WWW.OPNIVEAU-ONLINE.NL
onderbouw | vwo
Jacqueline Buhler Geertje Plug Erica Renckens Jante Rittersma Saskia Tromp - Lantman Marjan van Verseveld
Op niveau onderbouw 2e editie: dĂŠ lesmethode voor Nederlands in het voortgezet onderwijs de methode is zowel lineair (per blok) als modulair (per vaardigheid) te doorlopen; alle toetsen en opgaven zijn gelabeld volgens de principes van OBIT en RTTI; de leesspecialist: Op niveau besteedt veel aandacht aan lezen, o.a. door de leesapp en de samenwerking met de Jonge Jury;
onderbouw | vwo Leeropdrachtenboek
Eindredactie Evelien Otte
leeropdrachtenboek
bij elke paragraaf een overzicht van leerdoelen met Meijerink-niveau; na elk blok een projectopdracht waarbij je toepast wat je in het blok hebt geleerd; uitgebreid digitaal lesmateriaal op www.opniveau-online.nl.
3
3
NEDERLANDS 9 789006 921663
Nederlands Leeropdrachtenboek Jacqueline Buhler Geertje Plug Erica Renckens Jante Rittersma Saskia Tromp-Lantman Marjan van Verseveld Eindredactie Evelien Otte
Op niveau onderbouw 2e editie Leerjaar 3 vwo
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 1
26-04-17 16:41
Vormgeving
Methodeoverzicht
Omslag en blokopeningen:
Op niveau onderbouw 2e editie is op de volgende manier opgebouwd:
Sproud, Sanneke Prins Binnenwerk: DATBureau, Amsterdam Opmaak Imago Mediabuilders, Amersfoort
leerjaar 4 4b
4k
4gt
leerjaar 3 3b
3k
3gt
3h
3v
leerjaar 2 2bk
2(k)gt
2(t)h
2hv
2v
leerjaar 1 1bk
1kgt
1th
1hv
1v
De methode is voor de leerling op drie manieren te gebruiken: boek
Bureauredactie
leerling boek
Bureau Sproet, Arnhem
docent
mix
digitaal
boek + startlicentie
totaallicentie
boek + startlicentie boek + startlicentie of totaallicentie totaallicentie
Dyslexie In de opmaak hebben we zo veel mogelijk rekening gehouden met dyslectische leerlingen.
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl 978 90 06 92166 3 Eerste druk, eerste oplage, 2017 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 2
26-04-17 16:41
Inhoud
Introductie
4
Leerstofoverzicht
6
Blok 1
8
Blok 2
57
Blok 3
104
Blok 4
149
Blok 5
197
Blok 6
242
Register
282
Afspraken en regels Schrijven
285
Leesplan
288
Rubrics Schrijven
289
Rubrics Spreken
292
Rubrics Gesprekken
295
Verantwoording
297
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 3
26-04-17 16:41
Introductie
Over Op niveau onderbouw 2e editie Fictie
Deze paragraaf gaat over jeugdboeken, gedichten en schrijvers, waarbij je lees- en discussievragen beantwoordt.
Grammatica
Je leert hoe de taal is opgebouwd en hoe je zinnen moet ontleden.
Spelling
Je oefent het foutloos leren schrijven van werkwoordsvormen en andere woorden.
Over taal
Je vergroot je woordenschat en je komt te weten hoe taal in het dagelijks leven wordt gebruikt.
Lezen
Je leert hoe teksten in elkaar zitten, zodat je ze beter kunt begrijpen.
Schrijven
Je leert hoe je goede teksten kunt schrijven.
Spreken, kijken en luisteren
Je leert beter spreken, kijken en luisteren.
Projectopdracht
Een opdracht waarbij je toepast wat je in het blok hebt geleerd.
Twee routes Je kunt de opdrachten op twee manieren doorwerken: Per blok (lineair) of per vaardigheid (modulair). Lineair 3 vwo 1 Fictie
blok 1
blok 2
blok 3
blok 4
blok 5
blok 6
Verhaal • Buddy Tegenbosch (Oog om oog) • leesvoorkeur (herhaling) • persoonlijke literaire smaak en ontwikkeling • realistische en niet-realistische verhalen (herhaling) • opbouwschema voor verhalen (herhaling) • beeldspraak: vergelijking, personificatie, metafoor en metonymia • fictiedossier (herhaling)
Verhaal • Do Van Ranst (Mombakkes) • uitbreiding genres: psychologische roman • leeservaring beschrijven met emotieve, realistische en morele argumenten Poëzie • kenmerken van gedichten • enjambement • strofen: distichon, terzet, kwatrijn • vrije vers • stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, hyperbool understatement, ironie
Verhaal • Joyce Pool (Kate Howard: Bloedlijn) • personages en karakterontwikkeling • personages beschrijven • relaties tussen personages • recensie
Verhaal • Isabel Hoving (de een na laatste dood van het meisje capone) • spanning (herhaling) • spanningsboog • setting: tijd en ruimte, sfeer in verhalen Poëzie • binnenrijm • eindrijm: gepaard rijm, gekruist rijm, omarmend rijm, slagrijm, gebroken rijm • volrijm • halfrijm: assonantie, alliteratie • sonnet, wending
Verhaal • Marleen Nelen (Hertz) • tijd in verhalen (herhaling) • verteltempo: versnelling, vertraging, tijdsprong • vertelperspectief (herhaling) • verhaalbegin en verhaaleinde (herhaling) • thema • moraal • motief • leidmotief
Verhaal • Ed Franck (Minne, het mozaïekmeisje) • herhaling • literaire prijzen Poëzie • verbanden tussen strofen: opsomming, tegenstelling, herhaling, uitspraak-reden
2 Grammatica
Zinsontleding • zinsontleding, werkwoordsvormen, bouwplan (herhaling) • hoofdzin en bijzin (herhaling) • bedrijvende en lijdende vorm (herhaling) Woordsoortbenoeming • herhaling • betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) m.i.a. • voornaamwoordelijk bijwoord (vnw. bw)
Zinsontleding • herhaling (zinsontleding) • bijzinnen vervangen • samengestelde zinnen ontleden • nevenschikking en onderschikking • soorten bijzinnen: onderwerpszin, lijdendvoorwerpszin, gezegdezin, meewerkendvoorwerpszin, voorzetselvoorwerpszin, bijwoordelijke bijzin Woordsoortbenoeming • herhaling
Zinsontleding • herhaling (bijzinnen) • bijvoeglijke bijzin • beknopte bijzin • verkeerd aansluitende beknopte bijzin Woordsoortbenoeming • herhaling
Zinsontleding • herhaling (bijzinnen) • verkeerd aansluitende beknopte bijzin (herhaling) • samentrekking • foutieve samentrekking Woordsoortbenoeming • herhaling
Zinsontleding • herhaling (hoofd- en bijzin) • foutieve samentrekking (herhaling) • verkeerd aansluitende beknopte bijzin (herhaling) Woordsoortbenoeming • herhaling
• herhaling
3 Spelling
• werkwoordspelling (herhaling) • spelambigue woorden (homofonen) • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, klinkerverenkeling, medeklinkerverdubbeling, ei/ij-, g/ch-, i/ie-, au/ou-, s/c/k/q-, b/p-, l/ll-, r/rr-, n/nn-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • meervoudsvormen (herhaling) • verkleinwoorden (herhaling) • apostrof (herhaling) • trema • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, trema, apostrof, klinkerverenkeling, medeklinkerverdubbeling, ei/ij-, i/ie-, p/pp-, e-, s/c/k-, l/ll-, r/rr-, n/nn-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • koppelteken • leestekens: komma, dubbele punt, aanhalingstekens (herhaling) • apostrof en trema (herhaling) • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, afkortingen, trema, apostrof, koppelteken, klinkerverenkeling en medeklinkerverdubbeling, ei/ij-, i/ie-, oe-, a-, s/c/k-, l/ll-, ou/au-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • los of aaneenschrijven • samenstellingen (herhaling) • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, trema, apostrof, koppelteken, samenstellingen, ei/ij-, s/c/k-, l/ll-, ou/au-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • komma, aanhalingstekens (herhaling) • leestekens: dubbele punt, puntkomma • accenttekens • dictee: werkwoordspelling, trema, apostrof, koppelteken, los/aaneen, accenten, ei/ij-, s/c/k-, l/ll-, r/rr-klank
• herhaling • dictee: herhaling
4 Over taal
Woordenschat • woorden uit de media • woordveld: znw afleiden Taalbeschouwing • dieren en taal
Woordenschat • woorden uit de media • woordveld: bnw afleiden Taalbeschouwing • taalfamilies • bedreigde talen
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • geschiedenis van het Nederlands
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • stijlfouten: foutief pleonasme, foutieve tautologie • leenwoorden • etymologie van woorden
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • stijlfouten: dubbele ontkenning, contaminatie • computers en taal: taal- en spraaktechnologie
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • taalfouten: verkeerd woord, verkeerde uitdrukking • schriftsystemen
5 Lezen
• opbouw alinea, hoofdgedachte, opbouw tekst, verbindingsmanieren alinea’s (herhaling) • uitbreiding zins- en alineaverbanden en signaalwoorden: conclusie, samenvatting, voorwaarde
• opbouw alinea, hoofdgedachte, opbouw tekst, verbindingsmanieren alinea’s, signaalwoorden (herhaling) • functies van tekstgedeelten (1) • tekststructuren (1)
• mening en argument (herhaling) • functies van tekstgedeelten (2) • tekststructuren (2)
• argumenteren • soorten argumenten • basisschema’s voor argumentatie (enkelvoudige, onderschikkende, nevenschikkende argumentatie)
• tekstvorm: column • drogredenen • samenvatten
• herhaling
6 Schrijven
• activerende tekst schrijven • taalverzorging: foutieve inversie, incongruentie • tekstvorm: folder
• tekst schrijven volgens een tekststructuur • taalverzorging: ontspoorde zin, dat/als-constructie • tekstvorm: blog
• meninggevende tekst schrijven • taalverzorging: komma in beperkende en uitbreidende bijvoeglijke bijzin • indeling formele brief • tekstvorm: klachtenbrief
• betogende tekst schrijven • schema van de argumentatie maken • taalverzorging: beknopte bijzin, samentrekking • zinnen met formuleringsfouten verbeteren • tekstvorm: reactie bij bericht
• betogende tekst schrijven • taalverzorging: zinnen met taalfouten verbeteren (Afspraken en regels Schrijven) • werkstuk maken
• blog, lezersreactie of betoog schrijven (herhaling)
7 Spreken, kijken en luisteren
Kijken en luisteren • spreekdoel, luisterdoel, luistermanier (herhaling) • hoofdzaken, bijzaken, signaalwoorden (herhaling) Spreken • presentatie, lichaamstaal, stemgebruik, publiek (herhaling) • spreekdoel, spreekplan, hulpmiddelen (herhaling) • presentatie: afstemmen op spreekdoel
Kijken en luisteren • documentaire • hoofdgedachte, betrouwbaarheid beoordelen, signaalwoorden en verbanden (herhaling) • samenvatting schrijven Gesprekken • vergaderen: agenda, notulen, voorzitter • probleemoplossende discussie
Kijken en luisteren • praatprogramma • argumenten vergelijken • betrouwbaarheid en relevantie beoordelen, open en gesloten vragen (herhaling) Spreken • aandacht vasthouden (zonder hulpmiddelen) • betogende presentatie
Kijken en luisteren • debat • standpunt herkennen • argumentatie beoordelen • soorten argumenten Gesprekken • regels formeel gesprek • debatteren
Kijken en luisteren • speech • opbouw presentatie (herhaling) Spreken • non-verbale communicatie beoordelen (herhaling) • overtuigend presenteren • pitchen
Kijken en luisteren • herhaling Gesprekken • meningvormende discussie
8 Project
• poster maken over stad of regio voor toeristen. Fictie, Schrijven
• blog schrijven over een taal of dialect. Fictie, Over Taal, Lezen, Schrijven
• recensie schrijven over praatprogramma. Fictie, Grammatica, Lezen, Schrijven, SKL
• spel met stellingen en argumenten. Lezen, Schrijven, SKL
• betrouwbare en onbetrouwbare nieuwsberichten schrijven en presenteren. Lezen, Schrijven, SKL
• pitch geven over je favoriete boek, tekst of film. Fictie, Schrijven, SKL
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 4
Modulair
26-04-17 16:41
Introductie
Methodesite Op de website www.opniveau-online.nl staat aanvullend materiaal: startlicentie
totaallicentie
leerling formulieren kijk- en luisterfragmenten woordenlijsten en begrippen werkwijzer grammatica en grammaticaanimaties werkwijzer werkwoordspelling bijspijkeropdrachten bij de lesstof leesapp opstroommodule alle onderdelen van de leerlingstartlicentie lesstof (theorie en opdrachten)
docent alle zwarte onderdelen van de leerlingstartlicentie docentenhandleiding antwoorden lesbrieven Jonge Jury lesbrieven Alles over taal – actueel
alle onderdelen van de startlicentie alle onderdelen van de leerlingtotaallicentie toetsen Schooltas (pdf van leeropdrachtenboek) lesbrieven Alles over taal – archief
Leesapp In de leesapp van Op niveau staan diverse leestips voor jeugdboeken. Je kunt onder andere zoeken op leeftijd, genre en moeilijkheidsgraad. Opstroommodule Als je volgend jaar naar een hoger niveau gaat, kun je je kennis bijspijkeren met de opstroommodule. Lesbrieven Jonge Jury Elk jaar komen er nieuwe lesbrieven van de Jonge Jury over de nieuwste boeken. Lesbrieven Alles over taal Vijf keer per jaar komen er nieuwe lesbrieven van Alles over taal. Deze lesbrieven bieden inspirerend, aanvullend en actueel lesmateriaal. Verwijzingen Voor deze opdracht heb je (een computer met toegang tot) internet nodig.
Bij deze opdracht hoort een formulier dat je kunt vinden op www.opniveau-online.nl.
Deze opdracht kun je bewaren in je fictiedossier.
Voor deze opdracht heb je een beoordelingsmodel of de rubrics nodig. De rubrics staan achter in het boek en op de website, beoordelingsmodellen staan alleen op de website. Bij deze opdracht hoort een kijk- of luisterfragment dat je kunt vinden op de website.
Deze opdracht is een diagnosticerende opdracht.
Deze opdracht is een plusopdracht. 1F
2F
2F Een verwijzing naar het referentiekader taal (1F – Op weg naar 2F – 2F).
O B I T Een verwijzing naar OBIT. R T T I Een verwijzing naar RTTI. Alle opdrachten en toetsen van Op niveau onderbouw 2e editie zijn gelabeld volgens de methodieken OBIT en de RTTI. Deze labeling staat in het grijs (OBIT) en blauw (RTTI) voor de opdracht.
