HET DELFT VAN VERMEER
David de Haan Arthur K. Wheelock Jr. Babs van Eijk Ingrid van der Vlis
Museum Prinsenhof Delft Waanders Uitgevers, Zwolle
Voorwoord
Wie vandaag naar boven kijkt in de Historische Zaal in Museum Prinsenhof Delft ziet daar een indrukwekkend, beschilderd plafond met musicerende engelen. Deze schildering, die tussen 1667 en 1669 is gemaakt door de Delftse meester Leonaert Bramer, moet schilder Johannes Vermeer (1632-1675) met eigen ogen hebben aanschouwd. In die tijd bekeken en beoordeelden schilders, plateelbakkers en andere ambachtslieden, die actief waren in de stad en lid waren van het Sint-Lucasgilde, volop elkaars werk. Het Prinsenhof ligt midden in dat historische hart van Delft, hét woonen leefgebied van Vermeer. In het Delft van nu zijn ook buiten de muren van het Prinsenhof nog steeds sporen te vinden uit de tijd van Johannes Vermeer, zoals het stadhuis aan de Markt en de Oude en Nieuwe Kerk. Als je door je oogharen over de Oude Delft richting de Oude Kerk kijkt, is het goed voor te stellen hoe de schilder daar wandelde.
Vermeer is een van de allerbeste Nederlandse schilders uit de zeventiende eeuw. Hij woont en werkt zijn hele leven in Delft, maar inmiddels kennen mensen over de hele wereld zijn intieme en verstilde schilderijen. Vermeer is zó’n fenomeen dat wij hier zelfs een tentoonstelling aan hem wijden zonder dat we ook maar één van zijn schilderijen tonen – een groot deel van Vermeers oeuvre is nu te zien in de Vermeertentoonstelling in het Rijksmuseum in Amsterdam.
In Het Delft van Vermeer in Museum Prinsenhof Delft staan het leven van Vermeer, zijn netwerk en zijn relatie tot de stad Delft centraal. We gaan op zoek naar de invloed van de stad en haar inwoners op Vermeer en zijn werk. Door in te zoomen op het bruisende artistieke, sociaaleconomische, wetenschappelijke en religieuze klimaat in het zeventiende-eeuwse Delft proberen we een scherper beeld te presenteren van de kunstenaar. De mensen uit de directe omgeving van de schilder kleuren met hun persoonlijke verhalen het beeld van de grootmeester in. Zo kunnen bezoekers kennismaken met zijn schoonmoeder Maria Thins, collega-schilder Leonaert Bramer, familienotaris Willem de Langue, verzamelaars en liefhebbers Maria de Knuijt en haar man Pieter van Ruijven en meester-bakker Hendrick van Buyten, microbioloog Antoni van Leeuwenhoek en landmeter Jacob Spoors. Zo zitten we de schilder dicht op de huid en tonen we de man achter zijn werk.
Vermeer was niet alleen schilder, maar ook echtgenoot, schoonzoon, ondernemer, vader, lid van het gilde en de schutterij; kortom een man die midden in de Delftse samenleving stond. Niet eerder was deze cultuurhistorische invalshoek het uitgangspunt voor een tentoonstelling over de wereldberoemde Delftse meester.
In Het Delft van Vermeer tonen we ruim honderd objecten uit binnen- en buitenland, waaronder topstukken van Delftse schilders, kunstnijverheid, kaarten, prenten, tekeningen, boeken, egodocumenten en archivalia. We brengen stad en schilder tot leven en laten zien hoe Vermeer kon uitgroeien tot een van de geliefdste kunstenaars uit de zeventiende eeuw. De expositie biedt Museum Prinsenhof Delft de kans om zijn bijzondere collectie, waaronder schilderijen, Delfts aardewerk, meubels en textilia in een specifieke Vermeercontext te laten zien. De werken van zeventiende-eeuwse Delftse meesters vormen naast Delfts blauw en Willem van Oranje een speerpunt van het museum.
