STORIA OR 3 classic
HD
Doorstroomfinaliteit domeinoverschrijdend
IN N VA of ds tu k©
pr
oe
fh o
ST RIA CLASSIC 3 LEERBOEK
LEERBOEK
597771_Storia_LB_Classic_2u_MKT.indd 1
08/02/2021 16:06
oe
pr
N
VA
of ds tu k©
fh o
IN
IN VA
N
3
©
Leerboek
uk
Kristel Bekers
Katleen Dillen
Senne Hendrickx
st
Kris Merckx
of d
Wim Moreau Jacky Philips
pr oe
fh o
Bert Struyve
Luc Van den Broeck Jos van Dooren o.l.v. Gorik Goris
pr oe
fh o
N
VA
©
uk
st
of d IN
INHOUD 4
A Over oude en nieuwe dingen
9
E Onze gewesten in de middeleeuwen 128 E1 De Nederlanden
16
B1 De ondergang van het West-Romeinse Rijk
18
B2 De Franken, nieuwe heersers in het westen
22
E2 De Guldensporenslag
Onderzoek: beeldvorming over de Guldensporenslag
N
B De vroege middeleeuwen (500-900)
146
37
Ontdekplaat* De islam in Europa
VA
F1 De wereld van de islam
B3 Het begin van een nieuwe samenleving?
F2 De kruistochten naar het Midden-Oosten
Ontdekplaat* De Hagia Sophia
©
Onderzoek: de inname van Jeruzalem in 1099 door Arabische ogen
41
152 157
45
Ontdekplaat* De kruistochten
51
F3 Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
163
53
F4 Het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
175
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
62
G De middeleeuwen anders bekeken
182
D1 Het leenwezen
64
D2 Landbouw, handel en nijverheid
69
G1 De vrouw in de middeleeuwen
184
G2 Oorlog en oorlogsvoering
188
Overzicht B
of d
st
C De standensamenleving
uk
Onderzoek: de Vikingen
140
144
31
B4 Het Romeinse Rijk houdt stand in het oosten
137
F Niet-westerse samenlevingen
Onderzoek: de Franken
Ontdekplaat* De Germanen
130
IN
Inleiding
fh o
Onderzoek: de Zwarte Dood, een middeleeuwse pandemie
75
Ontdekplaat* Landschap
D3 De steden treden op de voorgrond
79
Ontdekplaat* Kenmerken van steden D4 Kerk en christendom
89
D5 De vorsten strijden om de macht
98
Onderzoek: de Normandische 107 verovering van Engeland
D6 Niet zo duister, die middeleeuwen Onderzoek: een beeld van de middeleeuwen
Ontdekplaat* Wapens en belegering G3 Energie en techniek
Ontdekplaat* De pest
pr oe
113
Onderzoek: het wereldbeeld in de middeleeuwen
H Herhaling en synthese
194 198
203
Woordenlijst 207 Structuurbegrippen 210 * De ontdekplaten vind je bij het onlinelesmateriaal.
123
Ontdekplaat* Cultuur in de middeleeuwen: bouwkunst Overzicht D
126
INHOUD
3
INLEIDING 1|
Op verkenning in STORIA HD classic 3
IN
Je vindt de inhoud van het leerboek op blz. 3. Kijk eens hoeveel lessen er gepland zijn. In hoeveel groepen of onderdelen kun je ze onderverdelen? Elk onderdeel heeft een titel. Als je die leest, weet je welke onderwerpen je dit schooljaar bestudeert.
3 Een krachtige inleiding met de probleemstelling(en) van de les
OUDE NABIJE OOSTEN
fh o
De Vlamingen kiezen bij conflicten tussen Frankrijk en Engeland vaak de kant van de Engelsen. Die leveren immers de wol die nodig is voor de Vlaamse lakennijverheid. De Franse koning Filips IV de Schone wil altijd nieuwe inkomsten en zet de Vlaamse graaf Gwij van Dampierre onder druk. Wanneer Gwij van Dampierre in 1297 zijn eed van trouw opzegt en steun zoekt in Engeland, breekt er oorlog uit. De Vlaamse graaf verliest en wordt gevangengezet. Vlaanderen wordt bezet. Het verscherpt de tegenstellingen tussen het gewone volk en de rijke stedelingen (patriciërs en een deel van de adel). Die laatsten zoeken steun bij de Franse koning. Filips IV
pr oe INleIDINg
© uk
steunt hen omdat hij in hen nuttige bondgenoten tegen de Vlaamse graaf ziet. De aanhangers van de Franse koning worden leliaards genoemd (naar de lelie op het koninklijke wapenschild). Het volk, de stedelijke ambachten voorop, kiest de zijde van graaf Gwij. Zijn aanhangers gaan de geschiedenis in als de klauwaards (naar de klauwende leeuw in het wapenschild van de graaf ).
Het graafschap Vlaanderen blijft voorlopig onafhankelijk. De Fransen slaan echter terug en de Vlaamse graaf aanvaardt in 1305 het Verdrag van Athis-sur-Orge. Het graafschap krijgt een zware belasting opgelegd en wordt opnieuw een Frans leen. Vlaanderen ontsnapt wel aan de aanhechting bij het Franse kroondomein.
KENNEN
KUNNEN
1
1 2
metten: verwijst naar gebeden in de vroege ochtend
het begrip ‘monarchie’, ‘kroondomein’, ‘klauwaard’ en ‘leliaard’ uitleggen 2 de oorzaken van het conflict tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf uitleggen 3 de verhoudingen tussen de verschillende partijen uitleggen 4 de overwinning van de Vlamingen verklaren 5 twee bepalingen uit het Verdrag van Athis-sur-Orge geven 6 aantonen dat in de 19e eeuw de Guldensporenslag een andere betekenis krijgt 7 de Brugse metten verklaren
historische vragen beantwoorden de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag informatie uit bronnen en kaarten afleiden bronnen vergelijken
OPDRACHT 1 • Welke vier partijen staan er tegenover elkaar volgens de lestekst? • Wie is er bondgenoot van wie? • Vermeld bij elke partij één doel dat ze willen bereiken.
1302 en de Guldensporenslag
OPDRACHT 2 • Toon aan met behulp van bron 1 dat het conflict geen strijd is tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. • Toon aan de hand van twee concrete voorbeelden aan.
In de nacht van 17 op 18 mei 1302 doden Bruggelingen vele leliaards en Fransen. Die gebeurtenis kennen we als de Brugse metten. De Franse koning Filips de Schone vreest een opstand en stuurt een leger naar Vlaanderen. De kern van de Franse troepenmacht bestaat uit ongeveer 2 500 adellijke ruiters. Dat moet de Fransen een beslissend voordeel geven omdat een ruiterleger sterker wordt geacht ten opzichte van voetvolk. Het ‘Vlaamse’ leger BRON 2
E oNze gewesteN iN de middeleeuweN
3 4
BRON 1 Vlaanderen met buurlanden, 1302
Brugge wordt het centrum van het verzet. Het volk heeft er zwaar te lijden onder de door de koning opgelegde belasting. De leiders van de opstand zijn figuren uit het volk, met onder andere de wever Pieter de Coninc.
2
Vlamingen houden stand. Met hun pieken of goedendags (steek- en slagwapens) werpen zij honderden ridders van hun paard. Zij slachten de ridders en edelen af. Ook Robert d’Artois overleeft het niet. Na enkele uren vluchten de Fransen weg. Ze moeten 500 paar vergulde ruitersporen achterlaten, vandaar de benaming: Guldensporenslag.
5
50
17
19
±
14
50
±
±
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
of d Een verdeeld graafschap Vlaanderen in conflict met de Franse koning
8 Moeilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden verklaard in de marge bij de lestekst en ook in de woordenlijst vanaf blz. 207.
4
HEDENDAAGSE TIJD
MIDDELEEUWEN
1302 Gulden sporenslag
1
±
0
.
v.C
0
80
KLASSIEKE OUDHEID
BRON 1 De graaf van Vlaanderen is een leenman van de Franse koning, maar toch stelt hij zich op als een bijna onafhankelijke vorst. Na 1000 vergroot de Franse monarchie haar macht. Verschillende lenen (zie les D1) komen opnieuw onder rechtstreekse controle van de Franse koning als deel van het kroondomein (zie les D5). In de 13e eeuw wil de Franse koning meer controle krijgen over het rijke graafschap Vlaanderen. Dat leidt tot conflicten.
7 Ondertitels leiden de verschillende delen van de les in.
50
st
PREHISTORIE
Op 11 juli 1302 staat het Vlaamse leger opgesteld achter beken buiten de muren van Kortrijk op een veld: de Groeningekouter. De Vlamingen zouden het niet lang kunnen uithouden in de volle zon. Als de Fransen wachtten, zou het Vlaamse leger zijn sterke posities moeten verlaten. De Franse bevelhebber Robert d’Artois weigert echter om af te wachten. d’Artois kiest voor de aanval. De Fransen vallen net voor de middag met hun ruiters aan, maar de
±
35
0
0
v.C
.
Op 11 juli viert Vlaanderen zijn nationale feestdag. Op die dag, in 1302, vechten het Franse en het Vlaamse leger, samen met hun bondgenoten, tegen elkaar. In de 19e eeuw groeit er opnieuw belangstelling voor die historische veldslag. In deze les bestudeer je de achtergronden van dat conflict. Wie stond er tegenover wie? Waarom was er een conflict? Hoe is die strijd verlopen? Wat waren de gevolgen voor het graafschap Vlaanderen in de 14e eeuw?
5 De tijdlijn situeert de les in de tijd.
telt bijna uitsluitend voetvolk (een derde uit Brugge) en wordt geleid door de adellijke vrienden en familieleden van de graaf. Ook een aantal ‘Waalse’ strijders zijn daarbij. De graaf van Namen is immers een zoon van de Vlaamse graaf.
De Guldensporenslag
±
6 Deze icoontjes geven aan welke domeinen in de les aan bod komen. Meer info vind je op blz. 10.
E2
4 Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat.
4
2 Duidelijke lestitel
1 Lesnummer
VA
N
Bijna elke les in STORIA HD heeft dezelfde structuur. De volgende verkleinde weergaven maken die duidelijk.
137
138 E2
de guldeNsporeNslag
9 Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.
11 Bronteksten
12 Kaarten
BRON 8 De Geheime Geschiedenis van de Mongolen
A
Rashid al-Din (1247-1318) was de eerste minister onder de Mongoolse Khans van het Il-Khanaat. Hij is van joodse afkomst en bekeert zich net als zijn Khan tot de islam. In opdracht van zijn werkgevers schrijft hij een Mongoolse geschiedenis, later uitgebreid met verhalen over de ganse wereld. Het werk verschijnt in het Perzisch en het Arabisch. Rashid krijgt ervoor de hulp van tientallen medewerkers en vele kunstenaars. De Khan is zeer tevreden en beloont hem rijkelijk. In 1318 wordt hij terechtgesteld op onterechte verdenking de Khan vergiftigd te hebben.
B
Altan, Oudjar en Sadja Beki, kwamen onderling tot een akkoord, zij vertelden Temoedjin: ‘Wij maken jou Khan. Als jij, Temoedjin, Khan wordt, dan zullen wij als voorhoede tegen vele vijanden snel optrekken. We bezorgen je mooie maagden en voorname vrouwen, vorstelijke tenten en van vreemde volkeren dames en maagden met mooie kaken. In draf brengen we je stevig gebouwde ruinen. Bij een drijfjacht jagen we voor jou op de sluwe wilde beesten. We gaan voorop en drijven hen samen. (…) Als we jouw bevelen niet gehoorzamen, ontneem ons dan al onze goederen en bezittingen, en onze edele vrouwen, en gooi onze zwarte hoofden op de grond. Als we in vredestijd jouw raad in de wind slaan, scheidt ons van onze volgelingen en bezittingen, en onze vrouwen, en verban ons naar de wildernis!’ Op deze manier gaven zij hun woord en zworen zij hun eed van trouw en maakten zij Temoedjin tot Khan, en noemden hem ‘Djengis Khan’.
De Mongoolse familie Jurkin stuurt geen krijgers om te gaan vechten tegen de Tataren als Djengis Khan daarom vraagt. Hij verslaat ook zonder hen de Tataren. Wanneer de Jurkin verbleven bij de Zeven Heuvels aan de rivier Kerulen, plunderde Djengis Khan hun kamp. Sadja Beki en Taidja speelden alles, behalve hun lichaam, kwijt en vluchtten weg. Hij ging in de achtervolging, haalde hen in bij de Teletu bergpas. Hij nam Sadja Beki en Taidja gevangen. Na de vangst sprak hij met Sadja Beki en Taidja: ‘Wat waren we vroeger overeengekomen?’ Zo tot hen sprekend, antwoordden Sadja en Taidja: ‘We hebben ons woord niet gehouden. We moeten ons daarbij neerleggen.’ En, hun eed nalevend, strekten zij hun nek voor het zwaard. Om hun eed te doen naleven en hun woord te doen nakomen, executeerde hij hen op staande voet en werden hun lichamen weggegooid.
ruin: gecastreerde hengst Tataren: nomadisch volk uit Centraal-Azië
Uit: Rashid al-Din, Album van Kronieken, ca. 1309
IN
10 Bronnen helpen je een lesonderwerp te bestuderen.
BRON 9 De Mongoolse ruiterij valt aan. Perzische tekening uit het begin van de 14e eeuw
Het leven van Temoedjin, alias Djengis Khan (1155-1227), werd vlak na zijn dood beschreven in een geschreven bron. Hier volgen enkele fragmenten.
• Is dat een primaire of een secundaire bron over de Mongolen? • Waarom zouden de Mongoolse Khans het zo belangrijk vinden om hun geschiedenis op te schrijven? • Beschrijf met je eigen woorden de Mongoolse ruiters. Let daarbij op hun uitrusting.
BRON 10 Het Mongoolse wereldrijk op het einde van de 13e eeuw
C
N
Omdat het volk van de Tangoet zijn woord niet hield, trok Djengis Khan voor de tweede maal ten strijde tegen hen. Nadat hij het Tangoet-volk had vernietigd, kwam Djengis Khan terug en ging in het ‘Jaar van het Varken’ naar de hemel. Een groot deel van het Tangoet-volk werd aan Yisoe Katun geschonken. Bewerking van Igor de Rachewiltz, The Secret History of the Mongols, Western Washington University, 2015, nrs. 123, 136-140 en 268
Is dat een primaire of een secundaire bron over het leven van Djengis Khan? In welke taal is ze oorspronkelijk geschreven? In welke taal lees jij de bron? Welk doel heeft de bron eerst? En nadien? Welke zaken maken de bron eerder betrouwbaar? Welke zaken maken de bron eerder onbetrouwbaar? Toon aan dat Djengis Khan en de Mongolen volgens de bron trouw zeer belangrijk vinden. Waarom zou trouw aan de heerser in de bron benadrukt worden? Chinese en Perzische bronnen beschrijven de Mongolen als veroveraars en plunderaars. Komt dat overeen met wat in deze bron staat? Motiveer je antwoord.
172
F3 het chiNese keizerriJk eN het moNgoolse wereldriJk
15 Afbeeldingen
14 Cursieve tekst onder de tekstbron geeft informatie over de auteur of maker van de bron.
OVERZICHT
De vroege middeleeuwen (500-900)
DE ONDERGANG VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK (5E EEUW) Oorzaken: • invallen van ‘barbaren’ • opstandige legioenen • daling bevolking Volksverhuizingen (grote rol van de Hunnen)
Germanen (o.a. de Franken)
Germaanse koninkrijken
0 0 10
9
0
75
1
0
HET FRANKISCHE RIJK (5E–9E EEUW) 80
pr oe
fh o
16 Bij enkele onderdelen vind je een handig overzicht van de geziene leerstof.
B
4
of d
st
13 Opdrachten helpen je om de bron te ontleden.
171
Niet-westerse sameNleviNgeN
uk
F
• Uit hoeveel delen bestaat het Mongoolse Rijk? • Bij welk deel hoort China? • Geef tien hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk binnen het rijk vallen. Vermeld minstens twee Europese landen.
©
• • • • • • • •
VA
De ‘Geheime geschiedenis van de Mongolen’ werd in de 13e eeuw geschreven. Een deel van het werk werd in 1229 vermoedelijk voorgelezen op de bijeenkomst waar de vierde zoon van Djengis Khan, Ogedei Khan (1189-1241), erkend werd als zijn opvolger. De bron is neergeschreven in de stijl van een Mongoolse verteller: met veel herhalingen en overdrijvingen. Dat zorgt ervoor dat de tekst niet zo gemakkelijk om te zetten is naar een voor ons leesbare vorm. De meeste geleerden denken dat Sjigi Qutuqu de schrijver is. Die stiefbroer van Djengis was een van zijn belangrijkste medewerkers. Andere vermoeden dat Ogedei Khan de schrijver is. De bron is geschreven in de Oudmongoolse taal met gebruik van het Oeigoerse schrift. Ze is oorspronkelijk enkel bedoeld voor de familie van Djengis. Op het einde van de 13e eeuw wordt ze echter gebruikt als propagandamiddel voor de Yuan-dynastie, de Mongoolse heersers over China. Er worden dan nieuwe stukken aan toegevoegd. De originele tekst is verloren gegaan. De versie die je hier leest is gebaseerd op de ‘nieuwe’ Mongoolse en Chinese versie.
DE FRANKEN MEROVINGERS
KAROLINGERS
• Bondgenootschap met de paus en de christelijke Kerk • Merovingers
Chlodovech
• Karolingers
Karel de Grote
Cultureel Heropleving onder Karolingers abdijen regel van Benedictus
doop 800: keizer
Sociaal grootgrondbezitters kleine boeren tenurehouders op een domein ambachtslieden en handelaars
Economisch
Politiek
Landbouw en grondbezit zeer belangrijk grote domeinen tussen Loire en Rijn streven naar zelfvoorzienende en gesloten economie Friese handelaars
Koning heeft veel macht Rijk verdeeld in gouwen ambtenaren: graven, hertogen
OVERZICHT B De vrOege mIDDeleeUweN (500-900)
51
INleIDINg
5
het onlineleerplatform bij STORIA HD classic
N VA
Hier vind je de opdrachten die de leraar voor jou heeft klaargezet.
©
Je kunt vrij oefenen en de leraar kan ook voor jou oefeningen klaarzetten. Je kunt kiezen uit: - oefeningen per les, - oefeningen op ‘het referentiekader’, - oefeningen op ‘werken met bronnen (HD)’, - oefeningen op ‘kennis en begrippen’, - oefeningen op ‘historische redeneerwijzen’.
IN
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
uk
Hier kan de leraar taken voor jou klaarzetten.
st
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
pr oe
fh o
of d
Hier vind je het lesmateriaal per les of per leerstofonderdeel, bijvoorbeeld lesschema’s. Daarnaast zijn er de ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt. Je vindt er bijvoorbeeld allerlei soorten bronnen en filmmateriaal rond een bepaald thema. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit. Veel plezier!
6
VERHAAL
Doopsel
DIRK BRACKE
Over Chlodovech, koning van de Franken tussen 481 en 511, en over zijn bekering tot het christendom 1
5
10
15
20
25
30
35
40
‘Het loopt verkeerd’, voorspelde Alderik somber. Zijn ogen stonden zorgelijk terwijl ze over alle hoeken van het slagveld schoten. ‘Nog even en de Visigoten lopen over ons heen.’ Hij trok de leidsels van zijn paard strak omdat het dier nerveus trappelde. Chlodovech streek zwijgend over zijn lange baard. Samen met zijn lange haar was zijn baard een symbool van zijn koningschap. Voor zijn ogen drong een lafbek zich brutaal door de rijen strijdmakkers naar achter. Zijn gezicht was verkrampt van angst. Zodra hij voorbij de achterhoede geraakt was, gooide hij zijn zwaard en schild weg en vluchtte terwijl hij voortdurend schichtig om zich heen keek. ‘Er moet een ruiter achter hem aan om hem te doden!’ gromde Chlodovech woedend. Meteen stuurde Alderik iemand uit. Chlodovech volgde de ruiter met zijn ogen. De lafaard moest gedood worden. Hij wist dat de man een voorbeeld voor anderen kon zijn. Als hij hem liet lopen, zouden anderen ook hun leven willen redden door te vluchten. In een oogwenk had de ruiter hem ingehaald en hij dreef de lanspunt tussen de schouders van de deserteur. ‘Daar!’ wees Alderik. Een ruiterafdeling van de Visigoten drong onweerstaanbaar diep door de linies van de Franken. Onafgebroken hakten en boorden zwaarden en lansen zich in schilden, in Frankische lichamen. De Franken werden langzaam achteruitgedrongen.. Chlodovech wist dat het gevecht niet lang meer zou duren. Het stormde in zijn hoofd. Zijn vrouw Clotilde wilde al langer dat hij christen zou worden, net zoals zij. Het was een moeilijke keuze. Zijn mannen baden tot de oeroude goden van hun voorouders. Goden die ze meegebracht hadden toen ze over de Rijn trokken om voor de Hunnen te vluchten en in
45
50
55
60
65
70
75
80
het Romeinse Rijk een beter leven op te bouwen. Het was niet gemakkelijk om die oude, vertrouwde goden op te geven. Ook zijn vader had tot de oude goden gebeden. Kon een koning voor een andere god kiezen dan zijn volk? Maar als hij christen werd, zou hij de steun van de bisschoppen krijgen. Het zou het hem veel gemakkelijker maken om de Gallo-Romeinse bevolking achter zich te krijgen. En de steun van hun soldaten kon hij best gebruiken. Omdat zijn vrouw had aangedrongen, had hij twee kinderen laten dopen; een van hen was bijna meteen daarna gestorven. Het had hem sceptisch gemaakt tegenover de God van de christenen. Maar nu … Chlodovech maakte zich meer zorgen dan hij liet blijken. Zijn mannen mochten niet zien dat hij nerveus was, dat hij niet meer in de overwinning geloofde. Hij had zoveel te verliezen. Wellicht zou de koning van de Visigoten zijn haar en baard laten afsnijden en hem daarna doden. Dat zou hij ook doen. En zijn Rijk zou door de Visigoten worden ingepalmd. Misschien werden zijn mannen slaaf of werden ze gedwongen om in het leger van Visigoten te vechten. Alles wat zijn vader en hij zo zorgvuldig hadden opgebouwd, zou in deze veldslag verloren gaan. ‘Kijk!’ zei Alderik ongerust. Stap voor stap weken de Franken onder de zwaarden en de lansen. ‘Terugtrekken vooraleer we allemaal sterven?’ Chlodovech klemde zijn tanden op elkaar, zodat zijn kaakspieren gespannen stonden. Hij moest iets doen! Zijn goden hielpen hem niet. Als nu … God van Clotilde, dacht hij. Als je me de overwinning geeft, laat ik me dopen. Hij trok zijn zwaard. ‘Vecht met me mee! Maak ze af!’ schreeuwde hij terwijl hij zijn paard vooruitdreef. DOOPSEL - DIRK BRACKE
Gotische kerk
Het ONlINeleerPlatFOrm bIj stOrIa HD classIc
Ontdekplaat - Hagia Sophia
39
2|
Geschiedenis studeren: in de klas en thuis
N VA
Enkele richtlijnen om de leerstof te studeren
IN
‘In de klas luister je aandachtig en werk je actief mee.’ Die zin klinkt erg schoolmeesterachtig, maar bevat de essentie van elke leermethode. Als je in de klas volgt, heb je thuis minder problemen om de leerstof te verwerken. Je kunt ook onmiddellijk reageren wanneer je iets niet begrijpt of wanneer iets niet duidelijk is. Aarzel niet om vragen te stellen aan je leraar. Na elke les zou je ’s avonds de geziene leerstof even moeten overlopen. Dat hoeft niet lang te duren. Vijf of tien minuten aandachtig lezen per vak volstaat. Dat gaat uiteraard niet op als je moet studeren voor een test of voor een examen van dat vak!
of d
st
uk
©
a Lees de leerstof aandachtig. • Houd rekening met de bronnen die in de klas gebruikt zijn. Onder alle subtitels in de lesteksten vind je een verwijzing naar de bronnen. Overloop eventueel de opdrachten bij de bronnen. • Begrijp je alles wat je leest? Als de leerstof geen betekenis voor je heeft, is het niet alleen moeilijk om ze in te studeren, maar zul je ze ook heel snel vergeten. Zoek de betekenis van woorden die je niet begrijpt op in de verklarende woordenlijst achteraan in dit boek of in een (online)woordenboek. Vraag eventueel je leraar om uitleg. • Lees de titel en de subtitels van elke les aandachtig. Zij vatten meestal in een korte, krachtige zin samen wat volgt. Ga na of je vanuit de titel kunt vertellen wat er in de les staat. Stel vragen over de titel met behulp van de woorden ‘wat’, ‘waar’, ‘wanneer’, ‘waarom’, ‘wie, ‘hoe’ en ‘hoeveel’. • Lees alles, ook informatie tussen haakjes.
pr oe
fh o
b Zoek een samenhang in de lestekst. • In de geschiedenis gebeurt er weinig zonder oorzaak, aanleiding en gevolg. Alles hangt dus als het ware aan elkaar vast. • Een lestekst bestaat uit een reeks hoofd- en nevengedachten. Aan elke hoofdgedachte hangen vaak één of meer nevengedachten vast. Zij geven meer informatie over de hoofdgedachten. Zoek de hoofdgedachten in de lestekst. Zoek vervolgens de bijhorende nevengedachten. • Herlees de tekst, met aandacht voor de indeling. c Maak een schema van de indeling. • Zet de tekst om in een schema dat de volgorde van de hoofd- en nevengedachten logisch weergeeft. Je werkt met pijlen, begrippen en delen van zinnen. • Je schema is dus een overzicht van de hoofd- en nevengedachten en de samenhang ertussen.
INHOUD
7
d Vertel aan de hand van het schema de info die in de tekst staat. e Memoriseer het schema. f Vertel aan de hand van het gememoriseerde schema de info die in de tekst staat.
IN
g Raadpleeg de lijst KENNEN en KUNNEN. Zo controleer je jezelf zonder hulp van buitenaf. KENNEN is de leerstof weergeven. KUNNEN is de leerstof toepassen.
VA
N
Tips en opmerkingen • Maak zelf een schema waarin alle onderdelen en lessen staan. Zo krijg je een inzicht in de grote lijnen. • Vergelijk verschillende lessen met elkaar en ga op zoek naar overeenkomsten in de leerstof. • Herhaal de gestudeerde stof regelmatig.
Tips om informatie te verstrekken | 3 en opdrachten te analyseren
uk
©
Juiste informatie aan iemand verstrekken is niet zo eenvoudig als je denkt. Veel verhalen en mededelingen veranderen tijdens het voortvertellen. Mensen hebben nu eenmaal de neiging een eigen ‘draai’ aan een verhaal te geven. Hieronder vind je enkele raadgevingen om duidelijke en overzichtelijke informatie te verstrekken.
of d
st
• Je moet zelf begrijpen wat je meedeelt. Hoe kun je een woord uitleggen dat je zelf niet begrijpt? • Gebruik geen overtollige informatie. Beperk je tot de hoofdgedachten. Wanneer je boodschap begrepen is, kun je ze met extra informatie wat meer kleur geven. Je geeft dan wat nevengedachten. • Draai niet rond de pot of tater er niet op los. Opdrachten worden vaak verkeerd of niet nauwkeurig uitgevoerd (vooral bij testen en examens). Daarom volgen hier enkele tips die je daarbij moeten helpen.
pr oe
fh o
Lees de opdracht nauwkeurig. Analyseer desnoods woord voor woord.Stel jezelf de volgende vragen. • Wat wordt er van mij verwacht? • Over welk gedeelte van de leerstof gaat de opdracht? • Moeten er verschillende elementen (hoofdgedachten, lessen, onderdelen ...) met elkaar gecombineerd worden om de opdracht op te lossen? Zo ja, welke? • Bij meer dan één opdracht los je eerst die opdracht op die je het beste meent te kunnen. • Als je niet meteen een oplossing of antwoord ziet, laat de opdracht dan wat bezinken. De weg naar de oplossing of het antwoord duikt vaak pas na een tijdje op.
8
A
Over oude en nieuwe dingen
±
©
Vragen stellen over het verleden en het heden
2
5 4 19
±
±
17
50
50
MIDDELEEUWEN
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
uk
KLASSIEKE OUDHEID
Situeren in het historisch referentiekader
st
1
OUDE NABIJE OOSTEN
±
50
±
0 80
0 0 35 ±
PREHISTORIE
14
0
VA
v. C
v. C
.
.
N
IN
In de eerste graad heb je kennisgemaakt met het ‘historisch denken’. Voor de tweede graad krijg je in dit onderdeel opnieuw de uitgangspunten van historisch denken met wat extra uitleg. In het leerboek ga je dat dan verder toepassen. Geschiedenis is de wetenschap die het verleden bestudeert. Historisch denken is een methode om dat te doen en bestaat uit vijf onderdelen: vragen stellen, situeren, werken met bronnen, een beeld vormen en nadenken over de relatie tussen verleden, heden en toekomst.
Het referentiekader is een schema dat je helpt om je te oriënteren in het verleden. Het deelt zaken uit het verleden in volgens tijd, ruimte (plaats) en maatschappelijk domein. Het gebruikt daarvoor structuurbegrippen die je helpen om die te zaken te benoemen.
of d
Wanneer we het verleden bestuderen, stellen we vragen over gebeurtenissen, personen, gewoonten, samenlevingen … uit dat verleden. We kunnen die zaken ook vergelijken met het heden.
fh o
De historische vragen worden in vier soorten ingedeeld: A Vragen over het verleden Voorbeeld: Waarom bouwen de oude Egyptenaren piramides?
pr oe
B Vragen over de relatie tussen heden en verleden Voorbeeld: Op welke wijze verschilt de Atheense democratie van de hedendaagse democratie in België? C Vragen over hoe we tot kennis over het verleden komen Voorbeeld: Hoe komen we aan onze informatie over de neanderthaler? D Vragen over het beeld dat we over iets of iemand uit het verleden hebben Voorbeeld: Klopt het beeld dat Julius Caesar van de Belgae schetst?
Om je te oriënteren in de tijd heb je verschillende hulpmiddelen. Je kent al de begrippen jaar, eeuw en millennium. Meestal gebruik je de christelijke tijdrekening die de geboorte van Christus gelijkstelt aan het jaar 1. Daarnaast zijn er nog andere tijdrekeningen zoals de islamitische en de joodse tijdrekening. Het westerse verleden wordt ingedeeld in zeven tijden of periodes: prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en hedendaagse tijd. Je vindt ze met hun beginen einddatum op de tijdlijn bovenaan deze les. Niet alle tijden zijn even lang.
KENNISCLIP HISTORISCHE VRAAG
KENNISCLIP STRUCTUURBEGRIPPEN
KENNISCLIP REFERENTIEKADER
Dikwijls gebruikt men een belangrijke verandering in de samenleving om een nieuwe periode te laten beginnen. Als bepaalde zaken echt anders worden, spreekt men van een breuk. Voor zaken die hetzelfde blijven, spreekt men over continuïteit. Niet-westerse samenlevingen, zoals de Chinese samenleving,
A
Over OUDe eN NIeUwe DINgeN
9
Menselijke activiteiten delen we in vier maatschappelijke domeinen in: politiek, economisch, sociaal en cultureel. Politiek gaat over het bestuur, over macht en hoe groepen van mensen samenwerken. In het domein economie bekijken we hoe mensen overleven en aan een inkomen geraken. Binnen het sociale domein bestuderen we groepen en hoe mensen samenleven. Het culturele domein is zeer breed en omvat onder andere kunst, godsdienst, wetenschap, techniek, onderwijs, sport en gewoonten.
IN
Als je een historische vraag wilt beantwoorden, kun je de volgende hulpvragen stellen. De bron en haar context bieden daarop dikwijls een antwoord: • Is de bron bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden?
of d
3
st
uk
standplaats gebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen
Daarnaast zijn er verschillen tussen meer stedelijke of meer landelijke (rurale) omgevingen, tussen continentale en maritieme samenlevingen, tussen gebieden aan de rand en in het centrum van belangrijke activiteiten, tussen open en gesloten landschappen, tussen samenlevingen die meer of minder openstaan voor contacten.
We zien historische bronnen weinig in hun originele vorm: ze zijn vertaald, worden herwerkt naar hedendaags Nederlands, zijn ingekort, leesbaarder gemaakt … dat heet de presentatie van een bron. Daarnaast is de context van een bron belangrijk. Die bevat informatie over de bron: wie heeft ze gemaakt? Waar, wanneer, waarom en hoe is de bron gemaakt of ontstaan? Bij bijna elke bron in Storia HD staat er contextinformatie. Historici moeten dikwijls zelf naar die informatie op zoek gaan.
N
mondelinge bronnen: verhalen en gebeurtenissen die generatie na generatie doorverteld worden
De gebeurtenissen die worden bestudeerd, bevinden zich op een bepaalde plaats of in een bepaalde ruimte. De grootte daarvan kan verschillen: een werelddeel (Europa, Azië ...), een gebied (Balkan, Oost-Afrika ...), een land (België, Mali ...), een streek of regio (de Kempen, de Westhoek ...), een stad / gemeente (Antwerpen, Parijs ...) of een wijk. Die laatste twee noemen we lokale plaatsen. De wereld in zijn geheel is ook een ruimte. We gebruiken dan het begrip mondiaal of wereldwijd.
Zowel een historische bron als een werk kunnen primair of secundair zijn. Primair betekent dat de maker in de periode zelf leefde waarover hij het heeft. Mogelijk heeft hij bepaalde feiten meegemaakt of bepaalde mensen gekend. Een secundaire bron of secundair werk is in een latere periode gemaakt. Beide soorten kunnen belangrijke zaken vertellen. Het ene is niet belangrijker dan het andere.
VA
ongeschreven bronnen: beelden, werktuigen, schilderingen, skeletten, ruïnes
gebruiken ook een andere indeling met andere periodes. Elke tijdrekening en indeling is kunstmatig en het gevolg van een afspraak tussen geleerden.
©
geschreven bronnen: wetteksten, brieven, dagboeken, rapporten, tijdschriften, opschriften ... zijn geschreven bronnen
Bronnen kritisch bestuderen en gebruiken
fh o
De antwoorden op een historische vraag zoek je in bronnen. Een historische bron is een rechtstreekse getuigenis van iets uit het verleden. Bronnen worden op verschillende manieren ingedeeld. Zo zijn er geschreven en ongeschreven bronnen. Ongeschreven bronnen worden verder onderverdeeld in mondelinge en materiële bronnen. Moderne media zoals film, fotografie en het internet beschouwen we als een aparte soort bronnen. Behalve bronnen gebruiken historici ook werken. Een werk wordt gemaakt op basis van historische bronnen.
pr oe
KENNISCLIP BRONNEN INDELEN
KENNISCLIP BRONNEN BEOORDELEN
KENNISCLIP STANDPLAATSGEBONDENHEID
10
A Over oude en nieuwe dingen
• Is de bron betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? - Standplaatsgebondenheid: door wat of wie kan de maker beïnvloed zijn? De maker van een bron kan beïnvloed worden door zijn persoonlijke situatie en zijn omgeving. Die beïnvloeding kan gebeuren door leeftijd, geslacht, woonplaats, afkomst, familie, opvoeding, opleiding, overtuigingen, ideeën, godsdienst, economische situatie ... - Voor wie of wat is de bron bedoeld? - Heeft de bron een bepaald effect gehad? Was dat bedoeld of onbedoeld? - Is de bron bewerkt? Door wie? Waarom? - Zitten er veralgemeningen of vooroordelen in de bron? • Representativiteit: is de bron typisch voor haar tijd, omgeving, samenleving … of wijkt ze ervan af ? Om een historische vraag te beantwoorden, bestudeer je best ook meer dan één bron.
Speciale bronnen en werken zijn historische kaarten. Volgende tips helpen je bij het bestuderen van zo’n kaart.
5
Nadenken over het verband tussen verleden, heden en toekomst
Geschiedenis is niet hetzelfde als het verleden. Het verleden is voorbij. Geschiedenis gaat over wat wij denken dat er in het verleden gebeurd is. Als er geen bronnen zijn, kan een vraag niet beantwoord worden en kan er geen historisch beeld gevormd worden. En dan is er eigenlijk geen geschiedenis. Als er weinig bronnen voorhanden zijn, kan het beeld vaag of zelfs verkeerd zijn. We trachten het verleden dikwijls met de actuele situatie. We vergelijken te verklaren hoe hedendaagse situaties zijn ontstaan en zelfs in te schatten wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren.
Hoe bestudeer je een kaart? 1 Lees de titel: waarover gaat de kaart? Over welke tijd, welk gebied, welk onderwerp ...?
IN
2 Welke schaal heeft de kaart? Hoeveel keer werd het gebied op de kaart verkleind?
stereotiep: cliché, steeds terugkerend, voor iets steeds dezelfde omschrijving gebruiken
3 Raadpleeg de legende. Wat betekent elk symbool? 4 De bovenkant van een kaart is meestal het noorden.
KENNISCLIP HISTORISCHE BEELDVORMING
N
De vragen die we stellen en de historische beelden die we ontwikkelen, worden beïnvloed door onze achtergrond (afkomst, studies, interesses, ideeën …) en onze omgeving. We zijn dus zelf ook standplaatsgebonden. Het is dus interessant dat jij je afvraagt hoe jouw beeldvorming daardoor is beïnvloed.
4
Een historisch beeld over het verleden maken
uk
Historische vragen stellen en beantwoorden gaat samen met het beeld dat je hebt over een gebeurtenis, persoon, gewoonte, een samenleving … uit het verleden. Dat heet het historisch beeld.
©
VA
Kijk naar de kaart, lees de namen en vergelijk voortdurend met de legende.
of d
st
Bronnen kunnen elkaar tegenspreken, anders geïnterpreteerd worden, zeldzaam zijn … Daardoor kunnen op basis van dezelfde bronnen verschillende historische beelden gevormd worden. Als er nieuwe bronnen gevonden of bestudeerd worden, kan het beeld ook veranderen.
pr oe
fh o
In het dagelijkse leven worden zeer veel historische beelden gebruikt. Zeer dikwijls kloppen die niet omdat ze de zaken uit het verleden simpel, stereotiep, verkeerd … voorstellen. In veel historische films, boeken, strips en games bijvoorbeeld gedragen de figuren zich meer zoals hedendaagse mensen dan als mensen uit de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
A
Over oude en nieuwe dingen
11
OPDRACHT 1
OPDRACHT 2
VA
N
IN
• Geef de tijd en het maatschappelijk domein van bron 1 tot en met 7. Sommige bronnen gaan over meer dan een domein. • Welke bronnen gaan niet over een gebied in WestEuropa? • Welke bronnen zijn een historisch werk? • Bestudeer bron 2. Is het stamgebied van de Belgae groter of kleiner dan België? Hoe leid je dat uit de kaart af?
uk
©
• Geef voor elke historische vraag de juiste vraagsoort. • Over welk maatschappelijk domein gaat elke vraag? Sommige vragen gaan over meer dan een domein. 1 Hoe is de Minoïsche samenleving verdwenen? 2 Hoe verandert de handel de samenleving in het Athene van de 5e eeuw v.C.? 3 Op welke wijze verschilt de Atheense democratie van de hedendaagse democratie in België? 4 Hoe weten we dat de Romeinse keizer Caligula waanzinnig was? 5 Welke kenmerken van de Griekse bouwkunst vind je in de hedendaagse architectuur terug? 6 Wat zijn de spelen bij de Romeinen? 7 Is een gladiator altijd een slaaf die in de arena gaat sterven? 8 Welke kenmerken van Romeinse senaat vinden we terug in het Vlaams Parlement? 9 Hoe komt het dat we over sommige Middellandse Zeevolkeren zo weinig weten? 10 Hebben alle Grieken in de klassieke oudheid filosofische kennis?
KUNNEN
st
KENNEN
pr oe
fh o
of d
1 het begrip ‘standplaatsgebondenheid’ uitleggen 2 de vier soorten historische vragen geven 3 de zeven tijden met hun begin- en eindjaar in chronologische volgorde opnoemen 4 de vier verschillende maatschappelijke domeinen geven 5 aantonen dat er verschillende soorten ruimten (plaatsen) zijn 6 het onderscheid tussen geschreven en ongeschreven bronnen, tussen bronnen en werken en tussen primaire en secundaire bronnen geven 7 aantonen dat men afhankelijk is van bronnen om een historische vraag te kunnen beantwoorden 8 uitleggen wat er onder een historisch beeld verstaan wordt 9 het verschil tussen verleden en geschiedenis uitleggen
12
A Over oude en nieuwe dingen
1 de soorten historische vragen herkennen en benoemen 2 structuurbegrippen herkennen 3 een bron of een gebeurtenis in de juiste tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein situeren 4 een reeks bronnen sorteren volgens soort 5 een kaart bestuderen en ontleden 6 de context van een bron onderzoeken 7 bronnen beoordelen op vlak van presentatie, bruikbaarheid, betrouwbaarheid, en representativiteit 8 bronnen met elkaar vergelijken 9 een historisch beeld analyseren en beoordelen
BRON 2 De Belgae omstreeks 58 v.C.
VA
N
IN
BRON 1 ‘De geldwisselaar en zijn vrouw’, geschilderd door de Antwerpenaar Quinten Metsijs (1466-1530) in 1514
uk
©
BRON 3 Het Vlaams Parlement in Brussel, het gebouw werd als parlement in gebruik genomen in 1993
st
BRON 4 Reconstructie van een Neanderthaler
pr oe
fh o
of d
BRON 5 De Sfinx, een gigantische leeuw met mensenhoofd, bewaakt de piramide van Chefren (het beeld zou ca. 2500 v.C. gebouwd zijn)
BRON 6 Een tekening van Engelse boeren van ca. 1030
A
Over oude en nieuwe dingen
13
OPDRACHT 3
BRON 7 Een West-Europese spinmachine uit de 19e eeuw
VA
N
IN
‘Zijn de Belgae de dappersten van alle Galliërs?’ • Met welke soort historische vraag start deze opdracht? • Over welke tijd gaan bron 8 en 9? • Welke bron is primair om een vraag over de Belgae te beantwoorden? • Toon aan dat bron 8 gepresenteerd is. • Vragen bij bron 8. - Is de bron bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden? - Is ze betrouwbaar om de vraag te beantwoorden? • Vragen bij bron 9. - Beschrijf het beeld dat van de Belgae wordt geschetst. - Toon aan dat het overeenkomt met het beeld in bron 8. - Met welke context van bron 8 hebben de makers van bron 9 geen rekening gehouden? - Waarom zouden ze dat gedaan hebben? - Wat leert jou dat over historische beelden die overal gebruikt worden?
BRON 8 Julius Caesar over de Belgae
©
Van al deze [Gallische] volkeren zijn de Belgae de dappersten. Dat komt omdat zij het verst verwijderd zijn van de beschaafde wereld. Ook doordat zij maar heel zelden bezoek krijgen van kooplui en er in hun land dus bijzonder weinig luxegoederen worden ingevoerd. Die goederen werken verslapping in de hand. Ten slotte doordat ze de naaste buren zijn van de Germanen die aan de overzijde van de Rijn wonen. Zij voeren voortdurend oorlog met die Germanen (…)
uk
Uit: Julius Caesar, De Bello Gallico, boek I en boek II, ca. 50 v.C.
of d
st
Het boek van Caesar is de eerste geschreven bron over onze gewesten. Het totale werk bestaat uit acht rollen papyrus of perkament. De Romeinse veldheer Julius Caesar verovert tussen 58 en 50 v.C. een groot deel van Gallië. Tijdens zijn veldtocht schrijft hij rapporten aan de senaat. Hij geeft die later zelf uit. Caesar wil met zijn successen zichzelf ophemelen, zijn aanhang uitbreiden en zijn daden in Gallië goed praten. Om zijn overwinning nog beter te doen uitkomen, stelt hij zijn vroegere vijanden als zeer dapper voor.
nationalisme: sterke voorliefde voor het eigen volk of land
pr oe
fh o
BRON 9 De Belgae vallen aan
De ontmoeting tussen de Romeinse en de Belgische legers heeft plaats op de oevers van de Selle. De Nerviërs, door hun koning Boduognat aangevoerd, trachten er de inval te stuiten, maar ondanks hun dapperheid worden ze verslagen. Uit: ’s Lands Glorie. Uitgeverij Historia, 1949-1961 De tekenaar Jean-Leon Huens (1921-1982) geeft samen met zijn broer zes prentenboeken uit over het verleden van België. De teksten worden geschreven door professor Jean Schoonjans die zich baseert op een werk over de Belgische geschiedenis: de ‘Histoire de la Belgique’ van Henri Pirenne. Dat werk is nationalistisch en wil de belangrijkheid van België en de Belgen aantonen.
14
A Over oude en nieuwe dingen
15
pr oe
fh o
N
VA
©
uk
st
of d IN
IN
Omstreeks 500 begint er in Europa een nieuwe periode: de middeleeuwen. De beginperiode van die tijd noemen we ‘de vroege middeleeuwen’. Daarin verandert de klassieke samenleving langzamerhand in iets nieuws. Dat proces start eigenlijk al in de 4e eeuw. Niet alles van het Romeinse Rijk en de klassieke cultuur verdwijnt echter. Het gedicht hieronder laat je alvast kennismaken met een volk uit die periode: de Franken.
0 0 9 ±
uk
±
50
0
©
VA
N
B
De vroege middeleeuwen (500-900)
of d
st
DE VROEGE MIDDELEEUWEN
pr oe
fh o
Miniatuur, 13e eeuw
De tekening is eeuwen na de gebeurtenis gemaakt. In deze versie overvallen moslims, in plaats van Basken, de held Roeland.
16
B De vrOege mIDDeleeUweN (500-900)
‘Roeland voelt de nadering van zijn einde. Op een bergtop ligt hij, naar Spanje kijkend. Met een hand op zijn borst kloppend zegt hij: ‘Mea culpa. Ontferm U over mij, God, vanwege mijn zonden, groot en klein, die ik al vanaf mijn geboorte bedrijf tot deze dag, nu ik hier zal verscheiden!’ God heeft hij zijn rechterhandschoen gereikt, engelen dalen uit het paradijs. Daar ligt graaf Roeland, onder een den. Naar Spanje heeft hij zijn gezicht gewend. Aan zoveel dingen moet hij terugdenken; aan zoveel landen, veroverd door hem, aan het zoet Frankenrijk, zijn stamboom, zijn mensen, aan Karel de Grote, zijn heer en schenker. Hij weent maar en zucht, hij kan het niet helpen. Maar hij wil zich hoeden voor het verderven; hij belijdt zijn schuld en vraagt God ontferming.’ Uit: Chanson de Roland, vers 175 en 176, vertaald door Arjaan van Nimwegen
IN N VA uk
©
50 14 ±
st of d
pr oe
fh o
In 778 valt de Frankische koning Karel de Grote met zijn leger het noorden van Spanje binnen. Hij wil er de islamitische heersers verslaan. Maar zij bieden hardnekkig weerstand. Daarom keert Karel terug naar zijn rijk. Het ‘Chanson de Roland’ uit de 12e eeuw verhaalt wat er dan gebeurt. Het Frankische leger, verbouwereerd door de tegenstand en de mislukte verovering, trekt in opperste verwarring over de Pyreneeën via de bergpas van Roncesvalles. De Basken, geagiteerd door plunderingen van Frankische krijgers, overvallen de achterhoede. Roeland, een belangrijke Frankische aanvoerder, biedt met enkele krijgers weerstand. Met zijn jachthoorn waarschuwt hij de rest van het Frankische leger. Alle hulp komt voor de zwaargewonde Roeland te laat. De auteur van het heldendicht verwart de Basken wel met moslims.
B De vrOege mIDDeleeUweN (500-900)
17
De ondergang of ‘val’ van het Romeinse Rijk, of correcter gezegd van het West-Romeinse Rijk, spreekt 1 500 jaar later nog altijd tot de verbeelding. Er zijn bibliotheken over volgeschreven en historici discussiëren nog altijd over de oorzaken van die ondergang. Tegenwoordig gaan veel wetenschappers ervan uit dat die ondergang het resultaat was van een langdurige crisis. Wanneer en waarom belandt het rijk in een crisis? Hoe proberen sommige Romeinse heersers die crisis op te lossen? Waarom komt er een einde aan de Romeinse heerschappij over het westen? Hoe kijkt men achteraf op die gebeurtenissen terug?
Na het einde van de Romeinse veroveringen in de 2e eeuw ontstaan er aan de grenzen van het rijk spanningen met buurvolkeren. Zo bedreigen Germaanse volkeren in het noordoosten de grens bij de Rijn en de Donau. In het oosten vormen eerst de Parthen (tot 226) en vervolgens de Sassanieden een constante bedreiging. Om het rijk te beschermen, zet Rome veel legioenen in bij de grenzen. Zowel de aanvoerders als de gewone soldaten beseffen na verloop van tijd dat Rome niet zonder hen kan. Ze vragen steeds meer geld en stellen hogere eisen aan de keizerlijke regering.
pr oe
muntontwaarding: daling van de werkelijke waarde van munten uit edelmetaal (bv. zilver) ten opzichte van de waarde die op de munt staat
staatsgreep: illegale afzetting van de heersende regering of illegale overname van de macht in een land
18
In 192 wordt keizer Commodus vermoord en ontstaan er problemen over zijn opvolging. Sommige generaals menen dat zij het bestuur van het rijk beter kunnen overnemen. Ze trekken met hun legioenen naar Rome. Een burgeroorlog is het gevolg. Uiteindelijk komt generaal Septimius Severus als overwinnaar uit de strijd. Zijn familie blijft aan de macht tot 235. In dat jaar wordt de laatste keizer van de Severische dynastie vermoord. Dan breekt er een lange periode van politieke instabiliteit aan. Die periode (235-284) is
B1 De ONDergaNg vaN Het west-rOmeINse rIjk
4
einde WestRomeinse Rijk
53 14
VA 76
©
5
De soldatenkeizers of de crisis van de 3e eeuw verzwakken het rijk
of d
1
definitieve splitsing Rijk
fh o
dynastie: vorstenhuis, opeenvolgende koningen of keizers van dezelfde familie. De koning of keizer kiest zijn opvolger onder zijn nakomelingen of familieleden. Het is niet noodzakelijk de oudste zoon die opvolgt.
Constantijn wordt keizer
st
Diocletianus wordt keizer
uk
SOLDATENKEIZERS EN DE CRISIS VAN DE 3E EEUW
39
6 30
28
23
4
5
N
IN
B1
De ondergang van het West-Romeinse Rijk
einde OostRomeinse Rijk
bekend geworden als de ‘periode van de soldatenkeizers’ of de ‘crisis van de 3e eeuw’. Een keizer die in die periode aan de macht wil blijven, moet zich nog meer dan vroeger verzekeren van de steun van de legioenen. Daar is veel geld voor nodig. Daarom verhogen de opeenvolgende keizers de belastingen telkens. Bovendien verminderen ze voortdurend de hoeveelheid zilver in de Romeinse munten. Zo kunnen ze meer geld slaan, maar vermindert de waarde van het geld wel. Die muntontwaarding veroorzaakt steeds meer economische problemen en die leiden op hun beurt tot dalende belastinginkomsten. De eisen van de legioenen worden ook steeds groter. Meermaals zal een generaal die zijn troepen nog meer geld beloofd heeft, de macht van de regerende keizer overnemen. Meestal overleeft de vorige keizer die staatsgreep niet. Omdat de legioenen dus vaak hun kamp verlaten om met hun generaal de macht over te nemen, blijven de grenzen onverdedigd. Buurvolkeren profiteren daarvan om plundertochten te houden tot ver achter de grenzen van het Romeinse Rijk. Die invallen en de burgeroorlogen ontregelen de economie nog meer. Vooral de landbouwproductie lijdt daaronder.
epidemie: besmettelijke ziekte die zich heel snel uitbreidt en die een groot deel van de bevolking treft
IN
bondgenoot: medestander. Twee landen die vechten tegen een gemeenschappelijke vijand zijn bondgenoten. foederati: bondgenoten van het Romeinse Rijk die zich in ruil voor militaire opdrachten in het rijk mogen vestigen
In 395, bij de dood van keizer Theodosius, wordt het rijk opnieuw opgesplitst. Vooral het westelijke deel zal in de loop van de 5e eeuw het zwaar te verduren krijgen. In 410 plunderen de Germaanse Visigoten, voordien nog Romeinse bondgenoten, Rome. Die plundering maakt een grote indruk op veel tijdgenoten. Rome is op dat moment echter al lang niet meer de echte hoofdstad van het West-Romeinse Rijk. De laatste keizers verblijven eerst in Milaan en later in het beter te verdedigen Ravenna.
st
uk
Diocletianus probeert het rijk een stabieler bestuur te geven. Eerst ontneemt hij de senaat zijn laatste restje macht. De keizer is dan officieel de enige machthebber in het rijk. Diocletianus beseft echter dat het rijk eigenlijk te groot is om door één man bestuurd te worden. Daarom splitst hij het rijk op in twee delen (oost en west) die elk door een keizer geregeerd worden. Elke keizer moet bovendien een medekeizer aanstellen die hem helpt bij het bestuur. Na de dood van een keizer volgt de medekeizer hem op en stelt een nieuwe medekeizer aan. Dankzij dat systeem (tetrarchie of viermansbestuur) is bovendien ook ineens het probleem van de opvolging geregeld. Maar al aan het einde van het bewind van Diocletianus loopt het opnieuw mis. De keizers en medekeizers komen met elkaar in conflict.
Sommige van die Germanen krijgen de toestemming om zich binnen de grenzen van het Romeinse Rijk te vestigen. De Romeinen hopen hen als bondgenoten (foederati) te kunnen gebruiken tegen andere invallers. Maar de Germanen, noch de Romeinen houden zich altijd aan de gemaakte afspraken. Dat leidt uiteraard tot spanningen en conflicten tussen beide partijen.
N
2
Een tijdelijke heropleving onder Diocletianus en Constantijn
VA
Soms slaagt een bekwame keizer erin om – meestal maar voor even – de vrede in en de eenheid van het rijk te herstellen. Een van die bekwame keizers is Diocletianus (reg. 284-305).
voorgoed te vestigen (zie les B2). Die volksverhuizingen hebben verschillende mogelijke oorzaken. Daarbij kunnen zowel interne als externe oorzaken onderscheiden worden. De Germaanse samenlevingen kampen enerzijds met een uitputting van landbouwgronden, een overbevolking, een verslechtering van het klimaat ... Anderzijds worden ze door de komst van de Hunnen, een van oorsprong Centraal-Aziatisch ruitervolk, in westelijke richting gedreven. De slecht verdedigde grenzen van een Romeins Rijk in crisis vormen daarbij geen echte hindernis.
©
Al dat geweld, maar dus ook honger en een aantal epidemieën, leidt tot een daling van de bevolking en dus tot een verdere daling van de belastingopbrengsten. Dat doet de druk op de rest van de bevolking toenemen. Onder andere om te ontsnappen aan die belastingdruk scheuren sommige gebiedsdelen zich (tijdelijk) af van het rijk.
In 455 wordt Rome opnieuw en grondiger geplunderd door de Vandalen, een andere Germaanse groep. Die hadden kort daarvoor Noord-Afrika veroverd en daar een eigen koninkrijk gesticht. Ook elders binnen de grenzen van het West-Romeinse Rijk ontstaan op dat moment verschillende Germaanse koninkrijken. Eigenlijk bestaat het rijk enkel nog in naam.
pr oe
fh o
of d
Uiteindelijk slaagt één man erin alle macht naar zich toe te trekken: Constantijn (keizer in 306, alleenheerser tussen 324-337). Als keizer neemt hij enkele belangrijke beslissingen die grote gevolgen zullen hebben. Zo verleent hij in 313 de christenen godsdienstvrijheid. Verder besluit hij ook om de hoofdstad van het rijk naar het veiligere en rijkere oosten te verplaatsen. Zijn keuze valt daarbij op het oorspronkelijke Griekse stadje Byzantium aan de Bosporus, de toegang tot de Zwarte Zee. Dat ‘Nieuwe Rome’ wordt al snel naar hem vernoemd: Constantinopel.
3
‘Volksverhuizingen’ leiden mee tot het verdwijnen van het WestRomeinse Rijk
Constantijns opvolgers krijgen af te rekenen met dezelfde problemen als de soldatenkeizers: opstandige legioenen en invallen. De invallen zijn het grootste probleem. Het gaat niet om gewone plundertochten, maar om grootschalige migraties, echte volksverhuizingen. Vooral Germaanse volkeren, trekken het rijk binnen met de bedoeling zich daar BRON 1
In 476 zal een Germaanse legeraanvoerder, Odoaker, de toenmalige West-Romeinse keizer, de 15-jarige Romulus Augustulus, afzetten en zichzelf tot koning van Italië uitroepen. Die gebeurtenis wordt later gezien als ‘het einde van het Romeinse Rijk’. In het oosten blijft het Romeinse Rijk evenwel gewoon voortbestaan. Vanuit hun hoofdstad Constantinopel zullen Romeinse keizers nog bijna 1 000 jaar lang doorregeren. Bovendien betekent de afzetting van de laatste keizer in het westen voor de bevolking, zeker in Italië, eigenlijk geen echt keerpunt. Zij blijven nog lange tijd hun oude, ‘Romeinse’ leven voortzetten. Ze gaan bijvoorbeeld nog steeds naar de wagenrennen kijken in het circus of ontspannen in de thermen. Ook de Romeinse senaat, die bijna zo oud is als de stad zelf, zal nog minstens meer dan een eeuw bijeenkomen aan het Forum Romanum.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
19
Alhoewel er in de 5e eeuw aan de Romeinse heerschappij over West-Europa een einde komt, blijft het Romeinse Rijk een grote aantrekkingskracht uitoefenen. Door de eeuwen heen beschouwen talrijke West-Europese landen en heersers zich als de opvolgers van het Romeinse Rijk en de Romeinse keizers. Ook al blijven ze zich spiegelen aan het Romeinse Rijk, toch groeit ook de angst om hetzelfde BRON 2
lot als het antieke Rome te ondergaan. Zeker vanaf de 19e eeuw wordt de ‘val van Rome’ vaak als een waarschuwing voor de eigen tijd gezien. De eigen samenleving zou ook wel eens ten onder kunnen gaan, net als Rome. Sommige historici, maar ook politici, kunstenaars … zien overeenkomsten tussen eigentijdse fenomenen of gebeurtenissen en de zaken die volgens hen tot de ondergang van het Romeinse Rijk hebben geleid. Of die vergelijkingen steek houden, en of ze altijd welgemeend zijn, of eerder een ander doel dienen, is een blijvend onderwerp van discussie.
