3 minute read
Het avontuur van Astor
Hoog vanuit de donkere winterlucht zonden de ontelbare sterren hun schitterende stralen onvermoeibaar naar de aarde. Ook Astor, een klein jong sterretje, deed zijn uiterste best om zijn licht uit te stralen. Hij wist zeker dat alle mensen daar beneden hem zagen en schepte daar veel over op.
De grote sterren kregen daar tenslotte genoeg van en zeiden streng: “Rustig aan jij, verwaande kwast! Jij komt net kijken, hou je een beetje in!” Maar die kleine Astor probeerde nu juist nog feller te schijnen dan daarvoor. Die mensen daar op aarde moesten hem nu wel zien, vond hij. Daarop kreeg hij opeens ook veel zin om zelf eens op die Aarde te gaan kijken. Maar de oude, wijze sterren raadden het hem beslist af. “Laat die planeet liever met rust.” waarschuwden ze hem. “Want als je daar per ongeluk terecht komt, kun je nooit meer terug!”
Maar kleine Astor wilde veel te graag weten wat er daar beneden op die Aarde allemaal gebeurde. “Ik ga toch!” dacht hij beslist en hij ging meteen naar de grens van het firmament, het hemelse sterrenland, om alles eens goed te bekijken. Maar oh, oh, wat gebeurde daar? Doordat hij zich veel te ver aan de rand naar voren had gebogen, verloor hij zijn evenwicht en stortte hulpeloos naar beneden! Sneller en sneller ging het, de wind gierde angstaanjagend langs zijn oren en voordat hij het besefte, was er een klap en wist hij niets meer.
Toen hij tenslotte weer bijkwam, merkte hij dat zijn licht nu heel zwak was geworden. Daar schrok hij erg van, want zijn licht was juist zijn grote trots. Hij kreeg nu ook flink spijt van zijn onderneming. “Dit is dus die Aarde.” dacht hij teleurgesteld, “Ik moet er maar het beste van maken!” Opeens kwam er een kleine jongen de hoek omrennen die bijna tegen Astor aantrapte. “Hé, een ster!” riep de jongen verbaasd uit, “die is vast uit de hemel gevallen omdat het Kerstmis is!” Hij pakte Astor voorzichtig op en ging er mee naar huis. De hele familie daar werd heel blij bij het zien van zo’n mooie ster. “Luister, Jaapje.” zei de vader tegen zijn zoon, “Zet jij hem maar meteen in het boompje in de tuin, zo wordt het hier een prachtige Kerstmis!”
Daarop zette Jaapje onze Astor meteen op de top van het boompje en Astor liet zijn licht zo sterk schijnen als hij maar kon: het was prachtig! Astor was nu wel heel blij en trots, maar vreemd genoeg begon hij, bij al dat geluk, toch weer naar zijn eigen huis hoog boven de Aarde te verlangen. “Ik moet echt terug naar huis.” zei hij tegen Jaapje, “Ik wil wel graag, maar weet niet of dat kan. Onze meesters daarboven zeiden namelijk dat, als je uit het sterrenrijk wegging, daar nooit meer naar terug kon keren.” Hij zuchtte treurig: “Ik wil wel graag, maar weet niet hoe ik dat toch zou kunnen doen.” Nu riep Jaapje: “Ik weet het! Ik pak mijn katapult en schiet jou er zo mee naar boven! Ik ben daar heel goed in!”
En zo gebeurde het ook: Jaapje pakte zijn katapult, spande onze Astor tussen de draden en schoot hem met een geweldig schot zo hoog de lucht in dat hij veilig weer thuis was. Vanuit de hemel liet Astor toen trots zijn prachtig heldere licht weer naar de aarde schijnen. En daar beneden zwaaide Jaapje vrolijk naar boven en was heel dankbaar dat hij met een echte ster had kennis gemaakt.
Tekst en illustratie Els Kobec