7 minute read
Column: Burgerschap óf beroep??
Burgerschap óf beroep??
Leiden we studenten op in hun rol als werkende in een beroep of als burger in de maatschappij? Voor beiden natuurlijk! Ook de MBO-raad stelt dat zowel het opleiden voor een vak, de voorbereiding op (goed) burgerschap én het voorbereiden op een vervolgopleiding de doelstellingen zijn van het Middelbaar Beroepsonderwijs.
Op gespannen voet…
Tegelijkertijd laat de geschiedenis van het burgerschapsonderwijs op het mbo zien dat de eerste twee doelstellingen op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Al in het begin van de vorige eeuw wordt er in het beroepsonderwijs gesproken over de balans tussen de nadruk in de opleiding op het beroep en de nadruk op algemene vorming (burgerschap). Tot 1968 werden er weinig concrete eisen aan de algemene vorming gesteld. De nadruk lag op het beroep en bedrijven hadden veel invloed op de opleiding van de student.
Met de komst van de Mammoetwet in 1968 veranderde dit. Er werd vastgesteld dat eenzijdige nadruk van de voorbereiding op het beroep zorgde voor een maatschappelijke tweedeling. Aan een kant stond het beroepsonderwijs en aan de andere kant het algemeen vormend onderwijs. Deze kloof moest worden gedicht omdat het beroepsonderwijs zich onvoldoende maatschappelijk erkend voelde.
De kloof verdween maar vanaf dat moment kwam er steeds luidere kritiek van werkgevers dat het beroepsonderwijs onvoldoende herkenbaar was voor het werkveld. De beroepsspecifieke doelstellingen kregen weer meer aandacht ten koste van de algemene vorming.
Vanaf de jaren negentig werd de maatschappelijk culturele kwalificatie (MCK) vastgelegd in de Wet Educatie en beroepsonderwijs. Hiermee kreeg burgerschap weer meer aandacht. Er was een duidelijk omschreven curriculum. Ook werd er een resultaatverplichting ingevoerd: studenten moesten aantonen dat zij over bepaalde kennis en vaardigheden beschikten. Binnen het vak MCK moest er ook aandacht zijn voor solliciteren en wettelijke regelingen. Dit is later onder het onderdeel ‘Loopbaan’ van Loopbaan en Burgerschap gaan vallen.
Vanaf 2007 vond er onder invloed van competentiegericht onderwijs opnieuw een kanteling plaats. De inhoudelijke eisen voor burgerschap werden veralgemeniseerd. Algemene competenties dienden als uitgangspunt en de resultaatverplichting voor studenten werd een inspanningsverplichting. Zodra studenten zich hadden ‘ingespannen’ (wat deze inspanning inhoud mag elke opleiding zelf bepalen) hadden zij aan de eisen voldaan. Het aanbod van burgerschapsonderwijs werd zeer divers en afhankelijk van opleiding en docent. Verschillende onderzoeken tonen aan dat samenhang ontbreekt en de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo zich onvoldoende ontwikkelt.
Op dit moment spelen er twee publieke discussies: de eerste discussie gaat over de vraag in hoeverre de overheid zich moet mengen in het onderwijs om de kwaliteit te waarborgen. De tweede discussie gaat over de vraag wat we onder burgerschap moeten verstaan. Benieuwd? Lees dan de volgende editie van Loopbaan & Burgerschap magazine.
Koen Dogterom
Koen is werkzaam als projectmedewerker bij de afdeling Educatie van ProDemos. Daarnaast begeleidt hij verschillende schoolklassen van alle niveaus in het mbo tijdens de educatieve programma’s.
Onderzoek: onderwijs steeds vaker in hybride vorm
Online onderwijs is een blijvertje, ook na corona
Corona heeft ingrijpende veranderingen teweeggebracht in het onderwijs. Van het ene op het andere moment was naar school gaan er niet meer bij. Iedereen zat thuis en leerlingen en docenten kregen of gaven les aan de keukentafel via de laptop. Met positieve ervaringen én uitdagingen als gevolg. ProDemos startte daarom een onderzoek naar de toekomst van online onderwijs. Wij gingen hierover in gesprek met onderzoeker Sabine Geers.
Tekst: Heleen de Bruijn
Waarom ben je dit onderzoek begonnen?
‘Net als alle scholen, werden wij door corona ook gedwongen over te schakelen naar online onderwijs. Dat ging heel ad hoc natuurlijk. De lessen in ons bestaande programma hebben we noodgedwongen 1 op 1 vertaald naar online. Dit onderzoek richtte zich op de vraag: in hoeverre heeft dat gewerkt en hoe kunnen we in de toekomst ons online aanbod duurzaam ontwikkelen?’
Dus we gaan niet weer helemaal terug naar fysiek onderwijs?
‘Ik denk het niet. De toekomst wordt sowieso steeds digitaler. Dat geldt voor steeds meer onderdelen van onze maatschappij. En het is ook de belevingswereld van jongeren. Die doen al veel digitaal. Daar willen we bij aansluiten. Het onderzoek is wel gericht op de toekomst van online en hybride onderwijs binnen ProDemos, maar sommige conclusies gelden
Sabine Geers
ook voor onderwijsinstellingen, zoals het mbo.’
Hoe hebben jullie zelf de omschakeling naar digitaal onderwijs ervaren?
‘Overschakelen naar honderd procent online was een behoorlijke uitdaging. Ik denk dat scholen in heel Nederland dat zo hebben ervaren. Neem alleen al het werkend krijgen van de techniek, met de juiste software. En hoe zorg je ervoor dat je studenten op afstand toch betrokken blijven? Een ander ding was: hoe digitaal vaardig zijn onze educatief begeleiders en docenten? Inmiddels is er op dat gebied bij ons meer rust en vertrouwen gekomen, maar het was voor sommigen best een uitdaging.’
Je geeft aan dat het onderzoek enkele verrassende resultaten liet zien. Welke zijn dat?
‘Opmerkelijk vond ik dat onze educatief begeleiders, die digitale gastlessen op scholen verzorgden, tot diepere gesprekken met leerlingen kwamen. Orde houden in de klas is minder een issue en leerlingen die thuis achter hun scherm zaten, leken zich makkelijker te durven uiten. En leraren en leerlingen gaven aan dat er online ook ruimte was voor discussie. Terwijl we ons eerder afvroegen: blijft met online onderwijs de zo belangrijke interactie binnen een les wel voldoende overeind? Dat lijkt wel zo te zijn, maar dat gaan we nog wel nader onderzoeken.’
Gelden de resultaten van dit onderzoek ook voor onderwijsinstellingen, zoals het mbo?
‘Dat kan. Het gaat dan om de effectieve componenten van online onderwijs. In het algemeen kun je zeggen dat bijvoorbeeld de randvoorwaarden voor online onderwijs ook voor onderwijsinstellingen gelden. We hebben het dan over de toegang tot digitale middelen. Op scholen zijn die digitale middelen over het algemeen al wel aanwezig. Voor thuis geldt dat niet per se. Zeker waar het gaat om kansarmere jongeren zie je ongelijkheid in toegang tot digitale middelen. Ook interessant voor bijvoorbeeld het mbo is dat uit ons onderzoek ook duidelijk bleek dat de didactische componenten bij online onderwijs net zo belangrijk zijn als bij fysiek onderwijs. Het gaat dan om zaken als structuur en het geven van feedback en een duidelijke uitleg. Dat lijkt misschien een open deur, maar voor online geldt het misschien zelfs nog wel sterker, omdat aansturing door de docent online veel belangrijker is. We nemen aan dat het ontbreken van non verbale aspecten een rol spelen. Online komt het er nog meer op aan wat je zegt en op de interventies die je pleegt, zoals leerlingen duidelijk aanspreken of een beurt geven. Verder is duidelijk geworden dat bepaalde werkvormen digitaal heel goed kunnen werken: zoals debatten en rollenspellen - mits goed gestructureerd - evenals het werken in kleine groepjes.’
Het onderzoek stelt dat docenten aangeven dat online onderwijs een mooie aanvulling is op fysiek onderwijs. In welk opzicht? Wat zijn de voordelen, die de drempel naar online onderwijs kunnen verlagen?
‘Voordelen zie je op het organisatorisch vlak. Online gastlesprogramma’s zijn bijvoorbeeld makkelijk in te plannen. Als het gaat om educatieve programma’s van ProDemos, dan hoeft een klas er niet op uit. Dat scheelt tijd, organisatie én geld. Bovendien is je bereik groter. Stel dat je in een les wilt praten met Tweede Kamerleden. Die kunnen live online komen. Waarbij zelfs meerdere klassen, of zelfs scholen tegelijk, online kunnen deelnemen aan zo’n vraaggesprek.In ons onderzoek gaven leraren aan dat zij wel wat zien in hybride onderwijs: dus een combinatie van fysiek en online onderwijs. Waarbij je online tools, video’s, online lesmateriaal en online lesprogramma’s kunt gebruiken, waarmee docenten dan zelf aan de slag kunnen. En daarnaast deelnemen aan gastlessen met externe sprekers.
Besteed aandacht aan didactische vaardigheden die voor online onderwijs relevant zijn, zoals structuur en goede feedback
Je doet in het onderzoek ook aanbevelingen voor online onderwijs. Welke zijn dat?
‘Zorg er bij online onderwijs voor dat de randvoorwaarden op orde zijn: dus iedereen moet toegang hebben tot digitale middelen. En zorg ervoor dat docenten zijn toegerust om online les te geven. Besteed dus aandacht aan didactische vaardigheden die voor online onderwijs relevant zijn, zoals eerder genoemd: het bieden van structuur en goede feedback. Zorg voor een open en veilig klasklimaat: leg de digitale regels uit, zorg voor structuur en rust in de klas, stel actief vragen aan deelnemers en laat deelnemers met elkaar praten, zodat iedereen betrokken blijft.’ Ga voor meer informatie over het onderzoek naar: