3 minute read
Jean Tillie Het democratisch gehalte
Het democratisch gehalte
JEAN TILLIE • Hoogleraar
Advertisement
De afgelopen jaren is er veel geklaagd over de toon van het integratiedebat. Veel mensen vonden die te hard, anderen vonden dat duidelijk gezegd moest worden wat lange tijd verzwegen werd: de multiculturele samenleving heeft veel problemen. De toon van een debat is ons inziens echter niet interessant. Het is een volstrekt willekeurig criterium: wat de één een harde toon vindt, leidt bij de ander tot een geeuw van verveling. Wat wél belangrijk is, is het democratisch gehalte van een debat, en op dit belangrijke punt is het met het integratiedebat in nederland fout gegaan. Het publieke debat moet zo open mogelijk worden gevoerd maar er zijn drie preliminaire voorwaarden waar absoluut aan voldaan moet worden omdat het debat dan anders zijn democratisch karakter zou verliezen . Deze regels zijn: niet oproepen tot geweld, niet oproepen tot uitsluiting van burgers en het respecteren van de menselijke waardigheid. Het publieke debat moet voor alles geweldloos zijn. in een democratie worden conflicten tussen gelijkwaardige burgers niet met geweld opgelost. Het oproepen tot geweld plaatst het debat buiten de democratie en verhindert een volledig open discussie binnen die democratie. Verder mag niemand, op welk kenmerk dan ook, worden uitgesloten van de discussie. ieder lid van de politieke gemeenschap heeft toegang tot het publieke debat. Verkregen rechten zijn onomkeerbaar. Op het moment dat niet-nederlanders stemrecht krijgen bij lokale verkiezingen, zijn ze lid van de politieke gemeenschap en kunnen ze niet worden uitgesloten. Het bovenstaande moet wel onderscheiden worden van discussies over toegang tot de politieke gemeenschap. als ik hetzelfde voorbeeld blijf hanteren: de vraag of niet-nederlanders stemrecht mogen krijgen bij nationale verkiezingen valt binnen de grenzen van het publieke debat zelf en is daar niet een voorwaarde van Hier zijn diverse standpunten mogelijk. Sommige zullen voor zijn omdat dit de integratie van immigranten bevordert, anderen tegen omdat zij bang zijn voor een al te multiculturele politieke gemeenschap. Zijn de rechten echter verkregen dan kan niemand meer worden geëxcommuniceerd (net zoals het kiesrecht van vrouwen ook niet meer kan worden ontnomen omdat er eens tijden waren dat zij geen stemrecht hadden). Ten slotte moet de menselijke waardigheid te allen tijde worden gewaarborgd. Mensen mogen in het publieke debat bijvoorbeeld niet met dieren worden vergeleken omdat dit de fundamentele menselijke waardigheid ontkent. Dan gaat het met name om dieren die in een bepaalde cultuur als ‘minderwaardig’ worden gezien. Een bekend voorbeeld is de Eindhovense imam El Moumni die stelde dat ‘homo’s erger dan varkens zijn’. Ook de uitlating van Theo van gogh over moslims als de ‘vijfde colonne van geitenneukers’ moet om deze reden worden afgewezen. Een veel beladener voorbeeld zijn de nazi’s die in de jaren dertig van de vorige eeuw joden met ratten vergeleken. De ontkenning van de menselijke waardigheid opent de mogelijkheid dat inhumane maatregelen tegen mensen worden genomen. naast deze drie taboes op het democratisch debat is wederzijds respect belangrijk. Binnen ieder debat worden de standpunten van de tegenstander gerespecteerd. Men is het weliswaar niet eens met deze standpunten, maar ze worden wel als legitiem gezien. partij Voor de Vrijheid-leider geert Wilders die minister Vogelaar ‘knettergek’ noemt, schendt deze regel van wederzijds respect en sluit Vogelaar uit. Bovendien mag men in een democratisch debat alleen maar spreken namens mensen die men daadwerkelijk vertegenwoordigt en waar men ook verantwoording aan moet afleggen. Een vakbondsman of -vrouw kan alleen spreken namens de leden van zijn of haar vereniging en niet namens alle arbeiders. Een politieke partij kan alleen spreken namens haar leden en haar kiezers en nooit namens alle nederlanders. in die zin is het problematisch dat de partij Voor de Vrijheid en Trots op nederland geen leden hebben waar de politieke leiders verantwoording aan moeten afleggen. Zij kunnen spreken namens hun kiezers, maar nooit namens alle nederlanders of namens alle ‘hardwerkende mensen’. Deelnemers aan het democratisch debat die claimen namens een groep te spreken moeten hun wortels dus in de civiele maatschappij hebben of in een groep mensen waar ze verantwoording aan afleggen zoals de leden van een politieke partij. De drie taboes van het democratisch debat (geweldloosheid, niemand uitsluiten en het respecteren van de menselijke waardigheid) zijn in de discussies rond de multiculturele samenleving regelmatig geschonden. ‘jongerenimam’ abduljabbar van de Ven schendt de geengeweldregel als hij hardop hoopt dat geert Wilders zal sterven. rita Verdonk schendt de geen-uitsluitingsregel als ze aan een orthodoxe moslim met de nederlandse nationaliteit, die vrouwen geen hand wil schudden, vraagt waarom hij eigenlijk in nederland blijft. Debat binnen een democratie is goed en noodzakelijk. Maar voer de discussie wel binnen de grenzen van die democratie.
jean Tillie is hoogleraar etnische studies aan de universiteit van amsterdam. lees een interview met hem op pagina 38.