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 5
26-04-17 16:41
Leerstofoverzicht
3 vwo 1 Fictie
blok 1
blok 2
blok 3
Verhaal • Buddy Tegenbosch (Oog om oog) • leesvoorkeur (herhaling) • persoonlijke literaire smaak en ontwikkeling • realistische en niet-realistische verhalen (herhaling) • opbouwschema voor verhalen (herhaling) • beeldspraak: vergelijking, personificatie, metafoor en metonymia • fictiedossier (herhaling)
Verhaal • Do Van Ranst (Mombakkes) • uitbreiding genres: psychologische roman • leeservaring beschrijven met emotieve, realistische en morele argumenten Poëzie • kenmerken van gedichten • enjambement • strofen: distichon, terzet, kwatrijn • vrije vers • stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, hyperbool understatement, ironie
Verhaal • Joyce Pool (Kate Howard: Bloedlijn) • personages en karakterontwikkeling • personages beschrijven • relaties tussen personages • recensie
2 Grammatica
Zinsontleding • zinsontleding, werkwoordsvormen, bouwplan (herhaling) • hoofdzin en bijzin (herhaling) • bedrijvende en lijdende vorm (herhaling) Woordsoortbenoeming • herhaling • betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) m.i.a. • voornaamwoordelijk bijwoord (vnw. bw)
Zinsontleding • herhaling (zinsontleding) • bijzinnen vervangen • samengestelde zinnen ontleden • nevenschikking en onderschikking • soorten bijzinnen: onderwerpszin, lijdendvoorwerpszin, gezegdezin, meewerkendvoorwerpszin, voorzetselvoorwerpszin, bijwoordelijke bijzin Woordsoortbenoeming • herhaling
Zinsontleding • herhaling (bijzinnen) • bijvoeglijke bijzin • beknopte bijzin • verkeerd aansluitende beknopte bijzin Woordsoortbenoeming • herhaling
3 Spelling
• werkwoordspelling (herhaling) • spelambigue woorden (homofonen) • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, klinkerverenkeling, medeklinkerverdubbeling, ei/ij-, g/ch-, i/ie-, au/ou-, s/c/k/q-, b/p-, l/ll-, r/rr-, n/nn-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • meervoudsvormen (herhaling) • verkleinwoorden (herhaling) • apostrof (herhaling) • trema • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, trema, apostrof, klinkerverenkeling, medeklinkerverdubbeling, ei/ij-, i/ie-, p/pp-, e-, s/c/k-, l/ll-, r/rr-, n/nn-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • koppelteken • leestekens: komma, dubbele punt, aanhalingstekens (herhaling) • apostrof en trema (herhaling) • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, afkortingen, trema, apostrof, koppelteken, klinkerverenkeling en medeklinkerverdubbeling, ei/ij-, i/ie-, oe-, a-, s/c/k-, l/ll-, ou/au-, m/mm-klank
4 Over taal
Woordenschat • woorden uit de media • woordveld: znw afleiden Taalbeschouwing • dieren en taal
Woordenschat • woorden uit de media • woordveld: bnw afleiden Taalbeschouwing • taalfamilies • bedreigde talen
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • geschiedenis van het Nederlands
5 Lezen
• opbouw alinea, hoofdgedachte, opbouw tekst, verbindingsmanieren alinea’s (herhaling) • uitbreiding zins- en alineaverbanden en signaalwoorden: conclusie, samenvatting, voorwaarde
• opbouw alinea, hoofdgedachte, opbouw tekst, verbindingsmanieren alinea’s, signaalwoorden (herhaling) • functies van tekstgedeelten (1) • tekststructuren (1)
• mening en argument (herhaling) • functies van tekstgedeelten (2) • tekststructuren (2)
6 Schrijven
• activerende tekst schrijven • taalverzorging: foutieve inversie, incongruentie • tekstvorm: folder
• tekst schrijven volgens een tekststructuur • taalverzorging: ontspoorde zin, dat/als-constructie • tekstvorm: blog
• meninggevende tekst schrijven • taalverzorging: komma in beperkende en uitbreidende bijvoeglijke bijzin • indeling formele brief • tekstvorm: klachtenbrief
7 Spreken, kijken en luisteren
Kijken en luisteren • spreekdoel, luisterdoel, luistermanier (herhaling) • hoofdzaken, bijzaken, signaalwoorden (herhaling) Spreken • presentatie, lichaamstaal, stemgebruik, publiek (herhaling) • spreekdoel, spreekplan, hulpmiddelen (herhaling) • presentatie: afstemmen op spreekdoel
Kijken en luisteren • documentaire • hoofdgedachte, betrouwbaarheid beoordelen, signaalwoorden en verbanden (herhaling) • samenvatting schrijven Gesprekken • vergaderen: agenda, notulen, voorzitter • probleemoplossende discussie
Kijken en luisteren • praatprogramma • argumenten vergelijken • betrouwbaarheid en relevantie beoordelen, open en gesloten vragen (herhaling) Spreken • aandacht vasthouden (zonder hulpmiddelen) • betogende presentatie
8 Project
• poster maken over stad of regio voor toeristen. Fictie, Schrijven
• blog schrijven over een taal of dialect. Fictie, Over Taal, Lezen, Schrijven
• recensie schrijven over praatprogramma. Fictie, Grammatica, Lezen, Schrijven, SKL
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 6
26-04-17 16:41
g
jzin
s/-n,
Leerstofoverzicht
blok 4
blok 5
blok 6
Verhaal • Isabel Hoving (de een na laatste dood van het meisje capone) • spanning (herhaling) • spanningsboog • setting: tijd en ruimte, sfeer in verhalen Poëzie • binnenrijm • eindrijm: gepaard rijm, gekruist rijm, omarmend rijm, slagrijm, gebroken rijm • volrijm • halfrijm: assonantie, alliteratie • sonnet, wending
Verhaal • Marleen Nelen (Hertz) • tijd in verhalen (herhaling) • verteltempo: versnelling, vertraging, tijdsprong • vertelperspectief (herhaling) • verhaalbegin en verhaaleinde (herhaling) • thema • moraal • motief • leidmotief
Verhaal • Ed Franck (Minne, het mozaïekmeisje) • herhaling • literaire prijzen Poëzie • verbanden tussen strofen: opsomming, tegenstelling, herhaling, uitspraak-reden
Zinsontleding • herhaling (bijzinnen) • verkeerd aansluitende beknopte bijzin (herhaling) • samentrekking • foutieve samentrekking Woordsoortbenoeming • herhaling
Zinsontleding • herhaling (hoofd- en bijzin) • foutieve samentrekking (herhaling) • verkeerd aansluitende beknopte bijzin (herhaling) Woordsoortbenoeming • herhaling
• herhaling
• werkwoordspelling (herhaling) • los of aaneenschrijven • samenstellingen (herhaling) • dictee: werkwoordspelling, tussen-s/-n, trema, apostrof, koppelteken, samenstellingen, ei/ij-, s/c/k-, l/ll-, ou/au-, m/mm-klank
• werkwoordspelling (herhaling) • komma, aanhalingstekens (herhaling) • leestekens: dubbele punt, puntkomma • accenttekens • dictee: werkwoordspelling, trema, apostrof, koppelteken, los/aaneen, accenten, ei/ij-, s/c/k-, l/ll-, r/rr-klank
• herhaling • dictee: herhaling
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • stijlfouten: foutief pleonasme, foutieve tautologie • leenwoorden • etymologie van woorden
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • stijlfouten: dubbele ontkenning, contaminatie • computers en taal: taal- en spraaktechnologie
Woordenschat • woorden uit de media Taalbeschouwing • taalfouten: verkeerd woord, verkeerde uitdrukking • schriftsystemen
• argumenteren • soorten argumenten • basisschema’s voor argumentatie (enkelvoudige, onderschikkende, nevenschikkende argumentatie)
• tekstvorm: column • drogredenen • samenvatten
• herhaling
• betogende tekst schrijven • schema van de argumentatie maken • taalverzorging: beknopte bijzin, samentrekking • zinnen met formuleringsfouten verbeteren • tekstvorm: reactie bij bericht
• betogende tekst schrijven • taalverzorging: zinnen met taalfouten verbeteren (Afspraken en regels Schrijven) • werkstuk maken
• blog, lezersreactie of betoog schrijven (herhaling)
Kijken en luisteren • debat • standpunt herkennen • argumentatie beoordelen • soorten argumenten Gesprekken • regels formeel gesprek • debatteren
Kijken en luisteren • speech • opbouw presentatie (herhaling) Spreken • non-verbale communicatie beoordelen (herhaling) • overtuigend presenteren • pitchen
Kijken en luisteren • herhaling Gesprekken • meningvormende discussie
• spel met stellingen en argumenten. Lezen, Schrijven, SKL
• betrouwbare en onbetrouwbare nieuwsberichten schrijven en presenteren. Lezen, Schrijven, SKL
• pitch geven over je favoriete boek, tekst of film. Fictie, Schrijven, SKL
e-, ank
nde
en
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 7
26-04-17 16:41
Blok Fictie 1.1 1.2
1.14
44
Activerende tekst schrijven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Taalverzorging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Tekstvorm: folder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Folder schrijven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Spreken, kijken en luisteren
1.19 1.20
35
Opbouw alinea, hoofdgedachte, opbouw tekst, verbindingsmanieren alinea’s – Herhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Alineaverbanden – Verbindingsmanieren (uitbreiding) . . . . . 39 Schrijven
1.15 1.16 1.17 1.18
32
Woordenschat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Taalbeschouwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Lezen
1.13
30
Werkwoorden – Herhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Verwarwoorden – Herhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Over taal
1.11 1.12
22
Zinsontleding, werkwoordsvormen, bouwplan – Herhaling. . 22 Hoofd- en bijzinnen – Herhaling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Bedrijvende en lijdende vorm – Herhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Woordsoortbenoeming – Herhaling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Woordsoortbenoeming – Voornaamwoordelijk bijwoord . . . 26 Woordsoortbenoeming – Betrekkelijk voornaamwoord (met ingesloten antecedent) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Spelling
1.9 1.10
9
Lekker lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Over lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Grammatica
1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
1
51
Kijken en luisteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Spreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Projectopdracht
56
8 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 8
26-04-17 16:41
Fictie
1
Aan het einde van deze paragraaf: • kun je je eigen leesvoorkeur beschrijven en die van iemand anders; • kun je fictieteksten plaatsen op de realismelijn; • herken je de onderdelen van het opbouwschema voor verhalen; • herken je vormen van beeldspraak.
2F
1.1 Lekker lezen Alles anders Voordat je dit verhaal gaat lezen, moet je één ding weten: dat het me spijt. En dat ik het een volgende keer weer zou doen.
5
10
15
20
25
30
Ik ben niet dik, niet dun, niet lang, niet klein. Ik heb geen knalrood haar, draag geen opvallende kleding en praat niet keihard. Ik ben geen nerd, geen skater en ik ben niet alternatief. Ik ben een meter tachtig, heb donkerblond haar en blauwe ogen. Ik zou het midden van mainstream kunnen zijn. Een grijze muis. Ik ben geen grijze muis. Ze zien mij. Altijd. Ik ga je vertellen wat er is gebeurd. Niet omdat ik hoop dat je me begrijpt, maar omdat ik hoop dat ik het zelf ga begrijpen. De zoemer gaat. Twaalf uur. Een harde klik. De deur schuift automatisch open. Bezoekuur. Of zoals ze hier zeggen: tijd om te luchten.
1 De ketting rammelt als ik over de klinkers rijd. Ik probeer het vervelende gevoel in mijn maag te negeren en te genieten van de aanblik van het oude stadscentrum in de ochtendzon. Hoewel het al begin september is, wordt het ook vandaag weer warm. In mijn eerste nacht op kamers heb ik uren wakker gelegen. Het lijkt wel of de hitte van de stad zich op mijn zolder verzamelt. Toch mag ik volgens het kamerbureau blij zijn dat ik nog een plekje gevonden heb; de stad schijnt elk jaar over te lopen met nieuwe studenten. Hoe dichter ik bij de hogeschool kom, hoe drukker het wordt. Een luidruchtige groep meiden haalt me in. Ze dragen allemaal dezelfde gestreepte truien. In Nederland worden meer rugbyshirts gedragen door leden van studentenverenigingen dan door rugbyspelers zelf. Als ik het statige, witte gebouw zie, onderdruk ik de neiging in mijn remmen te knijpen en om te draaien. Vanaf nu gaat het anders, zeg ik voor de zoveelste keer tegen mezelf, en dus zet ik net als iedereen mijn fiets in de stalling, zwaai mijn zware rugzak over mijn schouder en loop richting de ingang. De aula is een grote vierkante ruimte met een hoog plafond; van links en rechts komen er gangen op uit. De ramen aan de overkant geven zicht op de tuin erachter: gemaaide gazons met wandelpaden, op de achtergrond struiken en bomen, alsof de school zich in een natuurgebied bevindt in plaats van in het centrum van de stad. Het midden van de aula ligt
9 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 9
26-04-17 16:41
Fictie
35
40
45
50
55
60
65
70
75
1
een paar treden lager en staat vol tafels en stoelen. Ik heb nog even tijd en ik zoek een vrije plek. Op mijn mobiel check ik het rooster voor vandaag. Het is een herrie om me heen. Iedereen is opgewonden aan het praten, de woorden kaatsen via de stenen muur terug de ruimte in. Veel studenten lijken elkaar al te kennen. Misschien had ik toch aan de introductieweek mee moeten doen. Nee, natuurlijk niet. De tijd van aan de kant blijven staan is voorbij, maar ik ga me echt niet vrijwillig laten ontgroenen. Mijn studiegenoten leer ik vanzelf wel kennen, toch? Hoewel ik het niet wil, moet ik denken aan een paar maanden geleden. Ik zag het aankomen. Ik wilde geen feest, ik wist zelfs niet zeker of ik naar het eindexamenfeest van school zou gaan, maar mijn moeder vond dat het gevierd moest worden. Ze stond erop. En dus had ik een mailtje gestuurd en al mijn klasgenoten uitgenodigd. Ik zat in de huiskamer. De lege stoelen stonden in een rondje om de salontafel. Mijn vader deed alsof hij een boek las. Mijn moeder rommelde wat in huis terwijl er niks te rommelen viel, om de paar minuten keek ze onopvallend de straat in. De hapjes die ze had klaargemaakt, stonden onaangeroerd op tafel. De klok tikte. We wachtten. Net toen ik echt zeker dacht te weten dat niemand zou komen, ging de bel. Met een man of vijftien stonden ze voor de deur. Dalian, Alex, Linda, Anouk. Iedereen was er. Mijn moeder lachte triomfantelijk toen ik ze de kamer binnen liet. Eén uur later waren ze alweer vertrokken. De tafel vol lege bierflesjes, de hapjes op. ‘Wat ging je ook alweer studeren?’ had Alex met volle mond gevraagd. ‘Psychologie’, had ik geantwoord. ‘O, ja.’ Hij had zijn bierflesje naar me opgestoken. ‘Goed feessie, Jaap.’ Het was een van de weinige gesprekken die iemand met me gevoerd had. Een uur lang had ik op het puntje van mijn stoel gezeten, had ik gedaan alsof ze voor mij kwamen, alsof ik erbij hoorde. Niet voor mezelf, voor mijn ouders. Toen ze vertrokken waren, ruimde ik zo snel mogelijk de tafel af. Ze waren met zijn allen naar de stad gegaan. Mij hadden ze niet meegevraagd. Ik zag dat mijn ouders een gesprek wilden beginnen, maar ik was ze voor. ‘Het maakt niet uit’, zei ik. ‘Echt niet. Over twee maanden ga ik studeren. Dan wordt alles anders.’ De aula is volgelopen met studenten. Ik hijs mezelf overeind en ga op weg naar collegezaal 2b. Een nieuwe studie. Een nieuwe stad. Met nieuwe mensen. Het zou een reclameslogan kunnen zijn. Als ik aan het eind van de middag terug naar mijn kamer fiets, loopt het zweet in straaltjes over mijn rug. De hele dag ben ik overladen met informatie over de opleiding. Ik heb niet het gevoel dat ik ook maar iets heb kunnen onthouden. Hoewel het maandag is, zijn de terrassen gevuld met studenten. Overal staan en liggen fietsen. Aan een tafeltje dicht bij de straat zit een groepje dat ik herken. Drie meiden en een jongen. We zijn eerder vandaag in hetzelfde tutorgroepje ingedeeld. De jongen was me sowieso al opgevallen, zoveel zitten er niet op de opleiding. Bovendien heeft hij kleine zwarte krulletjes die glimmen alsof hij ze met olijfolie heeft ingesmeerd. Hoe heet hij ook alweer?
10 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 10
26-04-17 16:41
1
80
85
90
95
100
105
110
115
120
Fictie
Ik fiets zo langzaam mogelijk en doe alsof ik iemand zoek die op het terras zit, terwijl ik het tafeltje vooraan in de gaten houd. Een serveerster brengt bier. Het schuim gulpt over de rand als ze de glazen neerzet. De jongen betaalt. Hoe heet hij nou toch? Jim? Jeroen? Hij kijkt mijn richting uit en zwaait. Ik zwaai terug. Zal ik naar hem toe gaan? Of is dat niet de bedoeling? Misschien zwaaide hij alleen omdat hij me herkende en verder niks. Ongelooflijk, zeg. Waarom doe ik zo moeilijk? Ik kan toch een praatje gaan maken? Natuurlijk. Gewoon doen! Net als ik van mijn fiets wil stappen, zie ik dat ik te lang heb getwijfeld: de jongen heeft zijn aandacht alweer op de meiden gericht. Ze proosten. Snel rijd ik door. Het is stil in het studentenhuis. Vermoeid sleep ik me de trap op. Met elke tree lijkt de temperatuur een graad te stijgen. Ik probeer niets aan te raken. Alles in dit huis plakt en kleeft: de trap, de leuning, de deurklinken en zelfs de wc-bril. Ik had me op kamers wonen toch iets anders voorgesteld. Koken is niet te doen. Het fornuis zit onder de etensresten en de keuken ruikt naar een volle groenbak die dagen in de zon heeft gestaan. Op zolder is het nauwelijks uit te houden. Het enige voordeel van mijn kamer is dat hij een wasbak heeft. Ik trek mijn shirt uit, draai de kraan open en houd mijn hoofd onder de koude waterstraal. Zonder me af te drogen, laat ik me op bed vallen. Ik moet niet zo moeilijk doen, minder twijfelen. Morgen ga ik het anders aanpakken. 2 Het eerste wat me opvalt als ik de volgende morgen de aula binnen kom, is een poster die aan de overkant tegen de muur hangt. Niet omdat hij zo groot is, of zo fel van kleur, maar omdat er twee woorden op staan waarvan er één verkeerd is gespeld: WORDT LID. Witte letters op een zwarte achtergrond. De rest van de tekst kan ik pas ontcijferen als ik op een meter afstand sta, en zelfs dan moet ik me nog naar voren buigen. Blijkbaar sta ik te mompelen, want naast me hoor ik opeens iemand zeggen: ‘Lezen en praten zijn doorgaans bezigheden die uitstekend gescheiden van elkaar beoefend kunnen worden.’ De stem hoort bij een kleine, stevige jongen die me vrolijk aankijkt. Hij lijkt zo weggelopen uit een boek van Sherlock Holmes met zijn bruine ribbroek en geruite colbert. ‘Eh … wat?’ vraag ik. ‘En je spreekt met twee woorden. Aangenaam, ik ben Scrabble.’ Zo makkelijk gaat dat dus, kennismaken. Hij steekt een hand naar me uit. In zijn andere heeft hij een opgerolde poster vast, zwart met witte letters, zo te zien. ‘Scrabble?’ vraag ik, terwijl ik zijn hand schud. ‘Hm, dat is één woord.’ Even lijkt hij teleurgesteld, maar zijn gezicht klaart meteen weer op. ‘In mijn paspoort staat Hoessein-Maximiliaan. Met Hoessein krijg je geen baantje en Maximiliaan … nou ja, dat lijkt me duidelijk. Je zou er Max van kunnen maken, maar zo heten alleen kinderen en honden. Scrabble dus.’ De jongen articuleert overdreven duidelijk. Hij klinkt als zo’n nieuwslezer uit de vorige eeuw. ‘En met wie heb ik het genoegen?’ ‘Eh … Jaap-Jan’, zeg ik. ‘Daar valt wat aan te doen.’ En met een knik naar de poster aan de muur vervolgt hij: ‘Je leest toch niet altijd hardop?’ ‘Ik? Nooit!’ Scrabble lacht. In zijn volle wangen verschijnen twee kuiltjes. Ik lees opnieuw de kleine lettertjes, deze keer in stilte. ONZE VERENIGING DOET NIET AAN KLEINE LETTERTJES, DEZE 57 UITGEZONDERD. ‘Een studentenvereniging?’ vraag ik.
