Inhoud
Mary’s ‘woman cave’
5
Vermakelijk landleven
Mary en haar keukenkeldertje
7
In de ban van bloemen Rijkdom in geuren en kleuren
31
Zoete overvloed
Vers fruit en confituren
51
Lekkernijen van zuivel
Melk, boter en kaasjes
69
Theedrinken in de schelpengrot Een grot als ‘statement’ 83
Colofon 96
< Gezicht vanuit de koninginnetuin op Mary's appartement. Het keukenkeldertje ligt in het onderhuis, links van de uitbouw met schelpengrot (ca. 1696).
Mary’s ‘woman cave’
Paleis Het Loo is gebouwd in de 17e eeuw. Een ruimte die er nog grotendeels uitziet zoals toen, is het betegelde keukenkeldertje. Een verborgen schat in het onderhuis, vlakbij de bier- en wijnkelder, grenzend aan de koninginnetuin. Dit was het privédomein van prinses Mary II Stuart (1662-1695), de eerste bewoonster van Paleis Het Loo. Hier schikte ze bloemen en maakte ze confituren van fruit uit eigen tuin. Melk van eigen boerderijen verwerkte ze tot room, kaasjes en boter. Het waren hobby’s voor rijke dames op hun buitenplaatsen, ver weg van het drukke stadsleven. Het keldertje stond vol vazen, bloempotten, schotels, kommen en koelvaten van blauw-wit Delfts aardewerk. Het verzamelen van dit aardewerk was misschien wel Mary’s grootste hobby.
Mary’s keukenkeldertje is uniek. Nergens anders in Nederland is zo’n ruimte bewaard gebleven. Het keldertje is lang gesloten geweest voor restauratie en sinds kort weer open voor het publiek. Om dit te vieren verschijnt deze publicatie. Een kennismaking met Mary, haar keukenkeldertje en het landelijke leven op Paleis Het Loo in de 17e eeuw. Een leven met een keerzijde. Veel producten, materialen en zelfs mensen die bijdroegen aan Mary’s vorstelijke imago, kwamen via de koloniale handel uit Azië en Midden- en Zuid-Amerika naar Europa. Voorbeelden hiervan komen in het boekje aan bod.
Het verhaal van Mary en haar keldertje spreekt in de 21e eeuw opnieuw tot de verbeelding: ook nu willen mensen onthaasten en is er veel belangstelling voor ambachtelijke, liefst zelfgemaakte producten. De verhalen en recepten in dit boek – ‘slow food’ uit de 17e eeuw – kunnen ook vandaag de dag nog inspireren.
Vermakelijk landleven
Mary en haar keukenkeldertje
Ontspannen genieten op het platteland hoorde in de 17e eeuw bij het leven van de elite. Mary’s keukenkeldertje en haar ambachtelijke hobby’s pasten bij haar status als prinses en echtgenote van stadhouder Willem III (16501702). Mary was de dochter van de Engelse troonopvolger. In 1677 trouwde ze op vijftienjarige leeftijd met haar twaalf jaar oudere neef Willem, in St. James ‘ s Palace in Londen. Het was een strategisch huwelijk, dat het bondgenootschap tussen Engeland en de Nederlandse Republiek moest verstevigen, om zo tegenwicht te bieden aan de expansiepolitiek van de Franse koning Lodewijk XIV.
Mary was vriendelijk, knap en hield van dansen en toneel. Ze bespeelde ook verschillende muziekinstrumenten. Ze had Willem voor het huwelijk pas een keer eerder ontmoet en was niet van hem gecharmeerd. Dat ze Engeland voor hem moest verlaten, maakte haar verdrietig. Eenmaal gewend aan het hofleven in Nederland bleek niet alleen het land, maar ook Willem best mee te vallen. Maar het huwelijk ging niet over rozen. Mary voelde zich eenzaam. Het was een roerige tijd voor de Republiek en Willem was vaak maandenlang op het slagveld. In zijn vrije tijd ging hij het liefst jagen met vrienden. Twee miskramen vroeg in hun huwelijk maakten de situatie er niet beter op. Uiteindelijk bleef het huwelijk kinderloos.
