Een kunstreis door Nederland Karel
SchampersKarel
Schampers De museale snelweg af
Een kunstreis door Nederland
Waanders Uitgevers, ZwolleInhoud
INLEIDING 7
Amsterdam HUIS WILLET-HOLTHUYSEN 10
Amsterdam MUSEUM VAN LOON 17
Delden LANDGOED TWICKEL 23
Delden MUSEUM NO HERO 26
Delft MUSEUM PAUL TÉTAR VAN ELVEN 29
Delft MUSEUMHUIS VAN MEERTEN 34
Denekamp HUIS SINGRAVEN 38
Den Haag DE MESDAG COLLECTIE 40
Den Haag MUSEUM PANORAMA MESDAG 46
Den Haag MUSEUM BREDIUS 50
Den Helder DE NOLLEN 56
Deurne MUSEUM DE WIEGER 60
Deurne ST. WILLIBRORDUSKERK 65
Drachten MUSEUM DR8888 69
Drachten VAN DOESBURG-RINSEMAHUIS 73
Eelde MUSEUM DE BUITENPLAATS 76
FLEVOPOLDER 83
Almere De Groene Kathedraal 84
Almere Polderland. Garden of Love and Fire 86
Dronten Riff PD # 18245 88
Kraggenburg Pier + Horizon 91
Lelystad Exposure 92
Markenesse Deltawerk // 94
Swifterband Het Observatorium 96
Zeewolde Aardzee 98
Zeewolde Sea Level 99
Haarlem KOEPELKATHEDRAAL 102
Wijlre St. Gertrudiskerk / Amsterdam De Nicolaaskerk /
Ransdaal St. Theresiakerk 102
’s-Heerenberg KASTEEL HUIS BERGH 110
Heerenveen MUSEUM BELVÉDÈRE 116
Heino KASTEEL HET NIJENHUIS 119
Lisse LAM 124
Mildam ECOKATHEDRAAL 131
Rotterdam BEELDENROUTE 134
Ruurlo KASTEEL RUURLO 144
Steenwijk MUSEUMHUIS VILLA RAMS
WOERTHE / HILDO KROP MUSEUM 149
Tubbergen LANDGOED BAASDAM 153
Wageningen HET DEPOT 155
Wijlre BUITENPLAATS KASTEEL WIJLRE 159
Winterswijk VILLA MONDRIAAN 165
INDELING NAAR PROVINCIE 168
PRAKTISCHE INFORMATIE 169
OVER DE AUTEUR 173
LITERATUUR 174
FOTOVERANTWOORDING 175
Inleiding
In 2016 publiceerde Waanders uitgevers mijn boek De museale snelweg af. België en Noord-Frankrijk. In deze gids bezoek ik musea, kerken en particuliere stichtingen die over een bijzondere collectie beschikken, maar die niet opgewassen zijn tegen de luidruchtige marketingmachines van de grotere musea die met gelikte tentoonstellingen en mediagenieke acties een steeds groter publiek trekken. De museale snelweg af behandelt plekken die enigszins ‘vergeten’ zijn, maar die wel als voordeel hebben dat je in alle rust naar de kunst kunt kijken. Ik heb toentertijd buitengewoon genoten van mijn rondreis, niet alleen omdat het een aangenaam tijdverdrijf is om kriskras door het land te trekken, maar vooral ook omdat ik op volkomen onverwachte plaatsen de mooiste werken aantrof.
Als vervolg hierop ben ik voor Een kunstreis door Nederland op zoek gegaan naar musea, kerken, kastelen, particuliere collecties en kunstwerken in de openbare ruimte die relatief onbekend zijn, maar die wel degelijk als bijzonder aangemerkt kunnen worden en een bezoek meer dan waard zijn. Ik heb me noodgedwongen beperkt tot de beeldende kunst, waardoor ik tot mijn spijt instellingen voor toegepaste kunst buiten beschouwing heb moeten laten. Maar mocht u in de buurt zijn, bezoek dan zeker de spectaculaire inrichting van het Zilvermuseum in Schoonhoven, of de unieke glascollectie van het Nationaal Glasmuseum in Leerdam, of de prachtige kimono’s in het Sieboldhuis in Leiden.