11 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 11
26-04-17 16:41
Fictie
125
130
135
140
145
150
155
160
165
1
‘De enige’, antwoordt Scrabble. ‘Ik citeer: Verenigen betekent samenbrengen en het enige wat al die andere studentengroepen doen, is mensen buitensluiten. Daarom hebben wij geen ontgroeningscommissie en geen uitgebreid eisenpakket. Einde citaat.’ ‘Wie heeft dat gezegd?’ ‘Liza.’ ‘Heeft zij de poster ontworpen?’ ‘Jazeker.’ ‘Het klopt niet.’ ‘Het is geen gebiedende wijs’, zegt Scrabble voordat ik kan uitleggen wat ik bedoel. Ik kijk hem verbaasd aan. Taal is één van de weinige dingen waarvan ik verstand heb. Ik heb op de middelbare school waarschijnlijk meer boeken gelezen dan mijn klasgenoten bij elkaar. ‘Word lid zonder T is wel gebiedende wijs’, zeg ik. ‘Als je het zonder T schrijft, maar zoals je ziet is het met een T, en dus is het geen gebiedende wijs, want die wordt zonder T geschreven.’ Ik moet er net zo verward hebben uitgezien als ik me voel, want Scrabble kijkt me hoofdschuddend aan. Toch krijg ik niet het idee dat hij me voor de gek houdt. ‘Eerste collegedag vandaag?’ vraagt hij. ‘Ja, om negen uur gaan we van start met Stress en Gezondheid.’ ‘Klinkt als een vertaalde Engelse roman. Psychologie?’ Nu ben ik het die moet lachen. ‘Klopt. Weet jij waar auditorium twee is?’ Scrabble plukt met zijn vingers aan zijn onderkin. ‘Ogenblikje.’ Hij loopt naar de dichtstbijzijnde tafel. ‘Dames, mag ik even uw aandacht? U volgt de studierichting psychologie, neem ik aan?’ ‘Ja.’ Een meisje met een blonde staart en een blauw poloshirt kijkt Scrabble nieuwsgierig aan. ‘Zouden jullie zo vriendelijk willen zijn mijn vriend hier te begeleiden naar eh …’ ‘Auditorium twee’, vul ik aan. ‘Hij is nieuw, nog onbekend en naar verluidt vrijgezel.’ ‘Gevaarlijke combi’, zegt het meisje met een uitdagende blik. ‘Wij zullen zorgen dat hij heelhuids aankomt.’ ‘Je wordt bedankt’, zeg ik zacht. Scrabble slaat me vriendelijk op mijn schouder. ‘Graag gedaan, J-J.’ Hij spreekt de letters op zijn Engels uit. ‘Have fun.’ 3 Ik schuif het dienblad over de chromen stangen richting de kassa. Nog drie mensen voor me. Ik probeer een oud gevoel te onderdrukken terwijl ik voor de zoveelste keer de eetzaal rondkijk. Zolang je in de rij staat, is er niets aan de hand, maar als je eenmaal betaald hebt, moet je weten waar je gaat zitten. Ik weet nooit waar ik moet gaan zitten. Hoe zou Scrabble dat op zijn eerste collegedag gedaan hebben? Waarschijnlijk is hij zonder na te denken ergens neergeploft om daarna een praatje aan te knopen met zijn buurman. Ik maak niet makkelijk zomaar een praatje. Ik denk altijd na voordat ik iets zeg. Als ik dat niet doe, zeg ik de verkeerde dingen. ‘Studiepas.’ De vrouw achter de kassa kijkt me vragend aan. ‘Je studiepas’, herhaalt ze ongeduldig. Ik vis het plastic kaartje uit mijn zak en steek het in het apparaat. ‘Smakelijk.’ De blik van de vrouw is al op de jongen achter mij gericht. Ik had net besloten om op de eerste de beste vrije plek te gaan zitten, wanneer ik Scrabble enthousiast naar me zie zwaaien. Hoewel, zwaaien is niet het goede woord, wenken is beter.
12 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 12
26-04-17 16:41
1
170
175
180
185
190
195
200
205
210
215
Fictie
Hij staat te kletsen met een Aziatische jongen. Het lukt me hem te bereiken zonder al mijn koffie te morsen. ‘Dit is Mi-Lan’, zegt Scrabble. ‘Met een streepje tussen Mi en Lan’, vult Mi-Lan aan. Zijn bord ligt volgestapeld met broodjes, wat me verbaast. Goed, hij is lang, maar ook nogal mager. Met zijn smalle gezicht lijkt hij in alles het tegenovergestelde van Scrabble te zijn. Ze doen me aan Bert en Ernie denken. ‘Jaap-Jan’, zeg ik. ‘Ook met een streepje.’ Ik maak een korte beweging met mijn dienblad om aan te geven dat ik hem geen hand kan geven. ‘Maar we noemen hem J-J. Hoe was je ochtend met de dames?’ vraagt Scrabble terwijl we gaan zitten. ‘Zo te zien hebben ze je niet echt toegetakeld.’ ‘Het waren tweedejaars. Ze hebben me de weg gewezen en daarna heb ik ze niet meer gezien. Hoe wist jij eigenlijk wat ze studeerden?’ ‘Ervaring. Groepen dames kunnen hier maar twee dingen betekenen: psychologen of sociaal pedagogen en bij de laatstgenoemde groep vind je altijd een fairtradetrui en een paar gezondheidsschoenen.’ ‘Cliché’, zegt Mi-Lan. ‘En dus waar.’ ‘Nee, dan heb je de betekenis van het woord cliché verkeerd begrepen.’ ‘Leg uit, beste vriend, en ik zal je van het tegendeel overtuigen.’ Scrabble gaat er eens goed voor zitten. Tussen de twee ontstaat een discussie waarin ze zichtbaar plezier hebben. Telkens wanneer de één met een goed argument komt, veegt de ander het schijnbaar moeiteloos van tafel. Ik neem nog een slok koffie, leun achterover en geniet van het gesprek. Het is alsof ze ruziemaken zonder boos te worden. ‘Jullie zouden een debatclub moeten beginnen’, zeg ik wanneer ze uitgediscussieerd zijn. Scrabble kijkt me verrast aan, hij trommelt met zijn vingers op zijn mond ‘Daar zeg je me wat.’ ‘Hoe zie je dat voor je?’ vraagt Mi-Lan. ‘Daar heb ik nog niet echt over nagedacht’, antwoord ik, ‘maar je zou in een groepje bepaalde onderwerpen kunnen bespreken.’ Ik denk even na. ‘De voors en tegens van euthanasie. Ik noem maar wat.’ ‘In een café of restaurant?’ Mi-Lans gezicht licht op. ‘Bijvoorbeeld’, zeg ik. ‘Jullie zouden elkaar van tevoren stellingen kunnen sturen …’ ‘… die we dan bespreken onder het genot van een hapje en een drankje’, valt Scrabble bij. Hij slaat met zijn hand op tafel. ‘Lumineus idee, J-J.’ ‘Nou, ja’, zeg ik. ‘Dat valt nogal mee. Het schoot me gewoon te binnen toen ik jullie zo bezig zag.’ ‘Waarom kom je vanavond niet langs?’ vraagt Scrabble. ‘Wat bedoel je?’ ‘Heb je zin om mee te doen?’ Mi-Lan kijkt me geamuseerd aan. ‘Meedoen?’ ‘Ja. Dinsdag is onze vaste herenavond. We bediscussiëren actuele thema’s …’ ‘… die we van tevoren op de mail hebben gezet’, vult Scrabble aan. ‘Onder het genot van een hapje en een drankje?’ zeg ik hoofdschuddend. ‘Correct.’ Scrabble lacht. ‘Halfacht in Le Baron, het ligt aan het marktplein. Schikt dat?’ ‘Ik ben niet echt goed in discussiëren’, zeg ik aarzelend. ‘Daar zullen we vanavond achter komen’, antwoordt Mi-Lan. ‘Tot nu toe kun je prima uit je woorden komen.’ Hij lijkt het te menen.
13 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 13
26-04-17 16:41
Fictie
220
225
1
Moet ik op de uitnodiging ingaan? Nee, natuurlijk niet, zo’n praatclub is niks voor mij. Ik ben helemaal geen prater. ‘Ze serveren de lekkerste saté van de stad.’ Mi-Lan neemt een grote hap van zijn broodje kaas. ‘Je kunt het allicht een keer proberen’, probeert Scrabble. De twee jongens kijken me afwachtend aan. Dan bedenk ik wat ik me had voorgenomen: ik ga niet meer aan de zijlijn staan, ik wil niet meer toekijken hoe anderen hun leven leven. ‘Halfacht is prima’, antwoord ik. Uit: Buddy Tegenbosch, Oog om oog.
Lees- en discussievragen Opdracht 1 T1
B
I B
T2
B
T1
I
T2
1 Maak een schema of overzicht van alle personages die voorkomen in het verhaal Alles anders. Geef ook aan wat hun relatie is en of de bijfiguren helpers of tegenstanders zijn. 2 a In het verhaal komt een terugverwijzing voor. Schrijf de regelnummers op van het verhaaldeel waarin deze terugblik van Jaap-Jan staat. b Wat wil de schrijver duidelijk maken met deze terugverwijzing? 3 Neem uit het verhaal minimaal vier zinnen over waarin figuurlijk taalgebruik voorkomt. 4 a Wat is het probleem van Jaap-Jan? b Beschrijf twee belangrijke gevoelens die Jaap-Jan in het verhaal ervaart en leg uit waardoor hij zich zo voelt. 5 a Welke open plekken bevatten de twee zinnen die voorafgaan aan het verhaal? b Wat is de functie van deze twee zinnen? 6 Welke informatie krijg je door regel 3-12? 7 Hoe sympathiek vind jij Jaap-Jan? Leg uit waardoor dat komt. 8 Vat het verhaal vanaf ‘De ketting rammelt …’ samen in ongeveer acht gebeurtenissen, in chronologische volgorde. 9 a Zou jij de rest van het boek Oog om oog willen lezen? Geef een reden voor je keuze. b Lees hiernaast de flaptekst van Oog om oog. Motiveert deze tekst je meer of minder om het hele boek te willen lezen? Geef aan welke gegevens in de tekst daarbij bepalend zijn voor jou.
14 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 14
26-04-17 16:41
1
Fictie
Opdracht 2
T2
I
I
T2
Bespreek het verhaal Alles anders met klasgenoten. Je docent vertelt je hoe jullie deze opdracht gaan doen. Je kunt de vragen eerst zelf doornemen. 1 Wat heeft jou in dit verhaal verbaasd? Hoe komt dat? 2 Stel je voor dat jij, net als Jaap-Jan, iets moet doen waar je erg tegen opziet. Hoe zou jij je voelen en wat zou jij doen? 3 Bespreek de voordelen en nadelen van een ‘grijze muis’ zijn. 4 a Bedenk wat Jaap-Jan gedaan kan hebben, waar hij in zijn inleidende zinnen naar verwijst. Laat je fantasie verdergaan dan alleen de meest voor de hand liggende mogelijkheden. Bedenk ook enkele gebeurtenissen die tot zijn daad geleid kunnen hebben. b Bespreek welk ‘scenario’ het interessantst is voor een boek en waarom.
Leestips Andere boeken over verlangen naar verandering:
Kijk de leook op esap p
Isa’s droom – Marco Kunst Isa wil beroemd worden als de zangeres Alysha en heeft daar alles voor over. Maar haar droom wordt gedwarsboomd. In een opwelling slikt ze een dosis pillen. Ze raakt in coma en komt terecht in het Binnenland, de wereld binnen in haar hoofd. En met die wereld, waar Alysha de baas is, is het slecht gesteld: Isa is op sterven na dood. Een heel bijzonder meisje – Anna van Praag Alicia brengt vanaf dat ze negen jaar is elke zomer door in Casa Nostra, een leefgemeenschap op een Italiaans eiland onder leiding van Sofia. Alicia is diep onder de indruk van deze vrouw en beleeft op het eiland bijzondere avonturen. Totdat aan dit wonderlijke leven plotseling een einde komt. Gefeliciteerd, Leonard Peacock – Matthew Quick Op zijn achttiende verjaardag voelt Leonard zich triest. Zijn moeder is zijn verjaardag vergeten, vrienden heeft hij nog maar weinig en alleen zijn favoriete docent, Herr Silverman, ziet hem staan. Maar Leonard heeft een plan. Met het oude pistool van zijn grootvader zal hij zijn ergste plaaggeest van het leven beroven, en daarna zichzelf. Voor het zover is, wil hij de belangrijkste mensen in zijn leven een cadeau geven. Zodat ze straks weten dat het niet hun schuld is.
15 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 15
26-04-17 16:41
Fictie
1
We keken allemaal op – Tommy Wallach Eliza, Peter, Anita en Andy zitten in het laatste jaar van de highschool en hebben heel verschillende ideeën over het leven, de liefde, vriendschap en de toekomst. Maar al die verschillen doen er opeens niet meer toe als er een komeet ontdekt wordt die de aarde snel nadert. De kans dat de wereld vernietigd zal worden is ongeveer vijfenzestig procent. Iedereen heeft nog maar twee maanden om wat van het leven te maken.
Over Buddy Tegenbosch Buddy Tegenbosch volgde een sportopleiding, maar besloot daarna piloot te worden in plaats van gymleraar. Hij woont in Brabant en werkt sinds 2000 voor Lufthansa in Duitsland. De hotelkamers waar hij voor zijn werk vaak verblijft, vindt hij prima plekken om te schrijven, of hij zoekt een koffietentje in de buurt. Nadat hij in 2011 een van de winnaars was van een schrijfwedstrijd, verscheen in 2013 zijn succesvolle debuut Pokerface. Oog om oog is zijn tweede boek. Buddy schrijft graag realistische, spannende verhalen voor jongens.
1.2 Over lezen Fictie kiezen Fictie is er in vele verschillende vormen. De drie hoofdvormen zijn proza, poëzie en toneel. Proza bestaat uit korte verhalen, novelles (verhalen tussen tachtig en honderd pagina’s) en romans (verhalen langer dan honderd pagina’s). Bij poëzie horen gedichten en liedteksten. Onder toneel vallen toneelstukken en films. Fictie is bedoeld om je te vermaken, maar kan veel meer doen. Fictie kan je helpen de wereld te ontdekken, jezelf en anderen te begrijpen, na te denken over levensvragen of moeilijke dingen te verwerken. Iedereen ontwikkelt hierbij een eigen leesvoorkeur of kijkvoorkeur.
R
In de paragraaf Fictie lees je vooral leesboeken en gedichten. Dit schooljaar leer je je leesvoorkeur verder ontwikkelen. Bij het kiezen van fictie is het belangrijk dat je actief te werk gaat. De volgende tips kunnen je daarbij helpen: • Kijk verder dan het uiterlijk. Het omslag van een boek zegt meestal niet veel. Kijk ook wie de schrijver is, lees de flaptekst en lees de eerste pagina. Als je online zoekt, is er meestal nog meer informatie over boeken beschikbaar, zoals een korte omschrijving of ervaringen van andere lezers. Gebruik bijvoorbeeld de informatie in de Op Niveau Leesapp die je gratis kunt downloaden. • Maak gebruik van achtergrondinformatie. Zoek op internet informatie over boeken en schrijvers. Interviews en recensies geven een indruk van boeken. Let wel op de verschillen tussen tekstsoorten: advertenties zijn erg subjectief en benadrukken de positieve punten om zo veel mogelijk boeken te verkopen. Recensies zijn subjectief, maar de schrijvers zijn (vaak) wel deskundig en onderbouwen hun mening met argumenten. Interviews zijn objectiever, daarin vraagt de schrijver bijvoorbeeld aan de schrijver om uitleg te geven over het boek.
16 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 16
26-04-17 16:41
1
•
•
•
Fictie
Ga na in welke onderwerpen of vraagstukken je geïnteresseerd bent en zoek daar verhalen bij. Denk bijvoorbeeld aan andere culturen, reizen, relaties tussen ouders en kinderen, onderdrukking, ziekte, geschiedenis of oorlog. Houd bij wat je leest en wat je nog zou willen lezen. Begin een leesdagboek of houd op een website een persoonlijke leeslijst en verlanglijst bij. Breid je leesvoorkeur uit door niet alleen maar boeken te kiezen in jouw favoriete genres. Vraag tips aan leeftijdgenoten, docenten, een bibliothecaris, mediathecaris, boekenblogger of boekverkoper.
Fictiedossier Dit schooljaar maak je verschillende opdrachten bij fictie. Deze opdrachten verzamel je in een fictiedossier. Je docent vertelt je hoe het fictiedossier eruit komt te zien, welke opdrachten en toetsen je maakt en hoe deze worden beoordeeld. Je herkent de opdrachten . voor het fictiedossier aan dit icoon:
Opdracht 3
T2
T1
T
Maak een leesautobiografie, een beschrijving van de rol van lezen in jouw leven. Verwerk je antwoorden op de volgende vragen in een samenhangende tekst van ongeveer twee A4’tjes. Geef de tekst een passende titel en denk aan alinea’s en tussenkopjes. Voeg afbeeldingen toe van de omslagen van de boeken die je noemt. 1 Beschrijf de periode waarin je zelf nog niet kon lezen. Werd je voorgelezen? Welke boeken herinner je je? Hoe belangrijk vinden jouw ouders lezen en voorlezen? 2 Beschrijf de periode waarin je leerde lezen. Hoe ging dat? Hoe vond je het? Welke boeken herinner je je? 3 Beschrijf de periode waarin je verder leerde lezen, van groep 4 tot en met 6. Wat betekende lezen voor jou? Welke boeken las je? Wat waren jouw favorieten? Ging je naar de bibliotheek? 4 Beschrijf de periode van groep 7 en 8. Welke boeken las je? Had je al een bepaalde leesvoorkeur? Werd er nog voorgelezen? Ging je naar de bibliotheek? Las je boeken die voor oudere kinderen bedoeld waren? Maakte je verschil tussen ‘jongensboeken’ en ‘meisjesboeken’? Welke verhalen zijn je bijgebleven? 5 Beschrijf de periode van de middelbare school. Ging je meer of minder lezen? Welke boeken las je? Hoe veranderde je leesvoorkeur? 6 Maak een plan voor dit schooljaar. Welke genres wil je proberen? Hoe ga je boeken vinden? Welke boeken heb je nu al op het oog? Wat is je planning? 7 Maak alvast een lijstje van minimaal vier boeken die je zou willen lezen. Schrijf de titel en de schrijver op en zet er ook bij hoe je aan deze titels bent gekomen.
17 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 17
26-04-17 16:41
Fictie
1
Meer of minder realistisch Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid, dan is het verhaal realistisch. Er kunnen in verhalen ook dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn. Dan is een verhaal niet-realistisch. Elk verhaal kun je ergens plaatsen op een lijn, de realismelijn, tussen heel realistisch en helemaal niet realistisch. Hoe realistisch een verhaal op je overkomt, wordt bepaald door de beschrijving van de tijd en de omgeving, de beschrijving van de personages en hun gesprekken, gedachten, problemen en bezigheden, de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen, fantasie-elementen en de afloop van het verhaal.
R
heel realistisch
een beetje realistisch
helemaal niet realistisch
Let goed op het verschil tussen waargebeurd en realistisch. Een schrijver kan gebruikmaken van waargebeurde dingen, zoals historische personages, historische gebeurtenissen of gebeurtenissen uit zijn eigen leven of dat van iemand anders. Een verhaal met waargebeurde elementen blijft echter wel fictie, omdat een schrijver altijd dingen verzint en aan het verhaal toevoegt of dingen weglaat of aanpast. Andersom kan een verhaal waarin helemaal geen waargebeurde dingen voorkomen toch heel realistisch zijn.
Opdracht 4 T1
I
1 Beoordeel hoe realistisch jij het verhaal Alles anders vindt. Geef bij de verschillende onderdelen uit de theorie twee of drie zinnen uitleg. 2 Zet het verhaal op de realismelijn en leg uit waarom je het op die plaats zet. 3 Is Alles anders een waargebeurd verhaal? Leg je antwoord in één zin uit. 4 Wissel met minimaal drie klasgenoten jullie leesautobiografieën uit opdracht 3 uit. Bekijk elkaars leeslijstjes voor komend schooljaar. a Kies uit alle genoemde boeken een boek dat heel realistisch lijkt. Leg uit waarom jij dit boek wel of niet zou willen lezen. b Kies uit alle genoemde boeken een boek dat minder realistisch (of het minst realistisch) lijkt. Leg uit waarom jij dit boek wel of niet zou willen lezen. 5 Geef aan je groepsgenoten een leestip die past bij hun leesvoorkeur. Gebruik een of meer manieren uit de theorie over het kiezen van boeken.
18 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 18
26-04-17 16:41
1
Fictie
Opbouwschema van verhalen In veel verhalen kun je een vaste opbouw herkennen met verschillende delen. Die opbouw ziet er zo uit:
R
Verhalen kunnen beginnen bij de beginsituatie, maar een schrijver kan ook op een ander moment beginnen. Dan lees je eerst over het ontstaan van het probleem, of over het dieptepunt, en zelfs beginnen met het slot is mogelijk. In zo’n verhaal zijn de onderdelen waaruit de vaste opbouw bestaat in een andere volgorde gezet.
Opdracht 5 T1
B
I
I
1 Kijk nog eens naar het verhaal Alles anders. Welke verhaaldelen uit het opbouwschema herken je in dit deel van het boek Oog om oog? Leg je antwoord uit. 2 Bedenk hoe het verhaal verder zou kunnen gaan. Bedenk voor elk onderdeel uit het schema een gebeurtenis of beschrijf wat er gebeurt.
Beeldspraak R
Spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten figuurlijk taalgebruik, beeldspraak. Het gaat dan om bekende beelden, die door het vele gebruik vaak afgezaagd zijn. Schrijvers van fictie gebruiken ook vaak beeldspraak, maar zij proberen originele beelden te bedenken. Beeldspraak benadrukt dingen en kan een verrassend effect hebben. Als je fictie leest, kun je genieten van dit creatieve taalgebruik. Er zijn verschillende vormen van beeldspraak. Een van de vormen is het trekken van een vergelijking. Dat kan op twee manieren: • vergelijking met als (in plaats van ‘als’ zijn ook andere woorden mogelijk, bijvoorbeeld ‘zoals’, ‘alsof’, ‘net als’); • vergelijking zonder als.
19 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 19
26-04-17 16:41
Fictie
1
Andere vormen van beeldspraak zijn: • personificatie: levenloze voorwerpen of verschijnselen worden voorgesteld als een levende persoon of krijgen menselijke eigenschappen. • metafoor: er wordt iets genoemd wat lijkt op datgene wat eigenlijk bedoeld wordt, maar niet genoemd wordt. Er is een overeenkomst tussen de twee. • metonymia: er wordt iets genoemd dat op de een of andere manier te maken heeft met datgene wat eigenlijk bedoeld wordt. Er is geen overeenkomst, maar een andere relatie. Een paar mogelijkheden zijn: – Er is een nieuwe Rembrandt ontdekt (maker voor product); – De ijzers onderbinden (materiaal voor product); – Doe nog maar een kopje (verpakking voor inhoud); – De juf telde alle neuzen (een deel in plaats van het geheel); – Nederland heeft gewonnen (het geheel in plaats van een deel).
Opdracht 6 T1
B
1 a Neem uit het verhaal Alles anders twee zinnen over waarin vergelijkingen met als voorkomen. b Neem uit het verhaal Alles anders twee zinnen over waarin vergelijkingen zonder als voorkomen. 2 Schrijf bij de zinnen uit vraag 1 op welke dingen met elkaar vergeleken worden. 3 Geef van de volgende zinnen aan welke vorm van beeldspraak gebruikt wordt. a Ze zou ze verpletteren, dat had ze zich rotsvast voorgenomen. (Marco Kunst, Isa’s droom) b ‘Elisabeth van Dam’, had het vrouwelijke jurylid met een doodgraversstem gemompeld, bladerend in een stapel papieren. (Marco Kunst, Isa’s droom) c Peter had niet echt bedacht wat hij zou gaan zeggen en nu verzamelden de mogelijkheden zich in zijn hoofd, ze struikelden over elkaar. (Tommy Wallach, We keken allemaal op) d Bestaat er een knop waarmee je je leven kunt resetten? Dan zou ik op die knop drukken en die hele klerezooi deleten, totdat alles weer oké was. (Mel Wallis de Vries, Shock) e Dokters stelden zich aan me voor, maar ik vergat meteen hoe ze heetten, want intussen stond er alweer een andere witte jas aan mijn nek en oksels en liezen te voelen. (Edward van de Vendel, Het kankerkampioenschap voor junioren) f De klok sloop langzaam het nieuwe jaar binnen. (Edward van de Vendel, Het kankerkampioenschap voor junioren) g Pianoklanken, een vermoeide stem die de sleur van het alledaagse leven beschrijft, en dan, na een gedreun alsof de hele bende in elkaar dondert, die heerlijke, vette, lome beat. (Marco Kunst, Isa’s droom)
20 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 20
26-04-17 16:41
1
Toets Opdracht 7 T1
T
T2
I
T2
T1
Fictie
1 Kies vijf boeken die je zou willen lezen. Je hebt de boeken dus nog niet eerder gelezen. Lees van elk boek het begin: minimaal tien pagina’s. Lees niet verder dan de eerste twintig pagina’s. 2 Schrijf van elk boek de schrijver en de titel op. Beschrijf bij elk boek in ongeveer tien zinnen wie de hoofdpersoon is, wat er gebeurt in het begin van het verhaal en hoe realistisch het verhaal op jou overkomt. 3 Zet alle verhalen samen op een realismelijn. Maak er een overzichtelijk geheel van, gebruik ook afbeeldingen van de omslagen van de boeken. 4 Beschrijf met welk deel van het opbouwschema van verhalen elk boek volgens jou begint. Omdat je nog niet het hele verhaal kent, kun je dit niet helemaal zeker weten. Leg per boek in ongeveer vijf zinnen jouw vermoeden uit. 5 Voorspel bij elk boek wat het dieptepunt van het verhaal zal zijn. Als een verhaal met het dieptepunt begint, voorspel dan hoe het verhaal afloopt. 6 Zoek in de pagina’s die je gelezen hebt de tien mooiste voorbeelden van beeldspraak. Laat zo compleet mogelijk alle vormen van beeldspraak uit de theorie zien. Maak hiervan een mooie ‘citatenpagina’ waar je passende afbeeldingen aan toevoegt. 7 Voeg opdracht 2 tot en met 6 samen tot een geheel en bewaar het in je fictiedossier.
21 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 21
26-04-17 16:41
Grammatica
1
In deze paragraaf herhaal je een deel van de leerstof uit leerjaar 2. Je begint bij zinsontleding met het benoemen van zinsdelen en delen van zinsdelen. Daarna oefen je met hoofd- en bijzinnen en met de twee vormen waarin een zin kan staan: de bedrijvende en de lijdende vorm. Bij woordsoortbenoeming begin je met herhaling en leer je daarna een nieuwe woordsoort: het voornaamwoordelijk bijwoord. Tot slot breid je je kennis over het betrekkelijk voornaamwoord uit.
Aan het einde van deze paragraaf: 2F • kun je de zinsdelen benoemen die je tot nu toe hebt geleerd; • kun je hoofd- en bijzinnen van elkaar onderscheiden; • kun je lijdende en bedrijvende zinnen van elkaar onderscheiden; • kun je de woordsoorten benoemen die je tot nu toe hebt geleerd; • kun je het voornaamwoordelijk bijwoord benoemen; • kun je het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent benoemen.
In leerjaar 1 en 2 heb je veel verschillende zinsdelen, delen van zinsdelen en woordsoorten leren benoemen. Als je iets niet meer weet of als je twijfelt, kun je de werkwijzer Grammatica op www.opniveau-online.nl raadplegen.
1.3 Zinsontleding, werkwoordsvormen, bouwplan – Herhaling Opdracht 1
T1
B
Benoem de zinsdelen en delen van zinsdelen van de volgende zinnen. 1 Volgens meteorologen bedreigt een zeer zware storm de oostkust van de Verenigde Staten. 2 Vorig weekend waren wij op bezoek bij familie in Winsum, ten noorden van Groningen. 3 Freek Vonk, de bekende tv-presentator, is net als ik dol op wilde dieren. 4 Ons is voor de herkansing van de rekentoets een stiltelokaal beloofd. 5 Op de actiedag voor Haïti zijn zelfgemaakte schilderijtjes van leerlingen aan ouders en leraren verkocht. 6 Die pas geopende kledingwinkel schijnt nu alweer failliet te zijn.
22 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 22
26-04-17 16:41
1
Grammatica
Opdracht 2 T1 I
B I
T1
1 Benoem de vormen van het werkwoord zijn in de zinnen 2 en 6 van opdracht 1. 2 Maak een zin waarin het werkwoord zijn drie keer voorkomt: als persoonsvorm in de eerste persoon meervoud, als infinitief en als voltooid deelwoord. 3 Hoe zie je in een zin het verschil tussen zijn als persoonsvorm en zijn als infinitief? Opdracht 3
T1
B
T2
1 Uit hoeveel delen bestaat het bouwplan van de basiszin met het werkwoord voorbereiden? Leg je antwoord uit. 2 Uit hoeveel delen bestaat het bouwplan van de basiszin met het werkwoord toestaan? Leg je antwoord uit. 3 Het bouwplan van de basiszin met het werkwoord aandoen kan uit drie of vier delen bestaan. a Is deze uitspraak goed of niet goed? b Leg je antwoord uit. Wat is de handeling? = werkwoordelijk gezegde
Wie voert de handeling uit? = onderwerp
Wie/wat is nodig bij de handeling? = lijdend voorwerp
Wie is de ontvanger? = meewerkend voorwerp
Je kent de volgende delen van een zin(sdeel): wwg – nwg – ond – lv – mv – vzv – bwb – bvb – bijstelling.
1.4 Hoofd- en bijzinnen – Herhaling Opdracht 4 T1
B
1 Lees de volgende samengestelde zinnen. a Joodse gevangenen in Litouwen groeven een tunnel, zodat ze konden ontsnappen aan de nazi’s. b Joodse gevangenen in Litouwen groeven een tunnel, waardoor ze konden ontsnappen aan de nazi’s. c Joodse gevangenen in Litouwen groeven een tunnel en ze konden ontsnappen aan de nazi’s. 2 Schrijf van elke zin de afzonderlijke delen op en het woord dat de delen met elkaar verbindt. 3 Benoem de woorden die de delen met elkaar verbinden. 4 Welke samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen? 5 Bewijs je antwoord op vraag 4.
23 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 23
26-04-17 16:41
Grammatica
1
Opdracht 5 T 1
B
Lees de volgende samengestelde zinnen en maak de opdrachten. – Schrijf de delen op waaruit elke samengestelde zin bestaat. – Benoem elk deel van de samengestelde zin. Kies uit: hoofdzin – bijzin. – Benoem het voegwoord of het andere verbindingswoord. 1 De repetitie van het koor ging niet door, omdat veel mensen zich hadden afgemeld. 2 Ga je vanmiddag mee naar de stad of heb je al andere plannen? 3 Jill heeft net een nieuwe telefoon, maar hij is nu al kapot, doordat ze hem heeft laten vallen. 4 Weet jij hoe je het naamwoordelijk gezegde van een zin kunt vinden? 5 Toen haar moeder jarig was, verraste Deborah haar met een dagje uit. 6 Onze klas heeft vandaag een tussenuur, omdat de docent Latijn op werkweek is en het laatste uur valt ook nog uit. 7 Doordat het zo veel heeft geregend, staat het water in de rivieren heel hoog. 8 Op de luchthaven van München vond de politie een koffer met 40.000 euro, die vergeten was door een 78-jarige Duitser. 9 Wij hebben geen muziekles, totdat er een vervanger is gevonden voor de zieke docente. 10 Ik weet niet of ik het zo leuk had gevonden als mijn ouders mij hadden weggebracht naar dat kamp.
1.5 Bedrijvende en lijdende vorm – Herhaling Opdracht 6
T 1
B
T2
1 In welke vorm staan de zinnen a en b? Kies uit: bedrijvende vorm – lijdende vorm. a De patiënt wordt door de arts onderzocht. b De arts onderzoekt de patiënt. 2 Benoem de zinsdelen van elke zin. Schrijf drie verschillen op tussen zin a en zin b uit vraag 1. 3 a In welke tijd staat zin a uit vraag 1? Kies uit: onvoltooide tijd – voltooide tijd. b Herschrijf zin a uit vraag 1 in de andere tijd. Pas de werkwoordsvorm(en) aan. 4 Welke vorm kun je zelf bij het schrijven het best gebruiken: de bedrijvende of de lijdende vorm? Leg uit waarom.
24 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 24
26-04-17 16:41
1
Grammatica
Opdracht 7 T1
I
– Schrijf van elk van de volgende zinnen op of ze in de bedrijvende of lijdende vorm staan. – Schrijf van elke zin ook de werkwoordstijd op. – Maak van bedrijvende zinnen lijdende zinnen en andersom. Let op: soms moet je zelf een onderwerp verzinnen.
1 2 3 4 5
Na afloop van de race werd de autocoureur door de pers bestormd. De ingenieur had een belangrijke fout in het computerprogramma over het hoofd gezien. Zijn alle spullen al in de gereedstaande vrachtwagen geladen? De vader van Julian kweekt verschillende groenten in een kas in de achtertuin. Uit waarnemingen van onderzoekers bleek dat chimpansees complexe opdrachten met gemak konden uitvoeren. 6 In deze winkel worden de spullen dag en nacht met camera’s bewaakt. 7 Helaas waren vorig jaar niet alle schoolboeken op tijd bezorgd door de leverancier. 8 Die zanger heeft een paar dagen geleden twee nieuwe liedjes tegelijk uitgebracht.
1.6 Woordsoortbenoeming – Herhaling Opdracht 8 T1
B
1 Lees de volgende zinnen en benoem de vetgedrukte woorden. a Yumi is een schattige desktop-robot voor in huis. b Zijn navigatie werkt alleen niet helemaal perfect. 2 Je stuurt de robot aan door middel van een touchscreen. a Is aan in deze zin een voorzetsel? b Leg je antwoord uit. 3 Benoem de vetgedrukte voornaamwoorden in de volgende zinnen. a Het fenomeen huisrobot is iets wat steeds meer in opkomst is. b In maart is bekendgemaakt wat Yumi allemaal kan. c Deze digitale assistent is weer eens wat anders dan een hond of kat. 4 Benoem de werkwoordsoorten in zin 1a en zin 3b. 5 Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot. 6 Bespreek de verschillen en pas je antwoorden zo nodig aan. Raadpleeg tijdens het bespreken zo nodig de werkwijzer Grammatica op www.opniveau-online.nl.
25 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 25
26-04-17 16:41
Grammatica
1
Opdracht 9 T1
B
Schrijf de woordsoorten uit tekst 1 over waar een cijfer achter staat en schrijf de goede woordsoort erachter.
Tekst 1 Huwelijksaanzoek eindigt met reddingsactie In de Amerikaanse staat Californië heeft de brandweer van Morro Bay een man van een (1) 177 meter hoge rots gered. De 27-jarige Michael Banks kwam (2) vast te zitten in een richel nadat (3) hij zijn vriendin via (4) Facetime ten huwelijk had gevraagd. De man schakelde de hulp van de brandweer in, die (5) een helikopter inzette. Met behulp van een kabel kon Banks weer in veiligheid (6) worden gebracht. ‘Hij (7) nam een ongewone route naar beneden, eentje die veel steiler is (8)’, zegt een brandweerwoordvoerder. ‘Hij kon geen kant meer op. Zijn benen bungelden los (9) op zo’n 25 meter van de grond.’ Eenmaal op de grond kreeg de actie nog een vervelend staartje voor Banks. ‘De helikoptervlucht en overige (10) kosten zijn voor zijn (11) rekening’, schrijft de gemeente Morro Bay in een verklaring op Facebook. ‘We zijn blij dat iedereen (12) in orde is. Het beklimmen (13) van de Morro Rock is illegaal (14) en gevaarlijk. We hopen dat (15) mensen zich (16) nu alleen vanaf beneden aan deze (17) rots vergapen.’ Toch was er ook (18) nog positief nieuws voor Banks, want (19) zijn vriendin zei (20) ‘ja’ op zijn aanzoek. Naar: Huwelijksaanzoek eindigt met reddingsactie. Van: www.nos.nl.
1.7 Woordsoortbenoeming – Voornaamwoordelijk bijwoord Opdracht 10
T 1
B
1 Uit hoeveel delen bestaan de vetgedrukte woorden in de volgende zinnen? a Durf jij erin te springen? b Daardoor is de excursie uitgesteld. c Weet jij waaraan die acteur gestorven is? d Hoe ben je daarmee in aanraking gekomen? 2 Tot welke woordsoort behoort het eerste deel van elk woord? 3 Tot welke woordsoort behoort het tweede deel van elk woord? 4 Lees de theorie hierna.
26 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 26
26-04-17 16:41
1
Grammatica
Voornaamwoordelijke bijwoorden (vnw. bw) bestaan uit twee delen. Het eerste deel wordt meestal gevormd door een van de bijwoorden er, hier, waar of daar. Het tweede deel is een voorzetsel. Er zijn heel veel voornaamwoordelijke bijwoorden. Je hebt er al een aantal gezien in opdracht 10. Andere voorbeelden zijn eruit, eraan, hierdoor, hiermee, waarnaast, waarover, daarin en daarop.
R
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord kunnen ook gescheiden in de zin voorkomen. voorbeeld Daaruit kun je niet veel afleiden. Daar kun je niet veel uit afleiden. Voornaamwoordelijke bijwoorden kunnen geen betrekking hebben op personen.
Opdracht 11 T1
B
1 Schrijf uit elk van de volgende zinnen het voornaamwoordelijke bijwoord op. a Mijn ouders zijn daar erg tevreden over. b Daar heb ik helemaal niet aan gedacht. c Is hij ermee naar de rector gegaan? d Heb jij gehoord waarover Dante en Maarten het hadden? 2 Hoe zouden de zinnen 1a tot en met d luiden als er naar een mens zou worden verwezen? Vervang de voornaamwoordelijke bijwoorden door goede verwijzingen. Opdracht 12
T1
B
Schrijf de bijwoorden en de voornaamwoordelijke bijwoorden uit de volgende zinnen op. Als een woordsoort niet in de zin staat, zet je een streepje. 1 De dokter vroeg waarmee hij mij van dienst kon zijn. 2 Wil je mij daar morgen aan herinneren? 3 Ik heb er ditmaal niet lang over gedaan. 4 Gisteren heeft onze mentor ons daar uitgebreid over ingelicht. 5 Geloof je wel dat ik daaraan nooit getwijfeld heb? 6 Ik kan er niets aan doen dat jij je sportschoenen alweer vergeten bent. 7 Heb je haar daar uiteindelijk van kunnen overtuigen? 8 Ik ben er vanmorgen toevallig langs gelopen.
27 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 27
26-04-17 16:41
Grammatica
1
1.8 Woordsoortbenoeming – Betrekkelijk voornaamwoord (met ingesloten antecedent) Je hebt geleerd dat het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) terugverwijst naar een woord of een woordgroepje dat er vlak voor staat. Zo’n woord of woordgroepje noem je het antecedent. De betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wat en wie.
R
voorbeeld Toeristen die dat museum willen bezoeken, moeten erg lang in de rij staan. Het olifantje dat in die dierentuin geboren werd, trok veel bezoekers. Het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord wat kan een overtreffende trap, iets vaags of een hele zin zijn. voorbeeld Het beste wat je nu kunt doen, is rustig afwachten. Alles wat je voor de toets moet leren, heb je al eerder gehad. Biene krijgt binnenkort een hond, wat ze geweldig vindt. Soms staat er geen antecedent in de zin. Je kunt de betrekkelijke voornaamwoorden wie en wat dan vervangen door degene die en dat wat. Je noemt wie en wat dan een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr. vnw m.i.a.). voorbeeld 1 Wie dit schilderij heeft gemaakt, is een groot kunstenaar. 2 Wat hij bedoelde, werd niet helemaal duidelijk. In zin 1 kun je Wie vervangen door Degene die. In dat geval is die het betrekkelijk voornaamwoord en Degene het antecedent. wie → betr. vnw met ingesloten antecedent In zin 2 kun je Wat vervangen door Dat wat. In dat geval is wat het betrekkelijk voornaamwoord en Dat het antecedent. wat → betr. vnw met ingesloten antecedent
28 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 28
26-04-17 16:41
1
Grammatica
Opdracht 13 T1
B
– Schrijf de vragende, aanwijzende, betrekkelijke en onbepaalde voornaamwoorden uit de volgende zinnen op. – Schrijf bij betrekkelijke voornaamwoorden ook het antecedent op. Als het antecedent ingesloten is, dan schrijf je dat op. 1 Het meisje dat vermist werd, is vanochtend in Duitsland gevonden. 2 Wat ik nog zeggen wou, ben ik vergeten. 3 Heb jij alles gedaan wat je moest doen? 4 Heb je al bedacht wat je volgend jaar gaat doen? 5 De natuurfoto’s die deze fotograaf maakt, zijn erg populair. 6 Wie dit onderdeel wint, wint waarschijnlijk het hele spel. 7 Wie zitten er dit jaar in de leerlingenraad? 8 Wat je in dat restaurant kunt eten, is me wat te duur. 9 Een garnalenkroket op een bedje van veldsla, dat is het lekkerste wat ik ooit heb gegeten. 10 Wie snel misselijk wordt, moet niet in die achtbaan gaan.
Je kent nu de volgende woordsoorten: znw – lw – bnw – vz – bw – vnw. bw – zww – hww – kww – pers. vnw – bez. vnw – wederkerend vnw – wederkerig vnw – vr. vnw – aanw. vnw – betr. vnw – onb. vnw – onb. hoofdtelw – onb. rangtelw – bep. hoofdtelw – bep. rangtelw – ondersch. vw – nevensch. vw – bw.
29 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 29
26-04-17 16:41
Spelling
1
In leerjaar 1 en 2 heb je veel geleerd over spelling. Na de vakantie is dat misschien wat weggezakt. In deze paragraaf fris je je kennis weer op. Spelfouten in je tekst staan slordig. Controleer daarom altijd even of je spelling goed is.
Aan het einde van deze paragraaf: 2F • weet je weer hoe je verschillende werkwoordsvormen spelt; • kun je woorden die je op verschillende manieren kunt schrijven correct spellen.
1.9 Werkwoorden – Herhaling In leerjaar 1 en 2 heb je geleerd hoe je verschillende werkwoordsvormen spelt. Je stelt jezelf altijd eerst de vraag: ‘Om welke werkwoordsvorm gaat het?’ Pas als je weet of het om een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief gaat, kun je de goede spelling bepalen. Als je niet meer weet hoe het precies zit, kun je de werkwijzer Werkwoordspelling op www.opniveau-online.nl raadplegen.
Opdracht 1 T1
30
B
1 Vervoeg de werkwoorden in de volgende zinnen. Kies voor de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt. a De geluidsoverlast is … (verergeren) nu de buurman de kwaliteit van zijn stereoinstallatie … (verbeteren) heeft. b Wie wat … (bewaren), die heeft wat! c Olga was als laatste … (finishen) en … (knarsen) daarom met haar tanden. d Als je het zo … (beschouwen), … (belanden) veel jongeren vroeger op het verkeerde feestje. e … (Verbieden) je moeder je echt om je af te melden nu je je hebt … (inschrijven)? f Dat jij je mening zo snel … (veranderen), heeft mij wel wat … (verbazen). g De jarige … (wachten) niet tot alle kaarsjes waren … (doven) voor hij een hapje nam. h Stefan heeft veel tijd … (besparen), doordat hij zijn aandacht … (richten) op wat echt belangrijk is. i Het briefje … (melden) gistermorgen dat er een bijeenkomst zou worden … (organiseren). j Het aantal plaatsen is … (begrenzen), dus als het je echt … (interesseren), moet je snel zijn. 2 Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot. Bespreek samen eventuele verschillen.
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 30
26-04-17 16:41
1
Spelling
Opdracht 2
T1 T2
B
T1
Kijk nog eens terug naar je antwoorden bij opdracht 1. Sommige werkwoorden kunnen aan het eind een -d krijgen in plaats van een -t, of andersom. Er ontstaat dan een andere werkwoordsvorm die je ook op een andere manier in een zin zou gebruiken. 1 Schrijf deze werkwoorden op. 2 a Schrijf met elk van deze werkwoorden een zin waarin je de andere werkwoordsvorm gebruikt. b Benoem bij elke zin de nieuwe werkwoordsvorm die is ontstaan. 3 Ruil je zinnen met die van een klasgenoot. Controleer elkaars antwoorden.
1.10 Verwarwoorden – Herhaling R
In het Nederlands spel je woorden meestal zoals je ze uitspreekt. Maar er zijn ook instinkers bij waar je even extra op moet letten. Vaak gaat het om woorden met au of ou, g of ch, ei of ij en c of k. Bij homofonen zijn beide schrijfwijzen mogelijk, maar verschilt de betekenis.
Opdracht 3 T1
B
1 Schrijf de goede schrijfwijze van de onderstaande woorden op. a De sporthal bood/boot de mensen die hun huis uit moesten onderdak aan. b De stijlvolle man draagt een grijs giletje/chiletje. c Na een rustige wedstrijd verliep de finish wat hectisch/hektisch. d Beleid/belijd je geloof zoals je dat wilt, maar bied anderen ook die ruimte. e De verdachte kan zich in de rechtszaal beter gedeisd/gedijsd houden. f Sam kon zijn telefoon lokaliseren/localiseren dankzij een handige app. g Ik kan niet leidzaam/lijdzaam toekijken hoe hij verder aftakelt. h Haar rose/roze nagellak past perfect bij haar schoenen. i Wies kan zelfs geen kaktus/cactus in leven houden. j Een retourtje/retoertje Amsterdam-New York is ongeveer 12.200 kilometer. 2 Schrijf de letters van de zinnen op waarin de woorden homofonen zijn. Opdracht 4
T2
B
T1
1 Maak met elk woord uit de volgende homofone woordparen een zin waarin je het woord in de goede betekenis gebruikt. a stijger – steiger b krab – krap c rauw – rouw d vleien – vlijen e boud – bout 2 Ruil je zinnen met die van een klasgenoot. Hebben jullie de woorden in dezelfde betekenis gebruikt? Zoek eventueel de goede betekenis op. Dictee Opdracht 5
T1
B
Maak het dictee. Luister hiervoor naar de instructies van je docent.
31 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 31
26-04-17 16:41
Over taal
1
Als een kat geïrriteerd is, zwaait hij met zijn staart heen en weer. Een bange hond trekt zijn staart tussen zijn benen en zijn oren naar achteren. Dieren communiceren met elkaar volgens een eigen systeem. In deze paragraaf onderzoek je in hoeverre dat overeenkomt met menselijke taal.
Aan het einde van deze paragraaf: • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit de media; • kun je nieuwe woordvormen afleiden en gebruiken; • ken je het verschil tussen communicatiesystemen van mensen en dieren.
2F
1.11 Woordenschat Woorden uit de media Opdracht 1 T2
B
Schrijf de grondvorm op van de vetgedrukte woorden. Gebruik de woordraadstrategieën om de betekenis af te leiden. Schrijf de betekenis achter de grondvorm. 1 De capsule waarmee André Kuipers de ruimte inging, staat nu in een museum in Noordwijk. 2 Tijdens de conferentie bespraken wetenschappers uit de hele wereld de laatste stand van zaken in het onderzoek naar kanker. 3 De Grand Canyon maakt deel uit van een veel grotere formatie in de vorm van een grote trap. 4 Er hebben zich tot nu toe zeven gegadigden gemeld die gedurende een jaar het beheer over het middeleeuwse slot willen voeren. 5 Als je geïnteresseerd bent in geologie, moet je zeker eens IJsland bezoeken, met z’n vele vulkanen en geisers. 6 Wegens de onverwacht grote vraag kan de leverancier niet langer alle winkels voorzien van voldoende producten. 7 De gepensioneerde hoogleraar was een pionier op het gebied van windenergie, waar nog niemand in geloofde toen hij begon. 8 De giraffenpopulatie is de laatste dertig jaar met maar liefst veertig procent geslonken. 9 Toegang tot goede zorg mag niet alleen voorbehouden zijn aan de rijken in deze samenleving. 10 In het voortraject hebben omwonenden met de gemeente en de projectontwikkelaar gepraat over hun wensen voor de nieuwe sporthal.
32 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 32
26-04-17 16:41
1
Over taal
Woordveld Opdracht 2 T1
B
T2
1 Zet de goede betekenis bij de volgende woorden. Kies uit de volgende betekenissen: uitdagen – stelselmatig lastigvallen – een alleenrecht instellen – naar een hogere klasse gaan – extreme opvattingen krijgen – gebruiken – advies inwinnen – vrijmaken. a radicaliseren e consumeren b consulteren f monopoliseren c provoceren g terroriseren d liberaliseren h promoveren 2 Leid van elk werkwoord twee zelfstandige naamwoorden af en verwerk deze elk betekenisvol in een zin. Let op dat je geen samenstellingen maakt.
1.12 Taalbeschouwing Dieren en taal Opdracht 3 I
R
I
Werk in groepjes van vier. Schrijf twee argumenten voor en twee argumenten tegen de stelling ‘Dierentaal is een volwaardige taal’ op. Voer daarna een korte discussie over de stelling.
Dieren communiceren met elkaar door middel van geluiden, geuren, kleuren en houding. Soms lijkt dat op de taal die mensen gebruiken, maar er zijn een paar belangrijke verschillen: • Mensen kunnen met een beperkt aantal klanken een oneindig aantal woorden vormen. We kunnen steeds nieuwe woorden creëren, bijvoorbeeld met een nieuwe combinatie van klanken (‘sprool’) of met een combinatie van bestaande woorden (‘appelpasta’). Dieren breiden hun communicatiesysteem niet zo makkelijk uit. • Mensen kunnen met woorden een oneindig aantal zinnen vormen. We kunnen zinnen maken die nog nooit eerder zijn gevormd en die toch begrijpelijk zijn: ‘De groene vlammen kruipen beschaamd door de straten.’ We kunnen zinnen met behulp van bijzinnen ook steeds langer maken: ‘Ik dacht jij wist dat hij zei dat …’. Dieren kunnen dit niet. • Mensen leren hun taal van hun ouders en omgeving; het Nederlands is niet erfelijk. Een hond die in zijn leven geen andere honden hoort of ziet, zal toch nog blaffen. Maar een mens die nooit andere mensen hoort of ziet, leert geen taal. • Mensen kunnen spreken over zaken die op een andere plek zijn of in een andere tijd spelen. We kunnen ook praten over abstracte onderwerpen, zoals taal zelf. Daarnaast kunnen we gebruikmaken van ontkenningen. Dieren kunnen alleen communiceren over het hier en nu.
33 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 33
26-04-17 16:41
Over taal
R
1
Er zijn diersoorten die een van deze eigenschappen ook hebben in hun communicatiesysteem, maar de combinatie van eigenschappen komt alleen voor bij mensen. Dat maakt het menselijk taalvermogen uniek. Onderzoekers hebben vaker geprobeerd om dieren menselijke taal te leren met behulp van gebarentaal. Ze werkten vooral met verschillende apensoorten. Na lang oefenen konden chimpansees en bonobo’s wel woordjes leren, maar ze konden uiteindelijk geen goede samenhangende zinnen maken. De langste zin die chimpansee Nim Chimpsky maakte was: ‘Geef sinaasappel mij geef eet sinaasappel mij eet sinaasappel geef mij eet sinaasappel geef mij jij.’
Opdracht 4 T1
I
T2
T1
I
1 Geef een voorbeeld van elk van de vier genoemde communicatiemiddelen die dieren tot hun beschikking hebben. 2 ‘Onderzoekers hebben vaker geprobeerd om dieren menselijke taal te leren met behulp van gebarentaal.’ Waarom leerden de onderzoekers de apen niet gewoon te spreken? Probeer deze keuze te verklaren. 3 Mensen gebruiken naast taal nog een ander communicatiesysteem, dat veel meer lijkt op dat van dieren. Geef een voorbeeld van een signaal uit dat communicatiesysteem. Schrijf ook de betekenis van het signaal op. 4 Wetenschappers zijn er nog niet over uit hoe menselijke taal precies is ontstaan. Er zijn ook veel diersoorten die een evolutionaire noodzaak kennen om te communiceren, maar alleen de mens heeft een complexe taal ontwikkeld. Bedenk een theorie waarom dit juist bij mensen is gebeurd en niet bij dieren. Toets Opdracht 5
I
T
Onderzoek het ‘taalgebruik’ van een van de volgende dieren of diersoorten. Verwerk je bevindingen in een uiteenzettend filmpje van ongeveer 3 minuten. – dansende bijen – meerkatten – zebravinken – bonobo Kanzi – chimpansee Gua – chimpansee Washoe Gebruik internet om informatie over deze dieren of diersoorten op te zoeken. Toon indien mogelijk ook voorbeelden. Vertel in het filmpje in elk geval: – hoe het dier communiceert; – in hoeverre dit systeem overeenkomt met menselijke taal; – in hoeverre dit systeem afwijkt van menselijke taal.
34 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 34
26-04-17 16:41
Lezen
1
In leerjaar 1 en 2 heb je veel geleerd en geoefend met het lezen van zakelijke teksten. Aan het begin van dit nieuwe schooljaar herhaal je de belangrijkste onderwerpen. Daarnaast leer je een paar nieuwe signaalwoorden. Veel succes en ook plezier met het lezen van de teksten.
Aan het einde van deze paragraaf: 2F • heb je een deel van de lesstof van leerjaar 1 en 2 herhaald; • kun je signaalwoorden voor de verbanden uitspraak-voorwaarde, uitspraakconclusie en uitspraak-samenvatting herkennen in een tekst; • kun je de delen van de zins- en alineaverbanden uitspraak-voorwaarde, uitspraakconclusie en uitspraak-samenvatting benoemen.
1.13 Opbouw alinea, hoofdgedachte, opbouw tekst, verbindingsmanieren alinea’s – Herhaling Opdracht 1 T1
O 1 Schrijf vier manieren op waarop de schrijver een tekst kan inleiden. 2 Op welke drie manieren kan de schrijver zijn tekst afsluiten? 3 Welke vier verbindingsmanieren voor de alinea’s in het middenstuk zijn er? 4 Op welke plaats staat de kernzin van een alinea meestal? 5 Op welke andere plaatsen kan de kernzin van een alinea voorkomen? B 6 Waaruit bestaat de rest van de alinea? O 7 Wat is de hoofdgedachte van een tekst? 8 a Schrijf alle tekstsoorten op. b Schrijf bij elke tekstsoort het doel op. c Schrijf bij elke tekstsoort twee voorbeelden van tekstvormen op. 9 Wanneer is een tekst subjectief? B 10 Schrijf op bij welk verband de volgende signaalwoorden horen: a toch b daardoor c want d om … te Opdracht 2
T1 T2 T1
B
Lees tekst 2 grondig. 1 Welke manier gebruikt de schrijver in de inleiding van tekst 2? 2 Schrijf in je eigen woorden op wat de schrijver bedoelt met: a analyseren (r. 9) b een fluitje van een cent (r. 16) 3 Schrijf op waarnaar het woord Dat (r. 6) verwijst. Schrijf ook het regelnummer op. 4 Nieuwe technieken zorgen ervoor dat vakantiestress in 2050 tot het verleden behoort. Welke onderdelen van de vakantie worden makkelijker voor de vakantieganger?
35 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 35
26-04-17 16:41
Lezen
T 2 T1
T2
1
5 Welke voordelen biedt de nieuwe technologie? 6 Leg uit waarom de schrijver in alinea 3 de vergelijking met Bol.com maakt. 7 In alinea 3 komen signaalwoorden voor de volgende verbanden voor: oorzaak-gevolg en uitspraak-reden. a Schrijf bij elk verband het signaalwoord op. b Schrijf voor elk signaalwoord de delen op die door het signaalwoord verbonden zijn. 8 In alinea 4 staat het woord bijvoorbeeld. a Heeft dit woord hier de functie van een signaalwoord? b Leg je antwoord uit. 9 Welke twee deelonderwerpen worden in de alinea’s 2 tot en met 4 behandeld? Schrijf de alinea(’s) en de deelonderwerpen daarbij op. 10 Wat is de hoofdgedachte van tekst 2?
Tekst 2 Reizen in 2050
5
10
15
20
25
Rond 2050 behoort vakantiestress waarschijnlijk tot het verleden. Dankzij nieuwe technieken verloopt alles supermakkelijk, van het voortraject tot de reis zelf. Je hoeft dus alleen nog maar te genieten. Een deel van de technologie die daarbij komt kijken, wordt op dit moment al ontwikkeld. Neem het boeken. Nu speur je vaak de ene na de andere vergelijkingswebsite af om de beste deals te vinden. Dat hoeft straks niet meer. Slimme software houdt precies bij in welke vakantiebestemming je geïnteresseerd bent en welke aanbieding je net iets langer bekijkt dan andere. Gezichtsherkenningssoftware kan analyseren bij welke vakantielanden je een blij gezicht trekt. Daardoor weet de computer eerder dan jij wat je leuk vindt en wordt een reis boeken net zo simpel als een boek kopen bij Bol.com. Bovendien ben je al veel beter geïnformeerd als je aankomt, want je kunt straks vanuit je luie stoel met een virtualrealitybril op je hoofd alvast door het hotel wandelen, het zwembad bekijken en je kamer inspecteren. Het reizen zelf wordt ook een stuk leuker. Door automatische incheckprocedures en snelle beveiligingsscans wordt vliegen bijvoorbeeld een fluitje van een cent. Dus de vakantie begint eigenlijk al op het moment dat je de voordeur achter je dichttrekt. Wie weet bevindt je bestemming zich niet eens op aarde. In 2050 kunnen we misschien wel nadenken over een reisje naar de maan of, als er nog snellere ruimtevaartuigen worden ontwikkeld, zelfs naar Mars. Uit: Reizen in 2050. In: Know How.
36 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 36
26-04-17 16:41
1
Lezen
Opdracht 3 T2 T1 T2 T1 T2 T1
B I B
I T1
Lees tekst 3 grondig. 1 Schrijf in je eigen woorden op wat de schrijver bedoelt met: a de ruimte in slingeren (r. 4) b spreekt tot de verbeelding (r. 4-5) c het vizier (r. 21) d gebakken lucht (r. 39) 2 Schrijf op waarnaar het woord Dit (r. 17) verwijst. Schrijf ook het regelnummer op. 3 a Op welke manier zijn de alinea’s 2 en 3 met elkaar verbonden? b Schrijf het woord / de woorden op waaraan je die manier herkent. 4 In de voorlaatste zin van alinea 3 staat het woord maar. Verbindt dit woord hier een uitspraak met een tegenstelling? Leg je antwoord uit. 5 a Wat betekent ‘met het nodige vallen en opstaan’? (r. 15) b Wat gebeurt er met het nodige vallen en opstaan? 6 Formuleer een kernzin voor alinea 4. 7 Past het tussenkopje boven alinea 4 goed bij de inhoud van de alinea? 8 Waarom is het volgens Gerard ’t Hooft bij dit project nodig mensen in plaats van robots naar de rode planeet te sturen? 9 In de laatste zin van alinea 5 staat een signaalwoord voor het verband uitspraakvergelijking. a Schrijf dit signaalwoord op. b Schrijf de beide delen van het verband op. 10 Vat in je eigen woorden de hoofdzaken van tekst 3 in maximaal 80 woorden samen. 11 Is de laatste alinea een goede slotalinea? Leg je antwoord uit. 12 a Wat is het tekstdoel van tekst 3? b Wat is de tekstvorm?
Tekst 3 Op vakantie naar Mars? Heb je al vakantieplannen? Misschien gaat je volgende reis niet naar Azië of Zuid-Amerika, maar naar Mars, de rode planeet.
5
10
15
De laatste jaren pakken commerciële bedrijven een steeds nadrukkelijker rol in de wereld van de bemande ruimtevaart. Mensen de ruimte in slingeren spreekt tot de verbeelding, maar is duur en gevaarlijk, en de budgetten bij traditionele overheidsinstellingen zoals NASA en ESA slinken. Commerciële bedrijven doen op dit moment al dienst als vrachtleverancier voor bijvoorbeeld het internationale ruimtestation ISS. En hoewel daar nog weleens wat mis wil gaan, pakken commerciële partijen een steeds nadrukkelijker rol. Ruimtetoerisme Ruimtetoerisme wint bovendien aan populariteit. Bedrijven zoals Virgin Galactic en SpaceX werken aan plannen om met groepen toeristen de dampkring te verlaten. Die laatste partij hoopt commerciële ruimtevaart bijvoorbeeld goedkoper te maken door herbruikbare raketten te bouwen, al gaat dat zoals vaker in de ruimtevaart nog wel met het nodige vallen en opstaan. Zo ‘landde’ in januari 2016 een herbruikbare raket van SpaceX nog iets te hard op de
37 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 37
26-04-17 16:41
Lezen
1
landingsplek op zijn boot. Dit met spectaculaire gevolgen. Een tweede poging in april ging al iets beter, maar eindigde opnieuw in een kapotte raket. De derde poging liep beter af. 20
25
30
35
40
Mars One Toch blijft het vizier van dit soort ruimtepioniers stevig op de toekomst gericht. SpaceX-baas Elon Musk wil niet alleen reizen naar Mars, maar wil het liefst zelfs miljoenen mensen op de rode planeet vestigen. Het initiatief Inspiration Mars wil toeristen in 2018 of 2021 meenemen op een flyby langs Mars (zonder te landen, dus). En het Nederlandse Mars One-project droomt hardop van een eerste bemande missie naar de rode planeet, waarbij de eerste mensen in 2027 voet op de grond zullen zetten. Ongelofelijk? Zeker. Maar Mars One heeft niet de minste ambassadeurs. Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft is bijvoorbeeld een van de supporters. ‘Al sinds het Apollo-programma droom ik van nederzettingen op andere planeten’, zei hij in een interview met New Scientist. ‘Natuurlijk besef ik als wetenschapper heel goed dat je beter slimme robots kunt sturen wanneer je meer wilt leren over andere planeten. Maar bij dit project gaat het erom of we kunnen overleven in een nieuwe omgeving, in een kleine gemeenschap met een micro-ecosysteem, waar we ons eigen voedsel kweken en alles opnieuw opbouwen. In zekere zin is dat hetzelfde als wat menselijke verkenners deden in de prehistorie.’ Hoewel je eerste bezoek aan camping Mars volgend jaar nog niet op het programma zal staan, zijn onze dromen van de rode planeet absoluut niet gebaseerd op gebakken lucht. We zullen je op de hoogte houden van deze spannende ontwikkeling op het gebied van wetenschap en technologie. Naar: Op vakantie naar Mars? Van: www.newscientist.nl.
38 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 38
26-04-17 16:41
1
Lezen
1.14 Alineaverbanden – Verbindingsmanieren (uitbreiding) R
Vorig jaar heb je geleerd dat tussen de zinnen en de alinea’s van een tekst een logisch verband bestaat en dat dit verband kan worden aangegeven door signaalwoorden of signaalwoordgroepen. Je hebt al verschillende verbanden geleerd. verband
signaalwoorden
uitspraak-opsomming
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste, ten tweede
uitspraak-tegenstelling
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover
uitspraak-voorbeeld
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo
middel-doel
waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te …
oorzaak-gevolg
daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
uitspraak-vergelijking
zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
uitspraak-reden
daarom, want, omdat, namelijk
Je breidt je kennis uit met nog een paar verbanden: • Uitspraak-conclusie Na een of meer uitspraken volgt een eindoordeel of besluit. Je herkent dit verband aan signaalwoorden als: dus, concluderend, hieruit volgt. • Uitspraak-samenvatting Na een of meer uitspraken worden de belangrijkste punten samengevat. Je herkent dit verband aan signaalwoorden als: kortom, samenvattend, al met al. • Uitspraak-voorwaarde Bij een uitspraak wordt in de zinnen ervoor of erna een voorwaarde bij de uitspraak gesteld. Je herkent dit verband aan signaalwoorden als: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat.
Opdracht 4 T1
T2 T1
B
Lees tekst 4 grondig. 1 Welke manier gebruikt de schrijver in de inleiding? 2 Musk noemt in alinea 2 een voorwaarde om zijn populatiedoel van 1 miljoen inwoners op Mars te bereiken. a Welk signaalwoord voor het verband uitspraak-voorwaarde herken je? b Schrijf de uitspraak en deze voorwaarde op. 3 Schrijf in je eigen woorden op wat de schrijver bedoelt met ‘aan de wieg stond’. (r. 8) 4 a Op welke manier zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden? b Schrijf het woord / de woorden op waaraan je die manier herkent.
39
ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 39
26-04-17 16:41
Lezen
T2
T1
T2 I T1
I
1
5 Musk noemt een prijs van 200.000 dollar. Vind jij dit een realistische prijs? Baseer je antwoord op informatie uit de tekst. 6 In alinea 4 staat twee keer het woord maar. a Is dit woord in beide gevallen een signaalwoord voor het verband uitspraaktegenstelling? b Leg je antwoord uit. 7 In alinea 5 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-conclusie. a Schrijf dit signaalwoord op. b Schrijf de beide delen van dit verband op. 8 Schrijf in je eigen woorden de hoofdzaak van alinea 5 op. Gebruik maximaal 30 woorden. 9 Vergelijk tekst 3 en tekst 4. a Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten? Schrijf er twee op. b Wat zijn de belangrijkste verschillen? Schrijf er twee op. 10 Staat er in de teksten nieuwe informatie voor jou? Licht je antwoord toe.
Tekst 4 ‘Eerste reis naar Mars in 2022’
5
10
15
20
25
40 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 40
De eerste reis naar Mars voor de mensheid lijkt er nu echt te gaan komen. SpaceX ontwikkelt een raket waarmee gegadigden naar de planeet worden gevlogen. Een enkeltje moet 200.000 dollar kosten. Dat onthulde eigenaar van het bedrijf en miljardair Elon Musk. In de raket van Musk passen 100 passagiers en de eerste vlucht zal vertrekken vanaf 2022. Over 46 tot 106 jaar moet het populatiedoel van 1 miljoen inwoners op de rode planeet zijn bereikt. Daarvoor zoekt hij grote groepen vrijwilligers. Die vindt hij alleen mits de reis niet te duur is. Dat zei Musk, die ook aan de wieg stond van ondernemingen als PayPal en Tesla. Hij streeft ernaar de kosten voor een enkeltje laag te houden, anders zullen mensen er nooit heen willen. ‘Je kunt geen beschaving creëren met een ticketprijs van 10 miljard euro per persoon. Ons doel is om de prijs voor een ticket vergelijkbaar te houden met de kosten van een gemiddelde woning in de Verenigde Staten, ongeveer 200.000 dollar.’ Mars ligt ongeveer 225 miljoen kilometer bij de aarde vandaan. De mens heeft nog nooit voet op de planeet gezet, maar daar zal gezien de plannen van Musk in de nabije toekomst verandering in komen. Hij zei tijdens de conferentie in september 2016 niet wat de speciale raketten kosten, maar wel dat er wordt samengewerkt met NASA en de Amerikaanse overheid. 2024 De eerste onbemande vlucht van de draagraket staat gepland in 2018. Als alles getest is, zou SpaceX elke 26 maanden een vlucht naar Mars willen organiseren, wanneer de planeet gunstig staat ten opzichte van de aarde. De eerste mensen zouden in 2024 op Mars moeten landen. SpaceX gaf een video vrij met beelden waarop te zien is hoe een reis naar Mars in zijn werk zou gaan. Een draagraket zou een passagierscabine in een baan om de aarde brengen, schreef de Washington Post. De raket zou terug naar de aarde keren om brandstof op te halen voor de capsule, die vervolgens op weg moet gaan naar Mars. Reizen naar Mars gaat dus zeker gebeuren. Uit: Sanne Riepema, ‘Eerste reis naar Mars in 2022’. Van: www.ad.nl.
26-04-17 16:41
1
Lezen
Opdracht 5 T1 T2 T1 T2 T1
B I B I B
Lees tekst 5 grondig. 1 In de laatste zin van de inleiding staat het woord dus. a Welk verband geeft dit woord hier aan? b Schrijf de beide delen van dit verband op. 2 a Formuleer een kernzin voor alinea 2. b Welke zin van alinea 2 geeft een bijzaak aan? 3 Bedenk een tussenkopje dat goed bij de inhoud van alinea 3 past. 4 a Schrijf alle signaalwoorden uit alinea 3 op. b Schrijf achter elk signaalwoord het verband op dat het aangeeft. c Schrijf van elk verband de beide delen op. 5 Formuleer de hoofdgedachte van tekst 5. 6 a Schrijf de highlights van Jupiter op. b Welke signaalwoorden verbinden de highlights met elkaar? 7 Verklaar in je eigen woorden wat superlatieven zijn. (r. 31) 8 ‘Blijf dus vooral in het ruimteschip’. Is dus hier een signaalwoord voor uitspraakconclusie? Leg je antwoord uit. 9 In alinea 2 en 3 van de tekst over Europa staan signaalwoorden voor het verband oorzaak-gevolg. a Schrijf deze signaalwoorden op. b Schrijf bij elk signaalwoord de delen van het verband op. 10 In de inleiding staat de volgende zin: ‘Niettemin zou Europa een van de eerste kandidaten zijn als we ooit wel buitenaards leven op het spoor komen.’ Welke verklaring hiervoor geeft de schrijver in de tekst? 11 Welke bezienswaardigheden heeft Europa? 12 In de laatste zin van de tekst over Europa kun je een signaalwoord toevoegen. Welk signaalwoord is dat? Leg je antwoord uit. 13 Schrijf de kenmerken van Venus op. 14 In de laatste zin staat een signaalwoord. a Schrijf dit signaalwoord op. b Welk verband geeft het signaalwoord aan? c Schrijf de delen van het verband op. 15 Is tekst 5 objectief of subjectief? Leg je antwoord uit. Opdracht 6
T2
I
T I
1 Is een reis naar Mars in 2050 een realistische optie volgens jou? Licht je antwoord duidelijk toe. 2 Naar welke van de drie beschreven planeten zou jij willen? Waarom juist naar die planeet? 3 Vind je de informatie uit de teksten 2 tot en met 5 interessant? Licht je antwoord toe. 4 Vind je de informatie uit de teksten 2 tot en met 5 waardevol? Waarom wel/niet? 5 Vond je het lezen van de teksten makkelijk of moeilijk? Leg je antwoord uit.
