Het scherp van de snede - Vier eeuwen papierknipkunst in Nederland

Page 1

Vier eeuwen papierknipkunst in Nederland

Het scherp van de snede

Jan Peter Verhave

In liefdevolle herinnering aan

Joke Verhave-van Duijn

Jan Peter Verhave

Het scherp van de snede

Vier eeuwen papierknipkunst in Nederland

Voorwoord

Zolang ik mij herinner zijn ‘Joke en Jan Peter’ een vast gegeven in mijn leven. Mijn moeder knipt sinds 1969 en via cursussen en bijeenkomsten leerde zij andere knippers kennen. Zodoende hoorde ik ook over Joke en Jan Peter. Een grote overzichtstentoonstelling in ’t Spant in Bussum leidde in 1983 tot de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst en Joke en Jan Peter waren vanaf het begin bij deze vereniging betrokken. Joke knipte zelf, had haar werk in tentoonstellingen hangen en was tien jaar lang onbezoldigd beheerder van de knipkunstcollectie van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Door haar werk in het museum raakten ze beiden geboeid in de geschiedenis van het knippen. Op een dag kocht Joke in een opwelling een antiek knipsel en dat was het begin van hun verzameling. Ze leerde antieke knipsels restaureren en Jan Peter begon aan archiefonderzoek. Ik kwam ze tegen op kunstbeurzen en bij lezingen en vanzelfsprekend kende ik hun publicaties. Ze schreven boeken over papierknippen en publiceerden 40 jaar lang in elke Knip-Pers een artikel. Trof ik op een veiling of antiquair knipsels aan, dan stuurde ik die informatie door en kreeg een bedankje terug. Kortom: we wisten van elkaars bestaan.

In 2020 kwam ik in het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst en bij alle plannen om de vereniging en de papierknipkunst op de kaart te zetten, kwam ook de geschiedenis aan bod. Al het archiefonderzoek van Joke en Jan Peter moest een breder platform krijgen. Tijdens een telefoongesprek met Jan Peter bleek dat hij al ideeën had voor een website. Zo vielen onze wensen hierover samen. Met hulp van Janjaap Luijt, die de website bouwde, en Henk van Ark, die toestond dat we ook zijn publicaties digitaliseerden, zijn we aan de slag gegaan en ontstond de website knipperslexicon.nl. Inmiddels staan er ruim 350 biografieën en artikelen online en is de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst op het internet goed in beeld.

Voor het 40-jarig jubileumjaar van de vereniging geven we dit boek uit, dat mede mogelijk werd door een aantal subsidies en een crowdfundactie. Ik wens u veel plezier bij het lezen, vasthouden en bewonderen van dit prachtige boek. Geniet van de expertise van de kenner Jan Peter.

Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst

inhoud
Inleiding 9 Schaarse snijdsels in de Gouden Eeuw 17 Otteren over deftigheid 20 Faam tot over de grens 24 Hollandse wortel, lof in Florence 28 Kabinet van een Knip-Ster en Schaar-Godin 34 Rotterdamse raadsels 42 Adellijke snit 50 Mennonitisch erfgoed 66 Stekelige portrettist 74 Gekneed en geknipt 79 De map van Jut 84 Welgesteld en wel geknipt 93 Diaken Dato 98 Graven in knipgeschiedenis 104 Eigenaardig Leids 109 Contouren in reliëf 118 Snijder en schrijver 122 De knipper en de dokter 125 Röemelé, schaarkunstenaar 130 Vroege sporen van Jan de Prentenknipper 137 Neeltje, op Prijs gesteld 149 Gunst is meer dan Kunst 153 Arm als Jöbsis 159 Verhaal bij een overhaal 166 Vroom en vrolijk 172 Van leer getrokken 177 Snijder en snijder 182 Vader en zoon, psaligrafen 187 Geknipt op Urk 191 Knip-ster die niet knipte 196 Nawoord 201 Woord van dank 203 Index 206 Colofon 208
Afmetingen van knip- en snijwerken zijn gegeven in rekenkundig afgeronde hele centimeters.

inleiding

Een omtrek met veel contrast tussen voor- en achtergrond is een aantrekkelijke manier om ergens vorm aan te geven. Als mensen papier en gereedschap hebben, is er altijd wel iemand die zijn mes of schaar daarin durft te zetten. Natuurlijk kun je papier ook scheuren, vouwen of erin prikken om een mooie vorm te krijgen, maar dit boek gaat over het bewerken van papier met schaar of mes. In het Nederlands heten beide technieken ‘papierknippen’. Een papierknipsel kan een versiering zijn, een tekst, een tafereel of een portret. Het is gemaakt door een liefhebber of een kunstenaar. De volgende verhalen vertellen wat kunstenaars eertijds gemaakt hebben en van wie er werk is overgeleverd. Werk dat tegenwoordig gezien wordt als cultureel en artistiek erfgoed. Een aantal willekeurige voorbeelden van dit erfgoed illustreert deze inleiding.

Oude knipsels zijn kunsthistorisch op verschillende manieren te beoordelen: op artistieke waarde, op stijl, op vormgeving of op techniek. Even interessant is het om uit te vinden waar ze werden gemaakt, voor wie en in welke lagen van de bevolking ze circuleerden. Een ander onderzoeksgebied is de maker en zijn oeuvre en daarin een ontwikkeling te ontdekken. Deze verzameling verhalen over kunstenaars van het kleine en hun werk is een poging om Nederlandse papierknippers en -snijders de plaats in de kunstgeschiedenis te geven die zij verdienen. De meeste van hen zijn eerder genoemd in het boek Geknipt!, geschiedenis van de papierknipkunst in Nederland uit 2008. Sindsdien zijn er in archieven veel nieuwe vondsten gedaan en is over hen veel meer te vertellen.

9
F.M., Huwelijk Struve-van Rossem, 1788, afmeting onbekend, particuliere collectie.

Vermakelijk tijdverdrijf

Vanaf 1650 is het maken van mooie vormen uit papier met schaar of mes populair in de hogere standen. Zij hebben immers het daarvoor benodigde gereedschap en geschikt papier voor de hand. In de achttiende eeuw breidt deze populariteit zich uit naar de burgerij en in de negentiende eeuw verspreidt dit ambacht zich uit naar de provincies en het platteland. De knippers verschillen in talent, achtergrond en beroep. Natuurlijk zijn ze niet allemaal even begaafd en varieert hun artistieke kwaliteit, net als in andere kunstuitingen.

De handleiding Konstig en vermaakelijk Tyd-verdryf of Onderricht der papiere Sny-konst in 1686 uitgegeven te Amsterdam, is een hulpmiddel voor meisjes die zonder kunstzinnig talent toch iets om handen moeten hebben. Dit zeventiende-eeuwse instructieboekje is het enige in zijn soort en het duurt tot in de twintigste eeuw voordat er weer een handleiding voor knippen en snijden in papier verschijnt.

Elke knipper ontwikkelt zijn eigen talent, vaak gestimuleerd door de begeerte waarmee opdrachtgevers zich aandienen. Knippers die in eigen stad of streek enige bekendheid verwerven en daardoor een afzetgebied krijgen, ontvangen opdrachten. Bijvoorbeeld om een huwelijksknipsel te maken, versierd met symbolen van trouw en voorspoed. In een dergelijk gedenkstuk kunnen familiewapens, namen en beroepen verbeeld worden.

Stijlen

Anders dan bij de streekdrachten zijn binnen de papierknipkunst vrijwel geen streekgebonden stijlen of motieven aan te wijzen, die van knipper op knipper zijn overgedragen. Ook als het bekend is dat een bepaalde kunstenaar zich beperkt heeft tot zijn eigen provincie en daar gewaardeerd is, staat hij niet in een traditie van voorgangers of opvolgers. De Nederlandse papierknipperij kent geen eigen school. Er valt geen lijn in te ontdekken, behalve de wisselende modes, waar men buiten de grote steden met vertraging in deelt. Een soortgelijke trend is ook zichtbaar in grafiek, kalligrafie, houtsnedes, koekplanken en glasgravures. Omdat er nauwelijks uitwisseling plaatsvindt van vormen en technieken tussen knippers onderling, is er vooral sprake van individuele expressie en ontwikkeling. Dit resulteert in een enorme verscheidenheid aan talent en vormgeving. Een deel van de papierknipkunst is meer dan kunstnijverheid of volkskunst. Sommige knippers, zoals Joanna Koerten (1650-1715), groeien uit tot iconen en hun leven en werk krijgen kunsthistorische erkenning. Andere knipkunstenaars krijgen deze erkenning niet, maar verdienen evengoed waardering. Daarom wordt van een aantal het leven en werk uitgelicht.

10
Anoniem, Offesier, Predekant, Advocaat en de Boer, 1840, 29x34 cm, particuliere collectie.

Anonieme knippers

De tijd waarin de papierkunstenaars werken, hun productie en de verhalen bepalen de selectie van de knippers. De eerste voorwaarde is natuurlijk dat een kunstenaar bij naam bekend is. De publicatie uit 2008 telde ongeveer 200 knippers bij name. In 2023 is dat opgelopen tot meer dan 350. Heel veel knipwerk is niet gesigneerd en als een stijl niet te herkennen is, blijft het gissen naar de maker. Naar schatting is van minimaal 150 anonieme knippers werk overgeleverd. Dat betekent dat tot halverwege de twintigste eeuw van ongeveer 500 Nederlandse knippers knipwerk is bewaard. Van veel naamloze knippers is slechts een enkel werkstuk bekend. Soms is dat zeer vakkundig en kunstig gemaakt, met veel gevoel voor decoratie en vlakverdeling. Zo’n vaardigheid komt niet uit de lucht vallen, maar heeft een voorgeschiedenis. Het kan haast niet anders of de betreffende kunstenaar heeft eerdere knipwerken gemaakt. Hij of zij is ooit begonnen, heeft veel geoefend en zich ontwikkeld. Het lijkt of dat allemaal verloren is gegaan, inclusief de knipsels die hij misschien nadien nog gemaakt heeft. Het werk van die nameloze kunstenaars is beschreven in het boekje Onbekend en ontroerend erfgoed. Tijdsbeelden geknipt door anonieme kleinkunstenaars uit 2017. Met gemak is daar een vervolg op te maken.

Aantallen

Door de eeuwen heen kent Noord-Holland (inclusief Amsterdam) de hoogste concentratie papierknippers, gevolgd door Zuid-Holland en op enige afstand Zeeland, Friesland en Groningen. In deze kustprovincies zijn ontwikkeling, handel en welvaren groter dan op de hoge gronden.

Van de zeventiende naar de negentiende eeuw loopt het aantal knippers met sprongen op, om aan het einde van die eeuw sterk terug te lopen. In de eerste helft van de twintigste eeuw is op enkele uitzonderingen na weinig geknipt. Na de Duitse bezetting bloeit het ambacht weer op, wat in 1983 resulteert in de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst.

In tegenstelling tot andere vormen van beeldende kunst en kunstnijverheid hebben de kunsthistorische wereld, musea en verzamelaars weinig belangstelling getoond voor de papierknipkunst. Dat is opmerkelijk, want net als bewerkt zilver, hout of gegraveerd glas hebben knipsels ook een functie als herinnering, decoratie of afbeelding. Decoratieve knipkunst is vaak afgedaan als volkskunst (truttig, maar charmant) en is dús van weinig kunstzinnige waarde.

Gelukkig komen steeds meer mensen daar geleidelijk aan op terug en groeit de waardering voor het ambacht als culturele en sociale activiteit van onze voorouders en van onszelf.

11
Anna Jacomina Basse, Paradijsscenes, Groningen 1725. Tola Steinhage, Adam en Eva, Utrecht 1944.

Zichtbaarheid

Het Westfries Museum in Hoorn en het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem beheren beide een grote collectie historisch knipwerk. Kleinere collecties bevinden zich onder andere in het Fries Museum te Leeuwarden, het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam, Museum De Lakenhal te Leiden, het Groninger Museum te Groningen en het Nederlands Museum van Papierknipkunst te Westerbork. Met uitzondering van het laatstgenoemde museum, blijven bij deze musea de knipwerken doorgaans op depot en zijn ze niet te zien voor het publiek.

Overzichtstentoonstellingen van historische knipwerken zijn geweest in Utrecht (1946), Franeker (1950) en Amsterdam (1965). Van meer recente datum zijn de exposities in Museum Willet-Holthuysen in Amsterdam (2015) en Museum Heerenveen in Heerenveen (2016).

Museum Het Oude Raadhuis te Urk besteedt permanent aandacht aan de bekende Urker papierknipper Jan (Jantje II) Visscher (1855-1938) en in 2020/21 heeft het Zeeuws Museum in Middelburg een tentoonstelling volledig gewijd aan Jan (de Prentenknipper) Huijszoon (1799-1870). In diezelfde tijd combineerde het Westfries Museum in Hoorn historisch en hedendaags werk in een expositie.

Karakteristieke stukken worden dikwijls gebruikt voor een thematentoonstelling. Voorbeelden hiervan zijn de tentoonstelling Uit de Plooi (over de achttiende eeuw) in Museum Het Valkhof te Nijmegen en de tentoonstelling Hand made, lang leve het ambacht in Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam, beide in 2013.

Het publiek krijgt in het museum slechts sporadisch geknipt erfgoed te zien, maar als het wordt getoond, wekt het steeds bewondering.

Onderzoek

Vanaf het begin van de vorige eeuw en met name vanaf 1946 verschijnen er regelmatig artikelen over knippers en hun producten. Daarvan profiterend, heeft het Nederlands Openluchtmuseum veel knipwerk in particulier bezit gedocumenteerd en laten fotograferen. Na ruim een halve eeuw zijn de meeste stukken vererfd of geveild en zijn de huidige eigenaren vaak niet bekend. Wat rest is een verouderde foto en het vermoeden dat het knipwerk waarschijnlijk nog ergens bewaard wordt.

Particulier bezit is een onbekende schatkamer waaruit zo nu en dan iets opduikt, bijvoorbeeld omdat iemand benieuwd is naar de betekenis of de waarde of omdat een inboedel of verzameling ter veiling komt.

Het zou goed zijn als een van de genoemde musea als een kenniscentrum van (historische) knipkunst gaat fungeren,

met een beeldbank, zodat de vergaarde kennis gedocumenteerd en raadpleegbaar blijft. Er zijn nauwelijks museum-conservatoren die de knipkunst in het vizier hebben of aankopen doen om hun collecties te verrijken of aan te vullen, maar er lijkt een lichte toename van interesse, ook in wetenschappelijke vakgroepen voor kunstgeschiedenis.

Toekomst

In 2023 bestaan de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst en het kwartaaltijdschrift Knip-Pers veertig jaar. De vereniging is de plek waar knipsters en knippers samenkomen, ideeën uitwisselen, elkaars werk bespreken, workshops volgen, van elkaar leren en een vriendenkring vormen met gelijkgezinden. Allen met dezelfde passie voor papierknipkunst.

Gelijktijdig met het jubileum wordt gevierd dat papierknipkunst tien jaar is bijgeschreven in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland. Het levend houden en doorgeven van de papierknipkunst horen, evenals haar geschiedenis, bij het immateriële erfgoed. Tegelijkertijd kent ze ook een materiële component: de knipwerken van kunstenaars uit het verleden. Behalve de beoefening van de papierknipkunst te promoten en stimuleren, faciliteert de vereniging het onderzoek naar historische knippers en de ontsluiting van antiek knipwerk. In 2021 heeft zij online een alfabetisch naslagwerk gepubliceerd met de naam Knipperslexicon (knipperslexicon.nl), waarin gegevens van bij naam bekende kunstenaars worden gepresenteerd en een schat aan artikelen digitaal beschikbaar is gekomen.

Immaterieel erfgoed kijkt ook vooruit, met de dynamiek die bij ambacht en traditie hoort. De vereniging zoekt nieuwe wegen om de schaarkunst aantrekkelijk te maken en deze traditie op een eigentijdse wijze voort te zetten. Nog steeds is de kunstom iets moois te maken met papierknippen of -snijden springlevend. Knippers leren van elkaar. Iedereen die bereid is om zich technisch wat te oefenen, kan alleen of met anderen die traditie vormgeven en doorgeven. En wat is er leuker dan een eigengemaakt knipsel te geven aan iemand die jarig is, aan een bruidspaar, bij een geboorte of jubileum of als Kerst- en Nieuwjaarswens. Geschiedenis blijft levend en zo knippen en snijden we verder in papier, steeds in de eigen tijd en vanzelfsprekend anders dan zoals dit vroeger gebeurde. Wat er in de tijden van onze voorouders gemaakt is, blijft zo ongelofelijk boeiend. Zo verscheiden en zo kunstzinnig, dat we stil worden in verwondering. Het is ons als erfgoed overgeleverd en wij moeten het beheren en doorgeven. Mogen deze verhalen daarbij behulpzaam zijn.

13
16
Anoniem, Blompot, ca. 1680, 38x30 cm, Fries Museum, Leeuwarden - Bruikleen Ottema-Kingma Stichting.

Schaarse snijdsels in de Gouden Eeuw

Naar schatting zijn er in de Nederlandse Gouden Eeuw ongeveer een miljoen schilderijen gemaakt. In vergelijking daarbij valt de snij- en knipkunst van papier in het niet. De snij- en knipkunst komt in de zeventiende eeuw op gang in gegoede kringen. Zij beschikken over het benodigde gereedschap en hebben goed papier ter beschikking. In die tijd beginnen mensen steeds vaker beelden in contouren te waarderen en te bewaren. De knippers en snijders in de zeventiende eeuw kiezen een variatie aan onderwerpen, maar over de meesten is verder weinig bekend. Niet alleen zijn de verhalen over knippers van de zeventiende eeuw schaars, ook bewerkt papier uit die tijd is zelden overgeleverd. Papier staat immers bloot aan de tand des tijds.

Een Nederlandse knippionier die altijd en overal wordt aangehaald, is de veelzijdige, geleerde en kunstzinnige Anna Maria van Schurman (1607-1678). Zij is een ‘homo universalis’ en wordt als zodanig in binnen- en buitenland geprezen. Over haar leven en werken zijn boeken vol geschreven. Naast tekenstift, kalligrafeerpen, penseel en burijn heeft zij ook incidenteel de schaar of het pennenmes gehanteerd, zelfs al toen ze een jong meisje was. In haar autobiografie Eucleria schrijft ze ‘als ik maar een dochtertje van ses jaren was, kon ik zonder enig voorbeelt allerlei treksels en beeldjes uit papiertjes die mij in de hand vielen met een schaartje zo net uitsnijden, dat bijna geene van mijn speelnoten die haar wasdom hadden, zulks met spoed ter hand namen’. Als volwassen vrouw knipte ze nauwelijks meer. De meeste knipsels die aan haar worden toegeschreven, zijn vóór haar gemaakt en niet dóór haar.

17
Marie Forget (toegeschreven), Knipwerk voor Anna Maria, ca. 1639, 11x8 cm, Museum Martena, Franeker.

In de nalatenschap van Anna Maria van Schurman bevinden zich drie knipsels, die alle heel verschillend zijn. Het eerste stelt een struik voor met daarin twee keer een monogram met de letters A M en een zespuntige ster. Waarschijnlijk is het geknipt door een Franse bewonderaarster, Marie Forget en dat wordt omschreven als ‘une decoupure fort delicate faite à la pointe de ciseau’ (een heel fijn knipwerkje, gemaakt met een puntige schaar). De andere twee knipwerken zijn evenmin door Van Schurman gemaakt.

In honderden brieven die Anna Maria heeft geschreven die zijn overgeleverd, schrijft ze slechts één keer dat ze een knipseltje heeft maakte voor een vriendin. Het is een teleurstelling vast te stellen dat Anne Marie, ook wel de Ster van Utrecht genoemd, niet de knip-pionier is waarvoor ze nog altijd vaak doorgaat. Dat doet echter niets af aan al haar andere werk als kunstenaar en schrijver.

Anderen

In Anna Maria’s tijd worden papierknippen en papiersnijden al veel beoefend. Afbeeldingen van de hertenjacht zijn bijzonder populair. Zowel vanwege het smachtende hert in Psalm 42, als om de dubbele bodem: ‘mijn hertje, mijn hartje’. In een minnedicht schrijft Hieronymus Sweerts (1629-1696): ‘Op de Harte-jacht, zijnde een vluchtend Hart, daar drie Jagers achter waren, zeer curieus in papier gesneden, door Nicolaas van Ravestein’. Nicolaas van Ravestein (ca. 1612-1678) is familie van Sweerts en tevens uitgever van toneelstukken en andere publicaties te Amsterdam, rond 1645. Snijdsels van deze ‘groot Meester’ zijn waarschijnlijk niet bewaard gebleven.

Van de Amsterdamse apotheker Cornelis van Halmael (ca. 1637-1677) zijn wel zulke jachtscènes bekend, gemaakt rond 1650. Daarnaast heeft hij Bijbelse verhalen geknipt. Een van zijn knipwerken toont iemand met een hoofd op een zwaard. Vanwege het jaartal 1648 is dit knipsel geïnterpreteerd als Alva die aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog zijn hoofd te rusten legt. Het verbeeldt echter het Bijbelse verhaal van de intocht van David met het hoofd van de reus Goliath en de dansende vrouwen (1 Samuel 18:7,8).

Een ander knipsel van dezelfde hand heeft ook een nieuwe interpretatie gekregen. Wat de eigenaars betitelden als een jacht op everzwijnen, is in werkelijkheid een bizar verhaal uit de Bijbel. Het toont de profeet Eliza die door kinderen is uitgescholden voor kaalkop, waarop twee beren huishouden onder de kinderen (2 Koningen 2:24). Waarom kunstenaars bepaalde verhalen kiezen om uit te beelden, blijft soms een raadsel.

18
Cornelis van Halmael, Hertenjacht, 1648, 16x17 cm, particuliere collectie. Cornelis van Halmael, Intocht van David met het hoofd van Goliath, 1648, 16x27 cm, particuliere collectie.

In de zeventiende eeuw zijn veel portretten geschilderd of uitgegeven als gravure. Joanna Koerten is de eerste die dat met schaar en mes doet. Maar tegelijkertijd heeft ook de militair Arien Henrix ontzag voor de belangrijke figuren van zijn tijd. Naar een gravure van Pieter van Gunst (ca. 1659-1731) snijdt hij het borstbeeld van koning-stadhouder Willem III (1650-1702)). In de tijd dat Arien het knipsel maakt, is net de Spaanse opvolgingsoorlog uitgebroken. Een van de pretendenten is Filips van Anjou, die zichzelf uitroept als koning Filips V van Spanje. Henrix maakt zijn portret in de verwachting dat hij ook vorst over de Zuidelijke (Spaanse) Nederlanden zal worden. Voor beide portretten gebruikt hij bestaande gravures en werkt hij vooral de gezichten, pruiken, beffen en ordeversierselen uit. De oorlogssymboliek rondom de portreten zijn heel kunstzinnig uitgewerkt. Over de papiersnijder Arien Henrix is weinig. Hij trouwt in 1677 met een Arnhems meisje en wordt gelegerd in Bergen op Zoom, onder graaf Walraad van Nassau, generaal der cavalerie in het Staatse leger en gouverneur van die stad.

Zo is er in de zeventiende eeuw al veel geknipt en gesneden en zijn zelfs enkele namen van knippers bekend. Maar het handwerk komt pas goed op gang in het laatste kwart van de eeuw, op het moment dat de productie van schilderijen afneemt. Dat heeft misschien te maken met de maatschappelijke veranderingen na het Rampjaar 1672 en de stijgende ster van de redder des vaderlands, stadhouder Willem III en helemaal nadat hij ook koning van Engeland wordt.

In de volgende hoofdstukken komen enkele papierknippers uit die tijd aan bod, over wie door onderzoek steeds meer details aan het licht zijn gebracht.

19
Arien Henrix, Koning-stadhouder Willem III, ca. 1702, 46x35 cm, Schloss Wilhelmshöhe, Kassel. Arien Henrix, Koning Filips V van Spanje, ca. 1702, 41x34 cm, particulier bezit.

Otteren over deftigheid

Aan het einde de middeleeuwen en in het begin van de nieuwe tijd, beginnen naast de adel ook welgestelde burgers zich te sieren met een familiewapen. Aan het eind van de zeventiende eeuw verkeert een papiersnijder in een van die voorname kringen. In opdracht maakt hij heel fijne miniatuurtjes van wapenschilden die vaak omringd worden door die van de ouders en grootouders. Deze geknipte blazoenen hangen aan geknipte linten zijn steeds omgeven met een rijkdom aan bloemen. De randen van de werken lijken symmetrisch, maar blijken in werkelijkheid te verschillen. Met andere woorden, alle bloempjes en blaadjes zijn afzonderlijk uitgesneden. Ze zijn zo karakteristiek, dat ze allemaal met zekerheid aan één kunstenaar kunnen worden toegeschreven. Bij gebrek aan een signatuur is niet bekend hoe hij heette, maar in de kunstgeschiedenis worden ze toegeschreven aan Otto van Voorst. Van zijn hand zijn tot nu toe tien snijwerkjes bekend in particulier bezit en in museumcollecties. Een daarvan is nooit afgemaakt. Alleen de fraaie bloemenrand en de markiezenkroon zijn klaar.

20
Otto van Voorst (toeschrijving), Johan Abraham van Schurman, ca. 1700, 13x11 cm, Museum Martena Franeker.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.