Tijdvakken en historische contexten 4/5/6 VWO Naam Klas
Ontdek het verleden, begrijp het heden.
Inhoud
Tijdvakken
Geschiedenis indelen
1 2 3
4 Tijd van steden en staten (1000-1500) 2
5 6 7 8 9 10
Tijd van jagers en boeren Tijd van Grieken en Romeinen Tijd van monniken en ridders
Oriëntatie 2 4.1 Opbloei en macht van de stad 4 4.2 Staten ontstaan 9 4.3 De paus en de kruistochten 13 Afsluiting 18 Examentraining 20
Tijd van ontdekkers en hervormers Tijd van regenten en vorsten Tijd van pruiken en revoluties Tijd van burgers en stoommachines Tijd van wereldoorlogen Tijd van televisie en computer
Historische contexten
1
Steden en burgers in de Lage Landen 1050-1700
2
Verlichting 1650-1900
3 China (1842-2001) 22
4 Duitsland in Europa (1918-1991) 56
Oriëntatie 22 3.1 China en het modern imperialisme 25 3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht 33 3.3 De Volksrepubliek China 40 Afsluiting 51 Examentraining 53
Oriëntatie 56 4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog 59 4.2 Duitsland in de Koude Oorlog 73 4.3 Toenadering, hereniging en integratie 85 Afsluiting 91 Examentraining 93
Dit betreft tijdelijk materiaal, zetfouten voorbehouden. Het complete boek en de digitale variant hiervan (Tijdvakken en Historische contexten) verschijnen in juni 2019. Houd onze website in de gaten voor meer informatie en actuele verschijningsdata.
2
4
Tijd van steden en staten 1000-1500 13 14 15 16 17
Kenmerkende aspecten
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. Het begin van staatsvorming en centralisatie. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
3000 v. Chr.
1 voor Chr.
Prehistorie
500 na Chr.
Oudheid
3
Oriëntatie
Het tapijt van Bayeux (geborduurd rond 1068) is een linnen doek van zeventig meter lang en vijftig centimeter hoog. Als een stripverhaal is de voorgeschiedenis en het verloop van de Slag bij Hastings van 1066 afgebeeld.
Schotland
Ierland
0
York Stanford Bridge
Dublin
Willem de Veroveraar
200 km
e ze rd
Cambridge
Engeland
Wales
Londen
Sluis
Vlaanderen Hastings Bouvines HEILIGE Azincourt Kanaal Crécy t e ROOMSE H RIJK Rouen Normandië Bretagne
Château Gaillard Champagne Parijs Orléans
Go lf v an
Bourgondië Poitou
B aje isk
In 1064 voelde de Engelse koning Edward zijn einde naderen. Tevreden stelde de vrome koning (vandaar zijn bijnaam ‘de Belijder’) vast dat zijn belangrijkste levenswerk was voltooid. In Londen had hij, na de nieuwbouw van het Westminster Palace, voor de Westminster Abbey een prachtige nieuwe kerk laten bouwen. Na zijn dood in 1066 werd hij daar begraven. Edward de Belijder was kinderloos. Drie verre familieleden stonden klaar om hem op te volgen. De machtige Engelse graaf Harold liet zich snel door de Engelse adel tot koning kiezen. Vanuit Noorwegen viel koning Harald het land binnen en aan de overzijde van Het Kanaal maakte de Normandische graaf Willem zich op om de troon te veroveren. Willem liet schepen bouwen en hij voerde wapens en voedsel aan om zijn ridders en voetknechten, in totaal zevenduizend man, mee uit te rusten. De krijgers van Harold rekenden in het noorden van Engeland af met de Noorse koning. Maar tijdens de Slag bij
100
No o
bron 1
Châlus Périgord Guyenne
Auvergne
Toulouse Toulouse Muret
Béziers
Engeland
lenen van de Franse kroon
Saksen
omstreden door Engeland en Frankrijk
Juten en Friezen
veldslag
Angelen en Denen
belegerde en veroverde stad
Kelten
Willem de Veroveraar
Engelse bezittingen 1154
Harold
Engelse bezittingen 1259 gebied van de Franse koning 1180
bron 2
Herald
Engeland en Frankrijk in de periode 1066-1400.
Hastings bleek hij niet opgewassen tegen de Normandiërs. De boogschutters van het invasieleger lieten een regen van pijlen op hun vijanden neerkomen. Een Normandische ruiter stormde op Harold af en doodde hem met zijn zwaard. Na het winnen van de Slag bij Hastings werd Willem van Normandië koning van Engeland. Hij kreeg de bijnaam ‘de Veroveraar’ en reorganiseerde Engeland tot een moderne feodale staat.
bron 3
Londen koos in ruil voor handhaving van de vrijheden van de stad, onmiddellijk na 1066 de kant van de nieuwe koning. In de Tijd van steden en staten groeide Londen uit tot het centrale bestuurscentrum. Miniatuur uit omstreeks 1485.
1000
Middeleeuwen
In de late Middeleeuwen kwamen nijverheid en handel tot bloei. Rijke stedelingen streefden naar invloed op het bestuur, ten koste van de adel en de koning. Ook speelde er een machtsstrijd tussen koning en paus. Dit veelzijdige krachtenspel wordt in dit hoofdstuk uiteengezet.
1500
1600
1700
Vroegmoderne tijd
1800
1900 1950 heden Moderne tijd
Opbloei en macht van de stad
4.1 13 14
bron 4
Kenmerkende aspecten
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
Franse miniatuur uit 1422.
Moderniseringen in de landbouw In het midden van het miniatuur van bron 4 is een boer te zien die twee paarden heeft gespannen voor een enorme ploeg met twee wielen. Een tweede boer laat een paard een eg trekken om de grond geschikt te maken om graan in te zaaien. De man rechts zaait uit een voorschort graan uit over de geploegde en geëgde akker. Niets speciaals… of toch? De miniaturist geeft een voorstelling van de vele vernieuwingen in de landbouw in de Tijd van steden en staten. De boeren vervingen de oude, eenvoudige ploeg waarmee ze de grond slechts opzij duwden door de zware karploeg die de grond echt opensnijdt en omkeert. In plaats van ossen spanden ze paarden voor de ploeg. Paarden zijn wendbaarder en houden het zware werk langer vol. Daarvoor was eerst de uitvinding van de haam nodig, een brede band die om de hals van het paard wordt gelegd. Daarmee kan het paard als trekdier zijn kracht optimaal inzetten.
Door akkers te bemesten, raakte de grond minder snel uitgeput. Daardoor kon jaarlijks twee derde van de akkers worden ingezaaid, in plaats van de helft. De vruchtbare grond in Vlaanderen en Noord-Italië was daarvoor het meest geschikt. De graanproductie nam toe en de bevolkingsomvang groeide snel. Deze ontwikkelingen en de opbloei van handel en nijverheid worden in deze paragraaf uiteengezet.
Nieuwe steden, handel en nijverheid In de vroege Middeleeuwen was elk dorp, vaak zelfs elk huishouden, vrijwel geheel autarkisch. Voedseloverschotten waren er niet, waardoor honger altijd op de loer lag. Toen Willem de Veroveraar Engeland veroverde, waren er daar nog nauwelijks ontginningen. Daarin kwam snel verandering. Met het leger van Willem de Veroveraar waren ook enkele Vlaamse edelen meegekomen naar Engeland. Zij wisten van de
5
4.1 Opbloei en macht van de stad
ontginningen in Vlaanderen en haalden Vlaamse boeren over om ook in Engeland ontginningen te beginnen. Kloosters uit Noord-Frankrijk en Vlaanderen hadden Willem de Veroveraar met voedsel en uitrusting gesteund bij zijn verovering van Engeland. Als beloning kregen zij in Engeland grond. De kloosterlingen ontgonnen die grond en namen het als landbouwgebied in gebruik. De boeren uit Vlaanderen gaven bovendien een sterke impuls aan de schapenteelt, waarmee ze in Vlaanderen vertrouwd waren. Dankzij de toenemende voedselproductie was het niet langer noodzakelijk dat alle mensen in de landbouw werkten. Wie daar handig in was, kon zich specialiseren in de productie van bijvoorbeeld aardewerk of textiel. Deze specialisten in een ambacht gingen wonen op een plek waar veel mensen kwamen en waar zijzelf en hun voorraden veilig waren. Bestaande stadjes werden hierdoor groter en bij knooppunten van handelsroutes en bij burchten ontstonden nieuwe steden. De hoeveelheid handel en nijverheid nam steeds verder toe, net als de omvang van de steden. De maatschappij veranderde van een landbouw samenleving in een landbouw-stedelijke samenleving. Willem de Veroveraar stichtte nieuwe steden op strategische plaatsen. Daarmee wilde hij handel en nijverheid bevorderen, maar hij had ook een politiek-militair motief. Vanuit de stad kon hij het omliggende platteland besturen en er belasting heffen. Dat vooral aan de grenzen met Wales en Schotland versterkte steden werden gebouwd, toont de militaire functie ervan.
Brugge, de belangrijkste haven van Vlaanderen. Via Londen kwamen ook luxeproducten, zoals wijn en specerijen, Engeland binnen. De bevolkingsgroei van Londen illustreert de bloei van de stad. Londen telde in de veertiende eeuw 45.000 inwoners, drie keer zoveel dan in de elfde eeuw. Maar in vergelijking met steden op het vasteland van Europa was Londen toch maar klein. Constantinopel was met ongeveer 300.000 inwoners de grootste stad. In Noord-Italië hadden de havensteden Venetië en Genua, en Bologna, Milaan en Florence, waar veel nijverheid was, bijna 100.000 inwoners. In de Nederlanden was Gent met 60.000 inwoners de grootste stad, gevolgd door Brugge.
Londen
Interregionale handel
Londen had in de elfde eeuw vijftienduizend inwoners en was daarmee veruit de grootste stad van Engeland. Na de Slag bij Hastings gaf Londen zich onmiddellijk over aan de nieuwe koning. De burgers van Londen eisten in ruil daarvoor wel dat Willem hun vrijheden in een privilege vastlegde. Dit privilege bevat de oudste stadsrechten van Londen.
Steden handelden aanvankelijk vooral met het omringende platteland. Boeren verkochten er voedsel en grondstoffen (zoals wol) en kochten van de opbrengst producten voor hun huishouden. Naast deze regionale handel was er ook interregionale handel. Handelaren uit Noord-Italië brachten specerijen en andere Aziatische en Arabische luxeproducten over de Alpen naar Noord-Europa. Enkele Noord-Franse steden organiseerden jaarlijks gedurende een aantal weken een jaarmarkt. Deze jaarmarkten vormden in de dertiende eeuw het hoogtepunt van de ‘handel van verre’. Handelaren wisselden daar Vlaams textiel uit tegen de handelswaren uit het Middellandse Zeegebied. In de veertiende eeuw namen de jaarmarkten in betekenis af. Italiaanse handelaren deden nu ook per schip Brugge aan. Ze hadden grotere schepen gebouwd, zodat het voor hen mogelijk en lonend was om via de Straat van Gibraltar naar Brugge te varen. Daarnaast maakten oorlogsgeweld en belastingen de handel over de weg onveilig en verminderde de winstgevendheid ervan. Handelaren organiseerden zich steeds vaker in koopmans gilden en werkten samen om handelsvoorrechten te krijgen, om elkaar bij te staan op reis en om kapitaal voor verre handelsreizen bijeen te krijgen. Het instellen van een Hanze
‘Willem de bisschop en Geoffrey de burgemeester en alle burgers van Londen, zowel Frans als Engels, vriendelijk gegroet. Het is mijn wil dat jullie wetten en gebruiken blijven gelden zoals ze in de tijd van koning Edward golden. Iedere zoon zal na de dood van zijn vader zijn erfenis krijgen. Niemand zal jullie kwaad mogen doen. God is met jullie.’ Uit: Privilege van Willem de Veroveraar voor Londen (1067).
bron 5 Londen ontwikkelde zich tot handelscentrum. In Vlaanderen was veel textielnijverheid. Vlaamse ambachtslieden produceerden onder meer laken, een wollen stof. Een deel van de benodigde wol werd ingevoerd vanuit Engeland. Het overgrote deel van deze wolhandel ging via Londen naar
bron 6
Miniatuur van een markt in Parijs uit omstreeks 1403.
6
4 Tijd van steden en staten
HOUT
Danzig GRAAN
Londen Bremen Brugge Antwerpen Ieper Leipzig Gent Keulen Atrecht WIJN Frankfurt Parijs Provins ZOUT Troyes Bar-sur-Aube
ce aa n A
he
Oo stze
Lübeck Hamburg
WOL
c tis tlan
e
Noo rdz e
e
Novgorod
Southampton
O
Riga VIS HOUT PELS Kiev
La Rochelle Bordeaux WIJN GRAAN
Milaan Genua Pisa
ZIJDE SPECERIJEN
Caffa
Venetië
Zee Zwarte
Florence
Lissabon Constantinopel
Antiochië
steden
grote commerciële regio’s
grote handelsroutes
hanzesteden
Vlaanderen
zeewegen
grote jaarmarkten
Champagne
landwegen
Italiaanse centra
Noord-Italië
Mi dd e ll a
ZIJDE EDELSTENEN
Alexandrië
andere steden
bron 7
Damaskus Akko
ndse Zee
SPECERIJEN
0
500
1.000 km
Handel in Europa omstreeks 1300.
was een volgende stap in het organiseren van de handel. Steden die in een Hanze samenwerkten, gaven elkaars handelaren allerlei handelsvoorrechten. Van de grootste Hanze waren vele tientallen handelssteden aan de Oostzee en de Noordzee lid. Zij handelden in bulkgoederen, zoals graan, vis en hout, en in duurdere producten, zoals was, pek en bont. Zoals de Noord-Italiaanse steden de schakels waren tussen Azië, Afrika en Europa, zo was Brugge dat tussen Zuid-Europa en het handelsgebied van de Noord-Europese Hanze.
Stadsstichtingen Steden in de Duitse gebieden speelden een minder belangrijke rol in de interregionale handel dan de steden met de jaarmarkten in Frankrijk, de Noord-Italiaanse steden, of Brugge. Toch zagen de koningen, keizers en regionale heersers in Centraal-Europa wel het nut van steden. Daarom stimuleerden zij de stichting en de groei van steden en gaven de inwoners privileges, bijvoorbeeld in de vorm van stadsrechten. Zulke vrijheden en voorrechten lokten veel mensen aan, ook vanaf het platteland. Doordat horigen van het platteland naar de stad vertrokken, dreigde een tekort aan horigen op de domeinen. De adel kon dit alleen voorkomen door ook voor de horigen de belastingen te verlagen en de verplichtingen te verminderen. Zo veroorzaakte de opkomst van de steden meer vrijheid voor de bevolking, zowel in de steden als op het platteland.
Conrad, hertog van Zwaben, stichtte Freiburg (ZuidoostDuitsland): ‘Het dient aan iedereen, nu en in de toekomst, bekend te zijn dat ik de kooplieden uit de omgeving heb samengeroepen. 1 Ik heb een markt opgericht en aan die markt iedere koopman een stuk grond gegeven van honderd voet lang en vijftig voet breed om er een huis te bouwen. Voor dat stuk grond moet de eigenaar elk jaar een schilling cijns betalen. 2 Ik garandeer iedereen die naar de markt komt, bescherming en veiligheid. Als iemand op de markt beroofd wordt, krijgt hij schadeloosstelling. 3 Als een van mijn burgers sterft, zullen zijn vrouw en zijn kinderen alles erven wat hij bezit. 4 De kooplieden van de marktplaats hoeven geen tol te betalen. 5 De burgers van de stad mogen hun eigen priester en hun eigen plaatselijke beschermheer kiezen.’ Uit: Stichtingsacte Freiburg (1120).
bron 8
Spanningen in de stad Aanvankelijk stelde de machthebber in de regio waarin een stad ontstond, een stadsbestuur samen. De patriciërs, de rijke, grondbezittende burgers, maakten in toenemende mate
4.1 Opbloei en macht van de stad
7
gebruik van hun financiële positie. In ruil voor belasting betalingen eisten en kregen ze invloed in het stadsbestuur. Ze kregen bijvoorbeeld het recht om als schepen plaats te nemen in de schepenbank, de rechtbank van de stad. Veel bestuurders behielden hun bestuursfunctie hun leven lang, ook wanneer ze slecht functioneerden. Er was bovendien sprake van corruptie en van vriendjespolitiek. Onder het gemeen, de grote meerderheid van de stedelingen die niet rijk was, bestond veel onvrede over deze situatie.
loon en acceptabele werktijden afdwingen. Naast de patriciërs en de handelaren eisten ook zij invloed op het stadsbestuur. Hoewel de adel bestuursmacht over de steden verloor, bleef er meestal nog wel een economische band bestaan tussen de stad en de edelman in wiens gebied die stad lag. De burgers moesten aan hem belasting betalen en handelaren die er kwamen, betaalden tol. In Noordwest-Europa was de invloed van de adel op de steden in Vlaanderen het verste afgenomen. In de grote en rijke steden van Noord-Italië was de machtpositie van de adel nog verder afgenomen. In feite waren daar stadstaten ontstaan, want steden als Florence, Milaan en Bologna overheersten het platteland en hadden er bestuursmacht.
‘1 Als iemand in de Raad gekozen wordt, dan mag hij twee jaren zitting hebben, daarna een jaar niet. 2 Om tot raadslid te worden gekozen, moet men vrijgeboren zijn van zowel vaders- als moederszijde en niet iemands bezit. 3 Een raadslid mag geen onecht kind zijn of een zoon van een geestelijke of pastoor. 4 Een raadslid moet grondbezit in de stad hebben en niet zijn geld verdienen in de nijverheid.’
Opdrachten Oriëntatie opdracht 1
Twee bewering over de Tijd van steden en staten: 1 Doordat in Engeland in de elfde eeuw de machts verhoudingen veranderden, veranderde ook de samenleving. 2 Doordat in Europa de samenleving veranderde, veranderden ook de machtsverhoudingen. Leg beide beweringen uit met de tekst van de Oriëntatie.
Uit: Privilege van Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen, voor de stad Lübeck (1167).
bron 9 Door de ontwikkelingen in de handel en nijverheid beschikten steeds nieuwe groepen in de stad over kapitaal en ze betaalden mee aan de belastingen. Ook zij eisten dan invloed in het stadsbestuur. Dat gold voor handelaren, maar ook de handwerkslieden werden een belangrijke economische macht in de stad. Om voor hun rechten op te komen, organiseerden ze zich in handwerkersgilden. Zo konden ze een rechtvaardiger
opdracht 2 relevantie – vaardigheid a
b c
d e
Standplaatsgebondenheid In de late Middeleeuwen kwam een proces van staatsvorming op gang: er ontstonden staten. Definieer wat jij verstaat onder een staat. Geef in je definitie aan welke kenmerken een staat heeft. Beoordeel in hoeverre Engeland in 1066 voldeed aan jouw kenmerken van een staat. Toen staten ontstonden, had dat kennelijk voordelen. Beredeneer wie voordeel hadden van de staatsvorming en op welke wijze. Beredeneer ook wie nadeel hadden van de staatsvorming en op welke wijze. Bedenk twee voordelen en twee nadelen van het bestaan van staten in onze tijd. Je hoeft je daarbij niet te beperken tot de machtsverhoudingen. Onthouden: 2a Begrijpen: 1, 2c, 2d, 2e Toepassen: 2b
bron 10
In de Duitse stad Augsburg kwamen in 1368 de gilden in opstand. Zij eisten vertegenwoordigers in het stadsbestuur. De opstand had effect: de wevers, bakkers, slagers, kooplieden en bierbrouwers kregen ieder een vertegenwoordiger in het stadsbestuur. Op het kussen in het midden van de afbeelding ligt een Bijbel en de sleutel voor de geldkist van de stad.
8
4 Tijd van steden en staten
opdracht 6 relevantie – vaardigheid
4.1 OPDRACHTEN opdracht 1 vaardigheid
Oorzaken en gevolgen Gebruik bron 4. a Noem vier vernieuwingen in de landbouw die bijdroegen aan een grotere voedselproductie. b Beredeneer de causale relatie tussen de grotere voedselproductie en: • de stichting van steden • de opleving van de economie.
opdracht 2
a
b
c d
Willem de Veroveraar was getrouwd met een Vlaamse. Beredeneer welke invloed dit huwelijk kan hebben gehad op de ontginningen in Engeland en op de stichting van nieuwe steden in Engeland.
opdracht 3
Gebruik bron 5 en 6. Stelling 1: Zowel Willem de Veroveraar als de stad Londen had voordeel van het privilege van 1067. Stelling 2: De producten die op de Parijse markt werden verhandeld, tonen aan dat de markt een regionale en een interregionale functie had. Stelling 3: De producten die volgens bron 6 op de Parijse markt werden verkocht, waren ook op Londense markten te koop. Toon telkens met twee verwijzingen naar de bron aan dat de stellingen juist zijn.
opdracht 4
a Geef een overeenkomst en een verschil tussen een koopmansgilde en een Hanze. b Door welke drie oorzaken verloren de jaarmarkten aan belang en nam de betekenis van Brugge in de interregionale handel toe?
opdracht 7 actieve werkvorm – vaardigheid
Veranderende betekenis van begrippen In dit boek heb je vier keer kennisgemaakt met steden: • de stadstaten in het gebied van de Eufraat en de Tigris • de poleis in het oude Griekenland • de steden in het Romeinse Rijk • de steden in de late Middeleeuwen. a Vorm een groepje van vier leerlingen. Iedere leerling kiest een van de vier soorten steden die hiervoor genoemd worden en gaat na wat de kenmerken zijn van de macht van de keizer of koning, de wetgeving, de organisatie van het stadsbestuur en de invloed van de verschillende bevolkingsgroepen daarop. Verdeel een vel A2-papier in vijf even grote delen: een middendeel en vier hoeken. In de vier hoekdelen zetten jullie de uitwerkingen. b Beoordeel gezamenlijk in welke soort stad de meeste inwoners betrokken werden bij het bestuur en in welke soort stad de inwoners de meeste vrijheid hadden. Werk dit uit in het middendeel van het A2-vel.
opdracht 8 samenvatting
opdracht 5 vaardigheid
Betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit van bronnen Gebruik bron 8. Onderzoeksvraag: ‘Hoe en waardoor werden de mensen in de Tijd van steden en staten vrijer?’ a Beredeneer of de bron bruikbaar is voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. b Beredeneer of de bron betrouwbaar is voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. c Beredeneer of de bron representatief is voor de ontwikkeling naar meer vrijheid voor horigen in de Middeleeuwen.
Motieven, standplaatsgebondenheid Gebruik bron 8 en 9. In de Middeleeuwen had elke stad eigen wetten en eigen rechten. Voorbeelden daarvan lees je in bron 8 en 9. Bedenk drie motieven die de hertogen hadden om aan die steden deze rechten te verlenen. Leg uit dat de burgers, de hertogen en zelfs horigen voordelen hadden van de stadsprivileges. Gebruik bronelementen in je antwoord. Alle partijen hadden voordeel van dit systeem. Bedenk waarom het desondanks in de loop van de tijd is afgeschaft. In onze tijd geldt een wet voor alle burgers in het hele land. Beredeneer waarom dit systeem voor onze samenleving effectiever is dan het systeem van stadsprivileges. Beredeneer vervolgens waarom ons huidige systeem in de Middeleeuwen niet effectief zou zijn geweest.
Gebruik bron 3, 4, 6 en 10. Leg in een betoog van ongeveer driehonderd woorden uit dat de opkomst van steden de feodale verhoudingen en vooral de macht van de adel aantastte. Bouw je betoog op aan de hand van drie van de vier genoemde bronnen. Verwijs in je betoog naar bronelementen.
Onthouden: 1a, 4a, 4b, 7a Begrijpen: 1b, 2, 6a, 6b, 6c, 6d, 8b Toepassen: 3, 5a, 5b, 5c Analyseren: 7b, 8a
Titel ontstaan 0.0 Staten 4.2 Kenmerkendeaspect Kenmerkend aspecten
00 Het begin van staatsvorming en centralisatie. 15
bron 11
Leidende vraag
Slag bij Bouvines. Frans miniatuur uit de dertiende eeuw. Links vechten Vlaamse, Engelse en Duitse troepen tegen Franse ridders. Rechts wordt de geboeide graaf van Vlaanderen op een kar Parijs binnengebracht.
De Slag bij Bouvines Geharnaste en gehelmde ridders stormen op elkaar af. Links Franse ridders onder leiding van koning Filips II Augustus. De groep rechts bestaat uit onder andere Franse, Engelse en Vlaamse ridders onder leiding van keizer Otto IV. De strategie van de keizer is duidelijk. Een frontale aanval op de Franse koning moest een snelle beslissing brengen. Als de koning viel, zouden zijn ridders op de vlucht slaan. De Franse koning viel inderdaad van zijn paard, maar zijn ridders hielpen hem terug in het zadel. Ze herstelden de slagorde en versloegen uiteindelijk de keizer, die er vandoor ging. De graaf van Vlaanderen werd als gevangene op een kar naar Parijs gebracht. Na de opdeling van het Frankische rijk was in het OostFrankische rijk het Heilige Roomse Rijk ontstaan. Vlaanderen was een leen van de Franse koning, maar de graaf van Vlaanderen gehoorzaamde zijn leenheer zelden. De Franse koning had nog een probleem: de Engelse koning had gebieden van hem in West- en Zuid-Frankrijk in leen. Natuurlijk gehoorzaamde ook hij niet, hij was immers koning. Er zouden nog tientallen veldslagen volgen om de Engelsen te verdrijven, Frankrijk een vaste grens te geven en het koninklijk gezag te vergroten. In deze paragraaf wordt een beeld geschetst van deze ontwikkelingen.
Willem de Veroveraar organiseert Engeland In het Engeland dat Willem de Veroveraar aantrof, woonden verschillende volkeren. Zij gehoorzaamden aan plaatselijke edellieden. Er was wel een koning, maar die had weinig macht. Willem zette een proces van staatsvorming in gang. Eerste rekende hij af met edelen die nog verzet boden. Nadat hij Engeland helemaal had veroverd, kon Willem het bestuur van het land hervormen. Daarbij wist hij precies wat hij niet wilde. Hij kende de situatie in feodaal Frankrijk. Ook daar had de koning weinig macht. Dat wist Willem uit eigen ervaring. Hij was immers als hertog van Normandië leenman van de koning, maar hij ging vaak zijn eigen gang. De koning kon daar weinig tegen doen. Dat kwam onder meer doordat de koning weinig eigen bezittingen (kroondomeinen) had en dus weinig inkomsten. Een aantal leenmannen had meer grond dan de koning zelf. Daardoor was het leger van de koning in verhouding te klein om opstandige leenmannen tot gehoorzaamheid te dwingen. In ‘zijn’ Engeland wilde Willem de positie van de koning versterken. Zowel in het bestuur als in de Kerk verving hij de oude heersende adellijke elite. Kerk en kloosters zouden steunpilaren worden van het nieuwe bestuur. Een vertrou weling van Willem de Veroveraar kreeg de hoogste functie in de Engelse Kerk: aartsbisschop van Canterbury. Vijfduizend
10
4 Tijd van steden en staten
oude edelen verloren hun grond. Een vijfde deel, de beste grond, hield Willem als kroondomeinen. De rest gaf hij in leen aan trouwe ridders. De tien belangrijkste edelen kregen bij elkaar bijna de helft van Engeland in leen. Zij en zo’n honderd zeventig kleinere leenmannen moesten soldaten leveren als de koning dat eiste. Vierduizend achterleenmannen moesten persoonlijk in het koninklijk leger vechten. Allemaal moesten ze aan de koning een eed van trouw afleggen. De koning verzekerde zich zo van een sterke legermacht die hij tegen opstandelingen, of in oorlogen kon inzetten. Naast dit goed georganiseerde feodale systeem kreeg Engeland een modern ambtenarenapparaat dat zorgde voor wetgeving, rechtspraak en belastinginning. Het werk van de ambtenarij leverde de koning een vaste stroom aan inkomsten op.
Filips II Augustus Ondanks de maatregelen van Willem de Veroveraar verzwakte later de positie van de Engelse koningen door twisten over de opvolging van een kinderloze koning. Ook kregen enkele hoge adellijke families steeds meer grond in bezit, zodat ze rijker en machtiger waren dan de koning. De eed van trouw verloor steeds meer aan betekenis. De Engelse koningen hielden wel bestuursmacht over delen van Frankrijk, die ze in leen hadden van de Franse koning. De Franse koning wist in de twaalfde eeuw met behulp van staatsvorming zijn machtspositie juist te versterken. Koning Filips II Augustus (1165-1223) breidde zijn bezittingen uit door na het overlijden van een leenman diens leen bij de kroondomeinen te voegen. De opbrengsten daarvan gebruikte hij om een deel van de Engelse leengebieden in Frankrijk te veroveren. De Engelse koning Richard Leeuwenhart, een deskundig militair, legde zich hier niet bij neer en bevocht Filips II Augustus. In 1199 overleed Leeuwenhart nadat hij was getroffen door een kruisboogpijl. Zijn broer John volgde hem op. Maar hij was geen partij voor de Franse koning.
De Magna Carta Het verlies van bijna alle Engelse gebieden in Frankrijk zette kwaad bloed bij de Engelse adel en vooral bij de burgers van Londen. Zij hadden enorme geldbedragen gegeven voor de strijd tegen Frankrijk en die strijd bleek dus tevergeefs geweest. Ze dwongen John, ‘Jan zonder Land’, in 1215 de Magna Carta (Grote Oorkonde) te tekenen. De Magna Carta beperkte de macht van de koning. Jan zonder Land en zijn opvolgers konden niet meer zonder instemming van de adel belastingen opleggen of rechten van de steden afschaffen. Vanaf het einde van de dertiende eeuw moest de koning controle door een parlement, waarin ook burgers van Londen en lage edelen zitting hadden, accepteren. Door de
‘1 De Engelse Kerk houdt onbeperkt haar rechten en is vrij. De koning mag zich niet meer bemoeien met benoemingen. 12 Er komt een raad, bestaande uit vijfentwintig door de adel gekozen edelen, die beslist of de belastingen die de koning wenst terecht zijn. 13 De stad Londen en alle andere steden behouden al hun privileges en oude gebruiken. 39 Geen enkel vrij man mag aangehouden, opgesloten of onteigend worden, of beroofd worden van zijn rechten, zonder rechtmatig vonnis.’ Uit: Magna Carta (1215).
bron 12 enorme krachtsinspanning om de Franse gebieden te heroveren, werd de Engelse bevolking steeds meer tot een eenheid gesmeed. Langzaam vervaagden de verschillen tussen de volken die sinds 1066 door de Normandiërs werden overheerst.
De Honderdjarige Oorlog Het conflict over de Engelse leengebieden in Frankrijk was in de veertiende eeuw nog steeds niet opgelost. Een opvolgingsconflict leidde tot de Honderdjarige Oorlog (13371453), die voor een belangrijk deel draaide om de machtsverhouding tussen de Engelsen en de Fransen. De oorlog verliep rampzalig voor de Fransen. In 1347 behaalde de Engelse koning bij Crécy een grote overwinning. Het Franse ridderleger was niet opgewassen tegen de Engelse boogschutters en lansdragers. Grote delen van Frankrijk raakten in Engelse handen. Aan het begin van de vijftiende eeuw was de situatie hopeloos voor de Fransen. De Franse koning vertoonde tekenen van krankzinnigheid en bestuurde alleen nog het zuidoosten van zijn land. Zijn machtigste leenman, de hertog van Bourgondië, was een bondgenoot van Engeland geworden en had Parijs veroverd. Het optreden van Jeanne d’Arc bracht een ommekeer. Stemmen van God en heiligen zouden haar naar de Franse kroonprins Karel VII hebben geleid. Zij inspireerde hem én de Fransen tot een agressievere oorlogsvoering. Onder haar leiding behaalde het Franse leger enkele overwinningen. Nadat de nieuwe Franse koning Lodewijk XI in 1450 vrede had gesloten met de hertog van Bourgondië, werden de Engelsen definitief verjaagd uit Frankrijk.
Een nieuw Frankrijk ontstaat De oorlog kostte een vermogen. De Franse koning was daarom genoodzaakt om een goed belastingsysteem op te zetten. Met het geld kon hij een groter leger van huursoldaten betalen en
11
4.2 Staten ontstaan
b ron 13
De gewone bevolking werd de dupe. Boeren en stedelingen slaan tijdens de Honderdjarige Oorlog op de vlucht voor krijgsgeweld en plunderingen. Op de karren hebben ze hun huisraad geladen. Aan de horizon staan steden en dorpen in brand.
dat leger bovendien uitrusten met geweren en kanonnen. Het belastingstelsel werd opgezet door ambtenaren. Toen er eenmaal meer geld in de schatkist begon te vloeien, kon de koning steeds meer ambtenaren laten opleiden. Zij maakten wetten die voor iedereen in Frankrijk golden. Met zijn steeds sterkere leger kon de koning bovendien het naleven van de wetten afdwingen. Ongehoorzame leenmannen konden door het koninklijk leger worden aangepakt. De inkomsten uit belastinggelden speelden in deze ontwikkeling een centrale rol. Het grootste deel daarvan werd opgebracht door de steden. De steden kregen in ruil daarvoor privileges op het gebied van handel en bestuur. Voor de koning zat hier wel een gevaar aan. Al te zelfstandige steden stonden namelijk een verdere centralisatie en uniformering van zijn bestuur in de weg. In Engeland waren de adel en de steden er met de Magna Carta in geslaagd de macht van de koning te beperken. In Frankrijk slaagde Lodewijk XI er juist in de macht van de koning te vergroten.
Stamvorsten worden keurvorsten Ook het Heilige Roomse Rijk kende een machtsstrijd tussen de koning en de hoge adel. Het eindresultaat was geheel anders dan in Engeland en Frankrijk. In de Middeleeuwen kozen de Duitse stamvorsten (edelen die een stam, zoals de Saksen of de Beieren, bestuurden) uit hun midden de invloedrijkste vorst tot koning. Die koning van het Heilige Roomse Rijk kon vervolgens door de paus tot keizer worden gekroond. De keizer wilde niet alleen een symbolische leider zijn, maar de soeverein van het hele Heilige Roomse Rijk. Uitbreiding van zijn macht kon alleen door gebieden van stamvorsten te veroveren. Maar de stamvorsten probeerden op precies dezelfde wijze hun machtspositie te verbeteren. Frederik I, koning van het Heilige Roomse Rijk wilde ook Noord-Italiaanse steden veroveren. Daartoe trok hij meerdere keren de Alpen over. Om te voorkomen dat stamvorsten tijdens zijn afwezigheid opstanden konden beginnen, gaf hij
aan Hendrik de Leeuw, die al hertog van Saksen was, ook nog het hertogdom Beieren. Frederik moest in ruil voor Hendriks trouw wel accepteren dat Hendrik een enorm gebied bestuurde en daardoor zeer veel macht had. In de dertiende en veertiende eeuw breidden enkele stam vorsten hun gebied enorm uit. Zij kregen steeds meer invloed op het kiezen van de koning. Uiteindelijk vaardigde keizer Karel IV in 1356 de Gouden Bul uit. Daarin erkende hij dat de zeven belangrijkste vorsten voortaan het alleenrecht hadden om de koning te kiezen. De keizer moest de keurvorsten daardoor voortdurend ter wille zijn om zijn gezag te behouden en om te zorgen dat zijn zoon te zijner tijd als koning zou worden gekozen. Met de Gouden Bul was de strijd tussen de stamvorsten en de keizer uiteindelijk beslist in het nadeel van de keizer. De keurvorsten waren landsheer en de keizerstitel was vooral symbolisch.
4.2 OPDRACHTEN opdracht 1
Gebruik bron 2. a Noem de zwakke punten die Willem de Veroveraar kende van het feodale systeem in Frankrijk. b Leg met verwijzingen naar de kaart uit welke twee van die zwakke punten de bron illustreert. c Ga uit van de zwakke punten die je bij 1a hebt opgeschreven en beschrijf hoe Willem de Veroveraar die in Engeland probeerde te voorkomen. d Willem de Veroveraar stierf in 1087. NormandiĂŤ liet hij na aan zijn oudste zoon, Engeland aan zijn tweede zoon. De jongste zoon volgde beide broers op na hun dood en bracht zo de bezittingen weer samen. Welk zwak punt van het feodale systeem blijkt uit dit verhaal? Bedenk een manier om dit zwakke punt te verhelpen.
12
4 Tijd van steden en staten
opdracht 2
Gebruik bron 5 en 12. a Filips II Augustus, Willem de Veroveraar en Jan zonder Land gaven privileges aan steden. Geef per bron aan welke voordelen de stedelingen kregen. b Ook de koningen hadden voordelen van de privileges. Noem er twee. c Toon met behulp van bron 12 aan dat de machtspositie van Jan zonder Land door de Magna Carta werd ingeperkt.
opdracht 3 a b c d
In Centraal-Europa was het Heilige Roomse Rijk ontstaan met een keizer als hoogste leenheer. Beschrijf het verschil tussen een stamvorst en een landsheer. Door wie werd de koning gekozen, en op basis van welk criterium? Leg uit wat erfelijke monarchie inhoudt. Beredeneer of het gekozen koningschap de koning machtiger maakt, of juist niet, in vergelijking met de erfelijke monarchie.
opdracht 6 actieve werkvorm – vaardigheid
Bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen Gebruik bron 11 en 14. Stel, je onderzoekt de deelnemers aan de Slag bij Bouvines. Je onderzoeksvragen zijn: 1 Hoe kon de coalitie ontstaan die tegen de Franse koning vocht in de Slag bij Bouvines? 2 Geven afbeeldingen een betrouwbaar beeld van het verloop van de Slag bij Bouvines? Ga in boeken en online op zoek naar de achtergronden van de Slag bij Bouvines. Richt je voor deelvraag 1 op de verschillende deelnemers, hun bezittingen en hun onderlinge familierelaties. Richt je voor deelvraag 2 op de wijze waarop de partijen zijn afgebeeld, bijvoorbeeld met hun wapenschilden en waardigheidstekenen. Zoek daarbij minstens drie geschikte afbeeldingen en beredeneer waarop je baseert dat ze bruikbaar zijn. Presenteer je bevindingen op een A2-vel.
e De keizers noemden hun rijk het Heilige Roomse Rijk. Leg met een verwijzing naar het verleden en met een verwijzing naar het geloof uit waarom zij dat deden.
opdracht 4 vaardigheid
a
b c
d e
Gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling Een staat is een gebied met duidelijke grenzen en een functionerend bestuur. De bevolking van de staat vormt tenminste gedeeltelijk een eenheid. Bij de vorming van een staat is in de eerste plaats het verwerven van grondgebied van belang. Beschrijf twee manieren om het grondgebied uit te breiden. Beredeneer of daarbij sprake is van een verschijnsel en/of van een ontwikkeling. Beoordeel welke ontwikkeling aan het einde van de Middeleeuwen het succesrijkst was: de staatsvorming van Engeland, die van Frankrijk, of die van het Heilige Roomse Rijk. Gebruik daartoe de kenmerken van een staat die aan het begin van deze opdracht worden genoemd. Beschrijf drie factoren die het eenheidsgevoel onder de bevolking in Engeland bevorderden. Beoordeel of de ontwikkeling van het eenheidsgevoel in Engeland een ontwikkeling op korte termijn, of een ontwikkeling op lange termijn is.
opdracht 5 relevantie
a In onze tijd wordt soms de term failed state gebruikt. Onderzoek online wat dat inhoudt. Wanneer is een staat een failed state? Geef ook een voorbeeld van een failed state. b In hoeverre was het Heilige Roomse Rijk in de vijftiende eeuw een failed state, volgens jou?
bron 14
Vlaamse, Engelse en Duitse troepen vechten tegen Franse ridders in de Slag bij Bouvines (1214). Franse miniatuur uit de veertiende eeuw.
opdracht 7 samenvatting
Neem de samenvatting over en vul de ontbrekende woorden in. In de late Middeleeuwen kregen steden vaak (…) van de (…) of van een (…). Koningen streefden naar het verkrijgen van aaneengesloten grondgebied met een krachtig en stabiel bestuur ((…)). Dat krachtige bestuur is nodig om (…) te kunnen heffen om (…) te bouwen en (…) te voeren. Koningen organiseerden het bestuur (…) en verminderden daartoe de macht van de (…) en de (…). De koning gaf, geholpen door (…), leiding aan belastinginning, bestuur en (…). Vanuit één hoofdstad ((…)) probeerden zij overal in het land op (…) manier het land te regeren ((…)) met overal dezelfde (…), (…) en rechtspraak. De edelen en de (…) hielden echter vast aan hun privileges, die de koning juist wilde (…).