IN
4
De ondergang van het Romeinse Rijk oefent tot op heden een invloed uit
KUNNEN
1 de begrippen ‘soldatenkeizers’, ‘tetrarchie, ‘volksverhuizingen’, ‘Hunnen’ en ‘foederati’ uitleggen 2 twee volkeren noemen met wie de Romeinen aan het einde van de 2e eeuw geregeld conflicten hebben 3 een reden geven waarom Romeinse legioenen vanaf het einde van de 2e eeuw geregeld in opstand komen 4 een nadelig gevolg van die opstanden noemen 5 uitleggen hoe politieke oorzaken economische gevolgen hebben en omgekeerd 6 twee keizers noemen die eind 3e-begin 4e eeuw tijdelijk de situatie in het rijk weten te herstellen 7 een bestuurlijke maatregel van Diocletianus geven 8 twee maatregelen van Constantijn geven 9 twee mogelijke interne oorzaken voor de Germaanse migraties opnoemen 10 een externe oorzaak voor die Germaanse migraties geven 11 vier belangrijke gebeurtenissen opnoemen die zich tussen 395 en 476 hebben voorgedaan 12 uitleggen waarom 476 niet het einde van het Romeinse Rijk betekent 13 uitleggen waarom 476 aanvankelijk in delen van het westen geen grote breuk betekent
1 aantonen dat de scheiding tussen het einde van de klassieke oudheid en het begin van de middeleeuwen niet zo duidelijk is 2 kritisch redeneren met en over bronnen 3 beseffen dat de beeldvorming over de ‘val van het Romeinse Rijk’ soms meer leert over de tijd van de beeldvorming dan over de eigenlijke gebeurtenissen
fh o
of d
st
uk
©
VA
N
KENNEN
pr oe
BRON 1 Het Romeinse Rijk in 476
20
B1 De ondergang van het West-Romeinse Rijk
• Is het Romeinse Rijk in 476 volledig verdwenen? Motiveer je antwoord. • Noem drie hedendaagse landen op die in 476 nog steeds geheel of gedeeltelijk tot het Romeinse Rijk behoren. • Welke Germaanse groep heeft zich in Noord-Afrika gevestigd? • Over welke hedendaagse landen regeren de Visigoten? • Welke Germaanse groep heeft zich in onze gebieden gevestigd? • Welke delen van het West-Romeinse Rijk staan in 476 (nog) niet onder Germaanse heerschappij? • Noem de hedendaagse landen of streken op waarvan de naam nog verwijst naar deze groepen: Angelen, Alemannen en Franken.
BRON 2 A Hadden de Romeinen nog dezelfde dapperheid bezeten waardoor zij zich in vroegere tijden onderscheidden, dan zou die geduchte stad [Rome] in zich zelve de kracht gehad hebben, om elken aanval van buiten af te slaan. Hadden Romes inwoners zelfs nog maar de kunst verstaan om te strijden! Doch daartoe waren zij niet meer in staat; het geheele volk, van den hoogsten tot den laagsten stand, was ontaard, ontzenuwd en verwijfd door weelde en zingenot. (…)
HEDENDAAGSE VERTALING
N
IN
Evenals met de aanzienlijksten, zoo was het ook, met het volk gesteld. Het onttrok zich zooveel mogelijk aan den arbeid. Het leefde op de kosten van den staat, want nog altijd werd het door de gewoonte om kosteloos levensmiddelen uit te deelen, tot luiheid en werkeloosheid verleid. Zoo werd het geheel ontzenuwd door een wellustig, droomend leven. Een deel van den dag sleet het in de prachtige badhuizen (…); den overigen tijd bracht het in ledigheid op de straten door. Slechts in de openbare spelen betoonde het volk nog belangstelling, waarbij het met eene ware hartstochtelijkheid partij koos voor de eene of de andere partij onder de wagenmenners; van den afloop van een wedstrijd scheen in het oog der toeschouwers het heil van den staat af te hangen. De naam eene vermaarde danseres was toen te Rome meer gevierd, dan de naam van een held.
VA
Zulk een volk was geheel ongeschikt zich te verdedigen tegen de dappere Barbaren, die Alarik [de leider van de Visigoten] voor de poorten van Rome gevoerd had. (…)
©
Uit: Adolf Streckfuss, De geschiedenis der wereld aan het volk verhaald, naar het Hoogduitsch bewerkt door B. Ter Haar, Bz., deel III, 1868
uk
Adolf Streckfuss (1823 – 1895) was een Duitse schrijver. Hij publiceerde tussen 1865 en 1867 een 10-delige wereldgeschiedenis die kort daarna ook in het Nederlands is vertaald. In deze passage schetst hij de situatie in Rome aan de vooravond van de plundering van de stad door de Visigoten (in 410).
pr oe
fh o
of d
st
B Thomas Couture, ‘Les Romains de la décadence’ (‘De Romeinen tijdens de decadentie’), 1847 (olie op doek, 472 x 772 cm, Musée d’Orsay)
Thomas Couture (1815-1879) is een Franse schilder. Hij is gespecialiseerd in historieschilderijen, een populair genre in die tijd. Het doel van dat soort schilderijen is om het menselijke gedrag (met alle tekortkomingen) weer te geven samen met een morele boodschap over dat gedrag. Voor het werk laat Couture zich inspireren door een citaat van de Romeinse dichter Juvenalis (ca. 55-140) ‘wreder dan oorlog, overviel de ondeugd Rome en wreekt de veroverde wereld’. Op het moment dat hij het werk maakt, is Frankrijk een koninkrijk, maar het regime is zeer onpopulair. Er is bijvoorbeeld veel kritiek op de extreme rijkdom van sommigen binnen de regering en de wijdverbreide corruptie. Een jaar nadat Couture zijn werk heeft voltooid, breekt er in Parijs een opstand uit die leidt tot de val van de monarchie. De (vermeende) decadentie van de Romeinen was een populair thema in de 19e-eeuwse kunst.
• In welk tijdperk van het referentiekader leven Streckfuss en Couture? • Schetst Streckfuss een positief of een negatief beeld van de Romeinse samenleving? Motiveer je antwoord. • Wie is volgens Streckfuss eigenlijk vooral verantwoordelijk voor het feit dat Rome werd geplunderd? Waarom? • Toont Couture hetzelfde beeld van de Romeinen als Streckfuss? Beargumenteer je antwoord. • Welke boodschap willen Streckfuss en Couture hun tijdgenoten meegeven? • Op welke historische vragen geven deze bronnen een betrouwbaar antwoord. A Hoe is Rome ten onder gegaan? B Wat denken Streckfuss en Couture over hun tijd? C Wat denken Streckfuss monarchie: en Couture over de bestuursvorm, dikwijls een ondergang van Rome?
koninkrijk, waar een persoon de macht heeft decadentie: verval, verwildering van de zeden, het nastreven van bizar genot en overdadige luxe
B De vroege middeleeuwen (500-900)
21
N
©
10
0
0
VA 0
0
80
DE FRANKEN
9
0
1 75
4
IN
De meeste Germaanse rijken in WestEuropa verdwijnen na een tijdje. De Franken slagen er wel in om een rijk te stichten dat voor lange tijd blijft bestaan. Hoe komt het dat het Frankische Rijk blijft bestaan? Wie leidt het rijk? Welke rol speelt de christelijke Kerk bij de Franken? Hoe wordt het rijk bestuurd? Hoe zijn de Franken economisch georganiseerd? Wat gebeurt er op cultureel vlak? Komt er een einde aan het rijk?
80
B2
De Franken, nieuwe heersers in het westen
MEROVINGERS
KAROLINGERS
Oorspronkelijk bestaan de Franken uit een aantal stammen die langs de Rijn wonen. Vanaf de 3e eeuw leven er groepjes krijgsgevangen Franken in het West-Romeinse Rijk. In ruil voor hun vrijheid doen ze dienst in het Romeinse leger of bewerken ze landbouwgronden in dunbevolkte gebieden. Een eeuw later staan de Romeinen toe dat volledige Frankische stammen als bondgenoten in de West-Romeinse provincie ‘Belgica’ komen wonen. Al vlug breiden die stammen hun grondgebied uit. In de 5e eeuw controleren de Franken Noord-Gallië en het Rijnland.
of d
BRON 1-2-3
Het Frankische gebied bestaat uit verschillende koninkrijkjes die elk bestuurd worden door een familie- of een stamhoofd. Soms werken de Frankische troepen samen met de Romeinen, soms bevechten ze hen. Heel wat Frankische aanvoerders dragen Romeinse militaire titels.
pr oe
Karolingers: machtige Frankische familie die opklimt tot het ambt van hofmeier. Hun oorsprong zou in de buurt van Landen liggen. Omdat ze vaak de naam Pepijn dragen, worden ze ook wel de Pepiniden genoemd. Vanaf Karel Martel spreken we van Karolingers.
22
aanvaarden. Chlodovech slaagt erin om alle andere Frankische koningen te verslaan. Hij krijgt van de Oost-Romeinse keizer de titel van consul. De Merovingers breiden hun gezag uit over Gallië en het Rijnland. Franken, andere Germanen en GalloRomeinen aanvaarden hen als koning. Vanaf de 6e eeuw worden alle inwoners van het Frankische Rijk, ongeacht hun taal of afkomst, beschouwd als Franken.
st
1
De Franken worden een politieke macht
fh o
hofmeier: aanvankelijk beheert een hofmeier de koninklijke bezittingen, maar hij misbruikt zijn positie en laat zich door de koning belonen met steeds meer bezittingen en macht. De hofmeier wordt uiteindelijk de plaatsvervanger van de koning.
uk
keizerskroning Karel de Grote
De Merovingers, een familie van Salische Franken, slagen erin om hun gezag uit te breiden. Oorspronkelijk controleren ze alleen de omgeving van Doornik. De Merovingische leider Childerik en vervolgens zijn zoon Chlodovech (reg. ca. 481-511) worden tot stamhoofd van de Saliërs en tot legeraanvoerder verkozen. Ze zijn zo succesvol dat de Frankische krijgers hun leiderschap blijvend
B2 De FraNkeN, NIeUwe Heersers IN Het westeN
Het Merovingische Rijk wordt vaak opgesplitst en weer verenigd. Elke prins heeft immers recht op een vorstendom en een koninklijke titel. Een Merovinger schakelt soms zijn verwanten uit om de alleenheerschappij te verwerven. De Merovingische macht begint vanaf de 7e eeuw af te nemen: de koningen organiseren nog maar zelden veroveringstochten en verwerven geen prestige meer op het slagveld. De Merovingers verarmen, doordat ze medewerkers voor hun trouw belonen met landerijen en andere rijkdommen. Na verloop van tijd besturen rijke hofmeiers en niet de koningen de vorstendommen. In 751 palmt een familie van hofmeiers, de Karolingers, de troon in. Zij verstevigen het koninklijke gezag en breiden het Frankische Rijk uit. In 800 wordt de Karolinger Karel de Grote door de paus tot keizer gekroond. Het Frankische Rijk wordt zo de politieke erfgenaam van het West-Romeinse Rijk.
Pepijns zoon Karel de Grote (768-814) hernieuwt het bondgenootschap met de Kerk. Hij beschermt de paus tegen een opstand in Italië. Vervolgens kroont de paus, waarschijnlijk op vraag van de Karolingische hofhouding, Karel in 800 tot keizer.
De koningen besturen het rijk als hun privébezit
N
3
De Frankische koning (of keizer) heeft alle macht en beschouwt het rijk als zijn persoonlijke bezit. Na zijn dood wordt het rijk verdeeld over zijn mannelijke erfgenamen. BRON 6
De koning is de hoogste bestuurder, wetgever en rechter. De koning regeert niet vanuit een vaste hoofdstad. Het hof verbruikt meer voorraden dan een koninklijk domein kan voortbrengen. De koning moet bovendien de verschillende delen van zijn rijk in het oog houden. De volledige hofhouding reist daarom van het ene koninklijke domein naar het andere. De koning heeft wel een voorkeur voor een bepaalde plaats: Chlodovech verblijft vooral in Parijs, Karel de Grote is veel in Aken.
uk
st
De Karolingers winnen in de 8e eeuw aan prestige als verdedigers van het christendom. De hofmeier Karel Martel drijft islamitische invallers terug over de Pyreneeën. Hij zet daarbij een ruiterleger in. In ruil voor een eed van trouw aan de Karolingers krijgen de ruiters een stuk grond. Die grond wordt onder andere van de Kerk afgenomen. Zo verliest Karel zelf niet al te veel eigendommen.
Het rijk wordt ingedeeld in gouwen (provincies), waar gouwgraven of hertogen de bevelen van de koning uitvoeren. De Karolingers richten in grensgebieden marken op. Daar gaan Frankische krijgers met hun gezin wonen. Een mark dient om het rijk te beschermen tegen invallers en wordt bestuurd door een markgraaf. Hertogen en markgraven hebben dezelfde taken als een gouwgraaf, maar commanderen ook nog een Frankisch leger. Inspecteurs, ‘zendgraven’ genoemd, controleren onder Karel de Grote (768-814) of de graven, hertogen en markgraven de bevelen van de koning wel uitvoeren.
of d
pr oe
fh o
Pepijn III de Korte, de zoon en opvolger van Karel Martel, gebruikt in 751 zijn macht en prestige om de laatste Merovingische koning af te zetten. Hij vreest dat niet alle Franken daarmee akkoord gaan. Veel mensen geloven dat de Merovingische koningen magische krachten hebben die het rijk geluk brengen. Maar Pepijn krijgt de steun van de bisschoppen. Bisschop Bonifatius zalft Pepijn met heilig oliesel tot koning. Die handeling verleent hem als koning een vorm van heiligheid. De afgezette Merovingische koning wordt naar een klooster verbannen. Pepijn sluit vervolgens een bondgenootschap met de paus. De Germaanse Longobarden bedreigen Rome en de Oost-Romeinse keizer grijpt niet in. In ruil voor bescherming hernieuwt de paus de zalving van Pepijn tot Frankische koning. Koning Pepijn verslaat de Longobarden en schenkt Midden-Italië aan de paus. Hij bepaalt ook dat ruiters die stukken grond van de Kerk gekregen hebben, elk jaar een tiende van hun
ketter: een voor de Kerk verfoeilijk persoon die een verkeerde visie op het christendom en de Kerk verkondigt arianisme: christelijke godsdienst die Christus als belangrijkste mens beschouwt, maar niet als god. De priester Arius († 336) verspreidde de leer.
IN
De Karolingers steunen de missionering bij nietchristelijke stammen. Onderworpen volkeren worden gedwongen zich tot het christendom te bekeren. De Karolingers controleren net zoals hun voorgangers de benoeming van bisschoppen in hun rijk.
VA
Zowel Merovingers als Karolingers werken heel nauw samen met de christelijke Kerk. De bekering van Chlodovech omstreeks 500 is een eerste hoogtepunt. Die bekering biedt hem tal van voordelen. De Kerk is goed georganiseerd en hij kan die organisatie gebruiken om zijn rijk te besturen en te controleren. Bisschoppen worden belangrijke raadgevers en ambtenaren. Een gemeenschappelijke godsdienst, het christendom, schept meer eenheid tussen Franken en Gallo-Romeinen. Chlodovech verwerft zo ook het respect van andere christelijke vorsten zoals de Oost-Romeinse keizer. Zijn strijd tegen de andere Germaanse volkeren wordt voorgesteld als een strijd tegen heidenen en ketters. De andere Germanen belijden immers ofwel het oude Germaanse geloof ofwel het christelijke arianisme. Wanneer Chlodovech Aquitanië (Zuidwest-Gallië) op de ariaanse Goten verovert, wordt hij door vele bisschoppen onthaald als een bevrijder. Door zich te bekeren en gebruik te maken van de Kerk, geeft Chlodovech zijn rijk een blijvend karakter. Hij beseft wel dat hij de Kerk niet over zijn hoofd mag laten groeien. Chlodovech en zijn opvolgers controleren daarom de bisschopsverkiezingen en weren elke kandidaat die hen niet gunstig gezind is. BRON 4 -5
©
2
oogst aan de Kerk moeten afstaan. Zo ontstaan de zogenaamde tienden.
De Franken als bondgenoten van de Kerk
gouwgraaf: bestuurt een gouw (een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst hertog: vanaf de Frankische tijd een militaire bestuurder van een bepaald gebied (gouw) mark: graafschap aan de grens dat beschermd moet worden tegen invallers markgraaf: bestuurt een mark (een provincie met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen
Om de rechtspraak te vergemakkelijken laten de Frankische koningen een deel van de wetten en gewoonten opschrijven. Chlodovech laat de Lex Salica of Salische wet opschrijven. Die bestaat grotendeels uit een opsomming van schadevergoedingen (weergeld) aan de slachtoffers en de koning per soort misdaad. Karel de Grote poogt tevergeefs tegenstrijdigheden in de vele Frankische wetten weg te werken.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
23
4
5
Om machtig en rijk te zijn moet je veel grond bezitten. In het gebied tussen Loire en Rijn wordt een beperkt aantal heren en abdijen eigenaar van uitgestrekte domeinen. De domeinen worden steeds groter omdat de gewone boeren hun boerderijtjes afstaan. Die boeren hopen op een beter leven door voor een voorname familie of abdij te werken. Ze geven daarbij een deel van hun vrijheid op (zie onderdeel C).
Het Frankische Rijk telt honderden abdijen met hun eigen leefregels. Onder Pepijn de Korte krijgen ze in de 8e eeuw het bevel de regel van Benedictus (480-547) te volgen. Enkele grote abdijen en het koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de heropleving van de cultuur vanaf de 8e eeuw. Geleerden schrijven er boeken en verzamelen zoveel mogelijk klassieke literatuur. Abdij- en kathedraalscholen onderwijzen de zeven vrije kunsten: filosofie, redenaarskunde, literatuur, meetkunde, rekenkunde, muziek en astronomie. Kunstenaars en bouwmeesters vervaardigen op basis van Romeinse voorbeelden nieuwe beeldhouwwerken en gebouwen. In de gebouwen worden vaak stukken van oude Romeinse gebouwen gebruikt. De heropleving heeft echter haar beperkingen: buiten het hof en de abdijen zijn weinig geleerden en kunstenaars actief. De zeven vrije kunsten worden maar gedeeltelijk aangeleerd: in plaats van muziek geeft men bijvoorbeeld zangles, in plaats van astronomie doet men aan kalenderberekeningen ...
IN
uk
©
Een domein bestaat meestal uit drie delen: een vroonhof, woeste gronden en tenures. De heer baat de centrale boerderij of het vroonhof zelf uit. De ‘woeste gronden’ zijn alle gronden die niet voor landbouw of bewoning gebruikt worden. De boeren mogen er hout sprokkelen of vee laten grazen. De boeren zelf wonen en werken op een tenure. Een tenure bestaat uit een mansus (een boerderij) met bijhorende landbouwgrond. Vaak wonen er verschillende gezinnen. In ruil voor een tenure en bescherming van de heer moeten ze diensten leveren (onder andere de grond van de heer bewerken) en belastingen betalen in natura (onder andere deel van de oogst afstaan).
BRON 8 -9 -10
N
BRON 7
Abdijen en het Karolingische hof zorgen voor een culturele heropleving
VA
De Frankische economie beperkt zich niet tot de landbouw
6
of d
st
Behalve boeren wonen er op het domein ook ambachtslieden zoals een smid, een timmerman, een pottenbakker ... Men streeft naar een zelfvoorzienende of gesloten economie: de opbrengsten van het domein dienen hoofdzakelijk voor de eigen behoeften van de bewoners.
Het Karolingische Rijk valt uiteen
fh o
Handelaars leveren producten die een domein niet zelf voortbrengt. Ze verhandelen ook goederen die een heer wenst te verkopen (een deel van de oogst, gebruiksvoorwerpen ...).
pr oe
In het noorden van het Frankische Rijk spelen de Friezen een actieve handelsrol. Zij zijn zowel boer of visser als handelaar. Zij stichten bij de monding van de grote rivieren (Schelde, Maas en Rijn) handelsnederzettingen (Dorestad, Tiel ...). Zij verwerven met Vikingen als tussenpersoon allerlei luxegoederen uit het Oost-Romeinse Rijk en het Midden-Oosten (o.a. zijde, peper en ivoor). De Friezen nemen soms deel aan de plundertochten van de Vikingen, maar worden af en toe ook zelf het slachtoffer van de aanvallen van de noorderlingen. In het zuiden spelen oude steden zoals Marseille en Genua een belangrijke handelsrol.
24
B2 De Franken, nieuwe heersers in het westen
BRON 11 Karel de Grote is net zoals zijn voorgangers een vorst die regelmatig op veroveringstocht vertrekt. Daardoor krijgen zeer veel krijgers de kans om te plunderen en rijker te worden. Ze blijven Karel dan ook gehoorzamen en steunen.
Lodewijk de Vrome (reg. 814-840), zijn zoon en opvolger, heeft meer interesse voor godsdienstige zaken en verwaarloost het bestuur van zijn rijk. Hij voert weinig oorlog en controleert de graven en hertogen minder. De slechte wegen en de grootte van het rijk bemoeilijken ook de contacten tussen het hof en de graven en hertogen. Zij doen daardoor meer en meer hun zin. Lodewijk heeft zijn zonen niet meer onder controle. Nog tijdens zijn leven maken zij openlijk ruzie over de verdeling van het rijk. Drie jaar na zijn dood komen ze tot een akkoord. In het Verdrag van Verdun (843) verdelen ze het Frankische Rijk in drie delen: Karel de Kale krijgt West-Francië (Frankrijk), Lodewijk de Duitser verwerft Oost-Francië (Duitsland), Lotharius draagt als oudste de keizerstitel en krijgt Midden-Francië. Dat gebied valt na zijn dood uiteen in een aantal kleinere koninkrijken. West- en OostFrancië proberen die rijkjes in te palmen. OostFrancië komt ca. 900 als overwinnaar uit de strijd en slokt bijna alle Midden-Frankische vorstendommen
op. De Schelde wordt een van de nieuwe grenzen tussen West- en Oost-Francië, tussen Frankrijk en het Duitse Rijk.
KENNEN
pr oe
fh o
of d
st
uk
©
VA
N
De strijd tussen de nakomelingen van Lodewijk de Vrome versterkt de onafhankelijkheid van de plaatselijke bestuurders. De strijdende partijen hebben immers hun steun nodig. De graven of hertogen gedragen zich als koningen en maken hun ambt erfelijk. Invallen van Vikingen (West-Francië) en Hongaren (Oost-Francië) versterken die gang van zaken. De koningen treden laks op tegen de invallers. De bevolking vindt alleen bescherming in de versterkingen van de edellieden en heeft meer respect voor de graaf (die hen beschermt) dan voor de koning (die weinig doet).
BRON 1 Het Frankische Rijk van de 5e tot de 9e eeuw
1 de begrippen ‘hofmeier’, ‘tienden’, ‘gouw’, ‘mark’, ‘gouwgraaf’, ‘markgraaf’, ‘hertog’, ‘domein’ en ‘zelfvoorzienende economie’ uitleggen 2 de opkomst en de ondergang van de Merovingische koningen schetsen 3 drie voordelen geven die Chlodovech krijgt door zijn bekering tot het christendom 4 het verbond tussen de paus en Pepijn III uitleggen 5 de evolutie van de verhouding tussen Kerk en koning (keizer) van de 5e tot de 9e eeuw schetsen 6 de bestuurlijke organisatie van het Frankische rijk uitleggen 7 het economisch systeem van het domein uitleggen 8 uitleggen hoe er in het rijk handel gedreven wordt 9 vier kenmerken van de benedictijnse kloosterregel geven 10 drie voorbeelden van de culturele heropleving onder de Karolingers geven 11 aantonen dat die heropleving haar beperkingen heeft 12 vier oorzaken van het uiteenvallen van het Karolingische Rijk opnoemen 13 het ontstaan van ‘Frankrijk’ en ‘Duitsland’ verklaren 14 verklaren waarom de plaatselijke bestuurders onafhankelijker worden 15 de volgende data geven: de doop van Chlodovech, de troonsbestijging van Pepijn III, de keizerskroning van Karel de Grote, het Verdrag van Verdun
IN
Lodewijk de Vrome doet afstand van zijn keizerlijke voorrang op de paus. Na zijn dood begint de paus een steeds grotere rol te spelen in de keizerskeuze. De Karolingers en hun opvolgers hebben uiteindelijk de pauselijke toestemming en medewerking nodig om tot keizer gezalfd te worden.
• ‘Onze gewesten horen al sinds het begin bij het Frankische Rijk.’ Juist of niet? Motiveer je antwoord. • Geef drie gebieden die door de Karolingers zijn veroverd. • Welke hedendaagse landen liggen helemaal of deels in het Merovingische / Karolingische Rijk?
KUNNEN 1 een tijdlijn met de regeringstijd van de Merovingers en Karolingers maken 2 bronnen indelen en vergelijken op vlak van soort, inhoud, betrouwbaarheid en presentatie 3 met behulp van een kaart de veranderingen aan het territorium van het Frankische Rijk schetsen 4 de betrouwbaarheid, het doel en bruikbaarheid van een bron om een historische vraag op te lossen inschatten
B De vroege middeleeuwen (500-900)
25
BRON 2 Drie fragmenten uit een bron over de Merovingers A Childerik was dood. Zijn zoon Chlodovech werd geroepen om hem op te volgen.
B
IN
Nadat zij [de Rijnfranken] naar de toespraak van Chlodovech geluisterd hadden, juichten zij hem toe. Zij schreeuwden en sloegen op hun schilden. Ze kozen hem tot hun koning en hieven hem op een schild naar omhoog.
C
VA
N
In 486 overwint het leger van Chlodovech bij Soissons een Gallo-Romeins leger. De Franken slaan aan het plunderen. Zo roven zij een grote waardevolle vaas uit een kerk. De bisschop van de beroofde kerk vraagt aan Chlodovech de vaas terug. Bij het verdelen van de buit vraagt de Frankische aanvoerder zijn mannen om hem de vaas te geven bovenop zijn gewoon deel van de krijgsbuit. De meesten gaan akkoord en juichen hem toe. Eén krijger schiet echter naar voren en slaat de vaas stuk. Terwijl hij dat doet, roept hij: ‘Jij gaat niet meer dan jouw rechtmatig deel ontvangen!’ Chlodovech blijft kalm en zendt de brokstukken naar de bisschop. Later op het jaar houdt hij een wapeninspectie. Hij keurt de bijl van dezelfde krijger af en gooit het wapen op de grond. Terwijl de man het wapen opraapt, splijt Chlodovech zijn schedel met een bijl en roept: ‘Dat is wat jij met de vaas deed in Soissons.’
©
Bewerking van Gregorius Van Tours, Geschiedenis van de Franken, 6e eeuw
of d
Is dat een primaire of een secundaire bron om vragen over Chlodovech te beantwoorden? Hoe wordt de bron gepresenteerd? Lees de contextinformatie bij de bron. Waarom moet je oppassen met wat Gregorius schrijft? Waarom gebruiken historici het werk van Gregorius, zelfs als het niet zo betrouwbaar is? Lees fragment A en B. Op welke twee manieren kun je bij de Franken koning worden? Lees fragment C. Geschiedkundigen leiden uit dat verhaal af dat de macht van Chlodovech in een jaar tijd is toegenomen. Waarop baseren zij zich in het verhaal?
fh o
• • • • • •
st
uk
Gregorius (538-594) komt uit een belangrijke Gallo-Romeinse familie. Hij wordt bisschop van Tours, een zeer belangrijke functie binnen de Kerk en in het Frankische Rijk. Gregorius kende verschillende Merovingische koningen persoonlijk. Zijn werk is een van de weinig geschreven bronnen over de Franken in de 6e eeuw. Gregorius gebruikt zowel persoonlijke ervaringen als bronnen. Voor zaken waar hij zelf weinig van weet, die hij niet zelf heeft meegemaakt of waarover hij geen bronnen vindt, baseert hij zich op geruchten en roddels. Ook al wat christelijk is, vindt hij zeer belangrijk.
BRON 3 Twee tekeningen van Frankische krijgers A Tekening uit de 14e eeuw over de vaas van Soissons
B Tekening uit de 9e eeuw van Frankische ruiters
pr oe
• Wat klopt er niet aan bron 3A als je ze vergelijkt met het verhaal in bron 2? • Op welke van de twee tekeningen zou de kledij meer kunnen overeenstemmen met wat Chlodovech en de krijger toen droegen? Waarom? • Hoe zou een hedendaagse tekening met hedendaags voorwerpen over de vaas van Soissons er kunnen uitzien?
© imageselect
26
B2 De Franken, nieuwe heersers in het westen
BRON 4 De doop van Chlodovech A De doop van Chlodovech omstreeks 500 door bisschop Remigius van Reims
B Belangrijk nieuws is ons ter ore gekomen: u gaat over ‘Belgica Secunda’ regeren. Nieuw is dat niet. U zet een familietraditie verder (...). Vraag raad aan de bisschoppen. Wanneer u in overleg met hen regeert, dan zal het uw grondgebied goed vergaan (...).
IN
Uit: een brief van bisschop Remigius van Reims aan Chlodovech, omstreeks 481
N
Remigius (437-533) zou op 18-jarige leeftijd al bisschop geworden zijn. Hij was een van de belangrijkste bisschoppen in Gallië.
• Is bron 4B een primaire of secundaire bron om vragen over Chlodovech te beantwoorden? • Welke verklaring kan bron B bieden voor de bekering van Chlodovech tot het christendom?
©
VA
De Frankische koning wordt in een soort bad gedoopt. De bisschop legt zijn hand op het hoofd van Clovis. De Heilige Geest, voorgesteld door een vogel, daalt neer boven hetzelfde hoofd. Ivoren snijwerk uit ca. 875, bewaard in het Picardisch Museum van Amiens.
BRON 5 De Karolingers en de Kerk
st
uk
• Is bron 4A een primaire of secundaire bron om vragen over Chlodovech te beantwoorden? • Op welke historische vraag biedt bron 4A het beste een antwoord: A Hoe zag Chlodovech eruit tijdens zijn doop? B Hoe verliep een christelijke doop in de 5e-6e eeuw? C Waarvoor werd ivoor gebruikt in de 5e-6e eeuw?
of d
Anno 749 Burgard, bisschop van Würzburg, en Fulrad, priester en kapelaan, werden naar paus Zacharius gestuurd (door Pepijn III) om advies te vragen over de koningen die toen regeerden over Francië en die de titel hadden, maar niet de echte koninklijke macht. De paus antwoordde de gezanten dat het beter was dat degene die de macht had, koning genoemd werd.
fh o
Anno 751 In dat jaar werd Pepijn met toestemming van de paus koning van de Franken genoemd. In de stad Soissons werd hij gezalfd met heilige olie door de handen van Bonifatius, bisschop en martelaar, en werd op de troon geheven volgens Frankisch gebruik. Childerik, die in naam koning was, diens lokken werden geknipt en hij werd vervolgens naar een klooster gestuurd. Anno 753 In dat jaar kwam paus Stephanus naar Pepijn om er bij hem op aan te dringen de roomse Kerk te verdedigen tegen de Longobarden.
pr oe
Anno 754 Nadat paus Stephanus van koning Pepijn de belofte gekregen had dat hij de roomse Kerk zou verdedigen, zalfde hij de koning en zijn twee zonen Karel en Karloman. En de paus bleef die winter in Francië. Bewerking van de annalen van de abdij van Lorsch, ca. 835 In annalen staat per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. Lorsch bevindt zich in het huidige Duitsland. De annalen gaan over de periode 703-803 en er schrijven vier verschillende auteurs aan mee. Een van die auteurs is mogelijk de abt Richbod, een vriend van Karel de Grote.
• • • •
Is de bron primair of secundair om vragen over Karolingers te beantwoorden? Wat weet men over de auteurs? Wordt alles wat er in het Rijk gebeurd in de annalen genoteerd? Motiveer je antwoord. De Karolingers en de paus sluiten eigenlijk een bondgenootschap. Wat krijgt elk van hen?
kapelaan: geestelijke verbonden aan een kapel (kleine kerk)
B De vroege middeleeuwen (500-900)
27
BRON 6 De Salische wet • Als iemand een koe of een os steelt, bedraagt het weergeld 35 solidi [goudmunten].
IN
• Als iemand volgens koninklijke voorschriften gedagvaard wordt [voor een rechtbank moet verschijnen] en niet verschijnt, (...) wordt hij, wanneer hij geen aanvaardbare verontschuldigingen kan inroepen, veroordeeld tot het betalen van 600 denarii [zilvermunten] of 15 solidi. • Als iemand een vrij man overvalt en berooft, (...) wordt hij (...) veroordeeld tot het betalen van 2 500 denarii of 62,5 solidi. Maar als een Frank een Romein berooft, (...), wordt hij veroordeeld tot het betalen van 1 200 denarii of 30 solidi.
VA
N
• Als iemand een ander aan het hoofd verwondt, op een manier dat de hersenen tevoorschijn komen, (...) wordt hij veroordeeld tot het betalen van 1 200 denarii of 20 solidi.
Een kopie van de Lex Salica uit 793, Handschrift van Vandalgrius, bewaard in St. Gallen
uk
Historici vermoeden dat de Salische wet in de 4e eeuw ontstaat als een reglement voor Frankische troepen aan de Rijn. De wet wordt later aangepast, uitgebreid en op bevel van Chlodovech omstreeks 507 opgetekend.
©
Een uittreksel uit de Lex Salica
of d
st
• Leg in je eigen woorden uit wat de Lex Salica eigenlijk doet. • Bewijs dat er bij het optekenen van de wet nog geen eenheid is onder de bevolking van het Frankische Rijk. • Sommige historici dachten vroeger dat er in de Frankische tijd nauwelijks geld gebruikt werd. Weerleg dat idee met behulp van de Lex Salica. • Rechts zie je hoe de wet eruitziet in de tijd van de Franken. Hoe wordt de wet door de auteurs van Storia HD gepresenteerd opdat je ze gemakkelijker kunt interpreteren?
pr oe
fh o
BRON 7 De schematische voorstelling van een domein
28
B2 De Franken, nieuwe heersers in het westen
Opmerking: In werkelijkheid liggen de drie delen door elkaar.
• Uit welke drie delen bestaat een domein? • Wat is een tenure?
BRON 8 De kloosterregel van Benedictus
IN
(...) landlopende monniken. Hun hele leven gaan ze door allerlei landstreken, nu in dit en dan in een volgend klooster voor drie of vier dagen te gast. Altijd trekken zij, zonder ooit een vaste woonplaats te kiezen. Zij volgen hun eigen lusten en zucht naar eten, en zijn in alle opzichten nog slechter [dan monniken die op geen enkele regel steunen]. (...) De abt moet (...) beseffen welke zware en moeilijke taak op hem rust om zielen te leiden. (...) Hij moet zich zo aan iedereen aanpassen naargelang hun geaardheid en begrip. (...) Niemand heeft iets in eigendom. Een broeder kan volstrekt niets als zijn eigendom beschouwen. (...) Ledigheid [luiheid] is de vijand van de ziel. Daarom moeten broeders op bepaalde uren bezig zijn met handenarbeid, op andere uren met gewijde lezing. (...) Niet alleen moeten allen de abt gehoorzamen, maar ook luisteren naar elkaar. Fragmenten uit de kloosterregel van Benedictus
VA
N
Benedictus van Nursia (480-547) leeft oorspronkelijk als kluizenaar, maar aanvaardt na verloop van tijd de leiding over het klooster van Monte Cassino. Voor die kloostergemeenschap schrijft hij een regel die uitblinkt in eenvoud en gematigdheid.
pr oe
fh o
of d
st
uk
BRON 9 De paltskapel in Aken, Duitsland (ca. 778)
©
• Haal vier voorschriften voor de benedictijnenmonniken uit de bron. • Bewijs met een tekstfragment dat Benedictus geen strenge regel opgesteld heeft.
• Bewijs met twee elementen van het gebouw dat men zich baseert op de Romeinse kunst.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
29
BRON 10 Alcuinus van York, geestelijke en geleerde De Angelsaksische geestelijke Alcuinus van York (735-804) is een raadgever en leraar van Karel de Grote en zijn familie. Hij schreef tal van werken en verbeterde de opleiding van de geestelijken. Hij leidde ook verschillende kloosters. A Tekening uit ca. 825-850
B
IN
Karel bij de gratie van God, koning van de Franken en de Longobarden en de patriciërs van Rome, aan de abt Baugulf en aan iedereen van de kloostergemeenschap (…)
N
Het mag geweten zijn dat wij met onze raadgevers besloten hebben dat het nuttig is voor de bisdommen en kloosters (…) bezig te zijn met schrijfwerk en ijverig te zijn in het onderwijzen van al wie de vaardigheid tot leren bezit, en dat volgens het talent van elk individu (…) De inzet voor onderwijzen en leren moet ook gelden voor de zinsbouw, zodat wie wenst God op de juiste manier te plezieren dat ook doet door op een correcte manier te spreken. (…)
De brief is geschreven en opgesteld door Alcuinus. Karel heeft hem ondertekend.
©
• Geef voor elke bron de soort. • Wat doen geestelijken zoals Alcuinus nog buiten hun taak in de kerk? • Op welke historische vraag geeft bron B het beste antwoord? Motiveer je keuze. A Is Karel de Grote de stichter van de scholen? B Is Alcuinus een belangrijke raadgever van Karel de Grote? C Welke rol moeten kloosters van Karel de Grote spelen in het onderwijs? • Uit andere bronnen weten we dat Karel de Grote wel kon lezen, maar niet goed kon schrijven. Welke historische vraag zou je kunnen stellen als je een brief van hem vindt?
of d
st
uk
Alcuinus (in het midden) overhandigt met een jongere kloosterling een boek aan een bisschop.
VA
Uit: een brief van Karel de Grote aan de abt van Fulda, ca. 782
pr oe
fh o
BRON 11 Het Verdrag van Verdun (843)
30
B2 De Franken, nieuwe heersers in het westen
• Wie krijgt wat? • In welk gebied ligt het grootste gedeelte van onze gewesten? • ‘Het Frankische Rijk wordt van buiten en van binnen bedreigd.’ Bewijs die stelling. • Zoek in een historische atlas op wat er met de drie Frankische Rijken gebeurt in de 9e en de 10e eeuw.
Onderzoek: de Franken
IN N 0
VA 0
0
10
0
9
0
©
DE FRANKEN
80
4
75
1
80
Door bronnen te bestuderen vorm je je een bepaald beeld van het verleden. Soms zijn er echter weinig bronnen, of spreken de bronnen elkaar tegen waardoor die beeldvorming wel eens moeilijk is. Bovendien beïnvloeden je eigen ideeën en je leefomgeving ook de vorming van een historisch beeld. In dit onderzoek bestudeer je hoe sommige beelden van het verleden daardoor misschien niet helemaal kloppen.
MEROVINGERS
KAROLINGERS
Karel Martel en de Slag bij Poitiers
st
1
uk
keizerskroning Karel de Grote
In 732 verslaat de hofmeier Karel Martel een islamitisch leger onder leiding van Abd al-Rahman. Dat gebeurt ergens tussen Poitiers en Tours (Frankrijk). In de moderne tijd schept men een bepaald beeld van die slag. Klopt dat beeld wel?
Bestudeer bron 1, bron 2 en bron 3. • Uit welke eeuw stammen de twee kunstwerken? • Wie doodt de Arabische aanvoerder? • Welk beeld krijg je van Karel Martel op basis van deze bronnen? • Waarom vindt Gibbon de overwinning belangrijk? • Omschrijf in je eigen woorden hoe men in de moderne tijd de overwinning voorstelt.
pr oe
1
fh o
OPDRACHTEN
of d
BRON 1-2-3 - 4 -5 - 6
2
Bestudeer bron 4, bron 5 en bron 6. • Wat vertelt elke bron over de dood van Abd al-Rahman? • Met welke van de drie bronnen komt het beeld van de kunstenaars en de schrijver uit de moderne tijd het best overeen? • Wat kun je op basis van de bronnen zeker vertellen over de Slag bij Poitiers / Tours? • Geef twee zaken uit het beeld dat in de moderne tijd over de slag geschetst wordt dat door de bronnen niet wordt bevestigd.
B De vrOege mIDDeleeUweN (500-900)
31
BRON 2 De Slag bij Poitiers
VA
N
IN
BRON 1 Karel Martel doodt de Arabische legeraanvoerder Abd al-Rahman
Schilderij van Charles de Steuben, 1834-1837 (Versailles, Frankrijk, 5,42 m x 4,65 m, olieverf op doek)
uk
BRON 3 Wat als Karel niet gewonnen had?
©
Bronzen beeld van Jean-François-Théodore Gechter, 1833 (Louvre, Parijs)
Saracenen: oude naam voor moslims
st
De Saracenen zouden zijn opgerukt tot de grenzen van Polen en de Schotse Highlands. De Rijn is niet moeilijker over te steken dan de Nijl of de Eufraat, en de Arabische vloot zou zonder slag of stoot de monding van de Theems opgevaren zijn. Misschien zou de interpretatie van de Koran nu gegeven worden in de scholen van Oxford, en haar leerlingen zouden aan een besneden volk de heiligheid en waarheid van Mohammed verkondigen.
of d
Uit: Edward Gibbon, The Decline and fall of the Roman Empire, 1776-1788 Gibbon is een Britse historicus. Zijn werk heeft een grote invloed in de moderne tijd.
fh o
BRON 4
pr oe
De moslims wilden naar Tours gaan om de Sint-Maartenskerk, de stad en het hele land te vernietigen. Zij botsten echter op de glorieuze prins Karel aan het hoofd van zijn volledige leger. Hij leidde zijn legermacht en vocht even hard als een hongerige wolf zijn prooi aanvalt. Dankzij de glorie van Onzen Heer hield hij een groot bloedbad onder de vijanden van het christelijke geloof zodat, zoals de geschiedenis getuigt, hij in de strijd 300 000 mannen doodde waaronder hun koning Abd al-Rahman. Uit: De kroniek van Saint-Denis (abdij bij Parijs)
BRON 5 De nacht scheidde de twee legers, maar in het ochtendgrijs keerde het moslimleger terug naar het slagveld. De islamruiterij drong diep in de gelederen van het christelijke leger door. Veel moslims waren echter met hun gedachten bij de buit (van eerdere plunderingen) die ze in hun tenten opgeslagen HEDENDAAGSE hadden. Plotseling klonk er een valse kreet in hun VERTALING gelederen dat enkele vijanden hun kamp aan het plunderen waren. Verschillende eenheden van de moslimruiterij verlieten daarop het slagveld om hun tenten te beschermen. Het leek alsof ze vluchtten en het ganse leger geraakte verontrust. Wanneer Abd al-Rahman (de aanvoerder) ging kijken waarom ze zoveel heisa maakten en hen terug naar het slagveld wenste te leiden, omsingelden de Frankische krijgers hem. Hij werd zodanig met speren doorboord dat hij stierf. Daarop vluchtte het ganse leger voor de vijand en velen stierven daarbij. Uit: een anonieme Arabische kroniek
32
ONDERZOEK DE FRANKEN
BRON 6 In het heetst van de strijd stonden de mannen van het noorden als een zee die niet te verplaatsen valt (...) Hun handen stootten hun zwaarden onvermoeibaar in de borsten (van de vijand). Uiteindelijk stopte men ’s nachts met vechten. De Franken lieten hun zwaarden zakken. Kijkend naar de ontelbare Arabische tenten bereidden zij zich voor op een nieuwe veldslag de volgende dag. ’s Anderdaags in vroege ochtend, wanneer zij zich terug opstelden, zagen de Europese mannen nog altijd de Arabische tenten staan. Zij beseften niet dat de tenten leeg waren. Spionnen ontdekten dat alle eenheden van de ‘Ishmaeliten’ [moslims] verdwenen waren.
IN
Ze waren in de nacht in de grootste stilte gevlucht naar hun thuisland. Europese verkenners vonden nergens nog vijanden. De Europeanen achtervolgden de vluchtelingen niet, verdeelden de buit onder elkaar en gingen weer naar hun land.
De keizerskroning van Karel de Grote
VA
2
N
Uit: Isidorus van Beja, Chronicon, 8e eeuw
uk
©
BRON 7- 8 -9 In 800 kroont de paus Karel de Grote in Rome tot keizer. Hij zou door de paus compleet verrast zijn geweest. Klopt dat wel? Wat zeggen de weinige beschikbare bronnen daarover?
Afbeelding uit de 15e eeuw over de keizerskroning
st
OPDRACHTEN
fh o
of d
Bestudeer bron 7, bron 8 en bron 9. • Geef voor elke bron weer of ze primair of secundair is om de vraag te beantwoorden. • Van welke bronnen is de auteur gekend? • Waarom is het feit dat auteurs Karel persoonlijk gekend hebben geen garantie dat ze de gebeurtenissen juist weergeven? • Uit welke twee bronnen lijkt het alsof Karel door de paus compleet verrast wordt? • Uit welke bron lijkt het alsof de kroning daarvoor al besproken werd? • Kun je de historische vraag of keizer Karel echt verrast was door de keizerskroning beantwoorden? Waarom (niet)?
pr oe
BRON 7
Toen hij op Kerstmis in de Sint-Pietersbasiliek binnengetreden was om de mis bij te wonen, nam hij voor het altaar plaats en stond met gebogen hoofd in gebed verzonken. Paus Leo plaatste hem de kroon op het hoofd, terwijl het volk hem toejuichte: ‘Aan Karel-Augustus, gekroond door God, groot en vredelievende keizer van de Romeinen, lang leve en zege!’ Na die toejuichingen werd hij door de paus vereerd zoals men de keizers van de oudheid vereerde en voortaan werd hij keizer en Augustus genoemd. Enige dagen later beval hij dat zij die vorig jaar de paus afgezet hadden, voor het gerecht gebracht moesten worden (...) ‘Zijn zij volgens de Romeinse wet, wegens majesteitsschennis, ter dood veroordeeld’. Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800 In annalen staat per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829. Vier verschillende auteurs werken eraan. Hun namen zijn niet bekend, maar waarschijnlijk zijn het leden van de hofhouding van Karel de Grote.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
33
BRON 8
BRON 9 Daar er [in het Oost-Romeinse Rijk] (...) de keizerlijke macht in handen was van een vrouw (...) Daar de almachtige God al de bezittingen [het Frankische Rijk] onder zijn gezag [Karel] geplaatst had, leek het hun [de paus en het concilie] (...), in overeenstemming met het verzoek van het christelijke volk, dat hij er ook de keizerlijke titel zou dragen. Die bede wilde Karel de Grote niet weigeren, maar onderwierp zich aan het verlangen (van hen) en ontving de titel van keizer met de wijding door paus Leo.
IN
[Karel] kwam daarop naar Rome, om de (...) kerkelijke zaken weer op orde te brengen, en bleef er de hele winter. In die tijd kreeg hij er ook de titel van keizer en Augustus. Oorspronkelijk had hij daar zo’n hekel aan, dat hij verzekerde, dat hij die keer, al was het nog zo’n hoogdag, niet naar de mis zou zijn gegaan als hij de bedoeling van de paus had kunnen vermoeden. Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
Bewerking van de annalen van de abdij van Lorsch, ca. 835
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van die laatste. Hij wil in zijn werk vooral Karel ophemelen. Einhard baseert zich gedeeltelijk op de Rijksannalen, maar was ook aanwezig bij de keizerskroning.
N
VA
©
Het uiterlijk van Karel de Grote
st
BRON 10 -11-12-13 -14 -15 Van Karel de Grote (768-814) bestaan tal van afb eeldingen. Kloppen die afb eeldingen echter wel? Hoe ziet Karel de Grote er dus uit?
concilie: belangrijke kerkvergadering met bisschoppen
uk
3
De annalen gaan over de periode 703-803 en er wordt door vier verschillende auteurs aan geschreven. Een van die auteurs is mogelijk de abt Richbod, een vriend van Karel de Grote.
of d
OPDRACHTEN
pr oe
fh o
Bestudeer bron 10 tot bron 15. • Welke twee soorten bronnen worden hier gebruikt? • Geef voor bron 10 tot 1 telkens kort weer hoe Karel wordt voorgesteld. • Vergelijk die voorstellingen met de omschrijving in bron 15. Welke twee bronnen komen het best met de omschrijving overeen? • Waarom is het zelfs bij die bronnen niet zeker dat ze Karel juist voorstellen? • ‘De wijze waarop Karel wordt voorgesteld, verandert in de loop van de geschiedenis.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord.
BRON 10 Klein ruiterstandbeeld uit de 9e eeuw, Louvre, Parijs
Het bronzen beeldje was oorspronkelijk verguld. De figuur houdt een rijksappel vast die het rijk symboliseert. Die gewoonte stamt uit de tijd van Karel de Kale (reg. 840-877). Die kleinzoon van Karel de Grote heeft een wat korte en brede lichaamsbouw. In de 15e eeuw wordt het paard gerestaureerd.
34
ONDERZOEK De FraNkeN
rijksappel: bolvorm die de wereldlijke macht voorstelt
BRON 12 Afbeelding uit de ‘Les Grandes Chroniques de France’, 13e-14e eeuw
VA
N
IN
BRON 11 Detail van het schrijn van Karel de Grote in de Dom van Aken (Duitsland), 1215
uk
Het schrijn bevat resten van Karel en is gemaakt van verguld zilver. De goudsmeden hebben zich voor de voorstelling van de figuren gebaseerd op een geschreven bron uit de 12e eeuw, de ‘Historia Caroli Magni’.
©
BRON 13 Schilderij van Albrecht Durer, ca. 1513, Germanisches Nationalmuseum, Nürnberg
pr oe
fh o
of d
st
BRON 14 Standbeeld van Karel de Grote te paard in Parijs door Louis en Charles Rochet, 1882
© imageselect
Geschilderd in opdracht van de stad Nürnberg
BRON 15
De keizer was sterk en goed gebouwd. Hij was lang en slank, maar niet abnormaal groot, want zijn lengte was zevenmaal die van zijn voeten. De bovenkant van zijn hoofd was rond, hij had een fel doorborende blik en ongewoon grote ogen. Zijn neus was iets langer dan normaal. Hij had een mooie kop met wit haar en een vrolijke en goedgehumeurde uitdrukking (…) Zijn nek was kort en nogal dik en hij had een buikje, maar door de goede bouw van de rest van zijn lichaam viel dat niet op. Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830 De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
35
4
Karel de Grote en andere machtige vorsten
N
Bestudeer de verschillende bronnen bij bron 16 en geef weer welke uitspraken juist zijn. • De Byzantijnen erkennen Karel de Grote onmiddellijk als keizer of imperator. • Pas na een oorlog en na gebiedsverlies erkennen de Byzantijnen Karel als keizer of imperator. • Karel de Grote vindt de titel van keizer niet belangrijk en gebruikt hem niet. • Karel de Grote probeert relaties aan te knopen met de kalief van Bagdad. • De Frankische schrijvers kennen de kalief van Bagdad zeer goed. • De kalief van Bagdad stuurt geschenken naar Karel de Grote. • De Frankische schrijvers maken van Karel de belangrijkste bondgenoot van de kalief. • Buitenlandse vorsten zien Karel als een concurrent of een bondgenoot.
IN
OPDRACHTEN
B Een munt van Karel de Grote (Carolus Imperator)
VA
BRON 16 A Onenigheid met de Byzantijnen
uk
©
Karel de Grote draagt na de keizerskroning de titel ‘Imperator’ of ‘Imperator Augustus’. Als reactie op de keizerskroning van Karel noemt de Byzantijnse keizer zich ‘Imperator van de Romeinen’. Daarmee verwijst hij naar het ganse Romeinse Rijk en zegt hij eigenlijk dat hij boven Karel staat. In 806 komt het tot een oorlog tussen de Byzantijnen en de Franken. Die laatsten veroveren Venetië en delen van het huidige Kroatië. In 812 sluiten Franken en Byzantijnen weer vrede. In het vredesverdrag van Aken aanvaarden de Byzantijnen dat Karel de Grote de titel van ‘Imperator’ voert.
of d
C De olifant Aboel Abbas
st
Bewerking van ‘Frieden von Aachen’ op nl.wikipedia.org
Op de munt staat rechts Imp(erator) Aug(ustus). Op zijn hoofd draagt Karel een lauwerkrans zoals de Romeinse keizers.
In 797 stuurt Karel de Grote de Jood Isaak als gezant naar Aaron (Haroen) al-Rashid, de kalief van Bagdad en de vorst van een groot islamitisch rijk. In 802 is Isaak terug aan het hof van Karel in Aken met geschenken van de kalief waaronder de olifant Aboel Abbas.
fh o
802 Isaac de Jood kwam terug met een olifant (…) gezonden door de koning van de Perzen (…) de naam van de olifant was Aboel Abbas. 810 (…) daar stierf de olifant (…) geschonken door de koning van de Saracenen (…) Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800
pr oe
Zijn relaties met Aaron, koning van de Perzen, die over bijna het volledige oosten regeerde (…) waren zo vriendschappelijk dat deze prins die belangrijker vond dan die met alle andere koningen en heersers (…) Wanneer zij weer vertrokken, stuurde hij zijn eigen ambassadeurs mee, en gaf hij magnifieke geschenken (…) Enkele jaren daarvoor had Karel om een olifant gevraagd en hij stuurde de enige die hij toen had (…) Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
KUNNEN 1 2
36
bronnen indelen, vergelijken en beoordelen historische vragen beantwoorden met behulp van opdrachten
ONDERZOEK De FraNkeN
3 4 5
soorten historische vragen herkennen de betrouwbaarheid van een bron inschatten historische beeldvorming onderzoeken
B3
Het begin van een nieuwe samenleving?
OUDE NABIJE OOSTEN
uk
Germaanse koninkrijken komen vanaf de 5e eeuw in de plaats van het West-Romeinse Rijk. De Germanen hebben andere gewoonten en gebruiken dan de Romeinen. Sommige daarvan zie je nog in de middeleeuwse leefgewoonten: de Germanen volgen bijvoorbeeld de Romeinse mode niet. Mannen dragen een broek en vrouwen dragen een rok. Als veetelers eten zij graag vlees en zuivelproducten. De Germanen gebruiken geen schrift bij de rechtspraak en het bestuur. Alles wordt mondeling geregeld. Ook in de middeleeuwen gebeurt veel mondeling in de rechtspraak en het bestuur. In Noordwest-Europa spreken de meeste mensen een Germaanse taal.
IN 4 19 ±
±
17
50
50 14 ±
9
5
N HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
zijn tijdens het verval van het West-Romeinse Rijk verloren gegaan. Oorlog, plundering, verwaarlozing ... spelen daarin een belangrijke rol. In Zuidwest-Europa spreken de meeste mensen in de middeleeuwen Romaanse talen. Die zijn ontstaan uit het Latijn.
fh o
of d
BRON 1-2-5
pr oe
±
MIDDELEEUWEN
st
1
De Germaanse en de Romeinse bijdrage
0
0
KLASSIEKE OUDHEID
©
PREHISTORIE
0
VA ±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
Het verdwijnen van het WestRomeinse Rijk beïnvloedt de cultuur en de gewoonten van de mensen. De Germaanse invallers brengen andere gebruiken met zich mee. Uit de versmelting van Romeinse, Germaanse en christelijke gebruiken ontstaat een nieuwe samenleving. Over welke gebruiken gaat het? Wat is de rol van de christelijke Kerk in de versmelting? Welke van die veranderingen duren tot vandaag?
Daarnaast blijven toch veel Romeinse gebruiken in de middeleeuwen bestaan. Belangrijke besluiten en wetten worden bijvoorbeeld net zoals in de klassieke oudheid opgeschreven. De druiventeelt verdwijnt niet. Wijn is de populairste middeleeuwse drank. De middeleeuwers blijven Romeinse technieken toepassen om te bouwen en kunstvoorwerpen te vervaardigen. Middeleeuwse geleerden bestuderen teksten uit de klassieke oudheid. Ze bewonderen hun voorgangers uit Rome en Hellas. Ze beschikken slechts over een gedeelte van de werken van de geleerden uit de klassieke oudheid. Veel geschriften
2
De Kerk verenigt Germaanse en Romeinse gebruiken
BRON 3 - 4 - 6 Het christendom vermengt zich in West-Europa met Romeinse en Germaanse gebruiken. De christelijke Kerk neemt vanaf de 4e eeuw veel over van de Romeinse staat: de grenzen van de bisdommen vallen oorspronkelijk samen met de grenzen van Romeinse provincies of ‘civitates’. De christelijke Kerk blijft in West-Europa het Latijn gebruiken. De paus noemt zich ‘pontifex maximus’, zoals de vroegere Romeinse hogepriester. Om de Germanen te kunnen bekeren neemt de Kerk verschillende Germaanse gebruiken over. Sommige Germaanse feesten krijgen zo een christelijk kleedje. Het joelfeest op het einde van elk jaar wordt bijvoorbeeld gelijkgeschakeld met het kerstfeest. Van ‘heidense’ tempels maken de christenen kerken. De nieuwe West-Europese samenleving ontstaat dus uit het samensmelten van Germaanse, Romeinse en christelijke gewoonten en gebruiken. Dat proces start al op het einde van de klassieke oudheid.
B De vrOege mIDDeleeUweN (500-900)
37
N
BRON 5 Tot vandaag zijn de taalverhoudingen in België een gevolg van de Germaanse invallen. België ligt op de grens van het Germaanse en het Romaanse taalgebied. Het Nederlands en het Duits behoren tot de eerste groep. Het Frans maakt deel uit van de tweede groep. Een taalgrens snijdt België in drie stukken. Vroeger dacht men dat het Germaanse taalgebied samenviel met het gebied dat door Germaanse stammen bezet werd. De realiteit is heel wat ingewikkelder. De Germanen zijn Gallië heel diep
binnengedrongen, maar niet alle Gallo-Romeinen zijn weggetrokken. Soms nemen zij de taal van de invallers over. Soms nemen de Germaanse invallers de taal van de overwonnen Gallo-Romeinen over. Tussen een duidelijk Germaanstalig gebied en een duidelijk Romaanstalig gebied ontstaat een gebied met taaleilanden. In een Germaanstalig gebied ligt bijvoorbeeld een regio waar Romaans gesproken wordt en omgekeerd. Die taaleilanden verdwijnen geleidelijk en het ‘gemengde’ gebied verkleint tot een smalle regio. In 1962 legt België de grens tussen de taalgebieden vast: de taalgrens. Die vormt vandaag de grens tussen Vlaanderen en Wallonië.
