. Kijk nog eens naar de vijf berichten. Welk bericht heeft vooral voor jongeren nieuwswaarde? Leg je keuze uit.

e Lees het bericht Weg in Warffum door de helft vanwege ruzie nog eens. Beantwoord de 5W+1H-vragen bij deze tekst. Zet een streepje als het antwoord niet in de tekst staat. Wat? Wie?

Waar? Wanneer?

10 Nieuwsberichten vergelijken

Vergelijk het nieuwsbericht Nieuwe diersoort vernoemd naar Kermit de Kikker met Eindelijk een haarwinkel voor alle haartypes op Amsterdam Centraal! Welke zin hoort bij welk(e) bericht(en)?

Nieuwe diersoort vernoemd naar Kermit de Kikker Eindelijk een haarwinkel voor alle haartypes op Amsterdam Centraal!

1 Het bericht is geschreven voor jongeren.

2 In het bericht worden veel zinnen die precies zo gezegd zijn aangehaald.

3 Er staat niet meer informatie in het bericht dan nodig is.

4 Het bericht is duidelijk en bevat vooral feiten.

5 Het bericht is sensationeel: geschreven om veel lezers te trekken.

6 De feiten staan vooral aan het eind van het bericht.

7 Het is duidelijk waar de gebeurtenis plaatsvond.

8 Het bericht heeft voor mij de meeste nieuwswaarde.

11 Nieuwsberichten schrijven

Lees de theorie Titel, tussenkopjes, bronvermelding. Gebruik ook de theorie Onderwerp en deelonderwerp

Titel, tussenkopjes, bronvermelding

Een tekst bestaat vaak uit verschillende onderdelen:

THEORIE

• Boven een tekst staat altijd een titel. De titel vertelt vaak waar de tekst over gaat, maar kan je ook nieuwsgierig maken.

• In langere teksten staan meestal tussenkopjes. Die geven aan waarover het volgende stuk tekst gaat. Ze maken een tekst overzichtelijker.

• Onder aan de tekst staat de bronvermelding. Deze geeft aan waar de tekst vandaan komt.

De beelden vertellen het verhaal

Je zou eigenlijk eens een Jeugdjournaal zonder geluid moeten bekijken. Als het goed is, vertellen de beelden al wat er precies gebeurd is. Een goede reportage is zo gemonteerd dat je er nauwelijks tekst bij nodig hebt. Een voorbeeld.

Je ziet een verslaggever. Hij staat bij een vrachtwagen waar een boel politiemensen bij staan. Dan zie je de lading van de vrachtwagen. Er zitten teddyberen in. In het volgende beeld zie je dat een van de beren opengesneden wordt. In de beer zitten plastic zakjes met wit poeder erin. In het volgende shot (zo wordt een beeld ook wel genoemd) zie je dat de politie twee mannen geboeid in een politiewagen afvoert.

Wat zou er gebeurd zijn? Aan de politiemensen is al te zien dat er waarschijnlijk een misdaad gepleegd is. Dan zie je de teddyberen, daar is iets mee aan de hand. Het witte poeder dat erin zit, kan niets anders dan drugs zijn. De mannen die gearresteerd worden, zijn natuurlijk smokkelaars. En dat allemaal zonder één gesproken woord! Bij een reportage met veel interviews is het lastiger om zonder geluid te weten waar het over gaat.

Maar zelfs dan kom je vaak al een heel eind door naar de beelden te kijken.

Uit: Jan Paul Schutten, Achter de schermen bij het NOS Jeugdjournaal

a Het bericht Eindelijk een haarwinkel voor alle haartypes op Amsterdam Centraal! komt van de website FunX. Het bericht Nieuwe diersoort vernoemd naar Kermit de Kikker komt uit Kidsweek. In de vorige opdracht ontdekte je de verschillen.

Herschrijf het bericht Nieuwe diersoort vernoemd naar Kermit de Kikker, zodat het op de website van FunX kan staan.

Zet daarvoor deze stappen:

1 Bedenk een naam voor de wetenschapper.

2 Bedenk welke emoties de wetenschapper gehad zal hebben. Hoe voelt hij zich als hij ziet dat zijn nieuwe schedel misschien wel een unieke is?

3 Bekijk de eerste alinea van het nieuwsbericht Eindelijk een haarwinkel voor alle haartypes op Amsterdam Centraal!. Gebruik die opbouw voor jullie bericht.

4 Schrijf in plaats van 'Amerikaanse wetenschappers' onderzoeker [jullie zelfbedachte naam]. Bedenk wat hij op Instagram zou zeggen na het ontdekken van de nieuwe soort.

5 Vul het bericht aan met informatie uit Nieuwe diersoort vernoemd naar Kermit de Kikker.

6 Bedenk een goede kop (titel) voor jullie bericht.

7 Bedenk ook een tussenkop om de deelonderwerpen aan te geven.

8 Let op: de ontdekking werd veertig jaar geleden gedaan dus sommige zaken zoals het internet bestonden toen nog niet. Hou daar rekening mee bij het schrijven van je bericht.

b Hoe ging het schrijven?

• Mijn bericht heeft een goede titel.

• Mijn bericht heeft passende tussenkopjes.

• Mijn bericht past bij het publiek.

• Ik maak goede zinnen.

3.3 Beeldvorming in de media

LEERDOELEN

Je leert:

• aangeven wat media zijn en welke invloed zij hebben op beeldvorming;

• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

• een vergelijking maken tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten;

• een oordeel vormen en je mening verwoorden en onderbouwen.

Fragmenten begrijpen

12 Wat beelden je vertellen

Lees de tekst De beelden vertellen het verhaal. Bekijk dan het fragment Leopard

a Veel nieuws lees je niet alleen, maar bekijk je ook op foto's of in filmpjes. Wat vertellen die beelden je eigenlijk? Kun je het nieuws ook alleen uit beelden halen? Je ontdekt het in de volgende opdrachten.

Beschrijf wat je in het fragment ziet.

Gebruik ongeveer zes zinnen. Let op: schrijf alleen op wat je ziet.

b Bekijk het fragment Leopard samen nog eens.

Vertel daarbij om de beurt wat je hebt opgeschreven bij vraag a.

c Wat je elkaar zojuist vertelde, is een beschrijving van wat je ziet.

Maak er nu samen een nieuwsbericht van.

1 Bedenk wat er gebeurd kan zijn.

2 Speel het fragment nogmaals af.

3 Vertel daarbij om de beurt als een soort voice-over wat er volgens jullie gebeurt.

d Lees het bericht Luipaard zet autofabriek op z'n kop. Vergelijk het met jullie eigen nieuwsbericht. Bespreek de verschillen en overeenkomsten.

Leg bij de verschillen uit hoe het komt dat jullie iets anders bedacht hebben.

e Door beelden te zien weet je al veel over wat er gebeurd is. Bedenk een voordeel en een nadeel hiervan.

