GROENTE MAGAZINE DIGITALE UITGAVE | NUMMER 4 | FEBRUARI 2014
IN DIT NUMMER Actualiteit | Teelttips | Bemesting | Bedrijfsnieuws | Rassen | Onderzoek
INHOUD Groentemagazine februari 2014 Thema: Groenten onder glas 4 Lava veilingen bieden jaarrond Flandria tomaten aan 6 Teelt van snijbonen vraagt veel (onderzoeks) werk 12 Snijbonenteelt aan hoge draad rendeert vooral in 2de vlucht 19 De hele zomer dubbel e met Cosmopolia RZ 21 Combinatie groenten en aquacultuur 26 Arbeidsveiligheid blijft aandachtspunt op land & tuinbouwbedrijven 27 Voorspoedige start Bentley bij Verenigde Groentetuinders 30 Grodan introduceert nieuw meetsysteem voor de substraatteelt 32 Telers gezocht voor glastuinbouwcluster in Melsele 35 Fine-tuning bemesting van vruchtgroenten 39 Verdubbeling hoeve-producenten in 3 jaar tijd 42 Belgische AGF-sector goed vertegenwoordigd tijdens de Fruit Logistica 46 Telen zonder spui in de glastuinbouw 49 Deelnemers enquête serresla gezocht 51 Paprikateelt in Spanje 54 Syngenta zet zich in voor de sector snacktomaten 60 Voor welke uitdagingen staat de Vlaamse land- en tuinbouw? 62 Hoeveel oppervlakte is er nodig om de Vlaming te voorzien van lokaal voedsel? 64 Rassenproef kropsla 68 Nieuwe strategie voor een efficiënte vestiging van roofmijten 70 Tomabel schenkt cheque aan goed doel 72 Uw elektronische verzamelaanvraag 2014 74 Tomaten led-tour maakt interesse telers los 77 Philips lanceert verbeterd led-systeem 78 Nieuw seizoen van start in de serres van VABI
COLOFON Groentemagazine nr 4 Digitaal vakblad voor de professionele groenteteler REDACTIE EN VORMGEVING Agromedia – Tuinbouwnet - Marc Vanelslander Werviksestraat 10 8890 Moorslede ADVERTENTIES Vraag info via redactie@tuinbouwnet.be
Werkten mee aan dit nummer: LAVA, Inagro, Grodan, Rijk Zwaan, PCG, Hortiplan, Enza Zaden NAC VZW, Philippe Doop, Biobest, Compo, Syngenta, Hogervorst Tabben, VABI
LAVA VEILINGEN BIEDEN JAARROND FLANDRIA TOMATEN AAN In overleg met alle LAVA-veilingen worden najaarsteelten vanaf 15 december verhandeld als jonge teelt voor tomaat uit zowel belichte als onbelichte teelt. Tomaten van bij ons liggen het jaar rond in de winkelrekken. De handel is al langer vragende partij! Lava
De REO Veiling Roeselare voert sinds 2011 tomaten uit belichte teelt aan onder het kwaliteitslabel 'Tomabel jonge teelt'. Ook klanten van BelOrta zijn al langer vragende partij voor Flandria-tomaten die het jaar rond te verkrijgen zijn. Dit seizoen biedt BelOrta verschillende segmenten uit jonge teelt aan. Standaard én Flandria Specialties Ook BelOrta biedt sinds december losse tomaten (Prince en Baron), en trostomaten (Princess en Elite) uit belichte teelt aan. Deze worden deels aan vaste prijzen verkocht, maar komen ook voor de klok om andere kopers kans te geven om aan te kopen. Recent zijn ook Flandria-specialties uit belichte teelt beschikbaar: • • • •
'Ministar+9 zeer fijn', (cocktailtrostomaatje) Prunella (trospruimtomaat) Romared (losse pruimtomaat) Cherrystar (kerstomaatje)
De tomaatjes worden los in kartonnen dozen en, op vraag van de koper, in kleinverpakking geleverd: potten van 500 gr of 1 kg, schaaltjes geflowpackt. Deze
4 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Flandria-specialiteiten worden overwegend verkocht aan week- en/of seizoensprijzen, maar er komt ook volume voor de klok. Nieuw volgend seizoen “BelOrta biedt al een ruim assortiment aan specialiteiten en daar voegen we volgend seizoen nog een paar exclusieve artikels aan toe”, aldus Maarten Verhaegen van de commerciële dienst van BelOrta. “We lanceren in het voorjaar het 'Papritom' tomaatje. Dit is een mooi trostomaatje met een paprikavorm, héél lekker en met een zeer goede houdbaarheid. Standaard geleverd 3 kg in SpecialtyStreet-doos, maar ook hier kan elke kleinverpakking die de klant wenst: geflowpackt, schaaltjes, ...” “We streven ernaar om zoveel mogelijk het product bij de telers te laten inpakken. Zo kunnen we korter op de bal spelen, verser product aanleveren en zijn er minder handelingen nodig. Dit komt de kwaliteit en de prijs voor de klant ten goede.” Kiezen voor smaak “BelOrta heeft goede verkooptroeven in handen zoals: een ruim aanbod, het jaar rond beschikbaar product en de focus op kwaliteit en smaak. We blijven de kaart van de smaak kiezen en onze variëteiten worden hierop geselecteerd. Elke koper kan zijn gading vinden in ons productaanbod. We verwachten deze winter voldoende product om onze klanten te blijven beleveren”, verzekert Maarten Verhaegen.
5 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
TEELT VAN SNIJBONEN VRAAGT VEEL (ONDERZOEKS) WERK Snijbonen worden de laatste jaren opnieuw opgenomen in het teeltplan van verschillende glastuinbouwbedrijven. Er zijn echter nog veel vragen rond het beste klimaat en de ideale snoeitechniek. Daarom legde Inagro zich in 2012 toe op het onderzoek naar het optimaliseren van de teelttechniek en op opvolgen van de bijhorende arbeid. P. Bleyaert & R. Versyck, Inagro
Snijbonen worden de laatste jaren opnieuw opgenomen in het teeltplan van verschillende glastuinbouwbedrijven. Deze oude teelt kan een interessant alternatief betekenen voor telers van vruchtgroenten of bladgewassen die eens iets anders willen telen op een beperkte schaal. Tot nu toe gebeurde er echter weinig onderzoek naar snijboonteelt onder glas. Zo bleven verschillende vragen onbeantwoord zoals wat is het beste klimaat of de ideale snoeitechniek. Teelttechniek
De doelstelling van de proeven op Inagro was om kennis te maken met de teelt van snijboon en om enkele teelttechnische aspecten uit te testen. De snijbonen werden uitgeplant in een serre met substraatteelt, maar samen met tomaat, zodat de klimaatregeling was afgestemd op tomaat.
6 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Proefopzet en teeltverloop Het ging om twee 4 m-kappen met een lengte van 20,5 m. De kolomhoogte bedroeg 4,00 m. Het substraat was steenwol. Na een eerste planting in februari, werd opnieuw geplant begin juni (Tabel 1). In de tweede teelt werd het verschil nagegaan tussen teelt aan hoge en aan lage draad.
Per steenwolpot werden de vier stengels twee aan twee opgeleid langs twee gewasdraden, in V-vorm. Deze hoofdstengels werden getopt op 10 cm boven de gewasdraad. In de eerste helft van de teelt werd elke zijscheut getopt na het eerste blad. Vaak wonden zijscheuten zich echter onmiddellijk op langs de gewasdraad. Deze werden niet getopt op het eerste blad, maar pas wanneer zij bovenaan uitkwamen boven de gewasdraad. Dit toppen bovenaan gebeurde wekelijks.
7 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Regelmatig werd wat blad verwijderd om het gewas luchtig te houden. Bij voorkeur werden ouder wordende bladeren weggenomen. Zowel in teelt 1 als in teelt 2 werd de roofmijt Amblyseius swirskii preventief ingezet tegen witte vlieg en trips. Dat gebeurde onder vorm van kweekzakjes. Omdat het stuifmeel van de boonbloemen in de bloemen blijft, is het slechts matig beschikbaar voor de roofmijt. Eerder per vergissing werd in teelt 1 ook Amblyseius californicus ingezet. Chemische middelen werden nooit ingezet. In de serreramen was insectengaas aanwezig.
De oogstresultaten van de eerste teelt worden weergegeven in Tabel 5. Typisch voor de bonenproductie is het voorkomen van ‘vluchten’, namelijk periodes van sterke productie onderbroken door een tussenperiode met lage productie. De dode zone, met minder dan 100 g/m² per oogstbeurt, viel tussen 27 april en 11 mei. De oogstresultaten van de tweede teelt worden weergegeven in Tabel 6. De teelt aan hoge draad gaf een 40% hogere opbrengst dan deze aan lage draad, met daarenboven een wat betere vruchtkwaliteit. Wel moet dit bekeken worden met enig voorbehoud: de randrij van het perceel met hoge draad (= één van de 4 rijen) stak een meter uit boven het naastliggende perceel met lage draad, en ontving hierdoor meer licht dan het geval zou zijn bij volledige omringing door hoge draad. Omgekeerd kreeg de randrij van het perceel met lage draad meer schaduw vanwege de naastliggende hoge draad. Bijgevolg is de opbrengst van hoge draad wellicht wat te hoog ingeschat, en deze van de lage draad wat te laag. Ook in deze tweede teelt was er een dal in de productie, zodat twee vluchten konden worden onderscheiden (Figuur 1). Het dieptepunt deed zich voor tussen 10 en 24 augustus, met minder dan 200 g/m² per oogstbeurt. Terwijl tijdens de eerste vlucht de opbrengst per 8 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
oogstbeurt gemiddeld 350 g/m² bedroeg, daalde dit in de tweede vlucht naar ongeveer 250 g/m².
Ziekten en plagen Hoewel snijboon gevoelig is voor Botrytis, en de zomer van 2012 vrij vochtig was, trad helemaal geen aantasting door ziekte op. Chemische gewasbeschermingsmiddelen inzetten was dus niet nodig. Dat kan te danken zijn aan de vrij hoge minimumtemperatuur die werd aangehouden -zodat de luchtvochtigheid laag bleef- maar ook aan de intensieve gewassnoei. Hierdoor bleef het gewas tamelijk open, zodat goede luchtcirculatie en opdroging van de bladeren mogelijk was. De planten aan de hoge draad hadden duidelijk een meer open gewasgroei. In vochtige weersomstandigheden kan dit een lagere ziektedruk tot gevolg hebben. Voor aantasting door spint kan dit echter nadelig zijn. Arbeid Bij elke oogstbeurt werd precies genoteerd hoeveel tijd dit in beslag nam. Omdat niet goed kon worden doorgeplukt vanwege de zes verschillende proefveldjes én omdat het hier ging om niet getraind personeel, zullen de gepresteerde uren wellicht niet vergelijkbaar zijn met deze in praktijkomstandigheden. Wel valt iets te leren uit de vergelijking van de twee teeltsystemen en van de verschillende werkzaamheden (Tabel 4).
9 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Tegenover de hogere opbrengst (+ 40%) van de teelt aan hoge draad staat dus een hogere arbeidsbehoefte: + 23%. Doordat de zijscheuten van de planten aan hoge draad veel minder sterk uitgroeiden dan bij de planten aan lage draad, vroeg het bladplukken bij de teelt aan hoge draad wat minder arbeid. De meerarbeid bij teelt aan hoge draad wordt bijna uitsluitend veroorzaakt door de hogere oogstarbeid (+ 48%). De oogst van hoog hangende vruchten moet immers gebeuren in een tweede oogstgang, met de buisrailwagen. Besluit Twee belangrijke kostenposten bij de teelt van snijboon zijn de verwarming en de arbeid. Kunnen we hierop besparen? Stookregime In de voorjaarsproef was de klimaatinstelling aangepast voor tomaat, die in dezelfde serre stond. Telers proberen ook wel lagere temperaturen uit. Een teler die gelijktijdig met de proef in Beitem (17 februari) plantte op steenwolmatten hield als minimum nachttemperatuur 10 째C aan. Wel kwam zijn gewas een maand later (rond 1 mei) in productie, zodat de totale opbrengst veel lager was. Ook had hij last van veel kromme bonen, omdat de vruchttoppen door de hogere vochtigheid vaak bleven plakken aan de bloemen. Dergelijke temperatuur is dus te laag. Verder onderzoek moet aantonen of een kastemperatuur tussen deze beide uitersten in niet bijna een even goed teeltresultaat kan geven als de hoge kastemperatuur. Een gevolg van de hoge kastemperatuur was wellicht het achterwege blijven van enige ziekte-aantasting. Bij een lagere kastemperatuur, meestal gepaard gaand met langere periodes van bladnat, wordt in elk geval het risico op Botrytis-aantasting veel groter. Snoei en bladpluk Tijdig en aanhoudend bladplukken en snoeien houdt het gewas overzichtelijk. Hierdoor verloopt het oogsten vlotter, wordt een betere kwaliteit van bonen bekomen (minder kromme bonen) en droogt het gewas vlugger op, zodat er minderBotrytis-aantasting ontstaat. Het is onzeker of het regelmatig insnoeien van zijscheuten leidt tot een hogere opbrengst. Verdere proeven moeten uitwijzen tot welk niveau het snoeiwerk kan worden teruggebracht zonder grote nadelen te ondervinden. 10 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Hoge of lage draadteelt? Het doel van teelt aan lage draad is vooral arbeidsbesparing ten opzichte van teelt aan hoge draad. Aangezien de totale arbeidsbehoefte bij lage draadteelt daalt met slechts 23% ten opzichte van de hoge draadteelt, terwijl de productie daalt met 40%, lijkt lage draadteelt niet zozeer aan te bevelen. Onderzoek op grotere schaal moet aantonen of het hier vastgestelde verschil in productie tussen beide teeltsystemen wordt bevestigd. Tussenzaai? Typisch voor de bonenproductie is het voorkomen van ‘vluchten’, namelijk periodes van sterke productie onderbroken door een tussenperiode met lage productie. Telers suggereren dat in de tweede vlucht productie en kwaliteit sterk achteruitgaan, zodat het beter kan zijn om in deze ‘dode’ tussenperiodes te starten met een nieuwe teelt, eventueel door tussenzaai in de 'oude' teelt. In de uitgevoerde proeven moest de vruchtproductie in de tweede vlucht echter niet veel onderdoen voor deze in de eerste vlucht. In figuur 1 is ook geen afname zichtbaar van de vruchtkwaliteit in de tweede teelt, maar dit was wel duidelijk het geval in teelt 1 (daling van ongeveer 80 % naar 60 % Flandria bonen). omdat bij tussenzaai de nieuwe plantjes best nog niet al te groot zijn bij het ruimen van de oude planten, moet toch ook gerekend worden met een dode periode vooraleer de nieuwe planten in productie komen.