IN
3
De taalgrens is een restant van de Germaanse invallen
RANDINFO
Nederlands
Engels
Duits
VA
De Germaanse goden en de weekdagen Betekenis
Monday
Montag
Dag van de maangod
Dinsdag
Tuesday
Dienstag
Tiusdag, van de oorlogsgod Tiwaz, Tius of Tyr
Woensdag
Wednesday
Mittwoch
Wodansdag, van de oppergod Wodan
Donderdag
Thursday
Vrijdag
Friday
Zaterdag
Saturday
uk
©
Maandag
Donnerstag
st
Freitag
of d
Samstag
Sunday
Sonntag
Freyadag, van Freya, de godin van liefde, huwelijk en gezin
Saturni dies, dag van Saturnus (overgenomen van de Romeinen) Dag van de zonnegod
pr oe
fh o
Zondag
Donarsdag, van de dondergod Donar of Thor
38
KENNEN
KUNNEN
1 de drie samenlevingen die met elkaar versmelten opnoemen 2 van elke samenleving een voorbeeld geven dat je in de middeleeuwse cultuur terugvindt 3 het ontstaan van de taalgrens uitleggen 4 vier voorbeelden geven van continuïteit tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen 5 twee voorbeelden geven van continuïteit tussen de vroege middeleeuwen en de hedendaagse tijd
1 met behulp van een kaart drie Germaanse en drie Romaanse talen geven 2 de verschuiving van de taalgrens met behulp van een historische kaart uitleggen 3 op een foto of tekening een overeenkomst tussen een Romeins en een middeleeuws bouwwerk aanduiden
B3 Het begin van een nieuwe samenleving?
BRON 1 De biograaf van Karel de Grote aan het woord
BRON 2 De Europese talen in de middeleeuwen
De Frankische keizer Karel de Grote (768-814) regeert over een groot deel van West-Europa. Zijn biograaf Einhard vertelt het volgende:
N
IN
‘Toen hij bij het aannemen van de keizerstitel bemerkte dat de wetten van zijn volk [de Franken] erg gebrekkig waren, wilde hij de ontbrekende stukken erin aanvullen, tegenstrijdigheden opheffen en verkeerde of slecht geformuleerde passages verbeteren. Maar daar kwam niets van. Slechts een paar bepalingen werden uitgevoerd. Wel liet hij de wetten van alle door hem geregeerde volkeren verzamelen en optekenen.’
©
pr oe
fh o
of d
BRON 3 De abdijpoort van Lorsch
st
• Geef één gebrek van de Frankische wetten. • Welke verandering van Karel de Grote wordt echt doorgevoerd?
• Duid de omgeving van onze gewesten op de kaart aan. • Geef drie talen die tot de Romaanse groep behoren. • Tot welke taalgroep behoort het Nederlands?
uk
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome.
VA
Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
• Geef twee kenmerken van de klassieke stijl die je in het gebouw ziet.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
39
BRON 5
De evolutie van de taalgrens in het westen van Vlaanderen
VA
N
IN
BRON 4 Paus Gregorius de Grote (590604) op een ivoren boekomslag
uk
• Geef twee Romeinse kenmerken die je ziet in de boekomslag.
©
• In welke richting schuift de taalgrens op? • Hoe heet Calais in het Nederlands? • Tot wanneer spreken de mensen in St.-Omaars Nederlands? Zoek op hoe de stad vandaag heet.
pr oe
fh o
of d
st
BRON 6 De dood van een missionaris: tekening uit een boek over de heilige Bonifatius, ca. 875
De Angelsaks Bonifatius of Winfrid (680-754) predikt het christendom in het Duitse Rijk. Hij vernielt heidense symbolen. De priester wordt een belangrijke raadgever van de Frankische koningen en schopt het tot bisschop van Mainz. Bij een nieuwe poging om alle Friezen te bekeren wordt hij vermoord. Links zie je Bonifatius iemand dopen. Rechts wordt hij vermoord.
• Hoe worden bekeerlingen aanvankelijk gedoopt? • Wat probeert Bonifatius als schild te gebruiken tegen zijn belagers? • Zoek in bron 2 waar Fries wordt gesproken. In welk hedendaags land bevindt dat taalgebied zich?
40
B3 Het begin van een nieuwe samenleving?
IN
Je weet al dat het Romeinse Rijk in 395 gesplitst wordt in een westelijk en een oostelijk deel. De Germanen lopen in de 5e eeuw het West-Romeinse Rijk onder de voet. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk houdt nog meer dan 1 000 jaar stand. Hoe valt dat succes van dat rijk te verklaren? Welke contacten blijven er bestaan met West-Europa?
53
14
val van Constantinopel
keizers. Zo sluit keizer Zeno (reg. 474-491) een overeenkomst met de Ostrogoot Theoderik. Hij geeft Theoderik de toestemming om Italië binnen te vallen waardoor de plunderende Ostrogoten geen bedreiging meer vormen voor het oosten. Verder kent het Oost-Romeinse Rijk niet dezelfde economische en demografische achteruitgang als het West-Romeinse Rijk aan het einde van de klassieke oudheid.
st
Constantijn bouwt een nieuwe hoofdstad
©
JUSTINIANUS 527-565
uk
CONSTANTIJN 307-337
1
VA
±
±
50
30
0
0
N
B4
Het Romeinse Rijk houdt stand in het oosten
De Romeinse keizer Constantijn (reg. 306-337) kiest de Griekse stad Byzantium als zijn nieuwe hoofdstad. Byzantium krijgt een nieuwe naam: Constantinopel of ‘stad van Constantijn’.
of d
BRON 1
pr oe
fh o
De keizer heeft een aantal redenen om een nieuwe hoofdstad te stichten. Ten eerste is het oostelijke gedeelte van zijn rijk dichtbevolkt en welvarend. Daarnaast rekruteert hij zijn soldaten vooral in Klein-Azië. Ten derde kan hij vanuit Constantinopel gemakkelijker de bedreigde Donaugrens beschermen en aanvallen vanuit het rijk van de Perzische Sassanieden afweren. Ten slotte ligt Constantinopel op een schiereiland met gemakkelijk te verdedigen havens. Van daaruit kunnen de Romeinen zonder problemen de handel met de gebieden rond de Zwarte Zee controleren.
In 330 huldigt de keizer zijn nieuwe hoofdstad in. Opeenvolgende keizers bouwen in de 5e eeuw de stad verder uit en beveiligen die met nieuwe vestingmuren. De bevolking groeit sterk aan. Onder de regering van keizer Justinianus (reg. 527-565) telt ‘het nieuwe Rome’ al een half miljoen inwoners. Het Oost-Romeinse Rijk overleeft de volksverhuizingen van de 5e eeuw dankzij de strategische ligging van Constantinopel en de behendige diplomatie van de
2
Justinianus legt het Romeinse recht vast
rekruteren: in dienst nemen van bv. soldaten demografie: wetenschap die de ontwikkeling van de bevolkings cijfers en de samenstelling van de bevolking bestudeert
BRON 2 Constantinopel is een Griekse stad. De Griekse cultuur overheerst het Oost-Romeinse Rijk. In de 6e eeuw spreekt de bevolking nog wel Latijn in Illyrië aan de Adriatische Zee. Uit die streek komt keizer Justinianus. Hij laat het Romeinse recht tussen 528 en 534 officieel vastleggen in een boek of ‘codex’. De verzameling van dat Romeinse recht heet het ‘Corpus Iuris Civilis’, de ‘verzameling’ van het burgerlijk recht. Het bestaat uit leerboeken voor studenten, een overzicht van de keizerlijke wetten en opinies van Romeinse rechtsgeleerden over allerlei mogelijke problemen. Die teksten zijn in het Latijn geschreven. De nieuwe wetten die de keizer later uitvaardigt, de zogenaamde ‘Novellae’, moet hij grotendeels in het Grieks laten schrijven. De inwoners van zijn rijk kennen immers meestal geen Latijn meer. Vanaf de 7e eeuw spreken we dan ook van een
B De vroege middeleeuwen (500-900)
41
3
De hereniging van het Romeinse Rijk mislukt
Justinianus droomt van het herstel van het oude Romeinse Rijk. Twee veldheren, Belisarius en Narses, veroveren voor hem Noord-Afrika, Italië en het zuiden van Spanje op Germaanse volkeren. De meeste van die veroveringen gaan al kort na de dood van Justinianus verloren.
RANDINFO
BRON 3 - 4 -5
uk
©
De keizer is in principe almachtig. Hij vertegenwoordigt de staatsmacht, is een militair leider en het hoofd van de Kerk. Toch is die absolute macht vaak onvoldoende, want van de ruim 100 keizers worden er 65 vermoord, verminkt, gevangengenomen of opgesloten in een klooster.
IN
In de tweede helft van de 11e eeuw bestuderen taalkundigen en rechtsgeleerden in West-Europa de codex. In de volgende eeuwen dringt het Romeinse recht door in West-Europa. De Universiteit van Bologna wordt bekend voor de studie van het Romeinse recht. Een belangrijk element daarbij is dat het Romeinse recht de nadruk legt op de absolute macht van de keizer. Vele westerse vorsten gebruiken vanaf de 13e eeuw die redenering om de uitbreiding van hun macht te rechtvaardigen.
Het Byzantijnse Rijk houdt stand tot 1453. In dat jaar veroveren de Ottomaanse Turken Constantinopel, dat ze uiteindelijk Istanbul zullen noemen. Tot na de Eerste Wereldoorlog blijven vele Grieken in Constantinopel wonen. Een oorlog tussen Griekenland en Turkije na de Eerste Wereldoorlog zorgt ervoor dat de meeste Grieken Turkije verlaten. Omgekeerd trekken veel Turken uit Griekenland weg. De patriarch of aartsbisschop van de oostelijke christelijke Kerk verblijft nog altijd in Istanbul.
N
Grieks-Byzantijns Rijk.
VA
Byzantijnse Rijk: de begrippen ‘Byzantijnse Rijk’ en ‘Oost-Romeinse Rijk’ worden dooreen gebruikt. Pas na de val van het rijk zal men spreken van het Byzantijnse Rijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen het Romeinse Rijk van de klassieke oudheid en het Byzantijnse Rijk daarna. De Byzantijnen blijven zichzelf ‘Romaioi’ of ‘Romeinen’ noemen.
Keizer Constantijn, de stichter van Constantinopel (Musei Capitolini, Rome)
pr oe
fh o
of d
st
De Byzantijnse kunst beklemtoont vaak de almacht van de keizer, zoals blijkt uit de mozaïeken van Ravenna. In Constantinopel laten de keizers grootse paleizen en kerken oprichten. Zo laat Justinianus een nieuwe kerk bouwen: de Hagia Sophia (Kerk van de Heilige Wijsheid).
42
KENNEN
KUNNEN
1 het begrip ‘millennium’ uitleggen 2 drie redenen geven waarom Constantijn zijn hoofdstad naar Byzantium verhuist 3 uitleggen waarom het Oost-Romeinse Rijk de volksverhuizingen overleeft 4 drie belangrijke verwezenlijkingen van Justinianus uitleggen 5 het belang van de Oost-Romeinse opvatting over de macht van de vorst verklaren
1 verschillende bronnen met elkaar vergelijken 2 gegevens uit een kaart afleiden
B4 Het Romeinse Rijk houdt stand in het oosten
BRON 2 Het Romeinse recht in een leerboek voor studenten
BRON 1 A Constantinopel verdedigd
muren van antiek Byzantium
VA
Justinianus legt uit wat hij al gedaan heeft. De ‘Digesten’ zijn een verzameling van teksten van Romeinse rechtsgeleerden en zijn een onderdeel van de ‘Codex Justinianus’.
• Geef twee doelen die Justinianus hier vermeldt. • Justinianus beschouwt zich als een echte Romein. Toon aan met één voorbeeld uit de bron. • Wat is het doel van de ‘Codex Justinianus’ volgens de keizer?
fh o
of d
st
B De muren van Theodosius
Vrij vertaald uit: Voorwoord van keizer Justinianus bij de Digesten, december 530
uk
• Verklaar met gegevens die je kunt afleiden uit de lestekst en de kaart waarom Constantijn zijn hoofdstad naar Byzantium verplaatst.
©
Onder keizer Theodosius II (reg. 408-450) begint men in 413 met de bouw van nieuwe stadsmuren. Daardoor verdubbelt de oppervlakte van de stad. Die muren houden een millennium lang stand.
N
IN
Hagia Sophia
‘(…) in alles wat er bestaat, kan er niets gevonden worden dat meer aandacht verdient dan het gezag van de wetgeving. Die wetgeving regelt op een goede manier alle zaken, of het nu over goddelijke of menselijke zaken gaat. Die wetten verdrijven alle onrecht. We hebben ondervonden dat de hele wetgeving, die tot ons is gekomen vanaf de stichting van de stad Rome en de tijd van Romulus, enorm verwarrend is. Dat komt omdat die wetgeving tot in het oneindige was uitgebreid. Het is onmogelijk voor een mens om dat allemaal te kennen. Dat bracht ons ertoe om te beginnen met het onderzoek van welke wetten er werden uitgevaardigd door vroegere (…) keizers, om hun wetteksten te corrigeren en ze samen te brengen in een duidelijke volgorde. (…) Wanneer al het overbodige, de herhalingen en de tegenstrijdigheden zijn verwijderd, kunnen de wetteksten alle mensen helpen om hun ware betekenis te begrijpen.’
pr oe
BRON 3 Mozaïek van keizer Justinianus met gevolg, afgewerkt in 547, in de kerk van San Vitale in Ravenna, Italië Ravenna is lange tijd een van de Italiaanse steden onder Byzantijnse controle. Belisarius verovert de stad in 540. Pas in de 8e eeuw moeten de Byzantijnen de stad prijsgeven aan de Longobarden. In en rond Ravenna getuigen gebouwen en kunstwerken van dat verleden. • Keizer Justinianus is te herkennen aan zijn purperen mantel en aan een aureool. Waarvoor staat een aureool symbool? Wat besluit je daaruit over de Byzantijnse opvattingen over de keizerlijke macht?
B De vroege middeleeuwen (500-900)
43
N
IN
BRON 4 De veroveringen van Justinianus
©
VA
• Geef drie gebieden die Justinianus verovert. • Vergelijk met een kaart van het Romeinse Rijk in de 2e eeuw. Wat stel je vast?
pr oe
fh o
of d
st
uk
BRON 5 De Hagia Sophia
44
B4 Het Romeinse Rijk houdt stand in het oosten
In 532 wordt de Hagia Sophia, de Kerk van de Heilige Wijsheid in Constantinopel, volledig verwoest. Keizer Justinianus laat de kerk heropbouwen. Bij de inwijding in 537 roept de keizer: ‘Ere zij God, die ons waardig heeft bevonden om dit werk uit te voeren. Ik heb je verslagen, Salomo!’ De hoofdkoepel van de kerk is 56 m hoog en heeft een diameter van 31 m. De zijwaartse druk van de hoofdkoepel wordt opgevangen door halfkoepels, tongewelven, zware muren en steunpilaren. • Wat bedoelt Justinianus met de uitspraak: ‘Ik heb je verslagen, Salomo’? Zoek het op in een naslagwerk. • In 1453 veroveren de Turken Constantinopel. De Hagia Sophia wordt een moskee. Dat blijkt uit een aantal verbouwingen en versieringen. Zoek twee voorbeelden op de foto’s.
Onderzoek: de Vikingen
uk
50 10 ±
©
±
80
0
VA
N
IN
De Vikingen zijn onze geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars. Dat beeld is slechts een stukje van het hele verhaal. De Scandinavische landen zijn vandaag juist heel trots op hun Vikingverleden. Daar kun je prachtige musea bezoeken over de Vikingen. Wie zijn de Vikingen? Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? Wat leert verder onderzoek ons?
OPDRACHTEN
st
1 Wat weet je al, of wat denk je te weten over de Vikingen? Vanwaar heb je die informatie? Bespreek klassikaal en vergelijk het beeld dat jullie hebben met de inhoud van dit onderzoek.
continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee maritieme ruimte: aan of op zee
of d
2 Bestudeer de kaart in bron 1. • Welke hedendaagse landen zijn belangrijke Vikinggebieden in de 8e en 9e eeuw? • In welke gebieden zijn er Vikingen in de 10e en 11e eeuw? Vat kort samen. • Leven de Vikingen in een maritieme of continentale ruimte? Leg uit.
fh o
3 Bestudeer bron 2A en bron 2B. • Beide bronnen zijn een bewerkte bron. Juist of fout? Leg uit. • Waarom is het langschip heel geschikt om nieuwe gebieden te verkennen? • Welke voordelen biedt het langschip nog als je oorlog wilt voeren? • Waarom versieren de Vikingen de langschepen met slangenkoppen of draken, denk je?
pr oe
4 Lees bron 3A en bron 3B. • Waar ligt Lindisfarne? • Waarom zijn afgelegen kloosters en abdijen dikwijls het doelwit van de Vikingen, denk je? • Wat willen de Vikingen vooral buitmaken? • Hoe worden de invallers in beide bronnen genoemd? • Vanuit welk standpunt zijn de twee bronnen geschreven? • Bevestigen de bronnen elkaar inhoudelijk? Welke bron gebruikt de scherpste bewoording? Heb je daar een mogelijke verklaring voor? • De Vikingen hebben zelf nauwelijks schriftelijke bronnen nagelaten. Welk gevolg heeft dat voor het historisch onderzoek?
B De vroege middeleeuwen (500-900)
45
IN
6 Bestudeer bron 5A en bron 5B. • Zijn dat primaire of secundaire bronnen? Leg uit. • Door wie worden de voorwerpen gemaakt? • Hoe en waar worden ze gevonden? • Niet alle Vikingen zijn krijgers. Welke andere beroepen kun je uit de bronnen afleiden? • Geven deze archeologische vondsten een positief beeld van de Vikingen? Geef twee argumenten. • Misschien is de handelaar uit bron 5B ook een krijger. Waarom?
N
stereotypering: historische redeneerwijze; bepaalde kenmerken worden veralgemeend en die stereotiepe beelden worden door veel mensen gebruikt. Geschiedkundigen moeten hier aandacht voor hebben, want veralgemeningen zijn nooit helemaal juist
5 Bestudeer bron 4A en bron 4B. • Uit welke tijd komen de bronnen? • Welke functie heeft de tekening? • Hoe worden de Vikingen uitgebeeld? • Welk detail klopt er niet op de tekening? • In welke context is de bron ontstaan of met andere woorden: wat is het doel en het doelpubliek van de tekening? • Waarom is het dus niet onlogisch dat in dit boek de Vikingen op die manier worden afgebeeld? • Heeft de standplaatsgebondenheid van de auteur invloed op de historische beeldvorming?
7 Bestudeer bron 6 en bron 7. • Is de reconstructietekening een historische bron of een historisch werk? Leg uit. • Welke wapens herken je op de tekening? • Meer dan een eeuw lang is men ervan uitgegaan dat het graf van een man is. Hoe komt dat? • Welk stereotiep beeld over de Vikingen wordt door het DNA-onderzoek tegengesproken?
VA
reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld
©
8 De les geeft geen volledig overzicht van onze hedendaagse kennis over de Vikingen. Noteer twee historische vragen die onbeantwoord bleven.
st
uk
9 Kijk naar de historische vragen van deze les. Welke soort historische vragen heb je onderzocht? Kies uit: • historische vraag over het verleden, • historische vraag over de relatie heden-verleden, • historische vraag over de totstandkoming van historische kennis, • historische vraag over historische beeldvorming.
of d
10 Kijk nu terug naar je antwoorden op de vraag bij de eerste opdracht. Is het beeld dat je had een voorbeeld van stereotypering? Leg uit.
pr oe
fh o
BRON 1 Aanwezigheid van de Vikingen in de 8e-11e eeuw
46
ONDERZOEK DE VIKINGEN
De Vikingen komen uit Scandinavië, uit de landen die we vandaag Noorwegen, Zweden en Denemarken noemen. Tussen 800 en 1050 kennen ze een periode van grote bloei. De Vikingen bouwen snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze heel Europa afreizen en zelfs verder. Ze verkennen, plunderen en veroveren grondgebied. Rond het jaar 1000 bereikt Leif Eriksson Amerika.
BRON 2 A Restanten van Skuldelev 2
N
IN
Skuldelev 2 is een van de vijf Skuldelevschepen die in 1962 worden opgegraven in de baai van Roskilde. De Skuldelevschepen worden daar rond het jaar 1070 tot zinken gebracht om de kust te verdedigen tegen invallen vanuit zee. Skuldelev 2 is een eiken langschip: een oorlogsschip van 30 m lang en 3,8 m breed, met een diepgang van slechts 1 m. Het schip bood plaats aan een grote bemanning van ongeveer 65 personen, waaronder 60 roeiers. Dankzij het grote zeil van ca. 112 m² kon het topsnelheden behalen van 20 knopen (36 km/u). Een langschip werd dikwijls versierd met een slangenkop of een draak. Daarom wordt het ook drakar genoemd.
VA
B Reconstructie van het schip
BRON 3 A
of d
st
uk
©
De restanten van de Skuldelevschepen staan tentoongesteld in het Vikingschipmuseum in Roskilde in Denemarken. Het hout kreeg een speciale behandeling zodat het goed zou bewaren en werd op een metalen skelet gemonteerd. Tussen 2000 en 2004 bouwt het Vikingschipmuseum een reconstructie van het schip.
B 793 n.C. (…) veroorzaakten de aangrijpende aanvallen van heidense mannen een betreurenswaardige ravage in de kerk van God op het Heilige Eiland, door verkrachting en slachting.
Geschreven door Alcuinus van York
Uit: De Angelsaksische kroniek in de 9e eeuw
Alcuinus van York, leraar aan het hof van Karel de Grote, schrijft in 793 over de aanval op het klooster van Lindisfarne, een eilandje voor de kust van NoordoostEngeland. Het tijdperk van de Vikingen start in veel geschiedenisboeken met die plundering. In de daaropvolgende eeuwen zullen de Vikingen nog honderden andere plaatsen aanvallen en plunderen, zelfs grote steden zoals Parijs, Aken en Constantinopel. De Vikingen willen vooral zilver en slaven buitmaken.
Oorspronkelijk samengesteld op bevel van de Angelsaksische koning Alfred de Grote, in ongeveer 890. en aangevuld door generaties anonieme schrijvers tot in het midden van de 12e eeuw. Alfred de Grote staat bekend voor de verdediging van Zuid-Engeland tegen de invallen van de Vikingen.
pr oe
fh o
Nooit eerder heeft zich zo’n verschrikking voorgedaan in Brittannië als we nu hebben ondergaan van een heidens ras, en niemand hield voor mogelijk dat zo’n inval vanaf zee gedaan kon worden.
B De vroege middeleeuwen (500-900)
47
B
uk
©
VA
N
IN
BRON 4 A
st
Vikinghelm tentoongesteld in het Museum voor culturele geschiedenis van de Universiteit van Oslo.
pr oe
fh o
BRON 5 A
of d
‘Les barques des Normands’, getekend door Alphonse de Neuville en gepubliceerd in ‘l’Histoire de France’ geschreven in 1872 door François Guizot, een Franse historicus en politicus. De tekening illustreert de belegeringen van Parijs door ‘de Noormannen’ in 845 en in 885. De Vikinghelm met hoornen en/of vleugels is een verzinsel, dat stamt uit de 19e eeuw.
48
ONDERZOEK DE VIKINGEN
Dierenkoppijler, houtsnijwerk, versierd met zilveren spijkers, uit het begin van de 9e eeuw, ca. 50 cm hoog, Museum voor Culturele Geschiedenis van de Universiteit, Oslo Dit is een van de opmerkelijke archeologische vondsten uit het Osebergschip dat in 1904 in een grote grafheuvel in de provincie Vestfold (Noorwegen) wordt gevonden. In het scheepsgraf worden in 834 twee vrouwen begraven. Het groot aantal grafgiften wijst erop dat het belangrijke personen zijn. Het graf bevat unieke vondsten zoals een volledige houten kar, kledingstukken en vijf prachtige dierenkoppijlers .
scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde grafgift: voorwerp dat men aan de overledene meegeeft in het graf
B Bronzen weegschaal met zeven versierde loden gewichten, in het ‘National Museum of Antiquities’ in Schotland. De weegschaal is gevonden in een scheepsgraf, ontdekt in 1882 in Kiloran Bay, in Schotland. Het Vikinggraf dateert van ca. 900. De man werd op zijn zijde begraven met de weegschaal tussen zijn hoofd en zijn knieën. Vlakbij liggen ook wapens en gereedschappen.
VA
N
IN
In totaal zijn er zo al tientallen weegschalen gevonden. De Vikingen gebruiken ze om zilver en soms goud te wegen en zo de waarde ervan te bepalen. De archeologische vondsten tonen aan dat de Vikingen erg succesvolle handelaars zijn met contacten tot in Constantinopel, Arabië en Rusland.
BRON 6
Dit is een reconstructietekening door Neil Price, een Britse archeoloog en professor aan de universiteit van Uppsala in Zweden.
pr oe
fh o
of d
st
uk
©
Dit graf van een Vikingstrijder wordt in 1878 gevonden in Birka, in de buurt van Stockholm. Het bevat wapens, twee geofferde paarden en een bordspel om strijdtactieken te leren. In 2017 bewijst botonderzoek dat dit het lichaam van een vrouw is, een Vikingstrijdster dus.
BRON 7
Het internationale team met wetenschappers uit 14 landen bracht met de nieuwste technieken het volledige genoom – het geheel aan genetische informatie – in kaart van 442 skeletten uit Vikinggraven. (...) ‘We hebben ontdekt dat de Vikingen wat hun genetische afkomst betreft, niet uitsluitend Scandinaviërs waren, aangezien we genetische invloeden in hun DNA hebben gevonden vanuit Zuid-Europa en Azië die nog nooit eerder overwogen waren’, zei eerste medeauteur professor Maartin Sikora van de Københavns Universitet. (...) Ons onderzoek haalt zelfs het moderne beeld onderuit van de Viking met blond haar, aangezien veel Vikingen bruin haar hadden en beïnvloed waren door de genetische instroom van buiten Scandinavië.’ Uit: Luc De Roy, ‘Vikingen waren niet allemaal Scandinaviërs blijkt uit grootste DNA-onderzoek op skeletten ooit’, vrt nieuws, 20 september 2020
B De vroege middeleeuwen (500-900)
49
RANDINFO
VA
Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten. Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar bevat zeker de naam Halfdan.
KUNNEN
©
KENNEN
1 verschillende soorten bronnen onderscheiden 2 de functie, het doelpubliek en de betrouwbaarheid van een bron beoordelen 3 de beperkingen van bronnen en de gevolgen daarvan op historische beeldvorming aantonen 4 de presentatie van een bron evalueren 5 informatie uit bronnen afleiden 6 een bron in zijn context plaatsen om die bron beter te begrijpen 7 bronnen vergelijken 8 de invloed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming analyseren met behulp van opdrachten 9 verschillende soorten historische vragen onderscheiden 10 de betekenis van stereotypering uitleggen met het voorbeeld van ons beeld van de Vikingen
pr oe
fh o
of d
st
uk
1 de begrippen ‘maritieme ruimte’, ‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen 2 de begrippen ‘getuigenis’, ‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’, ‘grafgift’, ‘stereotiep’ en ‘stereotypering’ uitleggen 3 de Vikingen in de ruimte en de tijd situeren 4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven 5 twee redenen geven waarom de Vikingen onze geschiedenis ingingen als woeste plunderaars 6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen.
50
ONDERZOEK DE VIKINGEN
N
Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop van de 9e eeuw ook ver door naar het oosten. Ze stichten er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen Roes, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland. De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.
IN
Het Frankische rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië.
B
OVERZICHT
De vroege middeleeuwen (500-900)
IN
DE ONDERGANG VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK (5E EEUW)
N
Oorzaken: • invallen van ‘barbaren’ • opstandige legioenen • daling bevolking
VA
Volksverhuizingen (grote rol van de Hunnen)
Germanen (o.a. de Franken)
0 0 10
0
9
st
4
75
1
80
HET FRANKISCHE RIJK (5E–9E EEUW)
0
uk
©
Germaanse koninkrijken
DE FRANKEN
KAROLINGERS
of d
MEROVINGERS
• Bondgenootschap met de paus en de christelijke Kerk Chlodovech
doop
fh o
• Merovingers • Karolingers
Karel de Grote
pr oe
Cultureel
Heropleving onder Karolingers abdijen regel van Benedictus
800: keizer
Sociaal
grootgrondbezitters kleine boeren tenurehouders op een domein ambachtslieden en handelaars
Economisch
Politiek
Landbouw en grondbezit zeer belangrijk grote domeinen tussen Loire en Rijn streven naar zelfvoorzienende en gesloten economie Friese handelaars
Koning heeft veel macht Rijk verdeeld in gouwen ambtenaren: graven, hertogen
OVERZICHT B De vrOege mIDDeleeUweN (500-900)
51
B
OVERZICHT
OOST-FRANCIË Lodewijk de Duitser
• West-Francië
Frankrijk
• Midden-Francië
valt verder uit elkaar
• Oost-Francië
Duitsland
N
Noordzee
IN
HET VERDRAG VAN VERDUN (843)
VA
• 9e eeuw: groeiende macht voor graven en hertogen WEST-FRANCIË Karel de Kale MIDDEN-FRANCIË Keizer Lotharius
©
INVALLEN VAN DE VIKINGEN
Rome grenzen Karolingische rijk in 840 verdrag van Verdun (843)
uk
Kerkelijke Staat invallen Vikingen invallen Hongaren invallen islamieten
0
250 km
LATIJN
+
GERMAANS
+
CHRISTENDOM
of d
ROMEINS
st
HET ONTSTAAN VAN EEN NIEUWE SAMENLEVING IN WEST-EUROPA
=
taal christelijke kerk
+
wetenschap
+
cultuur
fh o
HET OOST-ROMEINSE RIJK OF BYZANTIJNSE RIJK
pr oe
Hoofdstad Constantinopel, Grieks dominante taal
EINDE: 1453
52
JUSTINIANUS codex Romeinse recht tijdelijke herovering groot deel Middellandse Zeegebied Byzantijnse keizer veel macht, ook over de Kerk
VEROVERING DOOR DE TURKEN
OVERZICHT B De vroege middeleeuwen (500-900)
Volgens de Belgische grondwet zijn alle Belgen ‘gelijk voor de wet’. In theorie heeft er dus niemand meer rechten dan iemand anders. Tijdens de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd bestaat er echter wél een juridisch verschil tussen de mensen. Afhankelijk van de groep waartoe je behoort, heb je meer of minder rechten. Zo een samenleving heet een standensamenleving. Hoe is die standensamenleving ontstaan? Is iedereen binnen een bepaalde stand gelijk? Is er doorheen de eeuwen een evolutie geweest in de verhouding tussen de standen? Wanneer en waarom is er een einde gekomen aan dat systeem?
±
±
© uk
89
50 17
14
9
±
MIDDELEEUWEN
17
VA 50
0 0
50
0
N
IN
C
De standensamenleving
VROEGMODERNE TIJD
STANDENSAMENLEVING
groepen: de krijgsheren (en hun soldaten) en de horigen. De eerste groep zorgt voor veiligheid. De tweede groep zorgt voor het onderhoud (eten) van de eerste groep.
st
1
Het ontstaan van de standensamenleving (500-1000)
Franse revolutie
pr oe
fh o
of d
BRON 1-2-3 - 4 -5 Zowel bij de Romeinen als bij de Germanen bestaat er geen gelijkheid tussen mensen. Beide samenlevingen hebben slaven en maken bij de ‘vrije mensen’ een onderscheid tussen een elite en gewone mensen. De eeuwen na de val van het West-Romeinse Rijk en de volksverhuizingen blijven roerig: voortdurende invallen en permanente oorlogen maken de samenleving onveilig. Vrije boeren zoeken bescherming bij lokale krijgsheren. Die beschikken over een klein legertje van enkele tientallen krijgers. Zo’n krijgsheer dient vaak een heersende vorst (zie les D5) en staat in voor de veiligheid en het bestuur van een bepaald gebied. De krijgsheer biedt de boeren bescherming in ruil voor gehoorzaamheid en eventuele steun in de strijd. Bovendien worden de boeren vaak verplicht om hun grond aan hun beschermer (de krijgsheer) over te dragen. Die breidt daardoor zijn grondbezit uit en verstevigt daarmee zijn macht. Maar de boeren verliezen op die manier een deel van hun vrijheid. Na verloop van tijd krijgen zij nog meer verplichtingen tegenover de grondbezitter: karweien doen, bepaalde belastingen betalen ... Die afhankelijke boeren krijgen het statuut van horigen: ze ‘horen’ bij hun heer. Zo ontwikkelen er zich ruwweg twee maatschappelijke
Gedurende die periode vindt ook de kerstening van (West-)Europa plaats (zie les D4). Daardoor neemt geleidelijk de macht en de invloed van de geestelijkheid toe. Zij vormen zo een derde groep in de samenleving. Omdat geestelijken geschoold zijn en dus kunnen lezen en schrijven, zijn ze zeer nuttig voor de vorsten. In ruil daarvoor krijgen zij aanzienlijke stukken grond en bepaalde voorrechten. Rond het jaar 1000 is die maatschappelijke indeling ingeburgerd in de West-Europese samenleving. De Kerk stelt de indeling van de maatschappij trouwens voor als de wil van God. De samenleving is als een lichaam waarin elke groep zijn eigen taak heeft. De geestelijkheid of clerus is de eerste stand en staat in voor het zielenheil van de gelovigen. De adel (aanvankelijk de groep van krijgsheren) vormt de tweede stand. Zij moeten de andere standen beschermen. In hoeverre de koning tot die tweede stand behoort of erboven staat, is een onderwerp van discussie. De rest van de bevolking behoort tot de derde stand. Zij moeten de samenleving van voedsel voorzien.
grondwet: (of constitutie) is de basiswet van een land. Daarin staat beschreven wat de rechten en plichten van de burgers, de overheid … zijn en hoe het bestuur van het land is georganiseerd. vrije en onvrije mensen: In de middeleeuwen zoeken weerloze vrije mensen vaak bescherming bij heren of kloosters. Ze verliezen hun onafhankelijkheid en hebben steeds minder rechten. Ze zijn onvrijen of horigen geworden. elite: kleine, besloten groep van vooraanstaande, bevoorrechte mensen kerstening: bekering tot het christendom
C DE STANDENSAMENLEVING
53
Standen vormen geen homogene groepen
N
IN
Aanvankelijk vormen de ridders een afzonderlijke categorie. In oorsprong zijn ze de (meestal) nietadellijke soldaten (ruiters) van een koning of een edelman. De Kerk dringt die brute vechtersbazen langzaamaan een soort ridderideaal op. Ridders moeten hun zwaard in dienst stellen van de Kerk en de zwakkeren in de samenleving. Verhalen zoals die over koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel, versterken dat beeld. Bovendien begint vanaf de 11e eeuw het belang van de ruiterij in de oorlogsvoering toe te nemen, waardoor het aanzien van de ridders stijgt. Steeds meer edelen kiezen daarom voor het ridderschap. Vanaf de 13e eeuw komen de meeste ridders uit de adellijke stand. Ook de toenemende kostprijs van het ridderschap (paard, harnas, ridderslag) maakt dat alleen nog edelen tot die groep kunnen behoren.
3
De opkomst van de steden leidt mee tot nieuwe verhoudingen tussen de standen (1000-1500)
uk
2
zonder grond of rechten. In West-Europa zal die groep in de loop van de tweede helft van de middeleeuwen verdwijnen, deels onder druk van de Kerk. In OostEuropa blijft de lijfeigenschap voortbestaan tot in de 18e eeuw en in Rusland zelfs tot in de 19e eeuw.
VA
huurling: soldaat die enkel tegen betaling vecht en door om het even wie kan ingehuurd worden
Afhankelijk van de stand waartoe men behoort, heeft men bepaalde rechten. Vooral de clerus en de adel, die bijna alle grond in handen hebben, beschikken dus over veel rechten. Zij zijn de bevoorrechte standen. De derde stand heeft voornamelijk plichten. Dat verschil in rechten en plichten is op verschillende manieren merkbaar. Zo wordt bijvoorbeeld elk stand apart en volgens eigen regels berecht, zijn bepaalde functies en ambten voorbehouden aan de hoogste standen ... Dat blijft zo tot aan het einde van de 18e eeuw. Je afkomst (geboorte) bepaalt meestal de stand waartoe je behoort! Omdat geestelijken niet mogen huwen, kan niemand officieel geboren worden binnen de geestelijke stand. De leden van de geestelijkheid komen zowel uit de adel als de derde stand. De afkomst heeft in dat geval vooral een invloed op je positie binnen de geestelijkheid. De standensamenleving is een voorbeeld van een gelaagde samenleving. Zo’n samenleving bestaat uit verschillende groepen of lagen. Tussen de verschillende groepen is er een belangrijk verschil in macht en aanzien.
©
homogeen: gelijksoortig, geen verschil
Ongeveer vanaf de 11e eeuw kent de handel in West-Europa een heropleving. Dat leidt in veel gebieden tot het ontstaan of de heropbloei van steden (zie les D3). De stedelingen doen minder aan landbouw en beginnen zich te onderscheiden van de boerenbevolking. Zij beginnen ook bepaalde rechten te eisen. Geleidelijk krijgen ze onder andere het recht op zelfbestuur én het recht op zelfverdediging. De stedelingen komen daardoor onafhankelijker te staan tegenover de lokale grondbezitter die zijn macht ziet verminderen. De koningen, die een machtsstrijd uitvechten met de adel (de lokale grondbezitters), steunen daarom de opkomst van de steden. De adellijke grondbezitters worden zo tot meer gehoorzaamheid gedwongen. Bovendien zoeken de koningen steeds meer hun medewerkers onder de rijkste (en geschoolde!) stedelingen. Als beloning voor die steun worden sommigen van die stedelingen opgenomen in de adel. Zij worden de ambtsadel genoemd omdat ze hun adeldom aan de uitoefening van een ambt hebben ontleend. De ‘oude’ adel of zwaard- of krijgsadel, wiens aantal flink was uitgedund door de talrijke oorlogen, kijkt vaak neer op die nieuwe edellieden. Vanaf de 14e eeuw verandert bovendien de militaire rol van de adel: vuurwapens en huurlingen maken meer en meer de dienst uit op het slagveld (zie les D5). Daardoor vermindert het belang, en dus ook de invloed, van de adellijke ridders.
of d
st
Ook binnen de verschillende standen ontwikkelen er zich geleidelijk verschillen en ontstaat er een hele rangorde. Zo kan binnen de adel bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt worden tussen de hoge en de lage adel. De hoge adel is doorgaans verwant aan de koning, vervult belangrijke bestuursfuncties en beschikt over de meeste gronden. De lage adel daarentegen zal soms met moeite het hoofd boven water kunnen houden. Dat betekent dat ze onvoldoende middelen hebben om zichzelf een ‘gepaste’ levensstijl te veroorloven.
pr oe
fh o
Binnen de clerus kan eenzelfde onderscheid gemaakt worden. De leden van de hoge clerus vervullen de belangrijkste functies binnen de Kerk en beschikken over de meeste inkomsten. Zij komen hoofdzakelijk uit de (hoge) adel. De lagere geestelijkheid, waaronder de parochiepriesters, bestaat uit heel wat leden van de derde stand. Zij leven vaak op het randje van de armoede. De derde stand staat aanvankelijk gelijk met de boerenbevolking, maar ook daar kunnen verschillende deelgroepen onderscheiden worden. De meeste boeren zijn horigen, maar er blijft ook een groep van vrije boeren bestaan. Een aparte categorie binnen de derde stand wordt gevormd door de lijfeigenen, al is het onderscheid met sommige horigen eerder klein. Terwijl horige boeren nog steeds een stukje grond hebben om zelf te bewerken en nog bepaalde rechten hebben, zijn lijfeigenen eerder een soort van slaven,
54
C De standensamenleving
BRON 6
De stedelijke burgerij wordt de belangrijkste maatschappelijke groep (1500-1800)
IN
N
Rond diezelfde tijd beginnen ook nieuwe ideeën veld te winnen. Ideeën waarbij de gelijkheid der mensen centraal staat. Die ideeën vinden onder andere hun wortels in de wetenschappelijke vooruitgang en in de economische ontwikkelingen die zich tijdens de vroegmoderne tijd voordoen. Naast de handel begint ook de industrie in de 18e eeuw langzaam aan belang te winnen. Het overwicht van de landbouw en dus ook van de grootgrondbezitters neemt daardoor af. Onder andere op die manier komt de standensamenleving steeds meer onder druk te staan. In Frankrijk breekt in 1789 een revolutie uit die nog in datzelfde jaar leidt tot een officiële afschaffing van de standensamenleving. Vanaf dan zijn de mensen gelijk in rechten!
pr oe
fh o
of d
st
uk
BRON 7- 8 Vanaf de 14e-15e eeuw ontstaat er door de ontdekkingsreizen en de kolonisaties een heuse wereldhandel. Sommige burgers worden daardoor heel rijk. In dezelfde periode verliest de adel steeds meer macht aan de koning. Om zich toch te profileren, ontwikkelt zich nog meer dan in de middeleeuwen een echte adellijke levensstijl. Daarmee probeert de adel zich te onderscheiden van de derde stand en in het bijzonder van de rijke burgerij. Die vereiste, adellijke levensstijl, gekenmerkt door grote uiterlijke sier, kost wel veel geld. Gedurende de vroegmoderne tijd nemen de inkomsten uit grondbezit echter af. Dat brengt heel wat edellieden in financiële problemen. Omdat de adel in veel landen vaak neerkijkt op handeldrijven (en dat zelfs kan leiden tot een verlies van de adellijke titel), moeten veel edellieden andere inkomsten zoeken. In dienst treden van de koning en aan zijn hof verblijven biedt een oplossing, maar betekent wel een verlies van onafhankelijkheid.
In de 18e eeuw probeert de adel tot op zekere hoogte een einde te maken aan die instroom. Ondertussen is in veel landen, ondanks die instroom, het aandeel van de adel ten overstaan van de totale bevolking aan het afnemen. Het geboortecijfer binnen de adel ligt namelijk veel lager dan bij de rest van bevolking.
VA
4
daarbij. Burgers verwerven adellijke titels en de adel verwerft de nodige rijkdom. Gedurende de hele vroegmoderne tijd blijft er een voortdurende doorstroming van de toplaag van de derde stand naar de adel plaatsvinden. Tegen de 18e eeuw kan in landen als Frankrijk en Engeland vermoedelijk nog geen 10 % van de adel hun adellijke afstamming terugvoeren tot in de middeleeuwen. Dat wil dus zeggen dat de voorouders van de meeste edellieden uit de 18e eeuw in de middeleeuwen nog niet tot de adel behoren en dus pas later hun adellijke titel verworven hebben door bijvoorbeeld een huwelijk te sluiten of door een adellijke titel aan te kopen.
©
De opkomst van de steden verbetert meestal de positie van de boeren. De steden met hun rechten oefenen aantrekkingskracht uit op veel horigen. Sommigen ontvluchten hun heren om in de stad een nieuw leven op te bouwen als vrij man. Om die plattelandsvlucht tegen te gaan, doen de heren toegevingen. Zo verdwijnt in West-Europa geleidelijk de horigheid. Toch blijft ook in de vroegmoderne tijd de boerenbevolking een zeer heterogene groep. Naast de vrije boeren, met eigen gronden en middelen, zijn veel voormalige horigen nu pachters. Zij ‘huren’ hun grond en vaak ook werktuigen van grootgrondbezitters (adel of clerus) en blijven zo verplichtingen hebben tegenover hun ‘heer’. Een groot deel van de plattelandsbevolking beschikt echter niet over genoeg grond om te overleven (of zelfs over geen grond) en moet daarom werken in loondienst van anderen, bijvoorbeeld als knecht.
De rijke burgerij van haar kant kijkt juist op naar de adel. Ze imiteert de adellijke levensstijl en probeert op alle mogelijke manieren een adellijke titel te verwerven, zelfs door aankoop. Er vinden ook steeds meer huwelijken plaats tussen leden uit de hoge burgerij en de (lagere) adel. Beide partijen winnen
De afschaffing van de standensamenleving leidt echter nog niet automatisch tot echte gelijkheid. Vrouwen krijgen nog lange tijd niet dezelfde rechten als mannen. Verder hebben rijke mannen ook meer kansen dan arme mannen. Bovendien mag de adel eind 18e eeuw in veel gebieden dan wel haar voorrechten verliezen, als groep blijft de adel wel voortbestaan. In zowat alle Europese landen zullen edellieden nog tot in de 20e eeuw een belangrijke rol blijven spelen in de maatschappij (bijvoorbeeld in de politiek). Ook de geestelijkheid blijft tot diep in de 20e eeuw – in sommige landen zelfs tot in de 21e eeuw – een belangrijke positie bekleden.
C DE STANDENSAMENLEVING
55
KUNNEN
1 de begrippen ‘standensamenleving’, ‘horigen’, ‘lijfeigenen’, ‘ridders’, ‘ambtsadel’ en ‘zwaardadel’ uitleggen 2 het ontstaan van de ongelijkheid in de vroegmiddeleeuwse samenleving uitleggen 3 de drie groepen waarin de middeleeuwse samenleving wordt opgedeeld, opnoemen 4 de taak van elk van die groepen geven 5 de belangrijkste verantwoording voor die maatschappelijke indeling noemen 6 uitleggen dat de verschillende standen geen homogene groepen zijn 7 de ontwikkeling van het ridderschap uitleggen 8 uitleggen waarom de opkomst van de steden de traditionele standensamenleving onder druk zet 9 twee redenen opnoemen waarom de koningen de stedelijke burgerij steunen 10 het verdwijnen van de horigheid uitleggen 11 twee redenen opnoemen waardoor de positie van de oude adel aan het begin van de vroegmoderne tijd nog meer onder druk komt te staan 12 de verhouding tussen de rijke burgers en de adel in de vroegmoderne tijd beschrijven 13 drie redenen geven waarom de standensamenleving aan het einde van de 18e eeuw steeds meer onder druk komt te staan 14 uitleggen waarom de afschaffing van de standensamenleving niet automatisch tot echte gelijkheid leidt
1 de sociale verhoudingen in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd met die van de hedendaagse tijd vergelijken 2 gelijkenissen en verschillen betreffende de sociale verhoudingen tussen verschillende tijdperken vaststellen 3 over gelijkheid en ongelijkheid reflecteren 4 het ontstaan, de ontwikkeling en het verdwijnen van de standensamenleving op een heldere manier weergeven 5 gevraagde informatie uit verschillende soorten bronnen halen 6 bronnen met elkaar vergelijken 7 over bronnen redeneren
st
uk
©
VA
N
IN
KENNEN
BRON 1 A Een middeleeuwse visie op de samenleving
of d
(…) de gemeenschap van gelovigen vormt slechts één lichaam; maar (…) de staat omvat er drie, omdat de andere wet, de menselijke wet, twee andere groepen onderscheidt: edelen en onvrijen (…) Zij [de edelen] vormen de orde [stand] van de krijgers en ze beschermen de Kerk: ze zijn de verdedigers van de massa van het volk, (…), en tegelijkertijd zorgen ze voor het heil van allen en van henzelf.
fh o
De andere groep is die van de onvrijen: dat is een ongelukkig mensenras en dat niets bezit en zich overal voor moet afbeulen. Rijkdom, kleding, voedsel, alles wordt verzorgd door de onvrijen, zodat geen enkele vrije man zonder hun hulp kan leven. (…)
pr oe
Dus het huis van God, dat zichzelf presenteert als één lichaam, is in werkelijkheid verdeeld in drie orden [standen]: de ene bidt [de geestelijkheid], de andere strijdt [de adel], de laatste werkt. Die drie naast elkaar bestaande orden kunnen niet worden gescheiden; het is op de diensten verleend door de ene dat de effectiviteit van het werk van de andere twee is gebaseerd: (…) Door deze toestand konden de wetten zegevieren en kon de wereld van vrede genieten. Vandaag de dag worden de wetten afgebroken, de heerschappij van de vrede is voorbij; (…) Uit: Adalbero van Laon, Lied voor koning Robert de Vrome, ca. 1027 Adalbero van Laon (ca. 947-1030) is een edelman en bisschop. Hij formuleert zijn visie op de samenleving in een lofdicht voor de Franse koning Robert II (972-1031), wiens vader hij eind 10e eeuw mee op de troon heeft geholpen. Het (lange) gedicht, opgesteld in het Latijn, is ook een aanval op het feit dat ook mensen van eenvoudige komaf tot bisschop kunnen worden gewijd.
56
C De standensamenleving
HEDENDAAGSE VERTALING
B Een 17e-eeuwse visie op de samenleving De voorwaarden waaronder wij samenleven, kunnen niet gelijk zijn; het kan niet anders dan dat de enen bevelen en de anderen gehoorzamen. Zij die het bevel voeren, hebben meerdere orden, rangen en graden: de soevereine Heren voeren het bevel over alle onderdanen van hun staat; zij geven hun bevelen door aan de groten, de groten aan de lagere groepen, de lagere groepen aan de kleinere en die laatsten aan het volk. En het volk dat aan al de voorgaande ondergeschikt is, is zelf nog ingedeeld in verscheidene orden en rangen.
IN
De enen leggen zich in het bijzonder toe op de dienst van God; de anderen zorgen voor de Staat met de wapens en nog anderen voeden en onderhouden de Staat met vreedzame bezigheden. Dat zijn de drie orden of generale staten. Uit: Charles Loyseau, Traité des ordres et simples dignités, 1610
N
Charles Loyseau (1564-1627) is een Frans politiek denker en jurist. Zijn familie is van eenvoudige komaf (landbouwers), maar door de juiste connecties (met mensen uit de adel), studie en het uitoefenen van bepaalde ambten weet hij op te klimmen in de maatschappij. Zijn nakomelingen worden uiteindelijk opgenomen in de (lage) adel.
• •
©
uk
• •
Hoeveel groepen (orden) onderscheidt de auteur van bron 1A uiteindelijk in de samenleving? Noem elk van die groepen op. Noem de taak die elke groep heeft. Hoe blijkt uit de bron dat de drie orden of standen een onlosmakelijk geheel vormen? Zijn alle groepen gelijk? Motiveer je antwoord. Tot welke groep behoort de auteur? De auteur laat zich pessimistisch uit aan het einde van het fragment. Waarom? Lees daarvoor de contextinformatie over de auteur. In welke tijd is bron 1B geschreven? Vergelijk de visie van Loyseau (bron 1B) met die van Adalbero (bron 1A). Is de kern van hun betoog gelijk of verschillend? Vormen de standen (orden) homogene groepen volgens Loyseau? Motiveer je antwoord. Beoordeel deze stelling: ‘Sociale mobiliteit was onmogelijk in de standensamenleving’.
st
• • • • • • •
VA
Het werk werd tot aan de Franse revolutie gebruikt om de sociale structuur van de Franse samenleving te verdedigen.
of d
BRON 2 Een visuele voorstelling van de standenmaatschappij
Uit: Nicole Oresme, Livre de politiques, 1370-1377 (Rijkelijk geïllustreerd manuscript op perkament, Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel)
Aristoteles: geleerde uit de klassieke oudheid (384-322 v.C.), leerling van Plato en leermeester van Alexander de Grote. Hij vindt waarnemingen belangrijk om tot kennis te komen. manuscript: letterlijk: handschrift; niet gedrukte of getypte tekst miniatuur: tekening. De naam komt van ‘menie’, een rode verfstof.
pr oe
fh o
Nicole Oresme (ca. 1320-1382) is een geleerde en raadgever van de Franse koning Karel V (reg. 1364-1380). Als een geschenk aan de koning heeft Oresme een aantal werken (of vermeende werken) van de Griekse filosoof Aristoteles (4e eeuw v.C.) vertaald uit het Latijn naar het (middeleeuwse) Frans. Daarbij heeft hij ook een aantal nieuwe woorden aan de Franse taal toegevoegd, onder andere ‘monarchie’, ‘democratie’ … Oresme heeft die teksten ook proberen te verduidelijken en de ideeën van Aristoteles te koppelen aan de samenleving van zijn eigen tijd.
• Welke groepen behoren volgens de afbeelding tot de leiders van de samenleving? • Hoe blijkt dat? • Welke twee groepen vormen de adel? • Welke groepen maken deel uit van de derde stand?
Het oorspronkelijke manuscript dat aan de Franse koning wordt aangeboden, bevindt zich vandaag in privébezit, maar de persoonlijke kopie die de koning er onmiddellijk van heeft laten maken, is later via de hertogen van Bourgondië, die verwant zijn aan de Franse koningen, in Brussel beland. Boven de afbeelding staat een vermelding van de kopiist met uitleg over de miniatuur: ‘[Er zijn] zes types mensen van wie er drie tot de stad behoren, of burgers, en de andere drie zijn geen burgers of deel van de stad. Om diegenen te herkennen die geen burgers of deel van de stad zijn, heb ik hen in het rood geschreven.’ [De andere groepen staan in het groen.] Met ‘burgers’ wordt niet stedelingen of inwoners van het land bedoeld, maar die mensen die in de samenleving (‘de stad’) iets te zeggen hebben. Van boven naar onder en van links naar rechts zien we volgende groepen staan: ‘Genz d’armes’ (mannen van de wapens, krijgers), ‘Genz de conseil’ (raadgevers), ‘Genz sacredotal’ (heilige mannen, geestelijken), ‘Cultiveurs de terres’ (landbouwers), ‘Genz de mestier’ (ambachtslieden), ‘Marcheans’ (kooplieden). C DE STANDENSAMENLEVING
57
woekeraar: persoon die geld tegen overdreven hoge rente uitleent
BRON 3 God heeft de geestelijken gemaakt, en de ridders en de boeren, maar het is de duivel die de burgers [rijke stedelingen] en de woekeraars heeft gemaakt. Uit: Engelse preek, (vermoedelijk) 14e eeuw
IN
Een preek is een toespraak van een geestelijke waarin een godsdienstige waarheid wordt verkondigd of toegelicht, vaak tijdens een misviering.
N
• Waaruit blijkt dat sommige geestelijken het moeilijk hebben met de maatschappelijke veranderingen die zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen voltrekken? • In welke zin vormt deze preek ook een bewijs voor die veranderingen?
BRON 4 Rang en stand aan het hof van Versailles (17e-18e eeuw)
Hertogen, buitenlandse prinsen
Vrouwen van aanzien
Mannen van aanzien
Taboeret
Staande
Staande
Taboeret
Staande
Staande
Staande
Taboeret
Taboeret
Staande
Taboeret
Taboeret
Staande
Staande
Staande
Taboeret
Taboeret
Staande
Taboeret
Taboeret
Staande
Staande
Staande
Stoel met Stoel met Stoel met Stoel met rug rug rug rug leuning leuning leuning leuning
Taboeret
Taboeret
Staande
Fauteuil
Zittend (op banken)
Zittend (op banken)
Prinsessen van den bloede
De koning
Taboeret*
Taboeret
De koningin
Taboeret
De kinderen van de koning
Fauteuil
st
uk
Klein kinderen van de koning
©
Prinsen van den bloede
Hertoginnen, buitenKardinalandse len prinsessen
De kinderen van de koning
Kleinkinderen van de koning
Fauteuil
of d
Prinsen en prinsessen van den bloede (andere naaste verwanten van de koning)
VA
De onderstaande tabel geeft niet alleen weer wie er mag zitten (horizontaal) in de buurt van wie (verticaal), maar ook hoe die mag zitten.
Fauteuil
Fauteuil
Fauteuil
Fauteuil
fh o
* taboeret: stoeltje zonder leuning
Vrij naar: Henri Brocher, Le rang et l’étiquette sous l’ancien régime, 1934
pr oe
• Waaruit blijkt dat ook binnen de hoogste kringen niet iedereen gelijk is?
BRON 5 A Over het verkrijgen van de adelstand De adelstand geeft hun die ertoe behoren, verscheidene privileges, vrijstellingen en exclusieve ambten en inkomsten, waar anderen die niet tot de adel behoren, geen aanspraak op kunnen maken. Die adelstand verwerf je door geboorte – zijn edel alle kinderen die van een edele afstammen – of door het uitoefenen van sommige ambten: de kinderen van hen die het ambt bekleed hebben, worden in de adel opgenomen. Ten slotte kan de koning door een brief van adeldom zij die bepaalde diensten bewezen hebben, tot de adelstand verheffen. Uit: Jean Domat, Lois civiles dans leur ordre naturel, 1689 Jean Domat (1625-1696) is een jurist in dienst van de Franse koning Lodewijk XIV. Hij is afkomstig uit de lage burgerij. Dankzij de juiste connecties kan hij studeren, in dienst treden van de overheid en huwen met een dochter van iemand uit de ambtsadel.
58
C De standensamenleving
B De adelstand in de vroegmoderne tijd
Uit: Michele Suriano, Commentaren over het koninkrijk Frankrijk, 1561
IN
Onder de benaming ‘edelen’ verstaat men diegenen die vrijgesteld zijn van iedere belasting. Zij worden belast met het bestuur van de provincies, met de gezantschappen en de dienst van de koning, doch hun ware taak is het krijgswezen. Sedert enkele tijd laat ook de hoge adel zijn kinderen studeren, namelijk de jongeren, niet om ze tot de staatsambten te bekwamen, maar om ze in de geestelijke stand te laten treden; tegenwoordig kent men de bisschopszetels niet meer zo gemakkelijk aan onwetenden toe. De edelen die voor het merendeel geenszins gefortuneerd zijn, ruïneren zich noodgedwongen wanneer ze aan het hof komen, waar alles buitensporig duur is, door de uitgaven aan dienaren, paarden, kleding en levensonderhoud. Daarentegen vergt het eenvoudig en afgezonderd leven op hun kasteel geen grote uitgaven, noch livreien, noch rijke kleding, noch hooggeprijsde paarden, noch banketten en evenmin de andere grootdoenerij die van hovelingen vereist wordt. Daarom werd de gewoonte ingevoerd ‘per kwartier’ te dienen: om de beurt doet ieder gedurende drie maanden dienst, en voor het overige kan men bezuinigen en door wijze besparingen de schade goedmaken.
©
Noem drie manieren waarop iemand volgens bron 5A lid kan worden van de adel. Wat zijn de voordelen van het behoren tot de adellijke stand? Wat verstaat men in bron 5B onder edelen? Waarom laat de (hoge) adel zijn kinderen studeren? Met welk probleem wordt de adel nog geconfronteerd? Hoe proberen ze dat op te lossen?
uk
• • • • • •
VA
N
Michele Suriano (1519-1574) is ambassadeur van de Venetiaanse Republiek aan het Franse hof. Hij observeert van nabij de toenmalige toestand in Frankrijk.