41 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 41
26-04-17 16:41
Lezen
1
Tekst 5 Reisgids voor het zonnestelsel
5
10
15
Welke planeet kies je straks voor je eerste ruimtereis? Een midweek naar Mars of Venus. Hoe cool zou dat zijn? Een retourtje ruimte is tot nu toe voorbehouden aan de happy few, die daar grof geld voor neertellen. Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groter publiek. Waarschijnlijk moeten ruimtereizigers nog altijd worden gelanceerd met raketten of wellicht zijn er tegen die tijd ruimtevliegtuigen. In elk geval blijven er zwaartekrachtslingers van andere planeten nodig om een eind in het zonnestelsel te komen. Sommige mensen dromen ervan dat er ooit kriskras door het zonnestelstel ruimtestations zijn te vinden van waaruit je kunt ‘meeliften’ naar andere bestemmingen in de kosmos. Op relatief korte afstand van de aarde valt er genoeg te ontdekken. Om te beginnen zijn daar Mars en Venus, die in sommige opzichten veel op de aarde lijken, maar in andere helemaal niet. Verder zijn er de ijsmanen van Jupiter en Saturnus die grote ondergrondse oceanen hebben waarin primitief leven mogelijk zou kunnen zijn. Jupiter zelf biedt genoeg spektakel, want in de dampkring raast al vier eeuwen een enorme storm rond. Kortom, er valt genoeg te kiezen. Met deze reisbrochure krijg je alvast een indruk van de ‘must sees’. Stel alvast je ‘space bucketlist’ op.
20
25
30
Jupiter Een storm die al vierhonderd jaar rondraast en bliksems die groter zijn dan wat dan ook. Welkom op Jupiter! De grootste planeet van ons zonnestelstel heeft een dikke dampkring van waterstof en helium en een door vloeibare metallische waterstof omgeven kern. De druk is hier 2 miljoen keer zo hoog als bij ons. Je wordt verpletterd zodra je je neus buitenboord steekt. Blijf dus vooral in het ruimteschip. Buitengewoon spectaculair is de grote rode vlek, een enorme anticycloon waarin de aarde wel drie keer past. Verder vind je er het prachtige poollicht – groter dan onze planeet – dat wordt veroorzaakt door het krachtige magnetische veld. En o ja, de bliksem is duizend keer krachtiger dan die bij ons. Een reisje in superlatieven, dus. Jupiter Oog van de storm Reistijd: vijf jaar Te combineren met: Europa, Ganymedes, Io Gemiddelde temperatuur: -145 graden Celsius
42 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 42
26-04-17 16:41
1
35
40
45
Lezen
Europa Tot nu toe zijn er in ons zonnestelsel geen levende wezens buiten de aarde aangetroffen. Niettemin zou Europa een van de eerste kandidaten zijn als we ooit wel buitenaards leven op het spoor komen. Op Europa draai je om de 3,5 dag om Jupiter heen. De maan staat altijd met dezelfde kant naar Jupiter gericht, maar door het duwen en trekken van de zware planeet is Europa’s baan elliptisch. Daardoor wordt de kern verwarmd en zou zich onder het ijsoppervlak een oceaan kunnen bevinden met een oppervlak dat groter is dan al het water op de aarde. Door de aanwezigheid van water en een warmtebron lijkt het binnenste van Europa geschikt te zijn voor buitenaards leven. Net als Enceladus kan Europa pluimen water de ruimte in slingeren. De lijnen die kriskras onder je voeten lopen, zijn warmere lagen die bloot kwamen doordat het ijsoppervlak uit elkaar is getrokken. Elders vind je zogeheten chaosgebieden, waar dik en dun ijs zijn samengedrukt tot ijsbergachtige structuren die over het oppervlak bewegen. Er valt op de drie na grootste maan van Jupiter genoeg te ontdekken Europa Op zoek naar leven Reistijd: vijf jaar Te combineren met: Jupiter, Ganymedes, Io Gemiddelde temperatuur: -160 graden Celsius
50
55
60
65
Venus Venus is de heetste planeet van het zonnestelsel, maar laat je daar niet door afschrikken. Tussen de 50 en 60 kilometer boven het oppervlak vind je de meest aarde-achtige omstandigheden van het hele zonnestelsel: de druk en temperatuur zijn er hetzelfde als op onze planeet. Boek een verblijf in een zwevende kolonie en geniet van de oogverblindende bliksems die door de dampkring schieten. Aan het oppervlak is het iets drukkender. Met een verschroeiende temperatuur van honderden graden Celsius – heet genoeg om lood te smelten – wil je niet zonder een beschermend pak op stap. Als je om je heen kijkt, ontdek je vele geologische structuren die ook op aarde voorkomen zoals enorme canyons, vulkanen en oude lavastromen. De kronen zijn een andere highlight: ringvormige formaties van soms wel 580 kilometer breed. Ze ontstonden toen heet materiaal uit de planeet omhoogkwam. Wie weet zie je vanuit je hoge onderkomen een actieve vulkaan – blijf vooral waar je bent, want bij een uitbarsting kan de temperatuur oplopen tot 800 graden Celsius. Hot, hot, hot! Venus Daar zit pit in Reistijd: drie maanden Te combineren met: Mercurius, de zon Gemiddelde temperatuur: 462 graden Celsius
Uit: Reisgids voor het zonnestelstel. In: Know How.
43 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 43
26-04-17 16:41
Schrijven
1
In dit blok ga je aan de slag met het schrijven van informatieve en activerende teksten. Bij het schrijven pas je alle kennis van de voorafgaande jaren toe. In het onderdeel Taalverzorging leer je een aantal nieuwe regels, waardoor je een nog betere schrijver wordt dan je al bent. Met behulp van de rubrics heb je je niveau van schrijfvaardigheid duidelijk in beeld.
Aan het einde van deze paragraaf: • heb je een deel van de lesstof van leerjaar 1 en 2 herhaald; • ken je de stijlfouten foutieve inversie en incongruentie; • kun je zinnen met taal- en stijlfouten verbeteren; • kun je een folder met informatieve en activerende teksten schrijven.
2F
1.15 Activerende tekst schrijven Opdracht 1
T 1
B
I
T2
T
Bij opdracht 5 ga je een vakantiefolder maken voor het jaar 2040. In deze folder komen informatieve en activerende teksten. In deze opdracht oefen je met het schrijven van een activerende tekst. Je maakt een flyer. 1 a Bespreek in tweetallen wat de kenmerken van een flyer zijn. b Maak een lijstje van de kenmerken. c Vergelijk jullie lijstje met dat van klasgenoten. 2 a Bekijk afbeelding 1 en 2. b Lees tekst 6. 3 Je gaat een activerende tekst schrijven bij afbeelding 1 of 2. a Kies een van de afbeeldingen. b Schrijf feitelijke informatie over je keuze op. Gebruik de informatie uit tekst 6 en/of zoek informatie op het internet. c Schrijf minimaal zes woorden op waarmee je reizigers wilt overhalen jouw hotel te boeken. d Wees creatief en bedenk en schrijf eigen aanvullende informatie op die past bij een activerende tekst. e Bedenk een slogan bij jouw keuze. 4 Maak een schrijfplan voor de tekst van je flyer. 5 a Schrijf de kladversie van je tekst. – Verwerk je aantekeningen van vraag 3 in je tekst. – Je tekst bestaat uit een inleiding van maximaal 60 woorden, twee alinea’s en een slot. – De hele tekst telt maximaal 175 woorden. – Schrijf korte, kernachtige zinnen. – Zorg ervoor dat de lezer de goede informatie krijgt en enthousiast raakt voor de bestemming. – Schrijf de slogan op een passende plaats. b Zoek en plaats een of twee passende afbeelding(en) bij je tekst.
44 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 44
26-04-17 16:41
1
I
T
Schrijven
6 a Ruil je tekst met die van een klasgenoot. b Lees de tekst van je klasgenoot. c Beantwoord de volgende vragen: – Bevat de tekst voldoende informatie over de bestemming? Zo nee, welke informatie ontbreekt? – Maakt de inleiding de lezer nieuwsgierig naar de tekst? – Zijn de zinnen kort en kernachtig? – Past de slogan goed bij de tekst? – Staan er voldoende activerende woorden in de tekst? – Passen de afbeeldingen bij de tekst? – Zou jij door deze tekst overgehaald worden als je belangstelling hebt voor de bestemming? Leg je antwoord uit. d Geef je opmerkingen met de tekst aan je klasgenoot. 7 Herschrijf je tekst en verwerk de opmerkingen.
Tekst 6 Bijzondere hotels Afbeelding 1 en 2 zijn foto’s van bijzondere verblijven in het noorden van Europa.
Afbeelding 1
Afbeelding 1 is het ICEHOTEL. Dit is ’s werelds eerste hotel gemaakt van sneeuw en ijs. Sinds 1989 bouwt een internationaal team van bouwers, architecten, kunstenaars en designers in het hart van Zweeds Lapland het ICEHOTEL. Een hotel gebouwd van duizenden tonnen sneeuw en ijs, compleet met lobby, receptie, kamers, suites, een ijskerk en een ice-bar. In november begint het team met de constructie, zodat het hotel half december open kan. Tot half januari wordt doorgewerkt aan de bouw van nog meer kamers en suites. In de lente smelt het hotel volledig weg. In Zweeds Lapland is niet alleen dit hotel speciaal, maar ook de schitterende natuur en het noorderlicht spreken tot de verbeelding. Gasten overnachten de eerste nacht in een van de koude kamers (-7 graden Celsius) en de nachten erna in de warme kamers.
45 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 45
26-04-17 16:41
Schrijven
1
Afbeelding 2
Afbeelding 2 is een van de mogelijkheden die het Treehotel in Zweden biedt. De gasten verblijven midden in de bossen. De kamers zijn ecovriendelijk, voorzien van alle moderne gemakken en ze zijn comfortabel ingericht. Vanuit hun kamer hebben de gasten zicht op de bosrijke omgeving. Douchen gebeurt in een apart gebouw op het terrein. In de keuken van het restaurant zijn de koks gespecialiseerd in het maken van allerlei wildschotels. Naar: www.bbi-travel.nl en www.booking.com.
1.16 Taalverzorging Afspraken en regels Schrijven De afgelopen jaren heb je een aantal afspraken en regels geleerd. Je vindt ze op pagina 285-287. Lees de regels 1 tot en met 12 nog een keer door. In deze paragraaf leer je drie nieuwe regels.
R
13 Voorkom foutieve inversie. In het Nederlands is de standaardvolgorde in hoofdzinnen onderwerp – persoonsvorm. Inversie is het verschijnsel waarbij in hoofdzinnen de volgorde persoonsvorm – onderwerp is. Dit is alleen toegestaan in de volgende situaties: • De hoofdzin is een vraagzin: Overnacht je volgende week in die iglo? • De hoofdzin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp: In die iglo overnacht ik volgende week. • De samengestelde zin begint met een bijzin: Terwijl ik met jou zat te kletsen, kreeg ik een bericht van het reisbureau over het ijshotel. In alle andere situaties is de volgorde persoonsvorm – onderwerp fout. voorbeeld Fout: Het regende de hele dag en ben ik dus de hele dag thuisgebleven. Je kunt de zin op de volgende manieren verbeteren: Het regende de hele dag en ik ben dus de hele dag thuisgebleven. Het regende de hele dag en dus ben ik de hele dag thuisgebleven.
46 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 46
26-04-17 16:41
1
Schrijven
14 Voorkom incongruentie. Het onderwerp en de persoonsvorm moeten gelijk in getal zijn, met andere woorden: onderwerp en persoonsvorm moeten congruent zijn. Als dat niet het geval is, dan is er sprake van een stijlfout die je incongruentie noemt.
R
voorbeeld 1 De groep jongeren heeft de reisleiding een origineel afscheidscadeau gegeven. (goed) 2 De media heeft veel aandacht aan de diskwalificatie van die schaatser besteed. (niet goed) 3 De politieagenten hebben gisteravond de overvallers vrij snel kunnen arresteren, omdat ze een doodlopende straat had genomen. (niet goed) In zin 1 is in het zinsdeel De groep jongeren het woord groep het belangrijkste woord. Dit woord is enkelvoudig. De persoonsvorm is dus ook enkelvoudig. In zin 2 is het woord media een meervoudig woord. De persoonsvorm moet dan ook meervoudig zijn. In zin 3 is in de bijzin het verwijswoord ze gebruikt. Dit verwijswoord kan naar een enkelvoudig of meervoudig woord verwijzen. In deze zin verwijst ze naar een meervoudig woord, namelijk overvallers. De persoonsvorm moet dus meervoudig zijn. Let bij het gebruik van het verwijswoord ze altijd heel goed op. 15 Beperk het gebruik van lijdende zinnen. In de paragraaf Grammatica heb je geleerd wat het verschil is tussen de bedrijvende en de lijdende vorm. Als je in een tekst veel zinnen in de lijdende vorm gebruikt, wordt de tekst vaak saai, onpersoonlijk of zakelijk. Daarom beperk je het gebruik ervan.
Opdracht 2 T1
B
I
1 Tekst 7 en 8 zijn geschreven door leeftijdgenoten. De teksten bevatten een aantal fouten. Lees de teksten en herschrijf ze. – Verbeter de zinnen met foutieve inversie en incongruentie. – Vervang verkeerd gebruikte woorden. – Wijzig de onduidelijke zinnen. – Plaats hoofdletters en leestekens. – Verander lijdende zinnen in bedrijvende zinnen. 2 Ruil je herschreven teksten met die van een klasgenoot. – Lees de teksten van je klasgenoot. – Bepaal of je klasgenoot de teksten correct heeft herschreven. – Schrijf eventuele opmerkingen onder de teksten.
47 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 47
26-04-17 16:41
Schrijven
1
Tekst 7 Elon Musk wil over zes jaar de mensheid de mogelijkheid geven om naar mars te reizen. In 2018 is er al een onbemande raket gepland om op mars voorwerk te verrichten en verkennen. De raketten die ons mensen naar de rode planeet moet vervoeren zijn groot genoeg voor 100 man. Dat raketten van Musk terug kunnen landen op de aarde, was al bekend, maar het is niet bekend of het veilig was om deze raketten daarna weer een reis te laten maken in de ruimte. In 2024 wordt het de bedoeling dat de eerste raket met passagiers aan boord een landing gaan maken op mars.
Tekst 8 Op aarde kunnen in de toekomst verschillende rampen overkomen. Er kan bijvoorbeeld op de aarde een asteroĂŻde-inslag inslaan of kan door de opwarming van de aarde er een hevige klimaatverandering plaatsvinden. Verder zijn er mogelijkheden zoals een kernoorlog of een geavanceerde kunstmatige intelligentie die tegen de mensheid is. Die rampen kunnen de mensheid op aarde verwoesten. Daarvoor hebben elon musk en zijn medewerkers plannen om mars te koloniseren. Ze hebben het plan robots op mars te zetten die ondergrondse huizen bouwt en mars klaarmaakt voor de mens. Mars wordt dus bewoonbaar gemaakt door de robots, maar duurt nog zeker vijftien jaar voor het zover is. De eerste 100 bewoners worden in 2024 door een raket in 6 maanden naar mars gebracht.
1.17 Tekstvorm: folder Als je veel mensen tegelijkertijd dezelfde boodschap wilt meedelen, maak je een folder. Je kunt deze tekstsoort maken om je publiek te informeren of over te halen. Een folder bestaat uit meer dan twee pagina’s. De opbouw, de tekst en de opmaak zijn afhankelijk van je doel. Als je doel informeren is, bouw je de tekst op volgens het model inleiding, middenstuk en slot. Als je doel overhalen is, dan ben je vrijer in de opbouw van je tekst. Een voorwaarde is wel dat de inhoud van de tekst duidelijk overkomt bij de lezer.
R
48 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 48
26-04-17 16:41
1
Schrijven
Opdracht 3
T1 I
B
T1 T 2
T1
I B
Over zo’n dertig jaar ga je het meemaken: reizen naar Mars en allerlei andere futuristische mogelijkheden. Kruip alvast in het jaar 2040. Welke mogelijkheden voor vakanties zijn er dan? Je gaat een futuristische vakantiefolder maken. In de folder schrijf je voor drie reizen een informatieve tekst en twee activerende teksten. Je maakt de folder voor volwassenen met en zonder kinderen. Voordat je de teksten voor deze folder gaat schrijven, bereid je je voor op het schrijven. 1 Lees de teksten in de paragraaf Lezen nog een keer door. 2 Schrijf de informatie uit deze teksten op die je wilt gebruiken voor je folder. 3 Laat je fantasie de vrije loop en bedenk wat er in 2040 allemaal mogelijk kan zijn. Maak (in duo’s) een futuristisch ideeënlijstje. 4 Zoek zo nodig aanvullende informatie op internet. 5 Verwerk de verzamelde informatie per tekst in een schrijfplan. – Bedenk welke informatie je voor welke specifieke doelgroep gaat gebruiken. – Voor de informatieve tekst bepaal je per alinea de deelonderwerpen, de kernzinnen en de aanvullende informatie. – Voor de activerende teksten bepaal je de deelonderwerpen, waarom de lezer in actie moet komen, wat de belangrijke informatie is en welke activerende woorden je wilt gebruiken. Bedenk voor de activerende teksten een slogan die de aandacht trekt en vasthoudt. 6 Lees van een klasgenoot de uitwerking van vraag 5. a Benoem wat je sterk vindt. b Geef tips als dat nodig is. c Bespreek de opmerkingen met elkaar. d Verwerk zo nodig de tips en opmerkingen van je klasgenoot. 7 Zoek of maak voldoende afbeeldingen bij de teksten. 8 Bedenk hoe je de teksten over de pagina’s van de folder wilt verdelen. Opdracht 4
T1 T2 T1
B I
1 Bekijk de volgende nummers van de rubrics Schrijven achter in het boek (p. 298-300). – Inhoud nummer 4 – Structuur nummer 6, 7, 9 en 10 – Publiekgerichtheid nummer 13 – Woordenschat nummer 14, 15, 16, 17 en 18 2 Bepaal voor jezelf welk niveau je in dit blok van plan bent te behalen. Licht je keuze toe. 3 Welke stappen ga je zetten? 4 Wie gaat behalve jijzelf bepalen of je je doel hebt bereikt?