Toch voelden Mary en Willem zich ook met elkaar verbonden. Ze vonden elkaar in gemeenschappelijke interesses, waarmee ze het hofleven in de
< Prinses Mary II Stuart met in haar hand een takje oranjebloesem, geschilderd door Willem Wissing tussen 1685 en 1687.
Het driedelige werk ‘‘t Vermakelijck lant-leven’ (1669) was bedoeld voor eigenaren van buitenplaatsen. In deel 1, ‘Den Nederlantsen hovenier’, staat alles over het aanleggen van een tuin. De schrijver was Jan van der Groen, hovenier van de stadhouders Willem II en Willem III.
Republiek allure gaven. Allebei waren ze geïnteresseerd in architectuur, interieur- en tuinontwerpen en het verzamelen van planten en bloemen. Samen lieten ze de paleizen Honselaarsdijk en Soestdijk vernieuwen en uitbreiden. Ook de tuinen van Hof te Dieren met zijn jachtgronden op de Veluwe pakten ze aan. Willem was zo verknocht aan de Veluwe, dat hij er in 1684 grond kocht voor de bouw van een nieuw jachthuis: Paleis Het Loo.
Mary’s huis en tuin
Twee jaar later was het nieuwe paleis al bewoonbaar. Mary is er samen met Willem zes keer geweest voordat ze in 1689 tot koning en koningin van Engeland, Ierland en Schotland werden gekroond. Meestal verbleven ze op Het Loo in het vroege voorjaar, van maart tot begin mei, en daarna van juli-augustus tot midden november. Willem vond naast zijn verplichtingen ontspanning en vertier in de jacht, Mary had haar eigen bezigheden. Die hadden alles te maken met het ‘’t Vermakelijck lant-leven’, zoals de titel van een populaire driedelige boekenserie uit die tijd luidt. In het voorjaar was ze druk met het kweken van bloemen en planten in de tuin en in het najaar met het oogsten en verwerken van fruit, waar ze jam en confituren van maakte.
De aanleg van Paleis Het Loo met tuinen, boomgaarden en moestuinen past binnen de ontwikkeling van buitenplaatsen in de Republiek in de 17e eeuw. Het was een periode van groeiende welvaart. Rijke regenten en kooplieden lieten buitenhuizen bouwen met tuinen en boomgaarden langs rivieren als het Spaarne, de Vecht en de Vliet. Hier, ver van het drukke stadsleven, vonden ze rust en ontspanning door te jagen, tuinieren, vissen, lezen of wandelen. De schone lucht, de eenvoud en het groen waren een verademing. Bij maaltijden met vrienden en familie was het belangrijk dat alles wat op tafel kwam, op eigen grond geteeld was. Het waren eenvoudige maaltijden, in tegenstelling tot de overdadige diners in de stad. Die eenvoud was natuurlijk relatief: vlees, wild, Rijnwijn of suiker was voor een deel van de bevolking niet te betalen. Bovendien waren hooggeplaatste personen als Willem en Mary het aan hun stand verplicht op al hun paleizen status en macht uit te stralen.
Bij een buitenplaats hoorde een goed onderhouden tuin. Die werd gezien als symbool voor vrouwelijke deugdzaamheid. Rijke, machtige vrouwen hielden zich daarom intensief bezig met tuinen, als opdrachtgevers, (mede) ontwerpers en als gebruikers. Mary was op Paleis Het Loo bij de tuinplannen betrokken. Daarnaast hield ze zich bezig met de interieurs. Een vrouw was verantwoordelijk voor een proper en goed functionerend huis -
Vermakelijk landleven
houden. Ook daarmee toonde ze haar deugdzaamheid. De inrichting van het huis hoorde daarbij. Uit Mary’s kasboekje blijkt dat ze van haar jaarlijkse toelage van 10.000 gulden een groot deel uitgaf aan goud, juwelen, kostbare zijden en satijnen stoffen, hoeden en handschoenen. Maar ze kocht ook geregeld iets voor de aankleding van het interieur. Met (lak) meubels, zilver, tapijten, Delfts aardewerk en porselein liet ze zien dat ze de mode op de voet volgde. Bij bezoeken aan Den Haag, Amsterdam of Brussel werd flink ingekocht.