BRON 6
st
De derde stand omvat de geletterden, die men de ambtsadel noemt, de kooplui, de ambachtslieden, het volk en de boeren. Zij die tot de ambtsadel behoren [en bepaalde overheidsfuncties vervullen], worden daardoor geadeld, en men behandelt hen als edelen tijdens hun leven.
of d
De huidige kooplieden, die de meesters zijn van het zilver, worden in de watten gelegd en vertroeteld; maar ze hebben geen enkele voorrang noch waardigheid, omdat elke vorm van handeldrijven als minderwaardig voor de adel wordt beschouwd. Zodoende worden zij tot de derde stand gerekend; ze betalen belastingen als de niet-edelen en de boeren, de klasse die het slechtst behandeld wordt door zowel de koning als de bevoorrechte groepen. (…)
fh o
[Omdat alle hoge functies aan] geletterde mensen en de ambtsadel wordt gegeven, wil iedereen iemand uit zijn familie laten studeren (…) Uit: Michele Suriano, Commentaren over het koninkrijk Frankrijk, 1561 Wat bedoelt de auteur met de kooplieden als ‘meesters van het zilver’, denk je? Wil dat zeggen dat de kooplieden daarmee automatisch aan de top van de samenleving staan? Motiveer je antwoord. Hoe kunnen kooplieden toch opklimmen in de toenmalige maatschappij? Wie wordt er bedoeld met de ‘ambtsadel’? Wie staat volgens de bron onderaan het systeem? Denk je dat deze bron je een betrouwbaar beeld schetst van de situatie? Argumenteer.
pr oe
• • • • • •
C DE STANDENSAMENLEVING
59
BRON 7 A ‘Noblesse oblige’ (…) edellieden leven adellijk en doen krijgsdienst, behalve degene die door ouderdom niet meer kunnen vechten. Edellieden leven adellijk en doen geen zaken die daarvan afwijken, met name zelf handeldrijven en handenarbeid verrichten. Dat laatste is wel toegestaan op een niet al te groot stuk grond in eigen bezit. Uit: Edict van de Franse koning Karel VIII in 1485
N
IN
Aan het einde van de middeleeuwen wordt de basis gelegd van de zogenaamde ‘Noblesse Oblige’, de idee dat de adel – om zich te onderscheiden van andere groepen – een bepaalde stand moet houden. Met andere woorden: bij adeldom hoort een bepaalde levensstijl (kleding, wonen, vrijetijdsbesteding …). Afwijkingen van die adellijke gedragscode kunnen leiden tot ‘dérogeance’ (het verlies van adellijke titel en/of privileges). In het ene land is men op dat vlak al wel iets flexibeler dan in het andere.
B Knole House, Kent (Verenigd Koninkrijk)
uk
©
VA
C ‘The Ballroom’, een 17e-eeuws vertrek in Knole House, Kent (Verenigd Koninkrijk)
of d
st
De oudste delen van het adellijke landhuis dateren uit de 15e eeuw. In de daaropvolgende eeuwen is het gebouw verbouwd en verder uitgebreid. Het telt 365 kamers, 52 trappen en 7 binnenplaatsen. Tegenwoordig is het gebouw grotendeels een museum, maar een deel is nog altijd bewoond door de adellijke familie Sackville, die het landhuis in de 16e eeuw cadeau heeft gekregen van de Engelse koningin Elisabeth I.
D De evolutie van de relatieve waarde van de pachtprijzen in het graafschap Vlaanderen
pr oe
fh o
De meeste gronden zijn eigendom van de koning, de adel of de Kerk. De boeren die op die gronden wonen en die gronden bewerken, moeten pacht (huur) betalen aan de grondeigenaar. Die pachtprijzen zelf zijn redelijk onveranderlijk, maar de waarde van het geld is dat niet. De tabel vergelijkt de relatieve waarde van de pachtinkomsten uit verschillende periodes met die van de periode 1696-1705. Die periode krijgt het cijfer 100. De verschillen worden weergegeven ten opzichte van dat cijfer, dat we ook een index noemen. Is het cijfer groter dan het indexcijfer (100), dan is het geld meer waard en kan je meer doen met hetzelfde geld. Als het cijfer lager is dan het indexcijfer, dan is het geld dus minder waard. Zele
Koekelare
Gijverinkhove
Land van Nevele
1646-1655
152
203
184
155
1656-1665
159
177
105
147
1666-1675
148
161
108
82
1676-1685
122
161
111
71
1686-1695
101
132
97
69
1696-1705
100
100
100
100
1706-1715
108
74
95
88
60
C De standensamenleving
Uit: Christiaan Vandenbroeke, Landbouw in de Zuidelijke Nederlanden (1650-1815). In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden. Nieuwe tijd, Deel 8 (1977-1982) Christiaan Vandenbroeke (1944-2007) is een Vlaams historicus gespecialiseerd in landbouwgeschiedenis.
• Wat wordt er bedoeld met 'Noblesse oblige'? • Die ‘Noblesse oblige’ brengt dus financiële verplichtingen met zich mee. Wat mag de Franse adel niet doen om – eventueel – aan extra geld te geraken? • Beschrijf aan je medeleerlingen wat je ziet in bron 7B en 7C. • Wat kunnen beide afbeeldingen je eventueel leren over de adellijke levensstijl in de vroegere eeuwen? • Als je weet dat de adel zijn inkomsten voornamelijk haalde uit (groot)grondbezit, met welk probleem wordt (een deel van) de adel dan geconfronteerd in de vroegmoderne tijd? BRON 8 Het einde van de standensamenleving
IN
In de loop van de 18e eeuw begint er in de West-Europa steeds meer kritiek te komen op de juridische ongelijkheid in de samenleving. Een manier waarop dat wordt aangeklaagd is door middel van spotprenten. Betere technieken maken de grootschalige productie ervan mogelijk.
N
B Onbekende maker, La bonne justice (1789) (gravure, 18 x 13 cm, Bibliothéque Nationale de France, Parijs)
fh o
of d
st
uk
©
VA
A Onbekende maker, Le grand abus (1789) (gravure, 19,7 x 14,1 cm, Musée Carnavalet, Parijs)
Onder de afbeelding staat de tekst ‘Ik wist wel dat het ooit onze beurt zou zijn’
pr oe
Onder de afbeelding staat de tekst ‘Het is te hopen dat hier snel een einde aan komt’.
• • • • • •
Identificeer de drie figuren bij bron 8A. Elke figuur vertegenwoordigt een bepaalde maatschappelijke groep. Waaraan heb je elk van die groepen herkend? Wat klaagt de tekenaar in bron 8A aan? Wat is het verschil met bron 8B? Kijk naar het jaar waarin de prenten gemaakt zijn. Welke belangrijke gebeurtenis heeft in dat jaar plaatsgevonden? Is de voorstelling van de maatschappij in bron 8A volledig gebaseerd op de toenmalige werkelijkheid? Kijk eventueel in de lestekst. • Welke bedoeling heeft de maker van die prenten, denk je?
C DE STANDENSAMENLEVING
61
IN N
In de vorige lessen en onderdelen heb je al kennisgemaakt met verschillende elementen van de middeleeuwen. Dit onderdeel belicht de middeleeuwse maatschappij in West-Europa van 900 tot 1450. Je neemt de draad weer op bij het uiteengevallen Karolingische Rijk. Op deze bladzijden lees je al enkele kenmerken van de middeleeuwse samenleving.
OUDE NABIJE OOSTEN
. v. C 0 80 ±
KLASSIEKE OUDH
of d
st
PREHISTORIE
uk
±
35
0
0
v. C
.
©
VA
D
De middeleeuwen van 900 tot 1450
pr oe
fh o
evolutie: (geleidelijke) ontwikkeling / verandering in de tijd
Vandaag beschouwen we in de westerse samenleving alles als een evolutie: de mens zet altijd nieuwe stappen in de toekomst. Tijdens het grootste deel van de middeleeuwen denken mensen cyclisch: alles komt terug, alles gebeurt opnieuw. De terugkeer van de seizoenen inspireert de mensen tot die gedachte. De tekening komt uit een Provençaals werk van 1288 en stelt de vier seizoenen voor.
62
D De mIDDeleeUweN vaN 900 tOt 1450
De middeleeuwse mensen zijn geboeid door verhalen. Onder geletterden is de ‘Roman de la Rose’ enorm populair. Dat werk komt in de 13e eeuw tot stand. De meeste personages zijn symbolen zoals deugd, haat en verdriet die als levende personen afgebeeld worden. Een hoofdrol is weggelegd voor de ‘amant’, de vrijer.
IN N VA 5
©
uk
±
19
4
50
17
14 ±
±
50
0 50 ±
HEDENDAAGSE TIJD
st
MIDDELEEUWEN
fh o
of d
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
pr oe
HEID
De middeleeuwen worden meestal voorgesteld als donker en vuil. Maar middeleeuwers gaan eigenlijk vaker in bad dan mensen uit latere perioden. In de steden zijn er echte badhuizen, ‘stoven’ genoemd. Behalve een bad nemen, kun je er tegen betaling eten, drinken en van ‘gezelschap genieten’.
Pelgrims zijn de toeristen uit de middeleeuwen. Ze trekken naar heilige plaatsen zoals Santiago de Compostella, Rome en Jeruzalem om boete te doen, genezing af te smeken of om hun geloof te tonen. Op den duur ontstaan er zelfs geschreven gidsjes voor pelgrims, met tips over de wegen en de verblijfplaatsen.
D De mIDDeleeUweN vaN 900 tOt 1450
63
D1
Het leenwezen
De vazalliteit wortelt in een ver verleden. Bij de Germanen en bij de Romeinen bestaat reeds het gebruik dat ‘zwakkere’ vrije mannen dienaars worden van ‘sterkere’. Tijdens de onveilige vroege middeleeuwen nemen rijke grootgrondbezitters armere vrije mannen in krijgsdienst om hun bezittingen te beschermen. Dat gebruik heet vazalliteit. Bij de vazalliteit zweert een vrije man (de vazal) trouw aan een rijke machtige heer. Die overeenkomst houdt zowel voor de heer als voor de vazal plichten en rechten in. BRON 1-2
Dikwijls verblijven de vazallen bij de heer: hij zorgt voor hun levensonderhoud, een paard en wapenuitrusting. De heer trekt met zijn vazallen ten strijde. Om de krijgs- en andere diensten van hun vazallen te vergoeden en zo in hun levensonderhoud te voorzien, geven de Frankische koningen een of meerdere domeinen in leen aan hun vazallen. Zo ontstaat de feodaliteit. Vazallen worden dus voor hun trouw en hun dienst beloond met een ‘leen’ (Latijn: feodum). De heer die het leen geeft, is de ‘leenheer’, de vazal die het leen ontvangt, de ‘leenman’. De verbintenis wordt bekrachtigd met een plechtigheid: de leenhulde. Nadat de vazal trouw belooft aan de heer, geeft die met een symbool (de investituur) het leen aan de vazal. Die symbolen die het leen voorstellen zijn nogal verschillend: een kluit aarde, een staf, een vlag, een scepter, een sleutel, een handschoen …
pr oe
investituur: plechtige benoeming in een ambt of functie
heerlijkheid: gebied dat een heer mag besturen in naam van de vorst en waar hij vaak bezittingen heeft. De heer mag er meestal ook rechtspreken.
64
5 19
4
50 ±
±
14
±
17
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
uk
De feodaliteit ontstaat uit de vazalliteit
fh o
feodaliteit of leenwezen: systeem waarbij leenmannen hun vazallen een leen (of lenen) geven. Meestal wordt ook een deel van het bestuur en de rechtspraak beleend.
1
MIDDELEEUWEN
Naast krijgsdiensten leveren vazallen ook andere diensten zoals het besturen van een bepaald gebied. Andere vazallen blijven aan het hof en leveren daar diensten zoals de zorg voor de voorraden of de opleiding van de wapenknechten. De vazallen die aan het hof verblijven, krijgen dikwijls ook een leen. Behalve grond kan dat ook geld zijn of een deel van de inkomsten van een ambt. Zo ontstaan er drie soorten lenen: grondlenen, ambtslenen en geldlenen. Een grondleen bestaat meestal uit een heerlijkheid van een of enkele domeinen. Bij een ambtsleen krijgt de leenman een ambt of een functie in leen. Gouwen, marken of hertogendommen zijn ambtsgebieden. Gouwgraven, markgraven of hertogen krijgen dus geen gebied maar een ambt in leen. Bij een geldleen krijgt de leenman jaarlijks een som geld of een recht zoals het recht om tollen te heffen in een bepaald gebied.
st
vazalliteit: een gewone vrije man (vazal) zweert trouw aan een rijke heer. De vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud.
KLASSIEKE OUDHEID
©
OUDE NABIJE OOSTEN
of d
PREHISTORIE
50
VA 0
±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
N
IN
In de 9e eeuw valt het Karolingische Rijk uit elkaar in kleinere vorstendommen (zie les B2). Die dreigen in nog kleinere delen te verbrokkelen. Veel historici leggen de oorzaak bij de feodaliteit of het leenwezen. Wat is feodaliteit? Hoe werkt het feodale systeem? Welke invloed heeft de feodaliteit op de WestEuropese vorstendommen?
D1 Het leeNwezeN
Als de leenman overlijdt, keert het leen terug naar de leenheer. Later worden lenen erfelijk.
2
De feodaliteit als gelaagde samenleving
De leenman en leenheer hebben wederzijdse verplichtingen. De leenman moet de leenheer bijstaan met ‘raad en daad’. Als de leenheer ten oorlog trekt, moet de leenman met de leenheer ten strijde trekken. Vanaf de 13e eeuw is die verplichting tot krijgsdienst beperkt tot 40 dagen. BRON 3 - 4 -5
IN
De kroonvazallen hebben op hun beurt af te rekenen met ongehoorzaamheid van hun eigen leenmannen. Plaatselijke heren die het grondgebied daadwerkelijk verdedigen, stellen zich onafhankelijker op. Zeker als hun leenheer hen niet komt helpen. De graaf van Vlaanderen, die zijn leenheer (de Franse koning) dwarsligt, heeft op zijn beurt veel moeilijkheden met zijn leenman, de graaf van Bonen (Boulogne).
VA
N
De lenen worden vanaf de 9e eeuw erfelijk. Na de dood van een leenman doen zijn erfgenamen leenhulde voor het leen. Aanvankelijk wordt elk leen gelijk verdeeld onder de zonen van de leenman. Dat werkt de verdere opdeling in kleinere ‘vorsten dommen’ in de hand. Men probeert dat te beletten door voor jongere zonen een geestelijk ambt te zoeken.
Het eerstgeboorterecht maakt in de 12e eeuw de situatie wat simpeler: de oudste zoon erft alles. Als er geen zonen zijn, krijgt de oudste dochter het leen. Een derde van de erfenis wordt ongeacht het geslacht in leen gegeven aan de andere kinderen. Zij doen daarvoor leenhulde aan hun oudste broer (of zus). Voor de vrouwen legt de echtgenoot de leeneed af. Door de erfelijkheid van de lenen vervreemdt een leen verder van zijn oorspronkelijke eigenaar. Als generaties van dezelfde familie hetzelfde leen krijgen, beschouwen ze dat op den duur als privébezit.
of d
st
uk
Karel de Grote heeft graven en hertogen nodig om grote delen van zijn rijk te besturen. Die graven en hertogen zijn rechtstreekse vazallen van de koning en worden daarom kroonvazallen genoemd. Terwijl Karel de Grote zijn kroonvazallen onder controle heeft, slagen de koningen na Karel er niet in om hun onderdanen tegen invallers zoals de Vikingen (zie onderzoek: de Vikingen) te beschermen. Daarom verliezen de opvolgers van Karel de Grote macht en aanzien. Sommige leenmannen worden machtiger dan de koning. Zij gaan op hun beurt hun vazallen belenen met grond waardoor er een piramide van vazallen ontstaat met aan de top de koning en aan de basis van de piramide eenvoudige, vrije boeren die een deel van hun landbouwgrond lenen van de plaatselijke heer. Tussen koning en vrije boeren vinden we een grote groep mannen die zowel heer als vazal zijn. Een overheer (de heer van een heer) heeft geen gezag over de vazallen van zijn vazal (de achtervazallen). Historici zien in de feodale piramide het voorbeeld van een gelaagde samenleving waarin de ongelijkheid heerst.
Frankrijk ondergaat als eerste die ontwikkeling. De Franse koning is van de 9e tot de 12e eeuw een ‘primus inter pares’ (de eerste onder gelijken), die alleen in naam regeert. De keizer van het Duitse Rijk verliest zijn macht in de 13e eeuw (zie les D5).
©
Later kan men die verplichting afkopen. De leenman moet zijn leenheer ook met geldelijke hulp bijstaan in vier gevallen: als de oudste zoon van de leenheer ridder wordt, als de oudste dochter trouwt, als de leenheer op kruisvaart gaat en als er losgeld moet betaald worden wanneer de heer krijgsgevangen is. De leenman geeft de leenheer raad bij rechtszaken en hij spreekt zelf recht in naam van de heer. De leenheer geeft de leenman een leen en beschermt hem tegen zijn vijanden en steunt hem bij rechtszaken.
3
fh o
In de 11e eeuw ontstaat de gewoonte om leenman te worden van verschillende leenheren. De graaf van Holland is bijvoorbeeld leenman van de Duitse keizer (voor Holland) en van de graaf van Vlaanderen (voor Zeeland).
Het leenstelsel keert zich tegen de koningen
pr oe
BRON 6 In de 9e en 10e eeuw verzwakken onderlinge oorlogen de Karolingische koninkrijken. De koningen slagen er niet in om het grondgebied te beschermen tegen invallen van Vikingen en Hongaren (zie les B2). De leenmannen van de koningen vinden dat de koningen hun leenverplichtingen niet nakomen. Daarom achten ze zich ook ontslagen van hun verplichtingen. De graven en hertogen beschouwen zich als de nieuwe eigenaars van hun ambtsgebieden, die ze omvormen tot bijna onafhankelijke vorstendommen. De kroonvazallen gedragen zich als koningen. Via oorlogen, huwelijken en nieuwe lenen proberen ze in de volgende eeuwen hun vorstendommen uit te breiden. De koningen kijken machteloos toe.
KENNEN 1 de begrippen ‘vazalliteit’, ‘feodum’, ‘feodaliteit’, ‘leenstelsel’, ‘leen’, ‘gelaagde samenleving’, ‘(on)gelijkheid’, ‘vazal’, ‘kroonvazal’, ‘heerlijkheid’ en ‘hertogdom’ verklaren 2 de drie soorten lenen opnoemen en uitleggen 3 drie verplichtingen van respectievelijk leenheer, leenman en beide partijen geven 4 de nadelige invloed van het leenstelsel op de koninklijke macht uitleggen 5 de nadelige invloed ervan op Frankrijk en het Duitse Rijk in de tijd situeren 6 de evolutie van het erfrecht en het nadeel voor de oorspronkelijke eigenaar schetsen
KUNNEN 1 aan de hand van een schema uitleggen wat achtervazallen en kroonvazallen zijn 2 de relaties tussen leenman en leenheer schematisch weergeven 3 de invloed van het leenstelsel op een koninkrijk met behulp van een kaart uitleggen 4 de presentatie van een bron beoordelen
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
65
BRON 2 Vazalliteit
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een van de belangrijkste raadgevers van Karel de Grote. Hij heeft verschillende beneficia in leen van de Karolingers. Einhard is lekenabt van de Sint-Baafsabdij in Gent. • In welke eeuw situeert de brief zich? • Wat vraagt Einhard voor zijn vriend? • Wat krijgt Lodewijk de Duitser terug?
IN
Een bewerking van een brief uit 833 van Einhard aan Lodewijk de Duitser
Omdat het aan allen ten zeerste bekend is hoe weinig ik bezit om mij te voeden en te kleden, heb ik een beroep gedaan op uw goedgunstigheid (...) om mij aan u te mogen aanbevelen en onderwerpen aan uw bescherming (...) dat u mij zult bijstaan en onderhouden, zowel in levensmiddelen als in kleding (...). En zolang ik leef, zal ik u moeten dienen en gehoorzamen voor zover het een vrij man betaamt; op geen enkel tijdstip van mijn leven zal ik gemachtigd zijn mij te onttrekken aan uw dienstbaarheid en gezag, maar ik zal al de dagen van mijn leven moeten blijven onder uw macht en bescherming. (...) Als iemand van ons beiden zich zou willen onttrekken aan die overeenkomst, hij (een bepaald bedrag) schellingen zal betalen aan de tegenpartij (...)
N
Ik wil een beroep doen op uw welwillendheid voor een goede vriend. Wilt u zo goed zijn hem te ontvangen, en nadat hij zich in uw handen aanbevolen heeft, hem te hulp komen met enkele beneficia, waarvan wij weten dat zij vrij zijn en weggeschonken kunnen worden. Hij is immers een edel man (...) en hij is in staat uw belangen te dienen in elke aangelegenheid die hem bevolen wordt (...).
Gebaseerd op de modelformule voor het afsluiten van een vazalliteitscontract (midden 8e eeuw, maar van oorsprong misschien ouder)
VA
BRON 1 Een beneficium
©
Een vrij man spreekt die formule uit wanneer hij zich vazal van een machtige heer verklaart.
uk
• Waarom verklaart iemand zichzelf vazal? • Welke plichten en rechten hebben heer en vazal? • Hoe lang duurt de overeenkomst?
of d
st
BRON 3 De piramide van vazallen en leenmannen
keizer / koning
HEDENDAAGSE VERTALING
fh o
kroonvazallen leenmannen
pr oe
achtervazallen achterleenmannen
achter-achtervazallen achter-achterleenmannen
Legende
trouw en gehoorzaamheid ambt
leen
66
D1 Het leeNwezeN
geld grond
met gebied: bijvoorbeeld graaf, hertog zonder gebied: bijvoorbeeld een functie aan het hof
• Wat zijn kroonvazallen? • ‘De achtervazallen gehoorzamen de koning.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord. • Geef de drie soorten lenen. • Zoek in een naslagwerk op wat een ‘ambtsgebied’ is. • Wat heeft een (gouw)graaf in leen van de koning? • Waarom deelt de koning lenen uit, denk je? • ‘De lijfeigene Olivier Manganus wordt vazal.’ Wat is er historisch fout aan die zin?
BRON 4
BRON 5 A De leenhulde
IN
Ik, Thiebaut, paltsgraaf van Troyes, maak bekend nu en in de toekomst, dat ik aan Jocelyn d’Avalon en zijn erfgenamen in leen heb gegeven wat de heerlijkheid Gillencourt genoemd wordt, die behoort tot de slotvoogdij La-Ferté-sur-Aube; en alles wat dezelfde Jocelyn verder mag verwerven in dezelfde heerlijkheid heb ik hem en zijn erfgenamen geschonken ter vergroting van dat leen. Ik heb hem bovendien verzekerd dat ik in geen enkele van mijn vrije heerlijkheden mannen in dienst zal nemen, die tot dat leen behoren. Dezelfde Jocelyn is daarom bovendien mijn vazal geworden, afgezien van zijn trouw als leenman ten opzichte van Gerard d’Arcy, en de hertog van Bourgondië en Peter, de graaf van Auxerre.
Paris, Bibliothèque nationale de France, Manuscrits, FR 20082
N
Gedaan te Chouade, in mijn getuigenis, in het jaar van de Incarnatie van onze Heer, 1200, in de maand januari. Opgetekend door Walter, mijn kanselier.
VA
In het kasteel van Bulles (Noord-Frankrijk) ontvangt hertog Lodewijk II van Bourbon (1337-1410) leenhulde van de kasteelheer. Achter de kasteelheer staan twee zonen van de kasteelheer.
uk
Onder Karel de Grote beheerde een paltsgraaf een koninklijke residentie (palts). Later hadden paltsgraven meer aanzien dan een gewone graaf.
©
Vertaling van Recueil de pièces pour faire suite au Cartulaire général de L’Yonne, XIII siècle
of d
st
• Wie is in de bron de leenheer? Wie is de leenman? • Komt het leen na de dood van Jocelyn terug bij de leenheer? Leg uit met de bron. • Welke van de drie soorten leen (grondleen, ambtsleen of geldleen) wordt er gegeven? • Waarom staat er in de bron ‘nu en in de toekomst’? • Aan wie heeft Jocelyn trouw beloofd? Leg uit met de tekst. • Beoordeel de presentatie van de bron.
C Middeleeuwse tekening
pr oe
fh o
B
© imageselect
Charles d’Anjou ontvangt de investituur van paus Clemens IV.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
67
D De graaf vroeg ieder of hij helemaal zijn man wilde worden, de toekomstige vazal antwoordde: ‘Dat wil ik’ en vouwde zijn handen, de graaf legde de zijne daaromheen en zij verbonden zich door een kus. In de tweede plaats beloofde hij die manschap had gedaan zijn trouw aan degene die namens de graaf het woord voerde: ‘Ik beloof op mijn woord dat ik voortaan getrouw zal zijn aan graaf Willem en dat ik de aan hem gedane manschap volmaakt zal handhaven tegenover iedereen, te goeder trouw en zonder bedrog.’
IN
In de derde plaats zwoer hij dat op de relieken der heiligen. Daarna gaf de graaf door middel van een stokje dat hij in de hand hield, de investituur aan allen die hem door de overeenkomst onder ede hou en trouw hadden beloofd. Fragment uit: Galbert Van Brugge, De moord op Karel de Goede
N
Het boek is een beschrijving uit het begin van de 12e eeuw van de moord op de graaf van Vlaanderen. De koning van Frankrijk duidt Willem Clito aan als nieuwe graaf. De auteur, Galbert van Brugge, is priester, notaris en ambtenaar van de graaf.
©
VA
• Wat zijn relieken? Waarom wordt er gezworen ‘op de relieken van de heiligen’? • Welke handelingen die in de lestekst beschreven worden, zie je ook op de afbeeldingen? Duid ook aan welke handeling je op welke bron ziet? • Welke formuleringen spreekt men uit? • Wat houdt paus Clemens in zijn linkerhand? In bron 5A komt hetzelfde voorwerp terug. Wie houdt dat vast? Waarvan is dat voorwerp het symbool?
VERMANDOIS
Se
of d
ine
VALOIS
NORMANDIË
Parijs
MAINE
GATINAI AUXERRE
ANJOU
Loi
BLOIS
SANCERRE
fh o
re
TOURRAINE
POITOU
SAINTONGE ANGOULEME
NEVERS
BOURBON
MARCHE
pr oe
Trier
CHAMPAGNE
LIMOUSIN
BOURGONDIË
Lyon
AUVERGNE
Ga
PERIGORD
ro
GEVAUDAN
nn
e
ROUERGUE
Rhône
BRETAGNE
Keulen
GASCOGNE GOTIË TOULOUSE
verbrokkelde Frankrijk huidige Franse staatsgrens
68
leen
D1 Het leenwezen
BARCELONA
0
100 km
De Franse koning regeert rechtstreeks over het kroondomein. De andere gebieden heeft hij in leen gegeven aan zijn kroonvazallen. Zij regeren in zijn naam over die ambtsgebieden. Door het wegvallen van het koninklijke gezag verliest de koning de controle over de lenen en de kroonvazallen.
Arles
ROUSSILLON
Frans kroondomein
NORMANDIË
kroondomein: gebied dat rechtstreeks onder het gezag van de koning staat
st
Brugge Antwerpen lde che VLAANDEREN S Luik
Rijn
uk
BRON 6 Het feodale Frankrijk (11e eeuw)
Middellandse Zee
• Vergelijk het kroondomein met de lenen van de kroonvazallen. Wat stel je vast? • Geef vijf lenen uit het noorden van Frankrijk. • Welk verschil bestaat er met het huidige grondgebied van Frankrijk?
D2
Landbouw, handel en nijverheid
Ontginningen veranderen het landschap
Tijdens de vroege middeleeuwen (500-900) zijn grote delen van West-Europa nog begroeid met wouden. De mensen wonen op open plekken die ze als landbouwgrond gebruiken. In het zuiden van Europa overheerst het Romeinse landbouwmodel met graanvelden en wijn- en olijfgaarden. In het Germaanse noorden overweegt de veeteelt. De voedselvoorraden worden aangevuld met de pluk van bosvruchten en met de opbrengst van de jacht en de visvangst. De kloosterorden verspreiden het Romeinse landbouwmodel over de rest van Europa waar het vervolgens versmelt met de Germaanse methode.
fh o
pr oe
Tussen de 10e en de 13e eeuw stijgt de bevolking snel. Om die mensen te kunnen voeden, moet de landbouwgrond uitgebreid worden. Er worden nieuwe akkers ontgonnen rond open plekken in het bos. Die ontginningen blijven vaak beperkt, omdat de plaatselijke heren hun jachtgebied niet graag opgeven. De mensen zoeken naar andere terreinen om te ontginnen: ze leggen moerassen droog, dijken polders in en brengen heide in cultuur. Weinig gebieden zijn zo sterk door de mens gevormd als de Vlaamse kustvlakte. De schapenteelt vormt eeuwenlang de enige landbouwactiviteit die mogelijk
5 4 19
17
±
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
is op de zoute schorren. De wol van de schapen dient als grondstof voor de textielnijverheid die het beroemde Vlaamse laken, een wollen stof, produceert. Ten oosten van de Elbe veroveren de Duitse vorsten en ridderorden in de 12e en de 13e eeuw gebieden op de Slavische volkeren. Heel wat moerassige gronden moeten er drooggelegd worden. Omdat ‘Vlamingen’ en ‘Hollanders’ op dat vlak veel ervaring hebben, komt er een kolonisatiegolf op gang naar ‘Oostland’. De ontginning lukt zo goed dat de opbrengsten stijgen, en zelfs graanuitvoer mogelijk maken. Onze streken beginnen het goedkope Oostzeegraan in te voeren. In Vlaanderen schakelen veel boeren daarom gedeeltelijk over op vlasteelt. Dat vlas wordt ook in de textielnijverheid gebruikt, om linnen stoffen te maken.
2
±
HEDENDAAGSE TIJD
MIDDELEEUWEN
of d
BRON 3
50
50 ±
14
0
VA ±
KLASSIEKE OUDHEID
st
1
OUDE NABIJE OOSTEN
uk
PREHISTORIE
©
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
N
IN
Tegenwoordig leven we in een echte consumptiemaatschappij. Winkels, supermarkten, shoppingcentra, het internet … Ze bieden allerlei goederen en diensten uit alle mogelijke delen van de wereld. De meeste mensen kopen hun voedsel ook gewoon in winkels en op markten, of laten het aan huis leveren. Sommigen hebben nog wel een moestuin. Hoe komen de mensen in de middeleeuwen aan voedsel? Wat kopen de mensen via de handel? Hoe verlopen landbouw en handel in de middeleeuwen?
Vernieuwende technieken
schorre: stuk land bij een zee of rivier dat alleen bij springtij overstroomt kolonisatiegolf: plotse verhuis van een redelijk grote groep mensen van één land naar een ander om daar blijvend te wonen sikkel: mes met een korte steel en een lemmet in de vorm van een halve maan pik: kleine zeis met een korte steel
Het meeste werk gebeurt nog altijd met de hand of met primitieve houten werktuigen. Metaal blijft zeldzaam op het platteland. Vaak zijn alleen de sikkel of de pik van ijzer. Tussen de 10e en de 13e eeuw raken nieuwe landbouwtechnieken in gebruik: het drieslagstelsel, de karploeg, het hoefijzer en de dorsvlegel. BRON 1-2- 4 -5
D De mIDDeleeUweN vaN 900 tOt 1450
69
©
trans continentaal: over het continent, werelddeel
In de loop van de 10e eeuw keert de rust gedeeltelijk weer. Een verbetering van het klimaat en betere landbouwtechnieken leiden tot kleine overschotten in de landbouwproductie. Die overschotten kunnen verkocht worden op kleine markten. Steden ontwikkelen zich van kleine lokale marktplaatsen tot centra van handel en nijverheid. Kooplui beginnen bovendien over steeds grotere afstand handel te drijven. Vooral tussen de steden in Noordwest-Europa en (Noord-)Italië ontstaan intense handelscontacten. De Italiaanse steden brengen in het nadeel van de Byzantijnen en de Arabieren een deel van het oostelijk Middellandse Zeebekken onder hun controle. Ze kopen er oosterse producten die ze in Europa verhandelen. Kooplui uit Noordwest-Europa verhandelen onder andere hout en textiel. De handelaars uit noord en zuid ontmoeten elkaar steeds meer halfweg, namelijk op de jaarmarkten van de Champagne. In de 12e en 13e eeuw is dat Franse vorstendom het centrum van de internationale handel in Europa.
IN
Magyaren: CentraalAziatische nomaden stammen die in de 8e en 9e eeuw Europa teisteren. Een aantal heeft zich uiteindelijk gevestigd in het huidige Hongarije.
De kleine houten ploeg die de boer gebruikt, kan de grond slechts ondiep bewerken. Daarom moet hij de grond meerdere keren opnieuw ploegen. De zware kleigronden in de noordelijke landen zijn bovendien moeilijk te bewerken. Daar duikt voor het eerst een vernieuwing op: de karploeg. De ploeg staat stevig op twee wielen. De metalen ploegschaar snijdt de grond open en het rister keert de grond waardoor die beter wordt verlucht. De karploeg is wel veel zwaarder om te draaien. Daarom besluiten heel wat boeren om hun akkers smaller en langer te maken. Dan moeten ze hun ploeg niet meer zo vaak draaien. Paarden, ossen en zelfs koeien dienen als trekdieren. Men bevestigt de ploeg met een touw, een riem of een juk aan de nek van het trekdier. De gareelbespanning verplaatst de druk van nek naar schouders en vergemakkelijkt het trekken. Het hoefijzer geeft het paard een beter houvast op de grond. De boer besteedt driekwart van zijn werktijd aan het dorsen. De uitvinding van de dorsvlegel maakt dat werk veel lichter.
plundertochten van diezelfde Noormannen en de invallen van de islamieten en de Magyaren de handel.
N
dorsen: korrels of zaden uit een gewas slaan
De boer moet elk jaar de helft van zijn grond braak laten liggen om te ‘herstellen’. Bij het drieslagstelsel verdeelt de boer zijn grond in drie delen of ‘slagen’. Afwisselend verbouwt hij op de slagen winter- en zomergraan. Nu kan hij in plaats van de helft, twee derde van zijn velden gebruiken.
VA
rister: het onderdeel van een ploeg dat de grond omkeert
uk
De transcontinentale handel (met de champagnestreek als centrum) heeft echter ook zijn nadelen: slechte wegen verhinderen een vlot transport, ze kunnen niet veel goederen tegelijk vervoeren, struikrovers vormen een blijvende plaag, allerhande tollen bemoeilijken het maken van grote winsten …
st
De kloosterorden stimuleren de technische vooruitgang. Hun gebruik van water- en windmolens raakt snel verspreid (zie les G3).
fh o
of d
Ondanks de vernieuwingen blijft de voedselproductie laag. Gemiddeld oogst de middeleeuwse boer maar drie- tot viermaal meer dan hij heeft gezaaid. De toestand is dramatisch bij misoogst. Bovendien is de voeding erg eenzijdig (grotendeels brood). De meeste mensen eten zelden of nooit vlees. Dat alles verzwakt hun lichaam en maakt hen vatbaar voor ziekten.
3
De ontwikkeling van de Europese handel
pr oe
BRON 6 -7 In de eerste eeuwen na de val van het West-Romeinse rijk is de handel in West-Europa beperkt. Mensen leven geïsoleerd in kleine landbouwnederzettingen en proberen in hun eigen onderhoud te voorzien. Enkel aan de kusten van de Noordzee, de Oostzee en vooral de Middellandse Zee is er wat handelsactiviteit: bijvoorbeeld via Italiaanse havensteden (Genua, Pisa, Venetië …) waar nog steeds allerlei luxeproducten uit het oosten worden ingevoerd (specerijen, zijde, reukwaren …).
In de 8e eeuw komt er met het ontstaan van het Karolingische rijk een tijdelijke heropleving van de handel. Vooral de Friezen en de Noormannen domineren die handel. Toch verstoren de
70
D2 Landbouw, handel en nijverheid
Ondernemende kooplui beginnen uit te kijken naar nieuwe handelsroutes … over zee. Verbeteringen in de scheepvaart maken dat aan het eind van de 13e eeuw de eerste schepen pendelen tussen Italië en enkele Noordzeehavens. De steden van Champagne verliezen geleidelijk aan belang. Noord-Europese havensteden als Brugge, Londen en Lübeck groeien uit tot nieuwe internationale handelscentra.
BRON 1
KENNEN
‘Ik heb geen stuiver over,’ zei Piers, ‘dus kan ik geen kuikens of ganzen of varkens voor je kopen. Al wat ik heb, zijn enkele verse kazen, wat wrongel* en room, haverkoek en twee bonen- en zemelenbroden die ik voor mijn kinderen gebakken heb. Ik zweer bij mijn ziel dat ik geen reepje spek heb en geen kok die voor jou vlees met ajuintjes kan klaarmaken. Maar ik heb wel peterselie en sjalotten en kool bij hopen, en een koe en een kalf, en een merrie om mijn mest te vervoeren tot de droogte voorbij is. Met deze schamele dingen moeten we het stellen tot Sint-Petrusbandentijd*, als ik de oogst op mijn velden hoop te maaien. Dan zal ik voor jou een feest kunnen aanrichten, zoals ik dat echt zou willen.’
VA
N
IN
1 de begrippen ‘drieslagstelsel’, ‘jaarmarkten’ en ‘transcontinentaal’ uitleggen 2 de situatie van de landbouw in de vroege middeleeuwen beschrijven 3 de oorzaak van de ontginningen geven en de drie soorten ontginningen opnoemen 4 een oorzaak en twee gevolgen van de kolonisatie naar het oosten geven 5 vijf vernieuwende landbouwtechnieken uitleggen 6 de herleving van de handel in de 10e eeuw uitleggen 7 het ontstaan van de jaarmarkten in de Champagne verklaren 8 drie nadelen van de transcontinentale handel opnoemen 9 de belangrijkste reden voor het uiteindelijke verval van de jaarmarkten van de Champagne geven
KUNNEN
Naar: Piers Plowman, 14e eeuw
pr oe
st
fh o
of d
BRON 2 A Een schuifploeg
uk
• Over welk voedsel beschikt de schrijver? • Waaruit blijkt dat hij niet zeker is dat de oogst zal lukken?
©
1 bronnen met elkaar vergelijken 2 vergelijkingen maken met de hedendaagse tijd
* wrongel = eerste stadium van kaas, verdikte melk Sint-Petrusbanden = 1 augustus
B Een karploeg
• Welke verschillen zijn merkbaar tussen de twee types? • Welke zijn de voordelen van de karploeg?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
71
IN
BRON 3
N
La Ramée in Jauchelette
VA
Omstreeks 1215 stichtte de cisterciënzerorde een abdij voor kloosterzusters in het stroomgebied van de Grote Gete in Jauchelette, zuidwaarts van Jodoigne. De nederzetting kreeg de naam ‘La Ramée’. De abdij maakte deel uit van een domein met gronden, bossen en tienden in tal van omliggende dorpen. De Grote Gete is een van de waterlopen die de vruchtbare Haspengouwse leemstreek bevloeit.
©
De mogelijkheid om watermolens op te richten, maar ook de aanwezigheid van heldere bronnen waaruit helder water opborrelt, lagen ongetwijfeld aan de basis van de terechte keuze om de abdij in deze buurt te vestigen. Dankzij de vruchtbare gronden en de beboste vlakten konden de kloosterzusters in hun behoeften voorzien.
st
Uit: Thomas Coomans, La Ramée in Jauchelette
uk
De loop van de Thorembais werd handig omgeleid en via een aquaduct over de Gete geleid om de watertoevoer van vijvers en vennen te verzekeren. Beide waterlopen konden op deze manier perfect gecontroleerd worden en vormden het ganse jaar door de krachtbron voor de molens.
of d
• Waarom kiezen de cisterciënzers Jauchelette als vestigingsplaats? • Op welke manier drukt de abdij haar stempel op de landbouw in de omgeving? • Welke vernieuwende technieken worden er toegepast?
pr oe
fh o
BRON 4 Een afbeelding uit ‘Breviarium Grimani’, begin 16e eeuw
72
D2 Landbouw, handel en nijverheid
Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw Een getijdenboek is een gebedenboek. De talrijke miniaturen van bekende kunstenaars maken de getijdenboeken erg kostbaar. Dit is één van de twaalf kalenderminiaturen. Het Breviarium Grimani is in Vlaanderen gemaakt voor een onbekende opdrachtgever. • Welke taken gebeuren met de hand? • Welke werktuigen zijn er in gebruik? • De paarden zijn ingespannen met een haam. Welk voordeel biedt dat? • Waarom staat er een omheining rond het veld? Zijn velden nu nog omheind?
VA
N
IN
BRON 5 De activiteiten van een boer gedurende een jaar
st
uk
©
Miniatuur uit een Frans manuscript, ca. 1460
pr oe
fh o
of d
BRON economie het middeleeuws Europa DOC 1 6 DeDe economie van van het middeleeuwse Europa
DOC 2 A Vroegmiddeleeuwse munten
• Geschiedkundigen weten niet zeker wat elke figuur uitbeeldt. Geef vier activiteiten die jij herkent.
• Welke producten worden uit het Oosten ingevoerd? • Wie importeert die producten • inWelke producten Europa? wordenwordt uit het oosten • Waarom de Champagneingevoerd? belang• streek Wie importeert die rijk voor de in Europa? producten tus-wordt de • handel Waarom sen Italië en champagnestreek Vlaanderen? belangrijk voor de • In welke zeeën handel tussen Italië en is de Hanze Vlaanderen? actief? In welke • • Welke stadzeeën is de Hanze vormt in actief? onze Welke stad • gewesten eenvormt in onze gewesten belangrijk handelsknoopeen belangrijk punt? handelsknooppunt?
DOC 3 De geldwisselaar en zijn vrouw (schilderij van Quinten Metsijs, 1514, 70 x 67 cm, olieverf op paneel, Louvre, Parijs)
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
73
BRON 7
HEDENDAAGSE VERTALING
N
IN
Ik, Landry de Dikke, geef toe dat ik, verleid en in verzoeking gebracht door de hebzucht die dikwijls in het hart kruipt van mannen van de wereld, de kooplieden van Langres heb aangehouden, wanneer ze door mijn gebied trokken. Ik heb hun koopwaar afgenomen en heb het gehouden tot op de dag, waarop de bisschop van Langres en de abt van Cluny genoegdoening zijn komen vragen. Ik had een deel van wat ik had genomen, voor mijzelf gehouden, en de rest teruggegeven. De kooplui hebben toegestemd mij een bepaalde som als tribuut te betalen om dat restant te verkrijgen en om voortaan zonder vrees door mijn land te kunnen trekken. Die eerste zonde bracht mij op het idee van een tweede, en ik begon een tol te heffen en te laten heffen door mijn ambtenaren; een geldvordering, tol genaamd, van al degenen, die door mijn land trokken voor zaken of op pelgrimstocht. De monniken van Cluny wisten dat mijn voorgangers nooit een belasting van dien aard hadden geheven en ze klaagden dan ook steen en been en vroegen mij om af te zien van die onrechtvaardige vordering, die aan God mishaagde. Om die vordering af te kopen en veiligheid te verzekeren aan reizigers, hebben ze mij de som van driehonderd sous gegeven.
VA
Uit: Joan Evans, Het leven in middeleeuws Frankrijk, 1957
uk
Is het een bron of een historisch werk? Is bron 7 betrouwbaar om vragen over de middeleeuwse handel te kunnen beantwoorden? Geef twee manieren waarop Landry de handelaars in hun activiteiten hindert. Wie heeft geprobeerd de belangen van de handelaars te beschermen?
pr oe
fh o
of d
st
• • • •
©
Joan Evans (1893-1977) is een Britse geschiedkundige. Ze geeft geen verdere informatie over Landry de Dikke. Hij moet een lokale heer geweest zijn die een deel van de weg naar Langres controleerde in de 11e eeuw. Mogelijk gaat het om Landry Ier Gros de Brancion die in de 11e eeuw verschillende schenkingen aan de abdij van Cluny deed om de afpersingen die zijn vader eerder gedaan had te vergoeden.
74
D2 Landbouw, handel en nijverheid
Onderzoek: de Zwarte Dood, een middeleeuwse pandemie
of d
5 19
4
50 17
HEDENDAAGSE TIJD
6
51
4
fh o
MODERNE TIJD
13
13
OPDRACHTEN
VROEGMODERNE TIJD
ZWARTE DOOD
±
MIDDELEEUWEN
±
st
±
±
14
50
50
0
uk
©
VA
N
IN
In 2020 maakt het coronavirus wereldwijd meer dan 1,6 miljoen slachtoffers. Mondmaskers, quarantaine en lockdown worden dagelijkse kost. Grafieken van het aantal besmettingen en overlijdens beheersen het journaal. Beelden van covidafdelingen in ziekenhuizen confronteren ons met de harde realiteit van ziekte en dood. Dat waren we in het westen niet meer gewend, maar eeuwenlang lag ook bij ons de dood altijd en overal op de loer. Ze maakt deel uit van het dagelijks leven. De schrik zit er vooral in tijdens en na de pestepidemie van het midden van de 14e eeuw. Later omschrijft men die pandemie als ‘de Zwarte Dood’. Historici schatten het aantal pestdoden in West-Europa op ongeveer 40 miljoen. Dat is een derde tot de helft van de totale bevolking. In dit onderzoek bestudeer je die pestepidemie. In welk jaar duikt de ziekte voor het eerst op in Europa? Wat hebben de plaatsen die toen getroffen werden gemeenschappelijk? In welk jaar bereikt de pest onze streken? Wat kun je besluiten over de weg die de pest aflegt in Europa? Welke oorzaken geeft men in de middeleeuwen voor het uitbreken van de pest?
pr oe
Bestudeer de bronnen en de bijhorende informatie aandachtig. Beantwoord de volgende onderzoeksvragen. 1 In welk jaar duikt de ziekte voor het eerst op in Europa? 2 Wat hebben de plaatsen die getroffen worden, gemeenschappelijk? 3 In welk jaar bereikt de pest onze streken? 4 Wat kun je besluiten over de weg die de pest aflegt in Europa? Gebruik de windrichtingen om je antwoord concreet en duidelijk te formuleren. 5 Welke oorzaken geeft men in de middeleeuwen voor het uitbreken van de pest? 6 Toon aan dat die verklaringen standplaatsgebonden zijn, met andere woorden samenhangen met de middeleeuwse cultuur. 7 Toon met twee argumenten aan dat ook vandaag de kennis over de Zwarte Dood evolueert. 8 Geef twee verklaringen voor die nieuwe inzichten. 9 Geef drie manieren waarmee men zich in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd probeert te beschermen tegen de pest. 10 Stel bij de titel van deze les nog een historische vraag waarop je in dit onderzoek nog geen antwoord gekregen hebt.
pandemie: wereldwijde verspreiding van een besmettelijke ziekte
D De mIDDeleeUweN vaN 900 tOt 1450
75
VA
N
IN
BRON 1 De geografische verspreiding van de Zwarte Dood in Europa
st
uk
©
Het herkomstgebied van de pestbacterie bevindt zich in Azië. Daar leeft de bacterie in vlooien op knaagdieren en andere kleine zoogdieren. In de 14e eeuw zijn er al intensieve handelscontacten tussen Azië en Europa. De pestbacterie reist mee richting Europa.
pr oe
fh o
of d
BRON 2 Archeologen onderzoeken een middeleeuws massagraf in Londen (2011)
76
ONDERZOEK DE ZWARTE DOOD, EEN MIDDELEEUWSE PANDEMIE
In samenwerking met andere wetenschappers, zoals biologen, onderzoeken archeologen menselijke overblijfselen in (massa)graven. Met nieuwe technieken, zoals DNA-onderzoek, gaat men na of de begraven personen aan de pest gestorven zijn. Dat leidt tot nieuwe inzichten. Men heeft bijvoorbeeld lang gedacht dat alleen ratten en de rattenvlo de Zwarte Dood in Europa verspreid hebben. Dat idee wordt verlaten, omdat het praktisch niet mogelijk is. Maar hoe is het dan wel gegaan? Waarschijnlijk zijn er ook vlooien en luizen van mens op mens overgesprongen. Menselijke vlooien komen nu gelukkig niet zo veel meer voor, maar in de middeleeuwen is dat wel even anders. Dat komt omdat de mensen op stro slapen en ze hun kleding veel langer dragen. Kleding is namelijk erg duur. Bovendien kunnen vlooien en luizen ook meereizen met handelaars in oude kleren en pelzen. Onderzoek bij recente opgravingen wijst bovendien uit dat besmetting via de lucht wel eens een belangrijkere oorzaak zou kunnen zijn dan men vroeger dacht. Nu blijkt wel degelijk dat mensen elkaar besmet hebben, zonder toedoen van vlooien. Historici stellen hun kennis over de Zwarte Dood nog steeds bij.
BRON 3 Processie van flagellanten
© imageselect
VA
N
IN
flagellant: middeleeuwse persoon die zich in het openbaar en in groep met een zweep slaat om boete te doen voor zijn zonden en die van anderen. Zo hoopt hij God gunstig te stemmen.
uk
©
Miniatuur van Piérart van Tielt uit: Gilles Le Muisit, Kroniek, 1347-1349. Gilles Le Muisit (1272-1352) is abt van de abdij van de Sint-Maarten in Doornik. Zijn kroniek is een geschiedenis van de wereld tot 1349. Omdat hij op dat moment al blind is, dicteert hij zijn werk. Piérart van Tielt werkt in Doornik. Hij illustreert en kopieert manuscripten. Tijdens de pestepidemie trekken steeds grotere groepen flagellanten van stad naar stad. Ze brengen zichzelf in het openbaar zweepslagen toe. Zo willen ze boeten voor hun eigen zonden en die van anderen.
st
BRON 4
of d
Alle joden over de hele wereld hadden zich voorgenomen de christenen met gif om het leven te brengen en daarom hadden ze alle waterputten, ver en dichtbij, en ook stilstaande wateren overal laten vergiftigen. Daardoor stierven zoveel mensen dat zoiets vreemds voordien nooit was voorgekomen. Men nam de joden daarom overal gevangen en wierp ze in het vuur. Daarin stierven ze aanstonds [onmiddellijk], alles vanwege de jammerlijke sterfte, waarover u hebt gehoord. Uit: Jan van Boendale, Boek van de wraak van God, ca. 1350
pr oe
fh o
Jan van Boendale (waarschijnlijk ca. 1280-1351) werkt als secretaris en raadgever voor het Antwerpse stadsbestuur. In zijn boek beschrijft hij hoe God volgens hem de mensen in het verleden en in zijn eigen tijd straft voor hun slechte gedrag. In de middeleeuwen leeft het idee dat de joden verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
77
BRON 5 Paul Fürst, afbeelding van een snaveldokter in Rome (1656)
BRON 6 Paul Fürst, afbeelding van een snaveldokter in Rome (1656) Beschilderd beeld van hout, 101 cm, eerste helft 16e eeuw, Mechelen, Museum Hof van Busleyden
©
uk
BRON 7 Plattegrond van Venetië
KUNNEN
of d
st
‘Pestdokters’ steken een mengsel van kruiden en specerijen in een masker met een vogelbek. Die vrijwilligers worden betaald om zieken in quarantaine te plaatsen. Het masker van de snaveldokter wordt nog steeds gedragen tijdens het carnaval van Venetië. Je vindt het trouwens het hele jaar door in de souvenirwinkels in die van oorsprong middeleeuwse stad.
VA
N
IN
Sint-Rochus is een van de vijf ‘pestheiligen’ die in de middeleeuwen worden aanbeden. Volgens de katholieke kerk zou Rochus van Montpellier (12951327) tijdens een pelgrimstocht naar Rome besmet zijn met de pest. Een engel geneest hem, een hond voorziet hem van het nodige brood. Bij zijn thuiskomst herkennen zijn stadgenoten hem niet meer omdat hij zoveel littekens heeft door de pest. Ze denken zelfs dat hij spioneert voor de vijand. Rochus sterft in de gevangenis.
pr oe
fh o
1 bronnen bestuderen om historische vragen te beantwoorden 2 een voorbeeld van standplaatsgebondenheid geven 3 met voorbeelden aantonen dat de kennis van het verleden verandert 4 een kaart interpreteren 5 een historische vraag stellen
78
ONDERZOEK DE ZWARTE DOOD, EEN MIDDELEEUWSE PANDEMIE
De cartograaf Benedetto Bordone (1460-1531) geeft in 1528 een plattegrond uit van Venetië. Daarop geeft hij ook de drie quarantainestations weer. Na de Zwarte Dood gaan lokale besturen wel maatregelen nemen om zo’n ramp in de toekomst te vermijden. Op 27 juli 1377 vaardigt het bestuur van de republiek Ragusa (nu Dubrovnik, Kroatië) een nieuwe wet uit. Voortaan moeten handelaars drie weken in isolement blijven op een eiland voor de kust. Als ze besmet zijn, sterven ze daar. Zijn ze na die tijd nog in leven, dan vormen ze geen gevaar meer. Nadien nemen andere overheden dat systeem over. Venetië verplicht vanaf 1448 schepen om veertig dagen buiten de haven te blijven liggen alvorens ze de stad binnenvaren. In het Venetiaans is veertig ‘quarantena’. Dat ligt aan de oorsprong van het woord ‘quarantaine’: een verplicht isolement om de verspreiding van een ziekte te vermijden. Die quarantainestations worden vaak vernoemd naar Lazarus, de met zweren bedekte bedelaar uit het Nieuwe Testament.
Ons land is erg verstedelijkt. Er bestaat nauwelijks nog een onderscheid tussen stad en platteland. Beide vloeien in elkaar over. In het verleden bestaat er echter een duidelijk verschil tussen stad en platteland. In onze gewesten beginnen de meeste steden pas na het jaar 1000 een rol van betekenis te spelen. Wanneer ontstaan de eerste middeleeuwse steden in onze streken? Waar ontstaan en groeien steden? Waarom raakt Vlaanderen in de middeleeuwen meer verstedelijkt dan de buurlanden? Wat is de invloed van vorsten op de groei van de steden? Wie woont er in een middeleeuwse stad? Hoe wordt die bestuurd? Wie heeft er de macht? Wat is het economische belang van de stad? Hoe ziet een middeleeuwse stad eruit?
1
5 4 ±
19
17 ±
14
±
In de Romeinse tijd zijn onze streken al bevolkt, maar het gaat meestal om kleine woonkernen of steden waar een bisschop verblijft. Vlaanderen is een uithoek van het Romeinse Rijk ten noordoosten van de Romeinse weg die Keulen met Boulogne-sur-Mer verbindt via Maastricht, Tongeren, Bavai, Kamerrijk, Atrecht en Terwaan. Er zijn enkele wegen naar Doornik en kleinere versterkte plaatsen zoals Oudenburg en Aardenburg.
MODERNE TIJD
HEDENDAAGSE TIJD
uitgestrekte gebieden tussen de Schelde en de kust verwoest door plunderende Noormannen. De Vlaamse graven richten daarom verschillende versterkingen op, zoals Brugge.
fh o
of d
BRON 1
VROEGMODERNE TIJD
st
OPKOMST STEDEN
uk
MIDDELEEUWEN
De heropleving van de steden
50
© 50
0 0 9 ±
±
50
0
VA
N
IN
D3
De steden treden op de voorgrond
pr oe
Vanaf de 3e-4e eeuw zorgen economische crisissen, Germaanse invallen en volksverhuizingen ervoor dat de oppervlakte van Romeinse nederzettingen in Vlaanderen verkleint en het aantal inwoners afneemt. Sommige Romeinse nederzettingen verdwijnen zelfs volledig. Dat Germanen zich hier nadien vestigen, herkennen we nog in plaatsnamen met ‘zele’, ‘heim’, ‘inga’, ‘egem’, zoals Waregem, Poperinge … Het zijn geen steden maar kleinschalige woonkernen en er worden geen nieuwe wegen aangelegd. Onder de Merovingers en Karolingers heeft Vlaanderen uitgestrekte landbouwdomeinen, bossen en een grillige kustlijn waarbij vooral aan schapenteelt wordt gedaan. In de 9e eeuw worden die
Aan het einde van de 9e eeuw nemen de invallen van de Noormannen af, er is dus een toename van de veiligheid. De landbouwopbrengsten stijgen en de bevolking kan bijgevolg weer aangroeien (zie les D2). Er is een stijgende vraag naar nijverheidsproducten uit bijvoorbeeld wolverwerking. De nijverheden groeien mee om aan de vraag te kunnen voldoen. Samen met de overschotten uit de landbouw vormt die nijverheid de basis voor de groeiende lokale en internationale handel. Dat maakt het ontstaan en de groei mogelijk van de steden die een belangrijke functie als regionaal marktcentrum krijgen.
2
Steden groeien op goed gelegen plaatsen
Spontaan groeiende steden hebben doorgaans drie dezelfde kenmerken: een bestaande kern of versterking uit de Frankische of zelfs Romeinse tijd, goede verkeersverbindingen en een omgeving die in voedsel en grondstoffen, zoals bijvoorbeeld wol, hout of metaal, voorziet. BRON 2-3
D De mIDDeleeUweN vaN 900 tOt 1450
79
IN
3
N
De Romeinse wegen raken in de vroege middeleeuwen in verval. Daarom vormen rivieren de verkeersaders die handel over langere afstand mogelijk maken. Voor handel zijn verkeersknoop punten en plaatsen waar je van vervoersmiddel moet veranderen, bijvoorbeeld van kar naar boot, ideaal. Zo ontstaan Leuven (de Dijle) en Brussel (de Zenne) op plaatsen waar de rivier bevaarbaar wordt. Gent ligt aan de samenvloeiing van de Leie en de Schelde en die vormen gemakkelijke verbindingen met het zuiden. De belangrijke landweg in onze streken is de handelsweg tussen Keulen en Brugge die door Leuven, Brussel en Gent loopt. Op die rivieren en wegen moet soms tol worden betaald.
In de 10e en 11e eeuw zijn grote delen van de kuststreek het bezit van de Vlaamse graven. Er komen dijken en kanalen om meer landbouwmogelijkheden te creëren in de streek en de graaf sticht dorpen om de streek verder te ontwikkelen. Gronden worden verpacht, de opbrengsten in natura worden verkocht, de nieuwe steden kunnen groeien en de graaf ziet zijn inkomsten stijgen. Brabant volgt een eeuw later. Hertog Hendrik I sticht rond het begin van de 12e eeuw Turnhout, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven om de economische bedrijvigheid in het noordelijke deel van zijn hertogdom te stimuleren. Turnhout en ‘s-Hertogenbosch liggen bovendien aan de handelsweg Brugge-Keulen.
Stedelingen groeperen zich
In de 10e-11e eeuw woont er een verscheidenheid aan mensen in de stad. Vele stedelingen zijn van oorsprong onvrijen, horigen, die het domein op het platteland ontvlucht zijn. Er zijn in de stad handelaars, ambachtslieden en er is nog veel invloed van plaatselijke abdijen en edelen. In de eerste stadsrechten zoals die van Hoei uit 1066 is nog veel aandacht voor de gevluchte onvrije boeren, maar wordt ook duidelijk dat de stedelingen steeds meer als een groep worden gezien. Ze verenigen zich in broederschappen of communes. Die samenwerking beschermt hen in conflicten met de naburige domein heren die hun rechten blijven opeisen. BRON 4 -5
uk
©
stadsrechten: keure, charter of privilege. Een document dat vermeldt wat iemands rechten en plichten zijn. Een keure geeft aan steden een reeks vrijheden die het omringende platteland meestal niet heeft.
Markten worden veelal ingericht nabij burchten of versterkingen waar opslagplaatsen zijn om de goederen die op de markt verkocht worden, te bewaren. Er bestaat al een netwerk van regionale markten waar abdijen, kloosters en grootgrond bezitters de landbouwoverschotten van hun domeinen kunnen verkopen. Dat er in onze gewesten meer van dat soort kerkelijke instellingen zijn dan in het noorden, verklaart waarom hier de groei van steden eerder op gang kwam. Zo bestaan de Gentse Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdijen al sinds de 7e eeuw.
VA
verpacht: een stuk landbouwgrond wordt vaak verpacht aan een boer als die zelf niet genoeg grond heeft. De boer, de pachter, krijgt de opbrengsten maar betaalt om de grond te mogen gebruiken.
pr oe
fh o
of d
st
De omgeving in Vlaanderen voorziet op een unieke manier in grondstoffen en voedsel. Ten eerste is er de streek ten zuiden van Ieper met zware maar vruchtbare leemgronden waar het drieslagstelsel al vroeg voor grotere opbrengsten zorgt. Ten tweede zijn de uitgestrekte weilanden in de kuststreek die af en toe onder water lopen, geschikt voor schapen. Meer landinwaarts kunnen runderen gehouden worden. Het vlees, de zuivelwaren, de wol en huiden vormen samen met zout en turf een interessant aanbod voor de stedelijke markten. Ten derde is er na het verdwijnen van veel bossen de zandgrond in het binnenland (zie les B2) die vooral geschikt is voor lichte granen zoals haver dat als paardenvoer gebruikt wordt. Die drie diverse gebieden geven de markten een unieke variëteit en de handel zorgt vanaf het einde van de 10e eeuw voor meer steden met markten in Vlaanderen dan bijvoorbeeld in de Maasstreek of in de noordelijke Nederlanden. Naast spontaan groeiende steden worden er ook veel steden gesticht om de streek te ontwikkelen of om strategische redenen. De Duitse keizer Otto II richt rond 974 ter verdediging van de grens met Frankrijk aan de Schelde de markgraafschappen Antwerpen, Ename en Valenciennes op en voorziet ze van versterkingen. Het dorp Ename krijgt een burcht waarbij een handelsnederzetting ontstaat die het recht op tolheffing op de Schelde krijgt. De gestichte dorpen en steden krijgen allerlei voordelen om te kunnen overleven en bloeien.
80
D3 De steden treden op de voorgrond
Aan het einde van de 11e eeuw bestaat de bevolking van een stad uit enerzijds vreemdelingen en anderzijds volwaardige burgers of poorters. Die laatsten betalen poortersgeld. Na doorgaans een jaar en een dag zijn nieuwelingen vrij van hun domeinheren die ze ontvlucht zijn: ‘stadslucht maakt vrij’. Om de instroom te beperken, wordt het poortersgeld na verloop van tijd verhoogd.
De burgers bestaan uit twee groepen. Enerzijds is er het patriciaat. Dat is de stedelijke elite die haar rijkdom dankt aan handel en grootgrondbezit. De handelaars verenigen zich in gilden om hun belangen te verdedigen. Ze maken bijvoorbeeld afspraken met elkaar over welke prijs er voor sommige producten betaald zal worden. Een vereniging van handelaars van verschillende steden, een hanze, werkt samen om handel in een bepaald gebied te organiseren. Zo richt de ‘Hanze van de XVII steden’ zich in de 13e eeuw op de handel met de jaarmarkten van de champagne streek. Anderzijds is er ‘het gemeen’, een grote groep van werklui en gewone mensen. Zij hopen inspraak en wat meer onafhankelijkheid te krijgen van de handelaars uit het patriciaat die hun producten kopen. Ze
In vele Vlaamse steden zoals Gent en Kortrijk krijgt een burggraaf de taak om in naam van de graaf een gebied of kasteel te besturen en te verdedigen. Dat wordt uiteindelijk een erefunctie zonder veel invloed. Vorsten benoemen liever vertegenwoordigers die ze kunnen ontslaan, verplaatsen en een vast loon geven. Naargelang de streek noemt men hen ‘meier’, ‘drossaard’, ‘baljuw’, ‘schout’ ... Ze krijgen gerechtelijke taken, vertegenwoordigen de graaf en roepen de schepenen samen die mogen rechtspreken binnen de stad.
IN
De meeste steden ontwikkelen zich spontaan. Ze hebben geen gepland regelmatig stratenpatroon zoals in gestichte steden. Ze hebben vaak een concentrisch grondplan: de stad groeit vanuit een of meerdere kernen en de hoofdstraten lopen vanuit dat centrum naar de stadspoorten. Aanvankelijk liggen de huizen niet op een vastgelegde lijn waardoor er kronkelende steegjes ontstaan. BRON 8 -9 -10 -11
concentrisch: met steeds groter wordende cirkels of cirkelvormige figuren rond eenzelfde middelpunt
In tegenstelling tot wat we in onze tijd zouden vermoeden, is het in de steden veiliger dan op het platteland, enerzijds omwille van de gemoderniseerde rechtspraak in de steden en anderzijds omwille van de versterkingen, zoals aarden wallen, die bendes en plunderaars afschrikken.
uk
BRON 6 -7
Het uitzicht van de middeleeuwse stad
N
Het bestuur van de stad
5
Guldensporenslag: strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger waarna op het slagveld 500 paar gulden sporen van gesneuvelde ‘Franse’ ridders worden verzameld. Pas in de 19e eeuw spreekt men over de Guldensporenslag.
VA
4
met de Franse koning en het patriciaat (zie les E1). Ze krijgen meer inspraak in de grootste steden. In Brabant vragen de ambachten snel, met succes, dezelfde rechten als in Vlaanderen. Hun vertegenwoordigers krijgen een plaats in de verschillende bestuursraden. Het gaat dan echter vaak om rijke meesters die dezelfde belangen hebben als het patriciaat en niet zozeer die van de rest van het gemeen.
©
verenigen zich daarom in ambachten: arbeidsverenigingen per beroep zoals bijvoorbeeld de wevers, metaalbewerkers, brouwers, slagers, bakkers en schoenmakers. Een ambacht verdedigt de belangen van zijn leden en heeft een eigen bestuur, een reglement, een eigen kas en zelfs een eigen gewapende militie die helpt bij het verdedigen van de stad. In het reglement staan afspraken over opgelegde maximumlonen, minimumprijzen, afspraken over verzekerde kwaliteit en over werkomstandigheden. De deken leidt het ambacht. De meesters zijn volwaardige leden die een eigen bedrijfje hebben. Zij hebben gezellen of knapen in dienst en ze leiden leerjongens op. Het patriciaat vertegenwoordigt het meeste rijkdom in de stad, toch moeten vooral de ambachten de belastingen betalen.
st
Voor 1100 hebben alleen de grootste steden een stadsmuur: Doornik, Rijsel, Dowaai, Brugge, Gent en Ieper. In de 12e eeuw volgen Brussel, Leuven, Antwerpen en Mechelen. In vergelijking met steden in onze tijd zijn ze klein. De meeste steden tellen minder dan 10 000 inwoners. In de 13e eeuw komen er uitbreidingen omdat men een sterke groei van de stad verwacht. De uitbreiding is vaak te groot en er blijven nog heel wat groene zones binnen de stad. Dat heeft te maken met de sterke daling van de bevolking in de 14e eeuw. Door het behoud van die groene zones, zoals akkers en weiden, blijft landbouw aanwezig in de stad. Dat komt van pas, want bij een belegering is voedsel belangrijk. Dan moet de stad beschikken over land om te verbouwen en land waar kudden vee kunnen grazen. In vele steden wordt het gebied binnen de stadsmuren pas volgebouwd in de 18e en 19e eeuw.
pr oe
fh o
of d
Door aan een stad rechten toe te kennen, steunen graven en hertogen de steden om de macht van de domeinheren in de omgeving te beperken. Die stadsrechten worden steeds meer op perkament bijgehouden in plaats van mondeling overeen gekomen. Daarin krijgt de stad onder andere een vorm van zelfbestuur, het recht belastingen te heffen, eigen rechtspraak die afwijkt van het omliggende platteland of het recht een stadsmuur te bouwen. Handelaars worden extra beschermd en het recht wordt moderner door degelijk onderzoek, gebruik van bewijzen en getuigenissen. De vorsten kennen die stadsrechten toe in ruil voor tegenprestaties: geld, militaire steun of steun bij een moeilijke troonopvolging. Na de moord op graaf Karel de Goede bijvoorbeeld bevestigt de nieuwe graaf Willem alle bestaande stadsrechten en staat er nieuwe toe om steun te krijgen van de steden.
Het dagelijks bestuur gebeurt door schepenen of raadslieden. Het patriciaat beheerst het politieke leven. In de 12e eeuw verzetten de ambachten zich daartegen en eisen inspraak. Na de Guldensporenslag van 1302 komt er verandering. De Vlaamse graaf beloont de ambachten voor hun steun in het conflict
De meeste straten zijn niet verhard. De hoofdstraten en straten van rijke patriciërs worden eerder verhard. Er is geen riool maar de straten lopen naar opzij af. Ze liggen vol met onder andere modder, afval van beenhouwers, vis en uitwerpselen van mensen, paarden en andere dieren. Bij een fikse regenbui veranderen de straatjes in modderige beekjes. Om het ergste te vermijden worden de hoofdstraten bij hoog bezoek soms met planken bedekt.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
81
Nieuwe markthallen dienen als opslagplaats en verkoopruimte voor bijvoorbeeld lakenstof. Ze worden ook gebruikt als vergaderruimte of als rechtbank. De halle van Damme wordt gebouwd in 1241 en doet ook dienst als stadhuis. De grote stadhuizen verschijnen vanaf de 14e eeuw.
De meeste huizen zijn van hout en leem en hebben een dak van stro. Alleen de rijken kunnen zich een stenen huis veroorloven. Door het gebruik van hout en stro stijgt uiteraard het gevaar voor brand die in de steegjes snel kan overslaan naar andere gebouwen. Sommige stadsbesturen verplichten daarom om brandgangen tussen de huizen open te laten om de snelle verspreiding van vuur tegen te gaan. Uiteindelijk wordt het verplicht om minder brandbare materialen te gebruiken.
of d
KENNEN
st
uk
©
In Vlaanderen bouwen steden ook belforten. De aanvankelijk houten bouwsels worden uiteindelijk grote stenen torens. Die groeien uit tot symbolen van de stedelijke macht en autonomie. Opeenvolgende toegekende stadsrechten of keuren vormen uiteindelijk een stapel van oorkondes die veilig in een kist in het belfort bewaard worden. De schepenen vergaderen er ook en er is ook een stormklok. Die klok wordt in tijden van nood geluid.
IN
overkraging: verdieping van een huis die voor een stuk uitspringt boven de straat
Verschillende beroepen vestigen zich bij elkaar. Vishandelaars vestigen zich in de buurt van de vismarkt, slagers in de buurt van een vleeshuis. Volders en brouwers hebben water nodig en vestigen zich in de buurt van de waterlopen. Op die manier ontstaan er gespecialiseerde markten. In veel steden vind je een vismarkt, eiermarkt, melkmarkt, graanmarkt of veemarkt.
Veel huizen hebben puntgevels en overkragingen. Op de benedenverdieping hebben de ramen van vele huizen luiken die omhoog geopend worden. Zo dienen ze als afdak voor koopwaar. Door de overkragingen en de luiken is er in de smalle straatjes weinig lichtinval.
N
autonomie: zelfbestuur
Er is in de 12e en 13e eeuw nood aan grotere marktpleinen want die zijn er nauwelijks. De handelaars verkopen hun goederen in een hoofdstraat die soms verbreed wordt. Waar mogelijk breidt de straatmarkt zich uit naar een open ruimte.
VA
volder: ambachtsman die de wollen stoffen (laken) hechter maakt door ze te bewerken. Hij gebruikt daarvoor o.a. chemische producten.
pr oe
fh o
1 de begrippen ‘commune’, ‘charter’, ‘keure’, ‘privilege’, ‘poorter’, ‘stadsrechten’, ‘schepenen’, ‘belfort’, ‘burggraaf’ en ‘hanze’ verklaren 2 verklaren waarom stijgende landbouwopbrengsten, groeiende nijverheid en handel leiden tot de heropleving van de steden in onze streken na 1000 3 drie kenmerken opnoemen die leiden tot de groei van steden op bepaalde plaatsen 4 met drie uiterlijke kenmerken stedelijke ruimte beschrijven 5 twee verschillen tussen een middeleeuwse en een hedendaagse stad opnoemen 6 het ontstaan van een commune verklaren 7 het ontstaan van stadsrechten uitleggen 8 de machtsverhoudingen in de steden uitleggen 9 het ontstaan en de rol van de ambachten in de stad uitleggen 10 de invloed van de ambachten op de productie aantonen 11 de taak van meier, baljuw en schout uitleggen 12 de uitdrukking ‘stadslucht maakt vrij’ verklaren 13 poorters en niet-poorters, patriciërs en ambachtslieden vergelijken als voorbeelden van sociale gelaagdheid 14 aan de hand van de middeleeuwse stad het verschil tussen stedelijk en landelijk (ruraal) uitleggen
82
D3 De steden treden op de voorgrond
KUNNEN 1 met behulp van een kaart de geografische voordelen van een bepaalde stad verklaren 2 stadsplattegronden vergelijken en de verschillende historische ontwikkelingen van steden verklaren 3 met behulp van cijfergegevens conclusies trekken over de verstedelijkingsgraad en de leefomstandigheden 4 bronnen met elkaar vergelijken 5 het bestuur van twee steden met behulp van bronnen vergelijken 6 aan de hand van afbeeldingen onderscheid maken tussen stedelijke en rurale ruimte 7 historische beeldvorming beoordelen op basis van verschillende afbeeldingen 8 de presentatie van bronnen evalueren
BRON 1 Postkaart van Arles, Frankrijk (19e eeuw)
IN
Dit is de toestand van de middeleeuwen tot de vroegmoderne tijd, tot de huizen werden afgebroken in 1825.
VA
N
• Welk soort Romeins bouwwerk herken je? • Wat kun je besluiten over de ontwikkeling van Arles van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen? Motiveer je antwoord.
pr oe
fh o
of d
st
uk
©
BRON 2 Handelsroutes (1100-1400)
• Leg voor Gent, Brussel, Leuven, Zoutleeuw en Maastricht uit welke omstandigheden die plaatsen geschikt maken voor de vestiging van een stad.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
83
BRON 3 Plattegronden van Brugge en Sluis (16e eeuw) B Sluis
VA
N
IN
A Brugge
Uit: Braun en Hogenberg, Civitates orbis terrarum (1572-1617)
uk
©
Braun is een schrijver uit Keulen. Meer dan honderd kunstenaars en cartografen werken mee aan de stedenatlas. Doordat Brugge haar verbinding met de zee verliest, wordt Sluis een belangrijke voorhaven van de stad.
st
Uit: Jacob van Deventer, Planos de ciudades de los Países Bajos (16e eeuw)
of d
Van Deventer is een cartograaf die in opdracht van de Spaanse koning van alle steden uit zijn gewesten kaarten maakt. Brugge is de belangrijkste handelsstad in onze gewesten in de middeleeuwen. Door de veranderende kustlijn komt Brugge steeds verder van de zee te liggen en verliest de stad zijn belang.
gewest: in deze context is een gewest het middeleeuwse vorstendom. Enkele voorbeelden: het Graafschap Vlaanderen,het hertogdom Normandië, het hertogdom Saksen
fh o
• Vergelijk de plattegronden van Brugge en Sluis. Welke verschillen in het stratenplan merk je op? • Wat kun je daaruit afleiden over de ontwikkeling van beide steden? BRON 4
pr oe
Als een van mijn lijfeigenen die buiten de voornoemde stad woont, verkiest zich in de stad te vestigen, zal hij dat vrij mogen doen en hij zal onder de poorters mogen verblijven en zolang hij daar verblijft, zal hij de vrijheid van de poorters mogen genieten. Maar als hij de stad verlaat, wordt hij weer mijn lijfeigene zoals vroeger. Er moet nog aan toegevoegd worden dat, als een lijfeigene van een andere heer zich in Kortrijk komt vestigen en daar 40 dagen verblijft zonder opeising vanwege de heer, de heer hem later niet meer mag opeisen, maar hij vrij zal verblijven in de stad. Als echter zijn heer hem binnen de 40 dagen opeist en zijn heerlijk recht op hem erkend wordt, dan moet hij naar zijn heer terugkeren. Maar men mag niet vergeten dat, als de heer buiten het land verblijft ten tijde van de vestiging van de lijfeigene te Kortrijk, hij hem binnen het jaar mag opeisen. Wat gezegd is van mannelijke lijfeigenen geldt ook voor vrouwelijke lijfeigenen. Uit: het privilege van de Vlaamse graaf, Filips van de Elzas, verleend aan de stad Kortrijk in 1190
• Verklaar het spreekwoord ‘stadslucht maakt vrij’. • Welk belang kan Filips van de Elzas hebben bij de groei van de steden?
84
D3 De steden treden op de voorgrond
charter: keure of privilege. Een document dat vermeldt wat iemands rechten en plichten zijn. Een charter geeft aan steden een reeks vrijheden die het omringende platteland meestal niet heeft.
IN
BRON 5 14e-eeuwse marktscène, Nationale Bibliotheek van Frankrijk
© imageselect
B
Ten eerste, dat wij [Wenceslas] nu en voortaan elk jaar onze zeven schepenen van Leuven zullen benoemen en aanstellen, te weten vier onder onze goede lieden van de geslachten [patriciërs] en drie onder onze goede lieden van de gildebroeders en van de ambachten; en wij willen dat onze meier [de gerechtelijke vertegenwoordiger van de hertog] van Leuven altijd overleg zal plegen met de gemene gildebroeders van onze voorschreven stad om de personen voor te dragen, onder wie wij onze zeven schepenen elk jaar zullen uitkiezen. Zo hebben wij hun toegestaan dat er van de 21 gezworenen van onze stadsraad nu en voortaan elk jaar 11 gezworenen van onze goede lieden van de geslachten van Leuven zullen zijn en 10 gezworenen van onze goede lieden van de ambachten.
of d
Uit: de keure van Gent uit 1191
st
uk
1 De Gentenaren moeten hun vorst geen enkele militaire dienst verlenen buiten de landsgrenzen behalve op zee. (...) 2 De stad mag dertien schepenen aanduiden die over alle zaken zullen beslissen. (...) 4 De Gentenaren mogen met muren versterken. (...) 30 Nutteloze of schadelijke personen worden verbannen. De schepenen bepalen de termijn. (…) 32 Over alle zaken die niet in het charter voorzien zijn, spreken de schepenen gewetensvol uit, in overeenstemming met rechtvaardigheid en redelijkheid (...)
©
BRON 6 A
VA
N
• Welke materialen worden gebruikt in de huizen? • Welke economische activiteit herken je op de afbeelding? • Tot welke maatschappelijke groep behoren de mensen op de afbeelding?
Margaretha I van de Elzas (1145-1194), Vlaamse gravin vanaf 1191, bevestigt bij haar ontvangst in Gent als nieuwe gravin de rechten van de stad Gent en haar inwoners. Dat was een vast gebruik bij het aantreden van een nieuwe graaf of gravin.
fh o
En voorts zal men al de ambachten van onze stad Leuven bijeenvoegen, zodat er maar 10 zullen zijn. Elk ambacht zal zijn gezworenen kiezen bij meerderheid van stemmen van de goede lieden van hetzelfde ambacht.
pr oe
De artikelen in de keure worden oorspronkelijk genummerd. Hier is een selectie weergegeven met hun oorspronkelijk nummer. De bron is hertaald naar hedendaags Nederlands op basis van de versie uit het werk van A.E. Geldof en L.A. Warnkönig, gepubliceerd in het Frans in 1846. Om de bron duidelijk en leesbaar te houden zijn een aantal zaken weggelaten. Dat kun je zien aan (...).
• Wat zijn schepenen? • Welke twee taken van de schepenen worden omschreven in de keure van Gent? • Wat zijn schepenen in onze tijd? Zoek dat op in een naslagwerk.
Uit: keure van Leuven, 1378, toegekend door Wenceslas • Welke mensen zorgen voor het bestuur van de stad? • In welke mate wordt de stad Leuven, volgens de gegevens uit de bron, democratisch bestuurd?
• • • •
Op welke manier is bron 6A bewerkt? Wat zijn daarvan de voordelen? Wat zijn mogelijke nadelen van de bewerkingen? Welke bron is beter gepresenteerd? Geef daar drie redenen voor.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
85
GENT
GENT
Schepenbank, 1356
Schepenbank, 1356 BRON 7 Samenstelling van de schepenbanken van Gent (vóór 1300 en in 1356) 1 GENT
2
3
4
5
6 7
8
9 10 11 12 13
GENT
1 2 3 4 Schepenbank, 1356
Schepenbank,voor 13561300 Schepenbank
5
6 7
8
9 10 11 12 13
5
6 7
8
9 10 11 12 13
1 2 3 4 5 Schepenbank voor 1300
6 7
8
9 10 11 12 13
Weef- en textielambachten 1 2 3 4 5 6 7 Kleine ambachten
8
2 2
3 3
4 4
5 5
6 6 7 7
8 8
9 9 10 10 11 11 12 12 13 13
1
Schepenbank voor 1300 Patriciaat
Naar: Marc Boone, Gent, twaalf eeuwen textielindustrie. Weef- en textielambachten In: Ontwikkeling van de stad – De wording van Europa, 1992 Kleine ambachten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Marc Boone is een hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Gent. Patriciaat • WieWeefzetelt in de schepenbank van Gent voor 1300? en textielambachten Patriciaat • Welke groepen hebben geen plaats in 1300? alle ambachten bevolkingsgroepen vertegenwoordigd in 1356? • ZijnKleine • Welke groep is in de minderheid? Welke groepen zijn in Kleine ambachten Weef- en de meerderheid? textielambachten • Krijgen alle Gentenaars in 1300 gelijke kansen in het bestuur? En in 1356? Gentse stadsbestuur van 1356 democratisch • Kun je hetPatriciaat noemen?
Patriciaat
VA Kleine ambachten Patriciaat
©
uk
st
1 (Parijs)
> 50 000
6 (5 Italiaanse steden en Gent)
fh o 60 à 70
pr oe
Uit: Blockmans, Metropolen aan de Noordzee, 2010
textielambachten
Patriciaat
Oppervlakte van de steden in de middeleeuwen
(1 ha = 100 op 100 meter; 100 ha = 1 km op 1 km)
Hasselt
< 20 ha
Sint-Truiden
of d
> 100 000
> 10 000
GENT 1356-1358, % Kleine ambachten Weef- en
B
Aantal steden in Europa
9 10 11 12 13
Weef- en textielambachten
Kleine ambachten
Weef- en textielambachten
Bevolkingsaantallen rond 1250
4
GENT 1356-1358, %
GENT 1356-1358, %
BRON 8 A
3
Patriciaat
GENT 1356-1358, %
Kleine ambachten
2
N
1 1
IN
Schepenbank voor 1300
Weef- en textielambachten
C Vlaamse steden in 2020
Inwoners
Oppervlakte
Hasselt
78 619
10 224 ha
SintTruiden
40 637
10 690 ha
< 100 ha
Leuven
410 ha
Leuven
102 126
56 630 ha
Brugge
430 ha
Brugge
118 536
13 840 ha
Gent
644 ha
Gent
263 614
15 618 ha
Uit: Blockmans, Metropolen aan de Noordzee, 2010
Uit: www.vlaanderen.be, register 2020
• Vergelijk bron 8A en 8B met 8C. Wat kun je besluiten als je middeleeuwse steden vergelijkt met hedendaagse steden? • Rond 1350 telt Gent ongeveer 64 000 inwoners. Bereken het aantal inwoners per km². Welke gevolgen heeft die bevolkingsdichtheid voor het leven in de stad, denk je?
86
D3 De steden treden op de voorgrond
VA
N
IN
BRON 9 De Helpoort in Maastricht (begin 13e eeuw)
uk
©
De Helpoort wordt omstreeks 1230 gebouwd. De meeste muren en poorten van Maastricht worden in de 19e eeuw afgebroken omdat ze niet langer nodig zijn. De Helpoort blijft bewaard en wordt gereconstrueerd. Er komen enkele nieuwe elementen zoals een extra raam en een mezekooi. Dat is een werpgat om projectielen op aanvallers te kunnen gooien. De bedoeling is om de poort een middeleeuwser uiterlijk te geven.
st
• Welke indruk maakt een stad op reizigers? • Verklaar het verschil tussen stedelijke en rurale omgeving aan de hand van de afbeelding. • Verklaar waarom het in een middeleeuwse stad veiliger was dan op het platteland. B
pr oe
fh o
of d
BRON 10 A Ieper
Dit is de oudste bekende afbeelding van het belfort, de lakenhal en het ‘gulden halleke’: een miniatuur uit 1363, overgeleverd dankzij een steendruk uit 1861.
De lakenhal, het belfort en het ‘gulden halleke’ op een houtsnede van 1562-1565. Er zijn in die periode verkoopstalletjes tegen de gevel voor handelaars die geen plaats kunnen betalen in de hallen. Het belfort heeft twee klokken, een gewone en een astrologische klok.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
87
D
N
IN
C
uk
©
Vergelijk de afbeeldingen met elkaar. Welke zaken veranderen doorheen de eeuwen? Waarom worden bij restauraties dingen veranderd aan het oorspronkelijke gebouw? Hoe toont de lakenhalle van Ieper aan dat ook historische gebouwen evolueren en veranderen? Hoe middeleeuws is de lakenhalle? Wat vertelt dat over hoe ons beeld van het verleden tot stand kan komen? Met andere woorden: hoe kunnen verschillende restauraties een invloed hebben op ons beeld van het de middeleeuwen?
st
• • • • •
Na Wereldoorlog I beslissen de Ieperlingen hun belfort herop te bouwen. Het duurt tientallen jaren vooraleer de restauratie compleet is. Sinds 1999 behoren de gebouwen tot het Unesco werelderfgoed.
VA
De lakenhal met belfort en Sint-Maartenskathedraal van Ieper aan het einde van Wereldoorlog I. Een 17e-eeuwse trap bij de ingang wordt in de 19e eeuw afgebroken. Er blijven alleen nog wat zwaar beschadigde muren over, de rest is door beschietingen in de oorlog verwoest.
88
D3 De steden treden op de voorgrond
Miniatuur uit de 13e eeuw, Nationale bibliotheek van Frankrijk
• Waarvoor dienen de kraampjes? • Is de straat verhard? • Hoe zou je het straatoppervlak beschrijven? Kies uit: netjes – vuil – nat – goed afwaterend – verhard – modderig.
Bron: gallica.bnf.fr / Réseau Canopé, VNUM-17562
pr oe
fh o
of d
BRON 11 Zicht op de straten in een middeleeuwse stad
N
VA
0
±
15
13 ±
VERVAL
©
De Kerk wint aan macht en aanzien (9e-11e eeuw)
0
0
0
0 11 ±
GROTE INVLOED
worden. Paus Gregorius VII (paus 1073-1085) voert een krachtig hervormingsbeleid, dat later bekend wordt als de ‘gregoriaanse hervorming’. De paus wil de Kerk losmaken van wereldlijke inmenging en uitbouwen onder zijn gezag. Landheren en vorsten kunnen nog wel kandidaten voordragen voor geestelijke ambten, maar alleen kerkleiders mogen geestelijken aanstellen. De Duitse keizers gaan niet akkoord met die maatregel. Zij gebruiken de Kerk al een hele tijd om het keizerrijk te controleren en te besturen (zie les D5). Gregorius is ook de eerste paus die een kruistocht naar Jeruzalem wil organiseren (zie les F2).
uk
1
0
0 9 ±
GROEI
IN
Vorig jaar heb je geleerd hoe het christendom in de 1e eeuw ontstaan is en dat het zich verspreid heeft over het Romeinse Rijk. Ook in de middeleeuwen gaat het ‘succesverhaal’ voort. Je kunt niet om de Kerk heen tussen 1000 en 1500. Hoe krijgt de Kerk in die periode macht en invloed? Hoe evolueert de Kerk gedurende die periode? Met welke problemen heeft zij af te rekenen?
0
D4
Kerk en christendom
schisma: een scheuring (in de Kerk)
fh o
of d
st
BRON 1-2-3 - 4 -5 Het kloosterleven is tijdens de oudheid in het Midden-Oosten ontstaan. Van daaruit wordt het ook in Europa bekend. Benedictus brengt eenheid in het westerse kloosterleven. Hij sticht in de 6e eeuw het eerste klooster van de benedictijnen in Monte Cassino en schrijft een regel voor de monniken. Ook in Ierland komt het kloosterleven tot ontwikkeling. In Europa ontstaan veel kloosters. Het kerkelijke leven komt in de 9e-10e eeuw in verval. De belangrijkste reden is de inmenging van het wereldlijke gezag in kerkelijke aangelegenheden. Het omgekeerde gebeurt ook: bijvoorbeeld geestelijken die benoemd worden tot wereldlijke machthebbers.
celibaat: ongehuwde staat
pr oe
In 910 wordt de abdij van Cluny opgericht. Zij wordt het uitgangspunt van een hervormingsbeweging. Oorspronkelijk is dat een kloosterhervorming. Om ze te vrijwaren van de inmenging van buitenaf wordt de abdij onder het directe toezicht van de paus gesteld. De kloosterregel van Benedictus wordt opnieuw strikt nageleefd. Op korte tijd krijgt Cluny heel veel succes. Rond 1100 telt de abdij over heel Europa meer dan 1 400 ondergeschikte kloosters. Door het succes worden de kloosters heel rijk en verwatert geleidelijk aan de oorspronkelijke bezieling. De kloosterhervorming groeit ook uit tot een kerkhervorming. Een van de ideeën is dat de Kerk boven de staat verheven is. Paus Nicolaas II (paus 1059-1061) beslist als eerste dat de pauskeuze voortaan niet langer door de keizer mag beïnvloed
Ondanks een eigen ontwikkeling van de katholieke Kerk in het westen (onder leiding van de bisschop van Rome) en in het oosten (onder leiding van de bisschop van Constantinopel) vanaf de klassieke oudheid blijft de katholieke Kerk een eenheid. Toch groeien er ook meningsverschillen. De Kerk in het oosten heeft moeite met de voorrangspositie van de bisschop van Rome (paus). Andere discussies gaan onder andere over geloofskwesties, het gebruik van het juiste soort brood in de eucharistieviering en het celibaat. In 1054 gaan Latijnse onderhandelaars naar Constantinopel, maar hun onhandige optreden zorgt voor een schisma in de Kerk. Geleidelijk aan gaan de westerse en de oosterse Kerk een eigen weg: enerzijds de Latijnse Kerk met Rome als centrum (voortaan rooms-katholieke Kerk geheten), en anderzijds de Griekse Kerk met Constantinopel als centrum (voortaan orthodoxe of Byzantijnse Kerk geheten). Pas in de 15e eeuw is de breuk volledig en definitief.
D De mIDDeleeUweN vaN 900 tOt 1450
89
Europa is rijk bezaaid met kloosters. Er ontstaan nieuwe kloosterorden. Dat gebeurt gedeeltelijk als een reactie op de vervlakking in de navolging van de regel van Benedictus in Cluny en op de macht en de rijkdom van de geestelijkheid. Zo sticht Bruno van Keulen in de bergen bij Grenoble de orde van de kartuizers, een orde van kluizenaars. Die mensen leven in afzonderlijke cellen en vormen geen echte kloostergemeenschap.
Een Kerk in verval (14e-15e eeuw)
BRON 9 -10 -11-12 Paus Bonifatius VIII (paus 1294-1303) slaagt er niet langer in de Europese vorsten aan zijn gezag te onderwerpen. De Franse koning Filips de Schone komt openlijk in opstand en heft zelf belastingen op de eigen Franse geestelijkheid. Na de dood van de paus organiseert Filips de verkiezing van een Franse paus, die zich in Avignon vestigt. Van 1309 tot 1377 verblijven de pausen daar en niet langer in Rome. Maar het wordt nog erger: in 1378 wordt een Italiaan (Urbanus VI) tot paus gekozen. De Franse bisschoppen reageren met de verkiezing van een tegenpaus (Clemens VII) die zich opnieuw in Avignon vestigt. Het zogenaamde ‘Westers schisma’ is een feit. De twee pausen beschouwen zichzelf als de echte geestelijke leider en veroordelen elkaars beslissingen. Er komen bisdommen met twee bisschoppen, abdijen met twee abten, parochies met twee priesters ... Op een concilie in Pisa in 1409 wordt een nieuwe paus gekozen. De twee andere pausen weigeren echter af te treden en zo zijn er ... drie pausen. Na veel getouwtrek en gepalaver kiest het Concilie van Konstanz in 1417 Martinus V tot nieuwe en enige paus. Hij wordt alom erkend en zetelt weer in Rome. Maar de schade toegebracht aan het kerkelijke leven is groot.
IN
BRON 6 -7- 8 De macht en het prestige van de Kerk groeien naar een hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Paus Innocentius III (paus 1198-1216) is een van de machtigste en invloedrijkste pausen uit de geschiedenis. Hij oefent een grote invloed uit op de christelijke koningen van Europa. Hij dwingt hen met kerkelijke straffen om aan zijn beslissingen te gehoorzamen. Intern wil hij ook de Kerk hervormen. Daarvoor roept hij het Vierde Lateraans Concilie (1215) bijeen. Op dat concilie worden ook harde woorden gesproken over de Vierde Kruistocht die eindigde met de plundering van Constantinopel.
3
N
De Kerk heeft een grote invloed in Europa (12e-13e eeuw)
VA
2
©
katharen: christelijke groepering uit de 12e-13e eeuw in Zuid-Frankrijk die zich afzet tegen de katholieke Kerk met de paus aan het hoofd. Zij wordt daarom door de Kerk bestreden en uitgeroeid. De naam ‘katharen’ komt van het Griekse woord ‘katharos’ wat ‘rein, zuiver’ betekent. Een andere naam voor katharen is ‘Albigenzen’ naar de Franse stad Albi.
uk
De kloosterorde van de cisterciënzers is opgericht in het Franse Cîteaux in 1098. Zij wil de sobere regel van Benedictus opnieuw in alle strengheid naleven. Wanneer Bernardus in de orde intreedt en later abt van Clairvaux wordt, wordt hij de woordvoerder van de nieuwe orde. Als Bernardus van Clairvaux (10901153) is hij een toonaangevende geestelijke in heel Europa. Bij zijn dood telt de orde al meer dan 300 kloosters, waaronder de Ter Duinen-abdij van Koksijde. De kloosters liggen afgelegen en het monnikenleven is er streng. De monniken moeten eten wat zij zelf produceren.
of d
st
Ook op andere vlakken is er een groot kerkelijk verval: vorsten benoemen weer bisschoppen, kerkelijke ambten worden gekocht, priesters leven het celibaat niet na ... Reacties kunnen niet uitblijven. Die worden ook gevoed door de slechte levensomstandigheden van de gewone man. In Engeland neemt Oxfordprofessor John Wycliff (1328-1384) de pausen van Avignon scherp onder vuur. Hij verwerpt het gezag van de paus, de kloosterorden, het celibaat ... Niet de paus, maar de Bijbel moet worden nagevolgd. Wycliff heeft succes bij de kleine man. Rome veroordeelt hem als een ketter. Johan Huss van de universiteit van Praag heeft soortgelijke ideeën. Hij eindigt in 1415 op de brandstapel. Maar zijn aanhangers geven niet op. De strijd van de Duitse keizer tegen de hussieten duurt uiteindelijk nog twintig jaar.
pr oe
fh o
De meest oorspronkelijke middeleeuwse stichtingen komen echter van Franciscus en Dominicus. De opvallende nieuwkomers zijn bedelorden. Franciscus van Assisi (1182-1226) ligt aan de basis van een armoedebeweging die teruggrijpt naar het evangelie. Kenmerkend is de beleving van de armoede. Het grote aantal volgelingen op korte tijd maakte een bepaalde organisatie noodzakelijk en de beweging krijgt een orderegel. Dominicus (1170-1221) komt in ZuidFrankrijk in contact met de katharen. Net als zij gaat hij in armoede en predikend rondtrekken. De paus keurt het initiatief van die ‘predikheren’ goed. In hun regel legt hij de nadruk op de studie van het geloof en zijn inhoud en de verplichting tot armoedebeleving. In tegenstelling tot de benedictijnen en cisterciënzers vestigen de franciscanen en dominicanen zich vooral in de steden.
90
D4 Kerk en christendom
In Firenze (Italië) heeft de dominicaan Savonarola veel kritiek op de rijkdom van de Kerk en de steden. Hij slaagt er zelfs een tijd in om de stad op een strenge manier te besturen. Ook hij eindigt op de brandstapel (1498). De eenheid en het algemene vertrouwen in de Kerk worden zo definitief gebroken. In de 16e eeuw ligt de Duitse monnik Maarten Luther mee aan de basis van een scheiding in de westerse Kerk (zie STORIA HD 4).
BRON 1 Uit de regel van Benedictus
KENNEN
IN
N
1 aan de hand van bronnen de macht van Cluny aantonen 2 bronnen met elkaar vergelijken 3 informatie aan anderen verduidelijken 4 feiten uit het heden en het verleden met elkaar vergelijken 5 bronnen situeren in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein 6 verbanden leggen tussen maatschappelijke domeinen 7 de presentatie van een historische bron evalueren 8 een historische bon contextualiseren in het licht van een historische vraag
uk
Benedictus van Nursia (480-547) leeft oorspronkelijk als kluizenaar, maar aanvaardt na verloop van tijd de leiding over het klooster van Monte Cassino (Italië). Voor die kloostergemeenschap schrijft hij een regel die uitblinkt in eenvoud en gematigdheid.
KUNNEN
VA
Een bewerking van de regel van Sint-Benedictus
1 de begrippen ‘celibaat’, ‘concilie’ en ‘schisma’ verklaren 2 het belang van de hervorming van Cluny aantonen 3 de scheuring tussen de oosterse en de westerse Kerk uitleggen 4 het ontstaan van nieuwe kloosterorden vanaf de 11e eeuw verklaren 5 met twee voorbeelden het verval van de Kerk vanaf de 14e eeuw aantonen 6 het succes van nieuwe ketterijen aantonen 7 de drie periodes, waarin we de kerkelijke geschiedenis vanaf 900 kunnen indelen, opnoemen
©
Wij zijn van mening dat twee gekookte gerechten aan tafel altijd voldoende zijn voor de dagelijkse maaltijd (...) als er fruit en jonge groenten voorhanden zijn, kan er nog een derde bijgegeven worden. Een pond brood, ruim gewogen, is per dag voldoende, zowel wanneer er een maaltijd is, als wanneer er een middag- en avondmaal is. (...) In geval er bijzonder zwaar werk geweest is, wordt het aan het oordeel van de abt overgelaten om zo nodig iets meer te geven, als maar voor alles onmatigheid vermeden wordt, zodat nooit een monnik onpasselijk wordt. (...) Allen moeten zich tenslotte volstrekt onthouden van het vlees van viervoeters, behalve de zieken die erg zwak zijn.
of d
st
• Waaruit bestaat de voeding van de monniken? • Waarop moeten de monniken bij de maaltijd letten? • Wat mag een monnik bijna nooit eten?
pr oe
fh o
BRON 2 Een schenking aan bisschop Notker door keizer Otto III In de naam van de heilige en onverdeelbare Drievuldigheid. Otto, door de goddelijke genade koning*. Door deze geschreven akte verlenen wij aan de bisschop Notker en aan al zijn opvolgers het gedeelte van het graafschap Hoei, gelegen in het dorp zelf en daarbuiten. De bisschop mag het naar eigen goeddunken vrij schenken aan een van zijn ridders of vrienden. Alles wat uit dit graafschap aan onze schatkist toekwam, zal voortaan aan de bisschop worden afgestaan ... Uit: Schenkingsakte van het graafschap Hoei door Otto III, 7 juli 985 (bewerking en vereenvoudiging) Otto III wordt in 980 geboren. Hij wordt na de dood van zijn vader, Otto II, in 983 op driejarige leeftijd tot koning van Duitsland verkozen en in 996 gekroond tot rooms-Duitse keizer. Tijdens zijn minderjarigheid wordt het rijk eerst door zijn moeder keizerin Theophanu (ca. 960-991) en daarna door zijn grootmoeder Adelheid van Bourgondië (ca. 931-999) bestuurd. * Tot de keizerskroning droeg hij de titel ‘Rooms koning’. • • • •
Wat verkrijgt bisschop Notker? Van wie krijgt hij dat gebied? Heeft Otto III zelf die beslissing genomen? Aan wie zou de bisschop eerder gehoorzamen: de paus of de keizer?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
91
In Bourgondië ligt het oude stadje Cluny. Eeuwenlang staat daar de grootste kerk van het westen. De romaanse kerk was 150 m lang. Tijdens de Franse Revolutie wordt de indrukwekkende abdijkerk gesloopt. Alleen een klein stukje van de kruisbeuk is overgebleven. Maar zelfs dat beperkte restant geeft ons nog een goed beeld van wat er ooit gestaan heeft.
pr oe
©
fh o
of d
st
B De kloosterstichtingen van Cluny
© EBASCOL / Shutterstock.com
uk
• Welke bewering is juist? A Een groot deel van de kerk is bewaard. B Een groot deel van de kerk is verdwenen.
VA
N
IN
BRON 3 A De abdij van Cluny
92
D4 Kerk en christendom
De orde van Cluny verspreidt zich tussen 900 en 1200 over een groot deel van West-Europa. • Toon aan de hand van bron 3A en 3B de macht en de invloed van Cluny aan.
BRON 4 De stichting van Cluny
Uit: oprichtingsoorkonde Abdij van Cluny 909/910 (bewerking en vereenvoudiging)
IN
Ik, Willem, graaf en hertog, bij de gratie Gods, na rijpe overweging en verlangend iets te doen voor mijn eeuwig heil (…) schenk een deel van mijn goederen. (…) Om er een blijvende daad van te maken zal ik op eigen kosten een gemeenschap van monniken ondersteunen. (…) Daarom draag ik aan de heilige apostelen, Petrus en Paulus, de bezittingen over waarover ik beschik, de stad Cluny, (…) samen met alles wat erbij hoort, de dorpelingen, inderdaad, de kapellen, de horigen van beide geslachten, de wijnstokken, de velden, de weiden, de bossen, de wateren en hun uitgangen, de molens en de inkomsten, wat er gecultiveerd wordt en wat niet, alles in zijn geheel. Er moet te Cluny een klooster gebouwd worden. (...) Er moeten monniken in gemeenschap leven volgens de regel van de heilige Benedictus. Zij moeten die goederen in bezit nemen, ze behouden en ze voor altijd besturen. Maar zij mogen hun lofzangen en smeekbeden in dat eerbiedwaardige huis van gebed niet verwaarlozen. (...) Wij willen ook dat men juist hier alle dagen tegenover de armen, de behoeftigen, de vreemdelingen en de pelgrims de werken van barmhartigheid beoefent.
©
Waarom zou de tekst een bewerking van de oprichtingsakte zijn? De bezittingen die Willem weggeeft, worden geschonken aan de heilige apostelen Petrus en Paulus. Wat betekent dat? Welk persoonlijk belang streeft hertog Willem na? Maak met twee stukjes uit de tekst duidelijk hoe de monniken in Cluny moeten leven.
uk
• • • •
VA
N
Willem I van Aquitanië (875-918), bijgenaamd de Vrome, wordt na de dood van zijn vader heerser over Auvergne en Limousin. In 909 roept hij zichzelf uit tot hertog van Aquitanië. Zijn gebied strekt zich uit over een groot deel van het huidige Frankrijk. In 909/10 sticht hij ook de abdij van Cluny. Officiële middeleeuwse documenten zijn in het Latijn opgesteld. Omdat het om officiële documenten gaat, wordt vaak een plechtige taal gebruikt met ingewikkelde zinnen. Er is een groot tijdsverloop tussen de tijd van het document en vandaag, daarom is het soms ook moeilijk om te begrijpen wat er bedoeld wordt.
BRON 5 De verschillen tussen de oosterse en de westerse Kerk (9e eeuw)
fh o
of d
st
Paus Nicolaas had dankbaar de inlichtingen van Hincmar ontvangen; hij drukte er zijn voldoening over uit. Vervolgens deed hij hem een andere brief sturen, zoals ook aan de andere aartsbisschoppen van het koninkrijk van Karel, om mede te delen dat de Griekse keizers en de bisschoppen van het oosten de H. Roomse Kerk belasteren, ja zelfs geheel de Kerk van de Latijnse ritus, onder voorwendsel dat wij vasten op de sabbat (zaterdag), dat wij leren dat de H. Geest uit de Vader en de Zoon voortkomt, dat wij het huwelijk aan de priesters verbieden, dat wij verbieden aan de priesters om catechumenen te zalven op het voorhoofd (H. Vormsel); dat de Grieken zelfs zeggen dat wij de H. Olie maken met water uit een Latijnse stroom. Zij verwijten ons verder dat wij niet zoals zij vlees derven de acht weken vóór Pasen, en eieren noch kaas derven de zeven weken vóór Pasen. Zij zeggen ook dat wij met Pasen, zoals de joden, een lam offeren op hetzelfde altaar en op dezelfde wijze waar wij het lichaam van Onze-Lieve-Heer opdragen en zij verwijten onze geestelijken zich de baard te scheren ... Uit: F. Grat, J. Vieilliard, S. Clemancet, Annales de Saint-Bertin, Parijs, 1964 (vertaling en bewerking)
pr oe
De Annales Bertiniani zijn annalen over de periode 830 tot 882 uit de abdij van Sint-Bertijn in het Franse St.-Omer. Ze zijn samengesteld door meerdere schrijvers. Annalen zijn een vorm van geschiedschrijving waarbij gebeurtenissen heel beknopt en op strikt chronologische wijze jaar voor jaar worden beschreven.
• Wie belastert volgens paus Nicolaas de westerse Kerk? • Welke verschillen tussen oost en west vind je in de tekst? Noem er twee.
catechumenen: nog niet gedoopte geloofsleerlingen
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
93
VA
N
IN
BRON 6 Het Dictatus papae (1075)
Uit: Gregorius VII, Dictatus papae, 1075
uk
©
2 Dat alleen de bisschop van Rome met recht ‘universeel’ genoemd wordt. 3 Dat hij alleen bisschoppen kan benoemen of afzetten. 8 Dat hij alleen de keizerlijke waardigheidstekens mag dragen. 9 Dat alle vorsten alleen de voeten van de paus kussen. 12 Dat het hem toegestaan is de keizer af te zetten. 18 Dat hij door niemand anders veroordeeld kan worden.
st
• Wie komt volgens Gregorius eerst: de Kerk of de staat? Motiveer je antwoord. • Zelfs zonder kennis van het Latijn moet je nu ‘Dictatus papae’ kunnen vertalen.
pr oe
fh o
of d
BRON 7 Cisterciënzers in de 12e eeuw
Miniatuur op perkament, Noord-Duitsland (13e eeuw) Uit: Alexander Bremensis, Expositio in Apocalypsim, universiteitsbibliotheek, Cambridge De cisterciënzers staan bekend om hun inzet voor het handwerk en het voorzien in het eigen levensonderhoud. De belangrijkste taak van de monniken is deelname aan de gebedsdiensten van de gemeenschap. Daarnaast is er binnen de abdij een aparte gemeenschap van lekenbroeders die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor het beheer van het land en de dieren. Elke abdij bestaat zo uit twee afzonderlijke, maar elkaar aanvullende groepen die in gemeenschap leven.
• Wat doen de monniken op de afbeelding? • De afbeelding is een goede illustratie van de leuze van de regel van Benedictus en van de cisterciënzers. Leg uit.
94
D4 Kerk en christendom
BRON 8 De regel van de minderbroeders Dit is de regel en de levenswijze van deze broeders: leven in gehoorzaamheid, in kuisheid en zonder eigendom, en de leer en de voetstappen van onze Heer Jezus volgen die zegt: Als je onverdeeld goed wilt zijn: ga alles verkopen wat je hebt en geef het aan de armen en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan om Mij te volgen. (Mt 19:21; vgl. Lc 18:22) (….)
IN
[De broeders] mogen helemaal geen geld ontvangen, zelf niet en ook niet door een tussenpersoon. Maar als dingen ontbreken die voor het leven noodzakelijk zijn, mogen de broeders die aannemen vanwege hun nood zoals de andere armen. Geld blijft hiervan uitgezonderd. (…)
N
En alle broeders dragen goedkope kleren en met Gods zegen kunnen zij die oplappen met zakkengoed of andere stukken stof, want de Heer zegt in het evangelie: Wie kostbare kleding dragen en in weelde leven en wie in zachte stoffen gekleed gaan, vind je in paleizen. (Lc 7:25; Mt 11:8)
VA
Uit: Regel van de minderbroeders, 1209
De eerste versie van de regel van de minderbroeders waarmee Franciscus met zijn eerste elf broeders naar Rome trok om bij de paus goedkeuring te vragen en die ook mondeling te ontvangen, stamt uit 1209.
©
• Wat is kenmerkend voor de regel van de franciscanen? • Verklaar de naam ‘bedelmonniken’.
uk
BRON 9 Petrarca over de pausen in Avignon
© Pecold / Shutterstock.com
fh o
of d
st
Nu leef ik in Frankrijk, het Babylon van het westen. Tijdens haar reizen ziet de zon niets afschuwelijkers dan deze plaats aan de boorden van de wilde Rhônerivier (...) Hier regeren de opvolgers van de arme vissers uit Galilea; zij zijn vreemd genoeg hun oorsprong vergeten. Ik ben verbaasd, als ik aan hun voorgangers denk, om die mannen te zien, overladen met goud en gekleed in purperen gewaden (…) om de luxueuze paleizen te zien en de hoogten gekroond met forten, in plaats van een omgedraaide boot om als schuilplaats te dienen. In plaats van heilige eenzaamheid vinden wij een misdadige gastheer (…) In plaats van eenvoud, losbandige banketten, in plaats van vrome bedevaarten, ongeoorloofde luiheid, in plaats van de blote voeten van de apostelen, vliegen de sneeuwwitte renpaarden van de rovers ons voorbij … Uit: Petrarca, brief aan een vriend, tussen 1340-1353. In J. H. Robinson, Readings in European History, Boston (1904)
pr oe
Francesco Petrarca (1304-1374) is een Italiaanse geleerde en dichter. Hij brengt als katholiek en verdediger van het pausschap een groot deel van zijn leven door in dienst van de Kerk. Hij is beroemd om zijn poëzie, maar ook om zijn brieven aan vrienden, kardinalen en bisschoppen. Het verblijf van de pausen in Avignon wordt soms aangeduid als ‘de Babylonische gevangenschap van het pausschap’. Dat is een verwijzing naar de ballingschap in Babylon van de joden uit Jeruzalem in de 6e eeuw v.C.
• Wat bedoelt Petrarca met de plaats aan de Rhônerivier? • Wie zijn de opvolgers van de ‘arme vissers uit Galilea’? • Welke kritiek geeft hij?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
95
BRON 10 Het Concilie van Konstanz (1414-1418) 5e zitting (6 april 1415): Op wettige wijze bijeengekomen onder leiding van de Heilige Geest (…) krijgt het [concilie] onmiddellijk zijn macht van Christus; en iedereen van welke staat of waardigheid dan ook, zelfs pauselijk, is verplicht eraan te gehoorzamen in die zaken die betrekking hebben op het geloof, de uitroeiing van het genoemde schisma en de algemene hervorming van de genoemde kerk van God in hoofd en leden.
IN
39e zitting (9 oktober 1417): Het veelvuldig houden van een algemeen concilie is het middel bij uitstek om het erfgoed van de Heer te onderhouden. Zij roeit de doornen en wortels uit van ketterijen, dwalingen en scheuringen. Zij verbetert afwijkingen, hervormt wat vervormd is, brengt een overvloedige oogst voort in de wijngaard van de Heer. Uit: Decreten van het Concilie van Konstanz, 1414-1418, eigen vertaling
VA
N
Het Westers schisma wordt beëindigd door het Concilie van Konstanz. Door de verkiezing van een nieuwe paus, Martinus V, wordt de eenheid in de Kerk hersteld. • Aan wie kent het concilie het hoogste gezag toe: aan de paus of aan het algemene concilie? Met welke motivering? • Welke opdracht krijgen de volgende concilies mee? • Zoek op wanneer het laatste concilie gehouden werd.
uk
Wij bevelen dat alle prelaten en geestelijken (...) kleding dragen die past bij het heilige karakter van hun ambt. Geen gouden ceintuurs, geen zijden sjerpen en mijters. Alle geestelijken moeten een duidelijk zichtbare tonsuur dragen. De zadels, teugels of borstriemen van hun paarden mogen niet versierd zijn met gouden, zilveren of metalen figuurtjes (...). Kardinalen mogen geen pronkerige jachtpartijen houden met een groot gezelschap en een grote meute honden. Ook als ze gasten hebben, moeten ze sobere maaltijden gebruiken. Er moeten vrome verhalen voorgelezen worden. Ze mogen geen concerten of wereldse liederen ten gehore laten brengen en geen fabels laten opzeggen door hofnarren.
of d
st
tonsuur: geschoren kruin
©
BRON 11 Paus Sixtus IV prelaat: hooggeplaatste kerkelijke persoon
Uit: paus Sixtus IV, Pauselijke brief, 1474
fh o
Sixtus IV (paus 1471-1484) behoort tot een invloedrijke Italiaanse adellijke familie en is lid van de franciscanenorde. Sixtus gedraagt zich meer als een Italiaanse vorst dan als een paus.
© imageselect
pr oe
• Sixtus IV wil duidelijk de wantoestanden tegengaan. Geef drie voorbeelden van het overdreven luxueuze leven van sommige geestelijken. • Lees de contextinformatie over Sixtus IV. Welk element uit zijn biografische achtergrond heeft wellicht bijgedragen tot het ontstaan van deze brief? Waarom kun je hem een hypocriet noemen?
96
D4 Kerk en christendom
of d
st
uk
©
VA
N
IN
BRON 12 De aanklacht van Savonarola (1498)
pr oe
fh o
Doet boete, want het Rijk Gods is nabij (...) Gij geestelijken, gij bisschoppen, laat uw bezittingen, laat uw praal, uw smulpartijen en feestmalen (...) Gij monniken, laat uw overvloed aan gewaden en zilvergerei, laat uw rijke abdijen en bezittingen (...) Leg u toe op de eenvoud en leef zoals de eerste monniken (...) van het werk van uw handen (...) Gij bedelmonniken, maak uw pijen smaller en van ruwe stof. Merkt gij dan niet dat gij met uw overbodige luxe de aalmoezen van de armen wegneemt? Gij kooplieden, stop met uw woeker! Herstel het onrecht en geef het vreemde bezit terug, anders verliest gij alles. Gij allen, die in weelde leeft, schenk ervan aan de armen. Vrije bewerking van een preek van Savonarola De preken van Savonarola worden door toehoorders opgeschreven tijdens de preek zelf. Het zijn dus geen letterlijke weergaven van wat Savonarola verkondigt. De preken zijn vaak heel lang met verwijzingen naar de Bijbel en naar actuele gebeurtenissen. Toch luisteren zijn toehoorders vaak heel aandachtig naar hem. Vele burgers en geestelijken hebben sympathie voor zijn ideeën, maar hij is een doorn in het oog van de machthebbers. Na een schijnproces wordt hij samen met twee volgelingen veroordeeld, opgehangen en aansluitend verbrand in 1498.
• • • •
Waartegen is de tekst gericht? Aan wie is de tekst gericht? Wat is de overeenkomst met de tekst van Petrarca (bron 9)? Tot welke orde behoort Savonarola?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
97
D5
De vorsten strijden om de macht
53
©
uk
Ten tweede wil ook de rijke en machtige Kerk zich niet zomaar onderwerpen aan de wil van de koning. De pausen proberen zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen zelfs op te werpen als opperste leiders van de christelijke wereld. Daarbij verwachten ze ook gehoorzaamheid van de koningen.
st
De vorstelijke macht heeft heel wat praktische beperkingen
fh o
of d
De macht van de hedendaagse vorsten in Europa, onder andere die van de Belgische koning, is vooral wettelijk beperkt. In de Belgische grondwet staat bijvoorbeeld duidelijk omschreven wat de koning mag en niet mag. In die grondwet staat ook dat de macht niet bij één persoon of één groep kan liggen, dat de door de burgers verkozen vertegenwoordigers het laatste woord hebben in de politiek, dat alle Belgische burgers veel en gelijke rechten hebben …
pr oe
Ook in de middeleeuwen zien veel vorsten in Europa hun macht beperkt. Afhankelijk van plaats en tijd kan daar natuurlijk wel verschil op zitten. In tegenstelling tot ons huidig democratisch systeem wordt de vorstelijke macht in de middeleeuwen vooral beperkt door praktische omstandigheden en niet zozeer door concrete wetten. Een eerste praktisch probleem voor de vorsten is dat de (hoge) adel zichzelf erg onafhankelijk opstelt tegenover de koning. Door het feodale systeem heersen veel edelen in de praktijk als een soort minikoningen over hun leengebieden waar ze geen koninklijke bemoeienis dulden. Bovendien genieten ze van een hele reeks voorrechten die de koning moet respecteren.
98
14
VA 37
13
HONDERDJARIGE OORLOG
Magna Carta Slag bij Bouvines
Slag bij Hastings
1
15
14
INVESTITUURSTRIJD
democratie: politiek systeem waarin de macht bij de burgers ligt. De beslissingen worden doorgaans genomen door tijdelijk verkozen vertegenwoordigers. Beslissingen worden genomen bij meerderheid, maar die meerderheid moet wel rekening houden met de rechten van de minderheid.
12
11
12
22
75
6 10
10
6
N
IN
De enkele Europese vorsten die er tegenwoordig nog zijn, hebben vrijwel geen politieke macht meer. In tegenstelling tot wat vaak geloofd wordt, was hun macht in de middeleeuwen meestal ook enigszins beperkt. Pas in de vroegmoderne tijd slagen sommige vorsten erin om hun macht enorm uit te breiden. Welke beperkingen voor de koninklijke macht bestaan er in de middeleeuwen? Hoe proberen sommige vorsten hun macht uit te breiden? Zijn de koningen in dat streven overal even succesvol?
