13 minute read

Hollandse tradities: kerstmis

HOLLANDSE TRADITIES

Kerstmis

Advertisement

De woonkamer bij de ouders van Ceylan Yıldız (25) is met kerstmis niet te onderscheiden van die van fanatieke kerstmis-vierders. Op een prominente plek staat een kerstboom met lichtjes, slingers en ballen uiteraard. Daar blijft het niet bij. als de familie Yıldız ergens aan meedoet gaan ze all the way, zoals Ceylan, die eerst rechten en daarna psychologie studeerde, het zelf formuleert. in de woonkamer staat dan ook een stalletje met het jezuskind in een kribbe, jozef, Maria en de os en de ezel. Yıldız: “We zetten de complete collectie bij de stal”.

Haar ouders zijn beide gemengd Syrisch en Turks. Ze kwamen in 1977 naar nederland omdat ze dachten dat dat een land was dat betere kansen bood voor de toekomst. je zou ze tegenwoordig economische migranten noemen. Moeder werd onderwijsassistente en crèchemedewerkster, vader vond een baan bij philips. Ze besloten van het begin af aan in alle ‘nederlandse dingen’ mee te doen en helemaal deel uit te gaan maken van de nederlandse bevolking. Zij wilden zich niet afsluiten van de rest van de samenleving, maar optimaal participeren.

in het gezin heerste een vrije sfeer en ze ‘doen’ dan ook aan zowel nederlandse als islamitische feestdagen. Omdat de – inmiddels aangetrouwde- familie overwegend nederlands is hoort daar ook het kersfeest bij. Dat wordt altijd met een man of twintig dertig gevierd. Steeds is het kerstdiner bij een ander familielid thuis. Ceylan Yıldız zegt dan ook: “Het hangt er maar net vanaf wie dit jaar de wisselbeker heeft”.

Van verdeeld naar gedeeld land

Wat gebeurt er met mensen als alles wat bekend en veilig was er niet meer is? Het is een van de beginzinnen uit het boek Gedeeld land van Jean Tillie. In dit boek maakt hij de balans op van de belangrijkste ontwikkelingen in het multiculturele debat en gaat in op de vraag waarom we maar niet tot een oplossing komen. DOOR MARLIES MIELEkAMP

“I n mijn visie is voor iedereen in Nederland, autochtoon of allochtoon, de sociale omgeving veranderd”, legt bijzonder hoogleraar electorale politicologie Jean Tillie uit. “In mijn boek vergelijk ik het proces dat daartoe leidde met het ontstaan van de ‘ cargocult’ die in Nieuw-Guinea opkwam na de kolonisatie door de Nederlanders. Die kolonisatie had een sociale, culturele en economische desintegratie ten gevolge die uitmondde in de ‘Vailala-razernij’ waarbij alle heiligdommen op straat werden gegooid. Tegelijk ontstond er een collectief autisme en kwamen er charismatische leiders met een sterke persoonlijkheid die vertelden dat er een boot met voorouders zou landen die de Papoea’s door meegebracht voedsel en wapens zouden bevrijden van de Nederlanders. Een groot deel van de Nederlandse bevolking is de afgelopen jaren in een vergelijkbare ‘cargocult’, de ‘Nedercult’, terechtgekomen.”

“De Nederlandse variant van het collectief autisme dat een ‘cargocult’ kenmerkt is het structurele sociale isolement waar etnische groepen gaandeweg in verzeild zijn geraakt”, stelt de hoogleraar. “De Amerikaanse politicoloog Putnam meende al in 2001 dat als de diversiteit in een buurt toeneemt, mensen ‘schildpaddengedrag’ gaan vertonen. Ze trekken zich terug. Ze wantrouwen niet alleen de leden van die andere etnische groepen, maar ook het vertrouwen in de eigen vrienden neemt af. Bij alle etnische groepen daalt dus het wederzijds vertrouwen.” In Nederland is zo’n situatie ontstaan en bovendien werden tussen 1995 en 2000 de subsidies voor etnische organisaties teruggedraaid. “Het klinkt als een paradox, maar juist etnische organisaties bevorderen de integratie” vertelt Tillie die zelf onderzoek deed naar de politieke participatie van allochtone Nederlanders. Die integratie is des te sterker naarmate die organisaties door een horizontaal netwerk met elkaar verbonden zijn.