Mary zal ook betrokken zijn geweest bij de inrichting van het keukenkeldertje op Paleis Het Loo. Oranje-prinsessen – en soms ook andere vooraanstaande vrouwen – hadden een (kelder)appartement grenzend aan de tuin met een keuken en eventueel een eetkamer, melkkamer of badkamer.
Mary had zo’n privé-appartement ook op paleis Honselaarsdijk en later in de Water Gallery bij Hampton Court Palace, vlakbij Londen.
Mary hield een kasboekje bij waarin ze haar uitgaven vermeldde.
Reconstructie van Mary’s inktstel met fragmenten van Delfts aardewerk die zijn gevonden in de tuin bij haar keukenkeldertje. Van een dergelijk inktstel zijn geen andere exemplaren bewaard gebleven.
Betegeld van boven tot onder
Op Paleis Het Loo kon Mary direct vanuit haar officiële vertrekken op de eerste etage via een eigen trap naar haar appartement in het onderhuis. Het bestond uit een betegeld keukenkeldertje en een ruimte met een apart gedeelte voor een rustbed en verder stoelen en een tafel met zwart marmeren blad. Ernaast lag de schelpengrot die ze als theekamer in gebruik had, met directe toegang tot haar tuin. In haar kelderappartement kon Mary alleen zijn, ver weg van het Haagse hofleven en de officiële verplichtingen op Het Loo zelf. Hier kon ze wat uitrusten, een boek lezen en brieven en recepten schrijven. De meeste tijd besteedde ze aan hobby’s, zoals het schikken van zelf gekweekte bloemen en het maken van kaasjes en confituren. Echt alleen was ze natuurlijk niet. Er was altijd wel personeel in de buurt, of haar vrienden of familie waren op bezoek.
In blauw geschilderd landschap in mangaanpaars gesprenkelde achtkant.
Het keukenkeldertje heeft een huiselijke, bijna intieme sfeer. Het is van boven tot onder betegeld, inclusief het plafond. De blauw-witte en mangaanpaarse tegels zijn beschilderd met landschappen, bloemenvazen en geometrische patronen. Daarnaast zijn er bruin gevlamde tegels en gesprenkelde (gespikkelde) tegels. De grote variatie aan tegels, de hoge kwaliteit van de beschildering en de wijze waarop alle tegels precies op het muuroppervlak en in het plafond passen – het was een huzarenstukje dat hoogwaardig vakmanschap vereiste. De uitvoering was waarschijnlijk in handen van de Rotterdamse tegelbakkerij Delftsevaart, een fabriek die zijn sporen had verdiend en aan veel Europese hoven leverde. Mary is met de opdracht voor het betegelen van deze ruimte niet over een nacht ijs gegaan. Ze zal bewust voor tegels met landschappen en dorpjes hebben gekozen, met herders en herderinnen, boeren, vissers en andere plattelandsbewoners. Hetzelfde geldt voor de tegels met bloemenvazen (p. 37-39). Daarvan sieren twaalf verschillende typen de wanden van het keldertje. Ze verwijzen naar Mary’s liefde voor het landleven, het kweken van bloemen en het maken van boeketten.
< Betegelde muur en plafond aan de raamzijde. De tegels zijn van Rotterdamse makelij, hoogstwaarschijnlijk van tegelfabriek Delftsevaart. De meeste tegels in het keukenkeldertje zijn uit de periode 1685-1690. Door de eeuwen heen zijn tegels vervangen. Een deel van het tegelwerk aan de raamzijde is in de jaren 80 van de 20e eeuw door Koninklijke Tichelaar in Makkum vernieuwd.
