Nationaal Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg

Page 1





Het Nationaal Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg Zien, denken, doen Redactie Annemiek Gringold & Asjer Waterman

Joods Cultureel Kwartier | Waanders Uitgevers, Zwolle


Inhoud Misdadenbehang

De verordeningen en aanvullende maatregelen die de Jodenvervolging in Nederland juridisch mogelijk maakten, zijn op de wanden van de presentatie Nederland en de Sjoa weergegeven. Deze maatregelen bieden een tijdlijn van de Jodenvervolging. Op de omslag, schutbladen en pagina's 1, 2, 87, 88, 159 en 160 zijn de maatregelen te lezen.


6 Voorwoord    Femke Halsema

8

Introductie

12

Nederland en de Sjoa

24

Ontrechting en rechtsherstel

36

Licht op een beladen geschiedenis

48

Met de herinnering vooruit

58

Jodenvervolging op zaal

68

Hier is het gebeurd

78

Educatie in het Nationaal Holocaustmuseum

89

Objecten

155 157

Verder lezen Over de auteurs

Emile Schrijver

De vaste presentatie  Annemiek Gringold

Het rechtssysteem in dienst van massamoord Wouter Veraert

Architectuur, gelaagdheid en zeggingskracht Esther Göbel

De plek van de Sjoa in naoorlogs Joods Nederland Asjer Waterman

Keuzes bij een tentoonstelling over massale moord Annemiek Gringold

Zoektocht langs een dunne lijn Astrid Sy

Leren over en leren van de Holocaust Marc van Berkel & Julia Sarbo

Gerben Post


Voorwoord

8

Zien, denken, doen


Femke Halsema

burgemeester van Amsterdam

Op de verwezenlijking van het Nationaal ­Holocaustmuseum is maar één reactie mogelijk: eindelijk! Over de achtergrond, totstandkoming en nood­ zaak van het museum leest u dit boek. Driekwart van de Joodse bevolking en bijna alle Roma en Sinti in Nederland werden gedurende de Tweede Wereldoorlog vermoord. Amster­ dam, waar Joden honderden jaren lang bloeien­ de gemeenschappen hadden opgebouwd en de stad hadden verrijkt, verloor 61.000 van de 80.000 Joodse inwoners aan de systematische en industriële vernietigingsmachine van het Derde Rijk. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Dat is de vraag die zich steeds weer opdringt als we kennis­ nemen van de kille feiten of de persoonlijke getuigenissen. Het is ook de vraag die ons drijft om de Holocaust te blijven onderzoeken en ­kennis erover te blijven verspreiden. De moord op de Joden was de laatste stap in een systematisch proces. Isolering, uitsluiting en ontrechting via talloze anti-Joodse maatregelen gingen aan deporatie en massavernietiging vooraf. In verschillende Nederlandse steden, waaronder Amsterdam, is de bevolking eenmaal massaal tegen deze misdaden in het verweer gekomen, namelijk tijdens de Februaristaking op 25 febru­ ari 1941. Een aantal Joodse en niet-­Joodse helden heeft tijdens de oorlog verzet gepleegd en mensen­levens gered. Maar we weten ook dat er collaboratie, verraad en onverschilligheid was. In Nederland heeft de overheid, waaronder ook de gemeente Amster­ dam, voor, tijdens en na de Tweede Wereld­ oorlog, haar morele plicht ten opzichte van haar Joodse burgers zeer ernstig verzaakt.

9

Voorwoord

We naderen het moment dat er niemand meer onder ons is die de Jodenvervolging nog uit eer­ ste hand kan navertellen. Dat maakt het extra pijnlijk dat juist de laatste jaren het anti­ semitisme weer vaker zijn lelijke kop opsteekt. Dat is onverteerbaar. Gelukkig is er ook veel bereidheid om antisemitisme te bestrijden, de Holocaust te blijven onderzoeken en kennis te blijven opdoen. Hiervoor is het Nationaal ­Holocaustmuseum onmisbaar. De Holocaust gaat niet alleen over wat de Joden in het verleden is aangedaan, het is ook een moreel ijkpunt om in een land van minderheden vreedzaam te kunnen blijven samen­leven. Door nooit te vergeten waar de eerste stappen van ­uitsluiting toe kunnen leiden. De Amsterdammer Abel Herzberg overleefde concentratiekamp Bergen-Belsen. In een ­ver­zameling essays over zijn ervaringen in het kamp formuleerde hij wat mogelijk het motto zou kunnen zijn voor zowel het museum als dit boek: ‘Als kennis omtrent het gebeurde bij zou ­dragen tot het inzicht in datgene waartoe de mens in staat is en waartoe hij, als men niet oppast, kan worden gebracht, dan ware al veel gewonnen.’


Een Nationaal Holocaustmuseum: waarom?

10

Zien, denken, doen


Emile Schrijver

directeur Joods Cultureel Kwartier

11

Nadat het Joods Cultureel Kwartier in Amster­ dam in 2015 bekendmaakte dat, aan de Plantage Middenlaan, het Nationaal Holocaustmuseum zou worden gevestigd, was een van de meest gestelde, voor mij toch wel verrassende vragen, waarom dat nu nog zou moeten. De vaste ten­ toonstelling in de Hollandsche Schouwburg was sleets geworden en reflecteerde de wijze waarop in de jaren negentig naar de Jodenvervolging en de Holocaust gekeken werd. Bovendien zijn de kinderen die tussen 1940 en 1945 geboren zijn inmiddels al tachtigers en weten we dat het ­einde van het tijdperk waarin ooggetuigen over hun ervaringen kunnen vertellen onher­ roepelijk aanstaande is. Daarnaast bestaat op ­ver­schillende plekken in het onderwijs vaak ongemak om bij de Holocaust stil te staan en bestaan er grote zorgen over almaar toenemend antisemitisme. Maar dat voorkwam niet dat de vraag regelmatig werd gesteld.

Een andere belangrijke kwaliteit van het Natio­ naal Holocaustmuseum is deels een antwoord op de vraag waarom een dergelijk museum nu nog nodig is. Wie bijna tachtig jaar na het einde van de oorlog een dergelijk museum ontwikkelt, moet ruimte inbouwen voor de effecten van de Holocaust op de naoorlogse wereld. Het gemak waarmee Holocaustvergelijkingen zijn en wor­ den ingezet in de discussies rondom corona­ maatregelen of oorlogen in het Midden-Oosten laat overduidelijk de noodzaak daartoe zien. Maar het gaat hierbij niet alleen om de actuali­ teit. Ons moderne denken over genocide, ­misdaden tegen de menselijkheid, (transgenera­ tioneel) trauma, mensenrechten, de rechtsstaat – en de lijst is niet uitputtend – is het recht­ streekse gevolg of in elk geval niet los te zien van de nasleep van de Holocaust. En daarmee gaat het Nationaal Holocaustmuseum dus vooral ook over ons, de maatschappij, de mensheid.

In Nederland werd in de museale sector vooral op lokaal niveau stilgestaan bij de moord op 102.000 Nederlandse Joden. Natuurlijk kwam de nationale dimensie wel aan de orde op belangrijke historische plekken als het door­ gangskamp Westerbork, het Anne Frank Huis en Kamp Vught. Maar op die plekken verleende de nationale kant van de moord op de Neder­ landse Joden vooral (hoewel niet alleen) context aan de lokale geschiedenis. Het Rijksmuseum toont in zijn permanente opstelling de moord op Nederlandse Joden als onderdeel van de ­nationale geschiedenis, maar die opstelling is klein en kan als zodanig nooit recht doen aan de complexiteit van de Jodenvervolging in Nederland. In het Nationaal Holocaustmuseum vormt de geschiedenis van alle Joden uit Neder­ land tijdens de oorlog voor het eerst het hart van een permanente tentoonstelling. Daarin wijkt de doelstelling af van die van alle andere plekken. En natuurlijk heeft die geschiedenis lokale, regionale, nationale en internationale dimensies, die ook zo veel mogelijk aan bod komen.

Een van de grote dilemma’s in ieder museum dat zich met gewelddadigheden bezighoudt, is de mate waarin je die expliciet benoemt en ook toont. Bij ieder stilstaand of bewegend beeld moet je je de vraag stellen wat dat beeld weer­ spiegelt, wie het waar, wanneer en waarom gemaakt heeft. En in het geval van het tonen van schokkende beelden van levende mensen in de kampen of van de lichamen van vermoorde mensen moet je je keer op keer bewust blijven van niet alleen de museale noodzaak of impact van een bepaald beeld, maar ook, en vooral, van de integriteit en waardigheid van de getoonde slachtoffers. Die weging is een van de moeilijk­ ste aspecten van de ontwikkeling van een ­Holocaustmuseum. De historische precisie ­veronderstelt juist in een tijd van Holocaust­ nivellering en -ontkenning dat de beelden ­worden getoond, maar de juiste ethische af­­ wegingen zijn nog belangrijker.

Een Nationaal Holocaustmuseum: waarom?

Op het niveau van de museumteksten is dat anders. De geschiedenis zo feitelijk en zakelijk mogelijk te beschrijven, onverbloemd, was de


belangrijkste opgave van de tentoonstellings­ makers. Dat lijkt misschien een open deur, maar dat is het niet. Er lijkt sprake van een groter wor­ dende verlegenheid met het expliciet maken van de moord op zes miljoen Joden, terwijl het van groot belang blijft om de Holocaust te blijven begrijpen als moreel ijkpunt en als een unieke historische gebeurtenis die laat zien wat er uit­ eindelijk kan gebeuren als we toestaan dat men­ sen andere mensen hun menselijkheid, hun bezit, hun cultuur afnemen, ze isoleren en ze ­uiteindelijk het slachtoffer laten worden van ­systematische moord. In de redactie van de museumteksten waren helderheid en duidelijk­ heid belangrijke doelstellingen, alsook de toe­ gankelijkheid voor de belangrijkste doelgroep, namelijk alle lerenden. Dat zijn niet alleen ­scholieren, maar net zo goed studenten en alle mogelijke al dan niet beroepsmatig gedefinieer­ de groepen volwassenen. De digitale revolutie heeft ons veel goeds gebracht, maar wat onomstreden is, is dat de betrouwbaarheid van de informatievoorziening, en ook van de nieuwsgaring, erdoor onder grote­ re druk is komen te staan. Democratisering van de toegang tot informatie leidt blijkbaar niet per se tot grotere betrouwbaarheid daarvan. De Holocaust is, net als antisemitisme, een van de onderwerpen waarover niet alleen veel betrouw­ bare informatie te vinden is, maar nog veel meer onbetrouwbare, onjuiste of zelfs bewust ver­ draaide. Het Nationaal Holocaustmuseum biedt daartegen een noodzakelijk tegenwicht en speelt ook een belangrijke rol in het bereiken van jongere generaties, die vaak geen andere media meer gebruiken dan digitale, maar via school of anderszins wel het museum zullen bezoeken. Vanzelfsprekend zijn onze educatieve program­ ma’s zo ingericht dat dat tegenwicht kan worden geboden, waarbij het ook van belang is te weten, en op te halen, met welke vooronderstellingen jongeren het museum betreden. Dat is nodig om verbinding te maken, juist met jongeren die met andere opvattingen binnenkomen. Pas daarna kunnen museumdocenten bestaande misvattin­ gen of alternatieve zienswijzen adresseren en

12

Zien, denken, doen

zo nodig nuanceren. Ook in de teksten in de ­tentoonstelling is met die noodzaak rekening gehouden en de in het Joods Cultureel Kwartier ontwikkelde methodologie i ask ligt ten grond­ slag aan alle teksten en educatieve uitingen, binnen de educatieve programma’s en daar­ buiten. Voor ons is het ook van groot belang dat we het Nationaal Holocaustmuseum ontwikkeld heb­ ben binnen de context van het Joods Cultureel Kwartier. Waar veel andere Holocaustmusea worstelen met de vraag wie ze nu eigenlijk ver­ tegenwoordigen als afzender, of wie de eigenaar is van het verhaal van het museum, biedt dit museum ons de gelegenheid de moord op de Nederlandse Joden tijdens de Holocaust de vol­ ledige ruimte te bieden die nodig is en tegelijk, op onze andere locaties, de volledige rijkdom te laten zien van de Joodse cultuur, geschiedenis, religie en actualiteit. Dat zal een nieuw even­ wicht zijn, waardoor beide kanten van de Joodse geschiedenis, de mooie en de lelijke, volledig tot hun recht zullen komen. Musea zijn inmiddels meer dan een vaste ten­ toonstelling, veel meer. Hedendaagse musea benaderen hun inhoudelijke programmering steeds vaker als één geheel. Vaste en tijdelijke tentoonstellingen, educatieve programma’s, randprogrammering, zelfstandige evenementen en het digitale aanbod vormen samen een pro­ gramma. Dat maakt het mogelijk om adequaat en snel te reageren op maatschappelijke ontwik­ kelingen, op vragen uit de maatschappij, terwijl ook voldoende ruimte ingebouwd kan worden voor verdieping van de inhoud van het museum zelf, via gesprekken met getuigen, congressen, ontvangsten van scholieren, studenten en ­andere lerenden, en via zorgvuldig samen­ gestelde online inhoud. Het is juist dat geheel dat de kracht moet gaan zijn van het Nationaal Holocaustmuseum. Helaas is het antisemitisme weer steeds zicht­ baarder in onze straten, en we weten hoe licht ontvlambaar sluimerende tegenstellingen zijn en hoe onzeker de positie van Joden in onze maatschappij nog steeds is. De vraag waarom


er een Nationaal Holocaustmuseum zou moeten zijn, wordt al een aantal jaren niet meer gesteld. Het nieuwe museum adresseert niet alleen een soms schrikbarend gebrek aan kennis over de Holocaust, maar het laat in zijn totale aanbod ook zien wat er kan gebeuren als we toestaan dat er in onze samenlevingen groepen mensen apart worden gezet en als we antisemitisme en alle vormen van discriminatie en uitsluiting niet bij de naam noemen, niet te vuur en te zwaard bestrijden en laten voortbestaan, zonder verant­ woordelijkheid te nemen voor de gevolgen van die houding. Wie het Nationaal Holocaust­ museum heeft bezocht, kan niet meer beweren dat zij of hij nooit heeft kunnen bevroeden wat de gevolgen zijn van uitsluiting en ontmenselij­ king. Wij beschouwen het als een eer en zien het als onze morele plicht om de geschiedenis van de Holocaust in Nederland een definitieve plek te geven in ons collectieve geheugen. Ter nage­ dachtenis aan alle slachtoffers en als respect­ volle viering van hun bruut beëindigde levens.

13

Een Nationaal Holocaustmuseum: waarom?


Nederland en de Sjoa De vaste presentatie

14

Zien, denken, doen


Annemiek Gringold Tijdens de Sjoa vermoordden de nazi’s en hun helpers in Europa ongeveer zes miljoen Joodse kinderen en volwassenen, waarvan meer dan 100.000 uit Nederland. Het is een geschiedenis van uitsluiting, gevangenschap, deportatie en moord, maar ook van verzet en redding. 

De medailledrager van de Joodsche GymnastiekVereeniging ’s Gravenhage toont de behaalde succes­ sen van de leden, 1937. Collectie Joods Museum.

De oorlog die nazi-Duitsland in 1939 ontketende volgde na ruim zes jaar propaganda en oppressie en zou zes jaar duren. De Duitse bevolking onder­­schreef in grote meerderheid het beleid van haar leider Adolf Hitler en voerde het ook uit. De militaire strijd en strategie maakten dat nazi-Duitsland grote delen van Europa kon bezetten of annexeren. De Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging zijn twee geschiedenis­ sen. Beide vonden tegelijk plaats, waren nauw met elkaar verbonden en hadden ook grote invloed op elkaar. De oorlogshandelingen vorm­ den een dekmantel voor veel van de vervolgings­ activiteiten. De tentoonstelling Nederland en de Sjoa in het Nationaal Holocaustmuseum toont hoe de geschiedenis van de Sjoa in Nederland zich heeft ontvouwd en hoe dat is ervaren door Joodse vervolgden. Aan de hand van objecten, foto’s, films, teksten, licht en geluid wordt de Jodenvervolging in Nederland toegelicht. Dit artikel beschrijft de geschiedenis van de Sjoa in Nederland zoals weergegeven in de tentoon­ stelling. Een andere bijdrage in deze bundel gaat dieper in op het museale concept en de vorm­ gevingskeuzes die daarbij zijn gemaakt. Nederland en de Sjoa opent met een installatie van de twee geschiedenissen. Twintig kleuren­ foto’s, nog vrij uitzonderlijk in 1945, tonen de ­verwoesting van bijna twintig steden en land­ schappen aan het einde van de oorlog. Europa ligt in puin, net als delen van Azië. Een grote zwart-witfoto iets daarvoor gepositioneerd toont de verwoesting van mensenlevens. Op die foto loopt een jonge Joodse jongen tussen de ­lijken in het net bevrijde landschap van Bergen­-Belsen. De jongen heette Sieg Maandag en hij kwam uit Amsterdam. Zijn vooroorlogse leven was voor­ goed verdwenen en hij was blijvend beschadigd

15

Nederland en de Sjoa

door wat hij had gezien en mee­gemaakt als ver­ volgde Jood. Hij zou de rest van zijn leven leven, als echtgenoot, vader en kunste­naar, maar zou nooit meer helemaal ­loskomen van Bergen-­ Belsen. De enkeling die de Sjoa overleefde moest de scherven van het bestaan bijeenrapen. De Sjoa, meer dan de ­oorlog, vormt een breuk in de moderne geschiedenis: als ijkpunt van ultiem kwaad vormt het nu een basis voor de inter­ nationale rechtsorde en samenwerking. Joods leven voor de oorlog Na deze inleiding neemt de tentoonstelling de bezoeker mee naar Nederland aan de vooravond van de Sjoa. Een korte impressie van Joods leven voor de oorlog benadrukt vooral de diversiteit binnen de gemeenschap. Er bestonden ongeveer tweehonderd Joodse gemeenten in het land, de grootste bevond zich in Amsterdam. Joden en niet-Joden leefden met, naast en langs elkaar in de verzuilde Nederlandse samenleving. Met 140.000 mensen vormden de Joden een te ­kleine groep om zelf een zuil te kunnen vormen. Het sociale en het politieke leven was in Neder­ land georganiseerd op basis van geloofs- of levensovertuiging. Binnen de eigen kring zorg­ de men voor elkaar. Zo was er Joods onderwijs en Joodse ziekenzorg en ook Joods verenigings­ leven. Joden hadden al geruime tijd dezelfde rechten en mogelijkheden als niet-Joden om hun bestaan op te bouwen. Er werkten Joden in het bestuur, de politiek, het leger, de weten­ schap en de kunsten. Er waren succesvolle ­Joodse ondernemers, maar ook veel Joodse arbeiders. Vooral die laatsten hadden moeite de eindjes aan elkaar te knopen. In Nederland bestonden er hardnekkige vooroordelen over Joden, maar die leidden zelden tot geweld.


Onder het naziregime kwam cultuur onder ­zware censuur en werd onderwijs gestoeld op de nazi-ideologie. Er werd hard opgetreden tegen politieke tegenstanders en andersdenkenden. Joden werden openlijk geboycot, belaagd en ­vervolgd. In Nederland vormde de Nationaal­Socialistische Beweging (de nsb), opgericht in 1931, een vergelijkbare partij. Oorspronkelijk was de nsb niet uitgesproken antisemitisch. Dat veranderde in 1938 onder invloed van de Duitse nsdap.

Rosa Schlamowitz kwam met een kindertransport georganiseerd door Truus Wijsmuller naar Nederland. Rosa had dit medaillon bij zich. Collectie Joods Museum.

De opkomst van nazi-Duitsland Na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bleef het onrustig in Europa. De Vrede van Versailles werd in Duitsland als onrechtvaardig ervaren: het land had veel grondgebied moeten inleveren en hoge herstelbetalingen opgelegd gekregen. De economische crisis was een belangrijke reden dat de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, de nsdap, na 1929 in Duitsland snel aan populariteit won. Na de benoeming van Adolf Hitler tot Rijkskanselier in 1933 werd het land al snel een dictatuur. Met propaganda en terreur won de nsdap de steun van grote delen van de bevolking. In 1936 marcheerde het Duitse leger het Rijnland binnen en schond daarmee de voorwaarden van Versailles. Hitler zou later toe­ geven dat dit de spannendste momenten uit zijn leven waren. Maar internationaal werd er niet ingegrepen. De Anschluss met Oostenrijk volgde in 1938, en op een internationaal topoverleg in het ­Duitse München werd het Hitler toegestaan de grens­ strook Sudetenland in Tsjechië te annexeren. Enige maanden later bezette nazi-Duitsland Bohemen en Moravië. Het zijn keuzes geweest van andere landen om niet tegen Hitler op te ­treden.

16

Zien, denken, doen

Vluchtelingen In de jaren dertig zocht de helft van de vijf­ honderd­duizend Duitse Joden, en ook veel niet­Joden, bescherming elders. Een deel kwam al in 1933 naar Nederland, waar kleine aantallen aan­ vankelijk welkom waren. Al snel veranderde dat en in dat opzicht was het Nederlandse beleid ten aanzien van Joodse vluchtelingen niet veel anders dan dat van andere landen. Deze hou­ ding werd voor een deel ook gevoed door voor­ oordelen over Joden. In oktober 1938 zette nazi-Duitsland zeventienduizend Joden met een Poolse achtergrond over de grens naar Polen. De Poolse autoriteiten lieten hen niet toe. Daarop pleegde de Pools-Joodse Herschel Grynszpan een aanslag op de Duitse diplomaat Ernst vom Rath in Parijs. Deze aanslag vormde het excuus voor een door de Duitse staat gere­ gisseerde ­vervolging op Joden in de nacht van 9 op 10 november 1938, door de nazi’s de Kristall­nacht genoemd. Dertigduizend Joodse mannen werden die nacht opgepakt en over­ gebracht naar concentratiekampen, honderden synagogen werden in brand gestoken en duizen­ den Joodse ondernemingen werden kort en klein geslagen. Door de Kristallnacht nam de Joodse vluchtelingenstroom enorm toe waarop Nederland de grenzen sloot. Alleen vluchtelin­ gen in direct levensgevaar werden nog toegela­ ten, opsluiting in een concentratiekamp werd niet als zodanig gezien. Ook streefde het rege­ ringsbeleid ernaar om zoveel mogelijk vluchte­ lingen door te voeren naar andere landen. Met instemming van de regering onderhandelde de Nederlandse Truus Wijsmuller met de nazi’s in Berlijn en Wenen. Het lukte haar om toestem­ ming te krijgen om met de trein tienduizend Joodse ­kinderen uit Duitsland en Oostenrijk te halen. Ruim achtduizend van hen werden via


Nederland overgebracht naar het Verenigd Koninkrijk, terwijl zo’n tweeduizend kinderen in Nederland werden opgevangen. In 1939 werd in Nederland een centraal vluchte­ lingenkamp ingericht, op kosten van de Joodse gemeenschap. Het werd gesitueerd in het ­Drentse Westerbork, nadat een eerdere locatie, dicht bij Paleis ’t Loo, geen koninklijke goed­ keuring kon verdragen. Op 28 augustus 1939 mobiliseerde Nederland het leger vanwege de dreiging uit Duitsland. Met driehonderd­ duizend manschappen was het overigens niet goed voorbereid op moderne oorlogsvoering. Hetzelfde gold voor het bestuur en het ambtelijk apparaat.

Theelepels en porselein uit warenhuis de Bijenkorf in Rotterdam, versmolten door de zinderende hitte van het vuur na het bom­ bardement van die stad op 14 mei 1940. Collectie Museum Rotterdam.

Enkele dagen later, op 1 september, brak met de Duitse inval in Polen de Tweede Wereldoorlog uit. Op 9 april 1940 viel Duitsland Denemarken en Noorwegen binnen, 10 mei 1940 volgden Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. ­Tijdens de korte strijd in Nederland sneuvelden zo’n vijfentwintighonderd burgers en twee­ duizend Nederlandse militairen. Nadat konin­ gin en kabinet vluchtten, werd op 14 mei Rotterdam gebombardeerd.

17

Nederland en de Sjoa

Bezet Op 15 mei 1940 volgde de overgave – de bezet­ ting van Nederland begon. Het burgerlijk bezet­ tingsbestuur, onder leiding van de Oostenrijkse jurist Arthur Seyss-Inquart, ontmantelde de Nederlandse rechtsstaat stapsgewijs. Ook voor democratie was geen plaats meer; het parlement werd ontbonden. Omdat het Nederlandse ambte­lijk apparaat mocht blijven functioneren, waren er vanuit de bezetter slechts zo’n twee­ duizend Duitse bestuurlijke medewerkers nodig. Geleidelijk paste de Duitse bezetter een systeem van ‘gelijkschakeling’ toe: maatschap­ pelijke organisaties werden georganiseerd op nationaalsocialistisch model. Als voorzorg tegen een mogelijke invasie uit Engeland ­werden er steeds meer Duitse soldaten in ­Nederland gestationeerd. Joden zagen zich al bij de invasie gesteld voor onmogelijke dilemma’s: gedwongen afwachten, vluchten of zelfs zelfdoding. Na aanvang van de bezetting begon een onophoudelijke stroom aan verordeningen met kracht van wet. Daarnaast volgden talloze maatregelen en instructies die een juridische werkelijkheid realiseerden waar­ bij Joden volledig gestript werden van al hun rechten. Die werkelijkheid is weergegeven op de wanden van de tentoonstelling. Het ‘misdaden­ behang’ omgeeft de bezoeker op de achtergrond en toont de steeds beperktere ruimte voor Joden om hun leven te leiden. Opvallend is dat in 1940 het woord ‘Jood’ nauwelijks gebruikt werd in die nieuwe wetgeving, toch was de ‘Ariërverklaring’ wel degelijk een anti-Joodse maatregel. De bezetter formuleerde al snel een definitie om vast te stellen wie als Jood en wie als niet-Jood zou worden beschouwd. Daarmee kon een scheiding in de samenleving worden aange­ bracht. De meeste niet-Joodse Nederlanders ­pasten zich geleidelijk aan de nieuwe realiteit aan; in hun dagelijks leven veranderde er nog niet veel.


Elke Jood kon maximaal vier sterren kopen, en moest daarvoor 4 cent per stuk betalen en een textielpunt inleveren. Collectie Joods Museum.

18

Naar het isolement Nadat de nazi’s hadden bepaald wie zij als Jood zagen, volgde registratie. Dat gebeurde in stap­ pen. Als eerste moesten Joden bij hun gemeente het aantal Joodse grootouders ­opgeven, scholen registreerden Joodse leerkrachten en daarna Joodse leerlingen, ook de bezetters zelf legden een registratie van Joden aan en bevalen in sep­ tember 1941 de Joodse Raad hetzelfde te doen. Die laatste registratie, de Joodse Raad Carto­ theek, staat in een van de zalen in het museum. Ruim 160.000 kaarten van evenveel mensen representeren de Joodse gemeenschap zoals die toen nog bestond. Maatregelen van de bezetter volgden elkaar nu in rap tempo op. Op alle gebieden in het leven werden Joden en niet-Jo­ den van elkaar gescheiden: op straat, op het werk, in de vrijetijdsbesteding, bij de bood­ schappen, huisvesting, vervoer en in relaties. Bewegingsvrijheid van Joden werd ingeperkt, eigendommen werden geroofd. Er kwamen maatregelen om Joden het levens­­­­onderhoud te

Zien, denken, doen

ontnemen en hen te ver­armen. Na het opzette­ lijk werkloos maken van Joodse mannen werden de eersten van hen overgebracht naar Joodse werkkampen in Nederland. Ze werden daarheen vervoerd door Nederlandse treinen met Neder­ lands personeel. Ten slotte werden Joden uiter­ lijk gekenmerkt met een Jodenster, zodat ze altijd herkenbaar waren. De sterren werden ver­ vaardigd in de voormalige Joodse textielfabriek De Nijverheid in Enschede, kort tevoren gecon­ fisqueerd en onder Duits beheer geplaatst. In de zomer van 1942 was het isolement en het ont­ rechten van Joden in Nederland voltooid. Joden konden nu geen enkele aanspraak meer maken op de overheidsinstellingen en rechtsstaat; ze waren vogelvrij. Voor alle dagelijkse zaken zoals ziekenzorg, ­reizen, de beschikking over eigen bank­ tegoeden, onderwijs, cultuur, aanschaf van de Jodenster en voor informatievoorziening moes­ ten Joden zich nu wenden tot de Joodse Raad.


Deze had vestigingen in zo’n zestig gemeenten in Nederland. Eind 1941 werd de Amsterdamse Joodse Raad de enig toegestane vertegenwoordi­ ger van alle Joden in Nederland en fungeerde de Raad als een soort staat-in-de-staat. Voorbeel­ den van het Joodsche Weekblad, waarin de Raad maatregelen van de bezetter aan de achterban bekend moest maken, zijn in de tentoonstelling te zien. Het aantal leden van de Nederlandse nsb nam na mei 1940 toe. Een deel van hen manifesteerde zich al snel met antisemitische activiteiten. Na provocaties en intimidaties door nsb-ers in voornamelijk de Amsterdamse Jodenbuurt raakte bij een confrontatie in februari 1941 de nsb-er Hendrik Koot dodelijk gewond. Een ­razzia op Joodse mannen volgde, en daarna hun deportatie uit Nederland naar een concen­tratie­­ kamp. De razzia veroorzaakte een golf van ­ver­ontwaardiging onder de Amsterdamse bevol­king die tot uiting kwam in de Februari­ staking. Vanuit de samenleving was er meer verzet tegen de anti-Joodse maatregelen, ook anderen pro­ testeerden tegen specifieke verordeningen of juist tegen het proces van ontrechting en uit­

Bouwtekening van crematorium II in Auschwitz-Birkenau, november 1941. Collectie Yad Vashem.

19

Nederland en de Sjoa

sluiting. Wilhelmina Westerweel-Bosdriesz, een niet-Joodse verzetsvrouw, getuigde over dat ­proces in 1983: ‘Het ging heel geraffineerd, stap­ je voor stapje. Je moet weigeren om dat eerste stapje te zetten’. Ze vertelde dat de maatregel die Joden verbood om parken te betreden haar deed besluiten om met een eerste stap ook zelf niet meer naar een park te gaan. Uiteindelijk leidde die houding tot haar moedige verzet en redde ze vele Joodse levens. Haar weigering mee te gaan in de ontrechting is als citaat in de tentoonstel­ ling geprojecteerd tussen foto’s, documenten en films die die uitsluiting juist illustreren. Met een aantal laatste stappen zoals een volledig reisverbod was nazi-Duitsland in de zomer van 1942 gereed om Joden uit Nederland weg te ­voeren. Op 26 juni 1942 werd bekendgemaakt dat Joden zouden worden opgeroepen voor de zo­­genaamde ‘tewerkstelling’.


Een museuminstallatie toont daders met verschil­ lende verantwoor­delijk­ heden, in hun dagelijkse omgeving. Collectie Joods Museum, fotograaf Thijs Wolzak

Daders Individuele daders waren op verschillende niveaus betrokken bij de Jodenvervolging in Neder­land. Er waren opdrachtgevers, ver­­ volgers, collaborateurs, Jodenjagers, kamp­ bewakers en moordenaars. Duitsers en Neder­ landers. Sommigen van hen waren ­ideo­­­logisch gemotiveerd, anderen waren trouwe ­volgers van de Führer, ambitieus, opportunist of avon­ turier. Het waren allen ogenschijnlijk ‘gewone’ mensen, vaders, moeders, zussen en broers. Ze leefden in een wereld doordrenkt van pro­ paganda en voedden zich met eeuwenoude antisemi­tische vooroordelen. Verblind als ze waren beschouwden zij Joden zonder meer als bedreigend en minderwaardig en herkenden ze hen niet langer als medemens.

20

Zien, denken, doen

De moord begint Door de anti-Joodse maatregelen in de dan bezette gebieden in Europa hadden de nazi’s vol­ ledige macht gekregen over Joodse inwoners. Met de Duitse invasie in Oost-Polen en de Sovjet­Unie in juni 1941 kregen zij ineens nog meer Joden onder hun overheersing. Tot dat moment overwogen de nazi's serieus om Joden fysiek buiten Europa te verplaatsen. Nu werd moord een realistisch scenario. Aan het oostfront be­­ gonnen zij met het doodschieten van honderd­­ duizenden Joden. Speciale een­heden zochten naar Joodse bewoners met hulp van lokale ­collaborateurs. Omdat deze moord­methode niet efficiënt genoeg werd bevonden en ook belastend voor de daders, besloot nazi-Duits­ land het anders aan te pakken. De moord zou op industriële schaal in gaskamers georganiseerd gaan worden.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.