11 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
SNIJBONENTEELT AAN HOGE DRAAD RENDEERT VOORAL IN 2DE VLUCHT Bij snijbonen levert een tweede vlucht een hogere productie op dan de eerste vlucht, maar de kwaliteit van de bonen neemt af en het gewasonderhoud neemt toe. Bij een teelt aan hoge draad neem de productie met 20% toe waardoor een tweede vlucht toch rendabel kan uitvallen. De arbeidsstudie toonde aan dat snijbonen niet meer snoeiwerk vragen dan tomaten, maar wel ongeveer drie maal meer oogstarbeid. An Decombel Peter Bleyaert
Vergelijking hoge draad - lage draad
Net als in 2012, leverde de teelt aan hoge draad een hogere opbrengst op. In 2013 was de meeropbrengst slechts 20% terwijl dit in 2012 40% was. De verschillen in opbrengst tussen 2012 en 2013 voor de tweede teelt zijn waarschijnlijk te wijten aan de ligging van de veldjes in 2012 waarbij de proefveldjes van de hoge draad aan de zijkant van het perceel lagen. Hierdoor konden ze profiteren van extra licht. De lagere 12 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
opbrengsten in 2013 zijn wellicht te verklaren door het warme weer in 2013, waardoor er veel bloemenrui optrad. De meeropbrengst voor een teelt aan hoge draad in 2013 trad vooral op in de tweede vlucht.
Arbeid De teelt aan hoge draad brengt meer werk met zich mee: Tabel 1 toont over beide teelten samen een meerarbeid van 154 uur per 1.000 m² (intensieve snoei: 116 uur). De meerarbeid wordt in grote mate veroorzaakt door de grotere oogstarbeid. Enerzijds is dit sterk gelinkt aan de hogere productie; anderzijds moet de oogst aan hoge draad gebeuren in twee beurten: één voor de vruchten onderaan de plant, en een tweede voor deze bovenaan de plant. Een gedeelte van de meerarbeid tijdens de oogstwerkzaamheden wordt gecompenseerd door een lagere behoefte aan bladpluk (rubriek gewasonderhoud). Doordat de planten later worden getopt, groeien er minder zijscheuten uit en blijft het gewas meer open. 13 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Wordt er gerekend met een gemiddelde productprijs jaarrond van 2,0 €/kg, dan levert een teelt aan hoge draad, met een meeropbrengst van 1,9 kg/m², een meerwaarde op van 3,8 €/m². Hiertegenover staat een verhoging van de arbeidskost met 0,12 uur/m², of aan 10 €/uur, met 1,20 €/m². Wie twee vluchten aanhoudt, doet dus zeker voordeel met een teelt aan hoge draad.
Besluit De teelt aan een hoge draad veroorzaakt een hogere productie, maar gaat ook gepaard met meer arbeidsuren (vnl. oogst).
Rendabiliteit tweede vlucht Opbrengst Typisch voor de bonenproductie is het optreden van ‘vluchten’, namelijk periodes van sterke productie onderbroken door een tussenperiode met lage productie. Dat was duidelijk zichtbaar in de twee teelten van 2013 (figuur 3).
14 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
In de praktijk wordt in veel gevallen de teelt beëindigd na de eerste vlucht, omdat de tweede vlucht niet rendabel zou zijn. Het was de bedoeling om dit in de proeven na te gaan. In Figuur 1 is duidelijk te zien dat de gewichtsopbrengst van een tweede vlucht snijbonen zeker niet moet onderdoen voor deze van de eerste vlucht. Integendeel zelfs: in elk van de drie uitgevoerde proefteelten was de productie hoger in de tweede vlucht. Wel was de kwaliteit van de bonen in de tweede vlucht in 2013 duidelijk minder goed. Door het extreem warme weer groeide het zaad in de bonen bij de eerste vlucht van teelt 2 te snel uit. Mogelijk is dit ook de oorzaak van de afname van kwaliteit in de tweede vlucht van teelt 1. Arbeid
Tabel 2 toont dat in beide teelten de tweede vlucht meer oogstarbeid vereiste dan de eerste vlucht. Dat komt gedeeltelijk overeen met een hogere productie, maar wordt ook veroorzaakt door de grotere hoeveelheid aanwezige bladeren, zodat de vruchten wat moeilijker te vinden zijn. Het gewasonderhoud (bladpluk, indraaien, toppen) in de tweede vlucht nam sterk toe in teelt 1, terwijl het in teelt 2 daalde. Wellicht spelen verschillende factoren hierbij een rol:
Gewasonderhoud tijdens de dode periode
Meer bladeren doordat er meer zijscheuten aanwezig zijn
Meer bladeren doordat er meer licht is (Vlucht 1 van de eerst teelt en vlucht 2 van de tweede teelt vinden plaats onder lagere lichtniveaus)
15 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Besluit Tegenover de hogere productie van een tweede vlucht staan dus een minder goede kwaliteit, meer gewasonderhoud en meer oogstarbeid.
Vergelijking snijbonen en tomaat De arbeid in snijboon werd vergeleken met deze in een teelt van tomaat geplant op 9 januari (ras Diamantino). Omdat de arbeidstijd voor relatief kleine veldjes wellicht niet overeenstemt met deze in de praktijk, werden de bekomen arbeidstijden gekalibreerd op basis van de gekende arbeidstijd voor een jaarrondteelt van tomaat. (zie tabel 3) Rendabiliteit van twee teelten snijboon ten opzichte van een teelt tomaat Vaak wordt gesteld dat snijboon veel snoeiwerk vraagt. Uit de uitgevoerde arbeidsvergelijking (Tabel 3) blijkt dat het snoeiwerk niet zoveel meer werk vraagt als bij tomaat (+ 16%), maar wel de oogst vraagt bijna driemaal meer arbeid! Terwijl de rode tomaten goed zichtbaar op dezelfde hoogte hangen, zijn de groene bonen moeilijker tussen het gebladerte herkenbaar en hangen ze op verschillende hoogtes, zodat er meer zoekwerk en dus ook meer tijd nodig is.
Voor de vroege teelt van snijboon (teelt 1) werd de meerarbeid ruim goedgemaakt door de hogere financiĂŤle opbrengst. Omdat het aanbod van snijboon in de eerste helft van het jaar nog vrij laag is, is de marktprijs in die periode vrij gunstig. Daarenboven is ook de stookkost wat lager. In de zomerperiode, met sterk toenemend aanbod, worden de prijzen resoluut lager. Als je twee teelten van snijboon na elkaar wil telen, dan krijg je daarenboven te maken met een vrij grote periode zonder productie tussen de twee teelten. Wie kiest voor het opplanten in opeenvolgende plantvakken en zo continu oogst van een eerste vlucht, vermijdt niet enkel de dode periode tussen twee vluchten maar ook de 16 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
productieloze periode tussen twee teelten. Het is mogelijk dat dit opweegt tegen een vak zonder productie in de vroege periode met hoge prijzen. Besluit Twee opeenvolgende teelten van snijboon, met telkens twee vluchten, kunnen even rendabel uitkomen als een doorteelt van tomaat, maar deze verhouding wordt bepaald door de marktprijs en de gekozen teelttechniek. Het volledige artikel is na te lezen in Proeftuinnieuws nr. 22
Bijlage - Proefinfo Ras: Oriente Minimum kastemperatuur dag/nacht : 18 / 16,5 °C (ventilatietemperatuur: 18,5/19 °C) Plantafstand steenwolpotten: 60 x 160 cm (per steenwolpot 4 zaden; stengeldichtheid = 4,17 stengels/m²)
Teeltwijze Per steenwolpot werden de vier stengels twee aan twee opgeleid langs twee gewasdraden, in V-vorm Alle stengels werden 10 cm boven de gewasdraad getopt (wekelijks) Regelmatige bladpluk om het gewas luchtig te houden (vaak meer dan op praktijkbedrijven vastgesteld) Snoei 2012: Regelmatige/intensieve snoei Snoei 2013: zowel regelmatige/intensieve snoei als occasionele/minimale snoei Meer info over snijboon: www.inagro.be
17 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
DE HELE ZOMER DUBBEL E MET COSMOPOLIA RZ Didier en Thierry Heyse telen al sinds 2009 naar tevredenheid het zomerras Cosmopolia RZ. In de loop der jaren werd het vertrouwen in het ras alleen maar groter. Dit jaar werden er in de nieuwste van de twee kassen zelfs drie rondes geplant. “Het grootste voordeel van het ras is zijn degelijkheid”, vertelt Didier. Zelfs op de Mechelse veiling, waar ze in de zomer toch behoorlijk streng zijn, lukte het de telers continu EE te oogsten. Ook in de periode van 22 juli tot 2 augustus, toen de temperaturen erg hoog opliepen en veel telers te maken kregen met houdbaarheidsproblemen. Wat hun geheim is? “Niet te hoge etmaaltemperaturen en gieten op het koudste moment van de dag. Soms was dat dit jaar best een uitdaging, maar in een goede slateelt moeten nu eenmaal alle details kloppen.”
Thierry (links) en Didier Heyse weten: in een goede slateelt moeten alle details kloppen.
Veel gieten Een voordeel voor de gebroeders Heyse is dat ze kunnen beschikken over boorputwater. “In de zomer is dit water relatief koel, zo voorkomen we een stresssituatie voor de plant. In de winter is dit overigens ook een voordeel: dan is het water juist relatief warm.” De telers zitten in Meigem op goed vochthoudende zandleem. Tussen twee teelten door geven ze daarom beperkt water, beter is om in de eerste week na planten goed te gieten. “De eerste 10 dagen geven we ongeveer 50 liter, verdeeld over beurten van 5 liter per keer. Bijbemesten met gietwater doen we nooit. We hebben een heel hoog zoutcijfer, dus gieten veel. Dat is ook 19 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas |Februari 2014
een van de redenen dat Cosmopolia zo goed bij ons past. Hij verdraagt veel water, makkelijker dan Flandria RZ dat vroeger deed.” Ook op andere gebieden is Cosmopolia voor de telers een betrouwbaar ras. “Hij geeft een schone krop. Mooi gesloten en met een klein snijvlak. Ze vliegen de bak in!” Meeldauw is voor de telers geen probleem, mede door het strakke spuitschema. “De dag na het planten beginnen we al; in de zomer zit alles er na 10 tot 12 dagen al op. Vier spuitbeurten zijn dan voldoende. Tegen luis spuiten we niet, want daarvoor gebruiken we phytodrip. En rupsen houden we onder controle met een biologisch middel. Zo kunnen we zonder problemen voldoen aan de MRL’s.” Ook bij het bespuiten draait het echter om de details. Spuiten boven de 25 - 26 °C doen de telers bijvoorbeeld niet, om verbranding en ongelijkheid te voorkomen. “Dus werd het deze zomer vaak ’s avonds laat of ‘s ochtends heel vroeg, dat moet je er voor over hebben.” 30 dagen Met het late voorjaar en de hete zomer was het al met al een bijzonder jaar. Dat blijkt ook uit de afwitperiode; het krijt ging er pas op 1 juni op en bleef tot eind augustus liggen. Cosmopolia kwam ook in deze hete zomer weer goed tot z’n recht. “In de snelste teeltronde konden we al na 30 dagen sla van 47 tot 50 kilo oogsten. Dat we in die periode nog alles in de dubbel extra konden leveren, dat heeft ons dit jaar best goede prijzen opgeleverd!”
20 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas |Februari 2014
NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR GLASGROENTETEELT
COMBINATIE GROENTEN EN AQUACULTUUR De natuurlijke visbestanden komen meer en meer onder druk te staan door overbevissing. Daarom hebben de Europese Unie en de Vlaamse overheid zich geĂŤngageerd om visteelt of aquacultuur te stimuleren. Duurzaamheid is daarbij van groot belang. EĂŠn van de meest duurzame methoden om vis te telen is in recirculatie aquacultuur systemen (RAS). Tom Beyers, PCG Om de opstapeling van nitraat als nevenproduct van de visproductie in een RAS tegen te gaan, is echter de verversing van grote volumes water nodig. De beschikbaarheid van voldoende uitgangswater van hoge kwaliteit en de mogelijkheid om het nitraatrijke proceswater te lozen worden daarom genoemd als enkele van de voornaamste beperkende factoren voor de ontwikkeling van de aquacultuursector in Vlaanderen.