Voordeel:

Nadeel:

f Kijk terug naar de tekst De beelden vertellen het verhaal. Wat kunnen de gevolgen zijn van het bekijken van beelden en koppen als je het verhaal erachter niet kent?

www.jeugdjournaal.nl

LUIPAARD ZET AUTOFABRIEK OP Z'N KOP

Een autofabriek in India is 6 uur lang gestopt met auto's maken. Niet door kapotte machines of verveelde medewerkers, maar door...een luipaard!

De volwassen luipaard wandelde zomaar de fabriek in. Maar toen het roofdier daar eenmaal was, raakte hij de weg kwijt. Door de aanwezigheid van het dier, moest de fabriek ontruimd worden.

Verdoofd

De fabriek heeft direct een natuurbeschermingsorganisatie gebeld. Samen met de plaatselijke autoriteiten hebben zij het dier verdoofd met een verdovingsgeweer.

Toen de luipaard eenmaal sliep, kon het dier in een busje gelegd worden. Het dier is toen weer teruggebracht naar de natuur.

Volgens de natuurbeschermings-organisatie liep de luipaard de fabriek in, omdat het roofdier steeds minder ruimte heeft om te leven.

Bijvoorbeeld door het kappen van bomen.

Beeldvervorming

Bekijk de theorie Manieren van luisteren. Je kijkt zo naar het fragment Fake Vonk. Hierover ga je jouw mening geven.

a Waarover gaat het fragment, verwacht je?

b Bekijk het fragment Fake Vonk.

Waar gaat het fragment over?

● Het gaat over de politie die foto's maakt.

● Het gaat over Freek Vonk die foto's verspreidt.

● Het gaat over het verspreiden van beelden met vals nieuws.

c Welke boodschap geeft de video aan de kijker als je alleen naar de beelden kijkt?

d Kijk nog eens naar de beelden van het fragment Fake Vonk en luister naar de informatie.

Welke informatie geeft Fake Vonk?

Gebruik in je antwoord de woorden: vroeger, tegenwoordig, delen en snel

e Wat is de boodschap van deze video?

Manieren van luisteren

THEORIE

Je kunt een fragment op verschillende manieren beluisteren. De manier die je kiest, hangt af van je luisterdoel. Je wilt bijvoorbeeld belangrijke informatie horen, uitleg krijgen of vragen over een fragment beantwoorden. Voordat je gaat luisteren, denk je na over wat je al weet over het onderwerp. Na het luisteren kun je de informatie verwerken, bijvoorbeeld door het maken van een woordweb.

In dit schema zie je bij welk luisterdoel je een bepaalde manier van luisteren kunt gebruiken.

voor het kijken/luisteren

• nadenken over het fragment; Wat weet je al over het onderwerp?

Wat is het luisterdoel? Waarom ga je naar dit fragment kijken/luisteren?

een eerste indruk krijgen van het fragment voorspellend luisteren

gericht zoeken naar een antwoord in de tekst zoekend luisteren

het hele fragment beluisteren om het te te begrijpen begrijpend luisteren

na het kijken/luisteren

• nadenken over het fragment

• nadenken over het kijken/luisteren

• de informatie verwerken

het hele fragment kritisch beluisteren om het te beoordelen kritisch luisteren

Nepnieuws

Bekijk het fragment Nepnieuws

a Hoe onderzoeken journalisten of nieuws echt waar is?

Kies de juiste antwoorden.

■ Ze bekijken berichten op sociale media.

■ Ze bellen mensen, bedrijven of de overheid.

■ Ze denken zelf na of het nieuws logisch lijkt.

■ Ze interviewen experts of getuigen.

■ Ze lezen onderzoeken.

■ Ze vragen grote bedrijven om geld.

b Waarom verspreiden journalisten nieuws?

c Noem drie redenen waarom mensen nepnieuws verspreiden.

d Het is belangrijk om nepnieuws van echt nieuws te kunnen onderscheiden. Welke tip krijg je daarvoor in het fragment?

e Vergelijk het fragment Nepnieuws met het fragment Fake Vonk Welke overeenkomst hoor je in de fragmenten?

● Berichten kunnen tegenwoordig heel snel verspreid worden.

● In andere landen wordt soms bewust nepnieuws verspreid.

● Nepnieuws kun je herkennen door te bedenken wat de bedoeling van de verspreider is.

f Waarom is nepnieuws tegenwoordig een veel groter probleem dan vroeger?

g Werk samen met een klasgenoot.

Bespreek de volgende vragen.

Licht je antwoord steeds toe.

1 Heb jij wel eens nepnieuws gezien of gelezen?

2 Ben je in staat om nepnieuws van echt nieuws te onderscheiden?

3 Verspreid je zelf wel eens nepnieuws?

4 Welk effect heeft nepnieuws op de beeldvorming van mensen?

5 Wat vind je dat er tegen nepnieuws moet worden gedaan?

Je oordeel geven

15 Beelden spreken

Gebruik de tekst Een beeld zegt meer dan duizend woorden

Gebruik de theorie Titel, tussenkopjes, bronvermelding uit paragraaf 2.

a Je leest straks de tekst Een beeld zegt meer dan duizend woorden.

Wat bedoelt de schrijver met deze titel, denk je?

b Lees de inleiding van de tekst.

Hoe trekt de schrijver van de tekst jouw aandacht?

● Ze geeft twee voorbeelden.

● Ze herhaalt de titel.

● Ze stelt een vraag die in de tekst beantwoord gaat worden.

c Lees de hele tekst aandachtig.

Waar gaat de tekst over?

d In de tekst staan enkele moeilijke woorden. Zoek de woorden op in de tekst. Bedenk bij welke betekenis ze horen.

Vul de puzzel in.

Vul bij werkwoorden het hele werkwoord in.

1 uitgeput en vermagerd

2 laten zien

3 zo onaangenaam en ernstig dat het van binnen pijn doet

4 zich razendsnel op internet verspreiden

5 stiekem iets proberen te veranderen of beïnvloeden

6 oneerlijk te werk gaan

e Lees de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten

Met welk doel heeft de schrijver deze tekst geschreven?

Kies het juiste woord.

De schrijver wil met deze tekst informeren | instructie geven | overhalen.

Ik zie dat aan de kleuren | lijst met benodigdheden | tussenkopjes.

f Lees alinea 4.

Markeer de kernzin.

g Kijk nog eens naar alinea 4.

De andere zinnen in de alinea zijn:

● een uitleg

● voorbeelden

h Denk terug aan de fragmenten die je in deze paragraaf bekeek. Welke nieuwe informatie geeft deze tekst?

Noteer minstens vier dingen.

THEORIE

Schrijfdoelen en tekstsoorten

Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel

Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. Een tekstsoort herken je vaak aan de opmaak van de tekst.

schrijfdoel tekstsoort uitleg kenmerken voorbeeld

informeren informerende tekst informatie geven tussenkopjes krantenbericht, tekst uit een schoolboek, informatieboek

instructie geven instructietekst uitleg geven hoe je iets moet maken of doen

lijst met benodigdheden of ingrediënten, stappen en afbeeldingen recept, proefje, handleiding

overhalen activerende tekst overhalen of zorgen dat iemand in actie komt om iets te doen of te kopen kopjes, afbeeldingen, kleuren reclame, advertentie, folder

EEN BEELD ZEGT MEER DAN DUIZEND

WOORDEN

Ze zeggen weleens dat een beeld meer dan duizend woorden zegt. Misschien herken je sommige van deze beelden wel? Een foto toont een verdronken Syrisch jongetje dat aangespoeld is bij een Turkse badplaats. Hij vluchtte met zijn ouders voor de oorlog in Syrië. Een andere foto is de eerste landing op de maan op 20 juli 1969.

Het zijn nieuwsfoto's die je diep raken en de wereld over gaan. Toch kunnen beelden je ook enorm voor de gek houden. Bedenk maar eens hoeveel verschillende verhalen je kunt verzinnen bij een foto van een enorme natuurbrand. Of bij een foto van een uitgemergelde ijsbeer.

Zo'n foto van een uitgemergelde ijsbeer werd voor milieuorganisaties het schrijnende voorbeeld van klimaatverandering. Maar wat bleek? Die beer bleek ziek en oud te zijn en leefde in een gebied waar het juist heel goed gaat met de ijsberen.

Nog geniepiger: nepfoto's en nepvideo's Foto's zijn heel gemakkelijk te manipuleren en dat gebeurt ook al zolang er fotografie bestaat. Soms werden er mensen van een foto verwijderd. Of er werden juist dingen aan toegevoegd, zoals een monster in het meer van Loch Ness, of elfjes of een vliegende schotel.

Vroeger werden foto's in de donkere kamer bewerkt. Dat was een hele klus. Nu is er Photoshop, waar mee alles mogelijk is. Maar juist foto's kunnen een heel diepe indruk maken. Wordt daarmee gesjoemeld, dan kunnen ze het beeld van de waarheid enorm beïnvloeden. (…)

Zelfs video's zijn met speciale software gemakkelijk te manipuleren. Je kunt simpelweg iemands hoofd vervangen. Faceshopping, noem je dat. Zo kan die persoon veel schade toegebracht worden. (...) Maar ook kunnen mensen zo gemakkelijk misleid worden en op heel verkeerde ideeën worden gebracht. Met speciale software is het al mogelijk om een persoon op een video van alles te laten zeggen. Met lipsync vallen de bewegingen van de mond precies samen met de neptekst. Slechts 30 seconden origineel beeld is nodig om het voor elkaar te krijgen. (…)

Nog meer dan nepfoto's kunnen video's grote schade aanrichten. Vooral als ze gruwelijk zijn, zoals een broodjeaapverhaal, gaan ze al snel viraal op social media. En ja, elke keer als jij erop reageert of het filmpje deelt, werk je eraan mee. Je bent dan een beetje medeverantwoordelijk.

Naar: Annemarie Bon, Fake!

16 Spreken over beelden

Lees de theorie Verbale en non-verbale communicatie en Gesprek voeren

Verbale en non-verbale communicatie

THEORIE

Mensen communiceren met elkaar. Ze praten, schrijven e-mails, discussiëren, bellen elkaar op of sturen berichtjes. Daarbij gebruiken ze taal. Communiceren met taal noem je verbale communicatie.

Er is ook non-verbale communicatie. Dat is communicatie zonder woorden. Een voorbeeld daarvan is een foto die je op sociale media zet of je gezichtsuitdrukking. Ook andere vormen van lichaamstaal, zoals houding, gebaren en oogcontact, zijn nonverbale communicatie.

THEORIE

Gesprek voeren

In een goed gesprek luister je naar elkaar, reageer je op de ander en stel je een vraag als je iets niet snapt.

Denk tijdens een gesprek aan deze gespreksregels:

• Blijf bij het onderwerp en bij het gespreksdoel. Dwaal daar niet van af.

• Laat de ander uitpraten. Praat dus niet door iemand heen.

• Neem een actieve lichaamshouding aan. Zit of sta rechtop, ga niet hangen.

• Kijk vriendelijk en maak oogcontact. Zo toon je interesse en zie je of de ander je begrijpt.

• Laat weten dat je het belangrijk vindt wat de ander zegt. Dat kan bijvoorbeeld door te knikken, door vragen te stellen of door te reageren op het antwoord van de ander.

• Herhaal soms wat de ander zegt om te controleren of je het goed hebt begrepen.

a De tekst Een beeld zegt meer dan duizend woorden sluit af met de zinnen: En ja, elke keer als jij erop reageert of het filmpje deelt, werk je eraan mee. Je bent dan een beetje medeverantwoordelijk.

(regel 25-26)

Wat is jouw mening hierover?

Noteer ook twee argumenten waarom je dat vindt.

Ik vind dit want en

b Vorm een groep van vier. Praat met je groepje over dit onderwerp.

Geef je mening en vertel je argumenten.

• Laat iedereen eerst vertellen.

• Ga dan in gesprek.

• Let op de punten bij vraag d.

c Is je mening veranderd door het gesprek?

Wat is nu jouw mening over het verspreiden van verkeerde of misleidende informatie?

Noteer deze in één zin.

d Denk na over hoe je het gesprek voerde. Welke dingen gingen goed en waar moet je nog op oefenen?

• Ik laat de ander zien dat ik luister en ik laat de ander uitpraten. ● ● ● ●

• Ik kan mijn eigen mening verwoorden en er argumenten voor geven. ● ● ● ●

• Ik kan kritisch luisteren naar meningen en opvattingen van anderen. ● ● ● ●

• Ik kan een reactie geven en ik stel af en toe een vraag. ● ● ● ●

• Mijn lichaamstaal past bij wat ik zeg. ● ●

3.4 Nieuws verspreiden

Je leert:

• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

LEERDOELEN

• belangrijke informatie uit de tekst halen en je manier van lezen daarop afstemmen;

• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

• een vergelijking maken tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten;

• de functie van de zinnen in een alinea herkennen;

• tekstverbanden van opsomming en tegenstelling herkennen;

• informatie verzamelen en een nieuwsbericht schrijven.

Regels voor journalistiek begrijpen

17 Het werk van een journalist

Media verspreiden informatie. Die informatie wordt vaak verzameld en verspreid door journalisten.

Hoe gaat dat eigenlijk? Je ontdekt het in deze paragraaf en past het zelf toe.

Lees de tekst Hoe gaan journalisten te werk?

a Wat weet je al over journalisten?

b Noteer in je eigen woorden wat deze woorden betekenen.

1 selecteren (regel 12)

2 iets achterhouden (regel 29)

3 onafhankelijk (regel 53)

c Welke deelonderwerpen komen er in de tekst aan bod?

d Gebruik de theorie Kernzin en overige zinnen uit paragraaf 2.

Je ziet een aantal zinnen uit de tekst.

Welke zinnen uit de tekst zijn kernzinnen?

■ Het is de taak van een journalist om mensen zo goed en zo eerlijk mogelijk te informeren.

■ Want anders wordt het filmpje, artikel of de reportage te lang, of te onbegrijpelijk.

■ Er zijn journalistieke codes, die voor alle journalisten gelden.

■ Daar staat bijvoorbeeld in dat journalisten feiten moeten brengen.

■ Dat betekent dat je niet één kant van het verhaal vertelt, maar ook dat van de tegenstander, of andere partij.

■ De overheid mag niet bepalen wat de journalist wel of niet mag melden.

e Kijk nog eens naar de zinnen uit de vorige vraag. Noteer de zin die een voorbeeld geeft.

f Je hebt de kernzinnen en het voorbeeld benoemd. Er zijn nog twee zinnen over. Wat is de functie van deze zinnen?

g Lees de theorie Tekstverbanden en signaalwoorden

Markeer de signaalwoorden in alinea 3 en 4. Geef ieder soort signaalwoord een eigen kleur.

Tekstverbanden en signaalwoorden

THEORIE

In een tekst zijn zinnen of alinea's met elkaar verbonden. Dit noem je een tekstverband. Signaalwoorden geven aan wat zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden.

tekstverband uitleg voorbeelden

opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar op.

tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.

www.denhaag.beeldengeluid.nl

ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, of, niet alleen ... maar ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport. Bovendien kun je het gemakkelijk alleen doen.

maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, toch Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto's zijn minder goed.

HOE GAAN JOURNALISTEN TE WERK?

Meestal wordt nieuws gemaakt door journalisten. Iedereen mag zich journalist noemen, je hoeft er geen diploma voor te hebben. Het is de taak van een journalist om mensen zo goed en zo eerlijk mogelijk te informeren. Dat is voor de meeste journalisten een erekwestie die ze serieus nemen.

Nieuws is een keuze

De journalist kiest wat er in het nieuws wordt verteld. Nieuws is altijd een keuze. Als iemand selecteert, laat iemand dus ook dingen weg. Want anders wordt het filmpje,

artikel of de reportage te lang, of te onbegrijpelijk. Je kunt dus verschillende versies van hetzelfde nieuws vinden. Wel moeten de feiten kloppen en zijn er nog veel regels waar de journalist aan moet voldoen.

Journalistieke codes

Er zijn journalistieke codes, die voor alle journalisten gelden. Een bekende is de Code van Bordeaux. Daar staat bijvoorbeeld in dat journalisten feiten moeten brengen. Het moet echt gebeurd zijn en het moet te controleren zijn. De journalist kent de bron (de persoon/personen) van het verhaal en

heeft het verhaal gecontroleerd. In de code staat ook dat een journalist niet mag liegen of bewust dingen mag achterhouden.

Nieuwsbedrijven spreken ook af dat er hooren wederhoor moet zijn. Dat betekent dat je niet één kant van het verhaal vertelt, maar ook dat van de tegenstander, of andere partij. Een regel is dan ook: één bron is geen bron. Pas als twee of meer mensen iets bevestigen, weet je dat het klopt.

Persvrijheid

De overheid mag niet bepalen wat de journalist wel of niet mag melden. Dat gebeurt ook niet in Nederland. Niemand wil dat later ontdekt wordt dat een journalist stiekem

18 Journalistieke regels

werd gestuurd door de regering. Bedrijven mogen ook niet een journalist betalen voor een positief verhaal over hun bedrijf.

Het meeste nieuws in Nederland komt zo tot stand. Af en toe zit er een onzorgvuldige journalist tussen, of blijkt een verhaal toch niet te kloppen. Of wordt iets verkeerd begrepen, of niet goed gecontroleerd. Het blijft mensenwerk. Maar een goede journalist herstelt z'n fout, ook al valt dat soms niet zo op als het eerder vertelde verhaal. Aan al deze dingen herken je onafhankelijk en betrouwbaar nieuws.

Naar: www.denhaag.beeldengeluid.nl

Het lijkt heel gemakkelijk om een nieuwsbericht te schrijven en te verspreiden. Maar journalisten zijn gebonden aan regels. Je gebruikt de regels zelf bij het schrijven van een nieuwsbericht.

Lees de theorie Nieuwsberichten. Gebruik de tekst Hoe gaan journalisten te werk?

a Waarom zijn nieuwsberichten wel gebonden aan regels en andere teksten, zoals een blog of een verhaal, niet?

b Leg uit waardoor berichten over hetzelfde nieuws toch verschillend kunnen zijn.

c De tekst Hoe gaan journalisten te werk? bestaat uit een inleiding, een middenstuk en een slot. Markeer de belangrijkste zin in het slot.

d Leg in je eigen woorden uit wat persvrijheid betekent.

e Bekijk het fragment Journalistieke regels

Maak een lijst met de journalistieke regels.

zijn:

f Vergelijk de informatie uit de tekst Hoe gaan journalisten te werk? met je lijstje met journalistieke regels.

Welke informatie lees je wel in de tekst maar hoorde je niet in het fragment?

■ De overheid mag niet bepalen wat een journalist schrijft.

■ Een journalist moet voor- en tegenstanders aan het woord laten.

■ Een journalist moet zijn informatie uit meer dan één bron halen.

■ Er zijn regels waar een journalist aan moet voldoen.

■ Journalisten moeten de feiten controleren.

■ Nieuws over hetzelfde onderwerp kan toch verschillend zijn.

■ Soms verschijnt er nieuws dat niet klopt, maar meestal herstelt een journalist dat.

THEORIE

Nieuwsberichten

Nieuwsberichten zijn vaak korte teksten in de media met als doel de lezer te informeren. Elke tekst gaat over één onderwerp.

Een nieuwsbericht begint altijd met een aantrekkelijke kop (titel), waardoor de lezer geïnteresseerd raakt. Meestal geeft de kop van een nieuwsbericht direct aan om welk nieuws het gaat.

Na de titel volgt een inleiding met het belangrijkste nieuws over het onderwerp. De inleiding maakt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst. De hele tekst geeft antwoorden op de 5W+1H-vragen

Teksten zijn vaak verduidelijkt of aantrekkelijker gemaakt met beeld, zoals foto's, schema's, grafieken en tekeningen.

Nieuwsberichten komen uit een bepaalde bron. Deze staat meestal onder de tekst vermeld. Om te weten of je de tekst kunt vertrouwen, is het belangrijk te weten uit welke nieuwsbron hij komt.

19 Journalistieke regels herkennen

Lees het nieuwsbericht Dierenbescherming vraagt aandacht voor duizenden gedumpte kittens.

a Welke journalistieke regels herken je duidelijk in het bericht?

■ De feiten zijn gecontroleerd.

■ De informatie is zo volledig mogelijk zijn en laat alle kanten van het verhaal zien.

■ Er worden feiten en bronnen genoemd.

■ Er zijn voor- en tegenstanders aan het woord.