Wat ook een nadelige invloed op de politieke participatie van allochtone Nederlanders had was dat de aard van de subsidies veranderde. Tillie: “In plaats van organisaties werden projecten gefinancierd. Het voordeel was dat daardoor de besteding van gelden beter meetbaar was. Het grote nadeel was dat mensen gingen concurreren om dezelfde pot met geld waardoor de samenwerking tussen verschillende etnische organisaties verdween. Ik vond dat ook daardoor politieke participatie afnam. “

“In de politiek waren ze bang om voor racist uitgemaakt te worden, nu zijn ze bang om muticulturalist genoemd te worden ”

Een tweede element dat kenmerkend is voor een ‘cargocult’ is hysterie. Die zag Tillie vooral in het debat dat werd gevoerd over multiculturaliteit. Niet dat hij vindt dat je zaken niet moet benoemen, verre van dat. Het negeren van Janmaat vindt hij achteraf gezien een ‘faux pas’. “Kijk, die man vertegenwoordigde in de Tweede Kamer een grote groep mensen en dan is het vanuit democratisch oogpunt niet verstandig zo iemand te negeren. Bovendien zei Janmaat – vergeleken met sommige Tweede Kamerleden nu – niet zoveel bijzonders. Het gevaarlijke aan Janmaat was dat er een niet-democratische, rechts-extremistische groep skinheads om hem heen hing.”

Dat in het debat al jaren in hetzelfde kringetje wordt rondgedraaid, komt vooral omdat dat debat buiten de democratie wordt gevoerd. “Ook binnen een democratie is de vrijheid van meningsuiting niet absoluut; je kunt niet altijd zeggen wat je denkt, je moet je aan de regels houden”, legt de hoogleraar uit. “Zo is de eerste regel van het debat dat je nooit mag oproepen tot geweld zoals jongerenimam Van de Ven die op TV zei dat hij hoopte dat Wilders zou sterven. Dat was een impliciete oproep tot geweld.”

“De tweede regel is dat je niemand mag uitsluiten. Toen Verdonk zei dat de imam die haar geen hand gaf het land uitmoest, zat ze fout. Je mag wel zeggen dat je het onzin vindt dat iemand vrouwen geen hand geeft. Ook niet democratisch is de zogenaamde zachte uitsluiting zoals iemand ‘knettergek’ noemen of zeggen dat iemand ‘een racist’ is. De derde regel is dat je de menselijke waardigheid moet respecteren, je mag mensen bijvoorbeeld niet met dieren vergelijken; zeggen dat homo’s erger zijn dan varkens, kan niet. Een extreem voorbeeld is Hitler die Joden met ratten vergeleek. Later bleek die vergelijking niet helemaal toevallig: ratten mag je immers uitroeien? Datzelfde kwam ik trouwens onlangs op internet tegen; Marokkanen werden daar ‘Rifratten’ genoemd. Dat kan niet.”

Tillie vindt anderzijds dat in Nederland te lang zaken niet bij de naam zijn genoemd. “Althans de politiek deed dat niet. Ambtenaren benoemden daarentegen de problemen wel in hun beleidsstukken en droegen ook oplossingen aan. In de politiek waren ze echter bang om voor racist uitgemaakt te worden. Nu zijn ze bang om muticulturalist genoemd te worden. Het is toch van de pot gerukt dat juist Wouter Bos oproept tot polarisatie en generalisatie. Het heeft er gewoon mee te maken dat een deel van de top van de PvdA bang is autochtone kiezers te verliezen… Ik pleit voor een genuanceerde blik.”

Zelf noemt Tillie zich ‘de laatste multiculturalist van Nederland’. Hij weet als geen ander dat het sociale middenveld de basis is van een democratie. “Het hoofdprobleem met meerdere culturen die naast elkaar leven is het gebrek aan sociale cohesie. Daarvoor zouden netwerken gecreëerd moeten worden. Je hebt sterke en zwakke netwerken. Een sterk netwerk is de familie of een vriendengroep, vooral als die vrienden ook onderling nog contact hebben. Een zwak netwerk is bijvoorbeeld het ‘old boys network’. De deelnemers daaraan zien elkaar vaak alleen op recepties, maar als er een bestuurslid nodig is weten ze elkaar te vinden. Zulke zwakke netwerken verbinden erg veel mensen met elkaar zonder dat er sprake is van een strenge sociale controle. Dit soort netwerken zou tot stand gebracht moeten worden in buurten waar nu problemen zijn. Dat is moeilijk, want zelfs op een etnisch diverse school praten ouders van verschillende etnische groepen vaak niet met elkaar. Dat zou je moeten doorbreken om zo sociale cohesie te bevorderen.”