Onthouden: 1a, 2b, 3a, 3b, 3c, 4a, 4d, 5a, 7 Begrijpen: 1b, 1c Toepassen: 1d, 2a, 2c, 3e, 4b, 4e, 5b Analyseren: 3d, 4c, 6
De paus en de kruistochten
4.3 16 17
bron 15
Kenmerkende aspecten
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Hendrik IV knielt voor gravin Mathilde van Toscane en abt Hugo, de invloedrijke leider van het klooster van Cluny. Miniatuur uit Vita Mathildis (1114).
De gang naar Canossa Hendrik IV, koning van het Heilige Roomse Rijk, knielt voor gravin Mathilde van Toscane en voor Hugo, abt van Cluny. Een knielende koning, hoe is het mogelijk? Bovendien zijn de abt en de gravin hoger en zittend afgebeeld, wat hun machtspositie ten opzichte van de koning benadrukt. De koning had zich dan ook behoorlijk in de nesten gewerkt. Hij benoemde namelijk steeds nieuwe bisschoppen. Volgens paus Gregorius kwam alleen hĂŠm dat recht toe. Hij was immers de leider van de Kerk en bisschoppen waren dienaren van de Kerk. Gregorius deed Hendrik in de ban, waardoor deze uit de Kerk was gestoten. Hendriks positie verzwakte enorm, omdat
zijn leenmannen hem nu niet meer gehoorzaamden. In de winter van 1077 reisde Hendrik daarom naar de burcht in Canossa, waar de paus zich bevond, om hem vergiffenis te vragen. Daarbij verzocht hij gravin Mathilde en abt Hugo om een goed woordje voor hem te doen. Het liep uit op een vernederende boetedoening: drie dagen achtereen moest Hendrik blootvoets voor de burcht verschijnen. Pas daarna hief de paus de ban op. Het conflict tussen Hendrik en Gregorius is kenmerkend voor een vraag die in de late Middeleeuwen steeds opspeelde en die in deze paragraaf wordt besproken: wie heeft de hoogste macht (het primaat), de koning of de paus?
14
4 Tijd van steden en staten
Het Oosters Schisma Volgens middeleeuwse christenen had God op aarde plaatsvervangers aangesteld om namens hem te heersen. De geestelijke macht, het leiderschap over de Kerk en haar gelovigen, gaf hij aan de paus. De koning of keizer kreeg de wereldlijke macht, de bestuursmacht over landen en mensen. Volgens de paus was de ziel belangrijker dan het lichaam en dus, redeneerde hij, stond de geestelijke macht boven de wereldlijke macht. Koningen en keizers die in de loop van de late Middeleeuwen meer macht naar zich toetrokken, accepteerden deze redenatie niet langer. Ook christenen in het Byzantijnse Rijk, ontstaan uit het OostRomeinse Rijk, accepteerden het streven van de paus naar het primaat niet. Zij betwijfelden zelfs of een paus wel nodig was. In de begintijd van het christendom was er geen paus; toen bepaalden de bisschoppen samen het beleid van de Kerk. Omstreeks het jaar 1000 kende het Byzantijnse Rijk een bloeiperiode. De leider van de Kerk in de hoofdstad Constantinopel, de patriarch, vond niet dat hij als geestelijk leider van zo’n welvarende stad ondergeschikt was aan de paus. Behalve over macht waren de paus en de patriarch het oneens over sommige geloofszaken, bijvoorbeeld over het nut van heiligenbeelden. Door deze meningsverschillen ontstond een schisma, een kerksplitsing. Na dit Oosters Schisma (1054) gingen de West-Europese Kerk onder leiding van de paus en de Oosterse Kerk onder leiding van de patriarch elk hun eigen weg. Maar de paus bleef zichzelf zien als hoogste leider van alle christenen en streefde naar herstel van zijn gezag over de Oosterse Kerk.
De Investituurstrijd Volgens het oude kerkelijk recht mochten inwoners van een bisdom zelf hun bisschop kiezen. Daarna benoemde de paus hem en deed de investituur, waarbij hij de bisschop de symbolen van het bisschopsambt gaf: een ring, een mijter en een staf. In de loop van de Middeleeuwen probeerde de paus steeds meer invloed te krijgen op de bisschopskeuze. Koningen en keizers trokken echter ook steeds meer macht naar zich toe en kozen zelf bisschoppen, die ze meteen aanstelden als leenman. Omdat een bisschop niet mag trouwen en dus geen erfgenamen heeft, zou de keizer het leen terugkrijgen wanneer de bisschop overleed. Zijn feodale macht nam zo toe én hij kreeg invloed in de kerkorganisatie. Pausen wilden deze wereldlijke invloed op de bisschopskeuze niet. Onder de elfde-eeuwse paus Gregorius VII was deze zogenaamde Investituurstrijd het felst. Nadat Hendrik IV de gang naar Canossa had gemaakt (waarover je in de inleiding las), hief de paus de ban op. Bevrijd van de ban verzamelde Hendrik zijn leenmannen en bezette Rome. Hij zette Gregorius af en liet een nieuwe paus benoemen, die hem vervolgens tot keizer kroonde. De
Investituurstrijd eindigde pas in 1122. Toen spraken de paus en de keizer af dat de paus een bisschop zou kiezen en de investituur zou verrichten. Daarna mocht de keizer de nieuwe bisschop een scepter overhandigen als teken van wereldlijke macht. De macht en het aanzien van de paus namen hierdoor toe.
bron 16
Koning Otto III (973-983) geeft de bisschopssymbolen aan Adalbert van Praag. Bronzen deur van de kerk in Gniezno (Polen) uit de twaalfde eeuw.
De Eerste Kruistocht In het midden van de elfde eeuw veroverden Turkse nomadenstammen, de islamitische Seldjoeken, grote gebieden. Ook Palestina, waar zich veel plaatsen bevinden die voor christenen belangrijk zijn, werd door hen ingenomen. Rond 1080 bedreigden ze zelfs Constantinopel. De Byzantijnse keizer bleek niet in staat het gevaar te keren en verzocht de paus om hulp. Dat verzoek kwam paus Urbanus II goed uit. Door ridders op kruistocht te sturen, hoopte hij de Oosterse Kerk weer onder zijn gezag te krijgen.
Paus Urbanus II riep in 1095 op tot kruistocht: ‘Overal worden christenen vermoord en gemarteld door moslims. De christelijke kerken worden vernield en de kruizen gebroken. Pelgrims worden beroofd op hun weg naar het Heilige Land. Hoe kunnen we toezien dat God in zijn eigen land te schande wordt gemaakt? Neem de wapens, waarmee gij broederbloed vergiet, op tegen de vijanden van het christelijk geloof. Dieven, rovers, brandstichters en moordenaars zullen het Rijk Gods niet bezitten. Koopt u met welgevallige gehoorzaamheid de genade van God, opdat Hij uw zonden waarmee gij zijn toorn hebt gewekt, snel vergeeft. Wij schelden door Gods barmhartigheid alle gelovige christenen die de wapens tegen de heidenen opnemen en de last van deze pelgrimstocht willen dragen, alle straffen kwijt die de Kerk hen voor hun zonden heeft opgelegd.’ Uit: R. Cadomensis, Gesta Tancredi Siciliae Regis (twaalfde eeuw).
bron 17
15
4.3 De paus en de kruistochten
De oproep van Urbanus II vond een gewillig gehoor. Iedere kruisvaarder kreeg van de paus een ‘volle aflaat’, vergeving van alle zonden. In 1096 begon de eerste goed georganiseerde kruistocht: 4500 ridders, 25.000 man voetvolk en ongeveer 40.000 pelgrims, waaronder 15.000 vrouwen, gingen op pad. Koningen lieten de leiding van deze Eerste Kruistocht over aan de hoge adel. Veel jonge edelen die geen kans maakten op een leen, gingen mee. Zij hoopten in het oosten rijke bezittingen te verwerven. Bisschop Odo, de halfbroer van Willem de Veroveraar, leidde de Normandische ridders. Hij was met zijn bijna zestig jaar al stokoud, maar op de slagvelden in Engeland en Frankrijk had hij met zijn strijdknots bewezen een fanatieke vechtersbaas te zijn. Hij kwam echter niet ver: al in Italië stierf hij. Hij was niet de enige die het einddoel niet haalde. Slechts 15.000 van de 70.000 kruisvaarders wisten Palestina te bereiken. Toch veroverden de kruisridders in 1099 Jeruzalem. Ook verkregen zij de macht in enkele gebieden in de regio rond Palestina. Van deze zogeheten kruisvaarder staten was het Koninkrijk Jeruzalem de belangrijkste.
kaas en bonen, duizenden bogen, kruisbogen en pijlen. De enorme bedragen die hij daarvoor en voor zijn soldaten nodig had, haalde hij uit belastinginkomsten en uit de verkoop van ambten, landgoederen en kastelen. Barbarossa haalde het einddoel niet, hij verdronk ergens in het huidige Turkije. Filips II Augustus en Richard Leeuwenhart bereikten Palestina wel. Filips II Augustus vertrok echter al snel weer naar Frankrijk. Richard Leeuwenhart zette de strijd tegen Saladin voort. Hij kon Saladin niet op de knieën krijgen, maar wist hem wel te bewegen voortaan christelijke pelgrims in Jeruzalem toe te laten.
‘Onze mannen zijn dood. Het land is in een puinhoop veranderd. Is dit nog niet voldoende? Wat ons betreft zijn er drie geschilpunten, te weten Jeruzalem, het kruis waaraan Jezus gestorven is en het grondgebied. Wat Jeruzalem aangaat, dit is onze geloofsplaats en wij zullen deze nooit opgeven, zelfs niet als wij tot de laatste adem zouden moeten vechten. Wat het grondgebied betreft, zouden wij graag het gebied ten westen van de Jordaan terugkrijgen. En het kruis vertegenwoordigt voor jullie niet meer dan een stuk hout, terwijl het voor ons van onschatbare waarde is. Laat de sultan het ons geven en laten we een einde maken aan de strijd.’ Uit: Brief van Richard Leeuwenhart aan de broer van sultan al-Adil (11911192).
bron 19
Kruistochten binnen Europa
bron 18
Kruisridders veroveren Jeruzalem. Franse miniatuur uit de veertiende eeuw.
Saladin en Richard Leeuwenhart Fanatieke christenen drongen aan op een voortzetting van de Heilige Oorlog tegen de Seldjoeken. Tegelijkertijd drongen islamitische geestelijken aan op een jihad, een heilige oorlog tegen de christelijke kruisridders. De islamitische generaal Saladin nam die gedachte over en heroverde in 1187 Jeruzalem. Geschokt riep de paus de Duitse keizer Frederik I Barbarossa, de Franse koning Filips II Augustus en de Engelse koning Richard Leeuwenhart op om gezamenlijk Jeruzalem te heroveren. Richard Leeuwenhart kocht daarop zestigduizend hoefijzers, veertienduizend geconserveerde varkens, grote hoeveelheden
Ook binnen Europa waren er kruistochten. In Spanje breidden christelijke vorsten hun gebieden uit door islamitische heersers te bevechten. Zij haalden West-Europese kruisridders over om in Spanje mee te vechten tijdens deze strijd, die zij de Reconquista noemden. Volkeren in het noordoosten van Europa waren nog niet volledig tot het christendom bekeerd. Daar ondernamen de Deense en Zweedse koning samen met Duitse ridders kruistochten om expansie (uitbreiding) van het christendom te realiseren. Dat ze hierbij zelf ook grote stukken land onder hun beheer kregen, was mooi meegenomen. Het religieuze fanatisme dat de kruistochten bij velen opriep, maakte dat andersgelovige christenen en joden het zwaar te verduren kregen. De Katharen in Zuid-Frankrijk, christenen volgens wie de Kerk onbelangrijk was, werden vrijwel allemaal uitgeroeid. Bovendien werden voor het eerst in ruim zevenhonderd jaar joden massaal vervolgd. Veel Europese christenen vonden dat de joden schuldig waren aan de dood van Jezus. Daarnaast speelde economische redenen een belangrijke rol: joden zouden te weinig bijdragen aan de kosten van de kruistochten. Veel ridders hadden bovendien aan joden goederen verkocht of van hen geld geleend.
16
4 Tijd van steden en staten
Ierland
Denemarken
Russische vorstendommen
l O ant c e is c aa h e n
Engeland
Eerste Kruistocht (1096 - 1099) Raymond van Toulouse Robert van Vlaanderen
Heilige Roomse Rijk
At
Godfried van Bouillon Kruisvaardersstaten na de Eerste Kruistocht
Frankrijk Portugal
Navarra Castilië
Wendische Kruistocht (1147) later voortgezet door de Duitse Orde
Hongarije
Venetië Genua Rome
Zwart
Servië Bulgarije
e Zee
Derde Kruistocht (1189 - 1192) Frederik I Barbarossa Rijk van de Chwarism Filips sjah II Augustus
Constantinopel Napels
Richard Leeuwenhart
Byzantijnse Rijk
Sicilië
Mid delland se Zee
natuurgodsdiensten christen katholiek christen oosters (orthodox)
Akko Jeruzalem Jeruzalem
bron 20
0
250
500 km
Europa tijdens de kruistochten.
Economische en culturele gevolgen Ondanks verschillende kruistochten bleven de kruisvaarder staten niet in handen van de kruisvaarders. Acco, de laatste stad waar zij het voor het zeggen hadden, werd in 1291 heroverd. De kruistochten verscherpten de tegenstellingen tussen christenen en moslims. Zeker in tijden van onderlinge spanningen werden (en worden nog steeds) de kruistochten daarvan als een van de oorzaken gezien. Ook de oude Byzantijnse machthebbers herstelden hun gezag. De kloof tussen de paus en de gelovigen van de Oosterse Kerk was nu dieper dan ooit. De oosterse christenen konden de ridders uit het westen en de paus onmogelijk de verovering en plundering van Constantinopel in 1204 vergeven. In vredestijd echter kwam het tot voordelige handelscontacten. Venetië en Genua profiteerden daarvan het meest. De West-Europeanen maakten kennis met luxeproducten uit het oosten.
‘Wij waren westerlingen, maar wij zijn oosterlingen geworden. Wie Frank of Romein was, is nu inwoner van Palestina. Wij hebben onze geboorteplaatsen al vergeten. Velen van ons bezitten hier huizen en dienaren. Een ander heeft een vrouw gehuwd die geen landgenoot is, maar Syrische of Armeense, of zelfs een vroegere moslima die zich heeft laten dopen. Wij spreken verschillende talen, maar wij begrijpen elkaar en er is onderling vertrouwen.’ Uit: Een verslag van een onbekende kruisridder (twaalfde of dertiende eeuw).
bron 21
Reconquista (790 - 1492) Arabië
moslim christen katholiek en Katharen
Frederik I Barbarossa verdronken in 1190 Kalifaat van drie kruistochten tegen de de Abbesiden Katharen (1209 - 1244)
De culturele uitwisseling vond niet alleen plaats in de kruisvaarderstaten. Ook in Spanje, waar de Reconquista nog steeds gaande was, vond culturele en wetenschappelijke uitwisseling plaats. Europa maakte kennis met het numerieke stelsel, wiskunde en hoogstaande Arabische medische kennis. De Europeanen kregen weer filosofische werken van de oude Grieken in bezit. In de Arabische wereld werden die teksten veel bestudeerd en gekopieerd, terwijl ze in het westen verloren waren gegaan, of in de vergetelheid waren geraakt. Zo zorgden de kruistochten voor de Europeanen voor een hernieuwde kennismaking met het klassieke erfgoed, een ontwikkeling die van grote invloed zou zijn op de navolgende eeuwen.
4.3 OPDRACHTEN opdracht 1 vaardigheid
Bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 15 en 16. Een historicus zoekt een illustratie om de hoogste macht van de paus te illustreren. Beredeneer welke van beide bronnen hij het beste kan kiezen.
opdracht 2
a Leg uit welke ontwikkelingen in het oosters christendom de macht van de paus verminderden. b Leg uit welke ontwikkeling in het feodale stelsel de macht van de paus verminderden. c Leg uit hoe de paus de strijd aanging met die vermindering van zijn macht.
17
4.3 De paus en de kruistochten
opdracht 3
Gebruik bron 22. Met de Dictatus Papae deed de paus drie dingen: • hij stelde de geestelijke macht boven de wereldlijke macht • hij probeerde zijn gezag tegenover de Oosterse Kerk te versterken • hij probeerde zijn gezag tegenover de Duitse keizer te versterken. Leg per artikel van de Dictatus Papae uit welk van de drie doelen de paus ermee nastreefde.
Art. 1 Alleen de paus heeft het hoogste gezag over alle christenen. Art. 2 Alleen de paus kan bisschoppen afzetten of weer in de Kerk opnemen. Art. 3 Met degenen die hij in de ban heeft gedaan, zal men niet in hetzelfde huis verblijven. Art. 4 De paus mag de keizer afzetten. Art. 5 Zijn uitspraken mogen door niemand in twijfel worden getrokken. Hijzelf mag de uitspraken van alle anderen verwerpen. Art. 6 Hij mag onderdanen van hun eed van trouw aan onrechtvaardigen ontslaan. Uit: Paus Gregorius VII, Dictatus papae (1075).
bron 22
opdracht 4 relevantie
In de eenentwintigste eeuw komen conflicten tussen de paus en regeringsleiders en staatshoofden niet meer voor. a Leg uit volgens welk principe de verhouding tussen Kerk en staat in de meeste westerse landen in de grondwet is geregeld. b Leg uit waarom het type conflict dat in de Middeleeuwen plaatsvond daardoor nu niet meer voorkomt.
opdracht 5 vaardigheid
Motieven Gebruik bron 17. In de tijd van Urbanus II … 1 … is het voor gelovigen belangrijk een bedevaart te maken naar Palestina. 2 … is het Oosters Schisma een belangrijke en vrij recente gebeurtenis. 3 … strijden overal in Europa edelen met elkaar om de macht. a Leg uit dat elk van deze verschijnselen voor de paus een motief kan zijn geweest om op te roepen tot een kruistocht. b Maak met broncitaten duidelijk welke twee van de genoemde motieven in de oproep van Urbanus aan de orde komen. c Beredeneer waarom de paus het derde motief niet noemt.
opdracht 6 vaardigheid
Standplaatsgebondenheid Gebruik bron 19. Schrijf in ongeveer honderd woorden een antwoord van de broer van sultan al-Adil aan Richard Leeuwenhart. Ga in op elk van de drie geschilpunten die Leeuwenhart aanhaalt. Zorg dat uit je brief blijkt hoe al-Adil aankeek tegen de conflicten die Europeanen omschrijven als kruistochten.
opdracht 7 relevantie
a Geef met voorbeelden aan hoe het woord kruistocht in de Middeleeuwen werd gebruikt, en hoe in onze tijd. b Doe hetzelfde voor de islamitische term jihad. Zoek indien nodig informatie in boeken, of online. c Kun je stellen dat een jihad in onze tijd een islamitische versie is van de middeleeuwse kruistochten? Geef een argument voor en een argument tegen deze bewering.
opdracht 8 vaardigheid
Gevolgen Gebruik bron 21. a Beschrijf telkens twee gevolgen van de kruistochten voor Europa op het gebied van 1) politiek, 2) economie, 3) cultuur en 4) wetenschap. b Maak met citaten uit de bron duidelijk welke aspecten die bij 8a genoemd worden door de kruisridder worden opgemerkt.
opdracht 9 ACTIEVE WERKVORM
Gebruik bron 20. a Verdeel de klas in zeven ongeveer even grote groepjes. Elk groepje onderzoekt met behulp van boeken en internet een specifieke kruistocht naar keuze. Wat was het doel? Welk resultaat werd bereikt? Hoe groot waren de verliezen? b Wissel de gevonden informatie uit. Beredeneer klassikaal met de aangedragen gegevens en met verwijzingen naar de kaart in hoeverre de kruistochten een succes genoemd kunnen worden.
opdracht 10 samenvatting
Vier onderwerpen: 1 de kruistochten naar Palestina 2 de Reconquista 3 de strijd tegen de Katharen 4 de verovering van delen van Noordoost-Europa door Duitse ridders. a Beoordeel per onderwerp of het de macht van de paus heeft vergroot. b Geef per onderwerp aan of het tot ‘expansie van de christelijke wereld’ heeft geleid. Onthouden: 7b, 9a Begrijpen: 2a, 2b, 2c, 4a, 4b, 5c, 7a, 7c, 10a, 10b Toepassen: 5a, 5b, 6, 8a, 8b Analyseren: 1, 3, 9b
Afsluiting Begrippen ambacht
Beroep waarbij een handwerker met gereedschap eindproducten maakt.
burger
1000
In de Middeleeuwen een inwoner van een stad.
centralisatie
Het streven van vorsten om hun
1054 Oosters Schisma 1066 Slag bij Hastings; verovering van Engeland door Willem de Veroveraar 1067 Oudste privilege voor Londen
1100
1096-1099 Eerste Kruistocht
grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren.
gemeen, het
Het armere deel van de bevolking in een middeleeuwse stad.
handwerkersgilde 1122 Einde van de Investituurstrijd
Samenwerkingsverband van
ambachtslieden die in een stad hetzelfde beroep uitoefenen.
Hanze 1165-1223 Filips II Augustus 1189-1192 Derde Kruistocht; Richard Leeuwenhart
1200
Samenwerkingsverband van (handelaren uit) verschillende steden, bedoeld om elkaar te ondersteunen in de handel.
investituur
Aan een nieuwe bisschop de symbolen
1214 Slag bij Bouvines 1215 Magna Carta
van het bisschopsambt geven: ring, mijter en staf.
jaarmarkt
Een of enkele malen per jaar spreken
stedelingen een markt- of handelsperiode af voor handelaren.
1300
1291 Acco, de laatste kruisvaarderstad, door moslims heroverd
koopmansgilde
Samenwerkingsverband van kooplieden (handelaren) in een stad.
kruistocht 1337 Begin Honderdjarige Oorlog 1356 Gouden Bul
1400
1453 Einde Honderdjarige Oorlog
1500
1492 Einde van de Reconquista; moslimgebied in Spanje veroverd
Een gewapende strijd waar de paus het
initiatief toe nam en die bedoeld was om de macht van de Kerk te vergroten.
19
Afsluiting
landbouwsamenleving
Samenleving waarin meer dan de helft
van de bevolking leeft van de landbouw en woont op het platteland. Ook: agrarische samenleving.
landbouw-stedelijke samenleving
Samenleving waarin naast landbouw ook steden zijn, waar de bevolking leeft van handel en nijverheid. Ook: agrarischurbane samenleving.
nijverheid
Het met de hand of met eenvoudige gereedschappen produceren van goederen.
patriciĂŤr
Rijke, grond bezittende burger.
privilege
Voorrecht voor een stad, gewest of groep mensen.
schepen
Aangewezen of gekozen bestuurder en rechter in een stad.
schisma
Een afscheiding binnen de Kerk.
soeverein
De persoon die de hoogste macht heeft.
staatsvorming
Het streven van vorsten naar een
aaneengesloten grondgebied met een goed functionerend bestuur.
stadsrechten
Document waarin de voorrechten van een stad en haar inwoners zijn vastgelegd.
uniformering
Het streven van vorsten om in heel het land dezelfde wetten te laten gelden.
Leerdoelen 4.1 Opbloei en macht van de stad 1 Je kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen. 2 Je kunt uitleggen hoe bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen en de opkomst van steden gevolgen waren van de toenemende voedselproductie. 3 Je weet in welke gebieden in Europa de overgang van een landbouwsamenleving naar een landbouw-stedelijke samenleving begon. 4 Je kunt met voorbeelden beschrijven hoe de opkomst van handel en nijverheid leidde tot interregionale economische verwevenheid in Europa. 5 Je weet hoe en waarom burgers in de steden en mensen op het platteland door de opkomst van de steden meer vrijheid kregen. 6 Je weet hoe door de economische macht van de steden hun zelfstandigheid toenam. 7 Je begrijpt welke gevolgen de opkomst van steden had voor de machtsverhoudingen tussen de adel en de burgers.
4.2 Staten ontstaan 8 Je kunt uitleggen hoe de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk plaatsvond en welke rol steden hierbij speelden. 9 Je kunt beschrijven hoe door staatsvorming de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel afnam. 10 Je kunt uitleggen waarom de koning streefde naar centralisatie en waarom de edelen en de steden dat probeerden tegen te gaan. 4.3 De paus en de kruistochten 11 Je kunt de verschillen uitleggen tussen wereldlijke en geestelijke macht. 12 Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom en hoe zowel de keizer als de paus streefde naar vergroting van zijn macht. 13 Je kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot het Oosters Schisma. 14 Je kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot conflicten met de keizer en koningen zoals de Investituurstrijd. 15 Je kunt de oorzaken en gevolgen van de kruistochten beschrijven. 16 Je kunt een verband leggen tussen het Oosters Schisma en de kruistochten.
20
2p
6p
Examentraining 1
2
Zet de beschrijvingen, die te maken hebben met gebeurtenissen uit de geschiedenis van Engeland, op chronologische volgorde. A Odo, de halfbroer van Willem de Veroveraar, neemt deel aan de Eerste Kruistocht. B Jeanne d’Arc wordt door de Engelsen in Rouen op de brandstapel ter dood gebracht. C Edelen en steden dwingen Jan zonder Land tot het accepteren van de Magna Carta. D Aan het einde van de Honderdjarige Oorlog is de positie van Engeland in Frankrijk ernstig verzwakt. E Richard Leeuwenhart en Filips II Augustus nemen deel aan een kruistocht. F Londen krijgt na de overgave aan de Normandiërs een privilege. Gebruik bron 1. • Ontleen aan de bron een voorbeeld van een ontwikkeling en een voorbeeld van een verschijnsel die ook van toepassing zijn op de situatie in Brugge in de late Middeleeuwen. • Beoordeel welk soort motief in de bron worden aangehaald en onderbouw je keuzes met verwijzingen naar de bron. Bron 1 De Genuees Jacobus van Auria schrijft in 1291: ‘Elk jaar worden er in Genua vijftig tot zeventig galeien uitgerust om balen stof en leer te halen en weer verder te verkopen naar andere delen van de wereld. Zowel uit tol als uit andere inkomsten brengen ze de stadsgemeenschap elk jaar tot 110.000 pond op.
6p
3
Gebruik bron 2. Toen Filips II Augustus koning werd, kreeg hij een land te besturen zonder dat hij veel effectieve macht had. Ga op dit gegeven in door: • twee problemen te noemen die Filips II Augustus had met het besturen van Frankrijk. • voor elk probleem een maatregel te benoemen die bijdroeg aan de oplossing ervan. • de juistheid aan te tonen van de stelling dat Filips II Augustus voorstellingen als die op het miniatuur zou kunnen gebruiken om zijn macht te vergroten of zijn koningschap te rechtvaardigen. Bron 2 Christus geeft vanuit de hemel Filips II Augustus aan zijn ouders, koning Lodewijk VII en koningin Alix. Frans miniatuur uit omstreeks 1270.
Tip Als de opdracht uit drie delen bestaat, zorg dan dat je antwoord uit die zelfde drie delen bestaat. Neem de bullets, streep jes of blokjes die voor de deelopdrachten staan, gewoon over. Door zo te werken, is de kans het grootst dat je antwoord de structuur bevat die in het correctiemodel ver wacht wordt. Ook ver kleint deze werkwijze de kans dat je een deelop dracht vergeet te beant woorden.
Examentraining
4p
4
Gebruik bron 3. Een historicus doet de volgende twee uitspraken over het Groot Privilege. 1 In het Groot Privilege wordt de centralisatie- en uniformeringspolitiek teruggedraaid. 2 Uit het Groot Privilege blijkt dat niet alle elementen van centralisatiepolitiek worden teruggedraaid. Maak met verwijzingen naar de bron duidelijk hoe de historicus zijn beweringen kan onderbouwen. Bron 3 De Bourgondische hertogen streefden naar staatsvorming. Dit leidde tot opstanden van steden en lage edelen. Om meer opstanden te voorkomen gunt Maria van Bourgondië in 1477 haar onderdanen het Groot Privilege. Enkele artikelen daaruit: ‘Art. 1 Wij stellen een Grote Raad in waarin al onze landen vertegenwoordigd zijn in verhouding tot het inwonertal. Uit elk land zal de helft van edele afkomst zijn en de andere helft zal rechtsgeleerde zijn. Art. 2 De leden van de Grote Raad moeten de gebruiken, rechten en privileges van de landen en steden kennen en onderhouden. Art. 3 De verbroken privileges moeten weer geheel hersteld worden. Art. 4 Er mag geen oorlog worden begonnen zonder toestemming van de Staten van alle landen.’
4p
5
Gebruik bron 4. Twee beweringen: 1 Deze brief is een reactie van de paus op de verovering van Constantinopel door de kruisridders. 2 De verovering van Constantinopel had voor de paus gevolgen op de korte termijn en op de lange termijn. Onderbouw de juistheid van beide beweringen. Bron 4 Paus Innocentius III schreef omstreeks 1210 in een brief: ‘Wij verheugen ons dat Hij die machtig is ons heeft bezocht vanuit de hemel, zodat een groot deel van de Oosterse Kerk – ja, bijna het gehele Byzantijnse keizerrijk – dat al zeer veel jaren geweigerd heeft de voetstappen te volgen van de Heilige Roomse Kerk, in onze dagen van ongehoorzaamheid tot gehoorzaamheid is gekomen en van verachting tot toewijding.’
21
22
3
China (1842-2001)
1 2 3
Leidende vragen
Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (1842-1911)? Waardoor ontstond de Volksrepubliek China (1912-1949)? Waardoor heeft de Volksrepubliek China zich kunnen ontwikkelen tot een grootmacht (1949-2001)?
3000 v. Chr.
1 voor Chr.
Prehistorie
500 na Chr. Oudheid
23
Oriëntatie
bron 1
President Xi Jinping tijdens een bezoek aan een lagere school in Beijing op 30 mei 2014 ter gelegenheid van de Internationale Dag van het Kind.
De Chinese Droom In 2013, vlak na zijn aantreden als president van China, maakte Xi Jinping zijn ambitieuze toekomstplannen bekend. Hij introduceerde de Chinese Droom; een groot pakket aan maatregelen waardoor China nog verder moest moderniseren en de positie van economische grootmacht zou versterken. Ondanks de ongekend grote economische groei die China de afgelopen jaren al doormaakte, bestaan er nog veel sociale problemen. Ruim zeventig miljoen Chinezen leven onder de armoedegrens, dat is meer dan de helft van de totale bevolking. Het oplossen van het armoedeprobleem is een van de belangrijkste onderdelen van de Chinese Droom. Alle burgers moeten volgens de president kunnen rekenen op werk, goede sociale voorzieningen, een huis en een auto. Uiterlijk in 2049, als de communisten waarschijnlijk vieren dat ze een eeuw de dienst uitmaken, moet de Chinese Droom verwezenlijkt zijn. Xi Jinping is ervan overtuigd dat daarmee eveneens het definitieve succes van het communisme wordt aangetoond. 0
500
1.000 km
MONGOLIË
Beijing
CHINA Nanking
Shanghai
Hongkong
Bevolkingsdichtheid China aantal inwoners per km2 onbewoond
1 - 10
100 - 200
minder dan 1
10 - 100
meer dan 200
bron 2
Bevolkingsdichtheid in China.
1000 Middeleeuwen
Grote O
Macao
cea an
INDIA
bron 3
Propagandaposter uit 1966. Vertaling opschrift: ‘Het zonlicht van de ideeën van Mao Zedong verlicht de weg van de Grote Proletarische Revolutie.’ Op de voorgrond dragen de mensen boekjes waarin citaten van Mao zijn verzameld, ook wel bekend als het Rode Boekje.
De Chinese Droom van Xi Jinping is een reactie op de Chinese geschiedenis van de twee voorafgaande eeuwen. Onder invloed van het kapitalisme en het modern imperialisme ondernamen westerse grootmachten in de negentiende eeuw pogingen om invloed in China te krijgen. Dat leidde tot veel weerstand onder de Chinese bevolking. Aan het einde van de negentiende eeuw nam ook het verzet tegen het steeds zwakker wordende centrale keizerlijke gezag toe. Diverse volksopstanden braken uit. In die omstandigheden vond in 1911 een revolutie plaats die een einde maakte aan het keizerrijk China. Hierna verviel het land in chaos. Communisten en nationalisten probeerden de centrale macht in handen te krijgen. In 1949 slaagden de communisten hierin. Hun leider, Mao Zedong, probeerde met extreme maatregelen de economische groei van China te versnellen. Miljoenen slachtoffers waren het trieste gevolg van het totalitaire bewind. Na de dood van Mao verweefde zijn opvolger Deng Xiaoping elementen van het economisch kapitalisme met het Chinese communisme. Met succes, want de economie groeide. In 2001 trad China toe tot de Wereldhandelsorganisatie. Het land was een economische en politieke wereldmacht geworden. China houdt vast aan een communistisch bewind dat kapitalistisch denkt, maar niet democratisch handelt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het Nationale Volkscongres in 2018 besloot om de grondwet te wijzigen. Hierdoor hoeft de Chinese president niet meer na twee termijnen af te treden. Xi Jinping kan daarmee levenslang aan de macht blijven. Niet voor niets wordt daarom ook wel gesproken over keizer Xi.
1500
1600
1700
Vroegmoderne tijd
1800
1900 1950 2000 Moderne tijd
24
3 China (1842-2001)
Tijdvakken – kenmerkende aspecten 31
33 34 36
37
38
44
45
46 48
Tijdvak 8 Burgers en stoommachines
De industriële revolutie die (in de westerse wereld) de basis legde voor een industriële samenleving In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. De opkomst van emancipatiebewegingen In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 9. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 9.
Tijdvak 9 Wereldoorlogen
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 8.
Tijdvak 10 Televisie en computer
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Opdrachten opdracht 1 vaardigheid
Continuïteit en verandering a Maak een vergelijking tussen de economisch-politieke situatie in China in de jaren 1842, 1966 en 2013. Blader daartoe het hoofdstuk door. Zoek eventueel aanvullende kennis online en vul het schema in. 1842 Wie was staatshoofd van China? Wat was de staatsideologie? Wat waren de voornaamste ken merken van de Chinese economie? Hoe valt de relatie tussen China en het Westen te typeren?
1966
2013
b Toon met een voorbeeld van een politiek of economisch verschijnsel aan dat er sprake is van continuïteit tussen 1842 en 1966 en tussen 1966 en 2013. c Toon met een voorbeeld van een politiek of economisch verschijnsel aan dat er sprake is van verandering tussen 1842 en 1966 en tussen 1966 en 2013.
opdracht 2 vaardigheid
In de tijd plaatsen Het verleden van China valt niet los te zien van de WestEuropese geschiedenis. Toch sluiten de indeling van de kenmerkende aspecten over de tien tijdvakken niet naadloos aan op de Chinese geschiedenis. Sommige ontwikkelingen vonden in China eerder of juist later plaats dan in Europa. Dat blijkt ook uit de toepassing van de kenmerkende aspecten: sommige passen in de Chinese geschiedenis beter bij een andere eeuw. Schrijf twee van dergelijke kenmerkende aspecten op en koppel aan elk ervan een beeldbron uit dit hoofdstuk. Leg uit waarom deze bron daarbij past.
opdracht 3 relevantie – vaardigheid
Standplaatsgebondenheid a Een bewering: ‘Niet alleen in 2013, maar ook rondom 1842 en 1966 propageerde de Chinese overheid een droom voor het land.’ Ga in op de bewering door per jaartal aan te geven welke droom dat was en door welke omstandigheden deze droom werd beïnvloed. b Er wordt wel beweerd dat de Chinese Droom is afgeleid van de American Dream. Zoek op wat daaronder wordt verstaan en geef zowel overeenkomsten als verschillen. c Verdiep je, bijvoorbeeld met behulp van online nieuwsberichten, in de actuele situatie in China. Wat moet er volgens jou op politiek, sociaal en economisch gebied veranderen of verbeteren om de Chinese Droom te realiseren? Geef van elk een beargumenteerd voorbeeld. d De Chinese kunstenaar Ai Weiwei heeft gezegd: ‘Er bestaat helemaal geen Chinese Droom. Het is enkel een nachtmerrie. Het is een prachtig luchtkasteel, maar dat staat niet op de grond.’ Leg uit welke kritiek Ai Wei Wei uit op de Chinese overheid en zoek uit hoe het regime van Xi Jinping omgaat met dergelijke kritiek. Onthouden: 1a Begrijpen: 3a Toepassen: 1b, 1c, 2 Analyseren: 3b, 3c, 3d
3.1
China en het modern imperialisme 33 34 36 44
bron 0 bron 4
Kenmerkende aspecten
De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. De opkomst van emancipatiebewegingen. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme (in deze context ook gekoppeld aan tijdvak 8).
Leidende vraag
Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (1842-1911)?
Twee illustraties die op de voorpagina’s van de Franse tijdschriften Le Petit Journal (1899) en Le Petit Parisien (1900) verschenen. Hierop zijn gewelddadige acties van de Boksers te zien.
Boksers Toen Kaatje Dierckx in het najaar van 1899 vanuit Europa naar China vertrok, was ze niet gerust op een goede afloop van haar avontuurlijke reis. Samen met zes andere nonnen waren ze door de katholieke Kerk als missionarissen naar China gestuurd. Maar het was er al enige tijd erg onrustig. Voor Europeanen, en voor christenen in het bijzonder, was het er zelfs levensgevaarlijk. Agressieve rebellen, die Boksers werden genoemd, pleegden regelmatig aanslagen op Europese imperialisten. In de zomer van 1900 pakten ze Kaatje en de andere nonnen op. De Boksers sleurden hen hardhandig door de straten. Op bevel van de plaatselijke gouverneur volgde een onthoofding.
De Bokserrebellen pleegden talloze moorden, vernielden westerse gebouwen en plunderden buitenlandse eigendommen. Pas toen in 1901 een internationale coalitie de Bokseropstand met militair ingrijpen beëindigde, keerde de rust in China voor even terug. De Bokseropstand is een van de vele Chinese reacties op het modern imperialisme. Europa, Japan en de Verenigde Staten breidden hun machtspositie in Azië gedurende de negen tiende eeuw steeds verder uit. Vanaf 1842 verminderde daardoor het gezag van de keizer. Ook verloor China zijn positie van regionale grootmacht. Ondanks hervormings pogingen door het hof bleek de val van het keizerrijk uiteindelijk onafwendbaar. In deze paragraaf worden de ontwikkelingen behandeld die daartoe hebben geleid.
26
bron 5
3 China (1842-2001)
De Chinese keizers woonden in de Verboden Stad, een ommuurd gebouwencomplex in Beijing. De plattegrond van dit complex, opgezet in een strakke en hiërarchische ordening, sluit aan bij het confucianisme. Links bovenin is de Hal van de Opperste Harmonie te zien. Afbeelding uit de tweede helft van de achttiende eeuw.