D5 De vOrsteN strIjDeN Om De macHt
Een derde praktische beperking voor de koningen is een tekort aan financiële middelen. Rijkdom is tenslotte een belangrijke sleutel tot de macht. Verder bemoeilijken de primitieve transport- en communicatiemiddelen een effectieve controle door de koning over het land en de bevolking. Tot slot worden in veel gebieden in Europa de koningen lange tijd gekozen door de voornaamste edelen. In zo’n kieskoninkrijk is de koninklijke macht dus niet erfelijk. Op die manier kunnen diegene die de vorst kiezen, het ontstaan van een machtige dynastie voorkomen. Een vorst die te machtig wordt, kan die macht dan namelijk niet doorgeven aan zijn zoon als de volgende koning. De edelen zullen in zo’n geval eerder een andere, minder machtige kandidaat tot koning verkiezen.
2
In Frankrijk groeit de koninklijke macht onder de Capetingers
BRON 1
In 987 komt in Frankrijk een nieuwe dynastie
de koning gevraagde financiële steun kan die standenvergadering of Staten-Generaal dan bepaalde wederdiensten vragen. Hoewel de vergadering geen echte wetten opstelt, vormt ze een rem op de groei van de koninklijke macht.
In Engeland moeten de koningen inspraak toestaan
VA
3
N
IN
Aan het begin van de 14e eeuw bereikt de macht van de Franse koning haar toppunt. Toch weet het rijke graafschap Vlaanderen grotendeels aan het koninklijke gezag te ontsnappen (zie les E2). In 1328 sterft de dynastie van de Capetingers in rechte lijn uit. Onenigheid en ruzie over de troonopvolging zal vervolgens tijdelijk de macht van de Franse koningen verzwakken.
De ondergang van het West-Romeinse Rijk en de volksverhuizingen (zie les B1) doen op de Britse eilanden verschillende koninkrijken ontstaan. Uit een aantal van die koninkrijken ontwikkelt zich het koninkrijk Engeland. In de 11e eeuw ontstaat daar onenigheid over de troonsopvolging. Willem, de hertog van Normandië en neef van de overleden koning, eist de Engelse troon op. De Angelsaksische edelen erkennen hem niet. In 1066 steekt Willem vanuit Normandië in Frankrijk met een leger het Kanaal over naar Engeland. Bij Hastings verslaat hij de Angelsaksen (zie onderzoek: de Normandische verovering van Engeland). Om elk Angelsaksisch verzet te onderdrukken, verdeelt hij landerijen onder Normandische edelen. Die liggen verspreid over het hele land zodat geen enkele vazal beschikt over een groot aaneengesloten gebied. De koning behoudt ook de politieke macht. Speciale vertegenwoordigers of ‘sheriffs’ zijn in verschillende gebieden of ‘shires’ verantwoordelijk voor het innen van belastingen, het bewaren van de orde, het spreken van recht ... Bovendien legt Willem de basis van een centrale administratie. Dat doet hij door een inventaris van alle onroerende bezittingen te laten opmaken: het ‘Domesday Book’. Dat maakt het veel gemakkelijker om belastingen te innen.
©
BRON 2-3
of d
st
uk
op de troon: de Capetingers. Als vorst controleren zij alleen de streek rond Parijs, het kroondomein. De rest van Frankrijk is in handen van (machtige) leenmannen of de Kerk. De eerste Capetingische koningen slagen erin het koningschap erfelijk te maken. De kerkelijke zalving van de Franse koningen gebruiken ze om een soort goddelijk karakter te krijgen. De leenmannen weigeren zich erbij neer te leggen dat de koning naar meer macht streeft. De familie Plantagenet wordt bijvoorbeeld een geduchte tegenstander van de Capetingers. Ze heersen over grote delen van Frankrijk. In de loop van de 12e eeuw slagen ze er bovendien in om zelfs koning van Engeland te worden. De Capetingers vrezen voor hun troon en proberen het rijk van de Plantagenets (het Angevijnse Rijk) te vernietigen. Ze profiteren daarbij van de verdeeldheid onder de Plantagenets die ook nog met andere vijanden af te rekenen hebben. Uiteindelijk komt het in 1214 bij het plaatsje Bouvines tot een grote veldslag. De Franse koning, de Capetinger Filips II August, verslaat daar een gecombineerd leger van aanhangers van de Engelse koning (een Plantagenet) en diens bondgenoten, waaronder de Duitse koning en de Vlaamse graaf. De Plantagenets verliezen uiteindelijk bijna al hun bezittingen in Frankrijk. De Franse koning wordt zo de machtigste vorst van West-Europa. Vanaf de 13e eeuw versterken de Capetingers verder hun macht. Zo werken ze samen met het stedelijke particiaat (zie les D3) om de macht van de leenmannen verder te ondermijnen. Ze weten verder ook de pauselijke macht te breken (zie les D4) en ze richten een aantal centrale instellingen op die het bestuur over hun groeiende staat moeten vergemakkelijken.
fh o
Een van die centrale instellingen is het ‘Parlement van Parijs’. Dat ‘Parlement van Parijs’ is het hoogste gerechtshof. De Franse koningen doen ook steeds vaker een beroep op geschoolde burgers die als betaalde ambtenaren in hun dienst werken.
pr oe
De groeiende macht van de Franse koning vereist steeds meer financiële middelen om het bestuur van het rijk te bekostigen. De vele privileges die de adel, de clerus en de steden op dat moment genieten, maken het de koning echter onmogelijk om zomaar nieuwe belastingen te heffen. Alleen met toestemming van de verschillende standen kan hij dat doen. Daarom moet de koning op bepaalde momenten de standen bijeenroepen om hen om steun (geld) te vragen. Zo’n koninklijke vraag om (extra) geld wordt een ‘bede’ genoemd. De koning doet die bede dan aan een vergadering waarin vertegenwoordigers van de drie standen uit heel het land zetelen, de Staten-Generaal. In ruil voor de door
In 1154 verwerven de Plantagenets de Engelse troon (zie 2). Zij proberen de koninklijke macht verder te versterken. Koning Jan verliest echter de Slag van Bouvines en komt daardoor in conflict met zijn vazallen. Hij moet toegevingen doen die neergeschreven worden in de Magna Carta (1215). Aanvankelijk probeert de koning, Jan, die overeenkomst nog naast zich neer te leggen. Zijn opvolgers zullen de bepalingen van de Magna Carta wel meer en meer moeten aanvaarden. Uiteindelijk wordt er ook een raad opgericht aan wie de vorst toestemming moet vragen om belastingen te mogen
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
99
In het Duitse Rijk neemt de macht van de keizer af
Na het Verdrag van Verdun (843) komt het politieke zwaartepunt in West-Europa bij Oost-Francië, het latere Duitse Rijk, te liggen. Het verwerft de controle over het vroegere Middenrijk en gebieden in oostelijk Europa. Bovendien slagen de Duitse koningen erin om zich de keizerstitel toe te eigenen. Die titel was in 800 voor het eerst sinds de ondergang van het West-Romeinse Rijk opnieuw toegekend aan een Europese vorst (Karel de Grote). De officiële kroning tot keizer gebeurt door de paus. Niet alle Duitse koningen worden echter tot keizer gekroond. Omdat grote delen van Italië tot het Duitse Rijk behoren en de keizers in Rome gekroond worden, spreekt men na verloop van tijd over het Heilige Roomse Rijk. De Duitse keizers beschouwen zich als de leiders van het christelijke Europa.
5
De Honderdjarige Oorlog
©
BRON 4
Ondertussen is door het einde van de rijkskerk de invloed van de leenmannen in Duitsland opnieuw toegenomen. Na het overlijden van de laatste machtige keizer, Frederik II, in 1250, valt het Duitse Rijk uit elkaar in onafhankelijke vorstendommen. Het bestaat nog alleen in naam. Dat wil zeggen dat aan de keizerstitel geen werkelijke macht meer verbonden is. In de 15e eeuw komt de keizerstitel definitief toe aan de familie Habsburg ondanks het feit dat het Duitse Rijk in tegenstelling tot Frankrijk een kieskoninkrijk blijft. De Habsburgers hebben vooral aandacht voor de uitbreiding van hun eigen bezittingen, die voor een groot deel buiten het Duitse Rijk liggen.
IN
4
Italië is het belangrijkste strijdtoneel. Gebruikmakend van die rivaliteit tussen paus en keizer weet het gebied zich geleidelijk aan aan de macht van beide partijen te onttrekken en onafhankelijk te worden, zij het wel niet als één geheel. Eeuwenlang zal NoordItalië uit verschillende aparte vorstendommen en republieken bestaan.
N
staand leger: leger van betaalde beroeps soldaten die permanent inzetbaar zijn
heffen. Die raad lijkt op de Franse Staten-Generaal en wordt na verloop van tijd het ‘parlement’ genoemd. Aanvankelijk zetelen alleen edellieden en geestelijken in het parlement. Wat later krijgt ook de stedelijke burgerij vertegenwoordigers. Zij zetelen vanaf de 14e eeuw in het Lagerhuis. De hoge adel en de clerus zitten in het Hogerhuis. Op die manier vormen het Lagerhuis en het Hogerhuis twee verschillende delen van hetzelfde parlement.
VA
republiek: staat die niet door een vorst wordt geregeerd
st
uk
BRON 5 - 6 Na het uitsterven van de rechtstreekse lijn van de Capetingers in 1328 maken verschillende partijen die familie zijn van elkaar, aanspraak op de Franse troon. Een speciale vergadering benoemt uiteindelijk de ‘Fransman’ Filips van Valois tot koning. Hij is de enige kandidaat die in mannelijke lijn afstamt van de Capetingers. Een andere belangrijke kandidaat, de Engelse koning Edward III – wiens moeder een zuster was van de laatste Capetingische vorst – aanvaardt die beslissing eerst wel. Negen jaar later komt hij op zijn beslissing terug. Hij eist de Franse kroon op. Eigenlijk reageert hij daarmee op de pogingen van de Franse koning om de laatste Engelse bezittingen in Frankrijk te verwerven. Het komt uiteindelijk tot een gewapende strijd die duurt tot halverwege de 15e eeuw. Die Honderdjarige Oorlog (1337-1453) is evenwel geen onafgebroken strijd. Periodes van felle gevechten en relatieve rust wisselen elkaar af. Soms winnen de Engelsen, soms de Fransen. Rond 1420 ziet de situatie er voor het Franse koningshuis erg slecht uit, maar dankzij onder andere het optreden van Jeanne d’Arc keert het tij. In 1453 geven de Engelsen zich gewonnen. Alleen Calais blijft nog tot 1559 in Engelse handen.
fh o
of d
Tijdens de 10e eeuw regeert de Ottoonse dynastie over het Duitse Rijk. Om de invloed van hun leenmannen te breken, betrekken zij de Kerk bij het bestuur van hun rijk. Hoge geestelijken besturen in naam van de koning grote delen van het land. Zij zijn geletterd en mogen geen officiële nakomelingen krijgen. Daardoor kunnen ze hun politieke macht niet doorgeven aan een erfgenaam. De koning bepaalt ook wie bisschop mag worden. Dat Ottoonse stelsel of de rijkskerk versterkt de koninklijke macht aanvankelijk.
pr oe
In de 11e eeuw wil de paus een leidende rol gaan spelen (zie les D4). Hij verzet zich daarom tegen de rijkskerk. De paus wil voortaan de bisschoppen benoemen. De Duitse koningen gaan uiteraard niet akkoord. Het komt tot een conflict over het benoemingsrecht: de investituurstrijd. Het Duitse Rijk raakt verdeeld. Veel leenmannen die hun macht hebben zien verminderen, kiezen de zijde van de paus. Uiteindelijk, in 1122, moet de Duitse keizer inbinden (Concordaat van Worms). Voortaan benoemt de paus de bisschoppen. De tegenstellingen tussen paus en keizer zijn daarmee nog niet van de baan. De paus wil écht de leiding over het christelijke Europa. De Duitse keizers willen zich niet zomaar aan de paus onderwerpen en de strijd gaat door. Het rijke en verstedelijkte Noord-
100
D5 De vorsten strijden om de macht
Ondanks de zware oorlogsschade aan het land komt het Franse koningschap versterkt uit de strijd. De Franse koning versterkt verder zijn macht tegenover de adel. Ten eerste beschikt hij vanaf dan over een staand leger in plaats van ridderlegers en huurlingenbenden. Ten tweede heeft de ontwikkeling van (dure) vuurwapens de burchten van de adel kwetsbaar gemaakt. De koning behoudt verder ook de
Capetingers en Plantagenets
fh o
of d
IN
st
uk
©
BRON 1
1 de begrippen ‘Capetingers’, ‘Plantagenets’, ‘bede’, ‘Staten-Generaal’, ‘Domesday Book’, ‘sheriff ’, ‘Magna Carta’, ‘parlement’, ‘rijkskerk’, ‘investituurstrijd’, ‘Concordaat van Worms’, ‘Habsburgers’ en ‘Tudors’ verklaren en in de tijd situeren 2 een overeenkomst en een verschil tussen de koninklijke macht nu en de koninklijke macht in de middeleeuwen opnoemen 3 vijf beperkingen voor de koninklijke macht in de middeleeuwen opnoemen 4 vier zaken opnoemen waardoor de Capetingers de koninklijke macht in Frankrijk weten te vergroten of te versterken 5 uitleggen waarom de Staten-Generaal een rem vormen op de koninklijke macht in Frankrijk 6 drie maatregelen van Willem I opnoemen waarmee hij de koninklijke macht in Engeland probeert te versterken 7 twee zaken opnoemen die een rem vormen op een verdere versterking van de koninklijke macht in Engeland tijdens de 13e eeuw 8 uitleggen hoe de Ottonen de keizerlijke macht in het Duitse Rijk proberen te versterken 9 uitleggen waarom dat tot een conflict met de paus leidt 10 de uitkomst van dat conflict en het gevolg voor de keizerlijke macht uitleggen 11 de aanleiding voor de Honderdjarige Oorlog geven 12 een werkelijke oorzaak voor de Honderdjarige Oorlog geven 13 de gevolgen van de Honderdjarige Oorlog voor de Franse en de Engelse monarchie uitleggen
VA
Engeland raakt na de Honderdjarige Oorlog verscheurd door interne twisten. Een aantal adellijke families betwisten elkaar de Engelse troon (Rozenoorlogen). Uiteindelijk komt in 1485 de dynastie van de Tudors aan de macht. Zij hebben het ‘voordeel’ dat de oude Engelse adel zichzelf grotendeels uitgeroeid heeft. Van de kant van hun leenmannen moeten ze dus maar weinig vrezen, want er zijn niet meer zo veel machtige edelen overgebleven. Doordat de Tudors de orde en rust in Engeland herstellen, genieten ze ook de steun van de bevolking. Dat versterkt ook hun positie, maar ze moeten nog wel rekening houden met het parlement.
KENNEN
N
vaste belastingen die tijdens de oorlog ingevoerd zijn en beschikt daardoor over extra financiële middelen.
pr oe
De graven van Anjou, vazallen van de Franse koning, worden vanaf de 12e eeuw bekend als het geslacht of het huis van Plantagenet. Die familie slaagt er niet alleen in om de controle te verwerven over heel wat andere Franse leengebieden, maar uiteindelijk ook om het koninkrijk Engeland onder hun gezag te brengen. Rond 1200 strekt het rijk van de Plantagenets of het zogenaamde Angevijnse Rijk (afgeleid van Angers, de ‘hoofdstad’ van Anjou) zich uit van de grens van Schotland tot aan de Pyreneeën.
• Denk je dat de eerste Capetingers machtige vorsten zijn? Motiveer je antwoord. • Waarom is het onvermijdelijk dat de Capetingers in conflict komen met het huis van Plantagenet? • Wie trekt in dat conflict aan het langste eind? Motiveer je antwoord.
KUNNEN 1 de belangrijkste gebeurtenissen uit deze les op een tijdlijnen situeren 2 aantonen dat de geschiedenis van verschillende landen met elkaar verweven is en dat gebeurtenissen in het ene land gevolgen kunnen hebben voor een ander land 3 historische bronnen en werken herkennen 4 gevraagde informatie uit bronnen en werken halen 5 bronnen en werken inhoudelijk vergelijken 6 historische beeldvorming evalueren 7 uit een historische kaart de sterkte en zwakte van een vorst afleiden 8 met behulp van een stamboom de verwantschap tussen de Engelse en Franse koningen aantonen
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
101
BRON 2 A Magna Carta Jan, door de genade van God koning van Engeland, heer van Ierland, hertog van Normandië en Aquitanië, graaf van Anjou, aan de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, graven (...) en gelovigen, onze groet. Dat allen weten dat, onder goddelijke ingeving, voor het heil van onze ziel en dat van al onze voorvaderen en opvolgers, tot eer van God en het welzijn van de heilige Kerk, voor het welzijn ook van ons rijk (...) Wij hebben ons allereerst tot God bekend en door deze voor ons liggende oorkonde voor ons en onze erfgenamen voor eeuwig bevestigd:
IN
Art. 1 dat de Engelse Kerk vrij is, dat ze over al haar rechten beschikt en dat haar vrijheden ongeschonden moeten blijven (...) de vrijheid die beschouwd wordt als de voornaamste en noodzakelijkste voor de Engelse Kerk is de vrijheid van verkiezing. Art. 12 er zal in ons land geen belasting geheven worden tenzij om ons [de koning] vrij te kopen, om onze oudste zoon tot ridder te slaan en onze oudste dochter voor de eerste keer uit te huwelijken. In die gevallen moet de belasting binnen de redelijke perken blijven.
N
Art. 13 de stad Londen zal al zijn oude rechten en vrijheden zowel te land als op zee behouden. Daarenboven erkennen wij dat alle andere steden, dorpen en havens hun privileges en oude gebruiken behouden.
VA
Art. 39 geen enkel vrij man mag gevangengenomen, opgesloten, beroofd, verbannen of op een andere wijze benadeeld worden; wij zullen geen man arresteren of over hem beschikken dan bij regelmatig vonnis door zijns gelijken en volgens de gewoonte van het land.
©
Art. 60-61 om een algemene raad van het koninkrijk te vormen, zullen wij de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, hertogen en grote baronnen door bijzondere brieven met ons zegel verzegeld, laten samenroepen en daarbij zullen wij, door onze sheriffs en baljuws, al onze vazallen laten oproepen. Zij zullen vrij 25 baronnen verkiezen die alle middelen zullen aanwenden om de vrede en de door ons erkende vrijheden te eerbiedigen.
Uit: de Magna Carta, 1215
st
uk
Als wij of onze officier van justitie of onze baljuw of een van onze onderdanen, onze plicht verzuimen (...) en als wij het misbruik binnen de 40 dagen niet tegengaan (...) zullen de 25 baronnen en het gemeenschappelijk land het recht hebben ons met alle middelen schade toe te brengen door onze kastelen, domeinen en bezittingen te overmeesteren (...) tot wij ons naar hun zin gebeterd hebben.
Vergelijk met bron 1. Welke titels van de Engelse koning zijn niet realistisch meer? Geef drie rechten die de koning in de Magna Carta belooft te eerbiedigen. Wat betekent dat voor de koninklijke macht? Hoe wil de Magna Carta in de toekomst nieuwe misbruiken voorkomen? Lees de contextinformatie bij bron 2A. Heeft de koning zich aan zijn afspraak gehouden? Zijn bron 2B en 2C historische bronnen? Beide bronnen dateren uit hetzelfde jaar. Waarom is dat niet toevallig, denk je? Hebben beide auteurs dezelfde visie op het document? Welke auteur beschouwt de Magna Carta het meest als een echt historisch keerpunt? Waarom? Hoe blijkt uit de tekst van die auteur dat hij een negatief beeld heeft van de middeleeuwen? Geef een mogelijke reden waarom die auteur de Magna Carta zo belangrijk vindt. (Herlees eventueel de contextinformatie bij bron 2A.) • Geef twee redenen waarom de andere auteur de Magna Carta niet als een middeleeuwse voorloper van moderne mensenrechtenverklaringen beschouwt.
pr oe
• • • • • • • • • •
fh o
of d
Jan I (reg. 1199-1216) is de derde koning uit het huis van Plantagenet. Hij is absoluut niet populair. Men verwijt hem dat hij regeert zonder veel inspraak te dulden en daarbij allerlei rechten negeert, iets wat trouwens ook geldt voor zijn voorgangers. Van hen heeft hij ook het conflict met de Franse koningen geërfd. Dat conflict eindigt met de dramatische nederlaag in de Slag bij Bouvines (1214). Daardoor is de positie van de koning aanzienlijk verzwakt en kunnen zijn belangrijkste leenmannen hem tot een reeks toegevingen dwingen. Dat resulteert in wat pas later bekend zal worden als de Magna Carta Libertatum (Grote Oorkonde der Vrijheden). De oorspronkelijke tekst is in het Latijn opgesteld. Het document wordt nog in hetzelfde jaar nietig verklaard door de paus (van wie de koning enkele jaren eerder een vazal is geworden). De in de tekst beloofde raad van baronnen komt er pas later. In de zogenaamde Angelsaksische landen (landen met een sterke historische en culturele band met Engeland zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten) wordt tegenwoordig een groot belang toegedicht aan de Magna Carta.
102
D5 De vorsten strijden om de macht
B In [de Magna Carta] erkende [koning Jan I] dat hij zich aan bepaalde regels moest houden en dat zijn vrije onderdanen zekere rechten hadden. Daardoor wordt de Magna Carta door velen gezien als de allereerste aanzet tot wat wij tegenwoordig de rechtsstaat noemen, en duikt die middeleeuwse tekst vaak op in allerlei actuele discussies.
IN
Een argeloze lezer zou kunnen denken dat die Magna Carta uit 1215 een soort middeleeuwse variant is van de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ die de Verenigde Naties in 1948 aannamen. Dat is echter een mythe die door Britse politici als [toenmalig premier] David Cameron graag in stand wordt gehouden. Weliswaar valt niet te ontkennen dat het document een bescheiden rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het recht en in de ontwikkelingen in de relatie tussen staat en bevolking. Maar de Magna Carta moet vooral worden gezien in de context van het feodale Engeland van achthonderd jaar geleden. Bovendien was de Magna Carta lang niet zo uniek als de Britten graag pretenderen. (…)
mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd
VA
N
Wie de 3 500 woorden tellende Magna Carta leest en iets verwacht dat op de ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’ uit 1789 lijkt, zal worden teleurgesteld. In onze moderne ogen is die beroemde Magna Carta een merkwaardig allegaartje van bepalingen waarin allerlei zaken worden geregeld als de houtkap, eigendomsrechten, de schuld van een overledene die geld van joden had geleend, en de scheepvaart op de Theems, die niet gehinderd mocht worden door zogenoemde ‘visweren’ – dat wil zeggen, rijen takken die de vis in de richting van fuiken moesten leiden.
uk
©
Niettemin staat er een aantal bepalingen in die passen in de latere ontwikkeling in de richting van een rechtsstaat. (…) Ook staan er garanties in met betrekking tot de rechtspraak. Vanuit ons perspectief is de belangrijkste passage uit de tekst artikel 39 – de nummering dateert overigens pas uit 1759 –, die luidt: ‘Geen vrij man zal worden gearresteerd, of gevangengezet, of onteigend, of verbannen, of op welke manier dan ook vernietigd, noch zullen we tegen hem optreden, noch anderen daartoe aanzetten, behalve door middel van het wettig oordeel van zijn gelijken of de wet van het land.’
of d
st
Dat wordt wel gezien als het begin van wat de Engelsen de ‘rule of law’ noemen, de heerschappij van de wet, en wat wij doorgaans vertalen met de term ‘rechtsstaat’. Latere pleitbezorgers van de rechtsstaat hebben dan ook vaak naar dat artikel verwezen, maar daarbij moeten wel enkele kanttekeningen worden geplaatst. Om te beginnen is hier en ook elders in de Magna Carta alleen sprake van ‘free men’, wat wil zeggen dat de rechten en vrijheden niet golden voor ruim de helft van de bevolking. Bovendien wordt iedereen berecht door zijn ‘gelijken’ (in het Engels: ‘peers’), wat wil zeggen dat edelen alleen door edelen berecht konden worden. Van gelijkheid voor de wet – een van de fundamenten van de rechtsstaat – was dus beslist geen sprake. De Magna Carta kwam op voor de rechten van de adel en de Kerk, en het moderne begrip ‘burger’ bestond nog helemaal niet.
fh o
Uit: Rob Hartmans, Magna Carta: Curieus allegaartje, in: Historisch Nieuwsblad, maart 2015 Rob Hartmans is een Nederlandse historicus en journalist.
C
pr oe
Op het moment dat de Magna Carta, het Engelse Grote Vrijheidscharter, zich opmaakt om haar 800e verjaardag te vieren, is het gepast om de vraag te stellen wat er eigenlijk in [het document] staat. Het antwoord blijkt in overeenstemming te zijn met de legende. Wat er in de Magna Carta staat is het beginpunt het moderne rechtsdenken. Het Grote Charter zette de krijtlijnen uit die gedurende 800 jaar de wetgevende ontwikkeling in Engeland, Amerika en over de hele wereld hebben vormgegeven. Als een schijnend licht dat de middeleeuwse duisternis doordrong, verlichtte de Magna Carta het belang van rechtsbeginselen, eerlijke procedures, proportionele bestraffing, officiële verantwoordingsplicht en respect voor de menselijke waardigheid. Het was tegengesteld aan elk ouder juridische document. Uit: Vincent R. Johnson, The Magna Carta and the Expectations It Set for Anglo-American Law, in: San Antonio Lawyers, maart-april 2015 Vincent Johnson is een rechtsprofessor aan de St. Mary’s University, een katholieke privé-instelling voor hoger onderwijs in San Antonio, Texas (VS). Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de Magna Carta.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
103
BRON 3 Het Concordaat van Worms
IN
In de naam van de Heilige en Ondeelbare Drievuldigheid, ik, Hendrik [V], door de genade Gods keizer Augustus der Romeinen, voor de liefde van God en voor de Heilige Roomse Kerk en voor onze meester paus Calixtus [II], en voor de genezing van mijn ziel, laat ik aan God, en aan de Heilige Apostelen van God, Petrus en Paulus, en aan de Heilige Katholieke Kerk, elke investituur met ring en kromstaf over; en beloof ik dat in alle kerken die er zijn in mijn koninkrijk of keizerrijk dat er canonieke [= volgens de wettelijke regels van de Kerk] verkiezingen [van bisschoppen] (…) en vrije wijdingen zullen zijn. (…) Ik, bisschop [van Rome = paus] Calixtus [II] (…) sta u toe, mijn waarde zoon, Hendrik (…), dat de verkiezingen der bisschoppen en abten van het Duitse Rijk (…) in uw tegenwoordigheid zullen plaatsvinden, zonder simonie* en zonder geweld; zodat wanneer er onenigheid rijst tussen de betrokken partijen, U, [in overleg] (…), de toestemming en de steun mag geven aan die partij die het meeste recht heeft. Dat de gekozene van u de regaliën ontvangt zonder enige dwang, door het overhandigen van de scepter, en dat hij de plichten, die hij tegenover u moet nakomen, volbrengt.
N
Uit: Concordaat van Worms, 1122
VA
De oorspronkelijke tekst is opgesteld in het Latijn. Een concordaat is een overeenkomst of een verdrag tussen de Kerk (de paus) en een staat.
©
Hendrik V (1081–1125) is de zoon van Hendrik IV (1050-1106). Hendrik IV was in 1076 in een open conflict beland met de toenmalige paus, onder andere over het benoemen van de bisschoppen. Uiteindelijk zou Hendrik IV een tegenpaus aanstellen en zijn pauselijke vijand uit Rome verjagen. In 1098 benoemde hij zijn zoon, Hendrik V, tot medekoning. Zeven jaar later steunt die echter een opstand tegen zijn vader en wordt hij de enige Duitse koning. In 1111 wordt Hendrik V tot keizer gekroond door een door hem benoemde tegenpaus omdat de zittende paus dat weigerde zolang Hendrik bleef vasthouden aan het investituursrecht.
st
* simonie: verkopen van geestelijke ambten
uk
Calixtus III is paus van 1119 tot 1124. Na zijn verkiezing tot paus moet Calixtus eerst nog afrekenen met de door Hendrik V benoemde tegenpaus die op dat moment Rome in handen had. In 1120 weet Calixtus Rome te veroveren en de tegenpaus te verjagen.
of d
• Hoe blijkt uit de informatie bij de bron dat de Duitse keizers wel heel ver gingen in het verdedigen van hun belangen. • Zijn er formuleringen in de bron waarin Hendrik aan het woord is waaruit je kunt afleiden wie deze fase van het conflict tussen paus en keizer heeft gewonnen? Motiveer je antwoord. • Wie mag er de bisschoppen kiezen (= investituur met ring en kromstaf)? • Kan de keizer bisschoppen nog steeds een bestuurlijke functie geven (= investituur met scepter)? • Zullen de keizers nog geneigd zijn dat te doen in de toekomst? Waarom (niet)?
pr oe
fh o
BRON 4 A Het Duitse Rijk in de 11e eeuw
104
D5 De vorsten strijden om de macht
B Het Duitse Rijk aan het begin van de 16e eeuw
• Wat is het meest opmerkelijke verschil tussen bron 4A en 4B? • Wat betekent die evolutie voor de macht van de Duitse keizer? • Sluit die evolutie aan bij wat je al uit de bronnen afgeleid hebt? • Aan het begin van de 16e eeuw is de Duitse keizerskroon in handen van de dynastie der Habsburgers. Zijn zij volledig machteloze vorsten?
BRON 5 Stamboom van het Franse koningshuis in de 14e eeuw
CAPETINGERS
VALOIS
Filips III de Stoute
Filips IV de Schone
Johanna gehuwd met Odo IV hertog van Bourgondië
Margaretha gehuwd met Lodewijk I van Nevers graaf van Vlaanderen
1322-1328 (laatste Capetinger)
buitenechtelijk?
Johanna van Champagne gehuwd met Filips van Evreux
Edward II koning van Engeland
Edward III koning van Engeland
Filips VI Van Valois
1328-1359 Eerste Valois-koning van Frankrijk gehuwd met Johanna van Bourgondië
Jan II de Goede
1350-1364 gehuwd met 1 Bonne van Luxemburg 2 Johanna van Boulogne
Karel V
1364-1380 gehuwd met Johanna van Bourgondië
st
Karel de Slechte koning van Navarra 1349-1387
Isabella gehuwd met
©
Jan I
Karel IV de Schone
1316-1322 gehuwd met Johanna van Bourgondië en Artesië
uk
1314-1316 gehuwd met 1 Margaretha van Bourgondië 2 Clémence van Hongarije
Filips V de Lange
VA
Lodewijk X de Woelzieke ('ruziemaker')
Karel van Valois gehuwd met Margaretha van Napels en Sicilië
N
Margaretha gehuwd met Edward I koning van Engeland
1285-1314 gehuwd met Johanna van Navarra en Champagne
IN
1270-1285 gehuwd met 1 Isabella van Aragon 2 Maria van Brabant
pr oe
fh o
of d
• Wie is volgens het Belgische erfrecht de meest naaste erfgenaam van Karel IV? • Naar wie gaat de Franse troon uiteindelijk? • Als men bij de opvolgers van Filips de Schone de vrouwelijke erflijn wel gerespecteerd zou hebben, naar wie zou de troon dan gegaan zijn? • Welke reden zou er geweest kunnen zijn om die persoon uit te sluiten? • Wie mag vandaag in België als eerste koning Filip opvolgen?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
105
B De situatie in 1453
VA
N
IN
BRON 6 A De situatie in 1360
©
In 1360, na meer dan 20 jaar strijd, komt er een eind aan wat men als de eerste fase van de Honderdjarige Oorlog kan beschouwen. In dat jaar sluiten de Franse en de Engelse koning het Verdrag van Brétigny. Daarmee erkent de Franse koning ( Jan II) de Engelse veroveringen. De Engelse koning (Edward III) van zijn kant geeft zijn aanspraken op de Franse troon op.
of d
Wie boekt aanvankelijk grote successen in de strijd? Wie komt uiteindelijk als overwinnaar uit het conflict? Hoe blijkt dat binnenlandse redenen vaak de buitenlandse politieke van een land of een vorst beïnvloeden? Wat betekent de uitkomst van de strijd voor de koninklijke macht in Frankrijk? Motiveer je antwoord. Wie zal rond 1453 de grootste bedreiging vormen voor de Franse koning? Aan de hand van de kaarten kun je dus iets leren over de territoriale gevolgen van de oorlog. Bedenk nu minstens twee vragen over de oorlog die je niet met behulp van de kaarten kunt beantwoorden.
fh o
• • • • • •
st
uk
In de daaropvolgende jaren laait de strijd echter opnieuw op. Tegen het eind van de 14e eeuw hebben de Fransen de meeste Engelse bezittingen weten te heroveren. Rond die tijd raakt Frankrijk echter verscheurd door een burgeroorlog en komt er (na een staatsgreep) in Engeland een nieuwe dynastie op de troon. Onder andere om een eind te maken aan het verzet tegen zijn nieuwe dynastie besluit koning Hendrik V in 1415 de strijd met het op dat moment intern verdeelde Frankrijk te hervatten. Dat gebeurt aanvankelijk met veel succes. Rond 1420 lijken de Engelsen de strijd te hebben gewonnen.
RANDINFO
pr oe
Een van de meest spraakmakende figuren uit de periode van de Honderdjarige Oorlog is zonder twijfel Jeanne d’Arc (ca. 1412-1431). In de vroege jaren 20 van de 15e eeuw verkeert Frankrijk in een crisis. Een groot deel van het land is bezet door de Engelsen, de (minderjarige) Engelse koning is uitgeroepen tot koning van Frankrijk en de Bourgondiërs zijn bezig een eigen staat uit te bouwen waarbij ze ook stukken van het Franse grondgebied innemen. Karel VII, de zoon van de vorige Franse koning, verblijft in het zuiden van het land en kan aanvankelijk weinig veranderen aan de situatie. In 1429 verschijnt er een jong boerenmeisje aan zijn hof met de mededeling dat ze door God gezonden is om Frankrijk te redden. Tenminste, dat is toch het klassieke verhaal. Jeanne krijgt de steun van de kroonprins en trekt samen met een leger naar Orléans, een stad die op dat moment door de Engelsen belegerd wordt. Welke rol ze daar gespeeld heeft, is onduidelijk, maar de Engelsen moeten het beleg opgeven. Het levert Jeanne later de bijnaam ‘de maagd van Orléans’ op. Na dat succes weet ze met de kroonprins naar de kroningsstad Reims op te trekken waar Karel VII tot koning van Frankrijk wordt gezalfd. Een jaar later wordt Jeanne echter gevangengenomen door de Bourgondiërs die haar aan de Engelsen uitleveren. Zij wordt door hen beschuldigd van hekserij en na een proces ter dood veroordeeld. In 1431 sterft ze in Rouen op de brandstapel. Later wordt het proces door de Kerk, onder Franse druk, herroepen. Geleidelijk groeide Jeanne d’Arc uit tot een Franse nationale heldin. In 1920 wordt ze zelfs heilig verklaard. Ondertussen is ze door allerlei groepen in de Franse samenleving geclaimd: nationalisten, feministen, socialisten … Tegelijkertijd is er onder wetenschappers ook een heel debat ontstaan over de ‘ware’ feiten. Dat debat is nog steeds aan de gang en zelfs complottheorieën en vergezochte verklaringen ontbreken niet.
106
D5 De vorsten strijden om de macht
Onderzoek: de Normandische verovering van Engeland
10
11
6
54
6
VA
N
IN
In het jaar 1066 veroveren de Normandiërs het koninkrijk Engeland. Hun hertog Willem wordt op kerstdag in Londen tot Engelse koning gekroond. Een groot deel van het verhaal staat afgebeeld op een middeleeuws ‘wandtapijt’, het Tapijt van Bayeux, dat veel weg heeft van een hedendaags stripverhaal. Dit onderzoek gaat zowel over de verovering, als over het historisch beeld dat men er in de 11e-12e eeuw van maakt.
NORMANDISCHE KONINGEN
©
ENGELAND
uk
Slag bij Hastings
OPDRACHTEN
Welke verschillende soorten bronnen over de Slag van Hastings en de Normandische verovering van Engeland vind je hier?
2
Lees bron 1. Waar en wanneer speelt het gebeuren zich af ? Wie vecht tegen wie? Wat is de inzet van de strijd?
3
Hoe is koning Harold gesneuveld? Ga op zoek naar verschillen en gelijkenissen in de bronnen om de historische vraag te beantwoorden. Zo ga je te werk: • Selecteer de bronnen die je gaat gebruiken om de vraag te beantwoorden. • Geef voor elke bron de achtergrond van de maker of opdrachtgever en waar ze is gemaakt. • Argumenteer per bron of je ze betrouwbaar vindt om de vraag te beantwoorden. • Geef per bron kort weer hoe Harold sneuvelt. • Geef een mogelijke verklaring voor de verschillen en de gelijkenissen.
4
Het Tapijt van Bayeux (bron 2) schetst een bepaald historisch beeld van de verovering. • Wanneer is de bron gemaakt? Wie is de opdrachtgever? Waarvoor dient de bron? • Zie je in het tapijt elementen die moeten aantonen dat de claim van Willem op de Engelse troon juist is? Geef vier elementen die dat mogelijk doen. • Geef twee overeenkomsten tussen het verhaal van het tapijt en bron . • Welke niet door de makers bedoelde informatie kunnen historici uit de afbeeldingen halen, denk je?
pr oe
fh o
of d
st
1
5
Op basis van je antwoorden op vraag 3 en 4 beantwoord je de volgende historische vragen: • Hoe betrouwbaar is het Tapijt van Bayeux als bron om een vragen over de Normandische verovering van Engeland te beantwoorden? • Is het beeld dat het Tapijt van Bayeux van de verovering en de veldslag toont typisch voor die tijd (representatief)?
6
Hoe bloedig was de Slag bij Hastings? Gebruik bron 2 tot en met 6 om die historische vraag te beantwoorden. • Zoek in elke bron de gegevens die de vraag helpen beantwoorden. • Formuleer een antwoord op de vraag met behulp van die gegevens. • Zijn dergelijke gebeurtenissen typisch voor de middeleeuwen? Motiveer je antwoord.
7
Formuleer zelf een historische vraag die je met behulp van deze bronnen zou kunnen beantwoorden.
D de middeleeuweN vaN 900 tot 1450
107
BRON 1 Een korte historische schets Willem volgt in 1035 zijn vader op als hertog van Normandië. Omdat zijn ouders niet getrouwd zijn, noemt men hem Willem de Bastaard. Veel edelen weigeren hem daarom te erkennen als hertog. Hij overwint hen echter in verschillende veldslagen. In 1053 huwt hij Mathilde, de dochter van de machtige graaf van Vlaanderen. De Angelsaks Edward de Belijder is familie van Willem en wordt koning van Engeland met steun van de Normandiërs. Daarvoor regeerde een Deense koning even over Engeland. Edward zou zeer gelovig geweest zijn, vandaar zijn bijnaam: de ‘Belijder’ of ‘Confessor’.
BRON 2 Zeven scènes uit het ‘Tapijt van Bayeux’
©
uk
Het Tapijt van Bayeux is ongeveer 70 m lang en 0,5 m breed. Het gaat niet om een echt tapijt, maar om een borduurwerk om op te hangen. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk 7 à 8 m langer. Het wordt waarschijnlijk gemaakt tussen 1066 en 1084 in de omgeving van Canterbury (Engeland). Sommigen denken echter dat het in Normandië is gemaakt. Men weet ook niet wie de opdrachtgever is. Men twijfelt tussen Odo, bisschop van Bayeux en halfbroer van Willem, en Mathilde van Vlaanderen, de vrouw van Willem. Oorspronkelijk krijgt het de naam ‘Het Doek van de Verovering’. Zulke kunstwerken zijn in de 11e eeuw populair om een verhaal aan het grotendeels ongeletterde volk te vertellen. Dat van Bayeux is een van de weinige dat is blijven bestaan. Het wandtapijt bevindt zich vandaag in een museum in het gelijknamige Normandische stadje.
pr oe
fh o
of d
ongeletterd: niet kunnen lezen
TIP Bij elke afbeelding staat een vertaling van het Latijnse opschrift.
st
borduren: techniek waarbij met een naald en garen op een doek of ander textiel versieringen worden aangebracht
VA
N
IN
Koning Edward heeft geen zoon als opvolger. Hij zou de troon daarom aan Willem beloofd hebben. Vele Angelsaksische edelen beschouwen echter Harold Godwinson, een rijke en machtige graaf, als de enige waardige opvolger. Als Edward begin 1066 sterft, kronen ze Harold daarom tot koning. Koning Harold moet al zeer vlug ten strijde trekken. De Deense koning wil Engeland opnieuw bij zijn rijk voegen en valt het noorden binnen. Harold verslaat de Denen, maar moet dan naar het zuiden trekken. Daar is Willem van Normandië geland wiens leger uit Normandiërs, Fransen, Bretoenen en Vlamingen bestaat. In de buurt van de stad Hastings komt het tot een veldslag met de troepen van Harold. Die laatste sneuvelt en de Angelsaksen worden verslagen. Willem bestijgt de Engelse troon. Sindsdien heet hij ‘Willem de Veroveraar’.
108
ONDERZOEK de Normandische verovering van Engeland
1 Koning Edward Koning Edward roept Harold bij zich. Uit de volgende taferelen blijkt dat hij naar Normandië moet reizen.
2 Waar Harold de eed aflegt voor hertog Willem
N
IN
Harold belandt aan het hof van Willem. Op de afbeelding staat hij tussen twee relikwieënkasten en zweert hij trouw aan de hertog. Willem zit links op zijn troon en heeft zijn zwaard vast. Dat geldt als een symbool van macht. De figuur achter hem houdt zijn vinger rechtop wat wijst op hoe ernstig is wat er gebeurt. Of Harold gewoon trouw zweert aan Willem of dat hij hem erkent als toekomstig koning is niet zeker.
©
uk
Edward sterft en Harold wordt tot koning gekroond. Het tapijt suggereert dat de kroning gebeurde door aartsbisschop Stigant van Canterury. Hij staat rechts van de nieuwe koning. Die bisschop is door de paus uit de Kerk gestoten. Daarmee suggereert het tapijt dat de kroning onwettelijk is. Waarschijnlijk is het in werkelijkheid de bisschop van York die Harold gekroond heeft.
VA
3 Hier zetelt Harold koning van de Angelsaksen
Vlak na de kroning passeert een komeet. Die zal in de 18e eeuw gekend worden als de komeet van Halley. Omdat ze geen komeet kennen, noemen de mensen uit de 11e eeuw dat een ster. Het geldt als voorteken voor belangrijke gebeurtenissen.
fh o
of d
st
4 Mannen kijken met verbazing naar de ster
5 Hertog Willem steekt in een groot schip over en landt bij Pevensy (Zuid-Engeland)
pr oe
Willem verzamelt een leger, laat schepen bouwen en steekt over naar Engeland. Het schip in het midden wordt gefinancierd door zijn vrouw Mathilde. In de top van de mast staat een gouden kruis, een geschenk van de paus die daarmee erkent dat Willem recht heeft op de troon. De Normandiërs meren in Zuid-Engeland aan. Als Willem verneemt dat Harold met een leger nadert, komt het bij het stadje Hastings tot een veldslag.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
109
voetvolk: soldaten te voet
6 Hier vallen Engelsen en Franken in de strijd
N
IN
Het Angelsaksische leger neemt positie in op een heuvel. De Normandiërs proberen het te verslaan met aanvallen van de ruiterij die geholpen worden door boogschutters en voetvolk. Velen sneuvelen.
©
st
uk
Bij de zoveelste Normandische stormloop sneuvelt Harold. Sterft hij door een pijl in het oog of wordt hij neergehaald door een ruiter? De rest van zijn leger slaat op de vlucht. Willem wint en wordt later in Londen tot koning gekroond. Waarschijnlijk stond dat op het laatste stuk van het tapijt dat verloren is gegaan.
VA
7 Hier sneuvelt Koning Harold
of d
BRON 3 De Angelsaksische kroniek uit de 11e eeuw
1051 Graaf Willem kwam van overzee (…) en de koning [Edward de Belijder] ontving hem en veel van zijn gezellen op gepaste wijze, en liet hem weer gaan.
fh o
1066 Graaf Willem kwam van Normandië naar Pevensy op Sint-Michielsmis, en van het ogenblik dat ze verder konden oprukken, bouwden zij een kasteel bij Hastings. Koning Harold werd daarvan op de hoogte gebracht en hij verzamelde een groot leger en hij trok tegen hem op (…). En Willem trof hem bij verrassing voordat hij zijn leger in slagorde kon opstellen. Desondanks vocht de koning hard tegen hem, met mannen die hem overtuigd steunden, en er waren zware verliezen aan beide zijden.
pr oe
Daar werd koning Harold gedood en graaf Leofwine, graaf Gryth zijn broer, en vele goede mannen, en de Fransen bleven baas over het slagveld (…). Bewerking van de Angelsaksische kroniek, versie D, ca. 1070 De Angelsaksische kroniek is een verzameling van annalen die in het Oud-Engels gebeurtenissen in Engeland beschrijven. De gewoonte zou ontstaan zijn aan het hof van Alfred de Grote in de 9e eeuw. Er bestaan negen verschillende manuscripten of versies van. Die versie is waarschijnlijk geschreven in Noord-Engeland (York en/of Worcester) en vermeldt als enige de Slag bij Hastings. De schrijvers zijn meestal geestelijken.
110
ONDERZOEK de Normandische verovering van Engeland
BRON 4 Een gedicht uit de 11e eeuw A Voor de slag Willem vertelt aan een gezant van Harold: Ik heb de jeugd verlaten, noch heb ik lichtzinnig naar een koningschap gestreefd Dat, na de dood van mijn voorouders, mij met recht verschuldigd is
N
uk
©
VA
Harold werd gedood Toen de hertog de koning boven op de steile heuvel zag staan Diens zwaar belaagde mannen worden in stukken gehakt De hertog beveelt Eustace van de Franken om het slagveld schoon te vegen Als een tweede Hector, de edele erfgenaam van Ponthieu Hugh vergezelt hem altijd klaar om zijn plicht te doen Vierde is Gilfard, vernoemd naar zijn vader Hoewel vele anderen aansloten, dit waren de besten Harold moet de weg van het vlees gaan De eerste verbrijzelt zijn borst met een lans dwars door het schild De tweede verbrijzelt met een zwaard het hoofd onder de helm De derde rukt met speren de darmen uit de buik De vierde hakt een been af bij de heup Het gerucht ‘Harold is dood’ verspreidt zich over het slagveld De verslagen Engelsen stoppen met vechten en vragen om genade
IN
B Op het slagveld
Guy van Amiens, Lied van de triomferende Normandiërs (Carmen de Haestingae Proelio), ca. 1070
of d
st
Bisschop Guy van Amiens (1014-1075) zou het Latijnse gedicht niet lang na de slag geschreven hebben. Hij is de oom van Guy van Ponthieu, een van de belangrijkste vazallen van Willem. De bisschop is zelf niet op de slag aanwezig, maar zou tal van getuigen gesproken hebben bij een bezoek aan Engeland. Hij verblijft dan aan het hof van Mathilde van Vlaanderen, de koningin en vrouw van Willem de Veroveraar. Een deel van het gedicht is verloren gegaan en de overblijvende versie bestaat uit 835 lijnen. De enige nog bestaande kopie bevindt zich de Koninklijke Bibliotheek van Brussel.
BRON 5 Een kroniek uit de 12e eeuw
fh o
In de veldslag blonken beide leiders uit door hun moed. Harold, niet tevreden met de rol van generaal die anderen aanmoedigt, deed gretig mee als gewone soldaat. Hij sloeg voortdurend in op elke vijand die op hem afkwam, niemand kon hem onbestraft benaderen, menig paard en ruiter werden onmiddellijk met een slag geveld. Zo werd hij vanop lange afstand (…) met een vijandelijke dodelijke pijl gedood. Toen hij op de grond lag, sloeg een van de Normandische krijgers hem met een zwaard in zijn zij. Voor die schandelijke en lafhartige daad verbande Willem die uit zijn leger.
pr oe
Uit: William of Malmesbury, De daden van de koningen van de Engelsen (Gesta Regum Anglorum), 1125 William (1095-1143) heeft een Normandische vader en een Engelse moeder. Hij wordt op jonge leeftijd monnik in de abdij van Malmesbury. Die abdij beschikt over een uitgebreide bibliotheek. William schrijft verschillende historische werken in het Latijn. Zijn geschiedenis van de Engelse koningen schrijft hij op vraag van Matilda van Schotland, de koningin en vrouw van Hendrik I van Engeland (een zoon van Willem de Veroveraar).
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
111
©
VA
N
IN
BRON 6 Battle Abbey
fh o
of d
st
uk
De paus wil dat de Normandiërs boete doen voor de vele doden die er tijdens de Slag van Hastings zijn gevallen. Daarom laat Willem de Veroveraar op de plaats van de veldslag vanaf 1070 een abdij bouwen. De vandaag nog zichtbare gebouwen en ruïnes stammen uit latere perioden.
KUNNEN
1 de oorzaken en gevolgen van de Slag van Hastings geven
1 de Normandische verovering van Engeland in de tijd situeren 2 verschillende soorten bronnen aanduiden 3 zelf een historische vraag formuleren 4 bronnen selecteren, bestuderen en vergelijken om een historische vraag te beantwoorden 5 de context (doel, achtergronden, maker …) van een bron geven 6 de betrouwbaarheid en representativiteit van een bron inschatten om een historische vraag te beantwoorden 7 verschillen en gelijkenissen tussen bronnen vaststellen en proberen te verklaren 8 niet-bedoelde informatie in een bron herkennen
pr oe
KENNEN
112
ONDERZOEK de Normandische verovering van Engeland
De middeleeuwen worden nog vaak afgeschilderd als een barbaarse, onbeschaafde tijd, beheerst door ziekten en geweld. Dat beeld ontstaat in de vroegmoderne tijd bij intellectuelen en kunstenaars met een passie voor de cultuur van de klassieke oudheid. In deze les onderzoek je in welke mate dat beeld klopt. Waar en hoe wordt de jeugd opgeleid? Wat bestuderen de wetenschappers? Waarover schrijven middeleeuwse auteurs? Wat zijn de kenmerken van de middeleeuwse bouwkunst en van de beeldende kunsten?
uk
ROMAANSE KUNST HEROPLEVING HANDEL CULTURELE BLOEI universiteiten
14 ±
0
13
±
1225-ca. 1300 Jacob van Maerlant
bestaande scholen voldoen niet meer aan die eisen en moeten zich aanpassen. Er ontstaan meer opleidingen in gespecialiseerde beroepskennis: boekhouden, correspondentie en kennis van vreemde talen.
fh o
of d
In de middeleeuwen gaan de meeste kinderen niet naar school. Alles wat ze moeten kunnen, leren ze van hun ouders of van mensen uit het dorp. De meeste mensen zijn analfabeet. Dat blijft nog lange tijd het geval, ook lang na de middeleeuwen. BRON 1-2-3 - 4
GOTISCHE KUNST
st
1
Het onderwijs evolueert
1224-1274 Thomas van Aquino
50
0
VA 0
0
12
©
SCHOLEN IN STEDEN / LITERATUUR IN VOLKSTAAL / HOOFSE EPIEK
±
±
±
10
11
0
0
0
0
N
IN
D6
Niet zo duister, die middeleeuwen
pr oe
Het middeleeuwse onderwijs blijft aanvankelijk beperkt tot de hogere standen (adel en geestelijkheid). De nadruk ligt lang op het godsdienstonderricht. In de lagere klassen leren kinderen lezen, schrijven en rekenen. Om in de mis mee te kunnen bidden en zingen, leren ze ook een beetje Latijn. Oudere leerlingen studeren in abdij- en kathedraalscholen de zeven vrije kunsten (artes liberales): filosofie, redenaarskunst, literatuur, meetkunde, rekenkunde, muziek en astronomie. Ook dat onderwijs staat in dienst van de religie. Het moet de mens in staat stellen om bijvoorbeeld tekens van God in de natuur te interpreteren en zijn geheimen te doorgronden. In de 11e-12e eeuw verandert het onderwijs. De groei van de handel en de steden doet de vraag naar ambtenaren, boekhouders, vertalers ... toenemen. De
De uitbouw van het bestuursapparaat doet in verscheidene vorstendommen de vraag naar geschoold personeel, vooral juristen, toenemen. Vanaf ca. 1100 ontstaan op verschillende plaatsen universiteiten. De basis van de universitaire opleiding blijven de zeven vrije kunsten. Die artes vormen de basisopleiding. Als je de graad van ‘magister artium’ behaalt, mag je doorstromen naar een studie in een hogere faculteit: theologie, medicijnen of rechten (kerkelijk en wereldlijk recht). De meeste studenten stellen zich tevreden met de artesgraad. Daarmee zijn zij al voldoende geschoold voor een geestelijke of wereldlijke functie. In West-Europa is de universiteit van Bologna waarschijnlijk de oudste universiteit. De vroegste vermelding gaat terug tot 1088. De universiteit van Leuven wordt in 1425 de eerste universiteit in de Lage Landen. Leuven lijdt onder de ondergang van de lakennijverheid en kan die nieuwe bron van inkomsten gebruiken. Op het eind van de 15e eeuw is de universiteit van Leuven de tweede grootste van Europa.
D de middeleeuweN vaN 900 tot 1450
113
uk
©
Thomas van Aquino (1224-1274) bestudeert in zijn ‘Summa theologica’ de klassieke Griekse filosoof Aristoteles. Hij vindt de observatie van de natuur heel belangrijk. Door die methode ontwikkelt het natuurwetenschappelijk denken zich sterk. De Vlaming Willem van Moerbeke maakt voor Thomas een rechtstreekse vertaling uit het Grieks van de werken van Aristoteles, dus zonder Arabisch tussenstadium. De hele middeleeuwen door blijft het Latijn de taal van de wetenschappen in West-Europa.
IN
mystiek: streven naar de persoonlijke vereniging met God
BRON 5 - 6 -7 Hoewel middeleeuwse geleerden een deel van de ideeën van de klassieke oudheid kennen, belijden de meesten van hen een autoriteitsgeloof. Dat wil zeggen dat ze niet twijfelen aan wat er in de klassieke teksten of in de Bijbel staat. In de 12e eeuw (her)ontdekken geleerden een reeks Griekse en Arabische wetenschappelijke en filosofische geschriften. De al dan niet gewelddadige contacten met de islamitische wereld spelen daarin een belangrijke rol (reconquista, kruistochten, handelscontacten ...). Geleerden maken kopieën en Latijnse vertalingen van de werken. Die teksten beïnvloeden het Europese denken en doen de wetenschappelijke kennis groeien.
‘Roelandslied’. Ook ‘Karel ende Elegast’ behoort tot de ridderepiek. In die geschriften is de feodale trouw de meest gewaardeerde deugd en spelen mannen de hoofdrol. Vanaf de 12e eeuw komt daarin verandering. Dan ontstaat de hoofse epiek. In Zuid- Frankrijk zorgen de troubadours, een aantal ridderlijke dichters en zangers, voor die verandering. Zij schrijven liederen en gedichten over smachtende en onbevredigde liefdes. Die gevoelens en vrouwen verering brengen, alleszins in de literatuur, een groter respect voor de vrouw met zich mee. Hoofsheid, of het op een verfijnde manier met elkaar omgaan, wordt als levenshouding gepropageerd. Hoofs gedrag omvat welgemanierdheid, fijngevoelige liefde, respect voor de vrouw, openheid, hulpvaardigheid, edelmoedigheid, nederigheid, vrijgevigheid ... Binnen de dierenepiek is ‘Van den Vos Reynaerde’ heel bekend. Het werk geeft felle kritiek op de adel en de clerus en op menselijke ondeugden. Veel religieuze verhalen sporen aan tot een godsvruchtige levenshouding. In het 13e-eeuwse ‘Beatrijs’ bezwijkt de non Beatrijs voor de aardse liefde van een jongeling en ontvlucht het klooster. Na pijnlijke omzwervingen keert ze met spijt in het hart terug naar het klooster. Niemand heeft haar verdwijning opgemerkt omdat de maagd Maria tijdens haar afwezigheid haar plaats ingenomen heeft.
N
Middel nederlands: middeleeuws Nederlands
2
De wetenschappelijke kennis groeit
VA
troubadour: ‘trobar’ betekent letterlijk ‘vinden’, een troubadour is dus iemand die gezangen en gedichten uitvindt
Hadewijch en Jacob van Maerlant zijn twee monumenten uit de Middelnederlandse literatuur. Hadewijch schrijft waarschijnlijk in het midden van de 13e eeuw een aantal belangrijke mystieke teksten (visioenen, liederen en brieven). De visioenen, waarin ze haar ervaringen op schrift gezet heeft, vormen haar belangrijkste werk. Jacob van Maerlant (ca. 1225-1300) schrijft minstens 22 werken, waaronder een geschiedenisboek in versvorm: de ‘Spieghel Historiael’. Daarnaast schrijft hij wetenschappelijke en religieuze werken. Van Maerlant heeft belangrijke Latijnse werken vertaald en aangevuld. Zo maakt hij ze bereikbaar voor een breder (adellijk) publiek.
3
of d
st
De wetenschappelijke studie van het recht boekt enorme vooruitgang dankzij de kennismaking met het ‘Corpus Iuris Civilis’ van de Byzantijnse keizer Justinianus (6e eeuw).
Literatuur in het Latijn en in de volkstaal
pr oe
fh o
Lange tijd is schrijven bijna uitsluitend het werk van geleerden, ambtenaren en kloosterlingen. Heiligenlevens loven het voorbeeldige leven van mensen die later heilig zijn verklaard. Ze moeten mensen aansporen om zelf een even christelijk leven te leiden. Kronieken vertellen de ‘geschiedenis’ van een bepaald gebied of van de wereld. Ze zijn een mengeling van historische gebeurtenissen, geruchten en ‘wonderen’. De auteurs beginnen hun verhaal meestal met het scheppingsverhaal. Die twee genres blijven heel de middeleeuwen bestaan. Tot in de 13e eeuw is het Latijn de taal van de literatuur. De Angelsaksische wereld, waar ze al vrij lang in de volkstaal schrijven, vormt daarop een uitzondering. Elders begint men pas aan het begin van de 12e eeuw in de volkstaal te schrijven. Oude, voordien mondelinge verhalen, worden vanaf de 12e eeuw opgeschreven en groeien zo uit tot de ridderepiek. Een van de oudste heldenverhalen is het
114
D6 Niet zo duister, die middeleeuwen
4
De bouwkunst evolueert van romaans naar gotisch
BRON 8 -9 -10 In de 11e-12e eeuw is de romaanse kunst de eerste grote middeleeuwse stijl in West-Europa. De romaanse architectuur is gedeeltelijk geïnspireerd op de Romeinse bouwkunst. Dat blijkt uit het gebruik van rondbogen en zuilen. Maar ze heeft door haar godsdienstige functie een heel eigen karakter. De geestelijkheid laat kloosters en kerken bouwen. Die hebben robuuste torens aan de kruising van het midden- en het dwarsschip of aan de hoeken van de voorgevels. Om de druk van de gewelven op te vangen zijn de muren dik, met vaak kleine vensters. Die
IN
retabel: gebeeldhouwd of geschilderd stuk achter een altaar
N
In de Maasstreek, die gekend is om haar metaalverwerking, leven heel vaardige edelsmeden en bronsgieters. De bewerking van edelmetaal bereikt daar een internationaal hoogtepunt. Ze maken bijvoorbeeld kandelaars, altaarstukken, lezenaars, schalen en doopvonten versierd met realistisch afgebeelde figuren.