“Als de diversiteit in een buurt toeneemt, gaan mensen ‘schildpaddengedrag’ vertonen ”

Het geeft Tillie hoop dat uit een onderzoek van het NIPO onlangs bleek dat Nederlanders toleranter zijn geworden ten aanzien van moslims. “Ik vraag me steeds af of ik een actueel of een historische boek heb geschreven. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat Wilders en Verdonk samen minder zetels krijgen dan Pim Fortuyn. Ik denk - en vooral hoop - dat die kanteling doorzet. Onze kinderen groeien op met meerdere culturen. Mijn hoop is dat er een generatie aankomt waarvoor multiculturaliteit normaal is. Ik hoop dat we nu in een fase zitten waarin uiteindelijk een nieuwe eenheid ontstaat. Van een verdeeld naar een gedeeld land…”

HOLLANDSE TRADITIES Pakjesavond (2)

Sinterklaas is voor Elif Yildirim, kleuterleidster, gezellig en hard werken tegelijk. “ik werk met kinderen en in de sinterklaastijd is het altijd erg hectisch met knutselen en versieren.Thuis vieren wij de pakjesavond altijd met de kleintjes van de familie en dan zorgen we ervoor dat er ook een zwarte piet langskomt. ik ben twee keer als piet verschenen voor mijn neefjes en nichtjes. Dit jaar was mijn nicht aan de beurt. Wij stoppen alle cadeautjes dan in een grote zak en laten piet dit bezorgen. We zingen natuurlijk liedjes en pakken de pakjes uit. Het is een leuke avond, er wordt enorm veel gelachen. Het leuke van Sinterklaas vind ik dat het zo magisch is voor de kinderen. ik weet nog toen ik als kind uren lang in bed lag liedjes te zingen voor Sinterklaas en dat ik in de avond heel vaak stiekem mijn bed uit ging om te kijken of er al wat in mijn schoen lag, maar ik vond natuurlijk niets. Mijn eerste echte herinnering aan Sinterklaas was dat ik een hele mooie grote pop had gekregen in mijn schoen of beter gezegd naast mijn schoen. Daarna begon het heel erg te leven voor mij. ik ben blij dat mijn moeder mij dit heeft laten ervaren en dat ik altijd mee kon praten over dit onderwerp met leeftijdsgenoten want op school hadden we altijd als standaard gespreksonderwerp wie er wat in zijn schoen had gekregen. Het was leuk om daar ook enthousiast over mee te kunnen praten. Mijn oudere broer en zus begonnen mij steeds te pesten omdat ik nog in Sinterklaas geloofde. Mijn moeder gaf telkens weer mijn broer en zus op hun kop, maar lang kon ze het geheim niet bewaren. uiteindelijk heeft ze alles opgebiecht, ik was acht toen ik ging beseffen dat Sint niet echt bestond. Heel raar was dat. Het kostte me moeite om te geloven dat Sint niet echt was. ik weet nog wat ik dacht: gek dat ik als kind niet mocht liegen van mijn ouders maar ze hadden mij zelf al die jaren voorgelogen. uiteindelijk ben ik heel blij dat mijn ouders over dit onderwerp hebben gelogen want ik snap nu waarom ze dat hebben gedaan.”

Eerste generatie, voorbije tijden

Ze kwamen naar Nederland om hun dromen te verwezenlijken. Velen kijken met gevoelens van trots terug op hun leven. Toch hebben de meesten zich hier nooit echt thuis gevoeld, zo blijkt uit een bezoek aan een koffiehuis. “De eerste generatie heeft hard gewerkt en de tweede generatie moet een stap verder komen.” DOOR OzAN TüRkDOĞAN

Buiten is het regenachtig en winderig, binnen, in een Turks koffiehuis in Tilburg zitten vier mannen van rond de vijftig jaar aan een tafel in de hoek te kletsen, over van alles en nog wat. Als ze de vraag voorgeschoteld krijgen wat ze van Nederland vinden en of ze er trots op zijn, reageren ze in eerste instantie afwachtend. “Zeg jij maar eerst wat jij ervan vindt”, zegt de 47-jarige Hamza DemirtaŞ die op 7-jarige leeftijd emigreerde naar Nederland.

“Dit is mijn geboorteland,” antwoord ik. “Ik ben tevreden over mijn leven hier, ik weet niet beter.”

“Toen wij nog jong waren ontzegden uitsmijters ons vaak de toegang tot de discotheek”, zegt een besnorde man aan tafel. “Omdat we geen pasjes hadden, zeiden ze.” DemirtaŞ mengt zich in het gesprek. “Mijn kinderen zijn hier geboren en hier voelen ze zich thuis,” zegt DemirtaŞ. En hij dan? “Ik? Ik heb me nooit echt thuis gevoeld in dit land.” DemirtaŞ moet weg, de kinderen van school halen.

Het gesprek gaat verder met de 62-jarige Ismaïl AvŞar die in Nederland op vakantie is. “Wij Turken zouden hier het systeem, de cultuur en de taal moeten kennen om voor onze rechten op te kunnen komen, helaas zijn er nog teveel mensen die dat niet kunnen.” Terwijl een nieuwe bezoeker komt aanschuiven en aandachtig luistert, gaat AvŞar verder: “Het schijnt hier ook redelijk communistisch te zijn, over je inkomsten moet je veel belasting betalen.” De nieuwe bezoeker reageert: “In dit land heb je tenminste sociale rechten. Wat willen jullie dan? Naar je familie in Turkije koffers vol met geld sturen? Dat was vroeger, die tijden zijn voorbij.”