Vermeer was actief in een spannende en vernieuwende periode waarin de plaatselijke schilderkunst en met name het genrestuk bloeide. Na 1650 groeide Delft zelfs uit tot een van de belangrijkste centra voor schilderkunst van de Noordelijke Nederlanden. Uiteraard presenteert de tentoonstelling topstukken van de belangrijkste meesters in Delft uit de periode 1650-1675: Pieter de Hooch, Jan Steen, Gerard Houckgeest, Cornelis de Man, Anthonie Palamedesz en Maria van Oosterwijck. Aan de hand van hun schilderijen schetsen we het artistieke klimaat rondom Vermeer dat hem heeft gevormd als kunstenaar.
Een deel van de werken is nooit eerder in Delft in een tentoonstelling te zien geweest, zoals het schilderij Adolf en Catharina Croeser, bekend als ‘De burgemeester van Delft en zijn dochter’ van Jan Steen uit het Rijksmuseum, een absoluut topstuk. Een tweede sleutelwerk in de tentoonstelling is De koppelaarster van Dirck van Baburen, een bruikleen van het Museum of Fine Arts in Boston. Dit schilderij behoorde mogelijk tot de collectie van Maria Thins, de rijke en katholieke schoonmoeder van Vermeer bij wie hij met zijn vrouw en kinderen inwoonde. Hij moet het daar dagelijks hebben gezien. Vermeer schilderde het werk
6 Het Delft van Vermeer
onder andere in de achtergrond van Jonge vrouw aan het virginaal (The National Gallery, Londen).
In de aanloop naar de tentoonstelling wist Museum Prinsenhof Delft met dank aan de Vereniging Rembrandt een nieuw topstuk te verwerven, een geschilderde platte lijst met putti en een stilleven van Cornelis de Man. Deze beschilderde spiegellijst – een zeldzaamheid in de zeventiende-eeuwse kunst – vormt een prachtig sleutelstuk dat de hoge kwaliteit van de Delftse schilderkunst uit de tijd van Johannes Vermeer toont.
Van het lief en leed van Vermeers familie, vrienden en collega’s getuigen de archiefstukken uit het Stadsarchief Delft. Daaruit wordt duidelijk hoe nauw de onderlinge banden waren tussen Vermeer en zijn collega-schilders en een aantal notabelen in Delft. Voor deze tentoonstelling hebben we de belangrijkste bronnen opnieuw bekeken en zelfs iets nieuws gevonden, zoals u kunt lezen in de artikelen van David de Haan en Babs van Eijk. Minstens zo belangrijk voor de vorming van Vermeer was het wetenschappelijke klimaat in Delft, waarin liefhebbers en professionals nieuwe ontdekkingen doen in hun zoektocht om Gods schepping te doorgronden, zoals Arthur K. Wheelock Jr. in zijn essay beargumenteert. En hoe kleurrijk en divers het dagelijkse leven was in het zeventiende-eeuwse Delft van Vermeer – en wat we er nog van kunnen zien –schetst Ingrid van der Vlis die archivaris Bas van der Wulp, archeoloog Steven Jongma en bouwhistoricus Wim Weve interviewde. Met hen lopen we in de voetsporen van Vermeer.
Een ambitieuze tentoonstelling als deze is alleen mogelijk dankzij genereuze bruikleengevers uit binnenen buitenland. Museum Prinsenhof Delft is alle musea en particuliere bruikleengevers hier zeer erkentelijk voor. U vindt hun namen elders in deze publicatie. Bovenal bedank ik het Stadsarchief Delft en onze belangrijkste partner, het Rijksmuseum in Amsterdam. Als duidelijk wordt dat het Rijksmuseum in 2023 een unieke tentoonstelling presenteert waarin zo veel mogelijk schilderijen van Vermeer te zien zijn, besluiten wij het netwerk van Vermeer en de stad Delft centraal te stellen, in de hoop zo meer zicht te krijgen op de man achter de mythe. Het Rijksmuseum heeft ons in de wetenschappelijke expertgroep en met belangrijke bruiklenen bijgestaan om dit project te kunnen realiseren.