■ Het is duidelijk wat feiten en wat meningen zijn.

b Noem punten uit de tekst waaraan je ziet dat de schrijver zich aan de journalistieke regels heeft gehouden.

www.rtlnieuws.nl

DIERENBESCHERMING

VRAAGT AANDACHT VOOR DUIZENDEN GEDUMPTE KITTENS

De Dierenbescherming is een campagne begonnen om aandacht te vragen voor de duizenden kittens die jaarlijks worden gedumpt in Nederland. Vaak zijn ze ziek, waardoor de zorg voor deze dieren tijdrovend en kostbaar is. Daarbij bestaat het risico dat gezonde dieren besmet raken in dierenasiels door de zieke zwerfkittens, maakte de organisatie bekend.

Jaarlijks gaat het om ongeveer 3400 kittens. 'Ze worden op straat gevonden, op industrieterreinen, in doosjes in vuilnisbakken, sommigen zijn maar een paar uur oud', zegt Saskia Thijssen van de Dierenbescherming. Om ongewenste nestjes te voorkomen wil de organisatie dat katteneigenaren hun dieren laten castreren of steriliseren en laten chippen.

Een derde van de desbetreffende zwerfkatjes heeft een ziekte onder de leden en heeft 'intensieve medische zorg' nodig. Het gaat vooral om niesziekte en besmettelijke darmaandoeningen zoals giardiasis en coccidiose. De Dierenbescherming gaat vooral via sociale media voorlichting geven om het dumpen van dieren te voorkomen.

20 Nieuws van verschillende media vergelijken

Lees het nieuwsbericht Dierenbescherming vraagt aandacht voor duizenden gedumpte kittens nog eens. Bekijk ook het fragment Kittens gedumpt

a In het fragment hoor je naast feiten ook meningen.

Bespreek de volgende vragen.

1 Wat is het effect van de beelden bij dit nieuws?

2 Waarom laat Omroep Gelderland ook meningen horen?

3 Hoe zou het nieuws van alle kanten bekeken kunnen worden?

4 Waarom komen niet alle kanten aan bod in het nieuws?

b Welk nieuws vinden jullie het meest betrouwbaar: het nieuwsbericht of het fragment?

Leg uit waarom jullie dat vinden. Betrek de journalistieke regels bij je uitleg.

c Stel, jullie mogen van de tekst en het fragment een eigen nieuwsbericht maken.

Bespreek welke keuzes jullie zouden maken.

Vertel elkaar wat je anders zou doen en wat je hetzelfde zou doen. Denk daarbij aan de regels van de journalistiek.

Bron: www.nieuws.nl

21

Nieuwsbericht lezen

Lees de tekst Finnen weer het gelukkigst ter wereld, Nederland op plek vijf. Lees ook de theorie

Formele en informele taal.

Formele en informele taal

De manier waarop je schrijft of spreekt moet passen bij het publiek.

THEORIE

Bij vrienden en bekenden hoef je niet zo na te denken over de woorden die je gebruikt.

Je gebruikt 'je' of 'jullie' en gebruikt gemakkelijke taal. Je kiest dan voor informele taal

Bij een publiek van volwassenen of onbekenden is het wel belangrijk om na te denken over je woorden. Je gebruikt nette woorden en je bent beleefd, dus je spreekt ze aan met 'u'. Dit noem je formele taal.

Let in je taalgebruik op deze punten:

• Gebruik woorden die bekend zijn voor je publiek.

• Varieer je woorden: herhaal niet steeds hetzelfde woord.

• Vermijd te lange zinnen en wissel korte en langere zinnen af.

• Gebruik de toon die bij je publiek past. In een zakelijke brief mag je taal bijvoorbeeld niet te populair zijn.

a Lees de inleiding van de tekst.

Hoe trekt de schrijver van de tekst jouw aandacht?

● Ze geeft twee voorbeelden.

● Ze herhaalt de titel.

b Is het nieuwsbericht in formele of informele taal geschreven?

Leg uit waaraan je dat ziet.

c Wat betekent gebaseerd op? (regel 12)

d Welke woorden hebben te maken met welbevinden? (regel 28)

■ geluk

■ goed in je vel zitten

■ ongeduldig

■ ontspannen

■ ruzie

■ tevreden

■ zoeken

e Lees regel 36-39: Zo bepalen verschillen in aanleg tussen mensen veertig procent van de verschillen in hun geluksgevoel

Wat betekent het woord aanleg in deze zin?

f Beantwoord de 5W+1H-vragen bij deze tekst.

Zet een streepje als je een vraag niet kunt beantwoorden.

Wat?

Wie?

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Hoe?

g Controleer of de journalistieke regels in dit bericht zijn toegepast.

Zet een vinkje als dat zo is.

■ Benoem feiten en bronnen.

■ De informatie moet zo volledig mogelijk zijn en je laat alle kanten van het verhaal zien.

■ Pas hoor en wederhoor toe. Dit betekent dat je voor- en tegenstanders aan het woord laat.

■ Controleer altijd of de feiten kloppen.

■ Maak duidelijk wat de feiten zijn en wat meningen zijn.

Finnen weer het gelukkigst ter wereld, Nederland op plek vijf

18 maart 2022

Volgens een jaarlijks onderzoek van de Verenigde Naties zijn inwoners van Finland de gelukkigsten ter wereld. Het geluk van Nederlanders scoort, net als vorig jaar, een vijfde plek op de wereldranglijst.

Jongeren werden tijdens de coronapandemie iets ongelukkiger, zestigplussers juist iets gelukkiger

Finnen mogen zich ook dit jaar weer het gelukkigste volk ter wereld noemen, volgens het jaarlijkse World Happiness Report van de Verenigde Naties. Onderzoekers maakten een ranglijst van gelukkigste landen, gebaseerd op enquêtes.

Finland staat voor het vijfde jaar op rij bovenaan. Volgens de onderzoekers heeft dat onder andere te maken met de gezondheidszorg, de woonomgeving, de goede

scholen en het vertrouwen dat Finnen in elkaar hebben. Ook Nederland scoort hier internationaal goed op en staat net als vorig jaar op plek vijf. Afghanistan bungelt onderaan de lijst van de 146 onderzochte landen.

Levensgeluk tijdens de pandemie

Hoewel de onderzoekers signaleren dat jongeren gedurende de coronapandemie iets ongelukkiger werden – en zestigplussers iets gelukkiger – noemen ze het opvallend dat het wereldwijd welbevinden gemiddeld aardig hetzelfde bleef. 'Dat laat zien hoe veerkrachtig mensen zijn' zegt Meike Bartels, hoogleraar genetica en welbevinden aan de VU.

Beperkingen

Gemiddelde scores hebben wel hun beperkingen, waarschuwt Bartels. 'Individuele verschillen kunnen groot zijn. Zo bepalen verschillen in aanleg tussen mensen veertig procent van de verschillen in hun geluksgevoel.' Bartels geeft ook aan dat het niet altijd eenvoudig is om zeer verschillende landen met elkaar te vergelijken. 'Daarom is het juist zo belangrijk om in kaart te brengen wat de oorzaken van verschillen in geluksgevoel zijn binnen landen.'