Graag had ik ook de kleurrijke gebrandschilderde ramen van Marc Mulders opgenomen (onder meer in De Nieuwe Kerk in Amsterdam, de Sint-Janskathedraal in Den Bosch, de Grote Kerk in Gouda en Museum Catharijneconvent in Utrecht), maar ik heb uiteindelijk toch de voorkeur gegeven aan de glas-in-loodramen van Jan Dibbets. Hij beperkt zich niet tot een enkel raam, maar voorziet de hele kerk van heldere, transparante raampartijen die een totaal nieuwe beleving van de ruimte teweegbrengen.
Helaas ontbreekt ook de Collectie Six in Amsterdam, met als absolute hoogtepunt het fenomenale portret van Jan Six I uit 1654 door Rembrandt. De reden is dat het aantal bezoekers dat wordt toegelaten zeer gelimiteerd is, waardoor er extreem lange wachtlijsten ontstaan en het lang kan duren voordat een bezoek ingepland kan worden.
Ik heb ook vele kastelen bezocht, zoals Kasteel Amerongen in Amerongen, Kasteel Ammersoyen in Ammerzoden, Huis Doorn in Doorn, Kasteel Doorwerth in Doorwerth, Kasteel De Haar in Haarzuilen, Kasteel Heeswijk in Heeswijk, Slot Zuylen in Oud-Zuilen en Kasteel Duivenvoorde in Voorschoten. Stuk voor stuk goed onderhouden gebouwen die vaak al eeuwenlang het lokale landschap bepalen en in de meeste gevallen beschikken over een rijke geschiedenis. Binnen word je aan de hand van de talrijke familieportretten deelgenoot van het leven van de verschillende bewoners, terwijl je buiten heerlijk kunt ronddwalen in de fraai aangelegde kasteeltuinen. Ze zijn alleszins een bezoek waard. Maar over het algemeen zijn de aanwezige kunstwerken en het resterende meubilair van te beperkte kwaliteit om er een aparte beschrijving aan te wijden.
Ik hoop van harte dat u zich laat verleiden om de museale snelweg eens links te laten liggen en een onbekende zijweg in te slaan. U zult verrast worden door een verbazingwekkende rijkdom en een aansprekende verscheidenheid. Ik wens u alle plezier op uw Kunstreis door Nederland.
Huis WilletHolthuysen
Het echtpaar Abraham Willet (1825-1888) en Louisa Holthuysen (1824-1895) betrok in 1861 dit dubbele grachtenpand aan de deftige Herengracht. Louisa had het geërfd van haar vader Pieter Holthuysen die een fortuin had verdiend met steenkool en vensterglas. Ze lieten het pand op een weelderige manier inrichten in neo-Louis XVI-stijl, met een overdaad aan bloemboeketten, guirlandes, zwierige linten en innige tortelduiven.
Door haar kapitaal kon het echtpaar op stand leven, lange reizen door Europa maken, als echte francofielen over een Frans buitenhuis beschikken, ontvangsten organiseren en een rijke verzameling kunst en kunstnijverheid aanleggen die varieerde van Venetiaans glas, zilver en Duits porselein
tot kostbaar meubilair, zeldzame boeken en eigentijdse Hollandse en Franse schilderijen. Na haar overlijden in 1895 liet Louisa het huis, de inboedel en de collectie na aan de stad Amsterdam, op voorwaarde dat in het pand een museum gevestigd zou worden en dat het museum de naam van haar en haar man zou dragen. Het legaat werd aanvaard en op 1 mei 1896 werd het museum officieel geopend.
De eerste conservator van het museum was de schrijvercriticus Frans Coenen, (1866-1936) die bijna veertig jaar aan het museum verbonden zou blijven. In zijn postuum verschenen boek Onpersoonlijke herinneringen worden op hilarische wijze de verschillende bewoners ten tonele gevoerd: de oude heer des huizes, Pieter Holthuysen, die saaie, boekhouderachtige reisverslagen maakte (“Die manie om papier zwart te maken, die ontembare auteursdrang bij een zo klaarblijkelijk onvermogen ook maar een enkele zin goed op het papier te brengen”), zijn onopvallende vrouw Sandrina (“Zij was niet veel anders dan een complement van de man, een stille persoonlijkheid nergens buiten het kader der burgerlijke en familiale maatschappelijkheid tredend”), de in zichzelf gekeerde dochter Louisa (“Op de een of andere wijze moet zij tot bewustzijn zijn gekomen, dat zij niet was als gewone meisjes en vrouwen, een vreemde afwijking in de natuur, in elk geval niet gans een vrouw. Menigeen keek
enigszins twijfelachtig op naar dit volle, zeer mannelijke gelaat, met de donkere haargroei onder de neus”) en haar nietsnutterige, drankzuchtige echtgenoot Abraham (“Hij poseert voor deftig en achtenswaardig burger, maar hij lijkt een verleefde ‘bambocheur’. Zijn specialiteit is die van alle rijke leeglopers, welke er een esthetische reden aan ontlenen om verder niets te doen”).
Frans Coenen laat zich ook niet onbetuigd als hij over de inrichting van het huis verhaalt: “Abraham vond het absoluut nodig het oude kavalje van een huis met zijn ouderwetse rommel te moderniseren tot een woning waarvan luxe en smaak al de stijve en doffe Amsterdamse interieurs ver te boven gingen. Hier was een monument van faux luxe geschapen, dat niet bepaald gunstig over de smaak van de laatste bewoner deed denken.”
Hoewel de inrichting in de ogen van Frans Coenen getuigt van wansmaak en poenige luxe, is het pand inmiddels weer in zijn oude luister hersteld en zijn de vertrekken teruggebracht in de oude staat. De ‘lelijke tijd’, zoals de late 19e eeuw genoemd werd, heeft duidelijk aan herwaardering gewonnen.
Op de bel-etage bevinden zich de representatieve ruimten die, juist om indruk te maken op de bezoekers, een hoog plafond hebben en buitengewoon luxueus zijn ingericht.
In de damessalon ontving Louisa haar gasten. De wanden waren bespannen met geel zijden behang, waarop
de romantische taferelen, zoals Vrouw met kind en geit (1869) van de populaire schilder A.D. Bouguereau, en de kleurrijke bloemstillevens goed tot hun recht kwamen.
In de aangrenzende grote salon of balzaal vonden literaire avonden, gekostumeerde bals en muziekuitvoeringen plaats. Meubilering en stoffering zijn naar de heersende Franse mode uitgevoerd in een elegante, weelderige stijl. Frans Coenen vond de vergulde stoelen maar lelijk: “grof modern Louis XVI”. Ze waren volgens hem afkomstig uit de inboedel van een failliete Haagse schouwburg.
Tegenover de damessalon bevindt zich de herenkamer waar Abraham regelmatig ‘kunstbeschouwingen’ organiseerde voor bevriende kunstliefhebbers, waarbij nieuwverworven tekeningen, prenten en foto’s getoond werden. Abraham kreeg van Louisa een jaarlijkse toelage van 4.000 gulden waarmee hij zijn aankopen kon financieren. De plafondschildering (1744) van Jacob de Wit stelt de Dageraad voor: de vrouw met de fakkel verdrijft de duisternis. Herders en andere figuren zitten nog op de donkere wolk van de nacht. In de hoeken zijn de vier jaargetijden afgebeeld. Het plafond is afkomstig uit een ander huis aan de Herengracht en is pas in 1980 hier aangebracht.
Op de eerste verdieping bevinden zich de privévertrekken. In het verzamelaarskamertje bewaarde Abraham zijn bonte verzameling tinnen voorwerpen, gipsen beeldjes en penningen. Aan de muur Haagse School-schilderijtjes van de gebroeders Jacob en Willem Maris. De inrichting met originele 17e-eeuwse glas-in-loodramen en dieprode velours wandbespanning met zonnebloemmotief moest zorgen voor een oud-Hollandse sfeer. Van hieruit heb je een fraai uitzicht op de tuin, waar vroeger nog een koetshuis en stallen voor de paarden stonden. In 1929 zijn deze gebouwen bij een brand verloren gegaan en nooit meer herbouwd. De huidige tuin is in 1972 aangelegd en is een reconstructie van een Franse, vroeg-18e-eeuwse stadstuin.
Louisa en Abraham waren echte dierenliefhebbers. Ze hadden tijdens hun leven meerdere katten en minstens dertien honden, die ze vaak lieten portretteren. De lievelingshond van Abraham was Figaro (1887), een imposante St.-Bernardshond die vereeuwigd werd door de beroemde dierenschilder Wouter Verschuur. Louisa was duidelijk niet zo gecharmeerd van dit immense beest, want bij haar overlijden lag het schilderij op zolder te verstoffen. Zij was meer gesteld op haar aaibare poedels en langharige angora’s. Frans Coenen tekent op dat bij zijn aantreden “de kattenlucht maar niet zo gauw te verdrijven bleek en het vele jaren heeft geduurd eer het huis weer tamelijk normaal rook.”
Museum Van Loon
Het statige, 17e-eeuwse patriciërshuis aan de Keizersgracht 672 werd in 1884 door Hendrik van Loon aangekocht als huwelijksgeschenk voor zijn zoon Willem Hendrik en diens vrouw Thora Egidius. De laatste bewoner was Maurits van Loon, die in 1960 de Stichting Van Loon heeft opgericht met als doel het monumentale pand en de collectie te behouden en publiekelijk toegankelijk te maken. In 1973 werd het huis als Museum Van Loon opengesteld voor het publiek. Bezoekers kunnen nu onder meer de rijkgedecoreerde vertrekken op de bel-etage bezichtigen, waar zich een overdaad aan meubels, zilver, porselein en waardevolle kunstwerken bevindt. Tuin en koetshuis zijn voor de museumbezoeker vrij toegankelijk.
Zeker vermeldenswaard is het schilderij Bruiloft van Willem van Loon en Margaretha Bas (1637) van de Haarlemse schilder Jan Miense Molenaer, die bekend is geworden door zijn genrestukken en genoemd wordt als voorloper
van Jan Steen. Het schilderij toont het overdadige huwelijksfeest waarvoor vele gasten, voor het merendeel familieleden, bijeen zijn gekomen. Het bruidspaar zit pontificaal centraal op de voorste rij; de omgevallen lege stoel rechts verwijst naar de broer van de bruidegom, Hans van Loon, die vier jaar eerder was overleden. Het is buitengewoon knap hoe Molenaer niet alleen het feestelijke karakter van het huwelijk goed weet te treffen, maar tevens van ieder van de gasten een individueel portret maakt. Nog afgezien van de schitterende manier waarop hij de dure, kleurige kleding heeft weergegeven.
Helaas zijn de twee prachtige, levensgrote huwelijksportretten (1634) van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit van Rembrandt van Rijn niet meer in het bezit van de familie. Anna van Winter, die in 1815 getrouwd was met Willem van Loon, had de schilderijen geërfd van haar vader Pieter van Winter die ze in 1799 voor 12.000 gulden gekocht had. Deze Amsterdamse koopman had een imposante collectie schilderijen bijeengebracht waarin
zich onder andere Het Straatje van Johannes Vermeer bevond, dat nu deel uitmaakt van de collectie van het Rijksmuseum. De Franse schilder Eugène Fromentin heeft de twee portretten in 1875 nog bij Van Loon zien hangen en gaf een lyrische beschrijving van het vrouwenportret: “De vrouw is tenger, blank en rijzig. Haar mooi, enigszins voorover neigend kopje kijkt u met rustige ogen aan en haar onbestemde gelaatskleur ontleent een levendige glans aan de gloed van haar haren, die naar het rossige zwemen. Een geringe verzwaring van de taille, zeer kies aangeduid onder het wijde kleed, geeft haar het uiterlijk van een hoogst achtenswaardige jonge matrone.”
Na het overlijden van Anna van Winter in 1877 hebben haar erfgenamen de twee portretten, samen met nog 67 andere werken, voor 1.500.000 gulden verkocht aan Gustave de Rothschild. Begin 2016 zijn ze door Nederland en Frankrijk gezamenlijk teruggekocht van de familie De Rothschild voor een bedrag van 160 miljoen euro. Ze worden nu afwisselend in het Louvre in Parijs en het Rijksmuseum Amsterdam tentoongesteld.
In de blauwe salon hangen twee imponerende vrouwenportretten. Louise van Loon-Borski (1887) liet zich door de Franse schilder Alexandre Cabanel portretteren als een elegante, zelfverzekerde vrouw, gekleed in een turquoise creatie van couturier Charles Frederick Worth, die ook de japonnen ontwierp voor keizerin Eugénie.
Thora van Loon-Egidius (1909) heeft gekozen voor een roze japon van Franse snit die haar een zachte, lieflijke uitstraling geeft. Zij is vereeuwigd door de uit Oostenrijk afkomstige Adolf Pirsch, die toen de favoriete portretschilder van de high society was.
Achter het huis ligt een tuin die in 1973 opnieuw ontworpen is in de stijl van de 17e eeuw. Hierin bevindt zich een 17e-eeuws koetshuis dat nog tot 2009 bezit was van de familie Van Loon, maar nu deel uitmaakt van het museum.