6
Het meesterschap van de ‘Vlaamse Primitieven’
De rijkdom en weelde in Bourgondisch Vlaanderen biedt voor kunstenaars unieke kansen. Het vak van kunstschilder staat er hoog aangeschreven. Kunstenaars en ambachtslieden werken in dienst van clerus, adel, kooplieden, magistraten en vorsten. De Vlaamse Primitieven schilderen met olieverf op houten panelen en laten zich inspireren door Vlaamse en Noord-Franse miniaturisten. Die boekverluchters experimenteren al vroeg met perspectief of dieptezicht. De Vlaamse Primitieven beelden hun figuren af in driedimensionale ruimtes. Ze schilderen zeer realistisch en met oog voor de kleinste details. Hun kleuren zijn helder, de gelaatsuitdrukkingen intens. De meeste werken zijn doordrongen van een godsdienstige geest. Hun zin voor detail en observatie doet de Vlaamse schilders uitgroeien tot de beste Europese portretkunstenaars van hun tijd. De figuren die ze schilderen, komen als het ware tot leven. Het Lam Gods is misschien wel het beroemdste werk. De gebroeders van Eyck schilderen dat retabel omstreeks 1432. Andere Vlaamse Primitieven zijn Rogier van der Weyden, Hugo van der Goes, Hans Memling en Dirk Bouts. De term ‘Vlaamse Primitieven’ is oorspronkelijk een letterlijke vertaling van de Franse benaming ‘Les primitifs flamands’, waarbij het Franse ‘primitif’ in de betekenis van ‘vroeg, eerst’ te begrijpen is. Maar de Vlaamse Primitieven zijn alles behalve ‘primitief’. BRON 14 -15 -16
fh o
5
of d
st
uk
De gotische bouwkunst kent verschillende variaties naargelang de periode en de plaats. In gotische kathedralen ligt de nadruk op verticale lijnen. Alles wijst naar omhoog, naar God. Slanke en spitse versieringen beklemtonen die verticaliteit. De druk van de kruisribgewelven wordt via luchtbogen afgeleid naar steunberen. Door die skeletbouw hebben de muren geen dragende functie meer en zijn grote vensters mogelijk. Hun spitsbogen dragen bij tot de verticale indruk. De vele en grote vensters scheppen een overvloed aan ‘hemels’ licht in de kathedraal. Het binnenvallende licht geldt als symbool voor Christus. Brandglasschilders versieren de vensters met Bijbelse verhalen en heiligenlegenden. Ze dienen, samen met het beeldhouwwerk, om ongeletterde gelovigen vertrouwd te maken met de christelijke leer. Men bouwt niet alleen kerken en kathedralen, maar ook verschillende burgerlijke gebouwen. Stadhuizen, hallen, belforten en hoge torens zijn uitingen van de doorbraak van de stad als centrum van politieke en economische macht.
De gotische beeldhouwkunst heeft een meer natuurlijk karakter. De beelden zijn realistischer en verfijnder. De figuren vertonen meer menselijke emoties en zijn niet langer onaards. Gotische kerken worden zowel binnen als buiten met beelden versierd. Apostelen en figuren uit het ‘Oude Testament’ krijgen gezelschap van koningen en koninginnen in Bijbelse gewaden. Het laatste oordeel blijft populair.
doksaal: scheidingswand tussen koor en schip van een kerk; Doet vaak dienst als galerij of tribune voor de koorzangers
VA
Van de 12e tot de 15e eeuw ontwikkelt zich vanuit Parijs en omgeving de gotiek. De benaming ‘gotisch’ ontstaat in de 16e eeuw. Intellectuelen uit die eeuw gebruiken het als spotnaam voor een kunst die zij barbaars, smakeloos en onoverzichtelijk vinden. Men gebruikt de naam tot op vandaag, maar de afschuw voor de gotiek is ondertussen gelukkig verdwenen.
christenen scheidt. De eersten wacht de verschrikkingen van de hel. De laatsten mogen het paradijs binnen.
©
bouwwijze geeft romaanse gebouwen een log en gesloten karakter. Wanneer de technische kennis verbetert, komt daarin verandering. Tongewelven maken plaats voor kruisgewelven. Er kunnen nu ook grote romaanse gebouwen gebouwd worden. Ook in de wereldlijke bouwkunst wordt er in romaanse stijl gebouwd. In de ontluikende steden verschijnen adellijke burchten en stenen stadsmuren en poorten.
Beelden sieren gebouwen en dienen het geloof
In een periode waar weinig mensen kunnen lezen, maken het beeldhouwwerk en de glasramen in een middeleeuwse kerk de gelovigen vertrouwd met de Bijbel. Een kerk wordt daarom wel eens een ‘stenen Bijbel voor ongeletterden’ genoemd. Romaanse beelden versieren onder andere portalen, doksalen en kapittels. Ze tonen Bijbelse taferelen en ingewikkelde plant- en bloemmotieven. De romaanse beeldhouwer heeft een voorliefde voor symbolische voorstellingen en voor statische, plechtige en uitgerekte figuren. Zij moeten een onaards karakter uitstralen. Het laatste oordeel vormt een heel belangrijk thema: Christus wordt afgebeeld als een strenge rechter die de zondaars van de goede
pr oe
BRON 11-12-13
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
115
KUNNEN
1 de begrippen ‘evolutie’ en ‘verandering’, ‘autoriteitsgeloof’, ‘romaans’ en ‘gotisch’ verklaren 2 de evolutie in het onderwijs schetsen 3 het belang van het Latijn in onderwijs en cultuur uitleggen 4 het ontstaan en de organisatie van de universiteiten uitleggen 5 de oorzaken van culturele bloei in de 12e eeuw weergeven 6 twee voorbeelden van de verhoogde literaire en wetenschappelijke studie bespreken 7 de overgang van een mondelinge traditie naar een schriftcultuur uitleggen 8 vier genres van de Middelnederlandse literatuur opnoemen en twee genres bespreken 9 in je eigen woorden een hoofse levenshouding beschrijven 10 de romaanse en gotische kunst in de tijd en de ruimte situeren 11 vier kenmerken van de romaanse en gotische bouwstijl opnoemen 12 de romaanse en gotische kunst vergelijken 13 de functie van beeldhouwkunst uitleggen 14 het belang van de edelsmeedkunst in het Maasland schetsen 15 vijf kenmerken van de Vlaamse Primitieven opnoemen 16 drie Vlaamse Primitieven opnoemen 17 met drie concrete voorbeelden aantonen dat de middeleeuwen geen barbaarse tijd zijn
1 voorbeelden geven van continuïteit, evolutie en verandering 2 gebouwen en beelden met een aantal kenmerken identificeren als romaans en/of gotisch 3 een opdracht bij een visuele bron oplossen 4 vier kenmerken van het werk van de Vlaamse Primitieven op een afbeelding aanduiden
Een staaltje van geschiedenisvervalsing
pr oe
fh o
of d
BRON 1
st
uk
©
VA
N
IN
KENNEN
116
D6 Niet zo duister, die middeleeuwen
Afbeelding uit: Camille Flammarion, L’atmosphère: météorologie populaire, Paris, 1888 Een man bevrijdt zich uit de ‘middeleeuwen-stolp’. De afbeelding dateert van 1888, maar lijkt op de stijl van de vroege boekproductie uit de middeleeuwen. • Uit welke tijd van het referentiekader stamt de afbeelding? • Welk beeld geeft de maker van de middeleeuwen? • Verklaar de term ‘middeleeuwen’.
BRON 2 A Het middeleeuwse onderwijs
C
IN
Sal die jonghere swighen stille Ende sijn herte setten voert Op die dinc die hi daer hoert. (...) Scoliere die ter scolen gae Ende niet en onthoudt dat hi verstaet Hi slacht den sacke die heeft een gat Die en onthoudt dit no dat. Uit: Dirc Potter, Mellibeus, ca. 1415
N
Dirc Potter is een Hollandse dichter, prozaschrijver, hoge ambtenaar en diplomaat. Mellibeus is een leerdicht gebaseerd op een Latijns werk uit de 13e eeuw.
VA
B
Uit: Het Boec van Seden, begin 13e eeuw
uk
Het boek vertelt hoe je moet omgaan met anderen en werd waarschijnlijk ook in het onderwijs gebruikt. Het gaat om een Vlaamse vertaling van een Latijns boek uit de 12e eeuw.
©
Lieve kind, wanneer je naar school gaat, stel dan vaak vragen, leer ijverig, wees leergierig en nadenkend en verwerf vervolgens veel kennis. Zo kun je alle sleutels tot je innerlijke wijsheid verkrijgen.
st
• Geef op basis van de bronnen twee kenmerken van het middeleeuwse onderwijs.
Voor 1300 1300-1400
of d
BRON 3 Europese universiteiten en hun oprichtingsdatum Glasgow 1450
1401-1500
Aberdeen 1494 St. Andrews 1411
Uppsala 1477
Kopenhagen 1478
Noordzee
fh o
Cambridge 1233
Rostock 1419
Oxford 1167
Keulen 1388
Leuven 1425
Caen 1437
Mainz 1476
Greifswald 1456
Leipzig 1409 Erfurt 1379
Trier 1473
pr oe
Heidelberg 1385 Krakau Praag 1347 1364 Parijs 1150 Freiburg 1455 Ingolstadt 1472 Nantes 1461 Orléans 1235 Tübingen 1477 Bratislava Angers 1337 Basel 1459 1467 Wenen 1365 Poitiers 1431 Bourges Dôle 1422 Boeda Turijn 1405 1464 1389 Grenoble Vercelli 1228 Treviso 1318 Pavia 1361 Valence 1339 Bordeaux 1441 Pécs Piacenza 1459 Padua 1222 1467 1248 Orange Cahors 1332 Ferrara 1391 1365 Ravenna 1085 Avignon Reggio Palencia 1208 Toulouse 1233 Valladolid 1346 1303 1188 Bologna 1088 Salamanca 1243 Huesca 1354 Arezzo 1215 Aix 1409 Pisa 1343 Zaragoza Perpignan 1350 Montpellier Florence Perugia 1308 1474 Coimbra 1349 Siena 1308 Barcelona 1450 1289 Rome 1303 1357 Sigüenza Lérida Lissabon 1290 1300 Alcalá 1499 1489 Napels 1224 Salerno 1211 Palma 1483 Valencia 1500 Sevilla 1254
Middellandse Zee 0
500 km
Catania 1444
• Uit welke eeuw dateren de oudste Italiaanse, Franse, Engelse en Duitse universiteiten? • Waar vind je de eerste universiteit van de Nederlanden? In welke eeuw wordt die gesticht?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
117
B Miniatuur
pr oe
fh o
of d
st
uk
BRON 5 Het labyrint in de kathedraal van Chartres
De miniatuur wordt door Laurentius a Voltolina geschilderd in de tweede helft van de 14e eeuw. Heinrich von Friemar, een Duitse monnik en theoloog, onderwijst in het begin van de 14e eeuw Arabische filosofie aan de Sorbonne, de universiteit van Parijs. Voor die gelegenheid draagt hij een tulband.
©
• Vergelijk bron 4A met 4B. • Beschrijf de aandacht van de studenten op bron 4B. • Wat is er eigenaardig aan bron 4B als je rekening houdt met de kruistochten?
VA
N
IN
BRON 4 A Aula (lesruimte) aan de universiteit van Salamanca in Spanje
118
D6 Niet zo duister, die middeleeuwen
• Wat is een labyrint? • Welk verhaal uit de klassieke oudheid gaat over een labyrint? • Wat is eigenaardig aan de plaats waar het labyrint zich bevindt? • Welke informatie geeft het labyrint over de kennis van de klassieke oudheid?
BRON 7 Jacob van Maerlant over Aristoteles
Als je voor iemands deur staat, dan moet je niet onverwachts naar binnen gaan zonder je aanwezigheid kenbaar te maken; dat zou incorrect zijn. Klopt, kuch of spreek, dat is mijn raad. En verder allerlei aanbevelingen voor verfijnde tafelmanieren Uit: Het Boec van Seden, begin 13e eeuw
Van Maerlant (ca. 1225-1300) schrijft wetenschappelijke en religieuze werken. Hij vertaalt belangrijke Latijnse werken in de volkstaal, het Middelnederlands, en becommenta– rieert ze met aanvullingen en verduidelijkingen. Zijn ‘Spieghel Historiael’ is een kroniek, een geschiedkundig werk. • Wat vindt de auteur van Aristoteles? • Lees de informatie over van Maerlant. Waarom beschouwen hedendaagse wetenschappers hem als een van de belangrijkste Middelnederlandse schrijvers?
st
uk
Dit werk geeft aanbevelingen hoe iemand zich (hoofs) moet gedragen. Het is geschreven in het Middelnederlands, de volkstaal in onze gewesten. Het is gebaseerd op een oudere tekst in het Latijn. Dit is een vertaling naar het hedendaagse Nederlands.
IN
Wees verstandig en snel in het begrijpen van wat anderen zeggen. Wees terughoudend in het doorvertellen van wat mensen je toevertrouwd hebben: dan handel je juist.
Uit: Jacob van Maerlant, Spieghel Historiael
N
Wees niet te veel in jezelf gekeerd of al te familiair. Ik wil er dit mee zeggen: aan het eerste pleegt men een hekel te hebben, het laatste acht men ongepast. Wie minachtend spreekt over vrouwen, is een onbeschaafde boerenkinkel. We zijn immers allemaal uit vrouwen geboren.
Die eerste die es Aristoteles, [es = is] Die te rechte de-erste wel es, [te rechte = rechtmatig] Want hi van alre philosophien, [alre = alle] Van alre natuerliker clerghien, [clerghien = geleerden] Boven allen heidenen die oyt waren Draghet crone in der scaren. [draghet = dragen; scaren = gezelschap]
VA
Hoogmoedigheid moet men altijd verafschuwen. Wees nederig, en dat met mate. Te veel nederigheid is dwaas.
©
BRON 6 De hoofse levensstijl
of d
• Geef vier voorbeelden van een hoofse levensstijl.
BRON 8 Romaanse kunstcentra en de verspreiding van de gotiek
as Ma Normandië
Rijn
fh o
Noordzee
Seine
pr oe
Parijs Bourgondië Lombardije
Middellandse Zee
Romaanse kunstcentra kern van de gotiek (12e eeuw) 0
500 km
• Wat stel je vast voor de verspreiding van de romaanse kunst? • Waar ligt de oorsprong van de gotiek?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
119
st
uk
©
VA
N
IN
BRON 9 De abdijkerk van Conques (Zuid-Frankrijk)
pr oe
fh o
of d
BRON 10 De kathedraal van Parijs (12e-14e eeuw)
• Geef op basis van de bron drie kenmerken van de gotische bouwkunst. • Vergelijk met bron 9. Geef drie verschillen en twee gelijkenissen.
120
D6 Niet zo duister, die middeleeuwen
• Geef op basis van de afbeelding drie kenmerken van de romaanse bouwkunst.
IN
BRON 11 Het hoofdportaal van de abdijkerk in Conques (12e eeuw)
Het laatste oordeel wordt hier voorgesteld. Onderaan staat de tekst: ‘O zondaars, besef welk een hard oordeel u te wachten staat, als gij uw manier van leven niet grondig verandert.’
uk
BRON 13 De doopvont van de Sint-Bartholomeuskerk in Luik
pr oe
fh o
of d
st
BRON 12 De glimlachende engel (linker portaal gotische kathedraal van Reims)
©
• Wie staat centraal en wat doet die figuur? • Door wie en wat is die figuur omgeven? • Wat is de betekenis van dat alles?
VA
N
Detail uit het hoofdportaal: de hel
• Vergelijk de manier waarop de engel gebeeldhouwd is met de figuren uit bron 11.
De geelkoperen doopvont heeft een eenvoudige cilindervormige kuip met boven- en onderaan een verhoogde rand. Op die kuip staan vijf taferelen: vier ervan stellen Bijbelse taferelen voor. De vijfde gaat over de doop van de heidense filosoof Kratoon en verwijst dus naar de klassieke oudheid. Het geheel wordt gedragen door twaalf ossen. In een werk uit de 14e eeuw wordt de doopvont toegeschreven aan Renier van Hoei. Hoogte 60 cm, diameter 80 cm. Datering: 1107-1118. • Uit welke tijd denk je dat de kleding van de figuren stamt?
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
121
BRON 15 Het huwelijk van Arnolfini door Jan van Eyck (1434, National Gallery Londen, 82 x 60 cm)
of d
©
st
• Waaruit blijkt de zin voor detail en realisme? • Waarom schildert van der Weyden zo’n sobere achtergrond, denk je?
Jan van Eyck wordt beschouwd als de grondlegger van de Vlaamse school van de schilderkunst. Hij werkt voor Filips de Goede en onderneemt voor hem verscheidene diplomatieke missies. Arnolfini is een succesvolle Italiaanse bankier die zich in 1421 in Brugge vestigt.
uk
Rogier van der Weyden (ca. 1399-1464) is afkomstig uit Doornik. Hij vestigt zich in Brussel waar hij rond 1436 stadsschilder wordt. Rogier krijgt opdrachten van verscheidene leden van het Bourgondische hof. De kruisafneming vormt het middenpaneel van een drieledig altaarstuk (een drieluik of triptiek). De twee zijpanelen zijn verloren geraakt. De personages op het schilderij zijn bijna levensgroot afgebeeld.
VA
N
IN
BRON 14 De kruisafneming van Rogier van der Weyden (Prado in Madrid, 220 x 260 cm)
pr oe
fh o
BRON 16 De aanbidding van het Lam Gods door Jan en Hubert van Eyck
122
D6 Niet zo duister, die middeleeuweN
• Waaruit blijken de technische capaciteiten van de schilder? • Wat staat er boven de spiegel geschreven?
Jodocus Vijd en Elisabeth Borluut, een kinderloos echtpaar uit de Gentse burgerij, bestellen het retabel voor een altaar in de Sint-Janskerk (de huidige Sint-Baafskathedraal). Het volledige retabel bestaat uit 26 grote en kleine schilderijen. De verlossing van de mensheid door het offer van Christus (gesymboliseerd door het lam) vormt het centrale thema van het schilderij. Het kunstwerk wordt rond 1432 voltooid. Hubert van Eyck (1366-1426) krijgt de opdracht en start het werk met zijn jongere broer Jan. Die zet het werk verder als Hubert in 1426 na een ziekte overlijdt. (centrale paneel: 138 x 242 cm) • Wie of wat symboliseert het lam? • Welke kenmerken van de Vlaamse Primitieven zie je in dit werk? • Het schilderij is ook gekend omwille een mysterieuze diefstal van de ‘Rechtvaardige Rechters’. Zoek op waarover dat gaat.
Onderzoek: een beeld van de middeleeuwen
OUDE NABIJE OOSTEN
2
Situeer de historische vraag die we deze les onderzoeken, in het referentiekader.
5
4
5
50
19
fh o
Welke soort historische vraag is dat? Kies uit: een historische vraag over het verleden, een historische vraag over de relatie heden-verleden, een historische vraag over de totstandkoming van historische kennis, een historische vraag over historische beeldvorming. Lees de bronnen waarmee je in deze onderzoeksles zult werken. Probeer al te achterhalen wat ze vertellen over het hedendaagse beeld van de middeleeuwen.
pr oe
4
17
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
Lees de inleiding. Welk beeld (positief of negatief) heeft men in de vroegmoderne en de moderne tijd van de middeleeuwen? Leg kort uit.
• • • •
±
HEDENDAAGSE TIJD
1
3
±
14 ±
±
MIDDELEEUWEN
of d
OPDRACHTEN
50
0
50
©
KLASSIEKE OUDHEID
st
PREHISTORIE
uk
±
±
35
0
80
0
0
v. C
v. C
.
.
VA
N
IN
In de vroegmoderne tijd kijken Italiaanse geleerden neer op de middeleeuwen. Ze bewonderen de klassieke oudheid en beschouwen de duizend jaar geschiedenis tussen hun tijd en het einde van de klassieke oudheid als een cultureel dieptepunt: een donkere periode. In de 19e eeuw ontwikkelt zich naast het negatieve beeld, ook een positieve waardering voor de middeleeuwen. Men denkt dan met heimwee terug aan de middeleeuwse ongerepte natuur, ridderlijkheid, godsdienstigheid, moed, trouw en sociale orde. Hedendaagse historici verwerpen zowel het negatieve als het positieve beeld van de middeleeuwen. Hoe kijken we vandaag naar de middeleeuwen?
Onderzoek het beeld van de middeleeuwen in populaire media. • Heb je al boeken gelezen, films gezien of games gespeeld die zich volgens jou afspelen in de middeleeuwen? Waarover gingen ze? Welke elementen doen je aan de middeleeuwen denken? • Heel wat films, boeken en games spelen zich af in de middeleeuwen. Wat kun je daaruit afleiden? • Denk je dat je leraar geschiedenis daar blij om is? Leg uit. • Films, games en boeken krijgen een genre toegewezen, bijvoorbeeld ‘historisch’ of ‘fantasy’. In de praktijk lopen die twee genres door elkaar. Waar kun je de games uit bron 2 plaatsen? Kies uit: fantasie – fantasie met middeleeuwse elementen – historisch – historisch met fantasie. • Welk beeld van de middeleeuwen schetst de productbeschrijving van Assassin’s Creed Valhalla? • Waarom doen de spelmakers dat, denk je? • Zoek in de bronnen nog twee andere voorbeelden die aantonen dat dit beeld van de middeleeuwen tot vandaag doorleeft.
fantasy: genre dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden
D de middeleeuweN vaN 900 tot 1450
123
cliché: iets dat dikwijls wordt gezegd; een afgezaagde uitdrukking
6 Onderzoek het beeld van de middeleeuwen dat hedendaagse wetenschappers neerzetten. • Welke bronnen zijn daarvoor bruikbaar? • Welke kritiek geven de auteurs van ‘Wijvenwereld’ op hun collega-historici? • Welk beeld van de middeleeuwen schetst ‘Wijvenwereld’? • Waarom geven hedendaagse specialisten kritiek op 19e-eeuwse renovaties van historische gebouwen? • Toch doen we dat vandaag ook niet altijd. Bespreek het voorbeeld van de Notre-Dame. • Onze standplaatsgebondenheid beïnvloedt onze historische beeldvorming. Leg uit.
IN
7 Schrijf als besluit een kort antwoord op de historische vraag van deze les. Verwerk daarin je bevindingen uit opdracht 5 en opdracht 6.
BRON 1
VA
N
mid∙del∙eeuws (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1 (als) van, uit de middeleeuwen 2 heel erg ouderwets, achterlijk Uit: Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, onlinewoordenboek
BRON 2
uk
©
De middeleeuwen: een donkere periode waarin geweld regeert en mannen de samenleving domineren. Vrouwen komen er amper aan te pas, zo luidt het cliché. Dit boek brengt een ander verhaal. ‘Wijven’, het middeleeuwse woord voor vrouwen, zijn het hoofdpersonage. In de Lage Landen hadden vrouwen veel rechten die ze gebruikten om handel te drijven, hun mening te verkondigen en hun wil door te drukken. ‘Wijvenwereld’ hangt een verrassend beeld op van de late middeleeuwen, de periode tussen 1250 en 1550.
st
Uit: Jelle Haemers, Andrea Bardyn en Chanelle Delameilieure, Wijvenwereld, 2019
of d
De drie auteurs zijn verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Ze vinden dat hedendaagse historici te weinig aandacht hebben voor het gewone leven en meer bepaald voor dat van de vrouw in de middeleeuwen. Deze bron is een stukje uit de tekst op de achterkant van het boek.
B Assassins’s Creed Valhalla, 2020, game
pr oe
fh o
BRON 3 A Middle-earth Shadow of War, 2017, game
In de productinformatie kun je lezen dat het een actiespel is waarin spelers een nieuwe krachtring smeden, vestingen veroveren in grootschalige gevechten en Mordor overheersen met hun eigen persoonlijke orkleger.
124
ONDERZOEK EEN BEELD VAN DE MIDDELEEUWEN
In de productinformatie kun je lezen dat je in de rol kruipt van Eivor, een dappere Viking in een dynamische en prachtige open wereld die zich afspeelt in de duistere middeleeuwen van Engeland.
IN N VA
De torenspits van architect Eugène Viollet-le-Duc op de Notre-Dame in Parijs wordt ingehuldigd in 1859. De torenspits komt er ter vervanging van de originele die aan het einde van de 18e eeuw op instorten staat, en tussen 1786 en 1792 uit voorzorg wordt afgebroken. De 19e-eeuwse ‘renovaties’ van historische gebouwen krijgen in de hedendaagse tijd veel kritiek van specialisten (archeologen en historici) omdat ze de originele ontwerpen niet hebben nagevolgd.
st
uk
Op 15 april 2019 woedt er een hevige brand waardoor het dak en de centrale torenspits instorten. Iedereen is het erover eens dat de kathedraal heropgebouwd moet worden, maar over hoe dat moet gebeuren, lopen de meningen uiteen. De Franse president Emmanuel Macron denkt erover om de kathedraal een 21e-eeuwse renovatie te geven. Anderen vinden dat de Notre-Dame in haar oorspronkelijke staat moet worden hersteld. Maar welke oorspronkelijke staat dan? Hoort de 19e-eeuwse torenspits daar bijvoorbeeld ook bij? Of de kathedraal haar middeleeuwse kleurenpracht moet terugkrijgen, wordt nauwelijks besproken. Blijkbaar houden we meer van de witte gevels met witte beelden. Op 9 juli 2020 is de knoop doorgehakt: de kathedraal zal volgens de laatste bekende staat worden heropgebouwd, zonder verf en met de 19e-eeuwse torenspits dus.
B De torenspits van architect Eugène Viollet-le-Duc op de Notre-Dame in Parijs, ingehuldigd in 1859
©
BRON 4 A De kathedraal Notre-Dame in Parijs, gebouwd tussen 1163 en 1345
pr oe
fh o
of d
C Grez productions, reconstructietekening van de kathedraal Notre-Dame in Parijs, ca. 1550
KUNNEN 1 verschillende soorten historische vragen onderscheiden 2 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 3 informatie uit bronnen afleiden 4 aan de hand van opdrachten historische beeldvorming evalueren 5 historische bronnen vergelijken 6 een kritische houding t.o.v. populaire geschiedenis aannemen 7 aan de hand van het voorbeeld van de restauratie van de Notre-Dame de invloed van onze standplaats gebondenheid op historische beeldvorming analyseren
Grez productions maakt een reconstructietekening van de kathedraal Notre-Dame in Parijs ca. 1550. Grez productions is gespecialiseerd in architecturale 3D-reconstructies van historische sites. Het beeld komt uit de documentaire: Paris au Moyen Âge. In de middeleeuwen ziet de kathedraal er inderdaad heel kleurrijk uit. De exacte kleuren zijn niet precies bekend.
D De middeleeuwen van 900 tot 1450
125
STANDENSAMENLEVING
GELAAGDE SAMENLEVING geestelijkheid
voorrechten
bossen
VA
PLATTELAND (rurale omgeving)
adel
IN
OVERZICHT
ontginningen
het volk
N
D
De middeleeuwen van 900 tot 1450
meer landbouwgrond
lichte stijging opbrengsten
nieuwe landbouwtechnieken
bevolkingstoename
hongersnood (ook in de stad)
misoogsten
uk
©
horigen, lijfeigenen worden vanaf 14e eeuw pachters + meer vrijheid
STAD
steden ontstaan of breiden uit, ook gestichte steden
st
bevolkingstoename
plaatsen van handel (kooplieden, gilden) en nijverheid (ambachten) keure (zelf besturen, eigen rechtspraak)
of d
meer vrijheid
ongelijkheid: poorters en niet-poorters, patriciërs meer macht dan ambachtslieden
pr oe
fh o
VORSTEN
leenstelsel: leenheer – leenmannen door machtige leenmannen, invloed van de Kerk, verliezen aan macht militaire nederlagen, inspraak steden en adel, standenvergaderingen … winnen aan macht door meer inkomsten (belastingen op handel, steden), gebruik van ambtenaren, centrale instellingen, huwelijkspolitiek, militaire overwinningen … Franse koning eeuw de macht
veel machtsverlies, Capetingers herstellen vanaf 13e-14e
keizer Duitse Rijk veel macht dankzij rijkskerk, investituurstrijd met de paus, na 1250 machtsverlies Engelse koning 1066 Normandiërs, Plantagenets: controleren grote stukken van Frankrijk, nederlagen machtsverlies 1215 Magna Carta oorlogen
126
OVERZICHT D de middeleeuweN vaN 900 tot 1450
Honderdjarige Oorlog (1337-1453)
D
OVERZICHT
breuk met de oostelijke Kerk abdijen (regel van Benedictus)
IN
LATIJN, PAUS (BISSCHOP VAN ROME)
DE CHRISTELIJKE KERK IN HET WESTEN
Cluny (910)
…
N
stijgende macht en prestige voor de paus vanaf de 11e eeuw
VA
wint investituurstrijd in het Duitse Rijk kruistochten verval vanaf de 14e eeuw
MIDDELEEUWSE CULTUUR
uk
©
paus onder invloed van de Franse koning (Avignon) Westers schisma (1378-1417)
WETENSCHAPPEN, LITERATUUR EN KUNST
st
middeleeuws onderwijs
aanvankelijk beperkt, dan beroepskennis
vanaf 12e eeuw culturele bloei (herontdekking klassieke auteurs via islamwereld) ontstaan van universiteiten
of d
nood aan geschoold bestuursapparaat
geleerden
autoriteitsgeloof
Bijbel en geleerden klassieke oudheid
Romeinse recht herontdekt
pr oe
fh o
ROMAANSE EN GOTISCHE KUNST
VLAAMSE PRIMITIEVEN
schilderkunst uit 15e eeuw
Al de bovenstaande evoluties gebeuren gelijktijdig.
OVERZICHT D de middeleeuweN vaN 900 tot 1450
127
E
N
uk
±
9
10
0
0
50
©
VA
‘Onze gewesten in de middeleeuwen’ vind je misschien een rare titel. Waarom niet ‘België of Vlaanderen in de middeleeuwen’? De Belgische staat ontstaat pas in 19e eeuw. Het middeleeuwse Vlaanderen is gedeeltelijk een ander gebied dan dat van vandaag. Zo dreigt er een historisch beeld gebruikt te worden dat niet volledig juist is. In de geschiedenis gebruiken we daarom liever neutralere begrippen zoals ‘onze gewesten’. Dat kan zowel gaan over een gebied dat samenvalt met het huidige België of Vlaanderen als over een gebied dat iets groter is.
IN
Onze gewesten in de middeleeuwen
st
ONTWIKKELING VAN DE GEWESTEN
pr oe
fh o
of d
Rijks-Vlaanderen
128
E oNze gewesteN iN de middeleeuweN
Bij de belangrijkste kenmerken van onze gewesten horen dat ze bij de Noordzee liggen en dat verschillende grote rivieren er in die zee uitmonden. Het grootste gedeelte van het land bestaat er uit laagvlakte. Vandaar dat men dat gebied in de middeleeuwen de ‘Lage Landen bij de zee’ of ‘de Nederlanden’ begint te noemen. Na het uiteenvallen van het Karolingische Rijk ontstaan er in dat gebied geleidelijk verschillende vorstendommen die eigenlijk bij Frankrijk of het Duitse Rijk horen. De vorsten voeren echter meer en meer een eigen politiek. Soms werken ze elkaar tegen, soms werken ze ook samen. Een huwelijk is dikwijls een middel om een samenwerking of een bondgenootschap te bezegelen. De prent toont het huwelijk in 1273 tussen hertog Jan I van Brabant en Margaretha van Dampierre, de dochter van de graaf van Vlaanderen en Namen.
IN N VA ©
02
uk
13
88 12
Guldensporenslag
pr oe
fh o
of d
Woeringen
FILIPS DE GOEDE (1419-1467)
st
STANDENVERTEGENWOORDIGINGEN
Uit: Jan van Boendale, Brabantsche Yeesten Jan van Boendale (1280-1351) is een stadsklerk die in opdracht van een machtig Antwerps burger het werk tussen 1316 en 1350 schrijft. Het gaat over de geschiedenis van Brabant en de Brabantse hertogen. Het verhaal wordt in rijm gebracht.
E oNze gewesteN iN de middeleeuweN
129
Je weet al dat het Karolingische Rijk uiteenvalt (zie les B2). Uiteindelijk blijven er van dat rijk in de 10e eeuw twee rijken over: Frankrijk en het Duitse Rijk. De verzwakking van de vorstelijke macht (zie les D5) zorgt ervoor dat ook in onze gewesten plaatselijke bestuurders zich meer en meer als onafhankelijke vorsten gedragen. Hoe ontwikkelen de belangrijkste vorstendommen zich in onze gewesten? Hoe proberen de graven en hertogen het bestuur in onze gewesten te organiseren? Hoe proberen de Bourgondische hertogen nadien de verschillende gewesten te verenigen en het bestuur te centraliseren?
of d
Mede door de invallen van de Noormannen rond 900 verliest de West-Frankische koning de controle over zijn noordelijke leenmannen. Die leenmannen stellen zich op als bijna onafhankelijke vorsten. Het gebied ten oosten van de Schelde behoort vanaf het begin van de 10e eeuw bij het Duitse Rijk. De edelen die het machtsvacuüm opvullen zijn meestal gouwgraven en hertogen. BRON 1
pr oe
In Frankrijk ontwikkelt het graafschap Vlaanderen zich tot een van de belangrijkste vorstendommen. De eerste gouwgraaf Boudewijn ‘met de ijzeren arm’ (9e eeuw) trouwt met de dochter van de Franse koning. Zijn zoon, Boudewijn II, verdrijft de Noormannen. Alhoewel de Franse koning leenheer is, bestuurt de Vlaamse graaf het gebied zelf. De graaf breidt zijn grondgebied verder uit. Zijn opvolgers zetten die politiek verder.
E1 de NederlaNdeN
FILIPS DE GOEDE (1419-1467)
Gulden sporenslag
graven aarzelen niet om hun twee leenheren tegen elkaar uit te spelen.
st
Het graafschap Vlaanderen wordt belangrijk
In 1047 verkrijgt graaf Boudewijn IV het gebied rond de stad Ename. Hij wordt daardoor ook leenman van de Duitse keizer. Voortaan bestaat het graafschap uit twee delen: Kroon-Vlaanderen (Frankrijk) en RijksVlaanderen (Duitse Rijk). De Schelde vormt de grens tussen Frankrijk en het Duitse Rijk. De Vlaamse
130
13
© Woeringen
fh o
Slag bij Woeringen: militair conflict in 1288 tussen hertog Jan I van Brabant en de aartsbisschop van Keulen. Brabant wint en hecht het hertogdom Limburg aan.
uk
STANDENVERTEGENWOORDIGINGEN
Rijks-Vlaanderen
1
0
88
10
12
50
0 0 9 ±
EUROPA ONTWIKKELING VAN DE GEWESTEN
machtsvacuüm: het bestuur of de politieke macht van iets of iemand verdwijnt en wordt niet vervangen
2
VA
N
IN
E1
De Nederlanden
De stad Brugge ontwikkelt zich tot een van de belangrijkste Europese havens en financiële centra. Vlaanderen exporteert vooral laken (wollen stof ). Dat textiel vormt een bron van rijkdom maar zorgt ook voor problemen. De wol komt immers uit Engeland, de aartsvijand van Frankrijk. Vlaanderen kiest vaak partij voor de Engelsen of weigert de Fransen te steunen. Daardoor breekt de Vlaamse graaf zijn eed van trouw aan zijn leenheer, de Franse koning. Zeker vanaf de 13e eeuw leidt dat tot zware conflicten wanneer de Franse koningen de macht in hun koninkrijk proberen te centraliseren (zie les E2).
2
Brabant, Limburg en Loon worden belangrijk
BRON 2 Het hertogdom Brabant ontstaat in de 11e-12e eeuw uit de samenvoeging van een aantal kleinere gewesten: het graafschap Leuven, het graafschap Brussel en het markgraafschap Antwerpen. Een grote gebiedsuitbreiding vindt plaats in 1288. Hertog Jan I wint dan de Slag van Woeringen (bij Keulen). Daardoor kan hij het hertogdom Limburg aanhechten en verkrijgt hij controle over de belangrijke handelsroute Brugge-Keulen. Het
IN
Charles V verwacht echter niet dat de Bourgondische hertogen uiteindelijk voor hun eigen familiebelangen kiezen in plaats van voor Frankrijk. Filips de Goede (1419-1467), de kleinzoon van Filips de Stoute, steunt zelfs tijdelijk de Engelsen tijdens de Honderdjarige Oorlog. Hij en zijn zoon Karel de Stoute dromen van de vestiging van een nieuw koninkrijk, een nieuw Lotharings rijk. Dat zal er echter niet komen.
Filips de Goede verenigt de Nederlandse gewesten aanvankelijk in een personele unie. Dat betekent dat de gewesten onderling onafhankelijk blijven, maar dat ze wel dezelfde vorst hebben. De successen van zijn vader maken Karel de Stoute (reg. 1467-1477) overmoedig. Gedurende zijn korte regering voert hij voortdurend oorlog. Hij probeert het hertogdom Bourgondië te verenigen met zijn noordelijke gewesten en dat lijkt te lukken wanneer hij Lotharingen verovert. Uiteindelijk sneuvelt hij bij de stad Nancy waardoor onder andere Lotharingen en Bourgondië verloren gaan.
fh o
of d
st
uk
In de 14e eeuw ontwikkelen zich uit die conflicten de standen- of statenvertegenwoordigingen zoals de ‘Staten van Brabant’, met vertegenwoordigers uit de geestelijkheid, de adel en de steden. Hun belangrijkste taak is de jaarlijkse beden waar de hertog om verzoekt, goed of af te keuren. In Vlaanderen zijn er ook statenvergaderingen en daar is de rol van de steden nog belangrijker. Gent, Brugge en Ieper voeren er het hoge woord. Vanaf het midden van de 14e eeuw wordt daar het Brugse Vrije (= de streek rond Brugge) aan toegevoegd. In meer landelijke gewesten spelen adel en geestelijkheid nog een belangrijke rol in de statenvergaderingen.
N
De toenemende geldnood van verschillende vorsten brengt hen in de problemen. Vanaf de 13e eeuw volstaan de inkomsten uit hun eigen domeinen niet meer om hun gewesten te besturen. De vorst moet beroep doen op buitengewone belastingen of beden. In Vlaanderen en Brabant zijn het vooral de steden die het grootste deel van die belastingen moeten betalen. Bij een opvolgingscrisis of een oorlog maken de steden gebruik van hun machtspositie om de vorsten onder druk te zetten. In ruil voor steun en financiële hulp dwingen ze inspraak in het bestuur en rechten af. BRON 3
VA
3
De standenvertegen woordigingen beperken de vorstelijke macht
liever een eigen hertog dan een koning die vanuit Parijs geen rekening houdt met hun belangen. Zij zijn dus tevreden. De koning heeft nu aan zijn oostgrens een leenman die hij volledig kan vertrouwen. Edelen huwen hun kinderen en familieleden vaak uit om de macht van de familie te vergroten. Koning Charles V, de opvolger van Jan II, laat een huwelijk regelen tussen Filips de Stoute, zijn jongste broer, met Margaretha van Male, de dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. De Franse koning hoopt op die manier het machtige en rijke Vlaanderen in de Franse invloedsfeer te krijgen. Wanneer in 1384 Lodewijk van Male sterft, zijn het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Bourgondië verenigd door het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male.
©
middeleeuwse hertogdom Limburg mag je niet verwarren met onze provincie Limburg. Het gebied van dat middeleeuwse hertogdom moet je nu vooral situeren in de provincies Luik en Nederlands Limburg. Het graafschap Loon ligt in het gebied van onze provincie Limburg. Loon wordt in de 14e eeuw een deel van het prinsbisdom Luik.
pr oe
Het feit dat de standen inspraak krijgen in het bestuur van de verschillende gewesten leidt ertoe dat de vorsten er niet in slagen de volledige (absolute) macht naar zich toe te trekken.
4
De Bourgondische hertogen vormen een statenbond
In de 14e en 15e eeuw proberen de Bourgondische hertogen de Nederlanden uit te bouwen tot één staat. Ze moeten daarbij rekening houden met de belangen van de afzonderlijke gewesten. Die willen niet zomaar hun rechten afstaan. BRON 4 -5 - 6 -7- 8
In 1363 schenkt de Franse koning Jan II het vrijgekomen hertogdom Bourgondië aan zijn zoon Filips de Stoute. Dat biedt voor de koning verschillende voordelen. De Bourgondiërs hebben
De meeste Nederlandse gewesten hebben in de 15e eeuw een sterke traditie van inspraak in het bestuur. De Bourgondische hertogen willen de macht naar zich toe trekken, de invloed van de Staten vergaderingen beperken en een eengemaakte Bourgondische staat verwezenlijken. Dat leidt tot conflicten met de steden en de gewesten. De Bourgondiërs willen het bestuur van de verschillende gewesten centraliseren. De hoogste rechtbanken komen onder controle van de hertog. Er wordt een overkoepelende rechtbank opgericht: het Parlement van Mechelen. Er wordt een gemeenschappelijke munt ingevoerd. In de rekenkamers controleren hertogelijke ambtenaren de financiën van de verschillende gewesten. Filips de Goede roept als eerste in 1464 afgevaardigden van de verschillende gewestelijke standenvertegenwoordigingen bijeen in de Staten-Generaal. Filips de Goede gebruikt ook andere middelen om de
E Onze gewesten in de middeleeuwen
131
IN
De erfenis van de Bourgondiërs
OPDRACHTEN
• Maak zelf een schema van de lestekst. Een schema geeft de hoofdgedachten en de belangrijkste nevengedachten weer. Oorzaken en gevolgen worden ook duidelijk. • Maak zelf een tijdlijn met de regeringsdata van de volgende vorsten: Boudewijn I van Vlaanderen, Jan I van Brabant, Lodewijk van Male, Filips de Goede, Karel de Stoute en Maria van Bourgondië. Zoek de juiste gegevens in een naslagwerk of op internet.
st
uk
©
De dood van Karel de Stoute (1477) verandert alles. Zijn dochter, Maria van Bourgondië, wordt geconfronteerd met twee problemen: de Franse koning Lodewijk XI herovert het hertogdom Bourgondië. Daarnaast weigeren de Nederlandse steden haar te helpen zolang zij hun oude rechten niet teruggeeft. Uiteindelijk huwt ze met Maximiliaan van Oostenrijk, de zoon van de Duitse keizer. Daardoor zullen onze gewesten in handen komen van de Habsburgers, de machtige Duitse familie van
VA
5
Maximiliaan. Maria van Bourgondië verkrijgt uiteindelijk de steun van de Nederlandse gewesten en steden. Daardoor kan ze de Franse dreiging afweren. Samen met haar man Maximiliaan heeft ze wel toegevingen moeten doen, zoals de centralisatiepolitiek van haar voorgangers stopzetten. De Bourgondische statenbond blijft wel bestaan. In 1482 overlijdt Maria van Bourgondië na een val van een paard. De Nederlanden komen onder controle van de Habsburgers die het bestuur van de Nederlanden opnieuw verder willen centraliseren.
N
Nederlanden te verenigen. Zo bindt hij de hoge adel aan zich door de oprichting van een prestigieuze ridderorde: de Orde van het Gulden Vlies. De hertogen benoemen in hun gewesten meestal ambtenaren die uit andere delen van het Bourgondische rijk afkomstig zijn en die dus in de eerste plaats de hertogelijke belangen zullen dienen. Om de steden aan zich te binden, koopt Filips de Goede de rijke stedelijke patriciërs om. Hij schenkt hen allerlei ambten en financiële voordelen. Hij regelt huwelijken tussen adellijke families en families van patriciërs in de hoop zo een elite te creëren die de Bourgondische belangen zal beschermen.
2 3
4
pr oe
5
het begrip ‘centralisatie’, ‘bede’, ‘standenvertegenwoordiging’, ‘Staten’ en ‘Staten-Generaal’ uitleggen de politieke evolutie van Brabant, Vlaanderen en Loon schetsen (tijd, belangrijkste figuren, omstandigheden) het buitenlandse beleid van de graaf en het graafschap Vlaanderen toelichten en de band tussen politiek en economie aantonen de rol van de standenvertegenwoordigingen in de bestuurlijke organisatie van de gewesten uitleggen de rol van de Staten-Generaal in de bestuurlijke organisatie van de Nederlanden uitleggen de Bourgondische hertogen Filips de Stoute en Filips de Goede in het referentiekader plaatsen de bedoeling van Charles V met het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male uitleggen het onbedoelde gevolg van het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male uitleggen vier methodes van Filips de Goede om de Nederlanden te controleren, geven verklaren waarom Karel de Stoute Lotharingen wil veroveren de machtsovername door de Habsburgers verklaren de twee grote problemen van Maria van Bourgondië en haar oplossingen geven
fh o
1
of d
KENNEN
6 7
8
9
10 11 12
132
E1 de NederlaNdeN
KUNNEN 1
personen en gebeurtenissen in het referentiekader plaatsen 2 Vlaanderen, Brabant en Loon op een kaart situeren 3 met behulp van een kaart aantonen dat de huidige lands- en provinciegrenzen in de Benelux deels verschillen van de grenzen van de middeleeuwse vorstendommen 4 met behulp van een stamboom de Bourgondische politiek uitleggen 5 bronnen vergelijken 6 op het internet extra informatie zoeken over onderwerpen en personen die aan bod komen 7 aantonen hoe bronnen bewerkt zijn
IN
BRON 1 De Nederlanden in de 13e en de 14e eeuw
©
VA
N
• Vermeld drie hedendaagse landen waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk op de kaart is ingekleurd. • Welke drie gewesten liggen grotendeels over het grondgebied van het huidige Vlaanderen? • Welke van die gewesten hoort in de middeleeuwen grotendeels bij Frankrijk? Bij welk rijk horen de twee andere gewesten? • Wat is de naam van het graafschap waarvan het grondgebied grotendeels overeenkomt met onze huidige provincie Limburg? In welke huidige provincie ligt een groot deel van het hertogdom Limburg? Welk vorstendom verwerft dat hertogdom in 1288?
fh o
of d
st
uk
BRON 2 A De Slag bij Woeringen in 1288
Uit: Jan van Boendale, Brabantsche Yeesten (1316-1350), manuscript uit de eerste helft van de 15e eeuw, Koninklijke Bibliotheek in Brussel (KBR)
pr oe
De schrijver noemt zichzelf een Antwerpse stadsklerk. Hij beschrijft in rijm de daden van de Brabantse hertogen. Yeesten zijn (helden)daden. Tijdens de Slag bij Woeringen vecht de Brabantse hertog Jan I samen met zijn bondgenoten tegen onder andere de aartsbisschop van Keulen en de graaf van Luxemburg. De graaf van Luxemburg sneuvelt.
B Wapenschilden
Hertogdom Brabant
Hertogdom Limburg
• Zoek hertog Jan I op bron 2A. Wat is hij aan het doen? • Geef een element uit de afbeelding waaruit blijkt dat de Brabanders winnen.
Hertogdom Luxemburg
E oNze gewesteN iN de middeleeuweN
133
BRON 3 Het Charter van Kortenberg in 1312 1 Ten eerste zullen wij of onze erfgenamen nooit meer binnen ons land belastingen of beden opleggen, tenzij bij ridderslag, huwelijk of gevangenschap. 3 Verder zullen wij (...) al onze vrije steden bevestigen in hun vrijheden en rechten die zij vanouds in hun bezit hebben, en wij garanderen dat onze goede lieden in alle geschillen gevonnist zullen worden volgens hun eigen stadsrecht.
IN
4 Verder zullen wij, op algemeen advies van ons land, vier ridders kiezen, de geschiktste en de verstandigste die men binnen de landsgrenzen vinden kan, en dat om het belang van het land te dienen; daarnaast drie goede lieden van Leuven, drie goede lieden van Brussel, één goede man van Antwerpen, één van ’s-Hertogenbosch, één van Tienen en één van Zoutleeuw.
5 Degenen die op deze manier verkozen worden, zullen om de drie weken in Kortenberg vergaderen en bevoegd zijn om na te gaan en te weten te komen of er in het land enig verzuim is in bepaalde zaken (...).
VA
N
9 Als de hogervermelde ridders en goede lieden in Kortenberg enige uitspraak zouden doen, een regeling treffen of een beslissing nemen, en wij of onze opvolgers of zelfs iemand anders die beslissing niet zouden naleven of verwerpen, zo stemmen wij en onze opvolgers erin toe, dat men binnen het land geen enkel vonnis meer zou vellen en de dienst mag weigeren tot op het ogenblik dat de beslissing nageleefd en uitgevoerd wordt. (De Raad van Kortenberg zal op het einde van de 14e eeuw verdwijnen. De Staten van Brabant hebben dan de belangrijkste taken van die Raad overgenomen.)
©
Uit: Politieke machtsverhoudingen in de vorstendommen Brabant, Loon en Vlaanderen (10e-14e eeuw)
st
Wat mogen de Brabantse hertogen niet meer doen? Maak een rangorde van de belangrijkste steden in het hertogdom aan de hand van het charter. Waaruit blijkt die rangorde? Welke garanties geeft hertog Jan II voor de naleving van het charter?
of d
• • • •
uk
De Brabantse hertog Jan II (reg. 1294-1312) moet opboksen tegen de steden, die steeds machtiger worden en zelfbewuster optreden. De hertog is ziek en heeft een minderjarige opvolger. Jan II moet toegevingen doen om de opvolging te verzekeren. Het Charter van Kortenberg is een op perkament geschreven akte met een reeks zegels van de personen die het ondertekenden.
pr oe
fh o
BRON 4 Het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male Uit: Les Grandes Chroniques de France (manuscript Bibliothèque nationale de France), gemaakt tussen 1400 en 1425 in Parijs De Franse koningen laten hun daden opschrijven en dat verhaal kunnen we lezen in de ‘Grote kronieken van Frankrijk’. Die handschriften worden overgeschreven en verspreid. Vaak vind je in die handschriften miniaturen terug. Dat zijn versierde afbeeldingen. Hier zie je het huwelijk tussen Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij huwen in 1369 in Gent. De P op de mantel van Filips de Stoute verwijst naar Philippe en de bloemen zijn margrietjes die verwijzen naar Margaretha of Marguerite. Door dat huwelijk zullen de gele en groene gebieden op de kaart later onder controle van het paar komen. • Op welke manier proberen de Franse koning en de graaf van Vlaanderen hier hun macht uit te breiden? • Geef drie gebieden die daardoor onder controle van het paar (zullen) komen.
134
E1 De Nederlanden
BRON 5 Stamboom van de Bourgondische hertogen
BRON 6 De Bourgondische vorstendommen
Lodewijk van Male
Jan II de Goede
graaf van Vlaanderen 1346-1384
Filips de Stoute
hertog van Bourgondië 1363-1404
Margaretha van Male gravin van Vlaanderen en Artesië, Franche Comté, Nevers en Rethel 1384-1405
Jan Zonder Vrees
uk
1404-1419
• Filips de Goede wordt in de geschiedschrijving ook wel ‘conditor Belgii’ (stichter van de Nederlanden) genoemd. Hoe verklaart de kaart die eretitel? • Waarom wil Karel de Stoute Lotharingen bezitten? (Let op de ligging van Lotharingen.)
st
Filips de Goede
VA
koning van Frankrijk 1364-1380
©
Karel V (Charles V)
N
IN
koning van Frankrijk 1350-1364
of d
1419-1467 koopt graafschap Namen (1429) erft hertogdommen Brabant en Limburg erft graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland (1427-1433) koopt / erft hertogdom Luxemburg (1443-1451)
fh o
Karel de Stoute
pr oe
1467-1477 verwerft hertogdommen Lotharingen en Gelre (1473)
Maximiliaan van Oostenrijk Habsburg
Maria van Bourgondië 1477-1482
• Uit welk land zijn de Bourgondiërs afkomstig? • Bewijs met concrete voorbeelden dat de Bourgondiërs via een huwelijkspolitiek en erfenissen hun bezittingen uitbreiden.
E Onze gewesten in de middeleeuwen
135
BRON 7 De Bourgondiërs proberen hun gebieden te verenigen A De Orde van het Gulden Vlies
VA
C Miniatuur uit de ‘Privilegiën en statuten van Gent’, kort na 1453
fh o
of d
st
uk
©
B Wapenschild van Pieter van Luxemburg (Jan van Eyckplein, Brugge)
N
De naam verwijst naar het verhaal uit de Griekse mythologie van Jason en de Argonauten. Jason was een mythologische Griekse held en hertog Filips de Goede stelt zich voor als een nieuwe Jason. Jason verzamelde rond zich een groep helden, de Argonauten. Zij gaan op weg om een gouden ramsvel, dat door een draak bewaakt wordt, te bemachtigen. Na vele avonturen slagen zij in die onmogelijke opdracht. De leden van de ridderorde zijn de nieuwe Argonauten. Zij dragen rode gewaden en een halsketting met daaraan een gouden ramsvel.
• Op welke mythe is de ridderorde gebaseerd? • Uit welke tijd (referentiekader) stamt die mythe, denk je? • Welke doelstellingen zou Filips de Goede hebben met het oprichten van die ridderorde?
IN
In 1430 huwt Filips de Goede met Isabella van Portugal. Tijdens de huwelijksfeesten richt hij een nieuwe ridderorde op: de Orde van het Gulden Vlies. Alleen de belangrijkste edelen uit de Bourgondische gewesten en uit de gebieden van bondgenoten kunnen lid worden van die exclusieve ridderorde.
Dit manuscript is gemaakt in opdracht van Filips de Goede. De Gentenaren knielen voor Filips de Goede en overhandigen de banieren van hun stedelijke ambachten. • Hoe blijkt uit de kleding van de Gentenaren dat ze zich onderwerpen?
pr oe
• Uit bron 7 kun je afleiden dat Filips de Goede op verschillende manieren probeert zijn positie te versterken en de macht te centraliseren. Argumenteer. BRON 8
Gij [de Staten] spreekt van gehoorzaamheid en gij voert mijn bevelen niet uit; gij spreekt van trouw en ge laat uw heer in de steek zonder zijn landen of onderdanen te verdedigen. Is dat goede kinderen zijn? Is dat zoals kinderen zich zouden moeten gedragen. Al wat ge doet, is in het geheim samenzweren om uw heer in het verderf te storten. Is dat geen verraad? Ieder weet welke straf daarop staat: verbeurdverklaring van uw goederen, en, erger dan de dood, de vierendeling. Omdat gij niet zoals kinderen met hun vader wilt leven, zal het voortaan, met Gods wil van wie ik alleen dit gezag ontvangen heb, als onderdanen onder hun heer zijn. Mijn tegenstrevers vrees ik niet, want God heeft mij de macht en het gezag gegeven. Uit: een brief van Karel de Stoute aan de Staten van Vlaanderen (juli 1475). De bron is vertaald uit het Frans.
• Welke macht hebben de Staten van Vlaanderen om Karel de Stoute zo kwaad te maken? • Hoe omschrijft Karel de Stoute de verhouding tussen hem en zijn onderdanen?
136
E1 De Nederlanden
E2
De Guldensporenslag
PREHISTORIE
OUDE NABIJE OOSTEN
KLASSIEKE OUDHEID
IN 4 19 ±
17 ±
14
±
5
50
N
uk
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
steunt hen omdat hij in hen nuttige bondgenoten tegen de Vlaamse graaf ziet. De aanhangers van de Franse koning worden leliaards genoemd (naar de lelie op het koninklijke wapenschild). Het volk, de stedelijke ambachten voorop, kiest de zijde van graaf Gwij. Zijn aanhangers gaan de geschiedenis in als de klauwaards (naar de klauwende leeuw in het wapenschild van de graaf ).
metten: verwijst naar gebeden in de vroege ochtend
of d
st
Een verdeeld graafschap Vlaanderen in conflict met de Franse koning
HEDEN DAAGSE TIJD
MIDDELEEUWEN
1302 Guldensporenslag
1
50
VA 0
±
©
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
Op 11 juli viert Vlaanderen zijn nationale feestdag. Op die dag, in 1302, vechten het Franse en het Vlaamse leger, samen met hun bondgenoten, tegen elkaar. In de 19e eeuw groeit er opnieuw belangstelling voor die historische veldslag. In deze les bestudeer je de achtergronden van dat conflict. Wie stond er tegenover wie? Waarom was er een conflict? Hoe is die strijd verlopen? Wat waren de gevolgen voor het graafschap Vlaanderen in de 14e eeuw?
fh o
BRON 1 De graaf van Vlaanderen is een leenman van de Franse koning, maar toch stelt hij zich op als een bijna onafhankelijke vorst. Na 1000 vergroot de Franse monarchie haar macht. Verschillende lenen (zie les D1) komen opnieuw onder rechtstreekse controle van de Franse koning als deel van het kroondomein (zie les D5). In de 13e eeuw wil de Franse koning meer controle krijgen over het rijke graafschap Vlaanderen. Dat leidt tot conflicten.
pr oe
De Vlamingen kiezen bij conflicten tussen Frankrijk en Engeland vaak de kant van de Engelsen. Die leveren immers de wol die nodig is voor de Vlaamse lakennijverheid. De Franse koning Filips IV de Schone wil altijd nieuwe inkomsten en zet de Vlaamse graaf Gwij van Dampierre onder druk. Wanneer Gwij van Dampierre in 1297 zijn eed van trouw opzegt en steun zoekt in Engeland, breekt er oorlog uit. De Vlaamse graaf verliest en wordt gevangengezet. Vlaanderen wordt bezet. Het verscherpt de tegen stellingen tussen het gewone volk en de rijke stedelingen (patriciërs en een deel van de adel). Die laatsten zoeken steun bij de Franse koning. Filips IV
Brugge wordt het centrum van het verzet. Het volk heeft er zwaar te lijden onder de door de koning opgelegde belasting. De leiders van de opstand zijn figuren uit het volk, met onder andere de wever Pieter de Coninc.