TOP 5 GELUKKIGSTE LANDEN TER WERELD, VOLGENS HET WORLD HAPPINESS

REPORT VAN DE VERENIGDE NATIES

1. Finland

2. Denemarken

3. IJsland

4. Zwitserland

5. Nederland

Naar: De Volkskrant

Regels voor journalistiek gebruiken

22 Fotojournalist

Je weet nu welke regels er zijn voor journalisten. Die ga je toepassen. Je kruipt in de huid van een journalist en schrijft zelf een nieuwsbericht. Ook kies je een passend beeld bij je bericht. Daarom verdiep je je eerst in het vak van fotojournalist.

Bekijk het fragment Fotojournalist

a Welke twee eigenschappen moet je als journalist hebben, volgens Ilvy?

b De fotograaf mag de foto's die ze maakt slechts een beetje bewerken. Waarom mag ze de foto's maar een beetje bewerken?

c Wat vindt de fotograaf zo leuk aan haar beroep?

Noem drie aspecten.

d Wat lijkt jou het leukste aan fotojournalist zijn?

Kies één van de aspecten van vraag c. Leg je keuze uit.

23 Je nieuwsbericht voorbereiden

a Bekijk de foto's en kies er een voor jouw nieuwsbericht.

b Bedenk wat er gebeurd is. Gebruik de 5W+1H-vragen.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waarom/waardoor?

Hoe?

c Een tekst schrijven begint met een schrijfplan. Daarin bedenk je uit welke onderdelen je tekst bestaat en wat je ongeveer gaat schrijven. Gebruik eventueel de theorie Schrijven voorbereiden en Schrijfplan

Vul het schrijfplan in voor jouw nieuwsbericht. Gebruik daarbij jouw antwoorden op de 5W+1H-vragen.

Schrijfplan

1 Mijn tekst gaat over:

Het doel van mijn tekst is: informeren / uitleggen / mening geven / overhalen

Het publiek is:

Zo lang moet de tekst zijn: ongeveer 150 woorden

2 Inleiding Ik begin met deze zinnen:

Middenstuk Deelonderwerp

In het kort wat ik ga schrijven:

Slot Ik sluit af met deze zinnen:

3 Titel Een goede titel is:

24 Je nieuwsbericht schrijven

a Schrijf je nieuwsbericht in klad.

1 Gebruik je schrijfplan.

2 Denk aan de journalistieke regels.

3 Begin met een inleiding, schrijf daarna twee of drie alinea's en eindig met een slot.

4 Plaats tussenkopjes boven de alinea's.

5 Zet erbij uit welke bronnen je jouw nieuws hebt.

6 Zet een passende kop (titel) boven je bericht.

b Bekijk je nieuwsbericht kritisch.

• Let op de punten bij vraag e.

• Denk aan de stijlregels: gebruik hoofdletters, punten en komma's.

c Werk samen met een klasgenoot.

Lees elkaars nieuwsbericht.

Bespreek elkaars tekst. Let op deze punten:

• Is duidelijk wat er gebeurd is?

• Zijn de tussenkopjes passend?

• Zijn de punten bij vraag e verwerkt?

d Verbeter je tekst met de feedback van je klasgenoot.

e Hoe ging het schrijven?

• Ik kan antwoorden op de 5W+1H-vragen gebruiken in een tekst.

• Mijn nieuwsbericht past goed bij de nieuwsfoto.

• Ik heb de journalistieke regels toegepast.

• Ik kan formele taal gebruiken.

• Ik gebruik hoofdletters, punten en komma's.

3.5 Rechten en regels in de media

LEERDOELEN

Je leert:

• aangeven wat media zijn en welke invloed zij hebben op beeldvorming;

• het onderwerp en deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

• tekstverbanden van opsomming en tegenstelling herkennen;

• een vergelijking maken tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten;

• een oordeel vormen en je mening verwoorden en onderbouwen;

• kritisch luisteren in een gesprek waarin mensen hun mening geven.

Rechten in de media begrijpen

25 Lezen over privacy

Net als regels voor journalistiek zijn er ook regels voor het verspreiden van berichten en foto's via de media. Die regels zijn vastgelegd in het Wetboek van strafrecht. Hoewel het lijkt of het daardoor heel duidelijk is wat je wel en niet mag doen, is dat toch niet zo eenvoudig. Je leest erover, bepaalt je standpunt en voert er een gesprek over.

Gebruik de tekst Recht op privacy.

a Je leest straks een tekst over het portretrecht en het vergeetrecht.

Bedenk samen waarop deze twee wetten recht geven.

Portretrecht: Hiermee heb je het recht om

Vergeetrecht: Hiermee heb je het recht om

b Lees de tekst. Kijk terug naar vraag a.

Klopt jullie antwoord op de vorige vraag?

Leg uit wat wel en wat niet klopt.

c In de eerste alinea staat: Dan heb je het recht je te verzetten tegen publicatie omdat dat jouw belangen schaadt. (regel 6)

Wat betekent het als iets je belangen schaadt?

Leg uit in je eigen woorden.

d Lees de tekst onder het kopje Vergeetrecht. Wat doet de schrijfster in de tweede alinea?

● Ze geeft een uitleg.

● Ze geeft een voorbeeld.

e Wat betekent: iemand in opspraak brengen? (regel 19)

● ervoor zorgen dat iemand zijn mening goed kan verwoorden

● met iemand een afspraak maken om ergens naar toe te gaan

● veroorzaken dat er op een afkeurende manier over iemand gepraat wordt

f Lees de eerste alinea. Er staat een tegenstelling in.

Leg in je eigen woorden uit welke tegenstelling hier genoemd wordt.

Noteer ook het signaalwoord dat de tegenstelling aangeeft.

g Lees de tweede alinea. Er staat een opsomming in.

Markeer de woorden die de opsomming aangeven.

h Lees het slot van de tekst.

Wat doet de schrijfster hier?

● Ze sluit af met een grap.

● Ze sluit af met een voorbeeld.

● Ze sluit af met een waarschuwing.

i Lees deze voorbeelden uit de media.

Welke voorbeelden gaan in tegen het recht op privacy en mogen dus niet?

■ Je filmt wat vrienden op de skatebaan, waar op dat moment ook andere skaters bezig zijn. Je zet het filmpje op jouw YouTubekanaal.

■ Je maakt een filmpje van een boze leraar die iemand de klas uit stuurt en zet het op YouTube.

■ Je maakt een foto van je vriendin en jou op een terras in de zon en plaatst die op Instagram.

■ Je ontdekt dat een klasgenoot vroeger huilend in de krant heeft gestaan. Je maakt er een foto van en stuurt die rond in de klassenapp.

■ Je ziet iemand een fiets stelen en filmt dat. Je plaatst je filmpje op internet.

j Bespreek je keuzes bij vraag i met een klasgenoot.

Leg aan elkaar uit waarom jij denkt dat het wel of juist niet mag.

Recht op privacy

Portretrecht

Mag dat zomaar, iemand op straat filmen of fotograferen? Ja, dat mag. Als de fotograaf voor een krant een foto maakt van een winkelstraat of een strand en jij staat daar toevallig op als voorbijganger of zonnebader, dan mag die foto geplaatst worden. Maar dat mag niet als die foto te veel ingrijpt op je privacy. Bijvoorbeeld omdat je staat te zoenen, stomdronken bent of net je zwembroek hebt uitgetrokken. Dan heb je het recht je te verzeten tegen publicatie omdat dat jouw belangen schaadt. Dat heet portretrecht en staat in artikel 21 van de Auteurswet.

Vergeetrecht

Google vergee(f)t niet. Fouten uit je verleden kunnen je blijven achtervolgen op internet, ook al heb je je straf uitgezeten. Ook al heb je spijt. Ook al heb je je leven gebeterd. Kun je daar dan helemaal niets aan doen?

Sinds 2014 bestaat 'het recht om vergeten te worden'. Een man uit Spanje, Costeja, had een zaak aangespannen tegen Google. Als hij zijn naam googelde, kwamen telkens twee negatieve krantenberichten uit zijn verleden in beeld. Daarin stond dat hij schulden had en dat de overheid beslag had gelegd op zijn bezittingen. Dat was in 1998. Inmiddels was Costeja weer uit de schulden, maar de berichten bleven maar online staan. Hij wilde dat Google de links zou verwijderen. Op 13 mei 2014 zei het Eu-

ropese Hof van justitie dat iedere Europeaan het recht moet hebben om bepaalde links (resultaten) uit zoekmachines als Google te laten verwijderen. Het moet wel gaan om zaken die bijvoorbeeld onjuist, onvolledig of verouderd zijn. Of zaken die iemand erg in opspraak brengen. Want je kunt niet zomaar alles laten schrappen. Er is ook nog zoiets als informatievrijheid. En Google is een belangrijke bron van informatie.

De uitspraak van het Europese Hof heet het Costeja-arrest. Nu vergeet heel Europa meneer Costeja nooit meer.

Uit: Annet Huizinga en Margot Westermann, De zweetvoetenman

26 Recht op privacy in een filmpje

Bekijk het fragment Guus van 10 is 'crimineel'

a Beantwoord de 5W+1H-vragen.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Hoe

b Wat is het hoofdonderwerp van het filmpje?

● Guus van 10 gaat vaak belletje lellen.

● Guus wordt als 'crimineel' op Facebook gezet.

● Mensen worden boos als kinderen belletje lellen.

c Welke deelonderwerpen zie je in het filmpje?

■ De vrienden van Guus vinden dat hij een paasei moet geven.

■ Guus maakt het goed door een reep chocola te geven.

■ Het is allemaal heel grappig.

■ Iemand kan je zomaar als crimineel op Facebook zetten.

■ Je kunt gemakkelijker betrapt worden doordat mensen camera's hebben.

■ Kinderen houden van belletje lellen.

■ Mensen hebben vaak camera's bij hun voordeur.

d Denk terug aan de tekst Recht op privacy. Welk recht wordt in het filmpje geschonden?

e Wat heeft John gedaan om de privacy van Guus niet echt te schenden?

Leg uit of dat gelukt is.

f Wat vind je van de actie van John?

Leg je antwoord uit.

Rechten in de media bespreken

27 Jouw mening over de media

Je hebt veel gelezen en gehoord over de media. Je gaat nu je eigen mening bepalen. Je luistert naar andere meningen en gaat in gesprek.

Bekijk de fragmenten Hoe werkt nepnieuws? (1) en Nepnieuws, sketch (2).

a Welke informatie hoorde je in beide fragmenten?

■ Je weet niet meer wie je moet geloven.

■ Je ziet nepnieuws vooral op social media.

■ Landen geven schrijvers de opdracht om berichten te schrijven.

■ Nepnieuws wordt gemaakt om je mening te beïnvloeden.

■ Nepnieuws wordt via nepprofielen en nepaccounts geplaatst.

■ Nepnieuws wordt voor de grap verspreid.

■ Nepnieuws zorgt voor verdeeldheid en ruzie.

b Sommige mensen zeggen: 'Mensen die fake nieuws verspreiden, moeten een hoge boete krijgen.' Wat vind jij hiervan?

• Geef je mening.

• Noteer minstens twee argumenten.

• Gebruik duidelijke taal.

c In een gesprek kom je andere meningen en argumenten tegen. Bedenk één argument over fake nieuws dat iemand met een andere mening dan jij zou kunnen gebruiken.

d Bedenk een reactie op het argument dat je bij vraag c bedacht hebt.

e Ga in gesprek met drie klasgenoten over de stelling: Er moeten strengere regels worden gemaakt voor het verzamelen van data zodat jouw digitale voetafdruk niet tegen je kan worden gebruikt in andere situaties.

Lees eerst de theorie Vragen stellen. Denk terug aan de theorie over Gesprek voeren en Verbale en non-verbale communicatie in paragraaf 3.3.

Vertel elkaar wat je mening is en leg uit waarom je dat vindt.

Gebruik in het gesprek de redenen die je in de vorige vragen hebt bedacht.

THEORIE

Vragen stellen

Er zijn verschillende soorten vragen die je kunt stellen als je informatie van een ander nodig hebt. Welke soort vraag je gebruikt, hangt af van wat je te weten wilt komen.

Je kunt:

• open vragen stellen. Dit zijn vragen waarop je een uitgebreid antwoord wilt.

'Wat vind je van reizen met het openbaar vervoer?'

• gesloten vragen stellen. Dit zijn vragen waarop je een kort antwoord wilt (ja of nee).

'Ben je op de fiets gekomen?'

• doorvragen over een onderwerp. Je reageert dan met een nieuwe vraag op wat de ander net heeft geantwoord. Dit doe je om meer informatie te krijgen.

'Vertel daar eens iets meer over.' 'Waarom denk je dat?'

f Denk na over hoe je het gesprek voerde. Welke dingen gingen goed en waar moet je nog op oefenen?

• Ik kan de hoofdpunten in een gesprek volgen.

• Ik kan mijn eigen mening verwoorden en er argumenten voor geven. ● ●

• Ik kan kritisch luisteren naar meningen en opvattingen van anderen. ● ●

• Ik kan een reactie geven.

• Ik kan mijn woorden ondersteunen met non-verbale communicatie. ● ●

g Wat heb je in dit gesprek heel goed gedaan?

3.6 Eindopdracht

• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.

Jij als journalist

Inleiding

LEERDOELEN

Je hebt veel gelezen en gehoord over de media: waar komt informatie vandaan, hoe weet je of informatie betrouwbaar is en hoe wordt informatie verspreid? Je leerde ook over regels en rechten in de media. Stap in de huid van een journalist en schrijf een nieuwsbericht volgens de regels.

Maar: is het echt nieuws of is het nep?

Lees de eindopdracht helemaal door, zodat je weet wat je gaat doen.

Je nieuwsbericht voorbereiden

a Bekijk het beoordelingsmodel bij deze opdracht.

Bekijk ook je verbeterpunten bij opdracht 24e.