21 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas |Februari 2014
Combinatie biedt voordelen Anderzijds staan de glasgroenteprijzen al verschillende jaren onder druk. Glastuinbouwbedrijven die de mogelijkheid hadden, zijn vaak uitgebreid om de kostenefficiĂŤntie te verhogen. De telers die daarentegen niet konden uitbreiden, moeten inventief zijn om hun bedrijven rendabel te houden. Veel van hen zijn daardoor op zoek naar alternatieve verdienmodellen. Voor hen zou het aanwenden van hun hemelwatervoorraad voor de teelt van zoetwatervissen een oplossing kunnen bieden. De combinatieteelt visglasgroenten of aquaponics biedt immers verschillende voordelen ten opzichte van de individuele teelten. Om die reden werkte het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen (PCG) de voorbije jaren rond de optimalisatie van deze combinatieteelt. Dit gebeurde in het kader van het AquaVlan project. Een aantal van de belangrijkste bevindingen uit dit project over de combinatie van omegabaars- en tomatenteelt worden hieronder opgelijst. Dubbel gebruik van het hemelwater Het meest voor de hand liggende voordeel van de integratie van tomatenteelt en aquacultuur is het dubbel watergebruik. Het water van de hemelwateropvang wordt eerst gebruikt om vis in te telen, in dit geval omegabaars. Voor elke kilogram voer die aan de vissen wordt gegeven, moet ongeveer 320 liter water worden ververst. Het ververste volume water wordt vervolgens aangewend in de fertigatie van de tomaten. Omegabaars en tomaat zijn overigens uitermate geschikt voor de teelt in een aquaponicsopstelling. Aandachtspunten Sinds kort is specifiek voor omegabaars een natrium-arm voer beschikbaar, en doordat tomatenplanten relatief tolerant zijn voor beperkte hoeveelheden natrium in het wortelmilieu, levert recirculatie van voedingsoplossing op basis van proceswater uit de omegabaarsteelt geen problemen op in de tomatenteelt. Dat proceswater bevat ongeveer een kwart van de nitraat-, fosfaat- en kaliumvraag van het gewas. Dat zorgt voor een aanzienlijke reductie in het meststoffenverbruik. Het neemt echter niet weg, dat wateroplosbare meststoffen nodig zijn om aan de resterende nutriĂŤntenvraag van het gewas te voldoen. Het is onmogelijk om zonder toevoeging van bijkomende meststoffen kwaliteitsvolle tomaten te telen op proceswater uit de omegabaarsteelt, laat staan normale productieniveaus te bereiken. Het toevoegen van extra meststoffen houdt echter in, dat het drainwater uit de tomatenteelt niet kan terugvloeien naar de vistanks. De hoge concentraties meststoffen zouden toxisch zijn voor de vissen. Hetzelfde geldt uiteraard wanneer gewasbeschermingsmiddelen zouden worden meegedruppeld met de voedingsoplossing. Dat betekent wel dat de hoeveelheid ververst water volledig moet kunnen worden verdampt door het gewas. Het is dus belangrijk dat de 22 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas |Februari 2014
verhouding tussen de hoeveelheid vis en de oppervlakte tomatenteelt correct is gedimensioneerd. Tijdens de maanden maart tot en met oktober is de gemiddelde watervraag van tomaat ongeveer 1 liter per stengel. Rekening houdend met een stengeldichtheid van 3,3 stengels per vierkante meter kan een hectare tomaten 33 m³ water per dag verdampen. Van maart tot en met oktober komt dat dus neer op 8000 m³, genoeg voor de waterverversing die een voedergift van 25 ton vereist. Gedurende de wintermaanden november tot en met februari kan aan eenzelfde tempo verder worden gevoederd. Dan kan echter de waterverversing worden teruggeschroefd om warmte te besparen. Door de geproduceerde nitraten af te laten breken door bacteriën onder specifieke omstandigheden, kan de waterverversing tijdens deze korte periode tot een tiende worden gereduceerd zonder problemen voor de visteelt. Dan kan het proceswater uit de vistanks weliswaar niet meer in de tomatenteelt worden gebruikt. Hoewel de bacteriën het nitraat afbreken tot stikstofgas, stapelen andere stoffen zoals chloride- en natriumionen immers op door de doorgedreven recirculatie van het viswater.
23 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas |Februari 2014
Door tijdens de wintermaanden, wanneer de watervraag van het gewas laag is, het proceswater van de omegabaarsteelt na verwijdering van overtollig nitraat en fosfaat te lozen, kan dus op jaarbasis een voedergift van 37,5 ton visvoer per hectare tomatenteelt worden aangehouden. Het kweken van 1 kilogram vis vraagt 1,5 kilogram voer. Per jaar kan dus per hectare tomatenteelt 25 ton omegabaars worden geproduceerd, mits de vereiste technische infrastructuur voorhanden is. Visteelt levert extra CO2 Naast de nutriënten die de vissen uitscheiden via hun stofwisseling, kan ook de CO2 uit een RAS een doel vinden in de glasgroenteteelt. Per kilogram voer wordt in een RAS ongeveer 550 gram CO2 geproduceerd. Voor een voedergift van 37,5 ton, zoals eerder beschreven, komt dat per hectare tomatenteelt dus neer op 20,6 ton CO2. In de nieuwe teeltsystemen voor tomaat, de semi-gesloten of geventileerde kassen, kan een productie van 65 kilogram tomaten per vierkante meter worden gerealiseerd met een dosering van 46 kilogram CO2 per vierkante meter. Doorgaans is die CO2 afkomstig van rookgassen van WKK’s of gasketels. De visteelt kan daar dus 4,5% van betekenen. Dat lijkt misschien beperkt, maar zeker tijdens zonnige perioden zonder warmtevraag (en lage elektriciteitsprijzen) is het doseren van CO2 via rookgassen een duur proces. Zeker wanneer de vissen enkel tijdens de dag eten krijgen, valt de piekproductie van CO2 in een RAS grotendeels samen met de behoefte van een tomatengewas. Het is echter wel belangrijk om te ontvochtigen alvorens de CO2-rijke aquacultuurlucht in de serre te brengen. Extra vocht in de kas is iets wat we meestal zoveel mogelijk proberen te mijden om een actief gewas te behouden en problemen met schimmels en slechte zetting te voorkomen. Verder biedt deze combinatieteelt nog voordelen op het gebied van eigen verbruik van elektriciteit of warmteoverschotten geproduceerd door WKK’s. Ook zouden de installaties voor verwijdering van nitraat en fosfaat, die tijdens de wintermaanden de nood aan waterverversing in het RAS moeten verminderen, op andere ogenblikken eventueel nutriëntenrijk spui- of spoelwaterwater uit de serreteelt kunnen verwerken. Het mag dus duidelijk wezen, dat de combinatie van glasgroenteteelt en aquacultuur mogelijkheden biedt. Meer informatie over de mogelijke voordelen en knelpunten van dergelijke opstellingen is beschikbaar op het PCG. Het betreffende onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het Interreg IVa Vlaanderen-Nederland project AquaVlan, met steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
24 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas |Februari 2014
ARBEIDSVEILIGHEID BLIJFT AANDACHTSPUNT OP LAND & TUINBOUWBEDRIJVEN Minister Kris Peeters maakte melding van het aantal dodelijke ongevallen in de land- en tuinbouwsector. De gevaren op land- en tuinbouwbedrijven zijn niet te miskennen, de werkomstandigheden niet altijd optimaal, de werkdruk soms (te) hoog. Daarom blijft arbeidsveiligheid een centraal aandachtspunt in de werking van Boerenbond. Land- en tuinbouw is een tewerkstellingssector met heel specifieke kenmerken. De veehouders werken met dieren, wie aan plantenteelt doet werkt met zeer specifieke machines. De automatisatie neemt in de hele sector jaar na jaar toe. In een dergelijk omgeving zijn de werkomstandigheden niet altijd optimaal. Daarom besteedt Boerenbond het jaar rond aandacht aan veiligheid op de land- en tuinbouwbedrijven. Vorming en voorlichting gebeurt op specifieke vormingsmomenten, doorgaans georganiseerd door het NCBL. Ook in de ledenbladen en op de website wordt geregeld geschreven over arbeidsveiligheid. Er wordt didactisch materiaal aangereikt, gaande van brochures, lesmappen tot filmpjes, pictogrammen, … Waar nodig wordt dit materiaal ook in andere talen aangeboden omdat, vooral op tuinbouwbedrijven, beroep gedaan wordt op externe arbeiders die vaak uit het buitenland komen. In 2013 stonden de Werktuigendagen, de landbouwbeurs van Boerenbond in Oudenaarde, nog in het teken van ‘veiligheid’, met extra aandacht voor verkeersveiligheid. Signalisatie van landbouwvoertuigen verhoogt de veiligheid, niet enkel van de landbouwers, maar ook van de andere weggebruikers. Recent ondertekenden de sociale partners ook nog een akkoord rond preventie op de werkvloer. Daarbij is het belangrijk de risico’s in kaart te brengen. Alles is klaar om een Vlaamse preventiecel op te starten. Boerenbond rekent er op dat de overheid hier snel werk van maakt. ‘veiligheid is een dagelijkse zorg, op elk land- en tuinbouwbedrijf’, stelt Piet Vanthemsche, voorzitter van Boerenbond. ‘Veiligheid zit om die reden, jaar na jaar, verankerd in de werking van onze landbouworganisatie. Voortdurende vorming en sensibilisatie staan hierbij centraal. Waar mogelijk werken we hiervoor samen met derden. Ik roep de regeringen op om snel werk te maken van een goed functionerende preventiecel waarin de expertise van alle partners bijdraagt tot een veiliger werkomgeving. Ook Boerenbond zal hier een rol in spelen’, alsnog voorzitter Vanthemsche. 26 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
VOORSPOEDIGE START BENTLEY BIJ VERENIGDE GROENTETUINDERS De Verenigde Groentetuinders (VGT) in Rijkevorsel hebben dit seizoen opnieuw voor het gele paprikaras Bentley gekozen. Het ras is gezaaid op 21 oktober en geplant op 10 december. Er wordt geteeld op 4 stengels onder een enkel beweegbaar doek.
Door het behoorlijk goede weer in de eerste weken na het planten, verliep de start voorspoedig. Er werden etmalen gedraaid van rond de 20,5°C. Daarbij ging het scherm op de dag open bij een buitentemperatuur van 8°C en 200 Watt instraling. Net als in vorige jaren was de strategie om bij de helft van de kas 1 vrucht aan te houden op het 4e oksel en bij de andere helft 2 vruchten op het 5e en 6e oksel. Om dit te realiseren liet men de temperatuur vanaf week 2 zakken met bijhorende etmalen van ongeveer 18,5°C. De instellingen werden daarbij dagelijks aangepast om het gewenste etmaal, afhankelijk van het weer, te realiseren. Bentley is een ras dat tamelijk vlot zet, maar om het beoogde doel ook daadwerkelijk te bereiken, ging op een donkere dag de temperatuur ’s nachts ook wel eens richting de 16-16,5°C. Op dit moment (week 5) wordt er aan de kant van het pad waar de eerste vrucht op het 4e oksel zit weer meer tempo gemaakt met etmalen van rond de 19°C. Boven deze eerste vrucht 27 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
werden 2 oksels schoongemaakt. Aan de andere kant van het pad is de 2e vrucht op het 6e oksel net gezet en kan de etmaaltemperatuur over enkele dagen ook stilaan weer omhoog. Het eerste zetsel zal volledig geel geoogst gaan worden. De ervaring leert dat de vrucht bij Bentley snel uitdikt en men verwacht de eerste gele vruchten eind week 12/begin week 13 te oogsten.
Slaplanten in stevige goed plantbare 4, 5 & 6cm pot. Alle slaplanten opgekweekt in gewassen kisten. Mogelijkheid verzaaien trio-sla op perslijn. Cruiser behandeling mogelijk. Sla verzamelen in serre = http://youtu.be/NROb2wX8CDQ
28 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
GRODAN INTRODUCEERT NIEUW MEETSYSTEEM VOOR DE SUBSTRAATTEELT Gebaseerd op de behoefte van professionele telers aan een hogere nauwkeurigheid en betrouwbaarheid bij het meten van het watergehalte (WG), de EC en de temperatuur in substraten, introduceert GRODAN nu een geavanceerde innovatie: het GroSensŽ draadloze, multisensor meetsysteem. Toen GRODAN haar klanten vroeg welke uitdagingen overwonnen moesten worden om precisie-irrigatie te bereiken, werd al snel duidelijk dat er behoefte bestond om WG en EC nauwkeuriger en op meer plaatsen in de kas te meten. "De huidige WGM meters voldoen nog goed en worden veelvuldig toegepast; echter de techniek heeft in de afgelopen 15 jaar niet stilgestaan," legt Vincent Deenen, Director Marketing & Development bij GRODAN uit. "Na intensief onderzoek hebben we nu een oplossing ontworpen, die precies aan de behoeften van de telers beantwoordt, het GroSens -systeem�.
Voordelen van GroSens Het draadloze GroSens-systeem geeft 24/7 realtime inzicht in het WG, EC en de temperatuur van het steenwolsubstraat. Het bevat meerdere sensoren, die ontworpen zijn met twee keer zoveel meetpunten als zijn voorganger, de WGM II. Op basis van statistisch betrouwbare studies meet GroSens WG en EC minstens 5 keer nauwkeuriger dan bestaande 30 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
watergehaltemeters (WGM). Het feit dat er meerdere sensoren zijn en dus meer meetpunten in het kraanvak, leidt tot betrouwbaardere en representatievere WG- en EC-cijfers. De draadloze sensoren bieden een enorme flexibiliteit in waar u in de kas kunt meten en ze zijn eenvoudig te installeren. Het GroSens-systeem is modulair; de basisset bestaat uit 3 sensoren en kan op wens van de teler uitgebreid worden met meer sensoren. Kortom, GroSens is een ideaal meetinstrument voor telers die Precision Growing naar het volgende niveau willen tillen.
"Het GroSens-systeem, in combinatie met steenwolsubstraatproducten en advies van GRODAN, is de beste manier om optimale resultaten te bereiken wat betreft productie en kostenbesparingen. De introductie van dit systeem is een volgende stap in de strategie van de GRODAN Group om Precision Growing voor telers mogelijk te maken", concludeert Deenen. Introductie Het gepatenteerde GroSens-systeem wordt geleidelijk op de markt gebracht en zal uiteindelijk de huidige WGM's van GRODAN vervangen. Bezoek voor meer informatie de GroSens-pagina
31 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
TELERS GEZOCHT VOOR GLASTUINBOUWCLUSTER IN MELSELE De POM Oost-Vlaanderen en Interwaas hebben de handen in elkaar geslagen om een glastuinbouwcluster te ontwikkelen in Melsele. De serrekavels zijn bedoeld voor familiale bedrijven uit macrozone Beveren die bereid zijn om in een verregaand samenwerkingsverband te stappen.Telers die zich wensen te engageren om de verdere ontwikkeling van deze glastuinbouwcluster mee gestalte te geven, kunnen zich tot 5 mei inschrijven. Telers Het is de bedoeling om tegen 2015 vijf serrekavels te realiseren van gemiddeld 6 ha. De kavels mogen niet opgesplitst worden, wel samengevoegd. De kavels zijn in eerste instantie bedoeld voor telers uit de macrozone Beveren. De macrozone omvat de gemeentes Beveren, SintGillis-Waas, Kruibeke, Sint-Niklaas, Stekene, Temse en Zwijndrecht. Enkel bij onvoldoende interesse in mei zal de uitgifte opengesteld worden voor telers buiten de zoekzone. De algemene oproep zal dan gepubliceerd worden in juni 2014. Energiecluster De cluster zal standaard niet alleen uitgerust zijn met de gewone nutsvoorzieningen, maar ook – en dat is het vernieuwende aspect – met een gemeenschappelijk warmte- en CO2-net. Elke serre neemt warmte en CO2 af van de aangelegde energiecluster. De levering van energie gebeurt door een nog op te richten energiebedrijf. Er zijn verregaande mogelijkheden tot deelname en/of oprichting van het energiebedrijf. Om voldoende afname van warmte te garanderen worden de serrekavels voorbehouden voor teelten met een grote warmtebehoefte (teelten van tomaten, paprika’s,…) Financieel De serrekavels zullen in erfpacht gegeven worden voor een periode van 30 jaar. De vooropgestelde vergoeding bedraagt 1,2 euro per m² per jaar en wordt jaarlijks geïndexeerd. Een warmteprijs van 4 € per m² per jaar wordt vooropgesteld, wat de referentieprijs is voor een bedrijf met autonome WKK. De uiteindelijke warmteprijs wordt vastgelegd door het energiebedrijf waar de telers kunnen aan deelnemen. Deelname aan het energiebedrijf geeft medezeggenschap over de warmteprijs.
32 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Inschrijven De inschrijving moet ten laatste op 5 mei ingediend zijn via het kandidaatsformulier dat u vanaf 28 januari via www.oost-vlaanderen.be/gtbcmelsele kan terugvinden. Op 15 mei maakt een jury een selectielijst van kandidaten op. De eerst gerangschikte kandidaten krijgen een “toewijzing op voorwaarden�, tot uitputting van de grondvoorraad. De geselecteerde telers dienen in onderling overleg zelf verder vorm te geven aan het samenwerkingsverband voor de organisatie van het terrein. Ondersteuning op juridisch, financieel en technisch vlak wordt voorzien. Definitieve toewijzing van de gronden gebeurt door middel van het afsluiten van een erfpachtovereenkomst, ten vroegste in 2015. Contact Uitgebreidere info kan steeds via een persoonlijk gesprek met de medewerkers van POM of Interwaas. Afspraken hiervoor vraagt u via Marieke Van Poucke, projectingenieur bij POM Oost-Vlaanderen, marieke.vanpoucke@pomov.be of tel. 09/267.86.66.
33 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
FINE-TUNING BEMESTING VAN VRUCHTGROENTEN Elke tuinder streeft ernaar zijn bemesting zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte van het gewas. Dit lijkt eenvoudig, maar is niet altijd even evident. Zeker niet wanneer het gaat om een biologische teelt waarbij organisch bemest wordt. J. Dewitte, PCG Organische meststoffen zijn niet onmiddellijk, maar slechts na mineralisatie opneembaar door de plant. Het mineralisatieproces wordt echter door tal van factoren be誰nvloedt zoals bodemtemperatuur, bodemleven, vocht, ... Aan de hand van bodem- en bladsapanalyses, en het uittesten van verschillende meststoffen, wordt tijdens een proefopstelling getracht de behoefte van de plant zo nauwkeurig mogelijk in te schatten. De proef startte reeds in 2011 in de teelt van tomaat, het jaar nadien was dit komkommer. In 2013 werd deze bemestingsproef opnieuw aangelegd in kas waarbij, tijdens de teelt van paprika, het verschil nagegaan werd tussen dierlijke en plantaardige bemesting. De dierlijke afdeling kreeg een basisbemesting van 170 E verteerde runderstalmest; voor de bijbemesting werd de serre in 2 verdeeld en kreeg de ene helft bloedmeel en de andere helft gedroogde kippenmestkorrels. Voor de plantaardige afdeling werd analoog gewerkt, waarbij de basisbemesting bestond uit groencompost en de bijbemesting uit sojaschroot en moutkiemen. De randrijen van elke afdeling kregen enkel een basisbemesting, maar werden gedurende de teelt nooit bijbemest.
Figuur: bloedmeel, kippenmestkorrels, soja, moutkiemen. 35 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Voor de bladsapanalyses wordt telkens een vergelijk gemaakt tussen het jongste volwassen blad en het oudste vitale blad van de plant. De bladstalen dienen steeds ’s morgens vroeg genomen te worden, bij voorkeur voor 8h, en best telkens door dezelfde persoon. De sneltest wordt uitgevoerd op de steeltjes, een uitgebreidere analyse gebeurt op de bladschijf in het labo Hortinova (Nederland).
Figuur: staalname bladsap paprika (Novacropcontrol)
Als we kijken naar het geheel van de proefjaren, werden de plantaardige objecten het meest bemest, de dierlijke het minst. Wellicht is deze trend waar te nemen doordat plantaardige meststoffen over het algemeen trager mineraliseren dan dierlijke. Omgerekend naar kostprijs geeft dit als resultaat dat het object moutkiemen duidelijk het duurst was, gevolgd door sojaschroot. De twee dierlijke meststoffen waren goedkoper.
36 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Het nulobject vertoont een duidelijk lager nitraatgehalte in de bodem. Dit reflecteert zich duidelijk in het blad, zowel in de steel als de bladschijf, en lichtjes in de opbrengst. De bemeste objecten liggen veel dichter bij elkaar. Er is geen duidelijke lijn te trekken tussen de dierlijke meststoffen en de plantaardige meststoffen. Het nitraatgehalte in de bodem vertoont een sterkere schommeling dan dit in het blad. Hierdoor lijkt het wel interessant de bijbemesting te sturen op basis van de bladsapanalyses. Doorheen het ganse teeltseizoen zien we een dalende trend van het jonge blad en een licht stijgende trend van het oude blad. Binnen de analyseresultaten van Hortinova worden ook een hele reeks aan andere elementen onderzocht. Algemeen is opmerkelijk dat er misschien meer aandacht moet geschonken worden aan de gift van sporenelementen. Want ook daar konden enkele tekorten waargenomen worden. De bemesting zo fijn mogelijk afstemmen op de behoefte van het gewas blijft een uitdaging. Bladsapanalyses kunnen hier een handige tool voor zijn, hoewel het een heuse leerschool is om de resultaten correct te interpreteren. De proef wordt in 2014 verdergezet in de teelt van pruimtomaat.
37 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
VERDUBBELING HOEVEPRODUCENTEN IN 3 JAAR TIJD Eén van de doelstellingen die minister-president Peeters, tevens bevoegd voor landbouw, in het regeerakkoord in 2009 vooropstelde, was het bevorderen van lokale productie en lokale consumptie. In dat kader heeft minister-president Kris Peeters samen met de sector een “Actieplan Korte Keten” uitgewerkt. Uit cijfers van het FAVV blijkt dat dit plan zijn doel niet heeft gemist voor wat betreft de hoevelandbouw. Begin 2013 waren er in Vlaanderen 1.184 hoeveproducenten, dat is een verdubbeling ten opzichte van 2011. “Ik ben verheugd dat steeds meer landbouwers inspelen op de toenemende vraag van de consumenten naar lokale producten, door de stap te zetten naar de vermarkting en verwerking van eigen producten”, aldus minister-president Kris Peeters. Om in te spelen op de toenemende vraag van de consument naar lokale voedingsproducten, schakelen steeds meer landbouwers over enerzijds naar de rechtstreekse verkoop van hun producten op de hoeve, al dan niet gepaard gaande met een eigen thuisverwerking van deze producten. Volgens de cijfers van het FAVV zijn er in Vlaanderen in 2013 1.184 unieke hoeveproducenten, een derde meer dan in 2011. Het betreft in hoofdzaak land- en tuinbouwers die direct op de hoeve verkopen : “Bij aanvang van deze legislatuur was het bevorderen van lokale consumptie en productie van landbouwproducten een belangrijk beleidsitem. De beleidsinspanningen die we op dat vlak genomen hebben, hebben duidelijk hun vruchten afgeworpen”, aldus minister-president Kris Peeters.
39 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Aantal toegekende erkenningen aan landbouwers die aan verkoop en/of verwerking doen op eigen bedrijf, 2010–2012
Naast het Actieplan Korte Keten, heeft minister-president Kris Peeters nog een aantal andere initiatieven genomen om de verwerking en de verkoop via de hoeve aan te moedigen:
Zo krijgt het Steunpunt Hoeveproducten dat instaat voor de informatieverlening en begeleiding van de geïnteresseerde bedrijven een structurele ondersteuning. Het Steunpunt Hoeveproducten maakt melding van 1.400 bedrijven, op basis van een adressenlijst van primaire producenten die hun nieuwsbrief ontvangen.
Daarnaast worden via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) investeringen ondersteund op de bedrijven die aan thuisverkoop of thuisverwerking doen:
In de periode 2011-2013 werden volgende aantallen investeringsdossiers ingediend bij het VLIF:
40 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
BELGISCHE AGF-SECTOR GOED VERTEGENWOORDIGD TIJDENS DE FRUIT LOGISTICA Zoals elk jaar vloog de hele internationale AGF-sector, inclusief wandelende appelen en peren, begin februari richting Fruit Logistica in Berlijn. Van 5 tot 7 februari geurden de 25 hallen van de Messehalle opnieuw naar aardappelen, groenten en fruit. VLAM, het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing, was reeds voor de tweeĂŤntwintigste keer van de partij en bood de mogelijkheid aan de aanwezige 25 exporteurs en tal van beroepsorganisaties om bestaande klanten en nieuwe contacten te ontmoeten. Recordaantal bezoekers De beurs klokte na 3 dagen af op meer dan 62.000 bezoekers uit 141 landen. De beursorganisatie toeterde hiermee met veel trots dat dit niet alleen een mooie stijging betekende t.o.v. de 58.000 bezoekers uit 130 landen van vorig jaar maar hiermee opnieuw een record gevestigd was. Meer dan 2.600 exposanten uit 84 landen presenteerden hun volledige gamma van producten en diensten, evenals een aantal innovaties voor de sector.
Alle aanwezigen konden opnieuw vaststellen dat deze vakbeurs het toonaangevende evenement van het jaar is voor de groente- en fruitsector. Nergens anders ter wereld kan je op drie dagen zoveel contacten ontmoeten, zowel decision makers, producenten en 42 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
groothandelaars als exporteurs en importeurs. Daarenboven biedt deze beurs nog steeds de uitgelezen kans om het ruime assortiment, de topkwaliteit van onze producten en de service van onze exporteurs te tonen aan de hele groente- en fruitwereld. De Belgische deelnemers Met een totaaloppervlakte van 593m² was het VLAM-paviljoen een niet te missen beursstand. Aangevuld met de standen van de Belgische groente- en fruitveilingen kleurde hal 6.2 opnieuw voornamelijk Belgisch. De eerste twee dagen was het op de koppen lopen op de VLAM-stand. Het was aanschuiven om een afspraak te bemachtigen bij de exporteurs en een gezellige drukte in de lounge. De lekkere hapjes met Belgische topproducten waren hier uiteraard niet vreemd aan.
Zestien Belgische exportbedrijven uit de groente- en fruitsector namen dit jaar deel aan Fruit Logistica onder de VLAM-stand, samen goed voor een oppervlakte van 403m²: Bel’Export, Boussier/Belfrutex, Calsa/Weiss, DBS/DBS Agro, De Plecker-Lauwers, Demargro, Devos Group, Dries Sebrecht Fruit/DSF, Frans Michiels Belgium/FMB, Gemex, Herwi, Nicolaï Fruit, Pacbelimex, Vanco Belgium, Vergro en Wouters Fruithandel. De Belgische aardappelsector werd door zeven bedrijven vertegenwoordigd: Bart’s Potato Company, Binst Breeding & Selection, Dauchy, De Aardappelhoeve, Pomuni, Potato Masters en Warnez. 43 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Daarnaast tekenden twee producenten van fruitbomen, Carolus en Johan Nicolaï, voor de tweede keer present op de VLAM-stand. Tot slot waren vertegenwoordigers van VLAM en van de beroepsorganisaties Belgapom, Fresh Trade Belgium, Lava en VBT eveneens van de partij. Flandria in de kijker Na de lancering van het nieuwe Flandria-concept vorig jaar werd ook dit jaar uitgepakt met de beelden en getuigenissen van echte Flandria-producenten. Zes metershoge beelden trokken reeds van ver de aandacht en benadrukten de drie kernthema’s van het kwaliteitslabel: topkwaliteit, familiebedrijven en Responsibly Fresh. De grote productpresentatie met Flandria- en Specialty Street-producten ondersteunde de beelden en lokte heel wat nieuwsgierige bezoekers. De positieve reacties bevestigden het mooie rapport dat de Duitse en Franse aankopers reeds gaven aan Flandria tijdens een recente bevraging. Wandelende conference-peer Sinds 2012 lopen reeds tal van degustatieacties in het kader van de Europees gecofinancierde campagne ‘Conference. Immer eine gute Idee’ op de Duitse winkelvloer. Om deze campagne nog wat luister bij te zetten werd deze extra belicht door een opvallend paneel, campagnefolders en een wandelende peer op de stand, aangevuld met een frisse productpresentatie van conference. Uiteraard werden ook de Belgische appelen en aardbeien extra in de spotlights geplaatst. Bron: Fresh from Belgium
44 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
TELEN ZONDER SPUI IN DE GLASTUINBOUW Ook de glastuinbouw wordt tegenwoordig geconfronteerd met de nitraatproblematiek en zal de nodige inspanningen moeten leveren om de Europese richtlijn te halen. In dit kader is het voordeliger om de spui te vermijden dan om deze te moeten afzetten op grasland. Het installeren van een bezinkput en het voorzien van een voldoende grote drainopslag zijn al een grote stap in de goede richting. Problematiek Sinds de invoering van de nitraatrichtlijn in 1991, worden er heel wat inspanningen geleverd om het nitraatgehalte in de waterlopen te reduceren. De meetpunten waar het nitraatgehalte gemeten wordt in de waterlopen worden MAP-meetpunten genoemd. Dit zijn meetlocaties die zodanig gekozen zijn dat er geen beïnvloeding zijn van andere sectoren dan de land- of tuinbouw. Ondanks alle inspanningen meet men toch nog op 28% van de MAPmeetpunten een nitraatgehalte boven de maximale norm van 50 mg/liter. Tegen 2018 moet het aantal overschrijdingen gereduceerd worden tot slechts 5%. Omdat ook de glastuinbouw in sommige gevallen hiervoor medeverantwoordelijk is, werd in 2012 het ADLOdemonstratieproject ‘Telen zonder spui in de glastuinbouw’ gestart. Dit project beoogt de tuinbouwers hulpmiddelen aan te bieden om hun spuistroom te verminderen. Wat is spui ? Spuistroom is nutriëntenrijk water dat niet meer hergebruikt wordt binnen de teelt maar wordt geloosd. In de glastuinbouw kan spuiwater ontstaan door:
spoelen van filters overloop van bassins reinigen van leidingen en putten lozen van drainwater (wegens aanwezigheid van ongewenste stoffen vanuit substraat, water of meststoffen lekkages (drainagewater ) Spui vermijden Voor de teelt van vruchtgroenten en sierteeltgewassen is recirculatie reeds vrij sterk ingeburgerd. Recirculatie maakt het theoretisch mogelijk om op het bedrijf een volledig gesloten waterkringloop te vormen en zo spui te vermijden. Hieronder geven we enkele nuttige richtlijnen om de theorie in praktijk te brengen:
46 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Een noodzakelijke investering is een bezinkput voor het spoelwater van de filters. Doordat dit nutriëntrijk water opnieuw kan worden gebruikt wordt er niet enkel spui vermeden, maar wordt er ook bespaard op meststoffen. Zorg ook voor een voldoende grote opslagruimte voor het drainwater, want zo wordt vermeden dat er geloosd moet worden wanneer deze opslagruimte vol zit. Het eerste drainwater (‘first flush’) wordt soms nog geloosd. Dit is nog een gewoonte van vroeger toen de matten soms nog fytotoxische stoffen konden bevatten. De huidige steenwolmatten zijn echter vrij van deze stoffen en het eerste drainwater kan dus ook al gebruikt worden in de teelt. Bij kokosmatten kan het troebele eerste drainwater wel een verminderde werking van de UV-filter veroorzaken. Om het lozen wegens opstapeling van ongewenste nutriënten in het voedingswater te vermijden is goed uitgangswater een must. Daarom is een goede dimensionering van het regenwaterbassin van groot belang (zie onder). Bij de teeltwissel stellen telers vaak vast dat leidingen en druppelslangen verontreinigd zijn. Reinigen met salpeterzuur wordt hierbij afgeraden omdat dit product zich in water nagenoeg volledig opsplitst in nitraat. Alternatieve reinigingsmiddelen zoals natriumhypochloriet en waterstofperoxide zijn hier veeleer op hun plaats. Er bestaan ook middelen om de leidingen doorheen het jaar permanent schoon te houden, bv. ECA water. Controleer ook regelmatig je systeem op lekken en je plastiekfolie op scheuren om doorsijpeling in de bodem en aanrijking van het drainagewater te voorkomen.
Op verantwoorde manier omgaan met spui Is het volledig vermijden van spui om één of andere reden niet haalbaar, dan is het belangrijk ervoor te zorgen dat de hoeveelheid spui zo beperkt mogelijk wordt gehouden, of wordt verwijderd op een ecologisch verantwoorde manier. Zo kan het gebruik van een SAF-filter de hoeveelheid spoelwater aanzienlijk gaan verminderen. Het spuiwater dat niet voldoet aan de lozingsnormen kan afgezet worden op grasland. Dit afzetten kan gebeuren door uitrijden door een loonwerker of, op nabijgelegen percelen, via een sproeierinstallatie. Bij frequente spuistroomproductie wordt dit echter al gauw een kostelijke zaak. Occasionele spui uitrijden is wel haalbaar. Voor welke optie je het beste kiest, is echter per bedrijf te bepalen. Er moet wel rekening gehouden worden met de uitvoerregeling van meststoffen, zodat een voldoende grote opslagcapaciteit voorzien moet worden. Tijdens het project is ook gezocht naar manieren om de lozingsnormen te halen. Hogeschool Thomas More (Mechelen) heeft hiervoor een pilootinstallatie gebouwd gebaseerd op de 47 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
technieken die ook gebruikt worden voor waterzuivering. Met de denitrificatie- en fosfaatfilter is het reeds mogelijk om de nitraatnorm (<50 ppm) te halen, maar de fosfaatnorm (< 1 ppm) wordt voorlopig net niet gehaald. Er wordt nog gezocht naar een bedrijf dat de installatie wil commercialiseren.
Berekenen gewenst volume hemelwaterbassin Zoals hierboven vermeld is het noodzakelijk om voldoende uitgangswater te hebben van hoge kwaliteit. Voor de dimensionering van het bassin baseert men zich voornamelijk op de tabellen uit Nederland van Van Woerden (2001). Het was echter onduidelijk hoe deze tabellen waren opgesteld en of deze tabellen nog actueel waren. Daarom werd beslist om deze tabellen te herberekenen. In het kader van dit project komt binnen enkele weken een brochure uit met alle resultaten en praktische tips. Ook de rekentool voor de berekening van het gewenste volume voor het hemelwaterbassin zal binnenkort online beschikbaar zijn, o.a. via www.inagro.be Voor meer info mag u ook contact opnemen met an.decombel@inagro.be
48 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
DEELNEMERS ENQUĂ&#x160;TE SERRESLA GEZOCHT Ondanks de reeds gedane inspanningen blijven heel wat MAP-meetpunten rood. Dit betekent dat toekomstige MestActiePlannen nog strenger zullen worden en dat meerdere teelten zullen worden opgenomen. Om er voor te zorgen dat grondteelt onder beschutting een antwoord klaar heeft, willen we samen met jullie nu reeds de handen uit de mouwen steken. Inagro, Peter Bleyaert en Pieter Vanhassel Problematiek Om het nitraatgehalte van het oppervlaktewater te verbeteren legde Vlaanderen het MestActiePlan (MAP) op. Het effect hiervan wordt maandelijks gecontroleerd door nitraatanalyse van waterstalen genomen op verschillende plaatsen in Vlaanderen (MAPmeetpunten). Als het nitraatgehalte hoger ligt dan de Europese norm van 50 ppm wordt het meetpunt rood. In 2012 waren nog 28% van de meetpunten rood. Tegen 2014 mogen nog slechts 16% van de meetpunten rood zijn. Dit betekent dat er nog een heuse weg moet worden afgelegd. Daarom worden meer en meer andere sectoren, die vroeger als minder belangrijk werden beschouwd, opgenomen in het mestactieplan. Voor de sector glastuinbouw verwacht de overheid dat de sector zelf preventieve maatregelen ontwikkelt. Het drainagewater van grondgebonden serreteelten komt immers onmiddellijk in het oppervlaktewater terecht, zodat een aanrijking van het nitraatgehalte in dit oppervlaktewater niet denkbeeldig is. Dit kan zowel gebeuren tijdens de teelt, door een overmatige watergift, als tussen twee opeenvolgende teelten in, bij het doorspoelen van opgestapelde ballaststoffen van meststoffen. Om dit in de toekomst te kunnen vermijden is het belangrijk dat dergelijke handelingen meer in detail bestudeerd worden: kunnen ze worden aangepast, of zijn maatregelen mogelijk om ze volledig uit te sluiten?
Het project REDUNG Binnen het kader van een nieuw IWT LA-traject (REDUNG) dat in oktober 2013 van start is gegaan zullen verschillende experimenten worden uitgevoerd. Naast Inagro zijn ook het PSKW en het PCG (coĂśrdinator) partner van dit project. De praktijkcentra zullen voor meer gespecialiseerde kennis beroep kunnen doen op de vakgroep bodembeheer (prof. Stefaan De Neve), van Universiteit Gent. Het project heeft tot doel een nieuwe Best Beschikbare Techniek (BBT) te ontwikkelen die het mogelijk moet maken te telen zonder nitraatuitspoeling. Hiervoor zal op twee luiken gewerkt worden:
49 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Beredeneerde watergift, zodat tijdens de teelt niet méér beregend wordt dan nodig. Om de watergift zoveel mogelijk te optimaliseren is het belangrijk om te weten hoeveel water er tijdens de teelt werkelijk uit de kropsla verdampt. Daarom zal een reeds vroeger ontwikkeld verdampingsmodel voor sla verder worden verfijnd en gecontroleerd. Ook wordt geprobeerd om dit zo eenvoudig mogelijk te maken, met meting van zo weinig mogelijk factoren, zodat de kostprijs voor toepassing beperkt blijft. Selectie van ballastvrije meststoffen. We zullen op zoek gaan naar bemestingsschema’s die minder ballaststoffen in de bodem brengen, om zo de nood aan spoelen tussen teelten door te verminderen. Deze proeven zullen doorgaan in de serres van de proefstations. Doordat de uitspoeling van water en stikstof geminimaliseerd wordt, zullen alle meststoffen aanwezig blijven in de bouwvoor. Dit betekent dat je minder zal moeten bijmesten voor een volgende teelt en dat het water op een meer optimale wijze zal worden benut. De informatie van de verdamping en de bemestingsproeven zal finaal gebundeld worden in een webmodule die wordt samengevoegd met de intussen ontwikkelde webmodules rond Bremia en rand. Enquête Om deze problematiek aan te pakken willen we meer te weten komen over de variatie in de toegepaste irrigatie, bemesting en drainage. Daarom zal een enquête gebeuren bij 30 slatelers verdeeld over Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen. Bovendien zal gedurende 1 jaar de watergift en bemesting geregistreerd worden. Het is dan ook belangrijk dat de bevraging gebeurt bij telers waar jaarrond sla geteeld wordt. Wie bereid is aan deze enquête deel te nemen kan contact opnemen met Pieter Vanhassel: pieter.vanhassel@inagro.be, of 051/273 301.
50 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
PAPRIKATEELT IN SPANJE Aan de deelname van Enza Zaden aan het Varend Corso 2013 was een prijsvraag verbonden. Het thema van het corso was ‘Durf te dromen’ en de prijsvraag die Enza Zaden uit had gezet, sloot aan op dit thema: ‘Welke droomgroente wordt op de Enza Zaden boot ontdekt?’ De oplettende toeschouwer kon het antwoord op de boot van Enza Zaden terugvinden: een blauwe paprika. Paprikateler John Overgaag stuurde het juiste antwoord in en won daarmee een bezoek aan de demokas van Enza Zaden in Almería, Spanje. Deze reis vond in januari plaats. Een mooie gelegenheid om te zien hoe de paprikateelt in Spanje ervoor staat.
Paprikaras Marletta (E20B.4541) onder Spaanse condities.
Het bezoek begon even ten zuiden van de stad Murcia. In deze regio bevindt zich ca. 1.500ha paprika, waarvan een klein gedeelte licht- gestookt is. Een van de grotere telers is Fruca. Deze teler maakt gebruik van Nederlandse rassen (Scirocco, Marletta (rood) en Colletti (geel)). De temperatuur in de plastic boogkas houdt hij met behulp van een buisrailsysteem op minimaal 14°C. Het gewas kweekt hij zelf op in een nabijgelegen opkweekkas en hij plant eind augustus. 51 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Voldoende plantbelasting In El Ejido, ten westen van de stad Almería, staat het grootste deel van de Spaanse paprikateelt. Telers planten hun paprika’s hier tussen juni en eind augustus. De vroege planters kunnen vanaf eind september al iets oogsten, maar de latere planters hebben dan niet of nauwelijks nog iets geoogst. Zij maken gebruik van veel krachtiger groeiende rassen dan vroege zaaiers. In de korte periode die de teler heeft tot de winter, moet hij voldoende gewas en plantbelasting opbouwen. Het weer in november en december is erg belangrijk om voldoende plantbelasting te realiseren. De vruchten groeien dan rustig uit en worden voor het grootste gedeelte tussen 20 januari en 20 februari geoogst. Dan zijn traditioneel de prijzen op het beste niveau. De vruchten hangen dus lang en zijn bijna iedere ochtend nat van de condensatie. Een ras moet dan ook sterk zijn tegen krimpscheuren. Prijs Sinds de grootschalige adaptatie van geïntegreerde bestrijding, staan de gewassen er steeds vaker gezond bij in de winter. Zo ook dit jaar. Ten opzichte van vorig jaar waren de omstandigheden in het najaar gunstig en dus is de plantbelasting vrij hoog. Meestal telde men op 2 planten (ca. 1 m²) 14 gekleurde en 18 groene vruchten. Dat wil niet zeggen dat Nederlandse telers dit jaar meer concurrentie uit Spanje zullen ervaren dan afgelopen jaar. Veel hangt af van de prijs, want die bepaalt of men snel oogst of niet. In week 3 brachten de rode paprika’s 90 cent op en de gele 130 cent. Agressieve virussen Wat wel een (klein) effect kan hebben op de duur van de paprikateelt, zijn de agressieve virussen die momenteel in het gebied heersen. Na de paprika’s zet men vaak een teelt met meloen. Door de virusdruk in dit gewas spelen telers echter met de gedachten om de laatste paprika’s niet groen te oogsten, maar de teelt door te trekken en deze vruchten gekleurd te snijden. Het bezoek aan de demokas van Enza Zaden in El Ejido gaf een mooi overzicht van de Spaanse én Nederlandse rassen onder ongestookte condities. Het gewas stond er mooi bij, maar de blauwe paprika waar de veredelaars van Enza Zaden tijdens het Varend Corso van droomden, stond er nog niet tussen.
52 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
SYNGENTA ZET ZICH IN VOOR DE SECTOR SNACKTOMATEN Meer dan 120 sectorgenoten uit heel Europa hebben aan het door Syngenta georganiseerde internationale evenement deelgenomen. Onder de titel "Trends en innovaties op het gebied van de snacktomaat" werden de nieuwste rassen en productlijnen voor de toekomst gepresenteerd. Syngenta heeft de voornaamste spelers binnen de groeten- en fruitdistributie bijeengebracht voor een tweedaagse conferentie in Almeria om trends in het snacktomatensegment in kaart te brengen en innovatieve bijdragen te bestuderen. De conferentie ving aan met een bezoek aan het onderzoekscentrum van Syngenta in Almeria om de door de onderneming ontwikkelde nieuwe rassen te bekijken.
Alle snacktomaatrassen in het huidige assortiment van de onderneming werden gepresenteerd, waaronder de Angelle en Sweetelle. Ook konden nieuwe rassen worden bekeken die momenteel in ontwikkeling zijn, zoals donkerrode en oranje babypruimtomaten, kumatotomaten, citroentomaten, mini san marzanotomaten, rode- en gele kerstomaten, 54 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
specials, enz. Syngenta voorziet de markt van producten die beter smaken en ziektebestendiger zijn. Daarnaast ontwikkelt Syngenta rassen die eerder kunnen worden geplant en langer houdbaar zijn, met kleine vruchten in uiteenlopende kleuren zoals oranje, lichtgeel of goudgeel. Een van de nieuwe tomaten die konden worden geproefd, was de rode kerstomaat TT80154; met zijn intense, fruitige smaak en hoog organisch zuur- en suikergehalte biedt deze tomaat de consument een unieke smaakervaring. Trends en innovaties De tweede conferentiedag werd vooral besteed aan het analyseren van trends in de snacktomatensector, met aandacht voor productie, distributie en consument. De conferentie werd geopend door Philipper Chatin (Hoofd Vegetables bij Syngenta AEME), die verklaarde dat het tomatensegment de afgelopen 20 jaar een enorme groei heeft doorgemaakt, en dat er nog steeds aanzienlijke ruimte is om verder te groeien. In Spanje bijvoorbeeld wordt per hoofd van de bevolking jaarlijks 14 kg tomaten geconsumeerd, maar in de rest van Europa ligt dit cijfer aanzienlijk lager. Deze verschillen worden versterkt door de verschillende distributiemethodes, maar ook door consumententrends of de beschikbaarheid van nieuwe rassen.
55 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
De afgelopen tien jaar is de consumptie van traditionele rassen steeds verder teruggelopen, terwijl de consumptie van snackrassen is toegenomen. Het lijkt er dus op dat kleinere tomaten een zonnige toekomst tegemoet gaan. Om de consument voor snacktomaten warm te houden, is het volgens Philippe Chatin belangrijk is om aan diens behoeften te beantwoorden (qua smaak, textuur, kleur enz.), te blijven innoveren op het gebied van verpakking en omvang en sterke merken te creĂŤren waar de consument vertrouwen in stelt. Tot slot is het ook belangrijk dat de producten het hele jaar door verkrijgbaar zijn.
Ten aanzien van de tomatenproductie in Almeria benadrukte Francisco Egea, hoogleraar aan de universiteit van Almeria, dat er momenteel duidelijk sprake is van een sterke verschuiving van intensieve tomatenproductie naar duurzame productie. Wat dit betreft verklaarde de hoogleraar dat intensieve en duurzame productie kan worden gerealiseerd met alle momenteel beschikbare instrumenten, zoals genetica (resistenter, langere levensduur, meer smaak, e.d.), nieuwe teeltpraktijken en innovatief gewasbeheer (bevloeiing, programma's en applicaties ter ondersteuning van het kasbeheer). Verder benadrukte professor Egea dat de samenwerking in het OASIS Project (Duurzame Kassenteeltproject) tussen Syngenta en verschillende universiteiten een bijdrage zal leveren aan meer verantwoordelijke praktijken in de kassenteelt. 56 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Peter Stradiot, Algemeen Directeur bij InnoGreen, sprak over de verantwoordelijkheid van telers om betere en gezondere producten te bieden. Volgens Stradiot zijn technologie en innovatie van essentieel belang voor kwekers om kosten te besparen en een goede marge te realiseren, en voor producenten om hoogwaardigere tomaten te kunnen aanbieden. Francisco RodrĂguez, Hoofd Groenten bij Syngenta Iberia, sloot het eerste deel van deze dag af door te wijzen op de rol van Syngenta als technologisch partner voor kwekers en leverancier van geĂŻntegreerde oplossingen, waaronder genetica, gewasbescherming en services. Ook stelde hij dat verbeteringen op het gebied van duurzaamheid niet alleen een goede investering zijn, maar ook tastbare winst opleveren dankzij verminderd gebruik van water, bestrijdingsmiddelen en kunstmest, minder afval, enz.
Consumptie en distributie Het tweede deel was vooral gewijd aan consumenten en distributie. De spits werd afgebeten door Elena Ozeritskaya, specialist in consumententrends. Zij sprak over de Y-generatie (jongeren tussen 15 en 35 jaar) en nieuwe consumententrends. Deze generatie eet alles en overal en neigt naar gezondere voeding. Juist daarom kan de consumptie van snacktomaten in de toekomst een ware trend worden. Volgens Elena Ozeritskaya is ook de productpresentatie een cruciale factor (zoals originele, grappige verpakkingen voor kinderen), alsmede volledige en duidelijk info over gezondheidsfactoren (caloriĂŤn, zout, suiker, enz.) en grappige aspecten die een nieuwe consumentenervaring waarborgen (zoals 57 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
verschillende smaken en kleuren). De ochtend werd afgesloten met een bijdrage van Rafael Martínez Pellicer, Sales Consultant bij de Agri-Souss Group. Pellicer wees op de enorme verschillen in tomatenconsumptie tussen Noord- en Zuid-Europa. Vooral in Noord-Europa, waar meer tomaten van afwijkend formaat over de toonbank gaan, en ook vaker via de supermarkt, heeft de snacktomaat de beste vooruitzichten en meeste groeimogelijkheden. Volgens Pellicer is het uitermate belangrijk dat alle nieuwe producten grondig worden getest om te zien of de consument ze inderdaad waardeert en of er een marktniche voor bestaat, en dat de distributeurs de gelegenheid krijgen om zich aan tomaten van vernieuwend formaat aan te passen. Ter afsluiting van de conferentie voerde Rene Van Passen, Gewasmanager bij Greenco, 's middags het woord. Greenco is onderneming die zich toelegt op de teelt en verkoop van snacktomaten. De onderneming begon in 2005 met kleine tomaten en lanceerde daarna het merk "Tommies", gericht op de markt voor kinderen met een afbeelding van een clown met een neus in de kleur van een tomaat. Greenco streeft voortdurend naar innovatieve verpakkingsconcepten en tomaten van een nieuw, aantrekkelijk formaat. Zo heeft het bedrijf een verpakking geïntroduceerd waarmee kinderen een aantal mini-tomaten mee naar school kunnen nemen voor de lunch. Ook test Greenco haar nieuwe rassen voortdurend bij consumenten en klanten, die worden uitgenodigd om de kassen te bezoeken en informatie uit te wisselen. Zo kan Greenco haar producten dagelijks verbeteren. David del Pino, Algemeen Directeur van Granada La Palma SCA, een onderneming met 638 aangesloten kwekers en een areaal van meer dan 800 hectare in Almeria en Granada, gaf een overzicht van de concepten die deze dag waren besproken op het gebied van consumentenbehoeftes en uitdagingen voor kwekers. Hij stelde dat het huidige consumptiepatroon aan het veranderen is: er wordt niet meer alleen naar de prijs gekeken, maar steeds meer naar “Premium”-producten. Ondernemingen in het segment snacktomaten moeten kiezen voor een prijsgerichte aanpak of voor een positionering in het kwalitatief hoogwaardige segment. Snacktomaten richten zich op een mix van consumenten die op zoek zijn naar een gemakkelijk, plezierig en gezond product. Ondernemingen die in dit segment actief willen blijven, moeten groot zijn, weten hoe ze zich moeten onderscheiden en ervoor zorgen dat ze smaak, kwaliteit een goede prijs kunnen bieden. Daniel Rickett, Trait Project Leader bij Syngenta, sprak over smaak en herinnerde eraan dat de kwaliteit van een tomaat traditioneel wordt bepaald aan de hand van de hardheid van het vel en de brix-waarde. Deze parameters zijn echter totaal veranderd; nu wordt er vooral gekeken naar kleur, smaak, aroma en textuur. Zo is bijvoorbeeld vast komen te staan dat het aroma van een tomaat invloed heeft op de smaak. Ook is er sprake van vooruitgang op het gebied van genetische veredeling ter verbetering van de textuur van het vruchtvlees en wordt er onderzoek gedaan naar de aanpassing van rassen om de eindsmaak te verbeteren. Dit alles wordt door Syngenta in de praktijk toegepast voor de ontwikkeling van commerciële 58 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
rassen zoals de Angelle-tomaat, met een intensere, zoetere smaak die de consument zeer waardeert. De conferentie werd afgesloten door André Goig, Regionaal Directeur van Syngenta EAME. Hij vatte alle bijdragen samen en bedankte alle deelnemers voor hun actieve inzet gedurende de twee dagen van informatie-uitwisseling en gesprekken over een sector waarbinnen Syngenta een sterke positie heeft en zal behouden: de tomatensector en het snacktomatensegment. Syngenta is betrokken bij aspecten en uitdagingen op het gebied van duurzaamheid die tijdens de conferentie zijn besproken. Dankzij een combinatie van technologieën (genetica, gewasbescherming, biologische controle en services), de ontwikkeling van nieuwe rassen voor de consument, alsmede onderzoek naar en verbetering van smaak, kleur, textuur, enz. en door in te spelen op de behoeften van kwekers (bijvoorbeeld aan rassen die verschillen qua grootte en kleur en met een betere resistentie, langere levensduur, enz.) zijn we beter in staat een bijdrage aan duurzame landbouw te leveren. De filosofie van Syngenta is "Denk als een kweker". Syngenta ontwikkelt een heel pakket werkinstrumenten dat haar de ideale technologische partner maakt voor kleine, middelgrote en grote kwekers waar dan ook. Zo helpt Syngenta hen door middel van innovatie in de hele keten waarde te creëren. Tot slot presenteerde André Goig het "The Good Growth Plan" van Syngenta. Dit plan werd dit jaar gepresenteerd en behelst zes commitments voor de toekomst, waaronder productietoename met behoud van het huidige inputniveau, verbetering van de biodiversiteit en zorg voor het milieu, verbetering van de gezondheid en vermindering van armoede. Al deze commitments zijn realistisch en haalbaar. Sommige worden ook nu al wereldwijd door Syngenta toegepast, zoals in Operation Pollinator en programma's voor de overdracht van technologie aan landbouwers om hun praktijken te verbeteren.
59 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
VOOR WELKE UITDAGINGEN STAAT DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW? Externe veranderingen buiten de land- en tuinbouw hebben invloed op de wijze waarop land- en tuinbouwbedrijven zich zullen moeten organiseren. Daarom heeft het Departement Landbouw en Visserij een verkenning of ‘horizon scanning’ uitgevoerd. Deze verkenning is vanuit verschillende invalshoeken gebeurd, waarbij de belangrijkste externe veranderingen geclusterd zijn in vijf veranderingsdomeinen: maatschappij, technologie, consument, keten en overheid. De resultaten van deze verkenning zijn gebundeld in een studie, die te raadplegen is op de LV-website. Deze oefening kan het debat aanwakkeren en een aanzet geven om te anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen, of het nu gaat om het afwenden van bedreigingen of het benutten van kansen. Maatschappij De demografische prognoses geven aan dat er op regionale schaal voor de eerste decennia nood is aan een iets hoger voedselaanbod, maar dat deze trend tegen 2050 weer is uitgevlakt. Omdat de maatschappij ondertussen sterk zal verouderen, mag een kwalitatieve wijziging van het voedselaanbod verwacht worden, bv. anders bereid voedsel en kleinere porties. Om tegemoet te komen aan de multiculturele samenleving, zal de nood toenemen om de voedselketen aan te passen. De veranderende kijk van de maatschappij op de wijze waarop de land- en tuinbouwers produceren en de nauwe relatie tussen stad en platteland beïnvloeden de sectorontwikkeling. Een milieuverantwoorde productie is noodzakelijk, er zijn indicatoren (voetafdrukken) om de evolutie te meten en dierenwelzijn en dierziektebestrijding liggen gevoelig. Dat heeft gevolgen voor het gebruik van water, meststoffen en energie, de bijdrage tot biodiversiteit en de omgang met dieren. Kansen voor de landbouw liggen er in de nabijheid van de markt voor het merendeel van de landbouwproductie: Landbouwers kunnen ecosysteemdiensten en speciale producten aanbieden. Technologie Algemeen wordt ingeschat dat er door middel van technische en technologische verbeteringen nog productiviteitswinsten te realiseren zijn, niet het minst op het vlak van de arbeidsproductiviteit. Voor de Vlaamse landbouw wordt het potentieel van systeembiologisch onderzoek en nanotechnologie als belangrijk ingeschat. Informaticatoepassingen fungeren daarin als een drijvende kracht.
60 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Consument De trend naar aanscherping van de regels rond voedselveiligheid zal aanhouden, wat kleinere producenten parten kan spelen. Gezond voedsel wordt steeds belangrijker en een toenemende groep consumenten houdt rekening met duurzaamheid. Voor de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie en -handel bieden de voedingstrends kansen. Voor de diverse vormen van ‘new food’ is het potentieel verschillend. Voorbeelden zijn functionele voeding met gezondheidsbevorderende componenten, algen, insecten, vleesvervangers op basis van plantaardige ingrediënten en kunstvlees. Keten De impact van het wegvallen van de marktbescherming als gevolg van de liberalisering is voor de meeste Europese landbouwproducenten zeer groot. Landbouwers zullen daardoor in woeliger vaarwater terechtkomen. Ze zullen nog meer als zelfstandige ondernemers moeten opereren, innovatief voor de dag komen en zich indekken tegen grotere risico’s en prijsschommelingen. Verwacht wordt dat er op het vlak van logistiek en keten nog heel wat bijkomende efficiëntiewinsten te boeken zijn. Door nieuwe technologie kan wereldwijd worden ingekocht en geleverd. Voorraden en overslag zouden vervangen kunnen worden door ‘exact in time and on place’- leveringen. Er is ook potentieel voor complementariteit over sectoren heen op het vlak van het gebruik van hulpbronnen, energie, arbeid, kapitaal, logistiek, enz. Het sluiten van kringlopen zal in de toekomst alleen aan belang toenemen. Overheid De netwerksamenleving zal de nauwe relatie tussen de overheid en de sector verder openbreken. Vanuit allerlei hoeken en kanten wordt er naar landbouw gekeken, wordt er over zijn invulling gebikkeld en ontstaan er nieuwe ontwikkelingen en innovatieve initiatieven en benaderingen rond wat landbouw vroeger als zijn domein opeiste. Voor vernieuwers binnen de landbouw en de overheid biedt dat mogelijkheden om nieuwe allianties te smeden rond landbouw en voeding. Het is aan de overheid om die verscheidenheid in de landbouw de nodige ruimte te geven en aangepaste kaders te creëren. De volledige studie is beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw/studies.
61 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
HOEVEEL OPPERVLAKTE IS ER NODIG OM DE VLAMING TE VOORZIEN VAN LOKAAL VOEDSEL? Lokaal geproduceerd voedsel consumeren is met het oog op duurzaamheid wenselijk. Maar ook op vlak van voedselzekerheid is lokaal voedsel produceren van groot belang. Immers, de toenemende bevolking, de schaarste aan fossiele brandstoffen, de toenemende bodemaantasting, biodiversiteitsverlies en de toenemende geopolitieke conflicten beïnvloeden de voedselzekerheid. Maar hoeveel ruimte zou er theoretisch nodig zijn in Vlaanderen om wat wij vandaag consumeren ook lokaal te produceren? Wat is onze "food footprint"? Een nieuwe studie gaat op zoek naar een antwoord op deze vragen. Vlaming eet gemiddeld 2,8 kg per dag Op basis van de gemiddelde dagelijkse innamecijfers (gram per persoon per dag) uit de Belgische Voedselconsumptiepeiling van het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid in 2004 berekenen we de totale consumptie van alle Vlamingen over elf voedselgroepen: “aardappelen en graanproducten”, “groenten”, “groentesoepen en – sappen”, “fruit”, “fruitsappen”, “melk en calciumverrijkte sojaproducten”, “kaas”, “vlees, vis, eieren en vleesvervangers”, “smeer- en bereidingsvetten”, “restgroep” en “dranken”. Zes miljoen Vlamingen eten en drinken samen zo’n 6,4 miljard kg per jaar. Dat komt neer op een gemiddelde consumptie per Vlaming van 2,79 kg per dag. Daarna hebben we de voedingsproducten omgezet naar landbouwproducten door nietlokale producten te vervangen door lokale producten (bv. vervangen van rijst door aardappelen) en de samengestelde producten te ontleden (bv. frisdrank bevat fruit en suikers). Uitgebreide productgroepen worden beperkt om de berekeningen werkbaar te houden (bv. de alcoholische dranken worden beperkt tot bier, er wordt slechts rekening gehouden met tien groentesoorten). 222.700 ha landbouwgrond nodig om ons plantaardig voedsel te produceren Uit de berekeningen blijkt dat er voor het plantaardige voedsel van de Vlaming een ruimtebeslag nodig is van 222.700 ha (inclusief verliezen, zaai- en pootgoed), waarvan 40% voor oliën en vetten, 31% voor granen, 9% voor aardappelen, 7% voor groenten, 5% voor fruit, 5% voor suikerbieten en 3% voor overige gewassen. Tevens zijn er ca. 150.800 melkkoeien, 122.600 stuks vrouwelijk jongvee van melkvee, 62.800 stuks mannelijk jongvee van melkvee, 120.600 vleesveekalveren, 143.300 zoogkoeien, 1,86 miljoen varkens, 80.900 zeugen, 407.500 moederdieren van kippen, 59 miljoen vleeskippen, 62 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
4,7 miljoen legkippen en 4,3 miljoen opfokhennen nodig om jaarlijks aan de consumptie van vlees, melk en eieren te voldoen en deze op peil te houden. 586.000 ha landbouwgrond nodig voor diervoeders voor onze vlees- en zuivelconsumptie Tevens hebben we een ruimtebeslag voor diervoeders doorgerekend. We opteren ervoor om een volledig lokaal (dus sojavrij, palmolievrij, etc.) rantsoen door te rekenen. Voor melkvee is er nood aan 101.800 ha, waarvan 72% ruwvoeder, 26% granen en 2% peulvruchten. Het ruimtebeslag voor varkensvoeder wordt begroot op 250.400 ha waarvan 40% voor granen, 49% voor peulvruchten en 10% voor oliehoudende gewassen. Voor het telen van legkippenvoer is 33.000 ha vereist waarvan 40% voor granen, 50% voor peulvruchten en 10% voor oliehoudende gewassen. Voor het diervoeder van vleeskuikens is een areaal van 85.900 ha vereist, waarvan 7% voor granen, 63% voor peulvruchten en 30% voor oliehoudende gewassen. Het totale ruimtebeslag voor diervoeders wordt geschat op 586.000 ha. Vlaming heeft 1.282 m² grond nodig om zijn voedsel te produceren Theoretisch is een totaal ruimtebeslag van 808.700 ha nodig om de Vlaming te voeden. Dat komt overeen met 1.282 m² per inwoner. In vergelijking met de literatuur zijn dat relatief lage cijfers. Ongeveer 72% van het totale ruimtebeslag is nodig voor dierlijk voedsel en 28% voor plantaardig voedsel. Deze verhoudingen komen overeen met wat in de literatuur wordt teruggevonden. 7% van het totale ruimtebeslag is nodig voor aardappelen, groenten, fruit en suikerbieten. Ongeveer 21% van het totale ruimtebeslag bestaat uit ruwvoeder. Van de 28% van het ruimtebeslag dat nodig is voor granen is 8% voor menselijke voeding en 20% voor diervoeder. Een groot aandeel van het ruimtebeslag (25%) is nodig voor de teelt van lokale eiwitbronnen (als sojavervanger). 18% is nodig voor de teelt van oliehoudende gewassen, waarvan 11% voor menselijke voeding en 7% voor diervoeder. De effectief beteelde oppervlakte in Vlaanderen bedroeg anno 2011 zo’n 665.500 ha. Dat betekent dat er uitgaand van het huidige consumptiepatroon in Vlaanderen onvoldoende landbouwgrond voorhanden is om de Vlaming lokaal te kunnen voeden. Bij het debat rond lokaal voedsel is het dan ook zeer belangrijk dat er voldoende ruimte gevrijwaard wordt om aan landbouw te kunnen doen. De volledige studie is beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw/studies.
63 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
COSMOPOLIA EEN STABIELE KEUZE VOOR DE ZOMER
RASSENPROEF KROPSLA Net als vorig jaar blijkt Cosmopolia een goede keuze te zijn voor de zomerteelt. Een hoog kropgewicht werd gecombineerd met goede kropeigenschappen en een sterke tolerantie tegen fysiologische gebreken. Adantia en Nisava hadden vergelijkbare goede kropeigenschappen, maar vielen beiden wat tegen naar aantasting door smet. Dit waren de voornaamste conclusies uit de rassenproef zomerteelt kropsla. An Decombel, Peter Bleyaert Proefopzet Herkomst rassen: 1 = Rijk Zwaan, 2 = Syngenta, 3 = Enza, 4 = Seminis Proefomstandigheden
Zaaidatum:10 juli 2013 Plantdatum: 24 juli 2013 Plantafstand: 27 x 27 cm Oogst: 26 augustus 2013 Aantal parallellen: 4
Resultaten Cosmopolia behaalde het hoogste kropgewicht van alle rassen. De gewichten van de andere rassen lagen dicht bij elkaar, met uitzondering van Millennia dat duidelijk het lichtste ras was. Adantia en Nisava waren de meest uniforme rassen en hadden ook de beste veldvulling. Naar veldvulling toe scoorde Millennia het slechtst van alle rassen. Het nieuwe ras EO1B.3683 vertoonde de slechts gevulde kroppen. Het ras had samen met Zendria ook de minst goede kropsluiting. Millennia daarentegen had de best gesloten kroppen.
64 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Cosmopolia en Zendria vertoonde de beste bakvulling. Terwijl Millennia en Motivo de bakken het minst goed vulden. Naar graterigheid toe was er statistisch geen verschil waar te nemen tussen de rassen. De kleinste snijvlakken werden opgemeten bij Cosmopolia en Motivo. Nisava en Adantia daarentegen vertoonden de grootste snijvlakken. De typische grote pit van Nisava veroorzaakte de hoge verhouding pitlengte t.o.v. krophoogte. Net als in voorgaande proef blijft Nisava het meest blonde ras.
65 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
De scores van geel onderblad lagen dicht bij elkaar. Nisava deed het net iets minder goed dan de andere rassen. Millennia was het enige ras waarbij droogrand werd aangetroffen. Het nieuwe ras SV0536LB bleek van alle rassen het gevoeligst voor rand. Er werd in deze teelt heel wat smet aangetroffen. Adantia, Millennia en Nisava vertoonden de zwaarste aantasting.
Net als vorig jaar blijkt Cosmopolia een goede keuze te zijn voor de zomerteelt. Een hoog kropgewicht werd gecombineerd met goede kropeigenschappen en een sterke tolerantie tegen fysiologische gebreken. Adantia en Nisava hadden vergelijkbare goede kropeigenschappen, maar vielen beiden wat tegen naar aantasting door smet. Het nieuwe ras SV0536LB had een wat laag kropgewicht en had van alle rassen de meeste aantasting door rand. Ook naar veldvulling viel dit ras wat tegen. Millennia behaalde in deze rassenproef het slechste resultaat. Het had het laagste kropgewicht en vertoonde een slechte veldvulling en bakvulling. Ook vertoonde het de meeste droogrand en smet en werd er een kleine aantasting van rand waargenomen. Dit alles maakte dit een niet aan te raden ras voor deze periode. Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO).
Meer info: www.inagro.be
66 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
NIEUWE STRATEGIE VOOR EEN EFFICIテ起TE VESTIGING VAN ROOFMIJTEN In vele teelten is de inzet van roofmijten een fundamenteel onderdeel van de biologische bestrijding. Roofmijten zoals Amblyseius swirskii, A. cucumeris en A. californicus worden massaal en frequent uitgezet om plagen zoals trips, witte vlieg en schadelijke mijten onder de knie te krijgen. In een aantal sierteeltgewassen en in de opkweek van groenteplanten kunnen deze biologische bestrijders zich bij een gebrek aan geschikt voedsel maar moeilijk of helemaal niet vestigen. De oplossing hiervoor is Nutrimite, een nieuw plantaardig voedingssupplement (stuifmeel) dat een sterke populatieopbouw van roofmijten mogelijk maakt.
Voldoende aanwezigheid van prooi (en dus plaag) kan voor het nodige roofmijtvoedsel zorgen, tenminste in die teelten waarin een zekere aanwezigheid van de plaag kan worden getolereerd. Bij bloeiende gewassen, zoals paprika, kunnen roofmijten in afwezigheid van prooi ook overleven op het voedzame stuifmeel. Hierdoor werkt biologische bestrijding bijzonder goed in gewassen waar geschikt stuifmeel aanwezig is. In een aantal sierteeltgewassen is er echter geen bloei en dus ook geen stuifmeel aanwezig. Omdat de schade-drempel in deze gewassen vaak erg laag is, is er bovendien weinig tot geen
68 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
prooi beschikbaar. Onder deze Spartaanse omstandigheden is het dan ook niet verwonderlijk dat roofmijten zich moeilijk of niet kunnen vestigen. In samenwerking met vooraanstaande wetenschappelijke onderzoekers heeft Biobest een eenvoudige, efficiënte en innovatieve techniek ontwikkeld om dit probleem op te lossen: het toedienen van Nutrimite om de populatieopbouw van de gëintroduceerde roofmijten te stimuleren. Proefresultaten laten spectaculaire effecten zien: tot drie maal meer roofmijten wanneer Nutrimite in het gewas wordt aangebracht. Momenteel wordt deze innovatieve strategie uitgebreid in het veld getest in samenwerking met een aantal telers. Het doel hiervan is om per gewas specifieke uitzetschema’s te ontwikkelen waarmee een efficiëntere introductie en vestiging van roofmijten kan worden gerealiseerd. “Meer met minder is het devies”: dankzij Nutrimite een grotere, gezondere populatie roofmijten met minder introducties en lagere doseringen en betere resultaten tot gevolg.
Nutrimite is gebaseerd op stuifmeel en vertoont een aantal bijzonder voordelige eigenschappen:
Het behoudt gedurende vrij lange tijd zijn voedingswaarde op het gewas (tot 2 weken)
Het is aantrekkelijk voor roofmijten
Trips waardeert het maar weinig
Meer info: http://www.biobest.be/producten/195/1/0/0/
69 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
TOMABEL SCHENKT CHEQUE AAN GOED DOEL Tomabel heeft sinds 2006 troskerstomaatjes in haar assortiment. Deze troskerstomaatjes worden exclusief voor Delhaize geteeld op het tuinbouwbedrijf van Geert Neerinck te Ingelmunster. In alle Delhaize winkels in ons land wordt jaarlijks promotie gemaakt voor dit product. Aangezien deze jaarlijkse promotiecampagne traditioneel in het begin van september plaats vindt en dus samenvalt met de start van een nieuw schooljaar na de zomervakantie, luistert deze promotiecampagne naar de zeer toepasselijke naam: “Back to School”.