“Sociale rechten?” reageert de 51-jarige Mehmet Akçakaya ontgoocheld. “Ik ben ontslagen nadat ik een auto-ongeluk heb gehad. Door het ongeluk was ik fysiek niet helemaal meer in orde. Ik werkte in een glasfabriek. Ze hebben me ontslagen, zonder ook maar een ontslagvergoeding of wat dan ook te geven. Ik was niet bekwaam genoeg om voor mijn rechten op te komen, hou toch op over je sociale rechten.”

“Je zit hier in een keurig net pak te klagen over Nederland terwijl je zelf niets doet,” merkt een andere bezoeker op. Akçakaya schiet in de verdediging. Hij zegt dat hij na het verkeersongeluk, inmiddels dertig jaar geleden, linea recta naar de sociale dienst werd gestuurd. “Sindsdien heeft geen enkele instantie meer op mijn deur geklopt. En nu zeggen ze ineens dat ik aan de bak moet.” Akçakaya doet nu vrijwilligerswerk, “Verplicht.”

De besnorde man mengt zich weer in het gesprek: “De staat heeft jarenlang mensen lui gemaakt,” zegt hij. “Eerlijk gezegd kiezen wij Turken ook altijd voor de makkelijke weg.”

Verderop zitten twee vrienden aan tafel, Cemal Mantoloğlu en Summani Ivak, beide eind veertigers. Op de vraag of ze van Nederland houden, antwoordt Mantoloğlu op

zachte toon: “Ik hou van dit land, anders zou ik hier niet zijn. Diegenen die niet van dit land houden, mogen wat mij betreft weggaan.” En vindt Cemal dat er in Nederland gediscrimineerd wordt? “Als mensen zich aanpassen, worden ze ook niet gediscrimineerd”, zegt hij. “Ik heb zelf op Pim Fortuyn gestemd. Pim zei: ‘Er zijn mensen die hier jarenlang wonen en niet werken en de taal niet kennen. Wat moet ik met deze mensen?’ Deze uitspraak vond ik mooi.”

Zijn vriend Ivak spreekt nauwelijks Nederlands, terwijl hij hier toch al bijna dertig jaar woont. “Toen ik naar Nederland kwam, ging ik naar school om de taal te leren. Toen de school met vakantie ging, ging ik zelf voorgoed met vakantie”, zegt hij schaterlachend. Hij ging aan de slag in een fabriek. “Ik had alleen maar Turkse collega’s. Nu merk ik de gevolgen van het feit dat ik destijds de taal niet heb geleerd.”

Hij voegt eraan toe: “Vroeger had Nederland ons nodig, maar dat was vroeger. De eerste generatie heeft hard gewerkt en de tweede generatie moet een stap verder komen.”

“Wat heeft de regering voor de eerste generatie gedaan, een medaille gegeven?” zegt een 57-jarige bezoeker gefrustreerd die ondanks het rookverbod de ene na de andere sigaret opsteekt. Hij wil niet met zijn naam in het blad. Zijn kinderen zijn hoogopgeleid, zo valt op te maken uit zijn verhaal. Dan moet hij Nederland toch wel erkentelijk zijn? Nee, zegt hij. Hij vertelt dat zijn zoon een universitaire opleiding heeft afgerond, maar dat hij desondanks 2,5 jaar lang geen baan heeft kunnen vinden. Ook zijn dochter zit al bijna twee jaar werkloos thuis, terwijl ook zij een universitaire opleiding heeft afgerond.

“Ervaring wordt als excuus gebruikt,” meent de rokende man. “Natuurlijk discrimineert Nederland.” Maar hij heeft toch zijn kinderen laten studeren in dit land, is dat geen een reden om dankbaarheid te tonen? Nee, vindt de man nogmaals. “Ik heb meer dan dertig jaar gewerkt en verdiende bruto 4800 gulden, terwijl ik netto 1600 gulden kreeg. Dat noem ik modern communisme. Nee zo’n wet kan ik niet respecteren.”

“Pim zei: ‘Mensen die hier jarenlang wonen en de taal niet kennen. Wat moet ik met ze? ”

Wil de man dan niet terugkeren naar zijn geboorteland omdat hij toch zo ontevreden is over Nederland?

“Niemand heeft het recht om dat tegen mij te zeggen,” zegt hij. “Als de staat mij mijn rechten teruggeeft, de staat waar ik jarenlang belasting aan heb betaald, ja dan ga ik terug. Ik wilde altijd terugkeren maar heb het nooit kunnen doen omwille van mijn kinderen. Ik hou van Turkije, dat is mijn land.”

This article is from: