12 minute read
Kijk zonder vooroordelen naar je leerlingen
Evidence informed werken aan inclusief onderwijs ‘Kijk zonder vooroordelen naar je leerlingen’
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) lanceerde in april de zogenoemde kennisagenda, waarin vooruit wordt geblikt op de toekomst van het onderwijs. Een van de thema’s die daarin het verschil kan maken, is inclusief onderwijs.
Tekst: Heleen de Bruijn
Inclusief onderwijs is de volgende stap na passend Onderwijs. Passend onderwijs werd enkele jaren geleden ingevoerd om leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte in het regulier onderwijs te laten instromen, in plaats van in het speciaal onderwijs. Een evaluatie van het Passend onderwijs gaf 25 verbeterpunten, die input gaven voor Inclusief onderwijs. Neely Anne de Ronde-Davidse: ‘Ook publiceerde de Onderwijsraad al over inclusief onderwijs. Het is dus een trend in de strategie van de overheid.’ Neely Anne de Ronde-Davidse is directeur van het regionaal samenwerkingsverband passend primair onderwijs in de Hoeksche Waard. Ze heeft een achtergrond in de onderwijswetenschappen en droeg vanuit die rol in belangrijke mate bij aan het thema inclusief onderwijs voor de Kennisagenda. ‘De belangrijkste vraag is: wat is er nodig om inclusief onderwijs beter van de grond te krijgen? Bij passend onderwijs geldt: je moet het als school echt willen en er moeite voor doen om kinderen met een specifieke onderwijsbehoefte binnen jouw school een plek te geven. Er wordt volop werk gemaakt van inclusief onderwijs, desondanks groeit het speciaal (basis/ voortgezet) onderwijs. Er zijn wel regionale verschillen. Sommige regio’s zitten onder het landelijke gemiddelde en weten veel ondersteuning in het regulier onderwijs te organiseren, anderen zitten erboven en verwijzen vaker door. Het is belangrijk dat er op school al een brede en stevige basisondersteuning is, waardoor je veel kinderen bij voorbaat al kunt bedienen. Dan heb je niet heel veel extra meer nodig voor kinderen die een specifieke onderwijsbehoefte hebben.’
Gamechangers
Binnen het thema inclusief onderwijs onderscheidt de kennisagenda een vijftal zogenoemde gamechangers, onderwerpen waar kansen liggen om belangrijke veranderingen teweeg te brengen.
Attitude is er een van, zegt De Ronde-Davidse. ‘De docent moet het doen, dat is de basis. Dus zou het mooi zijn als er op de pabo’s al aandacht wordt besteed aan inclusief onderwijs. Dat gebeurt al wel, maar de verschillen zijn groot. Het maakt uit of je als pabo een losse module aanbiedt of dat passend onderwijs door heel je curriculum heenloopt. Een andere gamechanger is out of the box-denken. Wil je meer voor elkaar krijgen in het regulier onderwijs, dan moet je soms creatief zijn. Zo zou je een leerling sommige vakken op vwo, en andere vakken, waar hij minder goed in is, op havo-niveau kunnen geven. Of een leerling kan bijvoorbeeld twee dagen in het speciaal onderwijs en drie dagen van de week in het regulier onderwijs les krijgen. Dat vergt goede samenwerking tussen speciaal en regulier onderwijs en daar kan men dan ook weer veel van elkaar leren.’ Een belangrijk knelpunt is ook, vervolgt De RondeDavidse, de vraag: hoe kijk je naar leerlingen? ‘Over het algemeen zijn we in onze maatschappij erg prestatiegericht en scholen ontkomen daar ook niet helemaal aan. We wegen daardoor veel af langs gemiddelden. Dan krijg je dus dat leerlingen die minder presteren dan gemiddeld een label krijgen dat ze iets niet kunnen. Terwijl we juist moeten kijken naar wat ze wél kunnen. Sommige kinderen kunnen bijvoorbeeld niet een uur lang rekenen achter elkaar, maar daar moet je dan iets voor bedenken. En dat kan zelfs goed zijn voor de gehele klas. Of je maakt groepjes waarin sommigen minder lang rekenen en daarnaast iets anders kunnen doen.’
Wetenschappelijk onderzoek
De kennisagenda is het startpunt voor verder onderzoek binnen de verschillende thema’s. Met de resultaten daarvan kunnen scholen en docenten vervolgens op hun eigen school gaan werken op basis van wetenschappelijke inzichten. Het doel van de kennisagenda is dus richting te geven aan evidence-informed werken in het onderwijs. Maar intussen kunnen schoolleiders en scholen zelf ook al met de thema’s aan de slag. De RondeDavidse: ‘Bijvoorbeeld door een of meer thema’s op te nemen in het jaarplan. Je kunt bijvoorbeeld een expertgroepje inclusief onderwijs bij elkaar brengen, die daar een jaar aan gaat werken. Collega’s kunnen vervolgens met specifieke vragen binnen het onderwerp bij dat groepje terecht. Een docent kan zelf in de eigen klas ook al iets doen door te zeggen: aan deze
Neely Anne de Ronde-Davidse
persoonlijke doelen ga ik de komende tijd werken. De directeur, of bijvoorbeeld een expert van buiten, kan dan bezoeken aan de klas brengen en vervolgens met de docent evalueren.’
Gelijke kansen
Het thema inclusief onderwijs heeft trouwens een kleine overlap met een ander thema van de kennisagenda: gelijke kansen. Volgens De Ronde-Davidse zit ’m dat vooral in de manier waarop je naar je leerlingen kijkt. ‘De grootste valkuil is dat er naar leerlingen wordt gekeken met vooroordelen, bijvoorbeeld over de achtergrond van ouders. Maar net als bij gelijke kansen, gaat het er bij inclusief onderwijs om open en onbevangen naar leerlingen te kijken. Dus zie niet de beperking van een kind, maar kijk naar wat hij kan en wat hij laat zien. Anders doe je zo’n leerling tekort en ontneem je hem ontwikkelingsmogelijkheden.’
Call for proposals
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek publiceert in mei drie calls for proposals. Dat betekent dat onderzoekers en consortia (een samenwerkingsverband van onderzoekers en scholen/instellingen) onderzoeksvragen kunnen indienen, gelinkt aan een thema in de kennisagenda. Voor zo’n onderzoek is vervolgens geld beschikbaar. Kijk op:
https://www.nro.nl/onderzoeksprogrammas/Kennis-voor-onderwijs-van-de-toekomst
Ook kinderen met een voorsprong hebben extra uitdaging nodig ‘Geef ze moeilijker werk’
Kinderen met een taal- of rekenachterstand krijgen veel aandacht op school. Maar ook kinderen met een voorsprong hebben uitdaging nodig. Hoe kunnen scholen deze kinderen goed begeleiden?
Tekst: Marleen Kuijsters
De overheid streeft naar onderwijs waarin álle leerlingen zich thuis voelen en het beste uit zichzelf halen. Volgens Jurian van der Zwan van het Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid is het belangrijk om kinderen die een voorsprong hebben snel te herkennen en uit te dagen op school. ‘Kinderen die voorlopen, beheersen vaak de helft van de lesstof al. Het leren gaat dikwijls vanzelf en ze moeten vaak wachten tot hun klasgenoten klaar zijn. Deze kinderen vervelen zich snel waardoor ze overspannen kunnen raken. Kinderen verliezen het plezier in school of gaan onderpresteren. Vaak verzwakken hun executieve
Jurian van der Zwan
functies, zoals het plannen of volgehouden aandacht. Soms vallen ze zelfs helemaal uit. Het is belangrijk dat deze kinderen leren hoe ze uitdagingen kunnen overwinnen, zodat ze nieuwe dingen leren en trots kunnen zijn op zichzelf. Dat begint in het basisonderwijs.’
Hoe begeleid je deze kinderen?
‘Wij adviseren het interventiemodel: versnellen, verrijken en verbinden. Versnellen kan bijvoorbeeld door het overslaan van een klas. Versnellen is vaak de beste onderwijsinterventie voor hoogbegaafden, op cognitief, maar ook op sociaal-emotioneel gebied. Een kind heeft dan namelijk meer mogelijkheden om contact aan te gaan met ontwikkelingsgelijken (kinderen van hetzelfde niveau, red.) en zal cognitief meer uitgedaagd worden. Onder verrijken valt het verdiepen en het verbreden van het reguliere werk. Het doel? Kinderen vaardigheden aanleren zoals leren leren, doorzettingsvermogen en kunnen afzien. Het werk moet zo uitdagend zijn dat ze vastlopen, want dan kun je ze als leerkracht coachen. Leer ze dat ze om hulp kunnen vragen, stimuleer ze om door te zetten. Een hoogbegaafd kind moet ten minste één, en bij voorkeur twee uur per dag besteden aan zijn verrijkingswerk. Anders is de kans groot dat het kind denklui wordt en gaat onderpresteren.’
Hoe kan verbredingswerk eruit zien?
‘Verbredingswerk kan starten in een plusklas, maar moet altijd worden doorgetrokken naar de reguliere klas. Laat kinderen bijvoorbeeld nadenken over wat zij zelf willen onderzoeken: laat ze een onderzoeksvraag uitwerken. Bijvoorbeeld: hoe kun je boodschappen doen op een planeet als de kar vanwege de zwaartekracht de lucht invliegt? Je kunt kinderen laten samenwerken voor de verbinding.’
Want verbinden is de derde V…
‘Ieder kind heeft behoefte aan contact met ontwikkelingsgelijken. Een plusklas is voor de meeste hoogbegaafden een wenselijke vorm van verbinding. Deelname aan de plusklas bevordert de sociaalemotionele ontwikkeling en vermindert de kans op sociale faalangst en onderpresteren. Doordat het kind ervaart dat hij niet ‘vreemd’ of ‘anders’ is, groeit het zelfbeeld. Toch is het ook belangrijk dat kinderen in de reguliere klas ontwikkelingsgelijken ontmoeten. Hiervoor kan de groepsleerkracht een plek inrichten waar leerlingen samenwerken aan het verrijkingswerk. In het voortgezet onderwijs zijn ook steeds vaker plusklassen aanwezig. Qua versnellen kunnen scholen het vwo in 5 jaar aanbieden of werken met de zogeheten snipperuren, uren die het kind mag overslaan. Verrijken kan door zogeheten TOM-trajecten. Dit zijn trajecten op maat waarbij een kind binnen een module een eigen interesse mag uitwerken, denk aan robotica.’
Maike Douglas
Hoe herken je kinderen die voorlopen?
‘In de eerste weken van de kleuterklas zou je deze kinderen eigenlijk al moeten signaleren, na zes weken gaan kinderen zich namelijk aanpassen aan de groep. Maak bijvoorbeeld een verrijkingshoek in de klas, leg er uitdagend materiaal neer en observeer.’
Uitdaging om te kunnen groeien
Maike Douglas (jufmaike.nl) ziet als invalkracht dat kinderen die voorlopen zich vervelen en minder lekker in hun vel zitten. ‘Kinderen die niet voldoende worden uitgedaagd, kunnen zich terugtrekken of juist externaliserend gedrag vertonen. Sommige kinderen hebben geen zin om naar school te gaan of vinden het lastig om op een prettige manier met leeftijdsgenoten om te gaan.’
Hoe daag je ze uit?
‘Ik denk dat het belangrijk is om deze kinderen moeilijker werk te geven. Je moet ze wel uitleg blijven geven, bijvoorbeeld vertellen wat bepaalde begrippen betekenen, zoals de persoonsvorm. In de kleuterklas tellen we normaal gesproken tot twintig. Aan kinderen die voorlopen, vraag ik dan: als je al vijf knikkers hebt, hoe maak je daar dan twintig van? Of als we woorden gaan ‘hakken’, geef ik hen langere woorden.’
Krijgen deze kinderen bijles buiten school?
‘Op de scholen waar ik werk, gebeurt dat nauwelijks. Kinderen buiten schooltijd bijles laten volgen, werkt kansenongelijkheid in de hand. Want alleen meer welgestelde ouders kunnen het betalen. Ik vind dat scholen zelf uitdaging moeten bieden. Niet alleen op cognitief gebied, maar ook op sociaal-emotioneel niveau: hoe werk je bijvoorbeeld samen? Na schooltijd moeten alle kinderen kunnen aanrommelen, ontspannen of hun hobby’s kunnen uitoefenen.’
Tips voor scholen?
‘Voor scholen is het een hele uitdaging om alle kinderen op hun eigen niveau te laten werken. Kijk als school wat je kunt bieden en wat niet. Communiceer dat naar buiten, ouders willen dat graag.’
Krachtkaarten Zetten kinderen in hun kracht en brainies staan voor helpende gedachtes. Krachtkaarten Zetten kinderen in hun kracht en brainies staan voor helpende gedachtes. Krachtkaarten Zetten kinderen in hun kracht en brainies staan voor helpende gedachtes. Krachtkaarten Zetten kinderen in hun kracht en brainies staan voor helpende gedachtes. Krachtkaarten Zetten kinderen in hun kracht en brainies staan voor helpende gedachtes. Krachtkaarten Zetten kinderen in hun kracht en brainies staan voor helpende gedachtes. Complimentenkaarten Kinderen groeien bij het krijgen van een compliment. Complimentenkaarten Kinderen groeien bij het krijgen van een compliment. Complimentenkaarten Kinderen groeien bij het krijgen van een compliment. Complimentenkaarten Kinderen groeien bij het krijgen van een compliment. Complimentenkaarten Kinderen groeien bij het krijgen van een compliment. Complimentenkaarten Kinderen groeien bij het krijgen van een compliment.
Beloningsstickers Stickers maken onderdeel uit van het motivatieproces. Door persoonlijk te belonen, geef je aandacht en erkenning. Beloningsstickers Stickers maken onderdeel uit van het motivatieproces. Door persoonlijk te belonen, geef je aandacht en erkenning. Beloningsstickers Stickers maken onderdeel uit van het motivatieproces. Door persoonlijk te belonen, geef je aandacht en erkenning. Beloningsstickers Stickers maken onderdeel uit van het motivatieproces. Door persoonlijk te belonen, geef je aandacht en erkenning. Beloningsstickers Stickers maken onderdeel uit van het motivatieproces. Door persoonlijk te belonen, geef je aandacht en erkenning. Beloningsstickers Stickers maken onderdeel uit van het motivatieproces. Door persoonlijk te belonen, geef je aandacht en erkenning.
Beloningskaarten Beloningskaarten Beloningskaarten Beloningskaarten Beloningskaarten Beloningskaarten Miniposters Miniposters Miniposters Miniposters Miniposters Miniposters
Vacature met auto van de zaak?!
Wanneer we het hebben over kansenongelijkheid, kunnen we dat op kindniveau bekijken, zoals ik dat in de column van vorig schooljaar heb gedaan. We kunnen echter ook kijken hoe we als school kansenongelijkheid in de hand werken. Ik gooi de knuppel in het hoenderhok: wordt er op jouw school met detacheringsbureaus gewerkt?!
Lerarentekort
Het lerarentekort neemt met de dag ernstigere vormen aan. Scholen voelen zich hierdoor in het nauw gedreven. Detacheringsbureaus zijn er als de kippen bij. Auto van de zaak? Hoger salaris? Met de kinderen de deur uit? Of zullen we je huur betalen?! Niets lijkt te gek voor deze cowboys. En sommige scholen gaan hierin mee. Want beter iemand dan niemand. En zo wordt dit hele circus in stand gehouden. Gevolgen: • Publiek geld verdwijnt uit de publieke sector, er zit namelijk een enorme overhead op deze bureaus. • Leerkrachten in vaste dienst voelen zich terecht achtergesteld door hun werkgever, want waarom krijgt die ander, die even komt veel meer betaald? • Wanneer een gedetacheerde leerkracht met de kinderen de deur uit gaat, is dat werkdruk verhogend voor de vaste leerkrachten. En zo creëer je op de heel korte termijn wellicht een oplossing, maar op de lange termijn een veel groter probleem! Want wanneer dit doorzet: • Is er straks een financieel tekort dat zijn weerga niet kent. • Leidt het achterstellen van leerkrachten in vaste dienst tot kansenongelijkheid voor hen. • Zorgt de alsnog toenemende werkdruk voor nog meer leerkrachten die uitvallen of het onderwijs verlaten. Dan lijkt het fijn dat je vandaag of deze week een duurbetaalde invaller hebt, maar op de lange termijn werk je jezelf, je team en je leerlingen alleen maar meer in de nesten.
Wat dan?!
STOPPEN met verdoezelen van het probleem dat lerarentekort heet. Blijf melden, blijf registreren. STOP met het inzetten van te duur betaalde gedetacheerden. Wanneer leerkrachten echt willen werken, willen ze dat ook bij jou in dienst of als zelfstandig werkend zzp-er. Via Flexleerkracht zijn veel van deze leerkrachten te vinden. Ze werken voor een eerlijk salaris, zonder de torenhoge bemiddelingskosten. Ze willen de extra stappen doen die nodig zijn om de werkdruk binnen het vaste team behapbaar te houden. Zij werken er aan mee om kansenongelijkheid binnen je team te voorkomen.