Beoordelingsmodel

Let bij de beoordeling van je nieuwsbericht op deze punten:

• Je bericht heeft een inleiding, twee of drie alinea's en een slot.

• Je verdeelt de deelonderwerpen over de alinea's.

• Je gebruikt passende tussenkopjes.

• Je bedenkt een goede kop (titel) zet en die boven het bericht.

• Je maakt er een beeld bij: een tekening of foto.

• Je gebruikt hoofdletters en leestekens goed. (stijlregel 1)

• Je maakt goede zinnen. (stijlregel 3)

• Je past de manier waarop je schrijft aan het publiek aan. (stijlregel 4)

b Denk aan iets dat je hebt meegemaakt. Dat kan iets zijn wat kort geleden gebeurd is, iets spannends, of misschien iets dat met privacy te maken heeft. Noteer wat er gebeurd is. Beantwoord de 5W+1H-vragen. Denk daarbij meteen aan de journalistieke regels.

• Benoem feiten en bronnen.

• De informatie moet zo volledig mogelijk zijn en je laat alle kanten van het verhaal zien.

• Pas hoor en wederhoor toe. Dit betekent dat je voor- en tegenstanders aan het woord laat.

• Controleer altijd of de feiten kloppen.

• Maak duidelijk wat de feiten zijn en wat meningen zijn.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waarom/waardoor?

Hoe?

c Vul het schrijfplan in. Gebruik jouw antwoorden op de 5W+1H-vragen.

Schrijfplan

1 Mijn tekst gaat over:

Het doel van mijn tekst is: informeren / uitleggen / mening geven / overhalen

Het publiek is:

Zo lang moet de tekst zijn: ongeveer 250 woorden

2 inleiding Ik begin met deze zinnen:

middenstuk deelonderwerp In het kort wat ik ga schrijven:

slot Ik sluit af met deze zinnen:

3 titel Een goede titel is: Je nieuwsbericht schrijven

a Schrijf de tekst van je nieuwsbericht.

• Let op de punten uit het beoordelingsmodel.

• Schrijf een inleiding, twee of drie alinea's en een slot.

• Bedenk een goede kop (titel) en schrijf die boven het bericht.

• Maak er beeld bij: een tekening of foto.

b Ruil je nieuwsbericht met een klasgenoot. Lees elkaars nieuwsbericht.

• Is het onderwerp duidelijk?

• Heeft het bericht een passende kop?

• Zijn de punten uit het beoordelingsmodel verwerkt?

• Geef elkaar een tip en een top.

c Verbeter je bericht met de feedback van je klasgenoot.

Je nepnieuwsbericht voorbereiden

Je gaat een nepnieuwsbericht schrijven. Lees hiervoor het nieuwsbericht van je klasgenoot.

a Je las zojuist het bericht van je klasgenoot. Je weet vast niet meer precies wat erin stond.

Noteer kort wat je nog weet van het bericht van je klasgenoot.

b Beantwoord de 5W+1H-vragen over het nieuwsbericht van je klasgenoot.

Verzin dingen erbij. Bedenk een paar sappige details.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waarom/waardoor?

Hoe?

c Je gaat een nepnieuwsbericht schrijven. Kies een doel voor je bericht.

● de mening van mensen beïnvloeden

● mensen verleiden tot doorklikken, zodat ze geld verdienen met reclame

● voor de lol

Je nepnieuwsbericht schrijven

a Schrijf je nepnieuwsbericht.

• Verwerk de punten uit het beoordelingsmodel.

• Zorg ervoor dat in een van de alinea's bij de kernzin een spectaculair voorbeeld staat.

• Zorg ervoor dat in een van de alinea's de uitleg bij de kernzin niet klopt.

• Verzin een pakkende kop (titel), zodat iedereen het bericht wil lezen.

• Maak je bericht zo dat je je doel kunt bereiken.

• Laat je bericht zo goed mogelijk lijken op een echt nieuwsbericht.

• Maak er beeld bij: een tekening of foto.

b Ruil je nepnieuwsbericht met je klasgenoot. Lees elkaars nepnieuwsbericht.

• Zijn de punten uit het beoordelingsmodel verwerkt?

• Lees je een spectaculair voorbeeld?

• Lees je een verkeerde uitleg?

• Kun je het doel van het bericht herkennen?

• Lijkt het bericht op een echt nieuwsbericht?

• Geef elkaar een tip en een top.

c Pas je bericht zonodig aan.

Nieuwsberichten beoordelen

Leg je nieuwsberichten naast elkaar op je tafel. Loop door de klas en lees de berichten van je klasgenoten.

Beoordeel de nieuwsberichten op echtheid.

Lees steeds het hele bericht. Noteer de titel van de berichten die volgens jou echt zijn.

Check deze punten:

• Is het doel van het bericht: informeren?

• Worden er meerderen bronnen genoemd?

• Is de kop serieus?

• Worden er feiten beschreven?

Bespreek de berichten. Let voor jezelf op: ben jij een goede nepnieuwsherkenner?

Eindopdracht evalueren

Heb je je doelen bereikt?

Welke dingen gingen goed en wat moet je nog oefenen?

• Ik kan informatie in een nieuwsbericht beoordelen op betrouwbaarheid.

• Ik kan een tekst voorbereiden met behulp van antwoorden op de 5W+1H-vragen en het schrijfplan.

• Ik kan het woordgebruik van een nieuwsbericht aanpassen aan het publiek.

• Ik kan schrijven voor verschillend publiek en met verschillende doelen.

• In mijn alinea's herken je de kernzin, voorbeelden en uitleg.

3.7 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

a In dit hoofdstuk heb je geleerd wat media zijn en welke invloed zij hebben op beeldvorming. Je hebt geleerd hoe je belangrijke informatie uit een tekst kunt halen en hoe je informatie kunt verzamelen om een nieuwsbericht te schrijven. Ook leerde je hoe je informatie kunt beoordelen op betrouwbaarheid. Kijk nu terug op het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau. Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan aangeven wat media zijn en welke invloed zij hebben op beeldvorming.

• Ik kan beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is.

• Ik kan belangrijke informatie uit de tekst halen en mijn manier van lezen daarop afstemmen.

• Ik kan het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen.

• Ik kan de functie van de zinnen in een alinea herkennen.

• Ik kan tekstverbanden van opsomming en tegenstelling herkennen;

• Ik kan tekst, beeld en fragmenten met elkaar vergelijken.

• Ik kan informatie verzamelen en een nieuwsbericht schrijven.

• Ik kan een oordeel vormen en mijn mening verwoorden en onderbouwen.

• Ik kan kritisch luisteren in een gesprek waarin mensen hun mening geven.

b Wat vond je het interessantst in dit hoofdstuk?

c Met welk leerdoel wil je verder oefenen?

VERDER OEFENEN?

Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past: Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten. Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.

Wij zijn taal

We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.

Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.

Alinde Haan

Anneke Luijendijk

Geertje Plug

Liv Polman

Erica Renckens

Jante Rittersma

Marion Simon

Susanne Thomas

Martine van de Ven

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.