Wij danken de Gemeente Delft, Provincie Zuid-Holland, De Laatste Eer, het Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Zabawas, de J.E. Jurriaanse Stichting, Stichting voor Hulp aan Delftse Jongeren, de Kerkelijke Stichting Stalpaert van der Wiele en de Van der Mandele Stichting voor hun bijdrage. Deze publicatie waarin we mét de ogen van Vermeer naar Delft kijken, wordt genereus ondersteund door de Turing Foundation.
Daarnaast danken we de begeleidende wetenschappelijke expertgroep, de auteurs en de onderzoekers. Ook hun namen vindt u terug in deze publicatie. Een speciaal woord van dank is er voor de conservator van de tentoonstelling David de Haan en alle collega’s van Museum Prinsenhof Delft die met ambitie en plezier aan de tentoonstelling hebben gewerkt. Naast de tentoonstelling Het Delft van Vermeer is er een veelzijdig stadsprogramma waar (culturele) partners uit de stad aan bijdragen.
Johannes Vermeer is een van de weinige Delftse schilders uit de zeventiende eeuw die, voor zover we weten, altijd in Delft heeft gewoond. Veel schilders vertrekken naar elders. Door de focus te leggen op zijn stad, zijn netwerk en tijdgenoten hopen we dat we Vermeer dichterbij hebben kunnen brengen, zodat u nog meer van zijn schilderijen kunt genieten. Ook nu is het goed mogelijk om door Delft te wandelen en de locaties te zien die ons herinneren aan het Delft van Vermeer. Ik nodig u van harte uit om dit zelf te beleven.
Janelle Moerman Directeur Museum Prinsenhof Delft
7 Voorwoord
Delft van Vermeer
Het
Een kunstzinnige jeugd
Het Delft van Vermeer
3 / Paulus van Hillegaert, Ruiterportret Maurits en Frederik Hendrik, ca. 1621-1625, paneel, Museum Prinsenhof Delft
In de zeventiende eeuw was Delft een welvarende stad van zo’n 21.000 inwoners [afb. 2]. Reynier Jansz (ca. 15911652) rondde in 1615 een opleiding tot caffawerker (een duur soort fluweel) in Amsterdam af. Ook trouwde hij er met de in Antwerpen geboren Digna Baltens (ca. 15951670). Al snel vestigde het echtpaar zich in Reyniers geboortestad Delft. Ze trokken in bij de ouders van Reynier aan de Beestenmarkt. In 1620 werd hun dochter Geertruyt (16201670) geboren.
In 1623 werd een inventaris opgemaakt van de roerende goederen van Reynier Jansz en Digna Baltens [afb. 4]. De totale waarde was 693 gulden, een aardig bedrag in die tijd. Bij de goederen bevond zich een kleine groep schilderijen die gezamenlijk op 53 gulden werden getaxeerd. Eén van deze schilderijen was een portret van ‘de prins met de princesse’, een ander een portret van ‘Zijne Excelentye ende prins Hendrik’.2 Het eerste betreft waarschijnlijk Willem van Oranje (15331584) en zijn laatste echtgenote Louise de Coligny (15551620), die Prins en Prinses van Oranje waren.3 Het tweede schilderij zijn Willems zonen prins Maurits (15671625) en prins Frederik Hendrik (15841647) [afb. 3]. De schilderijen vormen een teken van oranjegezindheid.
Eind jaren twintig ging Reynier een herberg op de Voldersgracht huren en uitbaten, genaamd De Vliegende Vos; ook ging hij ‘Vos’ als achternaam gebruiken. In 1629 was Reynier Vos voor het eerst getuige bij een akte in het kantoor van notaris Willem de Langue (15991656) dat zich aan de Markt bevond naast de Nieuwe Kerk. Dit zou hij daarna regelmatig doen voor De Langue, die naast zijn werk als notaris ook een kunstliefhebber en verzamelaar was [afb. 5 en 8]. Niet toevallig had de notaris veel schilders in zijn clientèle, waaronder Leonaert Bramer (15961674) en Balthasar van der Ast (1593/15941657).
Op 13 oktober 1631 liet Reynier Vos zich inschrijven als kunsthandelaar in het Delftse SintLucasgilde. Onder andere ook schilders, plateelbakkers en boekdrukkers waren lid van het SintLucasgilde. Het lidmaatschap was noodzakelijk om hun beroep te mogen uitoefenen. Reynier Vos verhandelde zijn kunst in zijn herberg De Vliegende Vos, dat ongetwijfeld ook als sociale ontmoetingsplaats voor schilders uit zijn netwerk fungeerde.
4 / Boedelinventaris Reynier Jansz en Digna Baltens van 8 september 1623, papier, Stadsarchief Delft
5 / In 1655 liet Willem de Langue zijn hele kunstverzameling veilen: werken van veertig schilders, waaronder Rembrandt. Veilingbiljet, 1655, papier, Hoge Raad van Adel, Den Haag
13 Een kunstzinnige jeugd
6 / Landschapsschilder Pieter van Groenewegen en stillevensschilder Balthasar van der Ast verkochten wellicht schilderijen via de kunsthandel van Vermeers vader.
Pieter Anthonisz van Groenewegen, Italianiserend landschap, na 1623, paneel, Museum Prinsenhof Delft
14 Het Delft van Vermeer
Het was waarschijnlijk in De Vliegende Vos dat in 1632 Reynier en Digna een zoon mochten verwelkomen. Op 31 oktober werd ‘Joannis’ gedoopt in de Nieuwe Kerk. Vier dagen later werd in dezelfde kerk Antoni van Leeuwenhoek (16321723) gedoopt [zie p. 106, afb. 2]. 4
Door de activiteiten van zijn vader kwam de kleine Johannes mogelijk al vroeg in aanraking met kunst en kunstenaars. Zo kwam op 7 september 1640 de schilder Jan Baptista van Fornenburgh (1585/15951649) naar Delft om achterstallig loon te innen bij de Delftse VOCkamer voor zijn overleden zoon. Een dag eerder had Reynier een getuigenverklaring afgelegd over de dood van de zoon van Van Fornenburgh. Deze had hij ondertekend als Reynier Jansz Vermeer, met als getuigen de schilders Balthasar van der Ast en Pieter van Groenewegen (ca. 1600na 1657). Het is het vroegst bekende document waarin Reynier de achternaam Vermeer gebruikte. Van Fornenburgh tekende de kwitantie van het geld, waarbij dit keer Reynier Vermeer en de schilder Pieter Steenwijck (1615na 1656) getuigden.5
De in Middelburg geboren stillevenschilder Van der Ast woonde sinds 1632 in Delft [afb. 7]. Van Groenewegen en Steenwijck waren beide in Delft geboren. Van Groenewegen vestigde zich na een verblijf in Italië in 1626 weer in zijn geboortestad Delft, waar hij zich toelegde op het schilderen van italianiserende landschappen [afb. 6]. Steenwijcks specialisme was het vanitasstilleven. Hij was opgeleid in het atelier van zijn oom David Bailly in Leiden en zou in 1644 ook verhuizen naar die stad. Al deze schilders behoorden tot de kennissenkring van Reynier Jansz Vermeer.
In 1641 verhuisde het gezin Vermeer naar het grotere Huis Mechelen aan de Markt. Herberg Mechelen was een kapitaal pand aan de Markt, dat het hart van de stad vormde met aan de noordkant de Nieuwe Kerk en aan de zuidkant het stadhuis. Hier zette Vermeers vader de herberg voort, waarna het pand bekendstond als Herberg Mechelen [afb. 1]. Reynier kocht het huis voor 2700 gulden, met een aanbetaling van 200 gulden. De rest financierde hij met twee hypotheken. Een ervan, voor 400 gulden, werd verstrekt door Arent Jorisz Pijnacker (onbekend1679), de broer van notaris
7 / Balthasar van der Ast, Fruitstilleven met schelpen, ca. 1640-1649, koper, Museum Prinsenhof Delft
15 Een kunstzinnige jeugd
8 / Notaris Willem de Langue noemde zichzelf en zijn vrouw Maria Pijnacker ‘const-dorstich’, dorstig naar kunst. Veel kunstenaars behoorden tot zijn klantenkring,
zoals de familie Vermeer en Willem van der Vliet. Van der Vliet schilderde deze portretten van het echtpaar. Portret Willem de Langue, 1626, paneel, Museum Prinsenhof Delft
16 Het Delft van Vermeer
17 Een kunstzinnige jeugd
9 / Willem van der Vliet, Portret van Maria Jorisdr Pijnacker, 1626, paneel, Museum Prinsenhof Delft
De Langues echtgenote Maria Jorisdr Pijnacker (15991678). Arent en Maria waren in de Vlamingstraat opgegroeid als kinderen van een vleeshouwer en veehandelaar. De Vlamingstraat was bij uitstek de straat waar vleeshouwers woonden. Zo woonde ook de halfzus van Reynier Vermeer, Ariaentgen Claes van der Minne (1599/16001670), sinds haar huwelijk in 1618 met de vleeshouwer Jan Thonisz Back (15931633) in de Vlamingstraat.6
Het leven van Johannes Vermeer zou zich hoofdzakelijk op en rond de Markt afspelen. Over Vermeers opleiding tot schilder en zijn leermeester(s) is niks met zekerheid bekend. Mogelijk kreeg hij zijn eerste tekenonderwijs op een tekenschool schuin achter het ouderlijk huis op de Voldersgracht. Deze werd gerund door de katholieke schilder Cornelis Damen Rietwijck (ca. 15901660). Om zelfstandig meester te kunnen worden moest Vermeer in elk geval een leertijd van zes jaar doorlopen. Dat moet voor zijn ouders naast de hypotheeklasten van Herberg Mechelen een serieuze financiële kostenpost zijn geweest. Als schildersleerling bracht Vermeer bovendien geen inkomsten in. Wellicht speelde de vooraanstaande kunstenaar en familievriend Leonaert Bramer een rol bij Vermeers artistieke vorming [afb. 12]. Bramer was gespecialiseerd in historiestukken met veel figuren en sterke lichteffecten. Ook bestaat er de mogelijkheid dat Vermeer een tijd in de leer is geweest in Amsterdam of Utrecht. In Utrecht werkte de katholieke schilder Abraham Bloemaert (15661651), die veel aanzien genoot. Bloemaert was een van de oprichters van een tekenacademie in Utrecht en had vele schilders opgeleid, onder wie de eveneens katholieke Bramer.7 Ook kan Vermeer kortstondig bij Carel Fabritius (16221654) hebben gestudeerd, voordat hij zich in december 1653 inschreef bij het Delftse SintLucasgilde. De talentvolle Fabritius had een tijd in het atelier van Rembrandt (16061669) doorgebracht en zich in 1650 in Delft gevestigd. Fabritius schreef zich pas in oktober 1652 in bij het gilde en alleen toen kon hij ook leerlingen aannemen.
Opvallend is dat Vermeer het volle tarief van zes gulden betaalde voor lidmaatschap van het gilde. Als zoon van een gildelid had hij ook drie
gulden mogen betalen, mits hij ten minste twee jaar in de leer was geweest bij een plaatselijke meester. Dat dit geen optie was, kan komen óf door een leertijd buiten Delft óf doordat Vermeer zich buiten het gebaande pad ontwikkelde door een combinatie van informele adviezen van bevriende schilders en zelfstudie aan de hand van de schilderijen die zijn vader verhandelde.8
Voor zijn artistieke vorming hoefde Vermeer zich niet te beperken tot de handelsvoorraad van zijn vader. Er waren in die tijd diverse kunstverzamelaars en handelaren actief in Delft. Rond 1652 tekende Leonaert Bramer ruim honderd kopieën naar schilderijen die zich op dat moment in Delft bevonden [afb. 14, 15, 17 en 18]. Deze tekeningen zijn genummerd en op de achterkant van tekening nummer 107, vermoedelijk de laatste in de reeks, staat een lijst met elf namen, steeds voorafgegaan door de woorden ‘Ten huise van’ [afb. 16]. De tekening is deels afgesneden en vlekkerig, waardoor sommige namen niet geheel zijn te lezen. Onder deze namen bevinden zich onder andere die van notaris Willem de Langue, Reynier Vermeer en Leonaert Bramer. Het precieze doel van deze onderneming en welk schilderij aan wie toebehoorde is niet geheel duidelijk.9 In elk geval geeft het een inkijkje in wat er zoal aan schilderkunst viel te zien in Delft. Naast werk van lokale meesters zoals Anthonie Palamedesz (16021673), Christiaen van Couwenbergh (16041667) en Pieter van Groenewegen tekende Bramer ook tientallen schilderijen na van kunstenaars uit andere Hollandse steden zoals Gerard van Honthorst (15921656), Cornelis van Poelenburch (ca. 1594/15951667) en Jan Lievens (16071674). Ook zitten er kopieën tussen van ZuidNederlandse meesters als Peter Paul Rubens (15771640), Pieter van Mol (15991650) en Adriaen Brouwer (16051638). De kopie die Bramer tekende naar Rubens, bevat abusievelijk de naam van diens tijdgenoot Jacob Jordaens (15931678) [afb. 17]. De scène, een aanbidding der koningen, is gebaseerd op een monumentaal altaarstuk dat Rubens schilderde voor een klooster in Brussel. Het werk dat Bramer in Delft moet hebben gezien, was vermoedelijk een kleinere kopie uit het atelier van Rubens.10
18 Het Delft van Vermeer
10 / Vermeer was 14 jaar toen stadhouder Frederik Hendrik overleed. De prins werd met veel ceremonieel bijgezet in de Nieuwe Kerk. Vanuit Herberg Mechelen hadden de
Vermeers goed zicht op het spektakel. Begrafenisstoet van Frederik Hendrik in Delft, mei 1647, papier, Stadsarchief Delft
19 Een kunstzinnige jeugd
11 / Augustinus Terwesten, “De Groote Sael op het Princenhof te Delft”, ca. 1743, papier, Stadsarchief Delft
12 / Antony van der Does, Portret van Leonaert Bramer, ca. 1649, papier, Stadsarchief Delft
13 / In Delft was Leonaert Bramer een van de weinigen die wand- en plafonddecoraties maakte. Zijn grootste en belangrijkste opdracht was de decoratie van de Grote Zaal in het Prinsenhof. De zaal was een semiopenbare ruimte en mogelijk heeft Vermeer Bramers wand- en plafondschilderingen gezien. Later maakte Augustinus Terwesten een tekening [11]. De plafondschilderingen zijn bewaard gebleven en nog steeds te zien. Leonaert Bramer, detail plafondschildering met musicerende engelen, 1667-1669, hout, Museum Prinsenhof Delft
20 Het Delft van Vermeer
21 Een kunstzinnige jeugd
14 / Leonaert Bramer tekende een groep Olympische goden naar een plafondschildering die hij in Delft maakte. ca. 1652-1653, papier, Museum Prinsenhof Delft
15 / Leonaert Bramer, De goden op de Olympus, ca. 1652-1653, papier, Museum Prinsenhof Delft
16 / Leonaert Bramer, Namenlijst, uit: Album met 56 schetsen naar schilderijen van zeventiende-eeuwse Hollandse meesters, ca. 1652-1653, papier, Rijksmuseum Amsterdam
22 Het Delft van Vermeer
17 / Leonaert Bramer, De aanbidding der koningen, ca. 1652-1653, papier, Museum Prinsenhof Delft
23 Een kunstzinnige jeugd
18 / De Amsterdamse schilder Karel du Jardin maakte verschillende reizen naar Italië en Frankrijk. Hij specialiseerde zich in on-Hollandse landschappen die zuidelijk aandoen. Hij maakte dit schilderij van een
muilezeldrijver dat in handen komt van een verzamelaar in Delft. Daar tekende Leonaert Bramer het na. Leonaert Bramer (toegeschreven aan), naar Karel du Jardin, Landschap met muilezeldrijver, uit: Leonaert Bramer,
Album met 56 schetsen naar schilderijen van 17e-eeuwse Hollandse meesters, ca. 1652-1653, papier, Rijksmuseum Amsterdam
24 Het Delft van Vermeer
19 / Karel du Jardin, Landschap met muilezeldrijver, ca. 1652, doek, Rijksmuseum Amsterdam
25 Een kunstzinnige jeugd