De Qing-dynastie Vanaf de zeventiende eeuw werd China geregeerd door keizers van de Qing-dynastie. Deze keizerlijke familie was oorspronkelijk afkomstig uit Mantsjoerije, een gebied in het noordoosten van China. Daarom worden de keizers uit deze familie ook wel de Mantsjoes genoemd. Het keizerlijke gezag was in China gebaseerd op het confucianisme. Volgens deze filosofie en gedragsleer werd de keizer door de Hemel aangewezen. Als Zoon des Hemels regeerde hij over het land. Een groep ambtenaren, mandarijnen genoemd, ondersteunde hem bij die taak. Wie mandarijn wilde worden, moest eerst een ingewikkeld en kostbaar examenprogramma doorlopen. Elk jaar behaalden maar duizend van de honderdduizend kandidaten de eindstreep daarvan. Vanwege dit examenstelsel vormden de mandarijnen een bevoorrechte klasse met veel aanzien. Meer dan negentig procent van de Chinese bevolking was boer en had nauwelijks rechten. Plichten hadden ze wel: ze betaalden het grootste deel van de belasting, produceerden het voedsel en dienden in het leger. De Chinese keizers konden aanvankelijk rekenen op een gezagsgetrouwe bevolking. Volgens het confucianisme moest men eerbied hebben voor de hiërarchische ordening van de samenleving. Van iedereen werd verwacht dat hij een vaste plek in de maatschappij innam en deze ook respecteerde. Als
bron 6
Franse spotprent uit 1898. Het onderschrift bij deze afbeelding luidt: ‘China. De taart van koningen… en keizers.’
27
3.1 China en het modern imperialisme
iedereen dat deed, zou de samenleving harmonieus blijven. Maar ondanks deze gedragsleer verzwakte in de negentiende eeuw de machtspositie van de Qing-dynastie. De keizers kregen te maken met economische en politieke problemen. Door een sterke bevolkingsgroei braken in sommige delen van het keizerrijk hongersnoden uit. Aan het hof heerste corruptie. Bestuursfuncties werden steeds vaker op basis van vriendjespolitiek verdeeld. Veel mandarijnen maakten zich bovendien schuldig aan afpersing en diefstal. Sommigen zagen in deze problemen een teken dat de Qingdynastie haar Mandaat van de Hemel dreigde te verliezen. Naast de interne onrust ontstond bovendien een externe bedreiging voor de keizerlijke macht: het modern imperialisme.
China en het modern imperialisme In de negentiende eeuw kwam onder invloed van de industrialisatie en het nationalisme het modern imperialisme op. Het economisch doel ervan was het verkrijgen van grondstoffen en afzetgebieden. Maar het modern imperialisme draaide ook om het versterken van de machtspolitiek: hoe meer koloniaal gebied, hoe meer status het moederland had. Net als in Afrika en elders in AziĂŤ, probeerden westerse mogendheden in China hun positie te versterken. Dat ging aanvankelijk moeizaam. Het keizerlijk hof beperkte de mogelijkheden voor westerlingen om in China handel te drijven. Alleen de havenstad Kanton was beperkt opengesteld voor Europese handelaren. Maar ruilhandel, of het importeren van westerse producten, was bijna niet mogelijk, want China toonde nauwelijks interesse in de westerse handelswaar. Dat kwam onder meer voort uit een sterk Chinees superioriteitsgevoel, sinocentrisme genoemd: Chinezen zagen de westerlingen als barbaren. Niet voor niets noemden de Chinezen hun land het Rijk van het Midden. Omstreeks 1820 vonden de Britten toch een product waarmee ze de Chinese markt konden betreden: opium. Miljoenen Chinezen werden door deze handel verslaafd gemaakt. De Chinese overheid stelde een opiumverbod in, maar dat had weinig effect. De Britten bleven via Kanton enorme hoeveelheden van deze drugs het land binnen smokkelen. De illegale opiumhandel was voor Groot-BrittanniĂŤ zeer winstgevend, want de Chinezen betaalden met zilver voor de drugs. Door de massale verslaafdheid aan opium raakte de Chinese samenleving totaal ontwricht. In 1839 besloot de keizer daarom in te grijpen. Twintigduizend kisten opium werden in beslag genomen en vernietigd. De Britten reageerden hierop door oorlogsschepen naar de Chinese kust te sturen. De Eerste Opiumoorlog was een feit. Tegen de moderne Britse schepen maakte de traditionele Chinese vloot geen schijn van kans.
Ongelijke Verdragen De Eerste Opiumoorlog eindigde in 1842 met een nederlaag voor China. De Britten stelden een vernietigend vredesverdrag op, waarin de Chinezen verplicht werden een flinke schadevergoeding te betalen. Bovendien moesten vijf Chinese havens volledig worden opengesteld voor Britse handelaren en werd de stad Hongkong een Britse kroonkolonie. Dit Verdrag van Nanking kan worden beschouwd als een van de eerste Ongelijke Verdragen. In deze diplomatieke overeenkomsten, waarvan er in de negentiende eeuw nog vele volgden, werd China steeds tot veel verplicht, terwijl de westerse mogendheden voor zichzelf juist rechten en privileges afdwongen. In navolging van Groot-BrittanniĂŤ probeerden Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland op dezelfde wijze hun invloed in China te vergroten. Rusland zag Mantsjoerije als onderdeel van haar invloedssfeer en legde er een spoorlijn aan die uitkwam in de Russische havenstad Vladivostok. In veel steden in het zuiden en oosten van China, zoals Shanghai, nam de westerse aanwezigheid toe. De Chinese regering verloor steeds meer zeggenschap over haar eigen grondgebied. Voor buitenlanders werd in de verdragen extraterritorialiteit geregeld. De buitenlanders vielen niet langer onder de Chinese wetgeving en rechtspraak, maar konden door eigen rechtbanken op Chinees grondgebied worden berecht. Doordat steeds meer Europeanen, Japanners en Amerikanen zich in de steden vestigden, verloren Chinese handelaren, schippers en ambachtslieden inkomsten. Dat zorgde voor veel onvrede onder de Chinese bevolking. In 1856 brak de Tweede Opiumoorlog uit, nadat China zich probeerde te verzetten tegen nieuwe Britse economische eisen. Ook dit keer werd China verslagen en kreeg wederom een vernederend verdrag opgelegd. Buitenlandse handelaren, missionarissen en zendelingen kregen voortaan in heel China bewegingsvrijheid. Tussen China en Japan verslechterden de betrekkingen eveneens. In 1894 kwam het tot een oorlog tussen beide landen, omdat Japan zijn macht naar Korea probeerde uit te breiden. China beschouwde Korea als haar invloedssfeer en voelde zich door de Japanse expansie bedreigd. De Chinese vloot werd vrijwel direct door de moderne Japanse marine uitgeschakeld. China kon niet anders dan de vredesvoorwaarden accepteren. Japan eiste hoge schadevergoedingen, invloed in Korea en de mogelijkheid om Japanse industrie op Chinees grondgebied te vestigen.
Opstanden Door de Ongelijke Verdragen hadden buitenlandse mogendheden hun machtspositie in China aanzienlijk versterkt. Overheidstaken, zoals rechtspraak en het invoeren van importheffingen, waren door hen overgenomen. De
28
3 China (1842-2001)
Koloniale bezittingen
Invloedgebieden
Brits
Brits
Frans
Frans
Japans
Japans
Russisch
Russisch
RUSLAND
Duits grens Keizerrijk Qing-dynastie
MANTSJOERIJE
MONGOLIË
KOREA
JAPAN
CHINA TIBET
INDIA Kanton Macao
BIRMA
TAIWAN Hongkong
LAOS
SIAM FRANSINDO-CHINA
0
bron 7
500
FILIPIJNEN
1.000 km
Invloedssferen en koloniën van imperialistische mogendheden in China en de buurlanden tussen 1850 en 1910.
macht van de keizer werd daardoor ernstig ondermijnd. Binnenlands verzet tegen het falende centrale gezag nam daardoor toe. Ook protesten tegen de buitenlandse inmenging en beïnvloeding werden talrijker. Tussen 1851 en 1868 werd de Chinese overheid geconfronteerd met twee grote volksopstanden. In het zuiden van China had Hong, een charismatische man die er niet in was geslaagd om mandarijn te worden, grote groepen ontevreden boeren gemobiliseerd. Hong wilde met hen een revolutie ontketenen tegen de keizer. De deelnemers aan deze Taipingopstand lieten zich inspireren door de boodschap van Hong, die elementen uit het christendom, het confucianisme en het nationalisme bevatte. De Taipingrebellen kregen een groot deel van China in handen.
Op hetzelfde moment als de Taipingopstand zorgden overstromingen van de Gele Rivier in het noorden van China voor grote problemen. De overheid deed hier nauwelijks iets aan, waardoor boeren massaal in opstand kwamen. Tijdens deze Nianopstand werden gewapende acties uitgevoerd tegen grootgrondbezitters en tegen ambtenaren die belasting inden. Met moeite werden de Taiping- en Nianopstand neergeslagen. Dat lukte alleen met buitenlandse militaire steun. De opstanden hadden enorme gevolgen: honderden steden waren verwoest en twintig miljoen Chinezen hadden door honger en geweld het leven verloren. De ontevredenheid onder de bevolking en de opmars van de imperialistische
29
3.1 China en het modern imperialisme
mogendheden deed sommige Chinezen beseffen dat moderniseringen noodzakelijk waren. Japan was daarbij een belangrijke bron van inspiratie. In de negentiende eeuw had dit land naar westers voorbeeld succesvolle moderniseringen doorgevoerd, waardoor haar economische positie in Azië behoorlijk was versterkt. In 1861, tijdens de grote volksopstanden, startte in China de Zelfversterkingsbeweging. De aanhangers wilden belangrijke stappen zetten op het gebied van militaire en technische modernisering. Mijnen en nieuwe fabrieken werden geopend, zodat China een eigen wapenindustrie kon opbouwen. De marine werd gemoderniseerd en de aanleg van spoorwegen en telegrafie verbeterden de vervoers- en communicatiemogelijkheden in het land.
Amerikaanse en Duitse soldaten, greep in en versloeg de Boksers. China werd daarop gedwongen een Ongelijk Verdrag te accepteren, waarin de coalitie herstelbetalingen kreeg toegekend. Ook werden de leiders van de Bokserrebellen zwaar bestraft en kregen westerse mogendheden toestemming permanent troepen in China te vestigen.
Bokseropstand De keizer besloot onder invloed van een aantal hervormingsgezinde mandarijnen en de Zelfversterkingsbeweging enkele aspecten van het bestuur te moderniseren. Het keizerrijk zou democratischer bestuurd moeten worden. Ook werden er initiatieven genomen om het onderwijs en het leger te verbeteren. Hoewel velen deze hervormingen toejuichten, waren er ook tegenstanders. Een invloedrijke groep conservatieven waardeerde de moderniseringspogingen niet. Cixi, de keizerin-weduwe, steunde hen. Zij had veel macht doordat zij regelmatig als regentes over China heerste. Ook nu, in 1898, nam ze de macht over van de keizer en draaide de meeste hervormingen direct terug. Dat onder de Chinese bevolking lang niet iedereen de vernieuwingen toejuichte, blijkt ook uit de Bokseropstand, waarover je in de inleiding van de paragraaf las. Eind jaren negentig van de negentiende eeuw ontstond in Noord-China een geheimzinnige rebellenbeweging. De aanhangers, die ervan overtuigd waren bovennatuurlijke krachten te bezitten, noemden zichzelf het Genootschap der Vuisten van de Gerechtvaardigde Eensgezindheid. Anderen noemden hen Boksers, naar de gevechtstechniek van de rebellen, die vooral hun vuisten gebruikten. De Boksers ondernamen gewelddadige acties tegen westerse imperialisten. Volgens hen waren de buitenlanders schuldig aan het economische en sociale verval van de Chinese staat. Overal werden kerken, telegraaflijnen en westerse bezittingen vernield. Daarbij scandeerden zij de leus ‘Steun de Qing, vernietig de vreemdeling’. De Boksers konden rekenen op de steun van keizerin Cixi. Zij moedigde de gewelddadige acties tegen buitenlandse bezittingen en personen aan. Zo probeerde ze de aandacht af te leiden van het falende keizerlijke bewind. In 1900 werd de ambassadewijk van Beijing het doelwit van de Boksers. Zij belegerden dit stadsdeel en vermoordden daarbij een belangrijke Duitse gezant. Een internationale troepenmacht, bestaande uit onder andere Franse, Engelse,
bron 8
Na de Bokseropstand probeerde het Chinese hof de relatie met de westerse mogendheden te verbeteren. Op deze foto uit 1903 houdt de vrouw van de Amerikaanse ambassadeur in Beijing de hand van keizerin Cixi vast.
Revolutie De macht van de Qing-dynastie was door de Bokseropstand verder verzwakt. De steun van Cixi aan de rebellen bleek een verkeerde keuze. De strafmaatregelen die de buitenlandse mogendheden oplegden, de mislukte hervormingspogingen van het hof en de machteloosheid van Cixi brachten de onvrede tot een hoogtepunt. In een poging de keizerlijke positie te versterken, werd alsnog een aantal hervormingen doorgevoerd. Het leger werd gemoderniseerd, het examenstelsel voor mandarijnen werd afgeschaft en er kwamen meer mogelijkheden tot inspraak in het bestuur. Maar ondanks de hervormingspogingen, die in feite te weinig betekenden en te laat kwamen, functioneerde het keizerlijke landsbestuur nauwelijks meer. Cixi overleed in 1910. Keizer Puyi, drie jaar oud, kwam op de troon. Revolutionaire ideeën verspreidden zich in deze instabiele omstandigheden snel. Eind negentiende eeuw was er een nieuwe nationalistische beweging ontstaan onder leiding van Sun Yat-sen. Hij had in het buitenland gestudeerd en was daarbij in aanraking gekomen met politieke opvattingen over democratie. In 1895 had hij een opstand tegen het Chinese keizerlijk gezag geleid, maar deze was mislukt. Sun Yat-sen werd verbannen en verbleef enkele jaren in Europa en in de Verenigde Staten. In 1911 brak in het zuiden van China een muiterij uit in het leger. De onrust breidde zich uit over andere delen van China.
30
3 China (1842-2001)
Generaal Yuan Shikai nam de leiding van deze revolutie op zich. De Qing-dynastie kwam ten val; keizer Puyi trad af en enkele maanden later werd Shikai president van de Republiek China. In deze nieuwe politieke omstandigheden was het ook voor Sun Yat-sen weer mogelijk om terug te keren naar China.
1 2 3 4 5
De achtergrond van de groep die het verzet pleegt Wat de groep wil bereiken Waartegen men zich precies verzet Concrete voorbeelden van het verzet De gevolgen van het verzet voor de maatschappij.
opdracht 2
Gebruik bron 5. Leg uit bij welke opvatting van het confucianisme de architectuur van de Verboden Stad aansluit.
opdracht 3 vaardigheid
Oorzaken, gevolgen Historici wijzen vier oorzaken aan voor het verzwakken van het keizerlijke centrale gezag in de negentiende eeuw. a Noem deze oorzaken en leg steeds uit waarom ze tot verzwakking van het centrale gezag leiden. b Geef aan welke gezien kunnen worden als interne oorzaken en welke als externe oorzaken. c Welke van deze vier oorzaken is volgens jou de belangrijkste? Beargumenteer je keuze.
opdracht 4 vaardigheid
bron 9
Een republikeinse soldaat knipt de vlecht af van een Chinese man. Tijdens de Qing-dynastie was deze haardracht verplicht ingesteld door het keizerlijk hof. Foto uit 1912.
3.1 Opdrachten opdracht 1 relevantie – vaardigheid
Motieven a Leg uit dat het motief van Kaatje Dierckx om naar China af te reizen en de moord door de Bokserrebellen past bij twee verschillende kenmerkende aspecten. b In de negentiende eeuw bestond er in de Chinese samenleving veel verzet tegen de invloed van westerse mogendheden. Ook in andere regio’s en in andere perioden, zowel in het verleden als tegenwoordig, werd en wordt verzet gepleegd tegen westerse invloeden op de maatschappij. Werk in tweetallen. Een van jullie zoekt een historisch voorbeeld dat zich niet afspeelt in het China van de negentiende of de twintigste eeuw (tot 1990). De ander zoekt een actueel voorbeeld op. Dit voorbeeld hoeft niet over China te gaan. Beschrijf van beide voorbeelden:
Oorzaken Gebruik bron 10. a Welk kenmerkend aspect kan gezien worden als oorzaak van de Eerste Opiumoorlog? Leg je antwoord uit. b Welke gebeurtenis is de aanleiding tot de Eerste Opiumoorlog? Leg je antwoord uit. c Toon aan, met een verwijzing naar de bron, waarom de typering ‘Ongelijke Verdragen’ past bij het Verdrag van Nanking.
‘Artikel II. Zijne Majesteit de Keizer van China verklaart dat alle Britse burgers, met hun familieleden, zich voor handelsdoeleinden zonder beperkingen mogen vestigen in de steden Kanton en Shanghai. Artikel III. Zijne Majesteit de Keizer van China schenkt Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittannië en haar opvolgers het eiland Hongkong. Deze stad bestuurd zal worden volgens de wetten en regels van Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittannië. Artikel IV. De Keizer van China verklaart een bedrag van zes miljoen dollar te betalen als schadevergoeding voor de vernietigde opium en de Britse slachtoffers die zijn gevallen. Artikel VIII. De keizer van China verklaart alle Britten vrij te laten die zich op dit moment in gevangenschap bevinden in het Chinese Keizerrijk.’ Uit: Verdrag van Nanking (1842).
bron 10
31
3.1 China en het modern imperialisme
opdracht 5
Gebruik bron 6 en 7. a Benoem de nationaliteiten van de vijf personen die in bron 6 rondom de taart zitten. b Vergelijk bron 6 met bron 7. Geef aan wat de boodschap van de tekenaar was en leg uit, met een verwijzing naar bron 7, of die boodschap historisch juist is. c Onderzoek online welke gebeurtenissen in 1898 de cartoontekenaar wellicht als aanleiding zag voor het maken van de spotprent in bron 6.
‘Vreemde duivels zijn gekomen en hebben met hun leer velen verleid hun katholiek of protestants geloof aan te nemen. Hun kerken passen niet in onze omstandigheden. Telegraaf en spoorwegen werden aangelegd, fabrieken voor geweren en geschut opgericht en aan deze instellingen beleven de vreemde duivels een machtig kwaadaardig plezier. Hetzelfde is het geval met locomotieven en elektrische lampen, die deze vreemde duivels als voortreffelijke uitvindingen beschouwen. Maar China beschouwt hen als barbaren die God moge verdoemen. Mogen er geesten uit de hemel dalen om hen te vernietigen. Vrijwilligers zullen de huizen der vreemdelingen verbranden en de tempels weer oprichten.’
opdracht 6 vaardigheid
Motieven a De Taiping- en Nianopstand, de Zelfversterkingsbeweging en de Bokseropstand passen bij de onvrede die op dat moment in de Chinese samenleving heerste. Leg dat van elk van de vier verschijnselen afzonderlijk uit. b Leg uit dat de mandarijnen zowel een motief hadden om voor de Zelfversterkingsbeweging te zijn, als een motief om er tegen te zijn.
opdracht 7
Gebruik bron 11 en 12. a Leg met drie verwijzingen naar de bron uit bij welke opstand bron 11 past. b Leg met drie verwijzingen naar de bron uit bij welke opstand bron 12 past. c Bij welke beeldbron uit deze paragraaf past bron 11? Leg je antwoord uit. d Bij welke beeldbron uit deze paragraaf past bron 12? Leg je antwoord uit.
‘Chinezen zouden eruit moeten zien als Chinezen, maar de Mantsjoes hebben ons bevolen ons haar rond het hoofd af te scheren en een staart te hebben, waarmee we op dieren lijken. De Mantsjoeduivels hebben al onze mooie Chinese meisjes ingepikt om hun slavinnen en bijvrouwen te zijn. Bij overstromingen en droogtes tonen de Mantsjoes geen enkel medelijden, ze laten de uitgehongerde mensen gewoon rondzwerven tot hun verbleekte beenderen als onkruid opschieten. Bovendien hebben ze in heel China hun hebzuchtige ambtenaren en corrupte dienaren de vrije hand gegeven om het volk het vel over de oren te halen, totdat mannen en vrouwen langs de weg liggen te kermen. In naam van God hierboven zullen we hen wreken die de Hemel bedriegen. Voor China zullen we het gewone volk bevrijden van zijn ellende. We moeten de stank van de Qing-dynastie verjagen opdat we samen het geluk van de hemelse vrede kunnen genieten.’ Uit: Proclamatie van opstandelingen (1852-1853).
bron 11
Uit: Fragment uit een Chinees pamflet (1900).
bron 12
opdracht 8 vaardigheid
Continuïteit en verandering, bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 8. In het bewind van keizerin-weduwe Cixi zie je zowel voorbeelden van continuïteit als van verandering, in vergelijking tot het bewind vóór Cixi. a Ontleen aan de paragraaf informatie die wijst op continuïteit op politiek gebied. b Ontleen aan de paragraaf informatie die wijst op verandering op politiek gebied. c Stel, je wilt onderzoeken of de Bokseropstand van invloed is geweest op het beleid van keizerin-weduwe Cixi na 1901. In hoeverre is bron 8 bruikbaar voor je onderzoek?
opdracht 9 vaardigheid
Oorzaken en gevolgen Geef twee oorzaken van de toenemende onvrede in de Chinese maatschappij omstreeks 1898 en 1911. Geef per oorzaak aan welk gevolg deze kreeg.
opdracht 10 vaardigheid
Bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 4 en 13. Een bewering: ‘De Bokseropstand kan gezien worden als een revolutionaire en nationalistische beweging.’ Geef per bron aan in hoeverre je deze kunt gebruiken om de bewering te onderbouwen. Verwijs steeds naar een element uit de bron.
32
3 China (1842-2001)
opdracht 12 actieve werkvorm – vaardigheid
a
b
c d
Standplaatsgebondenheid, oorzaken, gevolgen Zoek online acht beeldbronnen die betrekking hebben op de Bokseropstand. Het moet gaan om illustraties uit de tijdschriften Le Petit Parisien, Le Petit Journal of Punch. Werk in een tweetal. De ene leerling kiest twee van de acht beeldbronnen en bedenkt waarom de westerse coalitie deze kon gebruiken voor hun propaganda. De andere leerling kiest twee beeldbronnen en bedenkt waarom aanhangers van de Bokserbeweging deze konden gebruiken voor hun propaganda. Doe dit zonder iets op te schrijven en zonder te overleggen. Neem de twee bronnen die je medeleerling heeft geselecteerd. Formuleer per afbeelding een onderschrift dat past bij het standpunt van de westerse coalitie of van de Bokserbeweging. Het onderschrift moet een propagandistisch doel hebben. Lees elkaars onderschriften en geef feedback. Was dit de propagandaboodschap die je zelf had bedacht? Verwerk de beeldbronnen tot een chronologisch opgebouwd beeldverhaal, bijvoorbeeld in een digitale presentatie, waarmee je het verloop van de Bokseropstand illustreert. Bedenk per afbeelding een passende toelichting van maximaal vijf zinnen. Zorg ervoor dat je illustraties opneemt die passen bij de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de Bokseropstand.
opdracht 13 samenvatting
bron 13
Afbeelding gemaakt in 1900 door de Chinese ambtenaar en schrijver Tse Tsan-tai. De dieren rondom de kaart, die China bedreigen, stellen de imperialistische mogend heden voor. In China staan figuren die de conservatieve en passieve mentaliteit van de Chinese elite voorstellen.
opdracht 11 vaardigheid a b
c d e f
Plaatsen in de tijd Zet de gebeurtenissen op chronologische volgorde. China wordt een republiek. Li Hongzhang, een van de leiders van de Zelfversterkingsbeweging, sticht een aantal militaire academies waar westerse kennis wordt bestudeerd. Yilibu ondertekent namens het Chinese hof na de Eerste Opiumoorlog het Verdrag van Nanking. Sir Claude Maxwell MacDonald voert het bevel over de internationale coalitie tegen de Boksers. De Chinese generaal Song Qing verliest een landveldslag tijdens de Japans-Chinese oorlog. Veel arme Chinezen geven gehoor aan de oproep van Hong Xiuquan om in opstand te komen tegen het keizerlijk gezag van de Mantsjoes.
a
b
c
d
De leidende vraag van deze paragraaf luidt: Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (18421911)? Noteer de vier kenmerkende aspecten die bij deze leidende vraag horen. Leg per kenmerkend aspect uit waarom het past bij China in de negentiende eeuw. Noteer per kenmerkend aspect een passende gebeurtenis of verschijnsel uit de Chinese geschiedenis van de negentiende eeuw. Beantwoord de leidende vraag. Betrek in je antwoord minimaal twee kenmerkende aspecten van deze paragraaf, voorzien van een toelichting. Inventariseer uit deze paragraaf de gebeurtenissen die geleid hebben tot het verminderen van de regionale macht van het Chinese keizerrijk. Maak daarvan een chronologisch overzicht. Geef vervolgens aan of het verliezen van de positie als grootmacht het gevolg is van een specifieke gebeurtenis of juist het resultaat van een langdurige ontwikkeling. Onthouden: 3a, 4b, 6a, 10 Begrijpen: 2, 3b, 4c, 5a, 7a, 7b, 7c, 7d, 9a, 9b,13b Toepassen: 1a, 4a, 5c, 6b, 9c, 11, 12a, 12d, 13a, 13c Analyseren: 1b, 3c, 5b, 8, 12b, 12c, 13d
3.2 N ationalisten en communisten strijden om de macht 34 36 37 38 44 45
Kenmerkende aspecten
De opkomst van emancipatiebewegingen (in deze context ook gekoppeld aan tijdvak 9). De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme (in deze context ook gekoppeld aan tijdvak 9). De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie. Het in de praktijk brengen van de totalitaire ideologieĂŤn communisme en fascisme/nationaalsocialisme. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
Leidende vraag
Waardoor ontstond de Volksrepubliek China (1912-1949)?
bron 0
bron 14
Schilderij uit 1977 over de Lange Mars, gemaakt door Zhao Zhiting, Zhao Shuqun en Wang Xiaobo.
Mao laat zich dragen Op 16 oktober 1934, in het holst van de nacht, sloegen tachtigduizend communisten op de vlucht. Zij waren omsingeld door de nationalisten en de nachtelijke vlucht was bedoeld om die omsingeling te doorbreken. De vlucht mondde uit in wat later de Lange Mars ging heten: een duizenden kilometers lange tocht vol ontberingen. Van de tachtigduizend mensen die aan de Lange Mars begonnen,
overleefden er slechts tienduizend. Onderweg kregen veel communisten diarree en stierven door uitdroging. Omdat er vrijwel geen voedsel was, aten mensen zelfs graankorrels uit de uitwerpselen van zieke kameraden. Mao, de leider van de Lange Mars, liet zich een groot deel van de tocht dragen. Op een draagbed doodde hij de tijd met lezen en schrijven. ‘Als ze in de bergen moesten klimmen, konden de dragers zich soms slechts op hun knieĂŤn voortbewegen en waren hun huid en vlees rauw geschaafd. Elke beklommen berg droeg een spoor
34
3 China (1842-2001)
van zweet en bloed’, aldus Guo Cheng, een deelnemer aan de Lange Mars. In 1949 namen communisten de macht over in China. Het verhaal over de Lange Mars kreeg daarna mythische proporties. Er werd een heldenverhaal gevormd waaruit de moed en het doorzettingsvermogen van de communisten in het algemeen en Mao in het bijzonder ondubbelzinnig moest blijken. In deze paragraaf worden de politieke onrust tussen de wereldoorlogen en het ontstaan van communistisch China verklaard.
Republiek China Na het uitroepen van de republiek China werden er in 1913 parlementsverkiezingen georganiseerd. De nationalisten, onder leiding van Sun Yat-sen, behaalden de meeste stemmen. Sun Yat-sen had een politiek programma opgesteld waarin de Drie Volksbeginselen centraal stonden: 1 Nationalisme moest leiden tot het terugdringen van buitenlandse invloeden in China. 2 De bevolking moest via verkiezingen invloed krijgen in de politiek, waardoor China democratischer zou worden. 3 De welvaart van het hele volk moest worden bevorderd. Industrialisatie was de sleutel tot welvaartsgroei, maar alleen als iedereen er in gelijke mate van zou profiteren. Ondanks de verkiezingswinst voor de nationalisten bleef generaal Yuan Shikai China leiden. In 1916 overleed hij echter plotseling aan een hartaanval. Sun Yat-sen kreeg daarop de leiding over een nationalistische regering, maar China viel verder uiteen. Verschillende warlords probeerden met hun eigen legers hun machtsgebieden te vergroten. Daarbij behandelden zij de plaatselijke bevolking vaak zeer slecht.
Kwomintang en CCP In 1914 was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken. Ook China raakte bij dit conflict betrokken. Omdat Duitsland in de negentiende eeuw invloedsgebieden in China had verworven, verklaarde China dit land in 1917 de oorlog. Na een overwinning van de geallieerden zouden de Duitse invloedsgebieden weer aan China toekomen, zo was de hoop. Dat bleek niet het geval. In het Verdrag van Versailles (1919) kreeg Japan de Duitse invloedsgebieden in China toegewezen. Dit besluit zorgde in China voor grote verontwaardiging en voedde het ontstaan of de verdere ontwikkeling van verschillende politieke groeperingen. Op 4 mei 1919 trokken duizenden studenten door de straten van Beijing om te protesteren tegen het Verdrag van Versailles. Deze actie sloeg snel daarna over naar grote delen van het land. De 4 Meibeweging was daarmee ontstaan. De
aanhangers riepen op tot een boycot van Japan, wakkerden het Chinese nationalisme aan en pleitten voor modernisering van China. Veel van de idealen werden later overgenomen door de Chinese Communistische Partij (CCP). Deze werd in 1921 opgericht door Chen Duxui, een van de leidende figuren uit de 4 Meibeweging. Mao Zedong werd binnen de CCP steeds belangrijker. Deze boerenzoon had de publicaties van Karl Marx en de recente geschiedenis van de Russische Revolutie aandachtig bestudeerd. De theorie van Marx ging ervan uit dat alleen arbeiders met een revolutie een communistische samenleving konden realiseren. Dat zou betekenen dat in China geen communistische revolutie zou kunnen plaatsvinden, want China had nauwelijks industrie. Mao raakte er echter van overtuigd dat ook de boeren, die de overgrote meerderheid van de Chinese bevolking uitmaakten, de revolutie konden ontketenen. Maar dan was het wel noodzakelijk om hen bewust te maken én te houden van de communistische idealen. Daarvoor dienden massacampagnes. Een eenmalige revolutie was volgens Mao geen definitieve oplossing. Vanwege deze verschillen ten opzichte van het theoretisch marxisme wordt de ideologie van de CCP ook wel maoïsme genoemd.
Verenigd Front Sun Yat-sen was al langer met zijn nationalisten actief, maar in 1919 richtte hij officieel een politieke partij op: de Kwomintang (KMT). Deze nationalistische partij creëerde in 1923 een eigen leger waarmee de warlords moesten worden bestreden. Generaal Chiang Kai-shek kreeg daarover het bevel. De Kwomintang kon in de jaren twintig rekenen op steun van de Sovjet-Unie. De Drie Volksbeginselen sloten volgens de Sovjets aan bij de marxistische idealen. De CCP kreeg ook Sovjetsteun, maar deze partij was nog betrekkelijk klein en had daardoor weinig invloed. De nationalisten hadden begin jaren twintig vooral steun in de steden. In tegenstelling tot de KMT had de CCP nog maar weinig aanhangers. Daarom zochten de communisten samenwerking met de KMT. De Sovjet-Unie stimuleerde deze samenwerking. Samen zouden de partijen de strijd aangaan tegen buitenlandse invloeden en tegen de binnenlandse verbrokkeling die de warlords veroorzaakten. De samenwerking tussen beide partijen werd later het Eerste Verenigd Front genoemd. In 1925 overleed Sun Yat-sen. Hij werd opgevolgd door generaal Chiang Kai-shek. Vanuit Kanton, in het zuiden van China, startten communisten en nationalisten gezamenlijk de Noordelijke Veldtocht. Het doel was de uitschakeling van warlords en het herstellen van de eenheid in het land. Deze veldtocht werd een succes: in grote delen van China keerde de rust weer.
35
3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht
bron 15
Propagandaposter uit 1959, gemaakt ter gelegen heid van de veertigste verjaardag van de 4 Meibeweging. Op de poster staat: ‘Blijf de revolutie uitdragen. Massa’s van arbeiders en boeren verenigen zich, 1919-1959.’
Bloedige breuk Anders dan zijn voorganger Sun Yat-sen, stelde Chiang Kaishek weinig belang in de Drie Volksbeginselen. Met volkswelvaart en democratie had hij weinig op. Voor de boerenmassa werd de KMT dus minder aantrekkelijk dan voorheen. De communisten wisten met hun belofte voor grondhervorming juist veel steun van de boeren te verwerven. De KMT had veel aanhangers die behoorden tot de gegoede burgerij zoals bankiers en ondernemers. Deze mensen vreesden de idealen van de communisten. Na de succesvolle Noordelijke Veldtocht besloot Chiang Kai-shek het Verenigd Front te beëindigen. Hij keerde zich tegen de communisten en gaf opdracht tot hun vervolging. In Shanghai richtten nationalisten een bloedbad aan onder plaatselijke communisten. Na hun bloedige breuk met de communisten herstelden de nationalisten in 1927 het centrale gezag in China. Dat betekende overigens niet dat de KMT het hele land onder controle had. In sommige delen had de centrale overheid nauwelijks invloed. Nanjing werd door Chiang tot nieuwe hoofdstad uitgeroepen. Zijn regering stimuleerde de industrialisatie, verbeterde de infrastructuur en zegde een aantal Ongelijke Verdragen op. Maar de KMT-regering was corrupt. Bovendien werden politieke tegenstanders vervolgd en werd de CCP verboden. Al snel kregen de nationalisten en de communisten een gezamenlijke vijand. In 1931 startte Japan een invasie en bezette de provincie Mantsjoerije. De Japanse economische
groei was in de loop van de jaren twintig gestagneerd. Er was behoefte aan meer grondstoffen en die konden alleen door expansie worden verkregen. De Japanse bezetter vestigde in Mantsjoerije een wreed regime. De laatste Chinese keizer Puyi werd als symbolische heerser aan het hoofd van deze ‘onafhankelijke’ staat gezet. In feite was Mantsjoerije een marionettenstaat van de Japanners. Vanuit dit gebied probeerden de Japanners meer delen in het noorden van China te veroveren.
Lange Mars De KMT hechtte in eerste instantie geen prioriteit aan het terugdringen van de Japanse expansie. Chiang Kai-shek vond het belangrijker om eerst de communisten definitief uit te schakelen. Uit angst voor de KMT hadden de communisten zich al in 1927 teruggetrokken in een bergachtige streek tussen Jiangxi en Hunan. Daar probeerde Mao het communisme in praktijk te brengen. De grond werd onteigend en onder de boeren verdeeld. De communisten trainden ook hun eigen Rode Leger, vooral in het voeren van een guerrillaoorlog. Het CCP-gebied in Jiangxi werd in 1934 door de nationalisten omsingeld. De communisten vluchtten massaal. In de inleiding las je over deze vlucht, die de Lange Mars wordt genoemd. Deze voerde de communisten naar Yenan, een veiliger gebied in het noorden. Doordat het Rode Leger de boeren onderweg goed behandelde, nam de steun onder deze
36
3 China (1842-2001)
bevolkingsgroep voor de communisten aanzienlijk toe. Bovendien werd de positie van Mao als onbetwist leider van de CCP bevestigd, doordat de succesvolle strategie die tijdens de Lange Mars werd toegepast (het continu veranderen van richting en het opsplitsen en weer samen laten komen van de troepen) aan hem persoonlijk werd toegeschreven. In 1937 begon Japan vanuit Mantsjoerije een offensief in OostChina. In de KMT-hoofdstad Nanjing gingen de Japanners zich te buiten aan massaslachtingen die honderdduizenden burgers het leven kostten. De urgentie van het bevechten van de gezamenlijke Japanse vijand bracht de nationalisten en de communisten voor de tweede maal samen. In 1937 vormden zij het Tweede Verenigd Front. De samenwerking verliep vaak moeizaam. De legers van de CCP en de KMT bleven afzonderlijk de strijd tegen de Japanners voeren. Soms bestreden de beide partijen elkaar zelfs. Maar officieel hield het Tweede Verenigd Front stand tot de Japanse capitulatie in 1945. Direct daarna laaide de vijandschap weer op. China kreeg tussen 1945 en 1949 te maken met een heftige burgeroorlog.
bron 17
MANTSJOERIJE MONGOLIĂ‹ JAPAN
Beijing CHINA
KOREA
Yenan
Nanking
INDIA
Shanghai
TAIWAN
Macao
Hongkong 0
China Japan en Japanse veroveringen Japanse veroveringen in 1940 gebied van de communisten 1927 - 1934 De Lange Mars gebied van de communisten 1936 - 1945
bron 16
De route van de Lange Mars, 1934-1935.
Het uitroepen van de Volksrepubliek China door Mao in 1949, geschilderd in 1953 door Dong Xiwen. In het jaar van vervaardiging werden er maar liefst een miljoen kopieĂŤn door heel China verspreid. In de jaren daarna kreeg Dong verschillende keren de opdracht om de afbeelding opnieuw te maken. Hij moest dan personen weglaten uit de groep die links op het schilderij stonden; partijleden die bij Mao in ongenade waren geraakt.
500
1.000 km
3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht
Volksrepubliek China De Japanse bezetting was van grote invloed op de positie van zowel de KMT als de CCP. Na de bevrijding in 1945 kwam de regering officieel in handen van de nationalisten. Maar de nationalisten waren niet in staat om de economische en maatschappelijke problemen, versterkt door de gevolgen van de Japanse bezetting, het hoofd te bieden. Nationalistische soldaten maakten zich schuldig aan plunderingen. Veel KMTkopstukken waren corrupt. De communistische partij daarentegen kreeg steeds meer aanhangers. Ondanks het feit dat het Rode Leger de helft kleiner was dan het leger van de KMT, wonnen de communisten uiteindelijk de burgeroorlog, mede dankzij steun vanuit de Sovjet-Unie. In
3.2 Opdrachten
opdracht 1 relevantie
a b c d
e
Gebruik bron 14 en 17. In de geschiedschrijving kan er soms sprake zijn van mythevorming. Een persoon, gebeurtenis of ontwikkeling uit het verleden wordt dan niet feitelijk of objectief weergegeven, maar juist subjectief. Welk politiek doel kan mythevorming hebben? Leg uit dat bron 14 een uiting is van mythevorming rond om Mao en geef een verklaring voor die mythevorming. Is bron 17 ook een voorbeeld van mythevorming? Leg je antwoord uit met een verwijzing naar een beeldelement. In de Canon van Nederland zijn belangrijke gebeurtenissen, verschijnselen of personen uit de Nederlandse geschiedenis opgenomen. Bestudeer deze canon online en kies een onderwerp uit waarbij volgens jou sprake is van mythevorming. Leg je keuze uit. Wie of wat is de veroorzaker van deze mythevorming (vraag d) en wat waren de mogelijke motieven? Leg je antwoord uit.
opdracht 2 vaardigheid
Continuïteit en verandering Als je de politieke situatie in China in de periode 1912-1916 vergelijkt met die van 1900-1911, kun je zowel voorbeelden van continuïteit als verandering herkennen. Geef van beide een voorbeeld.
opdracht 3
Gebruik bron 15. a Noem twee verschijnselen waartegen de 4 Meibeweging zich verzette. b Mao’s interpretatie van het communisme verschilde op twee onderdelen van die van Marx. Beschrijf deze twee verschillen en leg uit hoe deze uit bron 15 blijken.