49 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 49
26-04-17 16:41
Schrijven
1
1.18 Folder schrijven Eindopdracht Toets Opdracht 5 T 1 I
T
T1 T2
I T1 T2 T1
I T2 I T2
1 Maak de folder van vier pagina’s. – Gebruik hiervoor je aantekeningen bij opdracht 3. – Op de voorkant schrijf je een korte tekst waarin je het onderwerp van de folder laat weten en waarin je de interesse van de lezer wekt. 2 Schrijf de kladversie van de informatieve tekst. – Schrijf een aantrekkelijke titel boven de tekst. – Kies een manier voor de inleiding. – Schrijf de alinea’s van het middenstuk. Gebruik hierbij je aantekeningen van opdracht 3. – Gebruik minimaal een keer een manier om de alinea’s van het middenstuk met elkaar te verbinden. – Schrijf een passend slot bij de alinea’s van het middenstuk. – Gebruik minimaal twee passende signaalwoorden. – Plaats passende tussenkopjes. – Formuleer goede en correcte zinnen. – Stem het taalgebruik af op je publiek. 3 Schrijf de kladversie van de activerende teksten. – Schrijf een korte, kernachtige kop boven elke tekst. – Verdeel de teksten in korte, duidelijke delen. – Gebruik in elke tekst minimaal twee passende signaalwoorden. – Zorg ervoor dat belangrijke woorden de aandacht trekken. Onderstreep ze, gebruik een groter lettertype. – Eindig de tekst met een slogan of een andere duidelijk enthousiasmerende oproep. – Formuleer goede en correcte zinnen. – Stem het taalgebruik af op je publiek. 4 Lees de kladversies van je teksten goed door en verbeter ze als het nodig is. Opdracht 6
T2
I
1 Bepaal na het aanpassen van de kladversie van je teksten welk niveau je van de in opdracht 4 genoemde rubrics hebt behaald. Schrijf het resultaat op. 2 Heb je de stappen van vraag 3 van opdracht 4 gevolgd? 3 a Bij vraag 4 van opdracht 4 heb je aangegeven wie meebepaalt of je je niveau hebt behaald. Bespreek jouw resultaat (zie vraag 1) met de medebeoordelaar. b Vindt je medebeoordelaar ook dat je het door jou gewenste niveau hebt behaald? Licht zijn/haar antwoord toe. 4 Wat worden op basis van het resultaat van dit blok in elk geval verbeterpunten voor de opdracht(en) van het volgende blok?
50 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 50
26-04-17 16:41
Spreken, kijken en luisteren
1
Bij een presentatie zijn twee dingen belangrijk: wát je zegt en hóé je het zegt. Dat laatste is vaak eigenlijk het belangrijkste. Dat is wat ‘blijft hangen’, meer dan het onderwerp waar het over gaat. Vooral je mimiek, je houding, intonatie en taalgebruik vallen op en maken een presentatie al dan niet interessant. In deze paragraaf hoor en zie je daar voorbeelden van. Je gaat bovendien zelf aan de slag met presenteren.
Aan het einde van deze paragraaf: • heb je een deel van de lesstof van leerjaar 1 en 2 herhaald; • weet je hoe je lichaamstaal en stemgebruik op de goede manier inzet; • ken je de verschillende spreekdoelen en kun je ze zelf doelbewust afwisselen; • kun je met behulp van een spreekplan en hulpmiddelen een publiekgerichte presentatie geven.
2F
1.19 Kijken en luisteren Spreekdoel, luisterdoel en luistermanier – Herhaling Opdracht 1 T1
1 Geef van elk van de volgende situaties aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert. a Er vindt een bijeenkomst plaats voor inwoners van een stadsdeel waar binnenkort een asielzoekerscentrum wordt geopend. De burgemeester spreekt de inwoners toe. b Een psychologiestudent loopt in de straat en belt bij iedereen aan. Hij werkt voor War Child en wil zo veel mogelijk geld inzamelen en mensen donateur maken. c In de plaatselijke sporthal is een energiebeurs georganiseerd. Aanbieders van zonnepanelen, zonneboilers en andere energiebesparende apparaten vertellen honderduit over de voordelen van energiezuinige producten. d Je mentor is bij een feestje van zijn schoonouders uit zijn broek gescheurd en vertelt in de klas hoe gênant dat was en hoe hij dat heeft opgelost. De hele klas ligt in een deuk. e De schoolfotograaf is er en wil portretfoto’s maken, waarbij elke leerling dezelfde pose aanneemt. f Je weet dat er in een van de volgende maanden een festival plaatsvindt waar vele artiesten zullen optreden. Jij wilt weten of Dré Hazes ook komt en luistert naar de radio, waarop een aankondiging te horen is. 2 Lees de theorie hierna. Controleer je antwoorden en pas ze zo nodig aan.
51 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 51
26-04-17 16:41
Spreken, kijken en luisteren
1
Elke spreker heeft een doel. De ene spreker wil je bijvoorbeeld een mop vertellen, de andere wil je na laten denken over iets, en weer iemand anders wil je uitleg geven hoe je iets moet doen. Je snapt een spreker beter als je van tevoren weet wat hij wil bereiken. Het komt vaak voor dat een spreker verschillende doelen combineert. Zo kun je iemand heel goed overtuigen van je mening door eerst de nodige informatie te geven. Of je kunt het publiek op een grappige manier vertellen (amuseren) wat ze moeten doen (overhalen).
R
Soms weiden sprekers enorm uit. Ze doen dit om hun verhaal spannender te maken, of voor de luisteraar interessanter. Cabaretiers bijvoorbeeld kunnen heel veel praten, maar weinig zeggen. Je luistert dan wel, maar hoor je ook daadwerkelijk wat er wordt gezegd? Met andere woorden: je kiest zelf ook steeds de manier waarop je luistert (precies, globaal, selectief ). Je luistermanier is afhankelijk van je eigen luisterdoel.
Opdracht 2 T1
Kijk en luister naar het fragment met Najib Amhali. Schrijf daarna globaal op waar het over gaat, beschrijf de lichaamshouding en de mimiek van Najib Amhali, hoe het podium eruitziet, hoe het publiek reageert en wat je nog meer opvalt. Opdracht 3
T1
T2
T1
Beantwoord nu de volgende vragen zonder het fragment nogmaals te bekijken. 1 Wat is de hoofdzaak en wat zijn de bijzaken? 2 Najib Amhali noemt voorbeelden van kattenkwaad dat hij vroeger uithaalde. Welke? 3 Hij heeft het over ‘mijn tijd’. Welke tijd bedoelt hij daarmee? 4 Na 1.45 stelt Najib de jeugd van vroeger tegenover de jeugd van tegenwoordig. a Welk(e) signaalwoord(en) voor het verband tegenstelling hoor je? b Schrijf de delen van de tegenstelling kort in je eigen woorden op. 5 Najib geeft een aantal voorbeelden van hoe het vroeger in de klas / op school ging. Noem ten minste drie voorbeelden. 6 In het fragment worden enkele woorden gebruikt die niet alledaags (meer) zijn. Schrijf in je eigen woorden op wat Najib Amhali bedoelt met: – schavuiten – ben je besodemieterd – betoeterd 7 Welk(e) spreekdoel(en) heeft Najib Amhali? Opdracht 4
T1
1 Kijk en luister opnieuw naar het fragment en maak aantekeningen. Kloppen de antwoorden die je bij opdracht 2 gegeven hebt? Zo nee, verbeter dan je antwoorden. 2 Wat kun je concluderen over je luisterdoel en de manier waarop je hebt geluisterd?
52 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 52
26-04-17 16:41
1
Spreken, kijken en luisteren
Opdracht 5 I
T1 T 2
1 Vat de hoofdzaken van het fragment samen in 50 tot 60 woorden. Gebruik hiervoor je aantekeningen en de (verbeterde) antwoorden bij opdracht 3. Schrijf een begrijpelijke samenvatting, voorzien van een titel, voor een breed publiek van jongeren dat het fragment nog niet kent. 2 Vergelijk je samenvatting met die van een klasgenoot. 3 Bespreek de verschillen. Verbeter zo nodig je samenvatting.
1.20 Spreken Presentatie, lichaamstaal, stemgebruik, publiek – Herhaling Opdracht 6 T1
1 Schrijf drie vormen van non-verbale communicatie op. 2 Waarom zijn je stemgebruik en gezichtsuitdrukking heel belangrijk in een presentatie? 3 Bij een presentatie wil je de aandacht van je publiek trekken en vasthouden. Schrijf vier manieren op die je kunt gebruiken om je publiek te motiveren. 4 Waar hangt je keuze voor formeel of informeel taalgebruik van af? Licht je antwoord toe. Opdracht 7
T2
T1 T2
T1
Kijk en luister naar het fragment met cabaretier Guido Weijers, die een spreekbeurt over kippen houdt. 1 Beoordeel Guido’s presentatie met de volgende rubrics op pagina 295-296 en bepaal zijn niveau: – Inhoud nummer 3 – Structuur nummer 6 – Publiekgerichtheid nummer 10 en 11 – Woordenschat nummer 13 – Taalgebruik en techniek nummer 14, 15, 16 en 17 2 Beschrijf kort zijn lichaamstaal, mimiek, stemgebruik en taalgebruik. 3 Geef je mening over de inhoud en het gebruik van hulpmiddelen in Guido’s presentatie. Onderbouw je mening met drie voorbeelden. 4 Guido houdt toch de aandacht van zijn publiek vast. Hoe doet hij dat?
53 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 53
26-04-17 16:41
Spreken, kijken en luisteren
1
Presentatie, spreekdoel, spreekplan, hulpmiddelen – Herhaling Opdracht 8 T1
1 Leg uit waarom je in een spreekplan het publiek benoemt. 2 Welke andere onderdelen neem je op in een spreekplan? 3 Bedenk bij elk spreekdoel een voorbeeld van een presentatie die goed bij het doel past: informeren, uitleg geven, mening laten vormen, overtuigen, overhalen, amuseren. 4 Schrijf op welke hulpmiddelen je kunt gebruiken bij de verschillende presentatievormen die je bij vraag 3 hebt bedacht. 5 Waarom kun je tijdens een presentatie een voorwerp beter in eigen handen houden dan doorgeven aan het publiek? 6 Vergelijk je antwoorden op de vragen 1 tot en met 5 met die van een of meer klasgenoten. Bespreek de verschillen en verbeter zo nodig je antwoorden.
In leerjaar 1 en 2 heb je geleerd hoe je een presentatie goed voorbereidt en waar je op moet letten bij de uitvoering. In de voorbereiding verken je je onderwerp, verzamel je informatie en verwerk je de belangrijkste punten in een overzichtelijk spreekplan. Daarnaast bedenk je welke hulpmiddelen je wilt inzetten, zoals Prezi, powerpoint of het digibord. Je kunt de presentatie ondersteunen en/of aanvullen met beeldmateriaal. Denk aan foto’s, filmpjes, schema’s of grafieken. Daarnaast kun je beeld ook gebruiken om je presentatie levendiger te maken. Tijdens de presentatie is het belangrijk dat je het spreekdoel goed in de gaten blijft houden. Maak gebruik van je spreekplan als geheugensteuntje tijdens je presentatie. Denk daarnaast aan de manier waarop je zelf presenteert: • Betrek je publiek bij je presentatie en kijk hen ook aan. • Let erop dat je houding je verhaal ondersteunt. • Zorg ervoor dat je goed verstaanbaar bent. Kies het goede volume en tempo en spreek de woorden duidelijk uit. Geef je publiek na afloop de ruimte om vragen te stellen en beantwoord de vragen zo goed mogelijk. Zeg het eerlijk als je het antwoord niet weet.
Opdracht 9 T2
Je hebt een fragment gezien waarin Guido Weijers een spreekbeurt hield over kippen. Bij opdracht 10 is het jouw beurt! Bereid twee korte presentaties van elk 1 minuut voor: – Beide presentaties gaan over hetzelfde onderwerp, maar hebben elk een ander spreekdoel. Het doel van je eerste presentatie is informeren, het doel van je tweede presentatie is overhalen. – Kies uit de onderwerpen hierna of overleg met je docent over een ander onderwerp. – Maak voor elke presentatie een apart spreekplan. Neem het lege spreekplan hierna over en vul het aan. – Selecteer de goede hulpmiddelen en/of zorg voor passend beeldmateriaal.
54 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 54
26-04-17 16:41
1
Spreken, kijken en luisteren
Onderwerpen: – een vakantiebestemming: erover informeren / overhalen ernaartoe te gaan – jezelf: iets over jezelf vertellen / jezelf ‘verkopen’ voor een bijbaantje – een sport: erover informeren / overhalen de sport ook te gaan beoefenen – dierenleed: erover informeren / werven om te gaan collecteren voor de Dierenbescherming Onderwerp: Publiek: Spreekdoel: Hoofdgedachte: Inleiding Middenstuk
Deelonderwerp
Inhoud
1 2 3 Slot
Toets Opdracht 10 T2 T1 I T2 T1 T2
Geef je presentaties aan de hand van je spreekplan. Je presentaties en spreekplannen worden beoordeeld op de volgende punten: – Is het spreekplan van beide presentaties duidelijk en compleet? – Komt het spreekdoel in beide presentaties duidelijk naar voren? – Lukt het je binnen de tijd te blijven? – Passen je toon en woordkeuze bij het publiek? – Ondersteunen je houding en je stemgebruik de presentatie? – Spreek je vloeiend, zonder haperingen? – Heb je goed gebruikgemaakt van beeldmateriaal en hulpmiddelen? Opdracht 11
T2
T1 T2
1 Beoordeel de presentatie en het spreekplan van een klasgenoot aan de hand van het beoordelingsmodel. 2 Geef de beoordeling aan je klasgenoot. 3 Bekijk de beoordeling die jij hebt gekregen. 4 Bepaal op welk onderdeel of op welke onderdelen je jezelf na dit blok wilt verbeteren.
55 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 55
26-04-17 16:41
Projectopdracht
1
In deze opdracht: • maak je een poster; (Schrijven) • bedenk je een goede slogan; (Schrijven) • maak je gebruik van beeldspraak. (Fictie)
Terrasje? Projectopdracht T1
B
T2
I
I
T
In deze opdracht maak je een poster. De poster gaat over je eigen woonplaats of streek. Het doel van de poster is om toeristen te trekken. 1 Maak groepjes van drie of vier klasgenoten. Jullie gaan een poster ontwerpen om toeristen te trekken naar jullie eigen stad of omgeving. De poster geeft informatie, maar is ook activerend en moet toeristen aanspreken. 2 Zoek informatie voor op de poster. – Verzamel informatie over jouw woonplaats of regio. – Kies één of twee attracties die toeristen aanspreken. – Zorg dat de informatie duidelijk is en klopt. 3 Maak de poster. – Maak een korte tekst en slogan om toeristen te activeren naar de woonplaats of regio te komen. Een slogan is een pakkende slagzin die wordt gebruikt in een reclame. – Gebruik beeldspraak in je tekst en slogan. Lees hiervoor nog een keer de theorie over beeldspraak door in de paragraaf Fictie. – Gebruik geschikt beeld en geef de poster goed vorm. 4 Hang alle posters op in de klas. Beoordeel de posters. – Ga met je eigen groep langs de posters van de andere groepen. – Geef bij elke poster een punt dat jullie goed vinden en een punt dat verbeterd zou kunnen worden. Schrijf dit op een geel velletje en plak dit bij de poster. – Kies met je groep wat jullie de beste poster vinden. Onderbouw je mening met ten minste twee argumenten. De poster met de meeste stemmen wint.
56 ONO2_3vwo_COMPLEET_BOEK.indb 56
26-04-17 16:41
WWW.OPNIVEAU-ONLINE.NL
onderbouw | vwo
Jacqueline Buhler Geertje Plug Erica Renckens Jante Rittersma Saskia Tromp - Lantman Marjan van Verseveld
Op niveau onderbouw 2e editie: dĂŠ lesmethode voor Nederlands in het voortgezet onderwijs de methode is zowel lineair (per blok) als modulair (per vaardigheid) te doorlopen; alle toetsen en opgaven zijn gelabeld volgens de principes van OBIT en RTTI; de leesspecialist: Op niveau besteedt veel aandacht aan lezen, o.a. door de leesapp en de samenwerking met de Jonge Jury;
onderbouw | vwo Leeropdrachtenboek
Eindredactie Evelien Otte
leeropdrachtenboek
bij elke paragraaf een overzicht van leerdoelen met Meijerink-niveau; na elk blok een projectopdracht waarbij je toepast wat je in het blok hebt geleerd; uitgebreid digitaal lesmateriaal op www.opniveau-online.nl.
3
3
NEDERLANDS 9 789006 921663