In blauw geschilderd landschap in cirkel
< Als hulpmiddel gebruikte de tegelschilder een spons: een vel papier waarop het decor met gaatjes is aangebracht. Door houtskoolpoeder door de gaatjes te stuiven, komt de voorstelling in stipjes op de tegel te staan.
Bij een gevlamde tegel zijn engobes (kleipap) in verschillende kleuren op de tegel aangebracht en daarna door elkaar gekamd.
< Bij het sponzen wordt het hele oppervlak van de tegel aangestipt met een spons waar keramische verf op zit.
Mangaanpaars gesprenkelde achthoek op wit fond met een peer in blauw
Mangaanpaars gesprenkeld motief dambord
Mangaanpaars gesprenkeld rondje in achtkant
Mangaanpaars gesprenkeld motief signet
zelf doen
Bij het decoreren van tegels komen verschillende technieken voor, zoals het sprenkelen. Leuk om dit zelf te proberen. Knip een vorm (sjabloon) uit papier en leg deze op een ander vel papier. Doop een tandenborstel in waterverf en schraap er met een mes over heen. Haal het sjabloon weg als het hele vel bespat is: de vorm komt als een wit vlak tevoorschijn.
restauratie van de tegels
Zoutuitbloei ontstaat als gevolg van het opdrogen van vocht in de muren. Hierdoor kristalliseren de in het vocht opgeloste zouten uit aan het muuroppervlak en tasten op den duur de tegels aan.
Het keukenkeldertje van Mary verkeerde lange tijd in slechte staat door lekkages, wisselende grondwaterstanden en zelfs een overstroming in de tuinen. Het vocht wordt in dit soort situaties door de muren opgenomen. Als gevolg hiervan lossen de in de grond en muren aanwezige zouten op in dit vocht. Maar waar de muur droogt, vormen de zouten weer kristallen aan het oppervlak. Op den duur raakt het tegelwerk door dit proces beschadigd. De zoutkristallen drukken de tegels van de muren en beschadigen het glazuur. Langdurige wisseling in relatieve luchtvochtigheid van de ruimte heeft eenzelfde effect. De mortel en tegel worden steeds instabieler en brozer, waardoor op termijn materiaal verloren gaat of zelfs uit elkaar valt. In 2009 was de situatie van het keukenkeldertje zo ernstig, dat het voor het publiek gesloten werd. Tegels vielen van de muren en op verschillende plaatsen werd het glazuur van de tegels gedrukt.
Om het keukenkeldertje van de ondergang te redden was ingrijpen nodig. De eerste stap om tot een weloverwogen restauratie te komen, was een onderzoek naar de problematiek van zouten en vochttransport in de muren. Hierbij werkte Paleis Het Loo samen met de Technische Universiteit Delft/ Heritage and Architecture. Bij het onderzoek, dat in 2019-2021 is uitgevoerd, zijn op diverse plaatsen en verschillende dieptes monsters genomen. De zouten in deze monsters zijn geanalyseerd en het vochtgehalte in de muren is gemeten. Daaruit bleek dat niet langer sprake was van lekkages in het plafond of de muren. Verder bleken er hoger in de muren en het plafond veel minder zouten te zitten, waardoor de tegels daar op hun plaats konden blijven.
Uiteindelijk is besloten alleen de slechtste muur aan de westkant aan te pakken. In 2021 deed restaurator Michiel Overhoff voorafgaand aan de restauratie een nulmeting van de situatie. Het gespecialiseerde bedrijf Van Sabben Tegelwerken verwijderde vervolgens met een grote diamantzaag de tegels tot een hoogte van tachtig centimeter. De losgehaalde tegels werden direct in waterbaden gelegd en overgebracht naar het atelier van Michiel Overhoff. Na herhaaldelijk spoelen waren de tegels ontzout
Restaurator Michiel Overhoff maakt een rapport (nulmeting) van de toestand van de tegels voordat hij aan de restauratie begint. Alle tegels hebben een eigen nummer gekregen.