“Back to School” bestaat uit een benefietactie voor het goede doel in combinatie met een tekenwedstrijd waarbij de schoolkinderen uit het basisonderwijs de kwaliteiten van Tomabel troskerstomaatjes kleurrijk in beeld brengen. De klas met de mooiste tekening wordt door Tomabel beloond met een bezoek aan onze veiling, gevolgd door een kookworkshop en een rondleiding op het tuinbouwbedrijf van een Tombabel producent, waar de schoolkinderen 70 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
uiteraard uitgebreid kennis maken met de teelt van troskerstomaatjes. De gratis daguitstap eindigt met een avontuurlijk bezoek aan het pretpark Aviflora te Ingelmunster. De kleurwedstrijd werd dit jaar gewonnen door twee klassen van het Sint-Janscollege in SintAmandsberg bij Gent. De benefietactie van “Back to School” had plaats vanaf 1 tot 15 september. Gedurende die actieperiode werden 60.480 verpakkingen met Tomabel troskerstomaatjes verkocht in alle Delhaize winkels in ons land. Per verkochte verpakking werd 10 eurocent afgedragen voor het goede doel. De totale opbrengst bedroeg dus 6.048 euro. Dit bedrag werd gelijk verdeeld geschonken aan vzw Bednet en haar zusterorganisatie Take Off in Wallonië. Beide sociale organisaties engageren zich voor kinderen die op 1 september nog niet naar school kunnen gaan door ziekte of revalidatie. Bednet verbindt langdurig en chronisch zieke kinderen tussen 6 en 18 jaar in Vlaanderen via internet met hun eigen klas. Zo kunnen ze tijdens hun afwezigheid zoveel mogelijk de lessen volgen en blijven ze in contact met hun leerkrachten en klasgenoten. Bednet is voor de deelnemende kinderen en scholen gratis en wordt geleidelijk uitgebouwd voor alle langdurig zieke kinderen in Vlaanderen. Zaakvoerder Johan Chrétien van Rejo Fresh kwam vorig schooljaar in contact met Bednet. Tijdens de cheque-overhandiging sprak Johan met veel lovende woorden over het verdienstelijk werk van Bednet.
Meer info: www.bednet.be Foto: Boerenbond
71 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
UW ELEKTRONISCHE VERZAMELAANVRAAG 2014 Vanaf 18 februari 2014 kunnen land- en tuinbouwers met percelen of exploitaties in Vlaanderen of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hun verzamelaanvraag 2014 terugvinden op het e-loket. Informatie over het invullen van de verzamelaanvraag is terug te vinden op de website van Landbouw en Visserij. De land- en tuinbouwers die hun ingevulde verzamelaanvraag vroeg indienen via het e-loket, maken kans op het winnen van lekkere streekproducten. De uiterste indieningsdatum is 21 april 2014. Uiterste indieningsdatum De uiterste datum voor het indienen van de verzamelaanvraag 2014 via het e-loket is Paasmaandag 21 april 2014 om middernacht. Verzamelaanvraag 2014 uitsluitend via e-loket in te dienen Vanaf dit jaar moet de verzamelaanvraag verplicht elektronisch ingevuld en ingediend worden. Het veel lagere foutenpercentage in de elektronisch ingediende verzamelaanvragen van 2012 en 2013, heeft de Vlaamse landbouwadministratie ervan overtuigd dat het indienen van de verzamelaanvraag via het e-loket een voordeel is voor alle landbouwers. Enkel buitenlandse landbouwers die nog geen toegang hebben tot het Vlaamse e-loket, mogen in 2014 nog het papieren origineel van de verzamelaanvraag indienen. Om de elektronische verzamelaanvraag optimaal te kunnen voorbereiden, ontvangen de land- en tuinbouwers via de post vanaf 18 februari 2014 een formulier ‘voorbereiding elektronische verzamelaanvraag’ met inbegrip van fotoplannen. De intekening van de percelen op de fotoplannen werd zoveel mogelijk geoptimaliseerd. Naast de volledige aanpassingen van de wegen en waterlopen van het Grootschalig Referentiebestand (GRB) werden ook de meetresultaten van de controles van 2013 opgenomen. Toegevoegd is een begeleidend schrijven op maat met enkele aandachtspunten die voor het indienen van het dossier van nut kunnen zijn. De toelichting voor het invullen van de elektronische verzamelaanvraag is raadpleegbaar op www.vlaanderen.be/landbouw/toelichtingverzamelaanvraag2014 (printvriendelijke en interactieve pdf-versie). Alle informatie over de elektronische verzamelaanvraag en de formulieren zijn terug te vinden op www.vlaanderen.be/landbouw/verzamelaanvraag. Landbouwers die op 1 maart nog geen formulier ’voorbereiding elektronische verzamelaanvraag’ hebben ontvangen, moeten zelf contact opnemen met de buitendienst van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Dit formulier is vanaf eind februari ook rechtstreeks terug te vinden onder ‘mijn berichten’ op het e-loket. Dit is eveneens geldig voor nieuw opgerichte bedrijven of bedrijven waar een overname plaatsvond in 2013. 72 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Interregionale landbouwers Land- en tuinbouwers die zowel percelen in Wallonië als in Vlaanderen bezitten hebben het Waalse luik van de papieren verzamelaanvraag met de Waalse percelen al toegestuurd gekregen via twee zendingen door de Waalse administratie. Indien dit niet het geval is, moeten ze zich wenden tot de Waalse buitendienst. Land- en tuinbouwers voor wie de hoofdbeherende buitendienst in Vlaanderen ligt, moeten als uiterste indieningsdatum 21 april 2014 respecteren voor beide luiken van de verzamelaanvraag. Een versie van de Waalse toelichting en het Waalse luik van het formulier is raadpleegbaar op http://agriculture.wallonie.be/ds/. Begeleiding bij gebruik e-loket Nieuw op e-loket? Er kan altijd geoefend worden met fictieve gegevens op het “Oefen eloket”. Bij het opstarten van de eigen verzamelaanvraag is alle nuttige basisinformatie onder ‘Snel aan de slag met de elektronische verzamelaanvraag’ te vinden. Voor bijkomende vragen of eventuele problemen kan gebeld worden naar de infolijn van het e-loket. Op de contactpagina van het e-loket is per provincie het juiste telefoonnummer te vinden. De infolijn is tijdens de indieningsperiode van de verzamelaanvraag (van 18/02 tot 21/04) elke werkdag bereikbaar van 9u tot 17u. Medewerkers van de infolijn kunnen mits toestemming van op afstand meekijken op het computerscherm van de land- of tuinbouwer en hem begeleiden bij het invullen van de aanvraag. Zelf geen computer of internet? Maak een afspraak met uw buitendienst en vul daar onder begeleiding zelf de aanvraag in. Volmacht geven Land- en tuinbouwers die liever niet zelf met de computer werken, kunnen aanvragen toch indienen via het e-loket. Hiervoor moet een volmacht gegeven worden aan een persoon of organisatie om de aanvraag elektronisch in te dienen. Meer informatie over volmachten zijn te vinden op de Help-pagina van het e-loket. Vroeg indienen wordt beloond! Wie in 2014 zijn ingevulde verzamelaanvraag vroeg indient via het e-loket, maakt kans op een mooie prijs: vanaf 18 februari tot en met 31 maart wint de eerste en elke volgende 1000ste indiener een mand met heerlijke streekproducten. Ook als een volmachthouder of consulent de verzamelaanvraag indient, is het de land- of tuinbouwer zelf die kans maakt op deze mooie prijs. Dit bericht en het wedstrijdreglement van deze wedstrijd zijn raadpleegbaar op www.vlaanderen.be/landbouw onder de rubriek ‘nieuws’.
73 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
TOMATEN LED-TOUR MAAKT INTERESSE TELERS LOS Op 30 januari hebben Belgische tomatentelers op uitnodiging van Philips Horticulture LED Solutions verschillende Nederlandse projecten bezocht. Het door Philips Horticulture georganiseerde evenement kon rekenen op de belangstelling van meer dan 30 telers uit heel Vlaanderen. Het doel was om de Belgische tuinders meer informatie te verschaffen over de potentie van LED belichting bij hogedraadgewassen. 'De reacties waren ronduit enthousiast' laat initiatiefnemer van het evenement, Ries Neuteboom, Key Account Managers Philips Horticulture LED Solutions, weten.
De tour besloeg een gehele dag, waarbij de Belgische tuinders een kijkje achter de schermen namen bij drie Nederlandse LED-tomatenprojecten. Allereerst werd een bezoek gebracht aan Kwekerij Wim Peters in Someren. De kweker begon vorig jaar met het kweken van pruimtomaten met behulp van Philips LED interlighting. Tijdens het bezoek vertelde Wim Peters zelf onder meer over het uitvoerige testen vooraf, de financiering van het project en zijn bevindingen na het nu enkele weken op volle schaal kweken met LED. 74 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
Vanuit Someren vertrok de groep tuinders vervolgens per tourbus richting het GreenQ Improvement Centre. Gedurende de gehele busreis was er ruimte voor vragen aan medewerkers van Philips LED Horticulture. Eenmaal in het IC deed Koos de Wit, Key Account Manager Philips Horticulture LED Solutions, een boekje open over het hoe en waarom van Philips in de tuinbouwsector. Hierna gaf GreenQ consultant Hanjo Lekkerkerk in de kas uitleg over de diverse tomaten LED-proeven die in het GreenQ IC worden uitgevoerd.
Als afsluitend LED-project werd een bezoek gebracht aan Jami V.O.F. De tomatenkweker was enkele jaren geleden de eerste Nederlandse tuinder die besloot op grote schaal te gaan kweken met LED interlighting. Gedurende de wandeling tussen de duizenden LED-modules door viel het de Belgische tuinders op hoe sterk en vol het gewas er bij stond. Andy Zwinkels, mede-eigenaar van Jami V.O.F. gaf gedurende de wandeling open, eerlijk en enthousiast antwoord op de gestelde vragen. Na een afsluiter op Belgische, Bourgondische wijze bij restaurant de Lindehoeve, bleek uit de reacties dat de LED-tour bij het overgrote deel van de groep tomatenkwekers de interesse in het gebruik van LED voor de teelt flink had aangewakkerd. Enkele tuinders wilden komende tijd dan ook nauw contact houden met Philips om te kijken wat er in de toekomst voor mogelijkheden lagen. De succesvolle tour zal zeer binnenkort een vervolg krijgen wanneer ook Nederlandse tomatentelers een dag met Philips op pad zullen gaan. 75 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
PHILIPS LANCEERT VERBETERD LED-SYSTEEM Philips heeft een verbeterde versie van de succesvolle GreenPower LED interlighting oplossing gelanceerd tijdens de Tuinbouwrelatiedagen in Gorinchem. LED interlighting werd in 2011 door Philips geïntroduceerd en wordt sindsdien bij verschillende tomatenen komkommertelers wereldwijd gebruikt. Het systeem heeft zich inmiddels bewezen in de praktijk en laat met kwaliteits- en productieverhoging een duidelijke meerwaarde zien. Na de introductie van GreenPower LED interlighting in 2011 is Philips doorgegaan met het verder ontwikkelen en verfijnen van deze baanbrekende oplossing. Dit met als resultaat dat de nieuwe generatie GreenPower LED interlighting modules nu slechts 105W in plaats van 115W gebruiken. Hiernaast heeft Philips, door in te springen op feedback van klanten, het systeem meer installatiegemak meegegeven. Zo wegen de modules nu slechts 3,57kg in plaats van 4,5kg en is er 70cm kabel in plaats van 40cm voorhanden om de installatie eenvoudiger te maken.
Bewezen voordelen Philips GreenPower LED interlighting maakt het mogelijk om tussen het gewas te belichten. Dit betekent dat de planten belicht kunnen worden op de plekken waar deze er het meeste baat bij hebben. Verschillende commerciële projecten en proeven hebben laten zien dat tussenbelichting met LED resulteert in hogere opbrengst en plantproductie, omdat het licht op een efficiëntere manier omgezet wordt in suikers, de bouwstenen van de plant. 77 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
De mogelijke combinatie van GreenPower LED interlighting met HID (SON-T) of LED toplighting levert niet alleen een aanzienlijke energiebesparing op, maar ook een veel grotere controle over het groeiproces. Gedurende het groeiseizoen kan de tuinder beslissen over de inzet van licht en zo goed mogelijk inspringen op bijvoorbeeld de staat van het gewas, klimaatomstandigheden en plantbelasting. Hiernaast biedt Philips de tuinder ook de ervaring van zijn plantdeskundigen en toepassingsspecialisten die adviseren over de beste oplossing voor iedere situatie, waarbij voor ieder type gewas een specifiek lichtrecept wordt ontwikkeld.
NIEUW SEIZOEN VAN START IN DE SERRES VAN VABI Jaarlijks betekent de aankomst van de tomatenplanten en komkommerplanten op school de start van het nieuwe teeltseizoen. Dit jaar is dit nog meer dan anders een nieuw begin, want de uitrusting en automatisatie van de serres werd grondig vernieuwd. Naast een nieuwe klimaatcomputer en een nieuw voedingsinstallatie telen we dit jaar ook voor het eerst op kokosmatten in plaats van op steenwolmatten. Hierbij de foto’s van het planten van de tomaten en komkommers op 17 januari. Week na week kunnen de leerlingen de teelt met eigen ogen volgen, vaardigheden inoefenen en de actuele teelttips van de teeltbegeleider bespreken in de lessen ‘Plant’.
78 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014
79 | Tuinbouwnet | Groentemagazine nr 4 | Groenten onder glas | Februari 2014