37
1949 veroverden de communisten grote gebieden in het zuiden van China, waardoor zij belangrijke steden, zoals Shanghai en Nanjing, in handen kregen. Op 1 oktober 1949 riep Mao Zedong in Beijing de communistische Volksrepubliek uit. Chiang Kai-shek vluchtte met zijn volgelingen naar Taiwan, een groot eiland aan de oostkust van China. De Sovjet-Unie bleef Mao steunen, terwijl de Amerikanen de kant kozen van de nationalisten. Door deze ontwikkeling raakte China betrokken bij de Koude Oorlog. In de Verenigde Naties werd Taiwan gezien als de vertegenwoordiging van heel China. De westerse grootmachten probeerden op deze manier de Volksrepubliek te isoleren.
c Zowel de communisten als de nationalisten ontvingen in de jaren twintig van de vorige eeuw steun van de SovjetUnie. Leg voor beide groeperingen uit waarom dit ener zijds opmerkelijk, maar anderzijds ook verklaarbaar is.
opdracht 4 vaardigheid
Continuïteit en verandering, gevolgen a In 1925 werd Sun Yat-sen opgevolgd door Chiang Kai-shek. Is er vooral sprake van continuïteit, of juist van verandering, wanneer je zijn binnenlandse politieke beleid vergelijkt met dat van Sun Yat-sen? Verduidelijk je antwoord met een voorbeeld. b Het Eerste Verenigd Front kon tot stand komen doordat de KMT en de CCP gemeenschappelijke doelen hadden. Geef daar drie voorbeelden van. c Een bewering: ‘De gevolgen van het Eerste Verenigd Front zorgden ervoor dat deze in 1927 ophield te bestaan.’ Ga in op de bewering door twee gevolgen te benoemen en leg per gevolg uit waarom hierdoor de samenwerking tussen de KMT en de CCP werd beëindigd.
opdracht 5
Gebruik bron 18 en 19. a De Lange Mars had zowel positieve als negatieve gevolgen voor de positie van de CCP. Geef van beide een voorbeeld en uitleg. b De tekst van bron 18 toont aan dat het verhaal over de Lange Mars een belangrijke rol speelt bij een van de ideologische aspecten van het maoïsme. Toon dit aan met een verwijzing naar de bron. c Leg uit dat uit bron 19 blijkt dat het verhaal van de Lange Mars een symbool in de propaganda van de Chinese staat is geworden. d Welk kenmerkend aspect past bij bron 19? Leg je antwoord uit.
38
3 China (1842-2001)
‘De Lange Mars is een manifest, een zaaimachine. De Lange Mars maakt aan de wereld bekend dat het Rode Leger een leger van helden is en dat de imperialisten en hun handlangers zoals Chiang Kai-shek en trawanten, gefaald hebben in hun pogingen ons te omsingelen, te vervolgen en tegen te houden. De Lange Mars maakt 200 miljoen mensen uit elf provincies duidelijk dat slechts de weg van het Rode Leger naar hun bevrijding leidt. Hoe had de grote massa zonder de Lange Mars ooit kunnen ervaren dat er in de wereld zulke hoge idealen zijn als die van het Rode Leger? De Lange Mars is ook een zaaimachine. De Lange Mars heeft in elf provincies veel zaad gestrooid dat ontkiemen zal en vrucht zal dragen en in de toekomst een rijke oogst zal opleveren.’ Uit: M. Zedong, Rapport aan de partijleiding in Wayaopao (1935).
bron 18 In een speelfilm uit 1935 werd voor het eerst de Mars van de Vrijwilligers gezongen, een lied dat in 1949 het Chinese volkslied werd: ‘Sta op, mensen die slaven weigeren te zijn; Met ons eigen vlees en bloed bouwen we onze nieuwe Grote Muur! Het Chinese volk beleeft haar meest gevaarlijke tijd, Iedereen moet zijn uitdagendheid uitschreeuwen. Sta op! Sta op! Sta op! Wij allen met één gezamenlijk hart, trotseer het geweervuur van de vijand, voorwaarts! trotseer het geweervuur van de vijand, voorwaarts! Voorwaarts! Voorwaarts! Mars!’ Uit: Mars van de Vrijwilligers (1935).
bron 19
opdracht 6 vaardigheid
Plaatsen in de tijd Gebruik bron 20. Chiang Kai-shek zou gezegd hebben: ‘De Japanners zijn een ziekte van de huid, de communisten een ziekte van het hart.’ a Leg uit wat Chiang hiermee bedoelde en beredeneer in welke periode hij dit mogelijk heeft gezegd. b Leg uit dat bron 20 in strijd lijkt met deze uitspraak. Geef ook een verklaring voor de verstandhouding tussen de communisten en de nationalisten die je uit deze foto kunt afleiden.
bron 20
Mao en Chiang Kai-shek, 1945. De Verenigde Staten stimuleerden dat beide partijen alles zouden doen om een burgeroorlog te voorkomen.
opdracht 7 relevantie – vaardigheid
Gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling a China raakte in de periode van 1945 tot 1949 betrokken bij de Koude Oorlog. Noem een gebeurtenis en een ont wikkeling of verschijnsel uit de periode waaruit dat blijkt. b De Verenigde Staten en Taiwan hebben ook in onze tijd een goede verstandhouding. Zoek online naar nieuwsberichten van hooguit vijf jaar oud waaruit dit blijkt. Zoek ook nieuwsberichten waaruit blijkt dat deze relatie soms leidde tot spanningen tussen de Verenigde Staten en China. c Leg uit dat de oorzaak van de situatie die je bij 7b beschreef in de periode rondom 1949 kan worden gezocht.
opdracht 8 vaardigheid
Bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 14, 18 en 21. a In bron 21 geeft een historicus drie verklaringen voor de slechte bruikbaarheid van bronmateriaal uit en over de periode van de Lange Mars in de Chinese geschiedenis. Wat zijn deze verklaringen? b Geef met behulp van bron 21 aan waarom bron 14 en 18 minder bruikbaar zijn voor een onderzoek naar de Lange Mars.
3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht
‘Hoewel er enorm veel is geschreven over de Lange Mars, is het opmerkelijk hoe weinig we feitelijk weten. Het bronnenmateriaal uit deze periode is bijzonder schaars en veel verhalen zijn gebaseerd op wat sommige deelnemers later op papier hebben gezet. Die verklaringen zijn doorgaans erg onbetrouwbaar, aangezien ze elkaar op essentiële punten tegenspreken en duidelijk geschreven zijn met politieke doeleinden.’ Uit: R. Hartmans, De Lange Mars (Historisch Nieuwsblad, 2016).
bron 21
opdracht 9 vaardigheid
Plaatsen in de tijd, standplaatsgebondenheid a Zet de volgende gebeurtenissen op chronologische volgorde. a Het Eerste Verenigd Front komt tot stand. b De Lange Mars eindigt in Yenan. c Chiang Kai-shek verbiedt de Communistische Partij. d De Chinese Communistische Partij wordt opgericht. e Bloedbad in Shanghai. f Mao roept de Volksrepubliek China uit. g Na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki capituleert Japan. b Vul de lijst van vraag 9a aan met vijf andere gebeurtenissen uit de periode 1912-1949 die betrekking hebben op de politieke, militaire of sociale situatie in China. c Zet in een grafiek twee levenslijnen; een voor een Chinese nationalist en een voor een Chinese communist. Bepaal per gebeurtenis hoe beiden deze hebben ervaren. Druk dit uit van +5 (heel positief) tot -5 (heel negatief). Op de horizontale as (de tijdbalk) breng je de gebeurtenissen van vraag 9a en 9b onder.
opdracht 10 actieve werkvorm – vaardigheid
Standplaatsgebondenheid, bruikbaarheid van bronnen Werk in drietallen. Stel, jullie werken voor de Chinese staatsomroep. Elk jaar, op 1 oktober, wordt het ontstaan van de Volksrepubliek China gevierd. Jullie krijgen de opdracht om een speelfilm uit te kiezen die op 1 oktober op televisie wordt uitgezonden. Jullie twijfelen tussen drie films: 1 The Last Emperor 2 The Good Nazi of Nanking 3 The Long March, every revolution has its turning point a Ieder groepslid zoekt meer informatie over een van de drie films. Vat het verhaal samen in ongeveer vijftig woorden. b Bepaal van jouw film hoe groot de kans is dat deze wordt uitgezonden op de Chinese staatstelevisie. Leg je antwoord uit door te verwijzen naar de inhoud van de film.
39
c Kies een fragment van maximaal twee minuten uit dat in de dagen voorafgaand aan de uitzending als trailer kan worden uitgezonden. Beredeneer de keuze van je fragment. d Bepaal in het groepje welke film jullie zullen voordragen aan de Chinese staatsomroep om deze op 1 oktober uit te zenden.
opdracht 11 samenvatting – vaardigheid
Oorzaken De leidende vraag bij deze paragraaf luidt: Waardoor ontstond de Volksrepubliek China (1912-1949)? a Maak een mindmap waarbij je deze leidende vraag in het midden van de pagina zet. Noteer daaromheen, met de wijzers van de klok mee, de tussenkopjes uit deze paragraaf. Verbind aan deze tussenkopjes passende gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen die gezamenlijk de oorzaken voor het ontstaan van de Volksrepubliek China vormen. b Noteer de kenmerkende aspecten die bij deze paragraaf horen op de juiste plaatsen in de mindmap. c Wissel met een klasgenoot de mindmaps uit. Ga met elkaar in gesprek over de verschillen tussen beide mindmaps en kom samen tot een kort en bondig antwoord op de leidende vraag. Onthouden: 3a, 4b, 5a Begrijpen: 1a, 6a, 7a, 8a, 10a, 11a, 11b Toepassen: 1b, 1c, 2, 3b, 3c, 4a, 4c, 5b, 5d, 6b, 7b, 8b, 9a, 9b, 10b, 10c, 10d Analyseren: 1d, 1 e, 5c, 7c, 9c, 11c
40
3 China (1842-2001)
3.3 De Volksrepubliek China 31 37 38 45 46 48
bron 22
Kenmerkende aspecten
De industriële revolutie die (in de westerse wereld) de basis legde voor een industriële samenleving (in deze context gekoppeld aan tijdvak 10). De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie (in deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10). Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme (in deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10). De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Leidende vraag
Waardoor heeft de Volksrepubliek zich kunnen ontwikkelen tot een grootmacht (1949-2001)?
Chinese jongeren knippen in 1966 het haar af van een gouverneur die hetzelfde kapsel had als Mao. Hij werd beschuldigd van machtswellust en moest na het afknippen van zijn haar urenlang voorover gebogen blijven staan.
Rode Augustus Toen ze Bian Zhongyn naar het ziekenhuis brachten, was het al te laat. De directrice van de meisjesschool in Beijing was al overleden. ’s Middags was ze door een groepje leerlingen belaagd. Mao had namelijk gezegd dat kapitalistische intellectuelen niet langer de scholen mochten leiden. De
meisjes hadden de directrice daarom met inkt overgoten en hadden haar een hoge papieren hoed opgezet. Om haar nek hingen ze een bord met haar naam, waar een groot rood kruis doorheen was gekalkt. Daarna begonnen de urenlange martelingen. De leerlingen bewerkten Bian met een knuppel waarin spijkers waren geslagen. Ze gooiden kokendheet water over haar heen en gooiden haar, nadat ze haar bewustzijn
41
3.3 De Volksrepubliek China
had verloren, in een vuilcontainer. Al die tijd keken honderden scholieren toe en moedigden de beulen met gejuich en geklap aan. In de zomer van 1966 werd er in China nauwelijks meer lesgegeven. Mao had de jongeren gemobiliseerd om alles wat inging tegen het communisme, te vernietigen. Deze Grote Culturele Revolutie kostte miljoenen mensenlevens en ontwrichtte de samenleving totaal. Als leider van de Volksrepubliek China probeerde Mao vanaf 1949 zijn visie op het communisme in praktijk te brengen. Hij geloofde in de permanente revolutie. Het was volgens hem noodzakelijk om de bevolking continu te mobiliseren. In deze paragraaf wordt uitgelegd op welke wijze de communistische idealen in praktijk werden gebracht en hoe China zich ontwikkelde tot een grootmacht.
Een communistische staat Na de machtsovername van de CCP in 1949 werd het centrale gezag langzaam maar zeker hersteld. Vervolgens kon worden gestart met de opbouw van een communistische samenleving. Een belangrijk aspect van die opbouw bestond uit de klassenstrijd: mensen uit de bezittende klasse moesten worden heropgevoed, of onschadelijk worden gemaakt. Onder Mao vond bovendien de opbouw van een totalitaire staat plaats. Alle politieke partijen, behalve de CCP, werden verboden. Mao wilde iedereen die hij beschouwde als contrarevolutionairen uit de weg ruimen. Met intensieve propaganda en massacampagnes werden steun en inzet van boeren en arbeiders voor de plannen van de CCP afgedwongen. Speciale ‘Gedachtenhervorming door Arbeid’programma’s en strafkampen moesten de bourgeoisie (de rijke elite) en de intellectuelen leren hoe het was om een gewone arbeider of boer te zijn. Daardoor zouden ze de communistische ideologie beter begrijpen en kunnen uitdragen. Om de miljoenen boeren te winnen voor de klassenstrijd en voor de ideologie van het communisme in het algemeen, startte Mao in 1950 met grootscheepse landhervormingen. Rijke boeren en grootgrondbezitters werden onteigend. Ze verloren hun grond, die werd herverdeeld onder de gewone boeren. Leden van de Communistische Partij trokken het land door en organiseerden in elk dorp showprocessen. Daarbij werden maatregelen toegelicht en ter plekke werd de grond herverdeeld. Deze volkstribunalen kregen in de media veel aandacht en werden massaal bezocht. De boerenbevolking werd erbij aangemoedigd om hun dorpsgenoten te beschuldigen van machtsmisbruik en uitbuiting. Na veelal afgedwongen bekentenissen kregen de schuldigen gevangenschap, dwangarbeid of zelfs de doodstraf opgelegd. Naar schatting een miljoen mensen verloor op deze wijze tussen 1950 en 1952 het leven. Voor de CCP was deze
massacampagne erg belangrijk. De volkstribunalen dienden als propaganda voor het communistische bewind. Veel grootgrondbezitters waren bovendien aanhangers van de Kwomintang geweest. Met de landhervorming probeerden de communisten dus af te rekenen met de belangrijkste groep tegenstanders.
De anticommunistische auteur Liao Yiwu publiceerde in 2011 een boek vol ooggetuigenverslagen van vervolging door communisten. Een fragment over de periode 19491952: ‘Op het podium bevonden zich tien anderen die aangeklaagd zouden worden, alle vastgebonden met touwen. Mijn oudste broer bevond zich naast mij, zijn armen werden door twee milities achter hem gehouden, zijn lijf was in een hoek van negentig graden gebogen. Ik lag op de houten plank en keek omhoog. De regen had opgehouden. Ik kon de nabije rivier horen. De wolken waren opgelost en de hemel was helderblauw. Ik dacht: Gedurende vele jaren leefden de mensen onder dezelfde hemel in hetzelfde dorp in harmonie. Waarom gedroegen ze zich nu zo? Waarom haatten zij elkaar en martelden ze elkaar zo? Was het de communistische revolutie daar om te doen? Alle “klassenvijanden” hadden klappen gekregen: hun gezichten waren gezwollen en hun hoofden met littekens bedekt. Pakken slaag konden de dorst van de communisten niet lessen. Ze begonnen te moorden. Na deze bijeenkomst werden de voormalige functionarissen onder het oude regime terechtgesteld, onder wie mijn broer; hun kinderen kregen een gevangenisstraf van tien of twintig jaar, tijdens welke sommigen gek werden, of stierven.’ Uit: Liao Yiwu, God is Red (2011).
bron 23
Industrialisatie Ondanks het belang dat Mao aan de boeren hechtte, was het zijn ambitie om van China een industriële supermacht te maken. Daartoe was het noodzakelijk dat het aantal fabrieken en dus de industriële productie werd uitgebreid. Om steenkool te kunnen vervoeren, moesten oude spoorverbindingen worden hersteld en nieuwe aangelegd. Ook moesten er stalen bruggen over de brede Jangtsekiangrivier worden gebouwd. Vooralsnog was het alleen mogelijk per schip de rivier over te steken. Om deze industrialisatieplannen te realiseren, lanceerde Mao in 1953 het Eerste Vijfjarenplan. Alle fabrieken werden onteigend en genationaliseerd. De nadruk kwam te liggen op steenkool- en staalproductie en op chemische industrie. Mao maakte van de Chinese economie dus een planeconomie op
42
bron 24
3 China (1842-2001)
Propagandaposter uit 1953. De ondertitel luidt: ‘Bestudeer de economische groei van de Sovjet-Unie om ons land op te bouwen.’
dezelfde wijze als Stalin in de Sovjet-Unie had gedaan. Ook daar werd met behulp van vijfjarenplannen de industrie aangestuurd. De Sovjet-Unie ondersteunde China bij de hervormingen. In 1950 sloten beide landen al een vriendschapsverdrag af. Moskou verwelkomde tienduizenden Chinese studenten en stuurde zelf duizenden wetenschappers en architecten naar China. Ook betaalde de Sovjet-Unie de bouw van verschillende fabriekscomplexen in China. Na vijf jaar kon de CCP de balans opmaken. De geplande industriële groei was ruimschoots gehaald. De kolenproductie was verdubbeld, de staalproductie zelfs verviervoudigd. De Communistische Partij wees in haar propaganda graag op de positieve economische gevolgen van het Eerste Vijfjarenplan. De Chinese arbeiders waren aanvankelijk zeer gemotiveerd geweest om de doelen te halen. Maar desondanks was de levensstandaard voor de Chinese boeren en arbeiders nauwelijks verbeterd. Ook was door de nadruk op de zware industrie de productie van consumptiegoederen ver achtergebleven.
De Grote Sprong Voorwaarts Na het Eerste Vijfjarenplan achtte Mao de tijd rijp voor een nieuwe massacampagne. In 1958 werd de Grote Sprong Voorwaarts geïntroduceerd. Bij het Eerste Vijfjarenplan had de nadruk op de zware industrie gelegen. Dit keer wilde Mao de Chinese boeren het landbouwwerk laten combineren met industriële productie. Daarvoor was de vorming van grote gecollectiviseerde landbouwbedrijven noodzakelijk. Op deze volkscommunes leefden duizenden boeren samen. Dankzij kinderopvang konden de ouders hier werkdagen maken van gemiddeld vijftien uur. Dat moest nog worden aangevuld met militaire training. De boeren werden aangemoedigd om met kleine hoogovens in hun achtertuin een bijdrage te leveren aan de staalproductie. In de oventjes werd ijzer, veelal afkomstig van oude gebruiksvoorwerpen, omgesmolten. Mao was ervan overtuigd dat China met deze inzet van miljoenen boeren binnen vijftien jaar Groot-Brittannië op industrieel gebied kon inhalen. In eerste instantie leek de Grote Sprong Voorwaarts succesvol. Op de volkscommunes werd aan het einde van 1958 al de helft van de totale Chinese staalproductie gerealiseerd. Maar doordat de nadruk op kwantiteit lag, bleek al snel dat de
43
3.3 De Volksrepubliek China
kwaliteit van het geproduceerde staal bedroevend slecht was. Ook de landbouwproductie nam af. De overheid stelde voor de boeren onhaalbare productiedoelen en dwong bovendien de toepassing van nieuwe, maar onverstandige, landbouw methodes af. Zo werden gewassen verplicht heel dicht naast elkaar ingezaaid, maar daardoor hadden ze nauwelijks ruimte om te groeien. Een groot deel van de oogst werd door de Chinese staat aan het buitenland verkocht. De inkomsten van deze export dienden om de industrialisatie te financieren. De verkeerde landbouwtechnieken, de grootschalige export en jaren van droogte zorgden voor een hongersnood. Tussen 1958 en 1962 stierven naar schatting dertig miljoen Chinezen. Om te overleven moesten boeren ratten en wormen eten. Ook kannibalisme kwam voor. Er was al snel sprake van een enorme toename van criminaliteit en van een totale ontwrichting van de economie. Omdat de Communistische Partij geen tegenspraak duldde, werd de Grote Sprong Voorwaarts niet kritisch besproken. Journalisten en politici durfden uitsluitend positieve geluiden te laten horen.
Gewijzigde koers De mislukking van de Grote Sprong Voorwaarts werd gezien als een persoonlijke nederlaag van Mao. In de top van de CCP ontstond daarop een machtsstrijd. Sommige prominente leden wensten dat de ideologie tijdelijk minder streng werd
bron 25
toegepast, zodat de hongersnood en de economische crisis zo snel en effectief mogelijk konden worden opgelost. Andere communisten bleven de ideologie boven de economie stellen. De interne verdeeldheid leidde uiteindelijk tot het terugtreden van Mao als president. Hij bleef nog wel voorzitter van de Communistische Partij. Deng Xiaoping en Liu Shaoqi, meer gematigde communisten, gingen vanaf 1962 de pragmatische economische koers in de Volksrepubliek bepalen. Boeren mochten weer privébedrijfjes starten en hoefden zich niet meer toe te leggen op industriële activiteiten. De hoogoventjes verdwenen uit de achtertuinen.
Culturele Revolutie De economische koers die China onder Deng Xiaoping en Liu Shaoqi insloeg, was volgens Mao in strijd met de ware communistische ideologie. Het communisme stond dus onder druk, stelde Mao, en daartegen moest worden opgetreden. Hij vond het noodzakelijk om alles dat herinnerde aan de voorcommunistische tijd te vernietigen. Een dergelijke radicale breuk met het verleden zou, gecombineerd met communistische propaganda, ervoor zorgen dat de bevolking zich in ideologisch opzicht beter ging gedragen. ‘Beter’ betekent hier: conform Mao’s visie en wensen. In 1966 lanceerde Mao van achter de schermen een nieuwe massacampagne.
‘Volkscommunes zijn goed.’ Propagandaposter voor de Grote Sprong Voorwaarts, 1958.
44
3 China (1842-2001)
Onder scholieren en studenten bestond grote ontevredenheid, omdat kinderen van partijleiders werden bevoordeeld bij de keuze van school of studie. Mao zag in dat de groepsdruk onder jongeren groot is. Hij verwachtte daarom dat ze elkaar zouden opzwepen om mee te werken aan de massacampagne. Helemaal als eerst de docenten, die vaak niet geliefd waren onder de jeugd, zouden worden aangewezen als vijanden van de revolutie. Een aanhanger van Mao, generaal Lin Biao, stelde een handzaam boekje samen vol citaten van Mao en liet vele miljoenen exemplaren van dit Rode Boekje verspreiden. Samen met een op jongeren gerichte propagandacampagne zorgden de citaten ervoor dat de Chinese jeugd gemobiliseerd werd om te vechten voor de Culturele Revolutie. Als Rode Gardisten trokken jongeren door het land om het maoïsme te promoten en om alles wat aan de voorcommunistische tijd herinnerde te vernietigen. Tussen augustus 1966 en 1969 trok door heel China een golf van Rode Terreur, gericht tegen alle denkbare vormen van revisionisme.
Uit de memoires van een Rode Gardist: ‘Je eerste liefde vergeet je nooit, zegt iedereen. Ik kan eigenlijk stellen dat ik nooit een eerste liefde heb gehad. Vanaf mijn jeugd hield ik van Mao, ik bewonderde hem. Ik vestigde al mijn hoop en verlangens op hem. Hij was mijn idool, ik aanbad hem met heel mijn hart. “Voorzitter Mao, u bent mijn grootste verlangen.” Het eerste lied dat ik leerde heette “Het Oosten is Rood”. Toen ik een Rode Gardist was, kende ik alle citaten van hem uit mijn hoofd. Mijn brein was bewapend met de ideeën van Mao. Als ik problemen had, zocht ik in de boeken van Mao naar een oplossing. Als we een van onze kippen kwijtraakten, raadpleegde ik zijn publicaties. Als niet lang daarna de kip weer terugkeerde, wist ik dat dit kwam dankzij het ingrijpen van de Grote, Wijze, Onfeilbare Voorzitter Mao.’
gemaakt en ze veroorzaakten een totale anarchie. De situatie was onhoudbaar en Mao besloot het leger in te zetten om de orde te herstellen. Miljoenen Rode Gardisten werden naar het platteland gestuurd. Door hen daar als boeren aan het werk te zetten, hoopte Mao hen weer in het gareel te krijgen. Dat proces verliep zeer geleidelijk. Tot in de jaren zeventig bleven de effecten van de Culturele Revolutie doorwerken.
‘Op 23 augustus vielen Rode Gardisten in Shanghai circa 36 bloemisterijen aan. Decoratieve planten en bloemen werden als verspilling en bourgeois beschouwd, en de daaropvolgende dagen hielden Rode Gardisten vrolijk huis in parken door de hele stad. Zorgvuldig aangelegde rotspartijen en goudvisvijvers werden vernield. Bij uitvaarten werden bloemen verboden. Er werden ingewikkelde berekeningen gemaakt om aan te tonen dat het kweken van bloemen onlosmakelijk verbonden was met uitbuiting. Een partijschrijver concludeerde dat de drie miljoen bossen bloemen die in Shanghai in 1965 waren verkocht, gekweekt waren op een oppervlakte die groot genoeg was om jaarlijks een hoeveelheid graan te produceren waaraan drieduizend leden van het proletariaat genoeg zouden hebben.’ Uit: F. Dikötter, De Culturele Revolutie, een volksgeschiedenis 1962-1976 (2016).
bron 27
Uit: Liu Xiaoqing, A star reflects in the sun (1995).
bron 26
Totale chaos Mao wakkerde de beweging aan door tijdens massa bijeenkomsten in Beijing miljoenen jongeren toe te spreken en op te zwepen tot rebelleren. Tegelijkertijd werd de communistische partij gezuiverd. Liu Shaoqi werd gevangen gezet en Deng Xiaoping moest na zijn ontslag aan het werk als ober. In talloze propaganda-uitingen werd rond de persoon van Mao een cultus gecreëerd. De Rode Gardisten vereerden hem als een held. Mao’s machtspositie was door de Culturele Revolutie weer aanzienlijk versterkt. Maar de Rode Gardisten ontwrichtten de samenleving. Ze hadden met hun acties vele slachtoffers
bron 28
Om te bewijzen dat hij nog vitaal en sterk was, besloot Mao in 1966 enkele kilometers in de Jangtsekiang te zwemmen. De media deden uitgebreid verslag van deze gebeurtenis. In 1969 werd daarover een propaganda poster gemaakt. Het onderschrift daarvan luidde: ‘Volg nauwgezet de grote leider, Voorzitter Mao, en ga moedig voorwaarts te midden van grote stormen en golven.’
45
3.3 De Volksrepubliek China
Buitenlandse politiek
Vier Moderniseringen
Bij de stichting van de Volksrepubliek in 1949 beheerste de Koude Oorlog de internationale verhoudingen. Veel westerse landen weigerden dan ook de communistische Volksrepubliek China diplomatiek te erkennen. Mao zocht toenadering tot de Sovjet-Unie. De verstandhouding tussen China en de SovjetUnie bleef tot halverwege de jaren vijftig goed, maar daarna ontstonden er tussen Mao en Chroesjtsjov (de opvolger van Stalin) meningsverschillen op ideologisch gebied. Mao had weinig vertrouwen in Chroesjtsjov, die openlijk het beleid van Stalin bekritiseerde en pleitte voor vreedzame co-existentie met het Westen. Volgens Mao kon vreedzame co-existentie niet samengaan met het streven naar de communistische wereldrevolutie. Enkele grensconflicten tussen China en de Sovjet-Unie verslechterden de onderlinge relatie nog meer. Er ontstond een breuk tussen beide communistische landen. Hierop probeerde Mao diplomatieke betrekkingen aan te knopen met landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Ondanks deze pogingen hield China een tamelijk geïsoleerde positie op het wereldtoneel. De breuk met de Sovjet-Unie zorgde er ook voor dat China in de jaren zeventig van de twintigste eeuw wat meer toenadering zocht tot de Verenigde Staten. De Verenigde Staten waren in een uitzichtloze oorlog in Vietnam verzeild geraakt en konden de steun van China goed gebruiken in de pogingen om op een eervolle, diplomatieke wijze een eind aan dit conflict te maken. In 1972 bracht de Amerikaanse president Nixon een officieel bezoek aan China. De Volksrepubliek oefende vervolgens druk uit op het communistische Noord-Vietnam om met de Amerikanen te onderhandelen over het beëindigen van het slepende conflict. Niet lang daarna trad China toe tot de VN en werd lid van de Veiligheidsraad, als tegenprestatie voor de steun aan de Verenigde Staten.
In 1976 overleed Mao. Na enige tijd werd zijn oude rivaal Deng Xiaoping de nieuwe leider van de CCP. Hij probeerde definitief te breken met het gedachtegoed van de Culturele Revolutie. Een nieuwe economische koers zorgde voor ingrijpende veranderingen. Om de welvaart in het land te vergroten, moest China volgens Deng Xiaoping Vier Moderniseringen ondergaan: • De defensie moest worden versterkt. • De landbouw moest worden hervormd. Door boeren zelf te laten bepalen welke gewassen ze wilden verbouwen en door hen toe te staan hun overschotten vrij te verhandelen, moest de landbouwopbrengst fors stijgen. • De wetenschap en het onderwijs moesten worden verbeterd. Miljoenen technici moesten worden opgeleid zodat de industrie kon profiteren van nieuwe kennis en verbeterde technieken. • In de industrie moest minder staatsplanning plaatsvinden en moest meer verantwoordelijkheid aan de bedrijven worden gegeven. Verder mochten Chinezen voortaan particuliere bedrijfjes stichten. Buitenlandse ondernemers werd het iets makkelijker gemaakt om zich in China te vestigen. Door deze Open-DeurPolitiek nam zowel de import als de export toe. De economische hervormingen van Deng Xiaoping waren zeer succesvol. Met name in de grote steden groeiden de economie en de welvaart. Veel boeren verlieten het Chinese platteland, op zoek naar een beter bestaan. ‘Rijk worden is glorieus’, werd het nieuwe motto.
bron 30
bron 29 Britse spotprent uit 1963. De man links is Chroesjtsjov, de man rechts is Mao. Het onderschrift luidt: ‘Vuile imperialisten.’
In 1989 bracht voor het eerst in dertig jaar een president van de Sovjet-Unie een bezoek aan China. Gorbatsjov en Deng Xiaoping verklaarden hierbij dat de betrekkingen tussen beide landen waren genormaliseerd.
46
3 China (1842-2001)
Liberalisering en communisme De liberalisering van Deng Xiaoping gold alleen op economisch vlak. Op politiek gebied was van liberalisering geen sprake. Voorstanders van democratisering pleitten bijvoorbeeld voor vrije verkiezingen en voor vrijheid van meningsuiting. Maar deze dissidenten werd het zwijgen opgelegd. Een dieptepunt was de reactie op demonstraties van studenten in 1989. Deze demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing hielden al wekenlang aan. Deng Xiaoping besloot in te grijpen. Soldaten maakten, onder andere met tanks, hardhandig een einde aan de demonstraties. De machtspositie van de Communistische Partij bleef onaantastbaar. In 1997 overleed Deng Xiaoping. Jiang Zemin volgde hem op. Ook hij legde nadruk op economische groei. Langzaam schoof de Communistische Partij in haar beleid op in de richting van het kapitalisme. Dankzij de opendeurpolitiek en de economische groei verbeterde de relatie tussen China en het Westen. Symbolisch daarvoor was de overdracht van Hongkong aan China, die in 1997 plaatsvond. In dat jaar liep de periode af waarin Hongkong aan Groot-Brittannië toebehoorde. Macao, een stad ten zuidwesten van Hongkong, stond sinds 1557 onder Portugees bestuur. In 1999 werd ook deze kolonie overgedragen aan de Volksrepubliek China.
Chai Ling, een studentenleidster, beschrijft de situatie op 8 juni 1989: ‘Om negen uur ’s avonds stonden we op, staken onze rechterhand omhoog en legden een eed af: “Voor het bevorderen van de democratie in ons land, voor de ontwikkeling van de welvaart in ons land, om de natie te beschermen tegen een groepje samenzweerders, om een miljard burgers te beschermen tegen een rijk van terreur, geef ik mijn jonge leven aan de verdediging van het Plein van de Hemelse Vrede en de republiek. Ik mag mijn hoofd verliezen, mijn bloed mag vloeien, maar het Plein van het Volk zal niet verloren gaan. We zijn bereid om tot het einde van ons jonge leven te strijden, tot de laatste man.” Om tien uur werd de Democratie-universiteit gesticht dicht bij het beeld van de Godin van de Democratie aan de noordkant van het plein. Maar aan de oost- en westkant vloeiden stromen bloed. De slagers, soldaten van het Zesentwintigste Leger richtten tanks, machinegeweren en bajonetten – het effect van traangas was al uitgewerkt – op de mensen die zelfs maar een slogan durfden te roepen.’ Uit: Chai Ling, Een veldslag van liefde en haat (1991).
bron 31
bron 32
Demonstranten plaatsen in 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede voor het portret van Mao een standbeeld voor de vrijheid.
47
3.3 De Volksrepubliek China
Daarmee was definitief een streep gezet door de laatste restjes westerse politieke macht in gebieden die volgens de Chinezen aan China toebehoren. De investeringen van westerse landen in China groeiden explosief. In 2001 trad China toe tot de Wereldhandelsorganisatie. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw behoort China tot de grootste economieĂŤn ter wereld. Alleen het bruto nationaal product (de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten
die door een bepaald land worden geproduceerd) van de Verenigde Staten is nog groter. De Volksrepubliek is daarmee uitgegroeid tot een wereldmacht. Er wordt een communistisch bewind gevoerd met kapitalistische trekjes, maar China denkt en handelt niet democratisch. Op het gebied van democratisering en met betrekking tot de mensenrechtensituatie bestaan tussen het Westen en de Chinese overheid nog steeds fundamentele verschillen van inzicht. bron 33
Na de Eerste Opiumoorlog kwam GrootBrittanniĂŤ in het bezit van Hongkong. Dat duurde tot de overdracht op 1 juli 1997. Daarna werd het een speciale administratieve regio binnen de Volksrepubliek China. Op de foto dragen twee bedienden van een hotel in Hongkong na de overdracht een portret van de Britse vorstin weg.
opdracht 2 vaardigheid
3.3 Opdrachten
opdracht 1 relevantie
Gebruik bron 22. Overheden, nu en in het verleden, proberen jongeren te betrekken bij de maatschappij. Zo probeert de Nederlandse regering het thema burgerschap onder jongeren te stimuleren. a Zoek online op wat de Nederlandse overheid verstaat onder burgerschapsvorming onder jongeren. b Leg uit waarom burgerschapsvorming kan passen bij de uitgangspunten van een democratische rechtsstaat. c Ook in het China van Mao probeerde de overheid jongeren op politiek gebied te betrekken bij de maatschappij. Leg uit dat uit bron 22 blijkt dat er in 1966 in China geen sprake was van een democratische rechtsstaat.
Standplaatsgebondenheid Gebruik bron 23 en 34. Van de ene bron is het aannemelijker dat deze in de jaren vijftig van de vorige eeuw in een Chinese krant werd opgenomen, dan van de andere bron. Leg dit per bron uit en verwijs daarbij steeds naar een element uit de bron.
opdracht 3 vaardigheid
Gevolgen, bruikbaarheid van bronnen, bron en vraag stelling Gebruik bron 35. a Beschrijf een gevolg van het landhervormingsprogramma en geef aan of dit een bedoeld, of een onbedoeld gevolg was. b Geef een bedoeld gevolg en een onbedoeld gevolg van het Eerste Vijfjarenplan.
48
bron 34
3 China (1842-2001)
De grondbezitter Huang Ching-chi verschijnt voor een volkstribunaal (1952).
c Stel, je wilt onderzoek doen naar de gevolgen van het Eerste Vijfjarenplan. Leg met twee argumenten uit waar om je kunt twijfelen aan de bruikbaarheid van bron 35. d Bedenk een onderzoeksvraag die past bij de politiek in China in de jaren vijftig van de vorige eeuw, waarbij deze bron wél bruikbaar is.
“Loods nummer 6” wordt zowel door het publiek als door de recensenten gezien als het beste arbeiderstoneelstuk van 1950. Erin is te zien hoe Chinese transportarbeiders aanvankelijk onder helse omstandigheden moesten werken, maar langzaam maar zeker hun vrijheid terugwonnen. Het is een waargebeurd verhaal, realistisch verbeeld op het podium. Het toneelstuk werd in 1950 voor het eerst opgevoerd in het Culturele Paleis voor Arbeiders en was direct een doorslaand succes. Het publiek werd erdoor geraakt. Transportarbeiders vertelden na afloop: “Geen enkele akte bevat onzin. De teksten van de auteurs zijn ons uit het hart gegrepen.”’ Uit: People’s China, een tijdschrift dat de CCP in het buitenland liet verschijnen (1951).
bron 35
opdracht 4 vaardigheid
Plaatsen in de tijd Gebruik bron 22, 23 en 36. Frank Dikötter, hoogleraar Moderne Chinese geschiedenis, schreef een aantal boeken over het communistische bewind in China. Drie titels van zijn boeken zijn: I De Culturele Revolutie; een volksgeschiedenis (…). II Mao’s massamoord; de geschiedenis van China’s grootste drama (…). III De tragiek van de bevrijding; de geschiedenis van de Chinese Revolutie (…). In de titels zijn ook jaartallen opgenomen, maar deze zijn hier weggelaten. a Geef per boektitel aan welke jaartallen op de plaats van de (…) moeten staan. Je kunt kiezen uit: 1945-1957, 1958-1962 en 1962-1976. b Geef per bron aan in welk boek van Dikötter deze waarschijnlijk zou zijn opgenomen. Leg je keuzes uit en verwijs daarbij steeds naar de titel van het boek. c Leg met behulp van bron 36 uit hoe Dikötter tot de titel van boek II is gekomen.
49
3.3 De Volksrepubliek China
Schattingen van graanleveringen (in miljoenen tonnen). Totale opbrengst
Officiële statistiek
1958
200
51
1959
170
67,49
1960
143,50
51,09
1961
147,47
54,52
bron 36
opdracht 5 vaardigheid
Continuïteit en verandering Gebruik bron 24, 29 en 30. a Geef per bron aan: • hoe de relatie tussen China en de Sovjet-Unie getypeerd kan worden • uit welk beeldelement dit blijkt • hoe deze relatie verklaard kan worden. b Is er, als je de situatie in bron 24 met bron 29 vergelijkt, sprake van continuïteit, of van verandering? Geef daarvoor een verklaring.
opdracht 8 vaardigheid
Motieven, gevolgen a Leg uit dat Mao zowel machtspolitieke als ideologische motieven had voor het starten van de Culturele Revolutie. b De Culturele Revolutie had vanuit de optiek van Mao zowel bedoelde als onbedoelde gevolgen. Geef van beide een voorbeeld.
opdracht 9
Gebruik bron 37. De Culturele Revolutie draaide om ideeën die kunnen worden gekenmerkt als anti-intellectueel, antitraditioneel en xenofoob. a Leg per kenmerk uit waarom Mao dit centraal stelde in deze massacampagne. b Leg per kenmerk uit hoe het tot uitdrukking komt in bron 37.
‘Iedere burger moet handenarbeid verrichten. De intellectuelen moeten in de dorpen werken. De maaltijden moeten gezamenlijk worden gebruikt. Teruggekeerd moet worden naar de zeden van de eerste volkscommunes. In alle bioscopen, theaters, boekhandels enzovoort moeten portretten van Mao hangen. Overal moeten citaten van Mao aangeplakt worden, in alle straten moeten luidsprekers de bevolking van de nieuwe gedragsregels op de hoogte stellen. De oude schilderkunst die geen politiek thema als onderwerp heeft, moet verdwijnen, boeken die niet het denken van Mao weergeven, moeten verbrand worden. Chinese en Westerse klassieke muziek zoals Bach, Mozart, Beethoven, Chopin en Tsjaikovski moeten verboden worden, evenals het schaakspel en de verkoop van goudvissen, vogels, antiquiteiten en importgoederen.’
opdracht 6 vaardigheid
Oorzaken, gevolgen In 1957 lanceerde Mao een massacampagne onder de naam ‘Laat Honderd Bloemen Bloeien’. Intellectuelen en kunstenaars werden aangemoedigd om openlijk kritiek te uiten op de politieke situatie in China. Er volgde een stortvloed aan reacties. De kritiek richtte zich op de CCP, maar ook op de rol van Mao persoonlijk. Mao besloot een einde te maken aan de openlijke uitingen van kritiek en stuurde critici naar heropvoedingskampen. Een bewering: ‘De Honderd Bloemen-campagne past goed bij de aard van het maoïsme. Dat geldt ook voor de manier waarop werd omgegaan met de ongewenste reacties die deze massacampagne opleverde.’ Leg de juistheid van beide delen van de bewering uit.
opdracht 7 vaardigheid
Motieven Gebruik bron 25. a Geef twee motieven voor Mao om te starten met de Grote Sprong Voorwaarts. b In bron 25 komt een aantal kenmerken van de Grote Sprong Voorwaarts en de volkscommunes tot uitdrukking. Beschrijf drie beeldelementen waaruit dat blijkt.
Uit: Pamflet van Rode Gardisten (1966).
bron 37
opdracht 10 a b c d
Rond de persoon van Mao werd tijdens de Culturele Revolutie een cultus gecreëerd. Leg uit wat er bedoeld wordt met een cultus. Leg uit welke rol het Rode Boekje speelde in de creatie van de cultus rondom Mao. Kies een beeldbron uit de paragraaf en leg uit waarom deze past bij de Mao-cultus. Beredeneer welk kenmerkend aspect past bij het proces van cultusvorming rondom Mao.
50
3 China (1842-2001)
opdracht 11 vaardigheid
Continuïteit en verandering Gebruik bron 38. a Wanneer je het bewind van Deng Xiaoping vergelijkt met het bewind van Mao, kun je zowel voorbeelden van continuïteit als van verandering constateren. Geef van beide een voorbeeld en daarbij een passende verklaring. b Uit de bron blijkt dat er in de Chinese economie aan het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw sprake was van een mengeling van kapitalistische en communistische elementen. Toon dit aan.
Sinoloog Eduard Vermeer beschrijft de economische situatie in China: ‘De fabrieksdirecteur van een staatsonderneming kreeg onder het nieuwe stelsel vanaf 1987 grotere verantwoordelijkheden voor winst en verlies. Hij of zij stelde daartoe zelf weer “contracten” op met verschillende afdelingsdirecteuren. Zo ontstond de mogelijkheid voor managers en hun superieuren in de overheidsbureaus om door gunstige contracten en goede prestaties een deel van de groeiende bedrijfswinsten voor zichzelf te behouden via bonussen en aandelen.’ Uit: Woei-Lien Chong en Tak-Wing Ngo, China in verandering (2008).
bron 38
opdracht 12 relevantie
Bij de overdracht van Hongkong en Macau aan China werd in de verdragen het principe van ‘een land, twee systemen’ vastgelegd. a Zoek online op wat het ‘een land, twee systemen’-principe inhoudt. b Leg uit waarom zowel Portugal als Groot-Brittannië het belangrijk vond om dit principe bij de soevereiniteitsoverdracht vast te leggen. c Verdiep je in actuele ontwikkelingen in Hongkong en Macau. Omschrijf een recent voorbeeld waaruit blijkt dat het ‘een land, twee systemen’-principe soms tot spanningen leidt.
opdracht 13 vaardigheid
Plaatsen in de tijd a Zet de gegevens over Hongkong op chronologische volgorde. a Deng Xiaoping introduceert het ‘een land, twee systemen’-principe, waarmee hij stelt dat Hongkong in de toekomst zijn bijzondere economische positie kan behouden. b Rode Gardisten organiseren in Hongkong stakingen, demonstraties en bomaanslagen, waarbij tientallen doden en honderden gewonden vallen.
c Enkele jaren na de soevereiniteitsoverdracht trekt een half miljoen demonstranten door Hongkong om onvrede te uiten over de politieke situatie. d Via de haven van Hongkong brengen de Britten opium op de Chinese markt. e Op Eerste Kerstdag wordt de macht over Hongkong door de Britse gouverneur overgedragen aan de Japanse bezetters. f In het Verdrag van Nanking wordt vastgelegd dat Hongkong een Britse Kroonkolonie wordt. g Op postzegels en bankbiljetten die in Hongkong worden uitgegeven, verdwijnt het portret van koningin Elizabeth II. b Koppel elk van de gebeurtenissen van 13a aan een kenmerkend aspect.
opdracht 14 actieve werkvorm – vaardigheid
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van bronnen Werk in drietallen. Stel, je krijgt opdracht te onderzoeken hoe het dagelijks leven er voor een gewone Chinese arbeider eruitzag onder Mao’s bewind. Je selecteert drie boeken voor je onderzoek: I Selma, geschreven door Carolijn Visser. II Mao, geschreven door Jung Chang en Jon Halliday. III Het privé-leven van Mao, geschreven door Li Zhisui. Zoek online van elk boek een recensie. Verdiep je ook in de achtergrond van de auteurs. Analyseer van elk boek de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid voor je onderzoek.
opdracht 15 samenvatting
De leidende vraag van deze paragraaf is: Waardoor heeft de Volksrepubliek zich kunnen ontwikkelen tot een grootmacht (1949-2001)? Neem het schema over en zet er voorbeelden in van gebeurtenissen, verschijnselen en/of ontwikkelingen die van China een grootmacht maakten. Mao
Deng Xiaoping
Militair Economisch Buitenlandse politiek
Onthouden: 3a, 3b, 7a, 8a, 10a, 12a Begrijpen: 1a, 4a, 5a, 10b, 11b Toepassen: 1b, 2, 4b, 5b, 6, 7b, 8b, 9a, 9b, 10c, 10d, 11a, 12b, 13a, 13b, 15 Analyseren: 1c, 3c, 3d, 4c, 12c, 14
Afsluiting
Leerdoelen 3.1 China en het modern imperialisme 1 Je kunt de politieke, sociale en maatschappelijke kenmerken van het keizerrijk China in de negentiende eeuw beschrijven. 2 Je kunt verklaren door welke interne problemen het gezag van de keizers in de negentiende eeuw verzwakte. 3 Je kunt beschrijven hoe China in de negentiende eeuw geconfronteerd werd met het modern imperialisme. 4 Je kunt verklaren waardoor de invloed van westerse mogendheden en Japan in China in de negentiende eeuw toenam. 5 Je kunt beschrijven welke doelen de Zelfversterkingsbeweging wilde bereiken en of hun pogingen daartoe op korte termijn succesvol waren. 6 Je kunt verklaren waardoor de Bokseropstand uitbrak en beschrijven welke gevolgen deze had voor de positie van het keizerlijk hof. 7 Je kunt verklaren waardoor in 1911 een revolutie uitbrak en welke gevolgen deze had. 3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht 1 Je kunt beschrijven welke doelstellingen Sun Yat-sen en de Kwomintang hadden en hoe ze deze wilden bereiken. 2 Je kunt beschrijven welke doelstellingen de 4 Meibeweging had en hoe ze deze wilde bereiken. 3 Je kunt beschrijven welke doelstellingen de Chinese Communistische Partij nastreefde. 4 Je kunt beschrijven en verklaren wanneer en waarom de communisten en de nationalisten in de periode tussen 1911 en 1949 twee keer een periode van samenwerking hadden en
Begrippen 5
6 7
waardoor deze samenwerking weer ophield. Je kunt beschrijven hoe Japan in de periode tussen 1911 en 1945 zijn invloed in China probeerde uit te breiden. Je kunt beschrijven hoe de Volksrepubliek China ontstond. Je kunt beschrijven en verklaren waardoor China betrokken raakte bij de Koude Oorlog.
3.3 De Volksrepubliek China 1 Je kunt beschrijven en verklaren welke hervormingen de Chinese Communistische Partij in de jaren vijftig van de vorige eeuw op economisch en op politiek gebied doorvoerde. 2 Je kunt de Grote Sprong Voorwaarts beschrijven en ook de oorzaken en gevolgen ervan benoemen. 3 Je kunt beschrijven en verklaren wat er veranderde in de relatie tussen China en de Sovjet-Unie en tussen China en de Verenigde Staten in de jaren veertig, vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw. 4 Je kunt de Culturele Revolutie beschrijven en verklaren. Ook kun je de oorzaken en gevolgen ervan benoemen. 5 Je kunt beschrijven wat de Vier Moderniseringen van Deng Xiaoping voor China betekenden. 6 Je kunt verklaren waardoor China aan het begin van de eenentwintigste eeuw uitgroeide tot een economische en politieke wereldmacht.
burgeroorlog
Oorlog waarbij de strijdende partijen deel uitmaken van hetzelfde land.
collectivisatie
Het samenvoegen van particuliere landbouwbedrijven tot grote staatsbedrijven.
confucianisme
Filosofische stroming, gebaseerd op de leer van Confucius.
communisme
Economische en politieke ideologie,
gebaseerd op de ideeĂŤn van Karl Marx. Het communisme streefde naar een klasseloze samenleving.
conservatieven
Mensen die zich keren tegen vernieuwingen.
cultus
De verering van een bepaalde godheid of persoon.
dissidenten
Personen of groepen die zich verzetten
tegen de heersende politieke ideologie of religieuze opvattingen.
dynastie
Opeenvolging van heersers (bijvoorbeeld keizers) die tot dezelfde familie behoren.
extraterritorialiteit
De regeling dat men in het buitenland niet onder het daar heersende
rechtssysteem valt, maar onder de eigen rechtspraak.
guerrillaoorlog
Type oorlogsvoering waarbij mensen die niet als strijder herkenbaar zijn,
verrassingsaanvallen op de tegenstander uitvoeren.
invloedssfeer
Gebied, vaak buiten de eigen grenzen,
waarbinnen een staat invloed of macht heeft.
maoĂŻsme
Stroming binnen het communisme die stelt dat boeren het communisme in
praktijk moeten brengen en dat er een voortdurende revolutie nodig is.
massacampagne
Grootschalige actie die als doel heeft de bevolking te mobiliseren voor politieke, economische of sociale doelen.
52
3 China (1842-2001)
Tijdbalk
modern imperialisme
Het streven van westerse landen in de
negentiende eeuw om hun macht in Azië en Afrika uit te breiden, door koloniën te veroveren, te besturen en te exploiteren van.
1850
nationalisme
Sterke voorliefde voor het eigen land of cultuur. Of het streven naar een eigen, onafhankelijke staat.
nationaliseren
Particuliere eigendommen, zoals
bedrijven en grond, worden bezit van de staat.
Ongelijke Verdragen
1875
Verdragen tussen twee partijen, waarbij de ene partij tot veel wordt verplicht, terwijl van de andere partij juist veel eisen worden ingewilligd.
revisionisme
Stroming waarvan de aanhangers
bepaalde opvattingen en zienswijzen willen herzien.
1900
1900 Bokseropstand
sinocentrisme
Het idee dat China het middelpunt van
1911 Revolutie tegen de Mantsjoe-dynastie 1912 Sun Yat-sen sticht de Chinese Republiek
de wereld vormt en dat de cultuur,
economie en politiek superieur zijn ten opzichte van die van andere landen.
vijfjarenplan
Onderdeel van een planeconomie waarbij de overheid streefcijfers voor de
1925
productie vaststelt.
1927 Nationalisten herstellen het centrale gezag 1931 Japanse bezetting van Mantsjoerije
volksrepubliek
Benaming waarmee communistische
staten zichzelf aanduiden, vanuit het idee dat met het communisme het volk de macht in handen zou hebben.
volkscommune
Organisatorische eenheid op het
platteland, waarbinnen de boeren op
1950
1949 Stichting van de Volksrepubliek China
staatsbedrijven werkzaamheden
verrichten. In volkscommunes bestond
1962 Breuk tussen China en de Sovjet-Unie
geen privébezit.
vreedzame co-existentie
Opvatting dat twee tegenstrijdige
ideologieën naast elkaar kunnen bestaan, zonder elkaar te bedreigen.
warlord
1975
1972 Toenadering tussen China en de Verenigde Staten 1976 Dood Mao
Lokale heerser die zijn macht baseert op militair geweld en onderdrukking.
1989 Demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede
2000
1997 Soevereiniteitsoverdracht door Groot-Brittannië van Hongkong aan China 1999 Soevereiniteitsoverdracht door Portugal van Macau aan China 2001 China treedt toe tot de Wereldhandelsorganisatie
53
Examentraining 2p
1
4p
2
Noteer onderstaande gebeurtenissen uit het leven van Deng Xiaoping in de juiste chronologische volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de letters op je antwoordblad. A Deng vestigt zich in Jianxi, het machtsgebied van de communisten, en krijgt daar de leiding over de propagandavoering. B Deng sluit zich vlak na de oprichting van de partij aan bij een communistische gevechtsgroep die acties onderneemt tegen de nationalisten. C Deng zegt in een toespraak voor officieren: ‘Een kleine groep slechte mensen heeft zich vermengd met studenten en toeschouwers. Omdat we niet goed zicht hadden op de situatie, hebben we tot nu toe nog niet ingegrepen.’ D Deng wordt door de communistische partij voor heropvoeding naar een tractorfabriek in Xinjian gestuurd om er als arbeider te werken. E Deng introduceert economische hervormingen onder de benaming van ‘opendeurpolitiek’. F Deng brengt een diplomatiek bezoek aan Chroesjtjov, maar het lukt niet om de relatie met de Sovjet-Unie te verbeteren. Gebruik bron 1. Bij de boodschap van de tekenaar passen twee verschillende kenmerkende aspecten van de negentiende eeuw. Leg uit, steeds met een andere verwijzing naar de bron, welke kenmerkende aspecten dat zijn. Bron 1 Illustratie op de voorpagina van het Amerikaanse tijdschrift Harpers Weekly van 18 november 1899. Het onderschrift luidt: ‘Gelijke kansen in het spel. Uncle Sam (symbool voor de Verenigde Staten): ik kom hier voor de handel, niet voor veroveringen.’ Toelichting Bron 1: De Verenigde Staten stelden in 1899 de Open Door Note op. Hierin werd gepleit voor vrije handel in China en dat het land vrij toegankelijk werd. De Amerikanen hoopten dat alle westerse mogendheden aan dit principe zouden meewerken.
54
Examentraining
Gebruik nogmaals bron 1. Beredeneer in hoeverre de aanhangers van de Bokserbeweging zich hebben kunnen vinden in de boodschap van de tekenaar. Geef daartoe zowel een argument vóór als een argument tegen. Verwijs daarbij steeds naar de bron.
4p
3
6p
4
Drie historische feiten over buitenlandse steun aan China: 1 De Kwomintang van Sun Yat-sen kon in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw rekenen op steun van de Sovjet-Unie. 2 De Verenigde Staten stimuleerden actief de samenwerking tussen de CCP en de Kwomintang vanaf augustus 1945. 3 De Verenigde Staten gingen akkoord met het feit dat de Volksrepubliek China in 1971 een permanente zetel in de Veiligheidsraad kreeg. Beredeneer per feit of hier vooral een ideologisch of vooral een strategisch motief gold voor de gegeven steun.
3p
5
Hierna staan drie maatregelen uit de Chinese geschiedenis die betrekking hebben op de buitenlandse politiek. 1 De Chinese keizer geeft opdracht de illegaal verhandelde opium in beslag te nemen en te laten vernietigen. 2 De Chinese overheid verstrekt grote geldleningen aan Afrikaanse landen na hun dekolonisatie. 3 Deng Xiaoping stimuleert Chinese studenten om in het Westen te gaan studeren. Maak van elke maatregel afzonderlijk duidelijk dat China hiermee haar eigen machtspositie probeerde te versterken. Tip Als je antwoord een aantal verschillende elementen moet bevatten, zorg dan dat je die elementen duidelijk van elkaar onderscheidt. Als je ze in een lopend verhaal schrijft, is het onderscheid niet altijd even duidelijk en dat kan je punten kosten. Het handigst is om ze gewoon te nummeren.
5p
6
Gebruik bron 2 en 3. Volgens Mao had cultuur een politiek doel. Maak dat duidelijk door: • eerst uit te leggen bij welke massacampagne bron 3 past • vervolgens een element uit bron 2 te verbinden aan het begrip totalitair regime • daarna een element uit bron 3 te verbinden aan het begrip cultus • ten slotte uit te leggen dat kunst en literatuur dus een belangrijke functie hebben binnen het maoïsme. Bron 2 Tijdens een festival in de opera van Beijing hield Jiang Qing, de derde vrouw van Mao een toespraak. Ze zei onder meer: ‘Het is ondenkbaar dat in onze socialistische samenleving, geleid door de Communistische Partij, de plaatsen op de podia niet worden opgevuld door arbeiders, boeren en soldaten. Zij bepalen immers de geschiedenis en zijn de echte leiders van ons land. We moeten literatuur en kunst scheppen waarin we onze socialistische economische basis beschermen. We moeten de nadruk leggen op het vervaardigen van afbeeldingen van succesvolle revolutionairen zodat ze het volk kunnen onderwijzen en inspireren.’
Examentraining
Bron 3 Propagandaposter uit 1969. Het onderschrift luidt: ‘De onbetwiste ideeën van Mao inspireren revolutionaire kunst.’ De vrouw op de poster is Jiang Qing. Zij heeft het Rode Boekje in haar hand.
2p
7
Het economisch beleid van Deng Xiaoping vormde een duidelijke breuk met dat van Mao. Toon dat aan door de Grote Sprong Voorwaarts te vergelijken met een kenmerk van de Vier Moderniseringen.
55
56
4
Duitsland in Europa (1918-1991)
1 2 3
Leidende vragen
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)? Hoezeer beĂŻnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945-1961)? Wat verklaart de hereniging van de beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961-1991)?
3000 v. Chr.
1 voor Chr.
Prehistorie
500 na Chr. Oudheid
57
Oriëntatie
bron 1
Op 1 augustus 1936 werd het Olympische vuur ontstoken in het gloednieuwe Olympisch Stadion in Berlijn. Aan deze elfde Olympische Spelen (‘nieuwe stijl’) deden atleten uit meer landen mee dan ooit. Op veel plaatsen wapperde de hakenkruisvlag, die sinds 1935 de officiële Duitse vlag was. De organisatie van de Spelen bracht een groot aantal in lange, rechte rijen opgestelde geüniformeerde partijleden op de been.
Sport is politiek. Dat blijkt uit bron 1, maar ook de levensloop van Ernest Wilimowski illustreert dit gegeven. Deze roodharige speler met uitstaande oren was om diverse redenen een opmerkelijke verschijning. Zo telde zijn rechtervoet zes tenen, waardoor hij vermoedelijk de enige elftenige speler is die op het WK voetbal doelpunten heeft gescoord en dat deed hij aan de lopende band. Wilimowski werd in 1916 in Kattowitz (Silezië) uit Duitse ouders geboren. Zijn vader sneuvelde kort hierna in de loopgraven van het westfront. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog ging de tot Katowice omgedoopte stad deel uitmaken van Polen. Bij het WK van 1938 was Wilimowski een van de acht spelers in het Poolse nationale elftal die in het voormalige Duitse Keizerrijk waren geboren. Hoewel ze thuis Duits spraken, speelden ze in de Poolse competitie en droegen ze het wit-rode tenue van het Poolse nationale team. Nadat Hitler-Duitsland in september 1939 Polen binnenviel, woonden ze plotseling weer op ‘Duits’ grondgebied. Zoals bijna alle Duitstalige Polen tekenden ze een verklaring die hen tot ‘Volksduitsers’ maakten. Veel keuze hadden ze niet. Als ze zouden weigeren, dan zouden ze gedeporteerd worden naar een werkkamp. Willimowski (inmiddels met een extra ‘l’ in zijn achternaam) speelde in 1941 en 1942 acht interlands voor Duitsland. Geen enkele Duitse spits heeft gemiddeld per wedstrijd zo vaak voor die Mannschaft gescoord als hij. Vanwege de oorlog kon Duitsland alleen wedstrijden spelen tegen neutrale landen of tegen met Duitsland verbonden landen. Na 1942 was er van internationale wedstrijden geen sprake meer. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1945, ging Silezië weer deel uitmaken van Polen. Maar Wilimowski kon niet terugkeren naar zijn geliefde geboortestreek. In Polen zag men hem namelijk als een verrader: hij had immers voor de vijand gevoetbald! Hoewel hij nog tien jaar op het hoogste niveau als profvoetballer actief bleef, kreeg hij ook in Duitsland weinig waardering meer. Daar wilde vrijwel niemand graag worden herinnerd aan het elftal uit de oorlogstijd. Veel Duitssprekende Polen waren in de nadagen van de oorlog naar Duitsland verjaagd. Ook deze mensen, Wilimowski’s vroegere landgenoten, wilden niets van hem weten. In hun ogen had Wilimowski zich in de jaren dertig als speler voor het Poolse nationale elftal te weinig zijn best gedaan om op te 1000 Middeleeuwen
bron 2
In 1942 prijkte een foto van Ernst Willimowski op het omslag van een vooraanstaand Duits sportblad. ‘Vier keer Willimowski!’, staat linksonder trots vermeld. Deze woorden waren een verwijzing naar de met 5-3 gewonnen wedstrijd tegen Zwitserland, een zege waaraan Willimowski met vier doelpunten bijdroeg.
komen voor de belangen van de Duitse Polen. Na de oorlog raakte Duitsland verdeeld. Willimowski werd staatsburger van West-Duitsland. Tijdens het WK in 1974, dat door WestDuitsland werd georganiseerd zocht hij eerherstel. Hij reisde af naar Stuttgart, voor een ontmoeting met de Poolse bondscoach, die vroeger een groot fan van hem was. Maar vertegenwoordigers van de Poolse voetbalbond voorkwamen een ontmoeting: iemand die in hun ogen een landverrader was, was niet welkom. Hij stierf in 1997 als een verbitterd man. Zijn grafsteen illustreert de spagaat waarin hij tijdens de hoogtijdagen van zijn voetbalcarrière terechtkwam. Op dit gedenkteken staat zijn voornaam op zijn Duits geschreven (‘Ernst’); zijn achternaam op zijn Pools: met één ‘l’. Het leven van Wilimowski illustreert de turbulente geschiedenis van Duitsland in Europa, het onderwerp dat in deze historische context centraal staat.
1500
1600
1700
Vroegmoderne tijd
1800
1900 1950 2000 Moderne tijd
58
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Opdrachten
1919
1914
B
B K
opdracht 1
K
1942
1945
B
B K
K
a Teken een tijdbalk van de twintigste eeuw. Geef de beginen eindjaren van beide wereldoorlogen aan. Geef ook aan wanneer Wilimowski werd geboren en wanneer hij overleed. b Markeer met zwart de periodes in de tijdbalk waarin de geboortestad van Wilimowski tot Duitsland behoorde. c Markeer met rood de periodes in de tijdbalk waarin de geboortestad van Wilimowski tot Polen behoorde. d Schat met behulp van bron 3 globaal in hoeveel procent van het huidige Polen in 1914 Duits grondgebied was.
opdracht 2
Van welke kenmerkende aspecten is bron 1 een goede illustratie? Licht je keuze toe.
1991
1949
B
B K
Duitsland
B = Berlijn
grens vorige situatie
K = Kattowitz / Katowice
bron 3
opdracht 3 vaardigheid
K
Standplaatsgebondenheid Verplaats je in Ernst Willimowski. Het is 1974 en de voorbereiding van het WK is in volle gang. Je wilt graag een ontmoeting met de bondscoach en de spelers van het Poolse elftal. Schrijf een brief van ongeveer tweehonderd woorden aan de Poolse voetbalbond, waarin je je wens toelicht, verantwoording aflegt voor de keuzes die je in het verleden hebt gemaakt en om begrip vraagt.
Duitsland en haar grenzen, op zes momenten in de twintigste eeuw.
opdracht 4 relevantie
Tijdvakken – Kenmerkende aspecten 37
Tijdvak 9 Wereldoorlogen
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie. 38 Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme. 39 De crisis van het wereldkapitalisme. 40 Het voeren van twee wereldoorlogen. 41 Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden. 42 De Duitse bezetting van Nederland.
45
47 48
Tijdvak 10 Televisie en computers
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. De eenwording van Europa. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Wilimowski worstelde zijn hele leven met zijn nationaliteit: ‘Ben ik Pool of ben ik Duitser?’ Ook in het huidige Nederland zijn er grote groepen die worstelen met hun nationaliteit. Tussen 2000 en 2018 verdubbelde het aantal Nederlanders met een dubbele nationaliteit tot bijna anderhalf miljoen. Een bewering: ‘Het is een ongewenste situatie dat in Nederland ongeveer een op de elf inwoners een dubbele nationaliteit bezit.’ Reageer op de bewering met een stuk van driehonderd woorden. Voer argumenten voor en tegen aan, maar kom tot een eenduidige conclusie.
Onthouden: 1a, 1b, 1c Begrijpen: 1d, 2, 4 Toepassen: 3
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog 37 38 39 40 41 42
bron 4
Kenmerkende aspecten
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme. De crisis van het wereldkapitalisme. Het voeren van twee wereldoorlogen. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden. De Duitse bezetting van Nederland.
Leidende vraag
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)?
Hitler en enkele medestanders poseren bij de rechtbank waar ze zich moesten verantwoorden voor hun mislukte staatsgreep.
Hitlers Bierkellerputsch München, november 1923. Ook al was de oorlog al geruime tijd voorbij, Duitsland stond er beroerd voor. Een kilo brood kostte toen 201 miljard mark. Voor een ei moest 80 miljard mark worden betaald en voor een glas bier het dubbele. De Duitse regering kon dus wel een steuntje in de rug gebruiken. Daarom werd het vijfjarig bestaan van de Republiek van Weimar met wat feestelijkheden gevierd. Toen in de Bürgerbraükeller in München een politicus een feestelijke toespraak hield, vond er een merkwaardige gebeurtenis plaats. Een schriel mannetje, met een vierkant snorretje dat nauwelijks breder dan zijn neus was, beklom het podium. Hij schoot met een pistool in de lucht, terwijl hij uitriep dat de
regering van de deelstaat Beieren was afgezet en dat hijzelf per direct de macht overnam. Deze man – Adolf Hitler – overspeelde zijn hand: de politie noch het leger koos zijn kant. Hierdoor liep de staatsgreep, die later bekend kwam te staan als de Bierkellerputsch, op een fiasco uit. Hitler en zijn medestanders werden gearresteerd en voor de rechter gebracht. De straf was mild. Tijdens de negen maanden die hij daadwerkelijk gevangen zat, trok hij de conclusie dat het volgen van de legale, democratische route naar de macht een stuk minder risicovol was dan het plegen van een staatsgreep. De opkomst en ondergang van Hitler en de maatschappelijke context daarvan, worden in deze paragraaf uitgelegd.
60
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Duitsland in het najaar van 1918 In het voorjaar van 1918, toen de Eerste Wereldoorlog al bijna vier jaar bezig was, waren alle oorlogvoerende landen de uitputting nabij. De overtuiging groeide dat het onmogelijk was de oorlog nog langer dan een jaar op deze manier voort te zetten. Met een laatste, enorme veldslag wilde het Duitse leger door het geallieerde westfront breken. Dit leek in eerste instantie te lukken, maar doordat er steeds meer Amerikaanse soldaten en wapens arriveerden in Europa, werden de Duitsers teruggeslagen. In september 1918 was het voor de Duitse opperbevelhebbers, veldmaarschalk Von Hindenburg en generaal Ludendorff, duidelijk dat de oorlog niet kon worden gewonnen. Maar als de generaals een wapenstilstand zouden sluiten, zou dat ten koste gaan van de eer van het leger. Daarom wilden de generaals dat het parlement het initiatief nam. Zo zouden zij later kunnen beweren dat de oorlog niet aan het front, maar in het parlementsgebouw, de Rijksdag, verloren was. Toen de leden van de Rijksdag op 2 oktober dit nieuws vernamen, waren zij sprakeloos. De mededeling dat de oorlog in het westen niet kon worden gewonnen en dat er zelfs een militaire ineenstorting dreigde, was voor hen een grote en onverwachte schok. Niet alleen voor de parlementsleden, maar ook voor veel andere Duitsers kwam het nieuws van de aanstaande nederlaag volkomen onverwacht. Jarenlang had de pers onder censuur gestaan, waardoor negatieve berichtgeving zoveel mogelijk uit de kranten was gehouden. Ook had de overheid enorm veel propaganda gemaakt, waardoor veel Duitsers er nog steeds van overtuigd waren dat Duitsland de oorlog zou winnen. Zowel aan het front als in de Duitse steden nam de onrust snel toe. De Duitse legercommandanten lieten op 9 november 1918 weten dat het leger niet meer wilde vechten. Keizer Wilhelm II verbleef op dat moment in het militair hoofdkwartier in België. Hem werd duidelijk gemaakt dat hij in Duitsland niet meer welkom was. Daarom vertrok hij naar Nederland om daar politiek asiel aan te vragen.
Op de rand van een burgeroorlog Twee dagen later werd door leden van de sociaaldemocra tische regering in een treinwagon in het Noord-Franse Compiègne de wapenstilstand getekend. Op 11 november 1918, om 11 uur ’s ochtend, kwam er een einde aan de gevechten van de Eerste Wereldoorlog. De situatie in Duitsland bleef na de wapenstilstand gespannen. Na ruim vier jaar oorlog hadden miljoenen gezinnen een man, zoon, of vader verloren aan het front. Ook was er veel honger en waren er grote tekorten aan allerlei producten. In de winter van 1918-1919 stroomden de steden vol met teruggekeerde, verbitterde soldaten, die in veel gevallen geen werk en geen onderdak hadden. Op politiek gebied was Duitsland enorm verdeeld. In de
regering bestond de meerderheid uit leden van de SPD, een sociaaldemocratische partij. Deze partij kwam op voor de belangen van de arbeiders. De conservatieve elite (onder andere grootindustriëlen, adellijke grootgrondbezitters en hoge legerofficieren) verlangden terug naar de tijd van vóór de oorlog, toen de keizer nog aan het hoofd van een sterk en machtig Duitsland stond. Daarnaast probeerden allerlei extremistische groeperingen (zowel van uiterst links als van extreem rechts) de regering ten val te brengen. Het meest bedreigend was de opstand van de communisten, die zich in Duitsland Spartakisten noemden. Zij wilden naar het voorbeeld van de Russische Revolutie ook in Duitsland een revolutie beginnen en vervolgens een heel ander soort samenleving opbouwen.
bron 5
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog ontvluchtten veel soldaten het Duitse leger. Deze soldaten namen bijna twee miljoen geweren mee naar de Duitse steden en gebruikten deze tijdens de opstanden van 1918 en 1919. Een deel van de soldaten streed aan de kant van de Spartakisten mee. Vooral in januari 1919 was de strijd in Berlijn hevig.
Het ontstaan van de Republiek van Weimar Tot in de zomer van 1919 woedde er in Duitsland een burgeroorlog tussen de linkse en rechtse groeperingen. Toch werden er verkiezingen voor een nieuw parlement gehouden. Er was algemeen kiesrecht: alle mannen én vrouwen mochten stemmen. De drie partijen die in het najaar van 1918 op het sluiten van de wapenstilstand hadden aangedrongen, kregen meer dan driekwart van de stemmen: de SPD (de sociaal democraten), Centrum (de katholieken) en de DDP (de liberalen). Omdat het in Berlijn onrustig bleef, kwamen de parlementsleden in het vrij rustige stadje Weimar bijeen. In de periode die volgt op het Keizerrijk werd Duitsland daarom de Republiek van Weimar genoemd. De eerste taak van het nieuwe parlement was om een nieuwe grondwet te schrijven. Daarbij ging men uit van drie principes: parlementaire democratie, gelijkheid van iedereen voor de wet en gegarandeerde rechten en vrijheden voor iedere burger. In de nieuwe grondwet was geregeld dat het parlement (de Rijksdag) de wetgevende macht had. Een wet kwam dus pas
61
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
tot stand als een meerderheid van de Rijksdagleden vóór stemde. De uitvoerende macht was in handen van de regering. Die bestond uit een aantal ministers en de rijkskanselier (vergelijkbaar met onze minister-president). De regering moest verantwoording afleggen aan de Rijksdag. Behalve regering en Rijksdag was er een rijkspresident. Hij werd door het volk gekozen en had veel macht. Zo mocht hij regeringen benoemen en ontslaan. Ook mocht hij de noodtoestand uitroepen. De bedoeling daarvan was dat hij daarmee de democratie kon beschermen, als dat nodig was.
0
100
200 km
Denemarken
stze Oo
1
ee ordz No
De wapenstilstand in 1918 maakte nog geen vrede. Daarover moest eerst worden onderhandeld. De onderhandelingen begonnen in januari 1919 in Versailles. De onderhandelaars waren ervan overtuigd dat Duitsland als enige schuld had aan het uitbreken van de Eerste Wereld oorlog. Daarom moest Duitsland zwaar boeten. De belang rijkste straffen kunnen in drie groepen worden verdeeld: 1 Gebiedsafspraken: Duitsland verloor een flink deel van haar grondgebied. Duitsland moest in het noorden gebied afstaan aan Denemarken. In het oosten verloor Duitsland vooral aan Polen gebieden. De stad Danzig (tegenwoordig Gdansk) werd een vrije stad. In het westen kreeg Frankrijk Elzas-Lotharingen terug (wat ze in 1871 aan Duitsland hadden moeten afstaan). Ook België kreeg een klein stuk grond. Duitsland moest bovendien alle koloniale bezittingen afstaan. 2 Militaire afspraken: met name de Franse onderhandelaars wilden Duitsland zo verzwakken dat een toekomstige Duitse aanval aan de Franse grens onmogelijk was. Het Duitse leger mocht uit maximaal 100.000 beroeps soldaten bestaan en Duitsland mocht geen luchtmacht en oorlogsvloot meer hebben. De wapenindustrie werd stilgelegd en het Rijnland werd gedemilitariseerd. Dat hield in dat er in het gebied tussen de grens met Frankrijk en vijftig kilometer ten oosten van de Rijn geen Duitse soldaten, kazernes, wapenopslagplaatsen of militaire versterkingen mochten zijn. 3 Financiële afspraken: Duitsland moest alle aangerichte schade in Frankrijk, Engeland en België vergoeden. Een commissie berekende hoeveel schade er was. Zij stelde vast dat Duitsland in totaal 132 miljard goudmark aan herstelbetalingen moest voldoen. Dat kwam overeen met de waarde van 47 miljoen kilo goud. Duitsland was bij de onderhandelingen niet uitgenodigd. Pas toen de onderhandelaars het eens waren over de vredes voorwaarden, werden Duitse ministers uitgenodigd te komen tekenen. Kwamen ze niet, dan zou de oorlog hervat worden, zo luidde het dreigement. Volgens veel Duitsers was het Verdrag van Versailles dan ook geen verdrag, maar een dictaat.
Litouwen
4
3
Nederland
2 Duitsland Polen
België 8
6
Lux. 7
De Vrede van Versailles
e
Tsjechoslowakije
Frankrijk Zwitserland
bron 6
5
Oostenrijk
Hongarije
Duitsland verloor als gevolg van de Vrede van Versailles veel gebieden. Gebied 1 ging naar Denemarken; 2 en 5 naar Polen; 3 werd de Vrije Stad Danzig; gebied 4 ging naar Litouwen en 6 naar Tsjechoslowakije; in het westen ging gebied 7 naar Frankrijk en 8 naar België.
De dolkstootlegende Het verlies van de oorlog was voor veel Duitsers een gegeven waarmee zij moeilijk in het reine konden komen. Hoe was het mogelijk dat het trotse, sterke Duitse leger verslagen was? Als antwoord op deze vraag groeide de populariteit van de ‘dolkstootlegende’. Volgens deze legende was de Duitse nederlaag in de oorlog onvermijdelijk geworden nadat het Duitse leger door de eigen politici en delen van het eigen volk in de steek was gelaten. Of, zoals het beschreven werd: het sterke, dapper vechtende leger kreeg een dolkstoot in de rug. Verschillende groeperingen gebruikten deze dolkstootlegende om het eigen gelijk aan te tonen en andere groepen zwart te maken. Voor de ene groep was het grootkapitaal de bron van alle ellende. Voor anderen waren de (al dan niet communistische) joden er de oorzaak van dat Duitsland zo diep in de problemen zat.
bron 7
In bijtende spotprenten werd de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog vanuit een ander gezichtspunt bekeken.
62
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Volgens veel Duitsers hadden de democratisch gekozen politici schuld aan de ‘schande van Versailles’. Zij hadden immers het verdrag ondertekend. En probeerden zij zich niet zo goed mogelijk aan de verplichtingen te houden? Behalve met dit wantrouwen hadden de bestuurders van de Republiek van Weimar te maken met ontzettend ingewikkelde vraagstukken. Dat dat in de praktijk erg lastig was, blijkt uit het feit dat er in Duitsland tussen 1919 en begin 1933 maar liefst 21 verschillende regeringen waren.
De eerste economische crisis en het Dawesplan Het nakomen van de financiële afspraken die in het Verdrag van Versailles waren vastgelegd, was voor Duitsland onmogelijk. Duitsland moest meteen als voorschot alle grote koopvaardijschepen en een vijfde van de vissersvloot, het grootste deel van de locomotieven en een flinke partij steenkool afgeven. Vanaf 1921 moest Duitsland dertig jaar lang jaarlijks twee miljard goudmark en 26 procent van de waarde van de export afdragen. En dat terwijl Duitsland met de gebiedsafspraken uit het Verdrag van Versailles 75 procent van zijn ijzerertsvoorraad en 6,5 miljoen inwoners was kwijtgeraakt. Toch beloofde de Duitse overheid de afspraken zo goed mogelijk te zullen nakomen. Toen Duitsland in 1923 niet genoeg meer kon betalen, bezetten Franse troepen als reactie het Ruhrgebied, het belangrijkste industriegebied van Duitsland. Dit accepteerde de Duitse regering niet. Zij riep de arbeiders en mijnwerkers in het Ruhrgebied op in staking te gaan. Deze deden dat massaal. Om de lonen van de stakers te kunnen blijven betalen, liet de regering veel geld bijdrukken. De waarde van het Duitse geld daalde daardoor snel en er ontstond hyperinflatie. Eind 1923 was het bedrag dat men voor één Amerikaanse dollar moest betalen, opgelopen tot 4,2 biljoen mark. Gewone Duitse burgers werden hiervan de dupe, want hun spaargeld was ineens bijna niets meer waard en hun salaris evenmin.
bron 8
Franse militairen zien er in 1923 bij de steenkoolmijnen in het Duitse Ruhrgebied op toe dat de geladen wagons ook daadwerkelijk richting Frankrijk rijden.
‘Ik stuurde een manuscript naar mijn uitgever waar ik een heel jaar aan gewerkt had, en ik vroeg een voorschot voor de royalty’s voor tienduizend exemplaren. Maar toen de cheque was overgemaakt, bleek ze nauwelijks het bedrag te vergoeden dat ik een week tevoren voor het versturen van het postpakket had uitgegeven. Op vrachtwagens werd het papieren geld van de Rijksbank naar de andere banken gebracht, en veertien dagen later kon je de biljetten van honderdduizend mark in de goot vinden, waar ze verachtelijk waren neergegooid door een bedelaar. Een schoenveter kostte al gauw meer dan vroeger een hele schoen had gekost, en daarna meer dan een luxe schoenenzaak met tweeduizend paar.’ Uit: S. Zweig, De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan (1942).
bron 9 Een commissie onder leiding van de Amerikaanse politicus en bankier Charles Dawes zocht een oplossing voor de ontstane economische problemen. Deze commissie stelde het Dawesplan op, dat in 1924 in werking trad. Na beëindiging van de staking zouden de Fransen zich uit het Ruhrgebied terugtrekken. In Duitsland werd een nieuwe munt ingevoerd. Ook leenden de Verenigde Staten veel geld aan Duitsland, waardoor de economie zich kon herstellen. De Amerikanen hadden daar zelf ook voordeel van. Frankrijk en Engeland hadden de kosten van de oorlog namelijk voor een groot deel met Amerikaanse leningen betaald. Frankrijk en Engeland konden deze leningen niet terugbetalen als Duitsland hen geen herstelbetalingen deed. Dankzij het Dawesplan ontstond er dus een soort economische kringloop: de Verenigde Staten leenden geld aan Duitsland en daardoor groeide de Duitse economie. Duitsland was hierdoor weer in staat om herstelbetalingen te doen aan Engeland en Frankrijk. Vervolgens konden Engeland en Frankrijk hun oorlogsschulden terugbetalen aan de Verenigde Staten. Om herhaling van de economische ineenstorting van Duitsland te voorkomen, werden de afspraken over de omvang van de herstelbetalingen aangepast. Het Dawesplan werkte: de Duitse economie herstelde zich snel. De werkloosheid daalde, de lonen stegen en er was weer te eten. De verhouding met het buitenland, vooral die met Frankrijk, verbeterde. De Duitse regering streefde openlijk een verzoening met Frankrijk na. Een belangrijke uiting daarvan was de overeenkomst die onderhandelaars uit Duitsland, Frankrijk en Engeland in Locarno (Zwitserland) sloten. Hierin erkende Duitsland de in 1919 vastgestelde westgrens. Voor de Fransen was dit hoopgevend: de erkenning vergrootte de kans op een blijvende vrede tussen Frankrijk en Duitsland.
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
63
faillissementen. Banken die hun geleende geld niet terug konden krijgen, gingen ten onder. Bedrijven die ineens veel minder verkochten (werklozen hebben minder geld te besteden en kopen dus minder) eveneens. De economische crisis sloeg al snel over naar het buitenland: het werd een wereldcrisis. Duitsland werd door de afhankelijkheid van de Amerikaanse leningen eerder en zwaarder getroffen door de economische crisis dan de andere Europese landen. In Duitsland daalde de industriële productie in drie jaar tijd met meer dan veertig procent. De werkloosheid nam snel toe: van 1,3 miljoen in 1929 naar zes miljoen in 1932; dat is dertig procent van de beroepsbevolking. De regering van de Republiek van Weimar kon dit probleem niet oplossen. De politieke voorkeur van steeds meer Duitsers verschoof daardoor naar politieke partijen met extreemlinkse of extreemrechtse opvattingen.
bron 10
De uit Oostenrijk afkomstige tekenaar Theo Matejko maakte in 1923 deze poster over de bezetting van het Ruhrgebied.
De tweede economische crisis Het economisch herstel waarmee Duitsland in de tweede helft van de jaren twintig te maken kreeg, bleek tijdelijk van aard. De economie was, door de afhankelijkheid van Amerikaanse leningen, kwetsbaar. Eind jaren twintig kreeg Duitsland opnieuw met economische problemen te maken. Die begonnen in de Verenigde Staten. In dit land was tijdens de Eerste Wereldoorlog de productie hoog opgevoerd. Dat kwam doordat er vanuit Europa, waar miljoenen mannen in loopgraven zaten, meer vraag was naar Amerikaanse producten. Ook gebruikten de legers grote hoeveelheden industrieel materiaal. Na de oorlog bleven de Amerikaanse fabrikanten en boeren enorm veel produceren. Maar uit Europa nam de vraag af, doordat de Europeanen hun eigen productie weer opzetten. Gevolg: overproductie in de Verenigde Staten. Daardoor daalden de prijzen en moesten veel werknemers worden ontslagen. De ontslagen werknemers hadden minder geld te besteden dan voorheen en dus moest de productie nog verder neerwaarts worden bijgesteld. Op 24 oktober 1929 barstte de economische bom: de beurskrach op Wall Street. Deze leidde tot veel
bron 11
Vanaf 1930 nam het aantal daklozen en bedelaars in Duitsland sterk toe.
De opkomst van Hitler Door de economische wereldcrisis kregen politici die een andere inrichting van de samenleving beloofden, meer aandacht. Een van hen was Adolf Hitler. Na de Eerste Wereldoorlog had hij zich aangesloten bij een groep mannen met extreemrechtse opvattingen. Hitler werd al snel leider van deze Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP). Het partijprogramma van de nationaalsocialisten (nazi’s) benadrukte vooral waar men ‘tegen’ was: tegen het kapitalisme, tegen het communisme, tegen het liberalisme, tegen de democratie, tegen het Verdrag van Versailles, tegen de joden. Met dit laatste punt – het antisemitisme, de Jodenhaat – onderscheidde de NSDAP zich van de ideologie die vergelijkbaar is met het nazisme: het fascisme. Kort samengevat: het Duitse nationaalsocialisme = fascisme + racisme.
64
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Het fascisme heeft de volgende kenmerken: 1 Eenheid van de natie: wat goed is voor het land, is goed voor het volk. Individuele belangen moeten ondergeschikt zijn aan die van het land. 2 Verheerlijking van geweld en militarisme. 3 Het gevoel en de intuïtie zijn belangrijker dan het verstand. 4 Het leidersbeginsel: fascisten gaan uit van een natuurlijke ongelijkheid tussen mensen. Je moet degene die boven jou staat, blindelings volgen.
Op een oudere melodie schreef Horst Wessel, een officier van de SA, een liedtekst voor en over zijn strijdmakkers: Het vaandel hoog! De rijen hecht gesloten! SA marcheert met rustige vaste tred. Kameraden neergeschoten door het Rode Front en de reactionairen, Marcheren in de geest in onze rijen mee. De straten vrij voor de bruine bataljons. De straten vrij voor de stormafdelingsman! Er kijken al miljoenen hoopvol naar het hakenkruis. De dag voor vrijheid en voor brood breekt aan. De laatste keer wordt nu appèl geblazen! Voor de strijd staan we allen al gereed! Spoedig wapp’ren Hitlervaandels over alle straten, De slavernij duurt nu nog maar korte tijd! Uit: Zoo zingt de NSB. Twintig marsch- en strijdliederen (1941).
bron 13
Hitler komt aan de macht bron 12
Al in 1921 richtte Hitler een partijknokploeg op: de SA (afkorting van Sturmabteilung). Hoewel het geen officieel leger was, gingen de mannen altijd in een bruin uniform de straat op. Dit paramilitair machtsvertoon liep regelmatig op straatgevechten met tegenstanders uit. Tijdens het marcheren werden vaak liederen gezongen met een nationalistische boodschap. Het lijflied van de SA was het Horst Wessellied.
Mei 1928
In november 1923, tijdens het dieptepunt van de inflatie, pleegde Hitler in München de mislukte staatsgreep waarover je in de inleiding las. Terwijl hij zijn straf uitzat, werkte hij zijn ideeën verder uit in zijn boek Mein Kampf (Mijn strijd). Na zijn vrijlating veranderde Hitler van tactiek. Hij koos ervoor mee te doen met de parlementaire democratie en maakte van de NSDAP een politieke partij. Toen het economisch goed ging, bleef de NSDAP klein: bij de verkiezingen van mei 1928 behaalde de partij 12 van de 491 zetels in de Rijksdag (2,4 procent).
Sept. 1930
Juli 1932
Nov. 1932
Maart 1933
Communisten (KPD)
54
77
89
100
81
Socialisten (SPD)
153
143
133
121
120
Katholieken (Zentrum / BVD)
78
87
97
90
92
Liberalen
76
92
15
14
12
Nationalisten (DVP / DNVP)
118
71
44
63
54
NSDAP
12
107
230
196
288
Totaal*
491
577
608
584
647
* Voor elke 60.000 stemmen kreeg een partij één zetel. Als veel mensen kwamen stemmen, had de Rijksdag dus meer leden dan wanneer weinig mensen kwamen stemmen.
bron 14
Duitse verkiezingsuitslagen van de verkiezingen die in de periode 1928-1933 werden gehouden.
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Republiek van Weimar waren er veel verschillende politieke partijen. Om een kabinet te vormen dat de steun van een meerderheid in de Rijksdag had, moesten altijd veel partijen samenwerken. Na 1929 werd dat probleem groter dan ooit, want de partijen waren het niet eens over de aanpak van de economische crisis. Toen de werkloosheid steeds verder opliep, kregen de extreemlinkse (communistische) en extreemrechtse (nationaalsocialistische) partijen steeds meer aanhangers. In 1930 werd de NSDAP dankzij de snel toenemende aanhang een massaorganisatie. Behalve de economische crisis, waarvoor de regering geen oplossing had, groeide de aanhang van de NSDAP door Hitler zelf en door de manier waarop hij campagne voerde. Hitler maakte handig gebruik van propaganda: niet alleen in de partijkrant, maar ook via radio en film. Het meest vernieuwend waren de massabijeenkomsten die de partij organiseerde. Deze opzwepende partijbijeenkomsten vonden plaats in grote, met vlaggen en vaandels versierde zalen of in stadions. Tot de vaste ingrediënten behoorden de marcherende elitetroepen, saluutschoten en marsmuziek. Hitlers toespraken waren goed ingestudeerd en werden op theatrale wijze uitgesproken. Door de groei van de NSDAP en de grote verschillen tussen de partijen, werd het steeds moeilijker om een meerderheids regering te vormen waarvan de NSDAP geen deel uitmaakte.
bron 15
De SPD waarschuwde tijdens de verkiezingscampagne van 1930 voor de antidemocratische krachten in Duitsland. Vertaling van de slogans op de poster: ‘Dat zijn de vijanden van de democratie! Weg daarmee! Stem daarom op lijst 1, de sociaaldemocraten.’
65
Omdat de NSDAP de grootste partij was en er geen andere regering kon worden gevormd, werd Hitler op 30 januari 1933 rijkskanselier.
De NSDAP aan zet Hitlers eerste politieke daad was het uitschrijven van nieuwe verkiezingen. Hij wilde een absolute meerderheid (dus meer dan vijftig procent van de zetels) in de Rijksdag, zodat de NSDAP zonder samenwerking met andere partijen alle beslissingen kon nemen. De verkiezingen zouden plaatsvinden op 5 maart 1933. Het werd een ongekend hevige strijd, waarbij geen middel onbenut bleef. Zowel de partijen van uiterst links als die van uiterst rechts maakten zich schuldig aan intimidatie en openlijke geweldpleging. Een week voor de verkiezingen vloog het Rijksdaggebouw in brand. Hitler gaf hiervan de communisten de schuld. Met zijn propaganda vergrootte Hitler de angst van veel Duitsers voor het communisme. Hitler kreeg van rijkspresident Von Hindenburg de bevoegdheid alles te doen wat nodig was voor het herstel van de orde en de rust. Dit kon de rijkspresident doen op basis van artikel 48 van de grondwet en hier was géén goedkeuring van de Rijksdag voor nodig. Vrijwel meteen werden duizenden communisten gearresteerd. Hitler rekende
bron 16
Toen de NSDAP nog een kleine partij was, studeerde Hitler zijn redevoeringen in. Hij oefende voor een spiegel. In 1925 liet hij een fotoreportage maken om zo het effect van zijn houdingen en gebaren zelf te kunnen beoordelen.
66
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
erop dat hij nu met de verkiezingen de absolute meerderheid zou behalen. Dit gebeurde echter niet: de NSDAP behaalde 288 van de 647 zetels. Hitler verbood de 81 (communistische) KPDparlementsleden om hun zetel in de Rijksdag in te nemen. Dat kon, dankzij de noodwet. Zo had de NSDAP alsnog de absolute meerderheid: 288 is meer dan de helft van de resterende 566 zetels. De Rijksdag kwam in de nieuwe samenstelling, dus zonder de leden van de KPD, bij elkaar om zich uit te spreken over de machtigingswet. Daarin werd geregeld dat de Rijksdag de meeste van haar rechten overdroeg aan de regering – en dus aan Hitler. Bovendien mocht de regering wetten maken die afweken van de grondwet. Deze machtigingswet werd aangenomen. Daarmee had het parlement zichzelf buitenspel gezet. De nazi’s hadden vrij spel in Duitsland.
Hitlers vierjarenplannen Hitler begon direct na zijn machtsovername met de omvorming van Duitsland in een totalitaire dictatuur. Elke organisatie moest ondergeschikt gemaakt worden aan de NSDAP, zodat de invloed van deze partij tot in alle onderdelen van de samenleving doordrong. Dit proces heet nazificatie. Alle verenigingen of organisaties die de NSDAP niet welgevallig waren, werden verboden. Wie bij de politie niet sympathiseerde met de opvattingen van Hitler, werd vervangen door een aanhanger van de NSDAP. Elke kritiek op het nieuwe bewind werd verboden. Voor deze politieke onderdrukking werd de Geheime Staatspolizei opgericht (afgekort Gestapo). Zij pakte politieke tegenstanders op die, als er voldoende reden voor was, werden gevangengezet in speciaal voor dat doel opgerichte concentratiekampen. In Beieren was de tegenstand het grootst. Bij Dachau, ten noordwesten van München, werd een voormalige munitiefabriek omgebouwd tot een groot concentratiekamp. Daarin werden eerst vooral politieke tegenstanders ondergebracht. Later werden er ook mensen opgesloten vanwege hun ras, lichamelijke beperkingen, godsdienstige overtuiging of seksuele geaardheid. Bij zijn benoeming in 1933 vroeg Hitler het Duitse volk om hem vier jaar de tijd te geven om de economische crisis op te lossen. Er werd een vierjarenplan opgesteld. Het hoofddoel hiervan was het oplossen van de enorme werkloosheid. Dit lukte onder andere door het opzetten van grote werkverschaffingsprojecten, zoals de aanleg van de Autobahnen. Ook door de herinvoering van de dienstplicht en de opbouw van de wapenindustrie nam de werkgelegenheid toe. Hierdoor nam bij het Duitse volk de steun voor de nazi’s sterk toe. Door dit succes ontstond er zelfs een tekort aan geschoolde arbeiders. Tijdens het tweede vierjarenplan (1937-1941) stond een ander doel centraal: Duitsland moest een autarkie worden. Volgens Hitler mocht Duitsland voor de
bron 17
Onder grote publieke belangstelling zette Hitler op 23 september 1933 bij Frankfurt de eerste spade in de grond voor de aanleg van ‘zijn’ eerste autosnelweg.
voedselvoorziening en voor het verkrijgen van grondstoffen niet langer afhankelijk van het buitenland zijn. Als Duitsland een tekort aan landbouwproducten en grondstoffen had, had het Duitse volk het recht – in Hitlers ogen zelfs de plicht – om deze elders te verwerven. Hij liet er geen misverstand over bestaan hoe dit doel moest worden gerealiseerd: door oorlog te voeren. Ook stelde hij duidelijk in welke richting deze oorlog voornamelijk gevoerd moest worden: naar het oosten. Daar woonden, in Hitlers ogen, immers alleen minderwaardige rassen.
Alle Duitsers Heim ins Reich Op het gebied van de buitenlandse politiek ging Hitler in eerste instantie voorzichtig te werk. Hij ging op zoek naar bondgenoten. Behalve het fascistische Italië van Benito Mussolini, diende zich in Azië een medestander aan: Japan. Ook in dit land speelden nationalistische gevoelens een belangrijke rol, nam de invloed van het leger toe en was gebiedsuitbreiding het hoofddoel van de buitenlandse politiek. Ook in Japan bestond een grote afkeer van het communisme en stond de regering vijandig tegenover de Sovjet-Unie.
67
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
Hitler wilde graag dat gebieden buiten Duitsland waar veel Duitssprekenden woonden, deel werden van Duitsland. Heim ins Reich noemde hij dat, ‘thuis in het Rijk’. Sommige van deze gebieden waren bij het Verdrag van Versailles afgestaan. Andere gebieden waarin veel mensen Duits spraken, hoorden al langer niet bij Duitsland. Oostenrijk was zo’n gebied. In 1938 sloot dit land zich, na zware druk uit Berlijn, bij Duitsland aan. Bij een kort daarna gehouden volksstemming stemde 99,95 procent van de bevolking voor de Anschluß, zoals de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland wordt genoemd.
besloten dat de Sudeten-Duitsers zelf in een volkstemming zouden mogen beslissen over aansluiting bij Duitsland. Hitler beloofde het gebied bij een gunstige uitslag van de stemming geweldloos te bezetten. Chamberlain kreeg de verzekering dat Duitsland geen oorlog zou voeren met Engeland. Al na een paar dagen bleek dat Hitler niet tevreden was met alleen Sudetenland. Tsjechoslowakije bestond uit twee delen, waarvan Slowakije er een was. Hitler zette de leider van de Slowaakse Volkspartij onder druk, waarna deze Slowakije onafhankelijk verklaarde. Een dag later moesten de Tsjechische premier en minister van Buitenlandse Zaken naar Berlijn komen. Zij moesten de onafhankelijkheid van Slowakije erkennen. Duitsland zou wat overbleef van Tsjechië bezetten. Gingen ze niet met deze eisen akkoord, dan zouden de Duitsers Praag platbombarderen. De Tsjechen stemden in. Twee uur later trok het Duitse leger Tsjechië binnen. 0
100
200 km
Oostzee
ee ordz No
Nederland Duitsland Polen
België
bron 18
In Duitsland werd direct na de machtsovername van de nazi’s in 1933 een anti-Joods beleid gevoerd. Dat begon met pesterijen en intimidatie. Ook in Oostenrijk begonnen meteen na de Anschluß de pesterijen tegen de Joden. In Wenen moesten Joodse mannen de stoeptegels met nagelborsteltjes schoonpoetsen.
Conferentie van München Europese landen protesteerden niet tegen de Anschluß. Dit moedigde Hitler aan ook andere Duitsers Heim ins Reich te brengen. In het Tsjechische deel van Tsjechoslowakije woonden aan de grens met Duitsland en Oostenrijk, in een gebied met de naam Sudetenland, ongeveer drie miljoen Duitssprekenden. Hitler steunde de Sudeten-Duitsers toen deze aansluiting bij Duitsland zochten. De spanningen tussen Duitsland en Tsjechoslowakije liepen snel op. Voor Engeland was dit relatief kleine en onbelangrijke gebied geen oorlog waard. Volgens de Britse minister-president Chamberlain kon Hitler het beste gewoon zijn zin krijgen. Dan zou Hitler hopelijk tevreden zijn en kon een oorlog worden voorkomen. Deze toegeeflijke politiek kreeg de naam appeasement. Er werd een bespreking georganiseerd om de kwestie Sudetenland op te lossen. Aan het overleg namen de Duitsers, Italianen, Fransen en Britten deel. De Tsjechoslowaken werden niet uitgenodigd. De bespreking vond plaats in München en kreeg daarom de naam Conferentie van München. De vier deelnemende landen
Tsjechoslowakije
Frankrijk
Zwitserland
Hongarije
Saargebied
Sudetenland
kwam na een volksstemming in 1935 definitief terug bij DuitslandItalië
in 1938 geannexeerd (na de Conferentie van München)
Rijnland
Danzig
in 1936 geremilitariseerd
vanaf 1919 een vrije stad
Roemenië
Oostenrijk in 1938 geannexeerd (de Anschluß)
bron 19
De belangrijkste gebieden die een rol speelden bij de buitenlandse politiek in Duitsland van 1933 tot 1938.
De Tweede Wereldoorlog De volgende prooi voor Duitsland was Polen. Omdat de SovjetUnie aan de oostkant van Polen grensde, zou Stalin een Duitse aanval op Polen wellicht bedreigend vinden. Dan kon er een grote oorlog tussen Duitsland en de Sovjet-Unie ontstaan en dat wilde Hitler vooralsnog voorkomen. Na onderhandelingen ondertekenden in augustus 1939 de ministers van Buitenlandse Zaken van Duitsland en de Sovjet-Unie een nietaanvalsverdrag (het Molotov-Ribbentroppact). Het verdrag bevatte een geheime paragraaf waarin een deel van OostEuropa onderling werd verdeeld. Duitsland kreeg het westelijk deel van Polen, de Sovjet-Unie kreeg het oostelijk deel van Polen, de Baltische staten (Estland, Letland en
68
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Litouwen) en Finland. Door dit verdrag hoefde Hitler geen rekening te houden met het risico van een tweefrontenoorlog. Het voordeel voor Stalin was dat hij tijd won om de SovjetUnie militair voor te bereiden op een oorlog.
Op 1 september 1939 werden op Duits grondgebied enkele in Poolse uniformen geklede gevangenen doodgeschoten. Duitsland gebruikte deze ‘grensschending’ als excuus voor een aanval op Polen. Op veel steun uit het westen hoefden de Polen niet te rekenen. Pas op 3 september stelden de Britse en Franse regering een ultimatum: de Duitsers moesten zich terugtrekken. Van dit ultimatum trok Hitler zich niets aan. Daarop volgden oorlogsverklaringen van Frankrijk en Engeland, maar zij mengden zich niet in de strijd in Polen. Enkele weken later was de nederlaag van Polen een feit. Vanaf 3 september 1939 was Duitsland officieel in oorlog met Frankrijk en met Groot-Brittannië, maar van een echte oorlog in West-Europa was pas sprake toen Hitler ten aanval trok. Denemarken werd in april 1940 zonder veel tegenstand bezet. De strijd tegen Noorwegen duurde drie maanden.
De bezetting van Nederland Op 10 mei vielen Duitse troepen Nederland binnen. Een dag na het bombardement op Rotterdam van 14 mei tekende de opperbevelhebber van het Nederlandse leger de capitulatie. Enkele weken later waren ook België en Frankrijk verslagen. Het door Duitsland bezette Nederland werd genazificeerd. Veel organisaties kregen pro-Duitse besturen of werden verboden. De Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraden werden ontbonden. De rechterlijke macht deed weinig om te voorkomen dat de rechtsstaat buiten
bron 20
Tekenaars van politieke spotprenten betwijfelden al meteen na de ondertekening van het verdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie hoe lang dit verbond stand zou houden.
bron 21
Op 14 mei 1940 werd het centrum van Rotterdam door een bombardement verwoest, waarna de capitulatie werd getekend.
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
69
werking werd gesteld. Hierdoor was het niet langer vanzelf sprekend dat de in de Grondwet vastgelegde grondrechten altijd en voor iedere Nederlander golden. De bevolking werd ingeschakeld bij de Duitse oorlogs economie. Iedereen kreeg te maken met het distributiestelsel. Een groot deel van de volwassen mannen kreeg bovendien te maken met de Arbeidsdienst, een vorm van ‘ongewapende dienstplicht’. In het begin was deze oproep op vrijwillige basis. Maar omdat er zich te weinig vrijwilligers aanmeldden, werd de Arbeidsdienst later verplicht. Toen de oorlog langer duurde, werd de leeftijdsgrens steeds verder verhoogd. Een deel van de mannen werd in Nederland voor de Duitse bezetter aan het werk gezet. Een ander deel moest in Duitsland gaan werken. Veel mannen hadden daar geen zin in en zochten een onderduikadres. Hierdoor nam de afkeer van de Duitse bezetter sterk toe.
De genocide op de Joden De 140.000 Joodse burgers in Nederland werden al snel het slachtoffer van anti-Joodse maatregelen. Joodse ambtenaren kregen hun ontslag, op veel openbare plaatsen kwam een bordje met ‘Voor Joden verboden’, Joden kregen een ‘J’ in hun persoonsbewijs en in 1942 kwam daar de verplichting bij om de gele Jodenster te dragen. Op dat moment waren de Duitsers in Oost-Europa al volop bezig met het uitmoorden van de Joden. Hiermee waren ze begonnen na de Duitse inval in de Sovjet-Unie (in juni 1941). In het begin was hierbij een grote rol weggelegd voor de Einsatzgruppen, speciale militaire eenheden. Zij moesten in pas veroverde gebieden zoveel mogelijk Joden opsporen en vermoorden. Voor veel Duitse soldaten bleek het uitvoeren van de massamoorden geestelijk te zwaar. Er werd gezocht naar andere manieren om snel grote groepen mensen te vermoorden. Een groep hoge nazi’s vergaderde in januari 1942 in een villa aan de Wannsee bij Berlijn over de vraag hoe zij de genocide op de Joden konden uitvoeren. Hier werd het besluit genomen om voortaan zo veel mogelijk Joden in gaskamers te vermoorden. De nazileiders noemden dit besluit de Endlösung: ‘de definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’. Na dit besluit werden enkele reeds bestaande concentratie kampen omgebouwd tot vernietigingskampen, waar massamoord efficiënt kon worden uitgevoerd. Bij Auschwitz werd op enkele kilometers afstand van een bestaand werkkamp een nieuw vernietigingskamp gebouwd: Auschwitz II, ook wel Birkenau genoemd. Ook andere groepen, zoals de Roma en de Sinti (zigeuners), werden volgens een vooropgezet plan uitgemoord. In het begin werden de lichamen in grote massagraven begraven. Later werd de opdracht gegeven om alle lijken te cremeren. Tevergeefs probeerden de Duitsers zo de sporen van deze planmatig uitgevoerde genocide uit te wissen.
bron 22
Op grote schaal werden posters verspreid met de oproep om zich voor de N.A.D. (de Nederlandse Arbeidsdienst) te melden.
bron 23
Een Einsatzgruppe pleegt in de Oekraïne een massamoord. De slachtoffers moesten zelf hun massagraf graven. De waardevolle spullen of geld en vaak ook hun kleren werden afgenomen. Aan de rand van de kuil werden ze in het achterhoofd geschoten.
70
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
4.1 Opdrachten opdracht 1
a Leg uit dat binnenlandse problemen in Duitsland zorgden dat de Eerste Wereldoorlog sneller eindigde. b Op welke manier blijkt dat er in het najaar van 1918 een groot verschil bestond tussen de werkelijke situatie aan het front en het beeld daarvan bij het thuisfront?
opdracht 2
a Noem drie afspraken uit het Verdrag van Versailles waar de Franse onderhandelaars sterk op zullen hebben aangedrongen. Leg uit waarom. b Noem twee afspraken uit het Verdrag van Versailles waar de Britse onderhandelaars sterk op zullen hebben aangedrongen. Leg uit waarom.
opdracht 3
Gebruik bron 9. a Leg uit dat de hyperinflatie van 1923 een gevolg was van de in Versailles gemaakte afspraken. b Hieronder volgen groepen die werden getroffen door de economische crisis die Duitsland in het begin van de jaren twintig trof: boeren, arbeiders, middenstanders, industriëlen, ambtenaren en renteniers. Breng in deze opsomming een rangorde aan van ‘zeer zwaar’ tot ‘matig’ getroffen. Schrijf per groep op hoe die door de inflatie getroffen werd en waarom je die groep op die plaats zet. c Bij welke groep past Stefan Zweig (bron 9) het best? Leg kort uit waarom de positie van Stefan Zweig het best met deze groep vergeleken kan worden. d Leg uit dat het Dawesplan ervoor zorgde dat in de westerse wereld het geld weer ging stromen. e Beredeneer dat het Dawesplan voor Duitsland naast voordelen ook een economisch en een politiek nadeel had.
opdracht 4 vaardigheid
a b
Standplaatsgebondenheid Gebruik bron 7 en bron 10. Omschrijf de dolkstootlegende. Generaal Ludendorff was een fanatiek verspreider van de dolkstootlegende. Leg uit welk belang hij had bij de verspreiding ervan. c Ook Hitler was een aanhanger van de dolkstootlegende. Bron 7 bevat nog een andere boodschap die Hitler aansprak. Welke boodschap was dat? Noem een beeldelement waaruit je dit kunt afleiden. d Om welke reden zal Hitler het met de boodschap van bron 10 eens zijn geweest? Vat je antwoord in één zin samen.
opdracht 5 vaardigheid
Oorzaken, gevolgen a Noem drie oorzaken van het ontstaan van de economische wereldcrisis in 1929. b Leg uit waarom Duitsland tijdens de in 1929 begonnen economische wereldcrisis eerder en zwaarder werd getroffen dan de andere Europese landen.
opdracht 6 vaardigheid a b c
d
Oorzaken, gevolgen Gebruik bron 14. Wat zijn de vier belangrijkste kenmerken van het fascisme? Benoem vier oorzaken van de stemmenwinst van de NSDAP. Een bewering: ‘Door de economische crisis kreeg Hitler extra veel steun van arbeiders en werklozen.’ Leg uit of deze bewering juist is. Een bewering: ‘De aanhang van Hitler was banger voor een linkse dictatuur dan voor een rechtse dictatuur.’ Leg uit of deze bewering juist is.
opdracht 7 relevantie
Gebruik bron 13. a Welke van de vier kenmerken van het fascisme komen in het Horst Wessellied het duidelijkst naar voren? Licht je antwoord met elementen uit de bron toe. b Het eerste couplet van het Horst Wessellied vormde samen met het eerste couplet van het Duitslandlied (Das Lied der Deutschen), van 1933 tot 1945 het officiële Duitse volkslied. Zoek online de tekst van het Duitslandlied op. Welke van de vier kenmerken van het fascisme komen in de eerste alinea van dit lied het duidelijkst naar voren? Licht je keuze toe. c In 1991 kreeg Duitsland een nieuw volkslied. Na een moeizaam proces werd uiteindelijk gekozen voor het derde couplet van het Duitslandlied. Beredeneer welke argumenten de politici in 1991 zullen hebben aangevoerd om niet te kiezen voor het eerste couplet van het Duitslandlied, maar de voorkeur gaven aan het derde couplet van dit lied. d In oktober 2017 publiceerden de Nederlandse coalitie partijen het regeerakkoord 2017-2021. Een citaat daaruit: ‘We vinden het belangrijk de kennis over onze gedeelde geschiedenis, waarden en vrijheden te vergroten. Deze maken ons tot wat we samen zijn. Het is van groot belang dat we die historie en waarden actief uitdragen. Het zijn ankers van de Nederlandse identiteit in tijden van globalisering en onzekerheid. Op school leren kinderen daarom het Wilhelmus, inclusief de context daarvan.’ Een bewering: ‘De Nederlandse regering geeft met de verplichting om op school het Wilhelmus te leren een verkeerd signaal af, omdat dit volkslied de verschillen benadrukt, in plaats van eenheid te smeden.’ Ben je het met deze bewering eens of oneens? Onderbouw je keuze met argumenten. Vat je antwoord in ongeveer honderd woorden samen.
4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
opdracht 8
Gebruik bron 14. a Hoe kreeg de NSDAP in 1933 de absolute meerderheid in de Rijksdag? b Hoe en waarom kwam er in maart 1933 een einde aan de parlementaire democratie in Duitsland? c Een bewering: ‘Hitler is op een legale wijze aan de macht gekomen.’ Geef een argument voor de juistheid van de bewering. Geef ook een argument tegen de juistheid ervan.
opdracht 9 vaardigheid
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van bronnen De NSDAP hield van 1933 tot 1938 elk jaar een massale partijdag in Neurenberg. Van de partijdagen van 1934 maakte Leni Riefenstahl een van de meest succesvolle propagandafilms aller tijden: Triumph des Willens. Op een vakkundige manier heeft Riefenstahl de aankomst van Hitler, de partijcongressen, de parades, fakkeloptochten, legerdemonstraties en de volksfeesten afgewisseld met fragmenten van toespraken. De symbolen van de NSDAP – het hakenkruis, de rijksadelaar en de vlaggen en vaandels – komen veelvuldig in beeld. Maar er is slechts één hoofd rolspeler: Hitler. Als hij in een auto wordt rondgereden, door een uitzinnige menigte wordt bejubeld of een redevoering houdt: altijd is er een camera op hem gericht. a Nog steeds worden in documentaires over Hitler-Duitsland vaak beelden uit Triumph des Willens gebruikt. Bedenk waarom documentairemakers hun toevlucht tot deze film nemen. b Noem drie redenen waarom deze film als historische bron over het leven in Hitler-Duitsland onbetrouwbaar is. c Toch is Triumph des Willens een bruikbare bron. Voor de beantwoording van welke van de hieronder genoemde onderzoeksvragen is Triumph des Willens bruikbaar? Licht telkens toe hoe je tot je keuze bent gekomen. 1 Welke symbolen en rituelen speelden een rol bij de persoonsverheerlijking van Hitler? 2 Hoe dachten gewone Duitsers over het nationaalsocialistische gedachtegoed? 3 Wat waren de schaduwkanten van het totalitaire naziDuitsland? 4 Op welke wijze werd de boodschap ‘Ein Volk, ein Reich, ein Führer’ aan het Duitse volk overgebracht?
opdracht 11 vaardigheid
Bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 1, 2, 4, 5, 8, 11, 12, 16, 17, 18, 21 en 23. Deze bronnen zijn foto’s die tussen 1918 en 1945 in Duitsland en in de door Duitsland bezette gebieden zijn gemaakt. a Stel, je onderzoekt hoe Duitse propaganda er tussen 1918 en 1945 uitzag. Welke vier bronnen vind je het meest bruikbaar voor je onderzoek? Leg je keuzes uit. b Kies drie foto’s die volgens de toenmalige machthebbers wél bruikbaar waren voor verspreiding in Duitsland zélf, maar niet voor verspreiding in het buitenland. Leg je keuzes uit. c Kies één foto die volgens de toenmalige machthebbers wél bruikbaar was voor verspreiding in het buitenland, maar niet voor verspreiding in het binnenland. Leg je keuze uit.
opdracht 12 vaardigheid a b c d
Motieven Gebruik bron 20. Wat hield het Molotov-Ribbentroppact in? Welk motief had Duitsland om dit verdrag te sluiten? Welk motief had de Sovjet-Unie om dit verdrag te sluiten? In bron 20 worden Hitler en Stalin als een gelukkig bruidspaar afgebeeld. Welke redenen had de tekenaar om te vermoeden dat het huwelijk niet lang zou duren?
opdracht 13
Gebruik bron 22. Deze poster was het officiële affiche om bezoekers over te halen tot deelname aan de ‘Dag van den Nederlandschen Arbeidsdienst’. a Deze dag vond in de maand mei plaats. Beredeneer of dit was in mei 1940, mei 1942 of in mei 1944. Noem twee argumenten voor deze keuze. b De Nederlandse Arbeidsdienst kwam in de plaats van de militaire dienstplicht. De ontwerper van dit affiche legt een duidelijke relatie met de dienstplicht. Noem drie beeldelementen waaruit deze relatie blijkt.
opdracht 14
De Endlösung van het Jodenvraagstuk wordt vaak in termen beschreven die ontleend zijn aan de industrie. Verklaar waarom de Jodenvervolging in de periode 19411945 terecht ‘industriële moord’ wordt genoemd.
opdracht 10
a Leg uit waarom de Anschluß van Oostenrijk een eerste stap genoemd mag worden op de weg naar de opbouw van een Groot-Duitsland. b Beschrijf hoe Hitler in drie stappen Tsjechië inlijfde bij Duitsland. c Leg uit waarom Frankrijk en Groot-Brittannië zich nauwelijks met de Anschluß van Oostenrijk bij Duitsland bemoeiden, maar zich een half jaar later wél intensief bemoeiden met de problemen over het Sudetengebied.
71
opdracht 15 actieve werkvorm
Gebruik bron 23. Bewering: ‘Het excuus dat veel Duitsers na het einde van de Tweede Wereldoorlog aanvoerden dat ze niets wisten van de moord op de Joden (‘Wir haben es nicht gewußt’) is grote onzin.’ In het lokaal worden in een kring zes à acht stoelen geplaatst. Een aantal leerlingen neemt plaats op de
72
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
stoelen. Eén stoel blijft leeg. De leerlingen discussiëren over de stelling. Leerlingen van buiten de kring kunnen zich in de discussie mengen door op de lege stoel plaats te nemen en dan hun bijdrage te leveren. De docent wijst dan een van de leerlingen uit de kring aan die moet opstaan en de kring moet verlaten, zodat er weer een stoel vrijkomt. De leerlingen die niet actief aan de discussie hebben deelgenomen, presenteren aan het eind een samenvatting en formuleren een conclusie. In de tien minuten vóór de uitwisseling van argumenten, zoek je achtergrondinformatie op over de foto van bron 23. Deze foto is bekend onder de naam The last Jew in Vinnitsa. Maak aantekeningen in de vorm van steekwoorden.
opdracht 16 samenvatting
Je geeft antwoord op de leidende vraag: Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (19181945)? Hierna volgen dertien zinnen. 1 De Duitse Luftwaffe bombardeert Rotterdam. 2 De KPD krijgt de schuld van de Rijksdagbrand. 3 De oprichting van de Geheime Staatspolizei (Gestapo). 4 De Rijksdag neemt de Machtigingswet aan. 5 Door de economische wereldcrisis verliest een groot deel van de Duitse bevolking het vertrouwen in de toekomst. 6 Door de hyperinflatie wordt het spaargeld van veel Duitsers waardeloos. 7 Door het Dawesplan herstelt de Duitse economie zich, maar neemt de afhankelijkheid van de Verenigde Staten toe. 8 Duitsland en de Sovjet-Unie sluiten een nietaanvalsverdrag. 9 Duitsland bezet Sudetenland. 10 In Duitsland is een derde deel van de beroepsbevolking werkloos. 11 Een grote groep Duitsers vindt, net als Hitler, dat de opgelegde herstelbetalingen onredelijk zijn. 12 In een villa aan de Wannsee wordt het besluit voor de Endlösung genomen. 13 Tussen mei 1928 en maart 1933 worden er vijf keer verkiezingen voor een nieuwe Rijksdag gehouden.
a Welke zinnen spelen een rol bij de beantwoording van de vraag: Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme? b Verdeel de bij a genoemde zinnen in sociaaleconomische en politiek-bestuurlijke factoren. c Kun je op grond van je keuze bij b een uitspraak doen of het politiek-bestuurlijke of sociaaleconomische factoren waren die een hoofdrol speelden bij de opkomst van het nationaalsocialisme? Licht je keuze kort toe. d In de leidende vraag wordt onderscheid gemaakt tussen de gevolgen van het nationaalsocialisme voor Duitsland en de gevolgen van het nationaalsocialisme voor Europa. Schrijf de nummers van de zinnen op die gaan over de gevolgen van het nationaalsocialisme voor Duitsland. e Schrijf de nummers van de zinnen op die gaan over de gevolgen van het nationaalsocialisme voor Europa. f Schrijf de nummers van de zinnen op die gaan over de gevolgen van het nationaalsocialisme voor zowel Duitsland als voor Europa. Onthouden: 1a, 3a, 3d, 4a, 5a, 6a, 6b, 8a, 8b, 9a, 10b, 12a, 12b, 12c, 16a Begrijpen: 2a, 2b, 3b, 4b, 4d, 5b, 7a, 7b, 9b, 10a, 12d, 13a, 16b, 16d, 16e, 16f Toepassen: 1b, 3c, 3e, 4c, 7c, 7d, 8c, 9c, 10c, 11a, 13b, 14 Analyseren: 6c, 6d, 11b, 11c, 15, 16c
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog 37 38 45 47 48
bron 24
Kenmerkende aspecten
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. De eenwording van Europa. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Leidende vraag
Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945-1961)?
In 1950 werd de Internationale Karelsprijs Aken ingesteld (vernoemd naar Karel de Grote). Deze prijs werd toegekend aan een persoon of instelling die zich had ingezet voor de Europese eenwording. In 1954 kreeg de Duitse kanselier Konrad Adenauer de prijs en in 1956 viel de eer te beurt aan Winston Churchill. De belangstelling van de internationale pers voor wat beide inmiddels hoogbejaarde staatslieden over de toestand in Europa te melden hadden, was enorm groot.
Der Alte Adenauer Adenauer was al op jonge leeftijd politiek actief: eerst als wethouder in zijn geboortestad Keulen en vanaf 1917 als burgemeester van die stad. Al lang voordat Hitler aan de macht kwam, was Adenauer een fel tegenstander van de NSDAP. Na Hitlers machtsovername werd hij gedwongen het burgemeesterschap neer te leggen. De nazi’s hebben hem verschillende malen gevangengezet. In 1945 werd Adenauer weer burgemeester van Keulen, maar al snel ging hij de landelijke politiek in. In 1949 werd hij kanselier. Hij was van plan deze functie twee jaar uit te oefenen; het werden er veertien. Toen hij aftrad, was Adenauer 87 jaar oud. Vandaar dat zijn koosnaam der Alte was. Adenauers beleid stond in het
teken van de democratische en economische wederopbouw van zijn land. Hij stelde zich vergevingsgezind op tegenover ambtenaren, rechters en militairen die tijdens het bewind van Hitler een vooraanstaande functie hadden bekleed. ‘Je gooit geen oude schoenen weg voordat je nieuwe hebt’, was zijn reactie, toen hem dit verweten werd. Omdat Adenauer gedurende het grootste deel van de periode waarover deze paragraaf gaat, kanselier was, heeft hij, wellicht meer dan enige andere Duitser, zijn stempel op de ontwikkelingen kunnen drukken die Duitsland in deze jaren doormaakte. Dat zijn invloed niet heel Duitsland betrof, maar slechts een deel ervan, wordt in deze paragraaf duidelijk gemaakt.
74
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
De Duitse nederlaag In juni 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie binnen. Daardoor werd de Sovjet-Unie een bondgenoot van de andere landen die tegen nazi-Duitsland vochten. In december 1941 mengde ook de Verenigde Staten zich in de strijd. De Duitse opmars in de Sovjet-Unie verliep in eerste instantie snel en spectaculair. Maar vanaf het voorjaar van 1943 keerden de kansen en werden de Duitse legers langzaam maar zeker tot een aftocht uit de Sovjet-Unie gedwongen. De prijs die de Sovjets hiervoor betaalden, was enorm: miljoenen soldaten en miljoenen burgers kwamen om het leven. Tot grote ergernis van Stalin lieten de Amerikaanse president Roosevelt en de Britse premier Churchill het bevechten van de nazi’s voornamelijk aan de Sovjet-Unie over. Een van de redenen daarvan was dat de Amerikanen en de Britten het oneens waren over de wijze waarop zij Duitsland het beste konden bevechten. De Amerikaanse legerleiding wilde een invasie in West-Europa, gevolgd door een aanval op Duitsland. Churchill zag meer in een combinatie van aanhoudende bombardementen op Duitse steden en kleine aanvallen aan de randen van de door Duitsland beheerste delen van Europa.
ontmoetten Russische en Amerikaanse troepen elkaar middenin Duitsland. Het Rode Leger was toen nog bezig met het veroveren van Berlijn. Ondanks fanatieke tegenstand van de Duitsers slaagden Russische soldaten er uiteindelijk in de rode vlag met hamer en sikkel op het dak van het Rijksdaggebouw te laten wapperen. Eind april 1945 pleegde Hitler zelfmoord. Op 2 mei 1945 om drie uur ’s middags volgde de onvoorwaardelijke overgave: wederom had Duitsland een wereldoorlog verloren.
Een historica beschrijft hoe verschillende betrokken partijen aankeken tegen de strijd om Berlijn: ‘Generaal Eisenhower, die heel goed wist dat de Duitsers zich in Berlijn zouden doodvechten, wilde Amerikaanse levens sparen en besloot Stalin de stad te laten veroveren. Churchill verzette zich tegen dit beleid: “Als zij [de Russen] Berlijn veroveren, zullen ze dan niet gaan denken dat zij de grootste bijdrage hebben geleverd aan onze gemeenschappelijke overwinning, en zal dat ze niet in een stemming brengen die in de toekomst tot zeer ernstige moeilijkheden leidt?” Maar de voorzichtigheid van de Amerikaanse generaal won het, en de Amerikanen en Britten trokken langzaam naar het oosten. Generaal George C. Marshall had eens gezegd dat hij “het vertikte om Amerikaanse levens voor puur politieke doeleinden op het spel te zetten”.’ Uit: A. Applebaum, IJzeren Gordijn. De inlijving van Oost-Europa, 19441956 (2013).
bron 26
bron 25
Na de hevige bombardementen door de geallieerden konden burgers in Duitse steden (zoals op deze foto in Koblenz) weinig anders doen dan puinruimen.
In februari 1944 begonnen de geallieerden met de voorbereiding van een invasie in Frankrijk. Eindelijk kreeg Stalin zijn ‘tweede front’. Op 6 juni 1944 begon Operatie Overlord (waarvan de eerste dag beroemd werd onder de naam D-Day). Vanuit Normandië, waar de invasie plaatsvond, vochten de geallieerden zich een weg naar het noorden. Ondertussen vocht het Sovjetleger zich in het oosten steeds verder in de richting van Duitsland. De Engelsen en Amerikanen wilden voorkomen dat het Rode Leger heel Duitsland zou veroveren. Maar door een mislukte geallieerde aanval bij Arnhem (Operatie Market Garden) en een onverwacht Duits tegenoffensief in de Ardennen, verliep de opmars van de Engelsen en Amerikanen traag. Pas vanaf maart 1945 nam het tempo weer toe. Op 24 april
bron 27
Een soldaat van het Rode Leger plant op 2 mei 1945 de vlag van de Sovjet-Unie op het dak van het Rijksdaggebouw in Berlijn.
75
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog
De Conferenties van Jalta en Potsdam In februari 1945 vergaderden de leiders van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie (de Grote Drie: Roosevelt, Churchill en Stalin) over hoe het na de oorlog met Europa verder moest. Ze ontmoetten elkaar in Jalta, een stadje op de Krim, in het zuiden van de Sovjet-Unie. Ze besloten tot de oprichting van de Verenigde Naties (VN), een instelling die voldoende bevoegdheden en voldoende geld kreeg om de wereldvrede te handhaven. Ook spraken ze af dat Duitsland verdeeld zou worden in vier bezettingszones. De hoofdstad Berlijn zou ook in vieren worden gedeeld. Verder wilde Stalin voorkomen dat in de toekomst nog eens een Duits leger de Sovjet-Unie zou kunnen binnenvallen. Daartoe wilde hij de westgrens van de Sovjet-Unie naar het westen opschuiven. Churchill en Roosevelt stemden hiermee in. Zo werden Estland, Letland en Litouwen onderdelen van de Sovjet-Unie, net als het oostelijk deel van Polen en het noordoostelijk deel van Roemenië. Polen zou compensatie krijgen in het westen: vroegere Duitse gebieden zouden Pools worden. De Grote Drie verlieten Jalta met een tevreden gevoel. De volgende onderhandelingen, vijf maanden later, tijdens de Conferentie van Potsdam (bij Berlijn), verliepen veel moeizamer. In april was president Roosevelt overleden. Hij was opgevolgd door Harry Truman, die nauwelijks ervaring in de internationale politiek had. In juli 1945 verloor Churchill de verkiezingen. Zijn opvolger Clement Attlee had evenmin veel ervaring op het gebied van buitenlandse politiek. In Potsdam
O o st
maakte Truman bekend dat de Verenigde Staten over een nieuw massavernietigingswapen beschikten. Dankzij spionage was Stalin al op de hoogte van de ontwikkeling van de atoombom. Op Stalin kwam de manier waarop Truman dit nieuws meedeelde over als een poging tot intimidatie. Dit versterkte zijn wantrouwen in de nieuwe Amerikaanse president. De onderhandelaars werkten in Potsdam ook de in Jalta gemaakte afspraken over Duitsland verder uit. Zo spraken ze af dat elke bezetter in zijn bezettingszone herstelbetalingen aan Duitsland mocht opleggen. Daarnaast zou Duitsland worden ontwapend. Verder zou overal in Duitsland de denazificatie worden doorgevoerd.
‘Alle leden van de nazipartij die meer dan alleen in naam aan de werkzaamheden van de partij hebben deelgenomen, en alle personen die vijandig staan tegenover de doeleinden die de geallieerden nastreven, zullen uit openbare en semi-openbare functies worden verwijderd en ook van belangrijke posten in het bedrijfsleven.’ Uit: Verdragstekst van de Conferentie van Potsdam (1945).
bron 29
Britse bezettingszone / sector in Berlijn
zee
Franse bezettingszone / sector in Berlijn
N oo
Amerikaanse bezettingszone / sector in Berlijn
ee rd z
Sovjet bezettingszone / sector in Berlijn in 1945 aan Polen toegewezen gebieden in 1945 aan Sovjet-Unie toegewezen gebieden
0
bron 28
100
200 km
De vier bezettingszones van Duitsland, de vier sectoren van Berlijn en de gebieden die aan Polen en de Sovjet-Unie waren afgestaan na de Tweede Wereldoorlog.
76
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
‘De drie regeringen erkennen, alle aspecten van het vraagstuk in ogenschouw nemend, dat een verplaatsing naar Duitsland van Duitse bevolkingen of elementen daarvan, welke nog over zijn in Polen, Tsjechoslowakije of Hongarije, ondernomen zal moeten worden. Ze zijn het erover eens dat elke verplaatsing op een ordelijke en humane wijze dient te geschieden.’ Uit: Verdragstekst van de Conferentie van Potsdam (1945).
bron 32
bron 30
Een Amerikaanse legereenheid kon na de bevrijding van concentratiekamp Dachau onvoldoende zelfbeheersing opbrengen. Een flink aantal SS-kampbewakers werd zonder vorm van proces neergeschoten.
Deportatie van Duitstaligen In Potsdam werden ook de eerder gemaakte afspraken over de nieuwe grenzen van Duitsland verder uitgewerkt. Duitsland raakte in het oosten veel gebieden kwijt. Daar woonden veel Duitsers. Ook over hun lot werd in Potsdam besloten. Grote groepen Duitsers werden zonder mededogen verjaagd. In totaal ging het om bijna twaalf miljoen mensen. De verdrijving van deze Heimatvertriebenen vond niet bepaald op ‘ordelijke en humane wijze’ plaats. Integendeel.
Anna Kientopf, een boerin en moeder van drie kinderen, beschreef de gang van zaken. ‘We moesten door een haag van Poolse soldaten lopen, waarbij mensen uit de rij werden gehaald. Niemand begreep wat dit betekende, maar iedereen hield rekening met het ergste. Vaak ging het om bepaalde personen, vooral om jonge meisjes die eruit werden gepikt. De Poolse soldaten kwamen ook op ons af met de rijzwepen in hun handen. Met rood aangelopen gezichten commandeerden ze ons uit de rij te stappen en naar de boerderijen te lopen. Else en Hilde Mittag begonnen te huilen. Ik zei: “Kom, het heeft geen enkele zin je te verzetten.” Russen stonden met een cynische blik alles gade te slaan. Wanhopig smeekten we hun om hulp. Ze haalden hun schouders op en maakten duidelijk dat de Polen de baas waren.’ Uit: Th. Schieder (red.), Documents on the Expulsion of the Germans from Eastern-Central Europa (deel 1, 1958).
bron 33
bron 31
Een deel van de bewoners van oostelijke delen van Duitsland was al voor de capitulatie van Duitsland op de vlucht. Grote groepen probeerden het oprukkende Rode Leger voor te blijven en trokken naar het westen van Duitsland.
77
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog
‘Aangezien ze [de Heimatvertriebenen] al generaties lang van Duitsland waren afgesneden, spraken de verbannen mensen zelfs een andere taal. Zij deelden geen gemeenschappelijke gebruiken en tradities meer, en evenmin beschouwden ze Duitsland als hun vaderland. Ze konden zich er niet bij neerleggen dat ze voor altijd waren verbannen. Hun gedachten en hoop richtten zich op een terugkeer naar hun eigen ‘thuis’.’ Uit: Lucius D. Clay, Decision in Germany (1950).
bron 34
bron 35
bron 36 Alle Duitsers uit Oost-Europa werden door de Russen gedwongen hun geboortegrond te verlaten. Dat in sommige gebieden al meer dan duizend jaar ‘Duitsers’ woonden, deed er in 1945 niet toe. Foto uit het najaar van 1945.
Duitsland was door de bombardementen en andere militaire operaties zwaar gehavend. Veel steden waren letterlijk in puinhopen veranderd en veel wegen, spoorlijnen en bruggen waren zwaar beschadigd. Dit land moest opvang bieden aan miljoenen van het front teruggekeerde soldaten en aan een enorme groep vluchtelingen. Dat op zich was al een groot probleem. Behalve materiële problemen, zoals de zorg voor voedsel, kleding en huisvesting, waren er ook nog grote sociale en psychische moeilijkheden.
Democratie en herstelbetalingen De geallieerden hadden onderling afgesproken dat ze van Duitsland een democratisch land zouden maken. Maar Stalin wilde dat de Russische bezettingszone van Duitsland communistisch zou worden, net als de Sovjet-Unie. Daartoe had hij zijn hoop gevestigd op de SED, de Sozialistische Einheitspartei Deutschland. Deze partij was een half jaar
Op dit affiche waarmee de SED in 1946 probeerde kiezers te overtuigen, staat: ‘Nieuwe school – nieuw leven. Ouders stemmen op de SED.’
daarvoor ontstaan door de gedwongen samenvoeging van de (sociaaldemocratische) SPD en de (communistische) KPD. Ondanks fraude en intimidatie van de kiezers behaalde de SED geen meerderheid. Deze verkiezingen waren dan ook de laatste enigszins vrije verkiezingen in dit gebied. Daarna verhardde het beleid in de Russische bezettingszone merkbaar. De SED kreeg de regeringsmacht toegekend. In de andere landen in Oost-Europa die tot de invloedssfeer van de Sovjet-Unie behoorden, ging het er op een vergelijkbare manier aan toe. Tussen 1945 en 1948 behaalden daar de communistische partijen in die landen de absolute meerderheid in het parlement. Veel politieke tegenstanders werden opgepakt. Er werd naar Sovjetmodel een geheime politie opgezet. De overheid wilde zo snel mogelijk een zo groot mogelijke invloed krijgen op de massamedia. Vanaf dat moment had de communistische propaganda er vrij spel. Ook op het gebied van de herstelbetalingen kozen de Sovjetautoriteiten voor een andere aanpak dan de overige geallieerden. De Sovjetzone werd grondig kaalgeplukt: alles van waarde dat versleept kon worden, werd naar de SovjetUnie afgevoerd. De Britten daarentegen moesten voor hun bezettingszone grote hoeveelheden voedsel importeren om te
78
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
voorkomen dat de Duitsers in hun zone de hongerdood zouden sterven. Alleen al in 1947 was de Britse regering 317 miljoen dollar kwijt aan de ondersteuning van de hulpeloze Duitsers in hun zone. De rekening was voor de Britse belastingbetaler. De Britse minister van Financiën Dalton beweerde dan ook dat ‘de Britten herstelbetalingen aan de Duitsers deden, in plaats van omgekeerd’.
Trumandoctrine en Marshallplan De tegenstellingen tussen de Sovjet-Unie en de westerse landen gingen niet alleen over Duitsland. Ook op andere gebieden werden de tegenstellingen steeds duidelijker. De Koude Oorlog werd een feit. Het wederzijdse wantrouwen nam steeds verder toe. De Amerikanen kozen voor een politiek om het communisme te isoleren: de Trumandoctrine. In landen waar communisten dreigden de macht over te nemen, zouden de Verenigde Staten ingrijpen om dat te voorkomen. De situatie in Europa was zo slecht, dat de Verenigde Staten besloten tot economische hulp. Anders zouden veel landen een prooi voor de communisten worden. Voor mensen die te maken hebben met armoede en tekorten, zijn gelijkheids idealen immers aantrekkelijker dan voor mensen die welvarend zijn. Daarom kondigde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marshall een hulpprogramma aan: het Marshallplan. Het ging om enorme bedragen: in totaal werd dertien miljard dollar uitgegeven, in geld en in goederen. Omgerekend naar de huidige geldwaarde komt dit overeen met meer dan honderd miljard euro. Het Marshallplan dwong Europese regeringen tot onderlinge samenwerking. Om alle hulp goed te verdelen, en om economische samenwerking tussen de Europese landen te stimuleren, werd in 1948 de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) opgericht. Zo zorgde de Marshallhulp voor de eerste stappen naar Europese economische samenwerking. Een paar jaar later
bron 37
Demonstratie in een verwoeste Duitse stad. De slogan is duidelijk: na zoveel jaren van tekorten wilde de bevolking brood en steenkool.
richtten zes landen, waaronder de vroegere aartsvijanden Frankrijk en Duitsland, de EGKS op (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal). Deze landen besloten om de winning, de verwerking, het transport en de verdeling van steenkool en ijzererts op elkaar af te stemmen. De EGKS was de eerste stap op weg naar wat later de Europese Unie zou worden. De reactie van de Sovjet-Unie liet niet lang op zich wachten. In 1949 werd in Moskou de Comecon, de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp, opgericht. Hierin werkten de Sovjet-Unie en de Oost-Europese landen samen. Veel profijt had deze laatste groep landen er niet van: de wederopbouw van de Sovjet-Unie kreeg voorrang.
bron 38
De wederopbouw van het zwaar gehavende Berlijn kwam dankzij het Amerikaanse hulpprogramma in een stroomversnelling. Op de muur is een enorm bord bevestigd met de tekst ‘Berliner-Not-Programm mit Marshall-Plan-Hilfe’ (Berlijns Noodprogramma met Marshallplan-hulp).
De Blokkade van Berlijn Terwijl de Sovjetautoriteiten hun Duitse bezettingszone leegplunderden, werkten de westelijke bezettingszones steeds meer samen. In de westelijke bezettingszones werd een Economische Raad opgericht waarin ook plaats was voor Duitsers. Dit was de eerste stap op weg naar een West-Duitse regering. Een jaar later werd de oprichting van de Parlementaire Raad bekendgemaakt. In 1948 werd besloten om in de drie westelijke zones een nieuwe munt in te voeren (de Deutsche Mark). Bij dit alles was er geen overleg met de SovjetUnie. In Stalins ogen hield het Westen zich niet aan de in Jalta gemaakte afspraak om met betrekking tot Duitsland gezamenlijk op te trekken. In juni 1948 blokkeerde Stalin daarom alle verbindingswegen van en naar West-Berlijn. Hij ging ervan uit dat de West-
79
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog
bron 39
De Sovjetautoriteiten en de leiders van de SED gaven prioriteit aan het uitbannen van het kapitalisme. Zij waren ervan overtuigd dat de Amerikanen door het Marshallplan hun politieke invloed en macht wilden uitbreiden. Om ideologische redenen werd de aangeboden hulp dus geweigerd. De tekst op dit spandoek is duidelijk: ‘Amerikanen, ga naar huis’. Foto uit mei 1950.
een jaar zag Stalin in dat de blokkade door de luchtbrug geen effect had. Hij besloot de blokkade op te heffen. Daarmee had hij niet alleen een politieke en strategische nederlaag geleden, maar ook de Amerikanen een fantastische propagandamogelijkheid cadeau gedaan. De Duitse bevolking zag de Westerse geallieerden sinds de luchtbrug niet meer als bezetters, maar als welkome beschermers tegen het communisme.
Oprichting BRD en DDR
bron 40
Met een luchtbrug werd de bevolking van West-Berlijn van voedsel en brandstof voorzien. Foto uit 1948.
Berlijners snel met tekorten te maken zouden krijgen en dat zij vervolgens voor hulp bij de Sovjet-Unie zouden aankloppen. Deze verwachting kwam niet uit, want de Amerikanen en Britten organiseerden een luchtbrug vanuit hun eigen bezettingszones. Alle goederen voor de tweeënhalf miljoen inwoners van Berlijn werden met vliegtuigen aangevoerd. Kosten noch moeite werden gespaard. Na ruim
Na de Berlijnse blokkade werden de drie westelijke bezettingszones samengevoegd tot één onafhankelijk land: de Bondsrepubliek Duitsland (de BRD, ook West-Duitsland genoemd). De drie westelijke sectoren van Berlijn maakten als West-Berlijn deel uit van de BRD. Ook de Sovjet-Unie vormde haar bezettingszone om tot een zelfstandige natie: de Duitse Democratische Republiek (de DDR, ook bekend als OostDuitsland). Zo werd Duitsland opgedeeld in twee aparte staten. Achter de schermen hield de Sovjet-Unie veel macht en invloed in de DDR. Zo besloot de Sovjet-Unie dat in de DDR een planeconomie werd ingevoerd. De overheid bepaalde waar, door wie, op welke manier de goederen gemaakt moesten worden. In de praktijk viel de hoeveelheid geproduceerde goederen vaak tegen, net als de kwaliteit ervan. Daardoor was de communistische DDR minder welvarend dan de
80
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
kapitalistische BRD. De achterstand van de DDR werd nog groter door de herstelbetalingen die Stalin had opgelegd. Terwijl de DDR moest betalen aan Moskou, kreeg de BRD Marshallhulp. Onder leiding van bondskanselier Adenauer voltrok zich in de BRD een Wirtschaftswunder, een snelle economische groei. In 1958 was de West-Duitse economie al groter dan de Britse. Adenauer was een groot voorstander van samenwerking met andere West-Europese landen. Het hoofddoel van zijn Westpolitik was om de BRD als een betrouwbaar land in de westerse wereld te integreren. Maar hij moest ook rekening houden met een grote groep BRDburgers die in 1945 hun geboortegrond hadden moeten verlaten. Daarom erkende Adenauer de nieuwe oostgrens van Duitsland niet. Evenmin legde hij zich erbij neer dat de DDR een zelfstandige staat was. Onder Adenauer bleef de toekom stige hereniging van de BRD en de DDR een belangrijk thema.
‘De achtergrond van het Duitse Wirtschaftswunder in de jaren vijftig was het economische herstel in de jaren dertig. De investeringen van de nazi’s – in de infrastructuur, wapen- en autofabrieken, de chemische industrie en de metaalnijverheid – betaalden zich twintig jaar later uit. Veel jonge managers en planners die na de oorlog op hoge posities in de West-Duitse industrie en bij de overheid terechtkwamen, waren hun carrière begonnen onder Hitler. De dure D-Mark maakte de import van ruwe grondstoffen goedkoop, zonder dat hij de buitenlandse vraag naar Duitse producten beperkte. Deze waren immers hoogwaardig en technisch geavanceerd en werden op kwaliteit verkocht, niet op prijs. Sowieso was er in de eerste naoorlogse jaren weinig concurrentie: er zat weinig anders op dan technische producten, machines of auto’s in Duitsland te kopen, en wel tegen de vraagprijs.’ Uit: T. Judt, Na de oorlog. Een geschiedenis van Europa sinds 1945 (2010).
bron 41
Militaire bondgenootschappen Behalve de samenvoeging van de westelijke bezettingszones kreeg de Blokkade van Berlijn nog een gevolg. De Blokkade van Berlijn werd in het Westen uitgelegd als een daad van agressie. Om zich tegen toekomstige communistische agressie te kunnen verdedigen, richtten de Verenigde Staten, Canada en tien Europese landen in 1949 de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) op. Dat de Amerikanen een militaire alliantie met Europa sloten, was opmerkelijk. In het Congres werd er maar liefst drie maanden over gediscussieerd. In de Verenigde Staten hadden veel politici grote moeite met artikel V: ‘in geval van een aanval op een van de staten zal deze door de andere worden opgevat als een aanval op allemaal en zullen alle landen samenwerken om de aanvaller af te weren’.
In 1949 veranderde de oprichting van de NAVO nog niet veel aan de krachtsverhoudingen. De Sovjet-Unie kon twaalf keer zo veel grondtroepen op de been brengen als de westerse geallieerden. Maar met enorme investeringen werd deze achterstand verkleind: in 1949 bedroegen de defensieuitgaven van de Verenigde Staten nog geen vijf procent van het BNP, in 1952-1953 was dat al gestegen tot achttien procent. Veel mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer van Duitse agressie waren geweest, zagen de oprichting van de NAVO als een positieve gebeurtenis. In hun ogen was het doel van de NAVO om ‘de Russen buiten, de Amerikanen binnen en de Duitsers eronder te houden’. Voor de westerse bondgenoten was het vanaf het begin duidelijk dat de grootste bedreiging van de Sovjet-Unie uitging. Een afdoende verdediging tegen deze dreiging zonder de BRD: dat was onmogelijk. Daarover waren zelfs de Fransen het na een paar jaar mee eens. Na stevige onderhandelingen werd in 1955 besloten dat de Bondsrepubliek Duitsland een leger van maximaal een half miljoen manschappen mocht opbouwen en lid mocht worden van de NAVO. De Sovjet-Unie zag dat als een bedreiging en kondigde de vorming van het Warschau pact aan, een militair bondgenootschap waarvan de OostEuropese landen en de Sovjet-Unie lid werden.
De denazificatie van de DDR In theorie was de denazificatie van het oosten van Duitsland (zowel in de Sovjetbezettingszone als daarna in de DDR) vooral gericht op de collectieve bestraffing van de nazi’s en op de volledige uitbanning van het nazisme uit alle onderdelen van de maatschappij. Immers, nazisme en communisme gaan niet samen. Voor het creëren van een communistische samenleving was denazificatie noodzakelijk. Maar ondanks dat gegeven waren de Sovjetautoriteiten en de SED-leiders niet zo geïnteresseerd in volledige denazificatie. Zij vonden het veel belangrijker dat de SED een stevige machtspositie kreeg en dat het kapitalisme verdween. Om die reden richtten zij hun aandacht minder op nazi’s die schuldig waren aan Holocaust-gerelateerde misdaden dan op nazi’s die uitgesproken anticommunistisch of kapitalistisch waren. Deze mensen werden met veel ophef ontslagen. Dat antikapitalisme daarvoor een belangrijker motief was dan denazificatie, kreeg de DDR-bevolking niet te horen. Ook bestuurders met een naziverleden werden ontslagen, maar achter de schermen werden veel voormalige nazi’s actief aangemoedigd om zich bij de communisten aan te sluiten. Deze keuze was ingegeven door zwakte: in het bezette Duitsland vormde het communisme geen sterke beweging. Daarom konden de vroegere nazi’s niet zomaar worden gemist. Deze aanpak was zeer succesvol. De voormalige nazi’s die nu formeel communist waren, bleken goed inzetbaar in de communistische staat. Dit nieuwe systeem was immers totalitair van aard, net als het nazisysteem. Een aantal
81
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog
wezenlijke kenmerken ervan kwam dus overeen. De ex-nazi’s waren bovendien goed kneedbaar, omdat ze kwetsbaar waren voor chantage. Zo nam de Stasi (de Staatssicherheitsdienst, de binnenlandse veiligheidsdienst) niet alleen de werkwijze van de Gestapo over, maar ook duizenden medewerkers en informanten. Politieke slachtoffers van het nieuwe bewind werden gearresteerd door politieagenten met een nazi verleden, veroordeeld door rechters die NSDAP-leden waren geweest en bewaakt door voormalige concentratiekamp bewakers.
De DDR, een totalitaire staat Ook na de Blokkade van Berlijn bleef West-Berlijn een probleem vormen voor de communistische overheid van de DDR. Totale afsluiting van de ruim 45 kilometer lange grens tussen Oost- en West-Berlijn was onmogelijk. Deze grens liep namelijk door dichtbevolkte stadswijken. Hierdoor waren de steeds groter wordende verschillen in welvaart tussen Oost en West vooral in Berlijn voor iedereen goed zichtbaar. In mei 1953 besloot de regering van de DDR dat arbeiders voortaan meer moesten produceren, zonder dat ze daar extra voor werden betaald. Dat pikten de arbeiders niet en ze gingen in staking. De grootste demonstraties vonden in Oost-Berlijn plaats. De Volkspolizei, gesteund door het Rode Leger, sloeg de demonstraties met harde hand neer. Hierbij kwamen bijna driehonderd arbeiders om het leven. Vele duizenden demonstranten werden gearresteerd; veertienhonderd werden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. Tweehonderd leiders van de opstand werden geëxecuteerd. Onder leiding van partijleider Ulbricht veranderde de DDR in korte tijd in een totalitaire dictatuur. Een belangrijke rol was hierbij weggelegd voor de Stasi. Het aantal DDR-burgers dat zich in eigen land niet langer thuis voelde, groeide met de dag. Voor deze ontevreden inwoners was er één doorgangsroute van Oost-Europa naar het Westen: Berlijn. Iedere DDR-burger die naar het Westen wilde vluchten, kon naar Oost-Berlijn reizen. Van daaruit was West-Berlijn eenvoudig te bereiken: gewoon door de straat over te steken. Vanuit West-Berlijn kon iedereen doorreizen naar de Bondsrepubliek Duitsland. Vluchtelingen konden slechts meenemen wat ze konden dragen. Dat belette jonge en hoogopgeleide Oost-Duitsers niet om hun vaderland te verlaten. Tussen het voorjaar van 1949 en augustus 1961 gingen ongeveer drie miljoen OostDuitsers, zo’n zestien procent van de bevolking, via Berlijn naar het Westen. Het democratische en welvarende Westen trok mensen aan die voor de opbouw van de DDR eigenlijk onmisbaar waren. Het aantal vluchtelingen nam zó snel toe, dat een leegloop van de DDR dreigde.
bron 42
In 1960 presenteerde modeontwerper Heinz Oestergaard zijn nieuwe collectie op de plek waar een jaar later de Muur werd gebouwd.
De Berlijnse Muur In de nacht van 12 op 13 augustus 1961 maakte de Oost-Duitse regering onverwacht een begin met het plaatsen van prikkeldraadversperringen op de grens tussen Oost en West. Bij het aanbreken van de dag waren 193 straten afgesloten. Een week later werd begonnen met de bouw van een muur, compleet met zoeklichten, prikkeldraad en wachtposten. De Muur kon de leegloop van de DDR niet helemaal stoppen, daarvoor was de drang naar welvaart en vrijheid te groot. Velen ondernamen een vluchtpoging. Soms lukte deze, maar regelmatig kende de vluchtpoging een dramatische afloop. Het officiële aantal slachtoffers bij de Berlijnse Muur bedraagt 136. Over de bouw van de Muur heerste in het Westen grote verontwaardiging. Maar het Westen greep niet in. De Muur stond immers op Oost-Duits grondgebied. Dus het bleef bij protesten. In het begin werd nog met afgrijzen gereageerd op elke mislukte vluchtpoging en op elke gedode Oost-Duitse vluchteling. Tot ook dat zo gewoon werd dat deze berichten uit de pers verdwenen. Toch groeide de Berlijnse Muur uit tot hét symbool van de Koude Oorlog.
82
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
4.2 Opdrachten opdracht 1 vaardigheid a b
c d
Motieven Gebruik bron 26. Waarom kwam er pas in juni 1944 een ‘tweede front’ in West-Europa? De verstandhouding tussen de Grote Drie was niet al te best: het wederzijds wantrouwen was groot, vooral tussen Churchill en Stalin. Welk historisch motief had Churchill om Stalin te wantrouwen? En welk ideologisch motief? Welke motieven had Stalin om Churchill te wantrouwen? Geef aan hoe de Duitsers, de Russen, de Amerikanen (Eisenhower en Marshall) en Churchill volgens de historica Applebaum aankeken tegen de strijd om Berlijn en verklaar hun motieven.
opdracht 2 vaardigheid
bron 43
Op sommige plaatsen liep de grens tussen West- en Oost-Berlijn midden over straat. Na de bouw van de Muur konden DDR-burgers via een paar aan deze straat grenzende huizen alsnog naar het westen vluchten. Dat duurde niet lang: de DDR-autoriteiten lieten de ramen dichtmetselen.
Tijdens een rondreis door Europa in 1963 bezocht de Amerikaanse president Kennedy West-Berlijn. Over de Muur zei hij: ‘Overal op de wereld zijn er veel mensen die echt niet begrijpen, of beweren niet te begrijpen, waar het conflict tussen de vrije en de communistische wereld over gaat. Laat hen naar Berlijn komen. Anderen zeggen dat het communisme de toekomst is. Laat hen naar Berlijn komen. Weer anderen zeggen dat we in Europa en elders met de communisten kunnen samenwerken. Lasst sie nach Berlin kommen. De vrede kent vele problemen en democratie is niet volmaakt. Maar wij hebben nooit een muur hoeven bouwen om onze mensen binnen te houden, om te voorkomen dat ze ons verlaten.’ Uit: Toespraak van Kennedy in West-Berlijn (1963).
bron 44
Standplaatsgebondenheid a Inventariseer welke afspraken er in Jalta en Potsdam over Duitsland werden gemaakt. b Tijdens de vredesbesprekingen in Versailles (1918-1919) was het ‘zelfbeschikkingsrecht’ een belangrijk uitgangspunt. Dit hield in dat elk volk het recht had om een eigen staat te mogen stichten. Geef een strategisch argument en een ideologisch argument voor het feit dat Stalin weinig waarde hechtte aan het zelfbeschikkingsrecht van volken.
opdracht 3 relevantie
Gebruik bron 29, 30, 31, 32 en 33. a Een onderdeel van de denazificatie van Duitsland was de berechting van de schuldigen. Hiertoe werd in Neurenberg een serie processen gevoerd. De rechters deelden de aanklachten in drie categorieën in. Van minder ernstig naar zeer ernstig waren dat: misdaden tegen de vrede, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mens(elijk)heid. Hieronder staan vijf concrete aanklachten. Geef per aanklacht aan in welk van de drie categorieën deze thuishoort. Beredeneer je afwegingen. 1 Uitroeiing op grond van politieke of racistische motieven. 2 Het voorbereiden, beginnen en voeren van aanvalsoorlogen in strijd met internationale verdragen en beloften. 3 Schendingen van internationale wetten, zoals mishandeling en deportatie van burgers en krijgsgevangenen. 4 Deportatie en daaropvolgend moord op grond van racistische of godsdienstige motieven. 5 Schending van internationaal erkende oorlogsgebruiken, zoals het doden van gijzelaars.
83
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog
b Vorm groepjes van drie personen. Ga met elkaar in discussie over de volgende vraag: ‘Hoe ga je om met een verslagen vijand?’ Bespreek de volgende mogelijkheden: 1. Niemand bestraffen; 2. Sommigen bestraffen; 3. Het hele volk bestraffen. Wissel bij elke mogelijkheid de argumenten voor en tegen uit. Kom vervolgens tot een gezamenlijk en genuanceerd antwoord van ongeveer honderdvijftig woorden. c Beoordeel van elk van de vijf bronnen of er sprake is van formele bestraffing, of van informele bestraffing. Beschrijf hoe de bron(nen) waarin formele bestraffing wordt besproken, zich verhoudt tot jullie conclusie bij opdracht b. d Beargumenteer in hoeverre je de voorbeelden van informele bestraffing die uit de bronnen blijken, acceptabel, begrijpelijk en juist vindt.
opdracht 5 vaardigheid
Continuïteit en verandering Een bewering: ‘Tussen Hitlers Duitsland en de Sovjetbezettingszone was er meer sprake van continuïteit dan tussen Hitlers Duitsland en de drie westelijke bezettingszones. Ben je het eens met deze bewering? Licht je keuze met drie voorbeelden toe.
opdracht 6
Een bewering: ‘De denazificatie werd in de Sovjetbezettingszone grondiger doorgevoerd dan in de westelijke bezettingszone.’ Leg in een genuanceerd antwoord uit in hoeverre deze bewering juist is.
opdracht 7 vaardigheid
Oorzaken, standplaatsgebondenheid a Geef een directe en een indirecte oorzaak voor Stalins beslissing om de toegang naar West-Berlijn te blokkeren. b Verklaar de Amerikaanse reactie op de blokkade van WestBerlijn vanuit de Trumandoctrine.
opdracht 8
Geef drie verklaringen voor het feit dat de BRD in de jaren vijftig wel economische groei kende en de DDR niet.
bron 45
opdracht 4
Gebruik bron 31, 33, 34, 35 en 45. In het Deutsches Historisches Museum in Berlijn bevindt zich de handkar van bron 45. Karretjes als deze zijn eeuwenlang gebruikt om kool en aardappelen van het land naar de schuur en van de schuur naar de markt te brengen. Er wordt in dit museum een tentoonstelling voorbereid rondom het thema ‘oorlogsgeweld’. Deze handkar wordt daarin tentoongesteld. Op de muur erachter komt de uitvergrote foto van bron 31 te hangen. Schrijf in ongeveer honderdvijftig woorden een informatieve tekst die bij de handkar geplaatst kan worden.
bron 46
Demonstranten voeren een spandoek mee met de tekst: ‘Bouwvakkers eisen een verlaging van de productie normen’.
84
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
opdracht 9 vaardigheid
Continuïteit en verandering, bruikbaarheid van bronnen, betrouwbaarheid van bronnen Gebruik bron 37, 38, 39 en 46. a Geef per uitspraak aan bij welke bron(nen) deze past. 1 Deze foto is genomen voordat het Marshallplan werd aangekondigd. 2 Deze foto is genomen nadat het Marshallplan werd aangekondigd. 3 Deze foto is genomen in de Sovjetbezettingszone. 4 Deze foto is genomen in een westerse bezettingszone. 5 De bezettingsmacht van deze stad was niet blij met deze foto. 6 De bezettingsmacht van deze stad was erg blij met deze foto. b Stel, je doet een onderzoek naar de continuïteit tussen het Duitsland van vóór de Tweede Wereldoorlog en het naoorlogse Duitsland. Welke bron is voor dat onderzoek het best bruikbaar? Licht je keuze toe met behulp van een beeldelement. c Stel, je doet een onderzoek naar de materiële leefomstandigheden van de Duitse bevolking in de jaren vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Welke bron is daarvoor het meest betrouwbaar? Licht je keuze toe.
opdracht 10
Gebruik bron 25, 27, 30, 31, 35, 36, 39, 40, 42 en 46. a Bij de beeldbronnen 25, 27, 30, 31, 35, 36, 39 en 46 passen acht verschillende gevoelens: optimisme, moedeloosheid, paniek, boosheid, wraak, onzekerheid, superioriteit en zelfvertrouwen. Koppel deze gevoelens aan de juiste bron. b Bedenk bij bron 40 en 42 op een vergelijkbare manier een gevoel dat de kern van de foto goed weergeeft.
opdracht 11
Geef drie verklaringen waarom zoveel DDR-burgers hun land verlieten en leg uit waardoor dit zo eenvoudig was.
opdracht 12 vaardigheid
Standplaatsgebondenheid Gebruik bron 43 en 44. a Welk kenmerkend aspect past goed bij deze toespraak? Citeer de zin uit bron 44 waaruit dit het duidelijkst blijkt. b Stel, je werkt voor een West-Duitse krant. Schrijf een artikel van ongeveer honderd woorden waarin je de boodschap van Kennedy samenvat en beoordeelt. c Stel, je werkt voor een Oost-Duitse krant. Maak in ongeveer honderd woorden duidelijk welk standpunt de Oost-Duitse overheid heeft over Kennedy’s bezoek aan West-Berlijn.
opdracht 13 actieve werkvorm
In elk van de volgende drie rijtjes hoort één zin of woord er niet bij. Welke? Bespreek je keuzes met een medeleerling. De uitleg hoef je niet op papier uit te werken. 1 Akkoord over herstelbetalingen in de bezettingszones, Conferentie van Potsdam, Geslaagde test met de atoombom, Kennismaking Truman en Stalin, Overeenstemming over de oprichting van de Verenigde Naties. 2 Geallieerden stellen de luchtbrug in, Invoering van de D-Mark in de westelijke zones, Oprichting Warschaupact, Stalin blokkeert de toegangswegen tot Berlijn, Vorming van de BRD. 3 Ulbricht, Berlijnse Muur, Oost-Berlijn, Adenauer, DDR.
opdracht 14 samenvatting – vaardigheid
a
b
c
d
e
Gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling De leidende vraag bij deze paragraaf is: Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945-1961)? Schrijf individueel de tien in jouw ogen belangrijkste gebeurtenissen op die in deze paragraaf zijn behandeld en die een rol spelen bij de beantwoording van deze onderzoeksvraag. Werk samen met een medeleerling. Lees en bespreek elkaars lijstjes. Kom op basis hiervan tot een (eventueel) aangepaste lijst van de tien belangrijkste gebeurtenissen. Schrijf individueel de vijf in jouw ogen belangrijkste ontwikkelingen die in deze paragraaf zijn behandeld en die een rol spelen bij de beantwoording van deze onderzoeksvraag. Lees en bespreek elkaars lijstjes. Kom op basis hiervan tot een (eventueel) aangepaste lijst met vijf belangrijke ontwikkelingen. Vergelijk jullie uitkomsten met die van een ander duo. Kies, na vergelijking van de lijstjes, vijf gebeurtenissen en drie ontwikkelingen die volgens jullie het belangrijkst zijn bij de beantwoording van de onderzoeksvraag. Onthouden: 1a, 2a, 10, 13a Begrijpen: 1b, 1c, 6a, 8a, 11a, 12, 13c Toepassen: 1d, 2b, 4, 5, 6b, 7, 8b, 8c, 11b, 11c Analyseren: 3a, 3b, 3c, 9a, 9b, 13b, 13d, 13e
4.3 Toenadering, hereniging en integratie 45 47 48
bron 47
Kenmerkende aspecten
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. De eenwording van Europa. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Leidende vraag
Wat verklaart de hereniging van beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961-1991)?
In Leipzig werd in 1989 elke maandagavond een protestmars gehouden. In het begin waren er een paar duizend deelnemers. Op 6 november waren dit er meer dan een half miljoen. Deze demonstraties verliepen ordelijk en vreedzaam: ‘geen ruit sneuvelde, geen neus bloedde’.
In de greep van de Stasi De protestmarsen van de inwoners van Leipzig voerden langs een gebouw waarvan de voorkant eruitzag als een negentiende-eeuws paleis. Achter de mooie voorgevel was een immense bunker gebouwd: zeven verdiepingen met dikke betonnen muren zonder ramen. Op het dak stond een heel woud van antennes. In deze bunker was de Stasi gehuisvest. Vanuit deze bunker konden geheim agenten elk telefoongesprek in de stad afluisteren, tweeduizend tegelijk. De bandopnamen werden bewaard in een enorm archief. De Stasi was overal aanwezig. Een museumdirecteur kreeg tijdens de voorbereiding van een schilderijententoonstelling bezoek van twee Stasi-agenten. Ze deelden hem mee dat er op de tentoonstelling twee schilderijen van DDR-soldaten
moesten hangen. Uiteraard op een gunstige wijze weergegeven. Anders zou de tentoonstelling niet doorgaan. Ook een huisvrouw kreeg met de Stasi te maken: op de galerij van haar flat werd haar op hoge toon gevraagd waarom haar dochter een westerse spijkerbroek droeg. Vóór 1989 liepen inwoners van Leipzig met een grote boog om het Stasi-gebouw heen; ze zetten de kraag van hun jas op om niet herkenbaar in beeld van de vele camera’s te komen. Maar in 1989 veranderde de houding van zowel de bevolking, de Stasi, als de overheid. De angst nam af en de eisen tot verandering klonken steeds scherper en luider. De oorzaken en gevolgen van deze verandering worden in deze paragraaf besproken.
86
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
De blik gericht naar het oosten In de jaren zeventig werden de verhoudingen tussen de beide Duitslanden iets beter. Dit was vooral te danken aan de inspanningen van Willy Brandt. Van 1969 tot 1974 was hij bondskanselier van de BRD. Hij volgde een heel andere koers dan zijn voorganger Adenauer. In 1970 verklaarde Brandt dat de grenzen zoals die in Potsdam door de geallieerden waren vastgesteld ‘de niet-onderhandelbare oostelijke grenzen van Duitsland zouden zijn’. Hoewel veel Duitsers dat niet met hem eens waren, zette hij toch door. Om duidelijk te maken dat hij de verhoudingen met de communistische landen in OostEuropa wilde verbeteren, reisde hij in 1970 naar Polen. Hij stelde de Poolse regering gerust: Duitsland zag af van aanspraken op de in 1945 aan Polen afgestane gebieden. Deze Ostverträge waren een prestatie van formaat. Voor zijn Ostpolitik kreeg Brandt in 1971 de Nobelprijs voor de Vrede.
bron 48
tegenover sommige maatschappelijke verschijnselen. In de BRD spitste deze onvrede zich toe op het feit dat sommige bestuurders uit de nazi-tijd nog steeds veel invloed hadden. In de ogen van de studenten had de oorlogsgeneratie onvoldoende schuld en verantwoordelijkheid erkend voor de nationaalsocialistische misdaden. Hoewel veruit de meeste kritiek op vreedzame wijze werd geuit, waren er ook jongeren die terrorisme gebruikten om hun standpunten kracht bij te zetten. De meest fanatieke en extremistische van deze groepen was de Rote Armee Fraktion (RAF), die ook bekendstond als de Baader-Meinhof Gruppe (vernoemd naar twee kopstukken uit deze beweging). De extreemlinkse RAF keerde zich fel tegen het kapitalisme in de BRD: voor de RAF was de zich steeds verder ontwikkelende consumptiemaatschappij een gruwel. Mede daarom kreeg de RAF openlijk steun uit de DDR en uit Noord-Korea. De RAF pleegde een groot aantal terroristische daden, zoals bankovervallen en bomaanslagen. Ze was verantwoordelijk voor 34 moorden. Ook in Nederland maakte de RAF slachtoffers, waaronder de politieagent Arie Kranenburg. De West-Duitse politie bestreed de RAF met man en macht. Een deel van de links-extremistische terroristische groepering kwam bij acties om het leven of pleegde in de gevangenis zelfmoord. In 1998 is de RAF officieel opgeheven.
In 1970 bracht bondskanselier Brandt een bezoek aan de Poolse hoofdstad Warschau. Voor het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de opstand in het getto van Warschau werd een bloemenkrans gelegd en maakte Brandt een knieval.
Een jaar later erkenden de BRD en de DDR elkaar als gelijkwaardige staten. Erich Honecker, het staatshoofd van de DDR, wilde graag de band met de BRD verstevigen. Maar elke poging daartoe werd door de Sovjet-Unie tegengewerkt. In de BRD behielden de politici wel de hoop op een toekomstige hereniging. Maar ze besteedden meer tijd en energie aan het verbeteren van de relatie met West-Europa. Lange tijd was Europese integratie belangrijker dan het streven naar een hereniging van beide Duitslanden.
Schuldbesef bij de jongeren In West-Duitsland was er nog een reden waarom de verhouding met de DDR stroef bleef. Eind jaren zestig kwamen overal in West-Europa studenten en andere jongeren in beweging. Zij wilden verandering en stonden kritisch
bron 49
De autoriteiten hadden een flinke prijs op het hoofd van de leden van de RAF gezet.
4.3 Toenadering, hereniging en integratie
87
Glasnost en perestrojka
Omwentelingen in Oost-Europa
In 1985 werd Gorbatsjov leider van de Sovjet-Unie. Zijn land had grote economische problemen en om die op te lossen, moest de Sovjet-Unie moderniseren. Er moesten economische en politieke hervormingen komen (perestrojka, noemde Gorbatsjov dat) en de politiek moest meer vrijheid van meningsuiting toelaten (glasnost, openheid, heette dit).
Ook de leiders van de Oostbloklanden schrokken van het beleid van Gorbatsjov. Ze konden niet langer rekenen op hulp van de Sovjet-Unie om hen aan de macht te houden. Al direct bij zijn aantreden had Gorbatsjov met hen gesproken over het loslaten van de Breznjevdoctrine. Volgens de Breznjevdoctrine was het de plicht van communistische landen om elkaar te helpen als het communisme werd bedreigd. In de praktijk was die plicht vaak gebruikt om demonstraties in Oost-Europese landen door Sovjettroepen neer te laten slaan. Om duidelijk te maken dat Gorbatsjov de Breznjevdoctrine écht wilde afschaffen, haalde hij een deel van de Sovjettroepen uit Oost-Europa weg. Nu moesten de communistische leiders zelf de steun van de eigen bevolking zien te winnen en behouden. Gorbatsjov geloofde dat zowel Oost-Europa als de Sovjet-Unie communistisch zouden blijven. Door geleidelijke hervormingen zou dit een vriendelijker, menselijker en vrijer communisme worden. In de praktijk pakte het anders uit. In mei 1989 ontstond er een gat in het IJzeren Gordijn, de grens tussen Oost- en WestEuropa. Die zomer reisden veel Oost-Duitsers naar Tsjechoslowakije en Hongarije, zogenaamd om op vakantie te gaan. In werkelijkheid zochten ze een vluchtweg naar het westen. Hongaarse grensbewakers lieten groepen DDR-burgers door, waardoor ze in Oostenrijk terechtkwamen. Vandaaruit reisden ze naar West-Duitsland. In de DDR gingen achterblijvers in steeds grotere groepen de straat op om meer vrijheid te eisen. Op de avond van 9 november gaf persvoorlichter Günter Schabowski namens de DDR-regering aan dat de Berlijnse Muur misschien ooit wel zou verdwijnen. Daarop liepen tienduizenden DDR-burgers naar de Muur en eisten een vrije doortocht. De totaal verraste grenswachters konden niets anders doen dan de mensenmassa haar zin te geven. Na 28 jaar konden de OostBerlijners weer ongehinderd het westelijk deel van de stad bezoeken. De afbraak van de Muur begon nog diezelfde avond.
bron 50
Michail Gorbatsjov was de eerste partijleider in de SovjetUnie die zich in het openbaar vaak door zijn vrouw Raisa liet vergezellen. Het was in het Oostblok sowieso niet gebruikelijk dat vrouwen zich met de politiek bemoeiden: dat was een mannenzaak (vooral van oude mannen). Dat Raisa Gorbatsjov bij de herdenking van ‘40 Jaar DDR’ in 1989 een van de weinige vrouwen op de lange lijst van eregasten was, was een uiting van de nieuwe wind die in de Sovjet-Unie waaide.
Bedrijven kregen de mogelijkheid om winst te maken en de vrijheid om deze winst naar eigen inzicht te investeren. Ook maakte Gorbatsjov een einde aan de gewoonte om bedrijven die geen winst maakten met overheidssteun in stand te houden. Desnoods moesten ze maar failliet gaan. Voor echte communisten stond dit gelijk aan het overboord zetten van alle communistische principes. Gorbatsjov zag in dat de Sovjet-Unie de wapenwedloop met de Verenigde Staten, die vreselijk veel geld kostte, niet kon volhouden, want de Amerikaanse economie was ongeveer vier keer zo groot als die van de Sovjet-Unie. Op zijn initiatief sloten de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in 1987 een verdrag waardoor de plaatsing van nieuwe Amerikaanse raketten in Europa niet doorging. Daardoor hoefden de Sovjet-Unie geen verdedigingsmaterieel te produceren. Door zijn beleid van glasnost en perestrojka en door zijn bestrijding van de wapenwedloop werd Gorbatsjov in de westerse wereld ongekend populair. Eindelijk leek er een einde te komen aan de communistische dictatuur en aan de Koude Oorlog. In de Sovjet-Unie was Gorbatsjov veel minder geliefd. Voor de gewone Sovjetburger betekenden de hervormingen verandering van werk, onzekerheid van inkomen en daardoor ook vaak verarming.
Een Amerikaanse ooggetuige schreef over de afbraak van de Muur: ‘Enkele minuten later stonden er honderden Ostler en Westler op de Muur, die elkaar omarmden en bloemen gaven, dansten, wijn dronken, nieuwe ‘veroveraars’ naar boven hesen en op de Muur zelf inhakten. Tegen middernacht, onder een volle maan en het licht van de schijnwerpers op de wachttorens in niemandsland, krioelden duizenden figuren rond de Muur, hamerend, beitelend, zijn oppervlak aanvretend als een kolonie roofmieren. Beneden wierpen ‘veroveraars’ stenen naar de Muur of hakten erop in met pikhouwelen. Er ontstonden lange scheuren en vanuit het oosten scheen er al licht doorheen.’ Uit: R. Darnton, Berlijns Dagboek 1989-1990 (1990).
bron 51
88
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
rol. Veel inwoners uit de voormalige DDR hadden last van een minderwaardigheidscomplex. Met een zekere afgunst werd er opgekeken naar de inwoners uit het vroegere West-Duitsland, die (zo leek het) hun zaakjes veel beter voor elkaar hadden.
bron 52
Het gevoel van eensgezindheid bij de Wessies (inwoners van het vroegere West-Duitsland) en de Ossies (inwoners van het vroegere Oost-Duitsland) was in het begin erg groot. Foto uit het najaar van 1989.
Hereniging Na de val van de Muur wilden veel Duitsers de BRD en de DDR weer samenvoegen tot één Duitsland. Ook de West-Duitse bondskanselier Kohl wilde zo’n Duitse eenwording. In ruil voor voedselhulp en miljarden D-mark aan financiële steun ging Gorbatsjov met de plannen akkoord. Nog geen jaar later, op 3 oktober 1990, ging de DDR op in de Bondsrepubliek Duitsland en daarmee waren de twee Duitslanden herenigd. Op dat moment bleek hoe groot de verschillen tussen beide landen waren. Vooral de inwoners van de vroegere DDR moesten zich op veel gebieden aanpassen. Zij waren niet gewend aan democratie en evenmin aan een kapitalistische manier van werken. Door de verouderde productiemethoden werd in de DDR veel energie verspild en was de milieuverontreiniging enorm. Geen wonder dat veel inefficiënte bedrijven in het vroegere Oost-Duitsland op de vrije markt geen stand hielden. Het verlies aan werkgelegenheid in de voormalige DDR was groot. Bij de ondernemingen die in 1990 staatseigendom waren, werkten voor de hereniging nog 4,1 miljoen mensen. Eind 1994 waren er bij deze bedrijven nog maar 1,5 miljoen arbeidsplaatsen over. Daarnaast speelde er nog een psychologische factor een
bron 53
In de jaren na de hereniging ontstonden twee stereo typen: de Besser-Wessi (die alles beter wist en kon) en de Jammer-Ossi (de loser die zijn tijd verdeed met klagen).
Begin december 1989 zei Gorbatsjov tegen de Amerikaanse president George Bush sr.: ‘De wereld laat een tijdperk achter zich en stapt een ander binnen. We staan aan het begin van een lange weg naar een duurzame en vreedzame periode. De dreiging met geweld, wantrouwen, psychologische en ideologische strijd zou tot het verleden moeten behoren. Ondanks deze mooie woorden was Gorbatsjov zijn invloed op de internationale ontwikkelingen volledig kwijtgeraakt. Zijn land was geen supermogendheid meer en ook Gorbatsjov zelf verloor snel zijn politieke aanzien. In 1991 werd hij uit zijn laatste officiële functie gezet. Hij had niet kunnen voorkomen dat alle vroegere Oostbloklanden hun eigen weg hadden gekozen. Overal raakten de communistische partijen hun overwicht kwijt en verbraken de nieuwe regeringen de banden met Moskou. Ook binnen de Sovjet-Unie kozen deelrepublieken voor onafhankelijkheid, waardoor het land uiteenviel in vijftien onafhankelijke staten. Door deze veranderde verhoudingen had het Warschaupact geen bestaansrecht meer. Dit bondgenootschap werd in 1991 ontbonden.
89
4.3 Toenadering, hereniging en integratie
van grote vraagstukken nam Duitsland ook vaker het voortouw. Omdat de Duitse economie een van de sterkste en meest stabiele in Europa was, ontwikkelde Duitsland zich tot de belangrijkste motor bij de Europese integratie. Zowel bij de financiële crisis (vanaf 2008) als bij de vluchtelingenkwestie (vanaf 2014) nam Duitsland haar verantwoordelijkheid. Tot opluchting van velen nam de regering daarbij posities in die precies tegenovergesteld waren aan de opstelling van Hitler driekwart eeuw eerder.
4.3 Opdrachten opdracht 1
bron 54
De hereniging van Duitsland kostte de regering van de Bondsrepubliek erg veel geld. Naar schatting had het voormalige West-Duitsland in 2003 al zo’n 900 miljard euro in de vroegere DDR geïnvesteerd.
Integratie in Europa De Duitse hereniging en het uiteenvallen van het Oostblok en van de Sovjet-Unie zorgden ook bij de regeringsleiders in West-Europa voor onrust en twijfel. Wat moest er nu gebeuren met de voormalige Oostbloklanden? De wereld van vóór 9 november 1989 was dan toch wel ‘lekker eenvoudig’. Toen was er tenminste een duidelijke vijand. De twaalf lidstaten van de Europese Gemeenschap (de voorloper van de Europese Unie) moesten zich op een ander, nieuw Europa gaan voorbereiden. Ook hier was het de Duitse bondskanselier Kohl die de noodzaak van Europese samenwerking benadrukte. In een toespraak zei hij: ‘Europa is niet alleen Londen, Rome, Den Haag, Dublin en Parijs, maar ook Warschau, Boedapest, Praag en Sofia – en natuurlijk ook Berlijn, Leipzig en Dresden’. Daarmee bedoelde hij dat ook Oost-Europa deel uitmaakte van Europa. In het zich steeds verder naar het oosten uitbreidende Europa, kwam Duitsland steeds centraler te liggen. Bij de oplossing
Na het verdwijnen van de DDR zaten de Duitse autoriteiten én de bevolking met een groot probleem: wat moest er met de miljoenen Stasi-dossiers gebeuren? Want behalve de rapporten van de echte spionnen en informanten, puilden de dossiers ook uit van meldingen en aangiften van gewone burgers. Moesten deze dossiers vernietigd worden, in een gesloten archief bewaard, of openbaar worden gemaakt. a Bedenk welke voor- en nadelen elk van de drie opties met zich meebrengt en formuleer op basis daarvan een advies aan de Duitse regering van anno 1990. b Zoek online welke keuze de regering uiteindelijk heeft gemaakt en welke gevolgen die keuze had. Had je bij opdracht a die gevolgen voorzien?
opdracht 2
Gebruik bron 48. Tijdens de oorlog was er in Warschau een groot getto, waar Joden onder zware omstandigheden leefden en groepsgewijs werden afgevoerd naar vernietigingskampen. In 1943 kwamen Joodse strijders in het getto in opstand. Bij het neerslaan van de opstand vielen 13.000 doden. De overlevenden werden in vernietigingskamp Treblinka vermoord. Brandt zou tijdens zijn bezoek aan Warschau een krans leggen bij het monument ter herdenking aan deze opstand en de slachtoffers ervan. Nadat hij dat gedaan had, deed Brandt een paar stappen achteruit en viel op zijn knieën. Dat had hij niet van tevoren bedacht. Later zei Brandt: ‘Ik had ineens het gevoel: stilstaan is niet genoeg.’ Dit gebaar maakte zeer veel indruk. Een historicus schreef hierover: ‘Wat Brandt bereikte, leek eerder op revolutie dan op verandering.’ Leg de uitspraak van de historicus uit: wat veranderde er dankzij Brandt? Waarom kun je dit een revolutionaire verandering noemen?
90
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
opdracht 3 relevantie
a
b
c
d
e f
In de Duitse geschiedenis is de Rote Armee Fraktion niet de eerste groepering die geweld als middel gebruikte. Twee voorbeelden van andere groeperingen die dat deden en die in dit hoofdstuk zijn beschreven, zijn de Spartakisten en de SA (Sturmabteilung). Met welke groepering heeft de RAF de grootste ideologische verwantschap: met de Spartakisten of met de SA? Licht je antwoord toe. De woorden ‘terrorisme’ en ‘terreur’ zijn allebei afgeleid van het Latijnse woord ‘terror’, dat paniek betekent. Toch bestaat tussen terrorisme en terreur een fundamenteel verschil. Zoek op wat dit verschil is en leg op basis daarvan uit dat de RAF geen terreurgroep, maar wel een terroristische groepering was. Als er sprake is van terreur, is de rol van de overheid heel anders dan wanneer er sprake is van terrorisme. Leg dat uit. De SA was voor 1933 een organisatie die aan terrorisme deed. Na 1933 deed de SA aan terreur. Leg uit hoe die verandering verklaard kan worden. Geef uit onze tijd een voorbeeld van terreur en een voorbeeld van terrorisme. Er zijn situaties denkbaar waarin de grens tussen terrorisme en terreur vervaagt. Geef daarvan ook een voorbeeld uit onze tijd.
opdracht 4
Het land dat Gorbatsjov bij zijn machtsovername aantrof, wordt weleens vergeleken met een enorm logge mammoettanker. Geleidelijk verloor de kapitein de controle over zijn schip. a Leg uit waarom de Sovjet-Unie terecht vergeleken kan worden met een logge mammoettanker. b Maak duidelijk waarom in deze beeldspraak ‘de kapitein de controle over het schip kwijtraakte’.
opdracht 5
Leg uit welk verband er is tussen het loslaten van de Brezjnevdoctrine en de val van de Berlijnse Muur.
opdracht 6 relevantie
Gebruik bron 52, 53 en 54. a Leg uit hoe de Duitse hereniging tot stand kwam. b Maak met behulp van bron 52, 53 en 54 duidelijk dat veel mensen in Duitsland tussen 1989 en 1993 van mening veranderden over de hereniging van de BRD en de DDR. c Welke gevolgen hadden de gebeurtenissen van 1989-1991 voor het proces van de Europese eenwording? d Drie gebeurtenissen uit de periode 1989-1991: de val van de Muur, de ineenstorting van het Oostblok en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Noteer van deze drie gebeurtenissen:
• de gevolgen op korte termijn; • de gevolgen op lange termijn; • de gevolgen van deze gebeurtenissen voor de huidige situatie binnen Europa; • de gevolgen van deze gebeurtenissen voor de huidige situatie buiten Europa. e Welke van de drie gebeurtenissen bij d is het meest relevant geweest voor de situatie en de verhoudingen in het huidige Europa?
opdracht 7 actieve werkvorm
a Schrijf op een los blaadje een omschrijving van twaalf woorden en namen uit deze paragraaf. b Teken op een ander blaadje een lege kruiswoordpuzzel waar horizontaal of verticaal de twaalf woorden of namen in passen. Je kunt eventueel een online-programma gebruiken om de kruiswoordpuzzel te ontwerpen. c Wissel van blaadje met een medeleerling en los elkaars kruiswoordpuzzel op.
opdracht 8 samenvatting – vaardigheid Continuïteit en verandering Neem het schema over en schrijf elk van de twaalf uitspraken in het juiste vakje. Adenauer Brandt
Kohl
Economisch beleid Standpunt over de Duitse oostgrens Houding t.o.v. Sovjet-Unie Houding t.o.v. de Verenigde Staten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Geen erkenning. Grote investeringen in de nieuwe oostelijke provincies. Neemt meer afstand en legt nadruk op Europa. Nadruk op de wederopbouw van het land. Ontwikkeling tot een economische grootmacht. Openlijke tegenstand. Openlijke steun en vriendschap. Samenwerking, maar ook begin van een eigen koers. Vindt dit onderwerp niet heel belangrijk. Toenadering en beginnend begrip voor elkaar. Steeds meer samenwerking en wederzijdse steun. Volledige erkenning.
Onthouden: 6a, 6d, 7a, 7b, 7c Begrijpen: 3a, 3b, 3c, 3d, 4a Toepassen: 1b, 2, 3e, 3f, 4b, 5, 6b Analyseren: 1a, 6d, 6e, 8
91
0.0Toenadering, 2.3 Titel paragraaf hereniging en integratie
Afsluiting
Leerdoelen 4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog 1 Je kunt uitleggen waarom Duitsland in de periode 1918-1920 te maken kreeg met politieke chaos en je kunt die chaos beschrijven. 2 Je kunt met behulp van zowel binnenlandse als buitenlandse oorzaken verklaren waarom het niet lukte om tussen 1919 en 1933 van Duitsland een stabiele parlementaire democratie te maken. 3 Je kunt de bepalingen uit het Verdrag van Versailles beschrijven op territoriaal, militair en financieel gebied. 4 Je kunt uitleggen dat de bepalingen in het Verdrag van Versailles voor Duitsland volgens veel mensen onredelijk waren. 5 Je kunt beschrijven waardoor Duitsland in de periode 1918-1923 met een ernstige economische crisis te maken kreeg. 6 Je kunt het Dawesplan uitleggen en het effect ervan op de Duitse economie benoemen. 7 Je kunt uitleggen waarom de economische wereldcrisis (die met de beurskrach begon) in Duitsland voor politieke instabiliteit zorgde. 8 Je kunt de kenmerken van het fascisme benoemen en uitleggen in hoeverre de NSDAP een fascistische partij was. 9 Je kunt de populariteit van de NSDAP verklaren en je kunt uitleggen hoe Hitler in 1933 de volledige macht in Duitsland in handen kreeg. 10 Je kunt uitleggen waarom Hitlers buitenlandse politiek gericht was op het vergroten van Duitsland. 11 Je kunt beschrijven hoe de discriminatie van de Joden en de genocide op de Joden plaatsvond.
4.2 Duitsland in de Koude Oorlog 1 Je kunt de afspraken benoemen die tijdens de Conferenties van Jalta en Potsdam werden gemaakt. 2 Je kunt beschrijven waarom de samenstelling van de Duitse bevolking in 1945 sterk wijzigde en wat de gevolgen daarvan waren. 3 Je kunt beschrijven in welke opzichten de Sovjetbezettingszone van Duitsland anders werd behandeld dan de andere bezettingszones. 4 Je kunt beschrijven wat het doel was van de Trumandoctrine en van het Marshallplan en je kunt benoemen wat de relatie is tussen Marshallhulp en Europese eenwording. 5 Je kunt uitleggen wat de Blokkade van Berlijn inhield en wat de gevolgen ervan waren voor de relatie tussen beide machtsblokken. 6 Je kunt uitleggen dat de BRD en de DDR in economisch en in politiek opzicht steeds meer van elkaar gingen verschillen. Je kunt hiervan ook oorzaken benoemen. 7 Je kunt aan de hand van voorbeelden uitleggen dat de DDR een totalitaire dictatuur was. 8 Je weet waarom in 1961 tot de bouw van de Berlijnse Muur werd besloten. 4.3 Toenadering, hereniging en integratie 1 Je kunt verklaren waarom er, ondanks de Ostpolitik, tussen 1970 en 1985 geen stappen werden gezet in de richting van een hereniging van de BRD en de DDR. 2 Je kunt beschrijven waarom groepen jongeren in de jaren zeventig ontevreden waren met de gang van zaken in de BRD en waarom dit tot links-terroristische acties leidde.
3
4
5
Je kunt verklaren waarom Gorbatsjov perestrojka en glasnost noodzakelijk vond en wat de gevolgen daarvan waren voor de communistische landen in OostEuropa. Je kunt de relatie beschrijven tussen de hervormingspolitiek van Gorbatsjov en de val van de Berlijnse Muur. Je kunt beschrijven wat vanaf 1990 de positie van het herenigde Duitsland binnen de Europese samenwerkingsverbanden is.
Begrippen antisemitisme Jodenhaat.
appeasement Beleid dat is gericht op het
vermijden van oorlog door toe te geven aan de eisen van de tegenstander.
autarkie Een samenleving die zelf in al haar behoeften kan voorzien en dus niet
afhankelijk is van aanvoer van producten van buitenaf; zelfvoorzienend.
beurskrach Een plotselinge en zeer sterke koersdaling op de aandelenmarkt.
capitulatie Overgave van een land of leger.
censuur Het tegenhouden van de publicatie van bepaalde informatie door de overheid.
demilitarisering Het verwijderen van alles wat met het leger te maken heeft.
denazificatie De invloed van het
nationaalsocialisme zoveel mogelijk
wegnemen, door nazi’s te bestraffen en nationaalsocialistische teksten en beelden te verwijderen.
fascisme Een antidemocratische en
nationalistische politieke beweging die
uitgaat van ongelijkwaardigheid tussen mensen.
genocide Het vernietigen van een nationale, etnische of religieuze groep, of het doen van een poging daartoe.
hyperinflatie De ontwikkeling waarbij geld in een zeer hoog tempo minder waard wordt.
92
4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Tijdbalk
ideologie Het geheel van ideeën en opvattingen van een politiek of maatschappelijk stelsel.
invloedssfeer Gebied waar een bepaald land veel invloed heeft.
massaorganisatie Een grote vereniging,
1900
waarin het individu ondergeschikt is aan het groepsbelang.
massavernietigingswapens Wapens die in korte tijd een groot aantal slachtoffers veroorzaken (zoals gifgas,
brisantbommen en atoombom).
militarisme Voorliefde voor alles dat met het leger te maken heeft, bijvoorbeeld uniformen, medailles, parades en
1919 Vrede van Versailles
discipline.
nationaalsocialisme Een ideologie die dezelfde kenmerken heeft als het fascisme, maar die zich daarvan
1925
onderscheidt door een extreme vorm van
1929 Beurskrach in New York
racisme (in het bijzonder: antisemitisme).
nazificatie Term voor alle maatregelen
1933 Hitler benoemd tot rijkskanselier
waarmee de nazi’s een gebied in een totalitaire dictatuur veranderden.
1938 Conferentie van München
noodtoestand Een buitengewone, door de
1939 Duitse inval in Polen. Begin Tweede Wereldoorlog
overheid bekendgemaakte
rechtstoestand waarin de normale wetgeving tijdelijk niet meer van
mei 1945 Onvoorwaardelijke overgave van nazi-Duitsland
toepassing is, zodat de overheid snel en daadkrachtig kan handelen.
paramilitair Groepen die zich hebben
1948-1949 Blokkade van Berlijn
1950
bewapend en gewapende acties
1949 Vorming van de BRD en de DDR 1953 Grote opstand in de DDR tegen de regering
uitvoeren, maar die niet tot het leger behoren.
propaganda Reclame maken voor een
ideologie of een politieke partij, met als
1961 Bouw Berlijnse Muur
doel meer aanhang te krijgen.
racisme De opvatting dat de verschillende menselijke rassen ongelijkwaardig aan elkaar zijn.
rechtsstaat Een land waarin onafhankelijke
1972 BRD en DDR erkennen elkaar als gelijkwaardige staten
rechters op basis van wetgeving die voor iedereen hetzelfde is, bepalen of iemand moet worden gestraft.
1975
terrorisme Het plegen van gewelddaden, of ermee dreigen, om een politiek doel te bereiken.
totalitaire dictatuur Een regeringsvorm waarbij alle persoonlijke belangen
9 november 1989 Val van de Berlijnse Muur
ondergeschikt worden gemaakt aan het
1990 Hereniging van de BRD en de DDR
staatsbelang.
1991 Sovjet-Unie valt uiteen in vijftien onafhankelijke landen,
ultimatum Een laatste eis, waarna bij het
Einde Koude Oorlog
niet toegeven strafmaatregelen volgen.
2000
Examentraining Bron 1 Generaal Groener was vanaf oktober 1918 eindverantwoordelijk voor de Duitse troepen aan het westfront. In zijn autobiografie schrijft hij: ‘De legerleiding stelde zich bewust op het standpunt de verantwoordelijkheid voor de wapenstilstand en alle verdere stappen van de hand te wijzen. Ze had daartoe, strikt juridisch beschouwd, slechts een beperkt recht, maar het ging mij en mijn medewerkers erom de sabel blank en de generale staf voor de toekomst onbelast te houden. Ik ben er echter ook nu nog van overtuigd dat wij zonder revolutie in het binnenland tegenstand hadden kunnen bieden aan de grens; of de zenuwen aan het thuisfront nog bestand waren geweest tegen een verdediging achter de Rijn, komt mij twijfelachtig voor, maar in militair opzicht was zij denkbaar. Voor de laatste strijd heeft men een thuisfront nodig dat achter het leger staat; onder deze voorwaarde konden wij proberen betere bepalingen af te dwingen. Zoals zich echter in werkelijkheid de zaken in november ontwikkeld hadden, was een verandering in de situatie door het leger niet meer te verwezenlijken. Wanneer dan na de oorlog stemmen gehoord werden, die meenden dat het leger nog maanden had kunnen standhouden, dan moet ik dat als een wensdroom karakteriseren. Er bleef ons geen keus: op de elfde [november 1918] werd in Compiègne getekend, ’s middags vanaf 11.55 uur zwegen de wapens.’ Uit: W. Groener, Lebenserinnerungen. Jugend, Generalstab, Weltkrieg (1957).
3p
1
Gebruik bron 1. Generaal Groener laat zich in zijn Lebenserinnerungen genuanceerd uit over het einde van de Eerste Wereldoorlog. Licht dit toe door: • te beschrijven hoe in de ogen van Groener de situatie aan het front in november 1918 was, • uit te leggen in hoeverre deze beschrijving in overeenstemming is met de werkelijke situatie aan het front, • aan te geven of Groener een aanhanger van de dolkstootlegende was. Bron 2 ‘Het ministerie [van Propaganda] heeft tot taak een mobilisatie van het verstand en de geest in Duitsland tot stand te brengen. Het is daarom op het gebied van de geest wat het ministerie van Defensie op het gebied van de verdediging is. Dit ministerie zal dus geld eisen en geld ontvangen omdat iedereen in de regering nu erkent dat de mobilisatie van de geest net zo noodzakelijk is, misschien nog wel veel meer noodzakelijk dan de materiële mobilisatie van de natie. Het bewijs daarvoor: in 1914 waren we als geen ander land gemobiliseerd op materieel gebied. Wat wij misten was de mobilisatie van de geest in het eigen land en in andere landen, die de basis vormde voor de materiële mobilisatie. Wij verloren de oorlog niet omdat onze artillerie opraakte, maar omdat de wapens van onze geest niet vuurden.’ Uit: toespraak van Joseph Goebbels (1933).
93
94
2p
Examentraining
2
Gebruik bron 2. Licht met behulp van bronelementen toe welke twee kenmerken van het fascisme in de brontekst naar voren komen. Tip Vaak staat bij een examenopdracht dat je iets moet uitleggen ‘met de bron’, ‘met bronelementen’, of ‘aan de hand van de bron’. Verwijs dan letterlijk naar de bron. Bouw je antwoord als volgt op: ‘In de bron staat dat (citeren) ... en dat betekent dat ... (uitleg)’.
2p
3
Gebruik bron 2 nogmaals. Toon met behulp van de bron aan dat Goebbels van Duitsland een totalitaire staat wilde maken. Bron 3 ‘De nationaalsocialisten willen helemaal niet parlementair regeren. Ze willen zich meester maken van alle machtsmiddelen van het rijk, voor alles het leger en de politie onder hun bevel brengen en de sleutelposities in het ambtenarenapparaat met hun aanhangers bezetten. Een verhulde of onverhulde Hitler-regering heeft tot doel de Rijksdag volledig uit te schakelen en bovendien alle democratische rechten van het volk af te schaffen. Een Hitler-regering zou zich de herhaling van het Italiaanse voorbeeld ten doel stellen. Dat wil zeggen de ontmanteling van alle organisaties van de arbeidersklasse, een voortdurende militaire staat van beleg, de opheffing van alle pers-, vergaderings- en andere politieke vrijheden, het onafgebroken gevaar van een burgeroorlog in Duitsland en van een revanche-oorlog met het buitenland.’
4p
4
Gebruik bron 3. Licht toe: • (met een citaat uit de bron) of deze woorden werden uitgesproken vóór of ná de benoeming van Hitler tot rijkskanselier • tot welke politieke groepering de spreker behoorde, en • (zonder bron) in hoeverre de uitgesproken verwachtingen na verloop van tijd realiteit werden. Bron 4 ‘De kanselier van de Bondsrepubliek Duitsland en de president van de Franse Republiek zijn overtuigd dat de verzoening van het Duitse en het Franse volk, die een einde maakt aan een eeuwenoude rivaliteit, een historische gebeurtenis is. Zij roepen de jeugd op om een beslissende rol te spelen in het behouden van de vriendschap tussen deze twee landen die onmisbaar is om te komen tot een verenigd Europa. Want dat is het doel van deze twee volken, die vandaag een verdrag hebben ondertekend om te komen tot een nauwere samenwerking.’
2p
5
Gebruik bron 4. Licht toe: • waarom de opstellers van deze verklaring spreken van ‘een historische gebeurtenis’, en • op welke wijze de Amerikanen een belangrijke rol speelden bij het op gang komen van de toenadering tussen Frankrijk en Duitsland.
Examentraining
Bron 5 ‘Deze regering praat niemand naar de mond. Ze eist veel, niet alleen van anderen, maar ook van zichzelf. Ze heeft concrete bedoelingen. Het doel kan slechts bereikt worden wanneer er veel zal veranderen in de verhouding van de burger tot zijn staat en zijn regering. De regering kan in een democratie slechts dan met succes regeren als zij wordt gedragen door de belangstelling van de burgers voor de democratie. We hebben weinig behoefte aan ongenuanceerde bijval, net zoals ons volk geen behoefte heeft aan pralende woorden en een hooghartige houding van zijn regering. We dingen niet naar de gunst van bewonderaars. We hebben mensen nodig die kritisch meedenken, mee beslissen en medeverantwoordelijk zijn. Het zelfbewustzijn van deze regering zal tolerantie blijken te zijn. We zijn geen uitverkorenen, we zijn gekozen. Daarom zoeken we de inspraak van allen die zich voor deze democratie inzetten. In de laatste jaren spraken sommigen de vrees uit dat de tweede Duitse democratie de weg van de eerste zou gaan. Ik heb daaraan nooit geloof gehecht. Ik geloof het nu minder dan ooit. Neen, we staan niet aan het einde van onze democratie, we beginnen nu pas goed.’
2p
6
2p
7
2p
8
Gebruik bron 5. Beredeneer met behulp van bronelementen wie van de volgende personen de brontekst uitsprak: • Wilhelm II, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914) • Adolf Hitler, na zijn benoeming tot rijkskanselier (1922) • Konrad Adenauer, bij het uitroepen van de BRD (1949) • Walter Ulbricht, partijleider van de DDR, na de bouw van de Berlijnse Muur (1961) • Willy Brandt, bij de aanvaarding van het ambt van bondskanselier (1969). Gebruik bron 5 nogmaals. In de laatste alinea reageert de spreker op de vrees die bij een deel van het Duitse volk bestaat. De spreker deelt die angst niet. Geef een politiek argument en een economisch argument waarom de angst ‘dat de tweede Duitse democratie de weg van de eerste zou gaan’ ongegrond was. Leg uit waarom in de DDR, gelet op de verschillende wijze waarop in de BRD en in de DDR met het naziverleden werd omgegaan, de Berlijnse Muur een ‘beschermingsmuur tegen het fascisme’ werd genoemd.
95