4 minute read
De dappere Janko - Een sprookje uit Slowakije
Tekst en illustratie: Els Kobec
Advertisement
Er was eens een prinses die elke dag een wandeling maakte in de prachtige tuin van haar paleis. Op zekere dag, toen ze bloemen aan het plukken was, werd ze plotseling door een krachtige stormwind zo hoog de lucht in geslingerd, dat niemand haar meer heeft gezien.
De verdrietige koning liet toen overal bekendmaken dat degene die haar terug kon brengen met haar mocht trouwen en bovendien het halve konink rijk kreeg. Dat hoorde ook Janko, een jongeman die net in de stad was om werk te zoeken.
Hij ging meteen naar het paleis en bood zijn diensten aan. “Ach,” zei de koning, velen hebben het al geprobeerd, maar het is nog niemand gelukt haar te vinden.” “Maar ik zal met haar terugkomen, heer ko ning!” beloofde Janko en hij ging meteen op stap. Hij liep door dichte bossen en eindeloze velden, klom over hoge bergen, strompelde door diepe dalen, stak woeste rivieren over, maar van de prinses was geen enkel spoor te vinden. Tenslotte verloor Janko alle hoop en liet zich moedeloos op de grond zakken. Op dat moment vloog er een vlinder langs zijn oor en een zacht stemmetje zei: “Kijk naast je, Janko, kijk naast je! Zie je dat hol? Ga door dat hol diep de aarde in, want daar is de prinses! Een afschuwelijke draak heeft haar ontvoerd en houdt haar daar gevangen. Wees dapper, Janko en be vrijdt de prinses, dan is iedereen weer gelukkig!”
Janko aarzelde niet en daalde onverschrokken af in het donkere hol. Daar beneden zag hij schitterende edelstenen die alles verlichtten en er waren prachtige gouden en zilveren bloemen. Ook was er een enorme houten deur die Janko meteen met veel gekraak openduwde. Maar achter deze deur was nog een deur en daarna nog een en nog een. Pas bij de twaalfde deur kon hij naar binnen en daar zat de arme prinses. Janko stelde haar meteen gerust: “Niet bang zijn, prinses, ik kom u redden, we gaan direct hier weg!” Maar de prinses waarschuwde: “Helaas komt de draak zo terug en hij zal je verscheuren!” Toen pakte ze een gouden zwaard van de muur, gaf het aan Janko en zei: “Je kunt hem alleen maar met zijn eigen zwaard doden! Maar ik zal je helpen: hij heeft drie lange haren op zijn kop en daarin schuilt zijn kracht. Als hij straks in slaap valt, trek ik ze uit en kan hij niets meer doen. Neem dan het zwaard en hak hem achter elkaar alle twaalf zijn koppen af. Alleen zo kun je me bevrijden!” Op dat moment begon het hele slot op zijn grondvesten te schudden en werd de deur woest opengegooid. Janko verstopte zich snel en hield het zwaard gereed.
“Waar is mijn eten?” schreeuwde de draak, “Ruik ik hier soms mensen vlees?” “Welnee, beste man,” zei de prinses vlug, “Je bent gewoon moe. Kom, ik zal wat luizen bij je vangen. Leg je kop maar in mijn schoot en rust wat uit.”
Toen de draak ingeslapen was, trok de prinses hem de eerste haar uit. “Hela, wat doe je nu?” riep de draak nijdig. Maar de prinses kon hem geruststellen en hij sliep al vlug weer in. Daar op trok ze hem snel de andere twee haren uit. De draak werd wakker en was reuzekwaad, maar hij kon niets meer doen, want al zijn kracht was weg. Toen kwam Janko tevoorschijn met het zwaard en sloeg hem achter elkaar alle twaalf zijn koppen af.
Blij en opgelucht klommen ze samen snel het hol uit en haastten zich terug naar het paleis. Daar werd meteen groot feest gehouden en Janko werd als een held gevierd. De prinses en hij trouwden spoedig met elkaar en waren hun leven lang heel gelukkig samen.