2
1302 en de Guldensporenslag
BRON 2 In de nacht van 17 op 18 mei 1302 doden Bruggelingen vele leliaards en Fransen. Die gebeurtenis kennen we als de Brugse metten. De Franse koning Filips de Schone vreest een opstand en stuurt een leger naar Vlaanderen. De kern van de Franse troepenmacht bestaat uit ongeveer 2 500 adellijke ruiters. Dat moet de Fransen een beslissend voordeel geven omdat een ruiterleger sterker wordt geacht ten opzichte van voetvolk. Het ‘Vlaamse’ leger
E Onze gewesten in de middeleeuwen
137
Het graafschap Vlaanderen blijft voorlopig onafhankelijk. De Fransen slaan echter terug en de Vlaamse graaf aanvaardt in 1305 het Verdrag van Athis-sur-Orge. Het graafschap krijgt een zware belasting opgelegd en wordt opnieuw een Frans leen. Vlaanderen ontsnapt wel aan de aanhechting bij het Franse kroondomein.
VA
N
Op 11 juli 1302 staat het Vlaamse leger opgesteld achter beken buiten de muren van Kortrijk op een veld: de Groeningekouter. De Vlamingen zouden het niet lang kunnen uithouden in de volle zon. Als de Fransen wachtten, zou het Vlaamse leger zijn sterke posities moeten verlaten. De Franse bevelhebber Robert d’Artois weigert echter om af te wachten. d’Artois kiest voor de aanval. De Fransen vallen net voor de middag met hun ruiters aan, maar de
Vlamingen houden stand. Met hun pieken of goedendags (steek- en slagwapens) werpen zij honderden ridders van hun paard. Zij slachten de ridders en edelen af. Ook Robert d’Artois overleeft het niet. Na enkele uren vluchten de Fransen weg. Ze moeten 500 paar vergulde ruitersporen achterlaten, vandaar de benaming: Guldensporenslag.
IN
telt bijna uitsluitend voetvolk (een derde uit Brugge) en wordt geleid door de adellijke vrienden en familieleden van de graaf. Ook een aantal ‘Waalse’ strijders zijn daarbij. De graaf van Namen is immers een zoon van de Vlaamse graaf.
KUNNEN
1 het begrip ‘monarchie’, ‘kroondomein’, ‘klauwaard’ en ‘leliaard’ uitleggen 2 de oorzaken van het conflict tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf uitleggen 3 de verhoudingen tussen de verschillende partijen uitleggen 4 de overwinning van de Vlamingen verklaren 5 twee bepalingen uit het Verdrag van Athis-sur-Orge geven 6 aantonen dat in de 19e eeuw de Guldensporenslag een andere betekenis krijgt 7 de Brugse metten verklaren
1 historische vragen beantwoorden 2 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 3 informatie uit bronnen en kaarten afleiden 4 bronnen vergelijken
of d
st
uk
©
KENNEN
pr oe
fh o
BRON 1 Vlaanderen met buurlanden, 1302
138
E2 De Guldensporenslag
OPDRACHT 1 • Welke vier partijen staan er tegenover elkaar volgens de lestekst? • Wie is er bondgenoot van wie? • Vermeld bij elke partij één doel dat ze willen bereiken.
OPDRACHT 2 • Toon aan met behulp van bron 1 dat het conflict geen strijd is tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. • Toon aan de hand van twee concrete voorbeelden aan.
OPDRACHT 3
IN
Lees de drie fragmenten (bron 2 A, B en C) en beantwoord daarna de vragen. Je onderzoekt eerst de betrouwbaarheid van de bron in functie van de historische vragen. • Wat gebeurde er voor de Guldensporenslag? • Hoe is die strijd verlopen? • Hoe beoordeelt de auteur die veldslag?
BRON 2 Een Gentse monnik over de Guldensporenslag
Een Gentse monnik, die aan de kant van de klauwaards staat, schrijft in het Latijn het verhaal op van wat er in 1302 gebeurt. Hij vermeldt enkele getuigen zoals de Brugse ridder Gerard de Moor. Hij schrijft: Ik zou een verhaal geven van feiten waarbij ikzelf aanwezig was of die ik gezien heb of met zekerheid heb horen vertellen van personen die erbij aanwezig waren. (…) Mijn bedoeling is de feiten zeer precies en nauwgezet in detail uit te schrijven. Ik begon hieraan in het jaar 1308 in het minderbroederklooster van Gent, waarvan ik toen deel uitmaakte.
B
Toen de Fransen het Vlaamssprekende gedeelte van Vlaanderen binnenrukten, wilden ze hun wreedheid tonen en de Vlamingen schrik aanjagen. Ze spaarden vrouwen noch kinderen of bejaarden en sloegen al wie ze konden aantreffen, dood. Tot zelfs de heiligenbeelden in de kerken sloegen ze het hoofd af, alsof het levende mensen waren en ze hakten er ook andere lichaamsdelen van af. Dat feit echter schrikte de Vlamingen niet af, maar bezielde hen en joeg ze op tot grotere verontwaardiging en woede om vreselijk te strijden.
C
Aldus, door God die alles bepaalt, stortte de krijgskunst ineen. De beste ridders met de krachtigste paarden verloren de strijd. Zij stonden tegenover wevers, (…), gewone stedelingen en voetvolk uit Vlaanderen. Die waren wel goed bewapend en dapper en ze werden door bekwame leiders geleid. De schoonheid en macht van het sterkste leger veranderde daar in een mesthoop. De glorie van de Fransen werd daar mest en wormen. De Vlamingen waren immers verbitterd door de wreedheid die de Fransen hadden getoond tussen Rijsel en Kortrijk en daarom spaarden ze de bezwijkende Fransen niet. Ze maakten hen en hun paarden op wrede wijze af, totdat ze absoluut zeker waren van de overwinning. De Vlaamse leiders hadden immers voor de slag bevolen dat al wie onder het gevecht één of ander kostbaar voorwerp rooft of een edelman, hoe voornaam ook, gevangenneemt dadelijk door zijn makkers zou gedood worden. [De schrijver verwijst hier naar de gewoonte om ridders en edelen gevangen te nemen en voor hen losgeld te vragen.]
of d
st
uk
©
VA
N
A
Vertaald uit: Annales Gandenses, 14e eeuw
fh o
In deze Latijnse kroniek beschrijft een Gentse minderbroeder de geschiedenis van het graafschap Vlaanderen van 1296 tot in 1310. De auteur begint te schrijven vanaf 1308 op enkele stukken perkament die overblijven.
pr oe
Dit zijn mogelijke vragen om de betrouwbaarheid, de bruikbaarheid en de representativiteit van de bron vast te stellen. Denk aan de historische vragen: jullie onderzoeken wat er voor en tijdens de Guldensporenslag is gebeurd. • Is het een primaire of een secundaire bron? • Waar haalt de auteur zijn informatie vandaan? • Wat is zijn bedoeling? • Is hij onpartijdig of niet? • Neemt hij een standpunt in voor of tegen de Fransen? Toon aan met twee voorbeelden uit de bron. • Wat is je conclusie over de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de bron? • Wat zou je kunnen en moeten doen om de betrouwbaarheid van de Annales Gandenses te beoordelen en te onderzoeken of onze Gentse minderbroeder de waarheid vertelt? Denk even als een geschiedkundige of een journalist. • Is het een representatieve bron? Welke informatie haal je uit de bron? • Hoe gedragen de Fransen zich tegenover de Vlamingen voor de veldslag volgens de auteur? • Waarom is de overwinning van de Vlamingen verrassend volgens de auteur? • Hoe verklaart hij de wreedheid van de Vlamingen?
E Onze gewesten in de middeleeuwen
139
Onderzoek: beeldvorming over de Guldensporenslag
OUDE NABIJE OOSTEN
IN MIDDELEEUWEN
5 4 19
17 ±
14 ±
±
HEDEN DAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
st
Vele landen gebruiken geschiedenis om hun identiteit te bepalen. Ook België en Vlaanderen doen dat met het verhaal van de Guldensporenslag. In de 19e eeuw krijgt de jonge Belgische staat (ontstaan in 1830) af te rekenen met een dreigende Franse buur: de Fransen willen België onder controle krijgen. De schrijver Hendrik Conscience gebruikt in zijn boek ‘De Leeuw van Vlaanderen’ de feiten uit 1302 om aan te tonen dat onze gewesten in het verleden met succes de Fransen bestrijden. Het boek van Conscience wordt echter door vele Vlamingen anders geïnterpreteerd. De Belgische Nederlandstaligen, die men vanaf de 19e eeuw ‘Vlamingen’ noemt, worden namelijk gediscrimineerd. De Franstalige burgerij heeft de macht in België. Het boek van Conscience en de Guldensporenslag geven de Vlamingen moed om die discriminatie aan te pakken. Conscience en zijn vrienden willen meer taalrechten voor de Nederlandstaligen in België. Later wordt de veldslag een symbool voor de emancipatie van de Nederlandstaligen in een door Franstaligen beheerst België. Iedereen bekijkt de Guldensporenslag vanuit zijn eigen standpunt en schept zo zijn eigen mythes.
fh o
of d
emancipatie: het ijveren voor gelijke rechten en gelijkheid in een maatschappij
uk
1302 Guldens porenslag
50
N
KLASSIEKE OUDHEID
©
PREHISTORIE
50
0
VA ±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
We verwijzen vaak naar het verleden vanuit bijvoorbeeld een gevoel van nationale trots. Soms gebruiken we historische gebeurtenissen om aan te tonen dat we gelijk hebben. Dat gebeurt ook met de Guldensporenslag. Welke betekenissen geeft men vanaf de 19e eeuw aan die veldslag en zijn die betekenissen correct? Waarom doet men dat? Welk beeld vormt men van dat verleden?
OPDRACHT
pr oe
Bestudeer de volgende bronnen. In elke bron zie je hoe een schilder, schrijver of tekenaar zijn beeld van de Guldensporenslag geeft. • Welke beelden zijn dat? • Geef telkens een kritische beoordeling van die beelden. • Hoe verschillen die beelden van elkaar?
140
ONDERZOEK BEELDVORMING OVER DE GULDENSPORENSLAG
BRON A De Slag der Gulden Sporen
B Conscience over de Guldensporenslag
HEDENDAAGSE HERTALING
VA
©
• Zoek de betekenis van moeilijke woorden op als dat nodig is om de tekst te begrijpen. • Is het boek voor of na het schilderij van Nicaise De Keyser geschreven? • Is Conscience voor of tegen de Vlamingen? (Bekijk de inleidende tekst.) • Vergelijk met de tekst van de Gentse monnik (zie les E2). Lees de tekst van Conscience. Gebruik de QR-code voor een hedendaagse hertaling. Welk beeld geven ze beide van de Fransen?
of d
st
• Beschrijf de afbeelding in enkele zinnen in je eigen woorden. Let daarbij op de emoties en de gezichtsuitdrukkingen. • Zie je zaken op het schilderij die historisch fout zijn?
Uit: Hendrik Conscience, De Leeuw van Vlaanderen, 1838
uk
Schilderij van de Antwerpse kunstenaar Nicaise de Keyser (1813-1887), 5 x 6 m. Het origineel is vernietigd door een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit is een kleinere kopie van Hendrik De Pondt (Stedelijke musea Kortrijk, olieverf op doek, afmetingen: 76,5 x 105,5 cm). Nicaise stelt het schilderij tentoon tijdens het salon van Brussel in 1836. Op het doek zie je hoe de Franse legeraanvoerder wordt gedood.
N
IN
De Fransen gebruikten een goed middel om zich alles te bezorgen en zich tezelfdertijd bij de Vlamingen hatelijk te maken. Elk ogenblik vertrokken er grote benden soldeniers uit de verschansing, om het land af te lopen en alles te roven, te plunderen of te vernielen. Die boze krijgsknechten hadden de bedoeling van hun veldheer Robrecht d’Artois ten volle begrepen; om ze uit te voeren, begingen zij de gruwelijkste misdaden welke men in de oorlog plegen kan. Ten teken van verwoesting, waarmee zij het land van Vlaanderen bedreigden, hadden zij allemaal kleine bezems aan hun speren gehangen; daarmee wilden ze te kennen geven, dat zij kwamen om Vlaanderen te keren [schoon te vegen] en te zuiveren. Inderdaad, zij verzuimden niets om dat voornemen te volbrengen; na weinige dagen stond er in het ganse zuidelijke gedeelte van het land geen enkel huis, niet één kerk, of slot, of klooster, ja zelfs geen boom meer recht ...
C Koning Albert richt zich tot de Vlamingen
pr oe
fh o
Aan mijn volk! Ween niet mijn volk, mijn trouwen. Ween niet Uw Koning leeft! Ik weet dat God ons eenmaal Ons Vlaanderen Wedergeeft. Al is het thans vermorzeld, Vertrapt, verscheurd, vernield. De Vlaamsche Leeuw is levend
Voor de ‘Walen’ verwijst de koning naar een ander historisch verhaal: het verzet van de 600 Franchimontezen in de 15e eeuw in Luik tegen Karel de Stoute. • Waarom gebruikt koning Albert de Vlaamse geschiedenis en de Guldensporenslag? • Wat overkomt er België (en een groot deel van Europa) in augustus 1914?
Met leeuwenkracht bezield Houdt moed, mijn trouwe natie en nooit de plicht verzaakt! Eens zal verlossing komen. Ook uw Koninginne waakt!
Prentbriefkaart, augustus 1914
E oNze gewesteN iN de middeleeuweN
141
D
of d
st
uk
©
VA
N
IN
De Guldensporenslag is een dankbaar onderwerp voor stripverhalen. Hieronder zie je twee voorbeelden.
pr oe
fh o
In 1949-1950 verschijnt ‘De Leeuw van Vlaanderen’ van Bob De Moor in het stripweekblad Kuifje. Zijn verhaal is gebaseerd op het werk van Conscience. Het hoogtepunt van zijn verhaal is de Guldensporenslag.
142
ONDERZOEK BEELDVORMING OVER DE GULDENSPORENSLAG
IN N VA © uk
In 1995 verschijnt de ‘Kroniek der Guldensporenslag’ van Ronny Matton en Christian Verhaeghe. In vier delen vertellen ze het verhaal van de Franse koning Filips de Schone die in zijn nachtmerries ziet wat er met zijn leger zal gebeuren in 1302.
pr oe
fh o
of d
st
• Noteer in één zin de boodschap van De Moor. • Noteer in één zin de boodschap van Matton en Verhaeghe. • Matton en Verhaeghe geven een ander beeld van de Vlamingen dan De Moor. Argumenteer.
KUNNEN 1 2 3 4 5
historische vragen beantwoorden informatie uit bronnen afleiden bronnen vergelijken kunnen uitleggen waarom mensen naar het verleden verwijzen kunnen aantonen hoe mythes ons beeld van het verleden beïnvloeden
E oNze gewesteN iN de middeleeuweN
143
IN N
De westerse samenleving situeren we in (West-) Europa. Na de Europese kolonisaties in de 15e-18e eeuw horen ook Noord-Amerika en Australië bij de westerse wereld. Een groot deel van de lessen die je tot nu bestudeerd hebt, spelen zich in die westerse samenleving af. In dit onderdeel bestudeer je vier samenlevingen uit een ander deel van de wereld: de islamitische, de Chinese, de Mongoolse en de Malinese samenleving. Om je in de juiste sfeer te brengen, volgt nu een eenvoudige oefening.
OUDE NABIJE OOSTEN
BRON 2
pr oe
fh o
BRON 1
of d
st
PREHISTORIE
BRON 3
144
F Niet-westerse sameNleviNgeN
BRON 4
. v. C 0 80 ±
uk
±
35
0
0
v. C
.
©
VA
F
Niet-westerse samenlevingen
KLASSIEKE OUDH
IN N VA 5
©
uk
±
19
4
50
17
14 ±
HEDENDAAGSE TIJD
st
MIDDELEEUWEN
±
50
0 50 ±
HEID
BRON 6
pr oe
fh o
BRON 5
of d
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
BRON 7
• Welke bronnen behoren volgens jou tot de westerse samenleving? • Motiveer je keuzes.
F Niet-westerse sameNleviNgeN
145
1
IN N
VA
In onderdeel B heb je geleerd dat het Romeinse Rijk in het oosten blijft bestaan en verder evolueert. Daar niet ver vandaan, in Arabië, ontstaat een nieuwe religie die uitgroeit tot een wereldgodsdienst en aan de basis ligt van een wereldrijk. Wat houdt dat nieuwe geloof in? Hoe verspreiden de volgelingen hun opvattingen? Wat is kenmerkend voor de Arabische cultuur?
6
22
=
1
F1
De wereld van de islam
1
De islam
In het begin van de 7e eeuw ontstaat op het Arabische schiereiland een nieuwe godsdienst: de islam. De Arabier Mohammed (ca. 570-632) begint op 40-jarige leeftijd met de verkondiging van het geloof in één God (Allah) en van wat de mensen moeten doen om een goed mens te zijn. In die verkondiging zitten ook elementen uit het jodendom, het christendom en de vroegere godsdienst van de Arabieren. Jodendom, christendom en islam zijn abrahamitische religies. Dat is een gezamenlijke benaming voor die drie verwante monotheïstische godsdiensten. Abraham wordt zowel door joden, christenen als moslims als aartsvader of stamvader beschouwd.
fh o
of d
st
BRON 1-2-7
baseren zich op de Koran en op de traditie over het leven van de profeet Mohammed. ‘Soenna’ is Arabisch voor ‘traditie’. Mohammeds vriend en adviseur Abu Bakr wordt als eerste kalief gekozen en wordt zo de politieke en godsdienstige leider van de islam. De andere belangrijke maar kleinere stroming in de islam is het sjiisme. Sjiieten geloven dat de profeet Mohammed zijn schoonzoon Ali tot zijn opvolger benoemd heeft. Zij gaan ervan uit dat naast de Koran vooral de afstammelingen van de profeet bepalen wat de islam inhoudt.
uk
monotheisme: het geloof in een enkele god
©
ISLAMITISCHE TIJDREKENING
pr oe
Mohammed krijgt af te rekenen met tegenstand en moet in 622 van Mekka naar Medina vluchten (hidjra). Met dat jaar begint later de islamitische tijdrekening. Vanuit Medina verwerft Mohammed grote invloed en in 630 is hij machtig genoeg om terug te keren naar Mekka waar hij zijn tegenstanders verslaat. Hij maakt van die plaats het centrum van de islam. Mohammed sterft in 632. Na zijn dood ontstaat er tussen twee groepen een strijd over de opvolging van Mohammed. De grootste stroming is het soennisme. De soennieten menen dat de meest bekwame man onder de volgelingen van Mohammed hen moet leiden, de sjiieten vinden dat zijn schoonzoon en neef Ali dat moet doen. Soennitische moslims
146
F1 De wereld van de islam
De Koran is het heilige boek van de moslims en telt 114 hoofdstukken (soera’s). Volgens de islamitische traditie is de tekst door de engel Gabriël (Djibriel) mondeling aan Mohammed ingegeven. Na de dood van de profeet wordt de tekst opgeschreven. De tekst van de Koran is van in het begin bedoeld als een tekst om voor te dragen. Islamitische schriftgeleerden bundelen in de eerste eeuwen na de dood van Mohammed een grote verzameling uitspraken en overleveringen die aan Mohammed en zijn volgelingen toegeschreven worden. Die verzameling staat bekend als de overlevering (Hadith). Centraal in de islam staat het kennen van en de totale overgave aan God. Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘overgave’ aan God. De volgelingen van de islam worden moslims of islamieten genoemd. Het woord moslim betekent ‘iemand die zich overgeeft’ aan God. Mohammed legt een aantal verplichtingen op aan zijn volgelingen. Het zijn de zogenaamde vijf pijlers of zuilen van de islam: de geloofsbelijdenis (sjahada),
3
IN
N
De moslims bestuderen ook met aandacht de kennis uit de klassieke oudheid. Ibn Sina (980-1037), bij ons gekend onder de naam Avicenna, is een islamitische geneesheer en filosoof van Perzische afkomst. Hij wordt gezien als de grote filosoof van het oostelijke Arabische Rijk. Hij bestudeert de Griekse filosoof Aristoteles en wijdt een groot werk aan hem. Hij is vooral in de oosterse wereld als arts bekend gebleven en ontdekt onder meer dat hersenvliesontsteking en tuberculose besmettelijk zijn en dat kanker het hele lichaam kan aantasten. Ibn Rushd (1126-1198), bij ons gekend onder de naam Averroës, wordt tegenover Ibn Sina de grote filosoof van het westen genoemd. Hij heeft de werken van Aristoteles van commentaren voorzien. De grote commentaren bieden de volledige (vertaalde) tekst in hoofdstukken, afgewisseld door verklaringen. Ook in Hebreeuwse en Latijnse vertalingen worden zijn werken heel veel gelezen in de middeleeuwen.
uk
Nog tijdens zijn leven verovert Mohammed een deel van het Arabische schiereiland. Na de dood van Mohammed wordt de kalief de politieke en geestelijke leider van de moslims. De verspreiding van de islam en de uitbreiding van het grondgebied worden in sneltempo voortgezet: van het Arabische schiereiland, over Noord-Afrika, tot in Zuid-Europa en in oostelijke richting tot in Azië (Afghanistan, Indië). Na de dood van Mohammed is alleen de islam nog toegestaan op het Arabische schiereiland. In de andere veroverde gebieden kunnen sommige groepen gelovigen zoals christenen en joden hun geloof beleven. Zij zijn wel tweederangspersonen, moeten een speciale belasting betalen en hebben minder rechten dan moslims. Aanhangers van andere godsdiensten hebben de keuze: zich bekeren of omgebracht worden. Toch krijgen zij vaak ook dezelfde rechten als christenen en joden.
BRON 3 - 4 -5 - 6 Onder andere via hun handelscontacten komen de moslims in contact met andere culturen. Zij nemen kennis uit de toenmalige Griekse, Perzische en Indische wereld over en bouwen erop verder. Syrische christenen spelen daarin een zeer belangrijke rol als bewaarders en vertalers van Griekse werken. De wetenschappelijke kennis wordt in het Arabisch vertaald en opgeslagen in talrijke bibliotheken met duizenden handschriften. Veel van die kennis wordt ook in de praktijk toegepast. De Arabische wetenschap is veruit de meerdere van het westen. Op het vlak van de wiskunde nemen zij het Indische getallensysteem over. De Indiërs gebruiken negen tekens voor de waarden van één tot negen, en een teken voor de waarde ‘niets’. Die tekens hebben een verschillende betekenis naargelang van hun plaats in het getal. Het teken ‘nul’ noemen de Arabieren al-sifr. In het Italiaans wordt dat vervormd tot ‘zefero’ en daarvan zijn onze woorden ‘cijfer’ en ‘zero’ afkomstig.
VA
2
De Arabieren stichten een groot wereldrijk
De moslimcultuur beïnvloedt het westen diepgaand
©
het dagelijkse rituele gebed (salaat), gaven aan de armen (zakaat), vasten tijdens de maand ramadan (saum) en de bedevaart naar Mekka (hadj). Moslims houden hun godsdienstige bijeenkomsten in de moskee. De islam kent geen priesterschap, geen hiërarchie en geen centraal gezag zoals de paus. De imam is de voorganger in het gebed.
fh o
of d
st
Aanvankelijk is Damascus de hoofdstad van het islamrijk. De kalief zetelt er van 661 tot 750. Hij regeert dan al over een rijk dat niet meer louter Arabisch is en verschillende volkeren omvat. Damascus verliest zijn functie als hoofdstad van het rijk aan Bagdad. Door onderlinge twisten valt de politieke eenheid van het Arabische Rijk uiteen. In de 10e eeuw ontstaan drie aparte kalifaten: Cordoba is de zetel van het westen, Caïro regeert over Egypte en Syrië, en Bagdad over het oosten. Toch blijft de band van eenzelfde godsdienst bewaard.
pr oe
In de 11e eeuw zijn de drie kalifaten versnipperd in vele zelfstandige koninkrijkjes, ‘emiraten’, die elkaar vaak bevechten. In 1055 veroveren de Turkse Seltsjoeken Bagdad en nemen de macht in handen. Zij veroveren in de 12e eeuw een groot deel van KleinAzië. Daarna treden de Mongolen op de voorgrond. In 1258 nemen zij Bagdad in en zetten de kalief af (zie les F3). Vrijwel alle inwoners van de stad worden vermoord en voorgoed is Bagdad zijn weelde en grootheid kwijt. De Mongolen veroveren twee derde van de toenmalige moslimwereld. Naast de twee hoofdrichtingen, soennieten en de sjiieten, bestaan er tot op vandaag kleinere groepen binnen de islam.
De Arabieren zijn ook op andere terreinen van de wetenschap actief: geografie, astronomie, natuurkunde, geneeskunde ... In de 11e-13e eeuw worden veel Arabische werken en Arabische versies van Griekse werken in het Latijn vertaald, waardoor ze voor het westen toegankelijk worden. Dat gebeurt vooral in Spanje en Zuid-Italië. De invloed van de Arabische wetenschap op Europa is erg groot geweest. De islamitische beeldende en grafische kunst is geïnspireerd door Byzantium, Syrië, Perzië en Indië. Schitterende paleizen en moskeeën getuigen van een grote beschaving. Volgens de overlevering verbood Mohammed het afbeelden van mens en dier. Maar
F Niet-westerse samenlevingen
147
Ook de letterkunde bezit een hoog niveau. De verhalen van ‘Duizend-en-een-nacht’ behoren vandaag nog altijd tot de meesterwerken van de wereldliteratuur.
KENNEN
KUNNEN
1 2 3 4 5 6 7 8
1 2
bronnen kritisch lezen de evolutie van het Arabische Rijk aan de hand van een kaart uitleggen 3 vormen van discriminatie illustreren 4 gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid onderscheiden 5 de westerse en islamitische periodisering vergelijken 6 de presentatie van een historische bron evalueren 7 de onderzoekbaarheid van een historische vraag evalueren 8 de representativiteit van een historische bron beoordelen in functie van een historische vraag
BRON 1 De vijf zuilen van de islam
N
VA
of d
st
De geloofsbelijdenis in het Arabisch:
uk
©
de begrippen ‘islam’ en ‘moslim’ verklaren het ontstaan van de islam uitleggen het ontstaan van de Koran uitleggen de vijf pijlers van de islam opnoemen de begindatum van de islamitische tijdrekening geven de vorming van het Arabische Rijk uitleggen het verschil tussen soennieten en sjiieten uitleggen de bijdrage van de Arabische cultuur aan het westen aantonen 9 kenmerken van interculturele contacten tussen het westen en de islamsamenleving geven 10 kenmerken van de moslimsamenleving per maatschappelijk domein geven
IN
er zijn periodes geweest dat kunstenaars daar geen rekening mee hielden. Dat gebeurt vooral in Perzië en Indië. Zo zijn er prachtige miniaturen met mensen en dieren bewaard. Kenmerkend voor de islamkunst is het gebruik van meetkundige versieringen en zogenaamde arabesken.
Nederlandse vertaling: ‘Ik getuig dat [er] geen godheid is [dan] alleen God en ik getuig dat Mohammed de gezant is van God.’
pr oe
fh o
Soera 2: 183, 185 183 U die gelooft, u is voorgeschreven te vasten, zoals is voorgeschreven aan degenen die er voor u waren, opdat u godvrezend zult zijn. 185 De maand Ramadan is het, waarin de Koran is geopenbaard als leidraad voor de mensen en waarin duidelijke blijken van de leidraad en van de gave van onderscheid zijn. Wie van u die maand aanwezig is, moet dan vasten. Maar als iemand ziek is of op reis, dan geldt een aantal andere dagen. God wil het u gemakkelijk maken. Hij wil het u niet moeilijk maken. Hij wil dat u het aantal vol maakt en dat u God verheerlijkt omdat Hij u op de goede weg heeft geleid. Misschien zult u daarvoor dankbaar zijn. Soera 22: 27, 29 27 En roep de mensen op tot de bedevaart. Zij zullen te voet bij u komen of op allerlei scharminkels [magere dieren] van alle bergpassen vandaan. 29 Laat hen dan hun rituelen volbrengen, hun geloften inlossen en een rondgang maken om het aloude huis. Uit: De Koran, Heilig boek van de Islam, vertaald door Eduard Verhoef, Vucht, 3e uitgave, 2019 De Koran is oorspronkelijk als voordrachttekst bedoeld. Daarom is hij zo moeilijk uit het Arabisch te vertalen. Een woord kan verschillende betekenissen hebben naargelang van de hoogte van de klemtonen.
• In tegenstelling tot het Nederlands wordt het Arabisch van rechts naar links gelezen. Het Arabische woord voor God is ‘Allah’. Dat woord komt twee keer in de Arabische tekst voor. Duid aan. • Welke twee zuilen van de islam komen in de koranverzen aan bod? Raadpleeg de lestekst. Kies uit: vasten tijdens de maand ramadan – bedevaart – rituele gebed – aalmoezen geven – geloofsbelijdenis. • Wat is ‘het aloude huis’?
148
F1 de wereld vaN de islam
N
IN
BRON 2 De Kaäba in Mekka tijdens het hoogtepunt van de bedevaart
©
VA
De Kaäba is een klein gebouw van ca. 12 x 10 x 15 m in de grote moskee in Mekka. Het is het centrale heiligdom van de islam en staat bekend als ‘Huis van Allah’. Als onderdeel van de bedevaart naar Mekka lopen de pelgrims zeven keer rond het gebouw. Ook legt de Kaäba de gebedsrichting vast: moslims bidden altijd in de richting van de Kaäba, dus in de richting van Mekka.
uk
• Waarom is Mekka zo belangrijk? • Pelgrims lopen tegen de wijzers van de klok rond het gebouw. Zoek op waarom.
st
BRON 3 Griekse kennis vertaald naar het Arabisch
pr oe
fh o
of d
De vertalingen naar het Arabisch, uit het Grieks of uit het Syrisch, gebeuren vooral door meertalige Syrische christenen, en ook door joden en anderen. Tot de meest invloedrijke vertalers behoorden Hunayn ibn Ishaq (ca. 808-873) en zijn zoon Ishaq ibn Hunayn (ca. 830-910). Zij waren Syrische christenen die ook Grieks en Arabisch studeerden in Alexandrië en Basra. Het Huis van de Wijsheid in Bagdad was een verzamelplaats voor onderzoek en onderwijs, waarin tot 100 vertalers werkzaam waren die ook actief op zoek gingen naar Griekse teksten en waaraan ook een bibliotheek, een hospitaal en een observatorium verbonden waren. (…) Het volstaat te zeggen dat men tegen het midden van de 9e eeuw ongeveer alles van de Griekse wetenschappen had vertaald. Naar: D. Praet, Islamitische en christelijke middeleeuwse wijsbegeerte: invloeden en polemieken. In: D. Praet en J. Nelis., Islam en christendom, 2018
• Wie speelde een centrale rol bij de vertalingen van Griekse kennis naar het Arabisch? • Waaruit blijkt dat het vertaalwerk een zeer grote prestatie was?
F Niet-westerse samenlevingen
149
BRON 4 Ontmoeting tussen Abu Zayd en al-Harith in de bibliotheek van Basra Uit: al-Hariri, Al-Maqamat, Nationale Bibliotheek van Frankrijk, kopie uit 1237, inkt en kleurpigmenten op papier
IN
De schrijver al-Hariri (446/1054-516/1122), is vooral bekend door zijn boek ‘Maqamat’. Het is een boek in vijftig delen, geschreven in Arabische verzen. Het werk vertelt het verhaal van al-Harith, een koopman die zich overal waar hij reist, mengt met geleerd gezelschap, en Abu Zayd, een smerige schurk die de geleerden overtrof met zijn slimme opmerkingen. De bibliotheek is een plaats waar men discussieert, boeken kopieert en ook becommentarieert.
©
VA
N
• In welk hedendaags land ligt de stad Basra? • Bij het geboorte- en sterftejaar van Al Hariri staan telkens twee jaartallen. Leg uit. • Wat ligt er op de planken? • Van welk materiaal is de kopie gemaakt? Welk materiaal gebruikte men toen nog in West-Europa om boeken te schrijven? • Is hier sprake van gelijktijdigheid of ongelijktijdigheid? BRON 5 A Abd al-Latif al-Baghdadi over de onderkaak van de mens
st
uk
Alle personen die lichamen ontleden zijn het erover eens dat het bot van de onderkaak uit twee delen bestaat die bij de kin aan elkaar vastzitten. (...) Onderzoek van dat deel van de skeletten overtuigde mij ervan dat het bot van de onderkaak één geheel is, zonder verbinding of hechting. Ik heb dit onderzoek een groot aantal malen herhaald, bij meer dan tweehonderd hoofden (...) Ik ben daarbij bijgestaan door verschillende mensen, die hetzelfde onderzoek hebben herhaald, zowel in mijn afwezigheid als in mijn aanwezigheid.
of d
Uit: Abd al-Latif al-Baghdadi, Verslag van een reis naar Egypte, 1191
fh o
Abd al-Latif al-Baghdadi (1162-1231) is een geleerde uit Bagdad die vooral boeken over geneeskunde schrijft. In 1191 onderneemt hij een reis naar Egypte en schrijft een verslag over zijn vele waarnemingen. Volgens Galenus, een GriekseRomeinse arts uit de 2e eeuw, bestaat het bot van de onderkaak uit twee delen. Wat Galenus geschreven heeft, wordt eeuwenlang gewoon aanvaard. • Waar haalt hij zijn kennis vandaan? • Neemt Adb al Latif de opvattingen van Galenus over? Argumenteer.
pr oe
B al-Razi over de behandeling van jicht Ik heb verbazingwekkende verhalen gehoord, waaronder het volgende: de arts van (...) schreef voor Jicht* een drankje voor dat was bereid met twee mithqals [4,5 g] colchicum*, een halve dirham [1,5 g] opium en drie dirhams [9 g] suiker. Het middel zou binnen het uur werkzaam zijn, maar dat moet ik nog controleren. Uit: Muhammad ibn Zakariyya al-Razi, Het alomvattende boek van de geneeskunde, begin 10e eeuw Muhammad ibn Zakariyya al-Razi (854-925) is een van de bekendste en invloedrijke artsen uit de geschiedenis. Zijn belangrijkste werk ‘Het alomvattende boek van de geneeskunde’, is een verzameling medische aantekeningen die hij gedurende zijn leven maakt in de vorm van uittreksels uit alles wat hij heeft gelezen, en waarnemingen uit zijn eigen medische ervaring. Het boek wordt in de 13e eeuw in het Latijn vertaald. *jicht: een pijnlijke ontsteking van gewrichten; colchicum: een geneeskrachtige plant (zie foto)
150
F1 De wereld van de islam
• Waaruit blijkt de kritische ingesteldheid van al-Razi? • Men leest vaak dat de Arabieren enkel de Griekse wetenschappen en filosofie vertaalden en doorgaven aan het westen, maar dat de moslims er weinig of niets aan toevoegden. Hoe beoordeel je die uitspraak in het licht van bron 5A en 5B?
BRON 6 Het schaakspel
IN
Uit: het boek der spelen van de Spaanse katholieke koning Alfonso X, de wijze (1221-1284), handschrift uit 1282
• • • •
VA
N
Het schaakspel is waarschijnlijk in Indië ontstaan. Via Perzië en de Arabische veroveringen dringt het spel in de 11e eeuw in Europa door. De huidige vorm van het schaakspel ontstaat in de 15e eeuw. De naam ‘schaken’ komt van het Perzische woord ‘sjah’ dat koning betekent. De term schaakmat is een vernederlandsing van het Perzische ‘sjah mat’, wat betekent: de koning zit in een hinderlaag (of: de koning is dood). Naast het schaakspel leren wij nog vele andere zaken van de Arabieren en Turken kennen, zoals katoen (qatun), leer, rijst (ruz), suiker (sukkar), tulpen, koffie, tafeltapijtjes ...
of d
st
uk
©
Waar is het schaakspel oorspronkelijk ontstaan? Hoe is het in Europa terechtgekomen? Identificeer de twee personen in de tent. Kun je op basis van deze afbeelding zeggen dat beide groepen toen vreedzaam samenleefden? • Zoek twee Nederlandstalige woorden die ontleend zijn aan het Arabisch of het Turks. • Deze afbeelding wordt soms gebruikt om het vreedzaam samenleven tussen christenen en moslims in Spanje onder moslimbestuur te illustreren. Is dat een goede keuze? Motiveer je antwoord.
pr oe
fh o
BRON 7 De islamwereld vandaag
0
1000 km
• Noem vier Afrikaanse en vier Aziatische landen waar de islam de belangrijkste godsdienst is. Vergelijk eventueel met een landenkaart in je atlas. • Noem vier islamitische landen die niet Arabisch zijn.
F Niet-westerse samenlevingen
151
F2
De kruistochten naar het Midden-Oosten
OUDE NABIJE OOSTEN
KLASSIEKE OUDHEID
MIDDELEEUWEN
1
5
50
4 19 ±
17 ±
±
50
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
uk
©
PREHISTORIE
14
0
VA ±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
N
IN
Iedereen kent wel het woord ‘kruistochten’. Misschien heb je zelfs al een film gezien of een boek gelezen over die gebeurtenissen uit de middeleeuwen. Het beeld over de kruistochten verandert regelmatig: van ophemeling tot afschuw. Hoe ontstaan de kruistochten? In hoeverre zijn die succesvol geweest? Wat zijn de gevolgen ervan?
De voorgeschiedenis van de kruistochten
pr oe
fh o
of d
st
Het christendom is ontstaan in Palestina in de 1e eeuw en heeft zich van daaruit verspreid over het hele Romeinse Rijk en daarbuiten. In de 7e eeuw veroveren de Arabieren Palestina (zie les F1). Voor de volgende 300 jaar zijn moslims en christenen met elkaar in conflict. Op het einde van de 11e eeuw begint Europa de moslims terug te dringen in Spanje en Zuid-Italië. De Seltsjoeken (Turken) nemen halverwege de 11e eeuw de plaats in als leiders van de islam. Zij vormen ook een bedreiging voor de Byzantijnen: die verliezen na de Slag van Manzikert (1071) een groot deel van Klein-Azië. De Byzantijnse keizer stuurt een oproep voor hulp naar paus Gregorius VII: die staat welwillend tegenover die vraag, maar slaagt er niet in een kruistocht te organiseren. In 1095 doet de Byzantijnse keizer een nieuwe oproep voor hulp aan paus Urbanus II. Die maakt er wel werk van.
tegen de aanvallen van de Seltsjoeken. Hij moedigt hen ook aan om Jeruzalem te bevrijden van de moslims.
2
Het verloop van de kruistochten
BRON 1-2-3 - 4 -5 Op het einde van het Concilie van Clermont (Frankrijk) in 1095 houdt paus Urbanus II een belangrijke toespraak. Hij roept de edelen van West-Europa op tot een kruistocht om hun christelijke broeders in het oosten (de Byzantijnen) te helpen
152
F2 De kruistochten naar het Midden-Oosten
In de westerse middeleeuwse wereldopvatting neemt Jeruzalem een centrale plaats in: het is de plaats waar Jezus is gestorven. Door op kruistocht te gaan kunnen de deelnemers boete doen voor hun zonden en zo in de hemel komen. De reactie op de toespraak moet zelfs de paus en later ook de Byzantijnse keizer verrast hebben: grote aantallen mensen beantwoorden zijn oproep met veel enthousiasme en trekken in verschillende golven oostwaarts. Een eerste golf vertrekt kort na de oproep zonder voorbereiding: de volkskruistocht. Wanneer die mensen het jaar daarop in Klein-Azië aankomen, worden zij grotendeels omgebracht door de Turken. De westerse edelen wachten tot de afgesproken vertrekdatum (augustus 1096) en volgen verschillende routes. Geen enkele koning neemt deel aan die zogenaamde eerste kruistocht; het leiderschap berust bij een aantal edelen (zoals Godfried van Bouillon) en de pauselijke vertegenwoordiger. Na een lange tocht bereiken de kruisvaarders Jeruzalem. Ze nemen de stad in op 15 juli 1099. Een van de belangrijkste redenen voor het succes van de kruisvaarders is dat de moslims onderling politiek verdeeld zijn. De moslimwereld besteedt op dat moment weinig aandacht aan de inname van de stad. Het is een gebeurtenis zonder veel betekenis.
IN
Historici verschillen nogal van mening over de gevolgen van de kruistochten. Het gezag van de paus als leider van het westerse christendom wordt versterkt. De economie wordt nog internationaler: Italiaanse steden zoals Genua en Venetië beheersen de handel met het oosten. Het westen leert de Arabische levenswijze en cultuur beter kennen, maar het komt niet tot een echte uitwisseling. Het is giswerk of bijvoorbeeld de spitsboog, heraldische wapenschilden ... via de kruistochten tot bij ons zijn gekomen.
N
Het moderne Midden-Oosten is niet ontstaan uit de kruistochten. Toch roepen die vandaag nog emotionele reacties op, vooral in de Arabische wereld. Het gaat al lang niet meer om het verleden zelf: de kruistochten worden dan gebruikt om hedendaagse conflicten in het gebied te rechtvaardigen. Maar ook in het westen wordt de kruistochten soms gebruikt voor politieke doeleinden. RANDINFO
Zoals over zoveel zaken in verband met de kruistochten verschillen historici ook van mening over wat precies een kruistocht is. Voor de ene gaat het alleen over de tochten naar het MiddenOosten met als doel de bevrijding van Jeruzalem na een oproep van de paus. Voor de andere gaat het over alle oorlogen met pauselijke goed keuring gericht tegen andersgelovigen binnen en buiten de katholieke Kerk, zowel in Europa als daarbuiten.
fh o
of d
st
uk
De moslimwereld herenigt zich langzaam tegen de kruisvaarders. In 1144 verwoesten zij de eerste kruisvaardersstaat. Het westen reageert met een nieuwe kruistocht, maar die mislukt bijna volledig. De kruisvaardersstaten verliezen daarna voortdurend gebieden. Op het einde van de 12e eeuw krijgt de Koerd Salah el-Din (Saladin) het leiderschap in het gebied. In 1187 verslaat hij het kruisvaardersleger van Jeruzalem en verovert een groot deel van de kruisvaardersgebieden. Het westen komt de kruisvaarders opnieuw te hulp met een nieuwe kruistocht. Een gedeelte van het gebied wordt herwonnen, maar Jeruzalem blijft in handen van de moslims. In 1198 komt paus Innocentius III aan de macht. Een van zijn eerste daden is het promoten van een vierde kruistocht. Die kruistocht eindigt met de plundering van Constantinopel in 1204. Ook de volgende kruistochten hebben geen succes. In 1291 worden de christenen uit hun laatste bolwerk verdreven met de verovering van Akko. De islam heeft het pleit gewonnen. Maar de droom om Jeruzalem te heroveren, blijft in het westen nog lang bestaan.
De gevolgen van de kruistochten
VA
Na het succes van de eerste kruistocht gaan de meeste kruisvaarders terug naar huis. Een kleine minderheid blijft en wordt een deel van de wereld van het Midden-Oosten. Hoewel er veel contacten zijn tussen moslims en christenen, is er weinig culturele uitwisseling. In de nieuwe kruisvaardersgebieden krijgen de moslims en joden vrij snel een positie die vergelijkbaar is met de positie van christenen en joden in islamgebieden (zie les F1).
3
©
De middeleeuwse samenleving is heel gewelddadig. Op het vlak van onderling geweld moeten christenen en moslims niet onderdoen voor elkaar. Het uiteindelijke resultaat van die kruistocht is het ontstaan van vier Latijnse ‘staten’ in het MiddenOosten en de oprichting van geestelijke ridderorden (zoals de tempeliers). Die staan in voor de verdediging van het gebied en de opvang van pelgrims.
pr oe
Middeleeuwers spreken niet over ‘kruistochten’ maar wel over ‘reisweg naar Jeruzalem’, ‘bedevaart naar Jeruzalem’. Arabieren noemen het vaak ‘de tochten van de Franken’. Niets menselijks is de kruisvaarders vreemd: naast oprechte vroomheid spelen ook andere motieven mee, zoals het verwerven van aanzien en hebzucht. Voor het geld moet je niet op kruistocht gaan. Het is een hele dure onderneming en de uitkomst is heel onzeker. Oorlog is altijd gruwelijk. De kruistochten en de reactie erop van de moslimwereld laten een spoor van dood en vernieling na.
F Niet-westerse samenlevingen
153
KUNNEN
1 de voorgeschiedenis van de kruistochten uitleggen 2 het verloop van de eerste kruistocht vanaf de toespraak van paus Urbanus schetsen 3 het verdere verloop van de westerse aanwezigheid in het Midden-Oosten uitleggen 4 verschillen in interpretatie van de kruistochten tussen vroeger en nu geven 5 de gevolgen van de kruistochten geven
1 de onderzoekbaarheid van een historische vraag nagaan 2 kenmerken van interculturele contacten onderscheiden 3 verbanden leggen tussen en binnen maatschappelijke domeinen 4 de presentatie van een bron evalueren 5 historische argumenten herkennen in actuele debatten
BRON 1 Wereldkaart
IN
KENNEN
N
BRON 2 Het Concilie van Clermont
VA
Alleen hij die uit vroomheid en niet om eer of geld te verwerven, op weg gaat om de Kerk van God in Jeruzalem te bevrijden, krijgt kwijtschelding van alle boetedoening (penitentie).
©
Uit: besluiten van het Concilie van Clermont, 1095
pr oe
fh o
of d
st
uk
Op het Concilie van Clermont in 1095 houdt paus Urbanus II een toespraak waarin hij oproept om Jeruzalem te bevrijden. De originele tekst van die toespraak is niet bewaard. Er zijn ook geen officiële teksten van de besluiten van het concilie. Voor onze kennis ervan zijn we afhankelijk van selecties gemaakt door anonieme schrijvers.
Uit: Psalterium, British Library, Londen, ca. 1262-1300, hoogte 9,5 cm De kaart is een typische ‘mappa mundi’ (wereldkaart) die niet alleen de geografische en historische kennis laat zien, maar die ook in het kader van de Bijbelse geschiedenis plaatst. Oude christelijke kaarten zijn vaak naar het oosten georiënteerd (‘Oriënt’ = oosten). Op westerse kaarten staat het noorden bovenaan.
• Hoe moet je de kaart draaien zodat het noorden bovenaan ligt? • Waar ligt Jeruzalem op de kaart?
154
F2 De kruistochten naar het Midden-Oosten
• Het concilie is er zich van bewust dat er verschillende motieven zijn om op kruistocht te gaan. Welke drie motieven staan er in de tekst?
BRON 3 Uit de memoires van Usama ibn Munqidh
VA
Uit: Usama ibn Munqidh, Het boek van leren door voorbeelden, ca. 1183
N
IN
© imageselect
Toen ik Jeruzalem bezocht, had ik de gewoonte om de al-Aqsamoskee binnen te gaan. Aan de zijkant daarvan bevindt zich een kleine gebedsruimte waarvan de Franken een kerk hadden gemaakt. Toen ik nu de al-Aqsamoskee betrad, waar mijn vrienden de Tempeliers* zaten, stelden zij mij die gebedsplaats ter beschikking om er mijn gebeden te doen. Op een dag ging ik naar binnen, zei de openingsformule Allah akbar en ging staan om mijn gebed te beginnen, toen een Frank mij van achteren vastpakte en mijn gezicht naar het oosten keerde, terwijl hij zei: ‘Zo moet je bidden.’* Onmiddellijk kwamen enkele Tempeliers tussenbeide. Zij namen hem vast en verwijderden hem, terwijl ik me omkeerde om mijn gebed af te maken. Maar, gebruikmakend van een ogenblik dat zij niet opletten, pakte hij mij opnieuw van achteren vast, draaide mijn gezicht naar het oosten en herhaalde: ‘Zo moet je bidden.’ Opnieuw kwamen de Tempeliers tussenbeide, verwijderden hem, en verontschuldigden zich bij mij: Het is een vreemdeling die onlangs uit het Frankenland gekomen is en hij heeft nog nooit iemand zien bidden, behalve in oostelijke richting.
©
Usama ibn Munqidh (1095-1188), is een dichter, militair en politicus. Zijn belangrijkste overgeleverde werk is zijn autobiografie Kitab al-I’tibar (Het boek van leren door voorbeelden). Dat boek bevat levendige beschrijvingen van het dagelijkse leven in Syrië en van zijn ontmoetingen met kruisvaarders; sommigen beschouwt hij zelfs als zijn vrienden. Het boek was bedoeld als een geschenk voor Saladin.
uk
* Tempeliers: de orde van de Tempeliers is oorspronkelijk opgericht om Jeruzalem en bedevaarders naar Jeruzalem te beschermen. De leden leiden een religieus leven maar zijn tegelijk militair actief. moslims bidden richting Mekka De Frank draait Usama naar het oosten. Waarom vergist hij zich? Geeft de bron informatie waarom hij Usama naar het oosten draait? Wat zou een reden kunnen zijn? Kunnen wij op basis van de bron zeggen dat moslims vrij hun geloof kunnen beleven tijdens de periode van de kruistochten? Waarom (niet)? Beargumenteer je antwoord. • Welke historische vraag zou je aan de bron kunnen stellen?
of d
st
• • • •
BRON 4 De plundering van Constantinopel in 1204
pr oe
fh o
Terwijl de overwinnaars in hoog tempo de veroverde stad plunderden, die hun volgens het oorlogsrecht was toegevallen, begon abt Martinus aan zijn eigen buit te denken. Uit vrees met lege handen te staan terwijl ieder ander rijk werd, besloot hij zijn gewijde handen voor roof te gebruiken. Omdat hij het ongepast vond met diezelfde handen wereldlijke buit aan te raken, dacht hij na hoe hij voor zichzelf een deel van die relikwieën* van heiligen bijeen kon krijgen. Die waren er in grote aantallen. (…) Martinus, (…) koos een heel afgelegen gewijde plek die de voorwerpen leek te herbergen die hij zo vurig wenste. (Martinus bedreigde een oude priester die hem een kistje vol relikwieën toonde). Toen hij dat zag, stak de abt haastig en begerig zijn beide handen erin en zowel hij als de kapelaan vulden de plooien van hun pij met heilig roofgoed. Uit: Gunther van Pairis, Geschiedenis van Constantinopel, ca. 1208 De Vierde Kruistocht (1202-1204) strandt in Constantinopel, hoofdstad van het Byzantijnse Rijk. De stad wordt op gruwelijke wijze geplunderd in april 1204. Tijdens die plundering verliest Constantinopel heel veel relikwieën. De meeste schrijvers zwijgen over de roof of minimaliseren die. Een uitzondering is het verslag van abt Martinus van Pairis van de plundering. Martin is de abt van het cisterciënzerklooster van Pairis in de Elzas. Het verslag is opgetekend door de monnik Gunther van Pairis in zijn Geschiedenis van Constantinopel uit ca. 1208. * relikwie: overblijfselen van het lichaam van een heilige of voorwerpen die met het lichaam van de heilige in contact zijn geweest.
• Hoe wordt de plundering gerechtvaardigd? • Waarom zwijgen de meeste schrijvers over de roof? • Hoe kun je te weten komen of je antwoord op de vorige vraag juist is?
F Niet-westerse samenlevingen
155
BRON 5 De kruistochten nu
VA
N
IN
Meer dan in het westen zijn in het oosten de kruistochten levendig aanwezig. Het is onzin om te zeggen dat iedere Arabier in de Levant* na een kwartier direct over het onrecht van de kruistochten begint te spreken; zoals hier willen de meeste mensen daar gewoon een beetje gelukkig zijn en in vrede leven (...) Saladin is voor velen in de regio wel een groot voorbeeld, zowel bij de gewone man als bij politici. (...) Herinneringspostzegels verwijzen soms naar de geschiedenis en illustreren daarmee dat de gememoriseerde gebeurtenis nog betekenis heeft: zo worden in 1987 onder andere in Jordanië, Egypte, Saoedi-Arabië en Jemen postzegels uitgegeven die de Slag bij Hattin* uit 1187 herdenken. Bij mijn weten zijn er geen herinneringspostzegels in de westerse wereld uitgegeven in 1999 die de inname van Jeruzalem herdenken.
Uit: J. Philips, Godfried van Bouillon vs. Saladin: de schurk vs. de held? In: Hermes, 2011
J. Philips is historicus. Hermes is het tijdschrift van de Vlaamse Vereniging voor Leraren Geschiedenis.
uk
©
* Levant: naam voor een deel van Zuidwest-Azië, ten oosten van de Middellandse Zee Slag bij Hattin: enkele maanden voor de inname van Jeruzalem in 1187 werden de kruisvaarders verpletterend verslagen in Hattin. Daarmee was het lot van de stad bezegeld.
pr oe
fh o
of d
st
• Waaraan zie je dat de bron bewerkt is? • Zijn er redenen om aan te nemen dat de auteur onbetrouwbaar is? • Herinneringspostzegels illustreren dat gebeurtenissen die herdacht worden nog altijd betekenis hebben. Leg uit aan de hand van de kruistochten.
156
F2 De kruistochten naar het Midden-Oosten
Onderzoek: de inname van Jeruzalem in 1099 door Arabische ogen
71 12
uk
KRUISTOCHTEN NAAR HET MIDDEN-OOSTEN
©
10
95
VA
N
IN
Er zijn weinig historische gebeurtenissen waarover zoveel geschreven is als de kruistochten. Een gebeurtenis die vandaag nog tot de verbeelding spreekt is de inname van Jeruzalem in juli 1099 door de kruisvaarders. In het verleden hebben westerse historici vooral aandacht besteed aan westerse bronnen. In deze les bekijken we het onderwerp vanuit het andere standpunt. Wat zeggen Arabische bronnen over het aantal slachtoffers bij de inname van de stad in 1099?
OPDRACHTEN
Situeer de historische vraag in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein.
2
Lees de inleidende teksten en de bronnen. Duid aan welke woorden je niet begrijpt en zoek de betekenis ervan op. • De bronnen zijn gegroepeerd in bronnen uit de 12e eeuw en bronnen uit de 13e eeuw. Voor de bronnen staat er telkens een inleidende tekst. Wat is de bedoeling daarvan? • Welke bronnen zijn bruikbaar voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag? Waarom?
3
Welke soorten bronnen worden in de les gebruikt? Vergelijk bron 2 enerzijds met bronnen 3, 4, 5B, 6 en 7A anderzijds. • Is het een historische bron of een historisch werk? • Is het een primaire of een secundaire bron? • Is het een geschreven of een ongeschreven bron?
4
In een leerboek worden bronnen dikwijls bewerkt. Geef daarvan twee voorbeelden voor deze les.
5
Wat zeggen de bronnen over het aantal slachtoffers bij de inname van de stad? • Plaats de geschreven bronnen in volgorde van ontstaan. Noteer bij elke bron de datum en het aantal slachtoffers. • Welk grote verschil is er tussen de bronnen uit de 12e eeuw en die uit de 13e eeuw?
pr oe
fh o
of d
st
1
F Niet-westerse sameNleviNgeN
157
IN
6 Zijn de bronnen betrouwbaar om een antwoord te geven op de historische vraag? Je vergelijkt daarvoor Ibn al-Qalānisī en Ibn al-Athîr. • Wie is de auteur? • Wanneer is de bron gemaakt? • Is hij een ooggetuige? • Is hij een tijdgenoot? • Is er een groot tijdverschil met de gebeurtenissen die hij beschrijft? • Waar heeft de auteur de bron gemaakt? • Wat is zijn beroep? • Heeft hij andere bronnen gebruikt? • Wie is het doelpubliek? • Wat is de bedoeling van de bron? • Hoeveel moslims worden gedood? Waar worden zij gedood? • Voor hoeveel personen is er plaats in de al-Aqsamoskee? Zoek het op.
N
7 Welke voor Jeruzalem belangrijke gebeurtenis vindt er plaats op het einde van de 12e eeuw?
VA
8 Welke bron is volgens jou het meest betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? Geef drie argumenten.
of d
st
uk
©
9 Noteer of je al dan niet akkoord gaat met de stelling. Als je niet akkoord gaat met een uitspraak, motiveer dan waarom niet. • In 1099 veroveren de kruisvaarders Jeruzalem op de moslims. • In 1187 veroveren de moslims Jeruzalem op de kruisvaarders. • De Arabische kronieken uit de 12e eeuw besteden geen aandacht aan het aantal slachtoffers. • De Arabische kronieken uit de 12e eeuw beschrijven de inname van Jeruzalem als een gebeurtenis zonder grote betekenis. • De Arabische auteurs uit de 12e eeuw vonden het niet de moeite om het aantal slachtoffers te vermelden. • De Arabische kronieken uit de 13e eeuw besteden geen aandacht aan het aantal slachtoffers. • De Arabische auteurs uit de 13e eeuw vonden het waarschijnlijk niet de moeite om het aantal slachtoffers te vermelden. • Het is pas na de verovering van Jeruzalem door de moslims in 1187 dat de Arabische kronieken aantallen vermelden. • Na de verovering van Jeruzalem door de christenen in 1187 geven zij een andere betekenis aan de inname in 1099. • In de 13e eeuw zien Arabische auteurs de inname van Jeruzalem in 1099 als een conflict tussen de hele moslimwereld en de Franken.
pr oe
fh o
10 Maak een schema waarin je de volgende elementen vermeldt: • de onderzochte historische vraag; • hoeveel aandacht de vroegste Arabische kronieken aan de inname van Jeruzalem besteden; • hoe die vroege Arabische kronieken de inname van Jeruzalem beoordelen; • hoe betrouwbaar de cijfers van latere kronieken zijn over het aantal slachtoffers bij de inname van Jeruzalem.
158
ONDERZOEK DE INNAME VAN JERUZALEM IN 1099 DOOR ARABISCHE OGEN
BRON 1 Vereenvoudigd stadsplan van Jeruzalem in 1099 4
3
1
VA
• Vervolledig aan de hand van de bronnen de legende bij de kaart van Jeruzalem: Waarvoor staan de cijfers 1 tot 4 op de kaart?
N
IN
2
©
BRONNEN UIT DE 12E EEUW
uk
De bevrijding van Jeruzalem met de Heilig Grafkerk is het einddoel van de kruisvaarders in 1099. Wanneer zij naar Jeruzalem trekken, komen zij in het Midden-Oosten in een onbekend gebied terecht. Zij weten weinig of niets over de bewoners en de machthebbers. Het omgekeerde is ook waar: de moslims weten in het begin niet wie de kruisvaarders zijn, wat die daar doen en wat hen drijft. Zij noemen de kruisvaarders vaak ‘Franken’.
st
Moslimtijdgenoten zien de inname van Jeruzalem in 1099 als een lokale gebeurtenis zonder veel betekenis. Voor de tijdgenoten is de inname van de stad niet anders dan wat in de decennia daarvoor gebeurde. De stad is toen verschillende keren ingenomen:
fh o
of d
- In 1073 veroveren Seltsjoeken (soennitische Turken) Jeruzalem op de Fatimiden (sjiieten uit Egypte). - In 1077 komt de bevolking van Jeruzalem in opstand en neemt de stad in handen, maar de stad wordt daarna terug ingenomen door de Seltsjoeken. - In 1098 veroveren de Fatimiden Jeruzalem opnieuw op de Seltsjoeken. - In 1099 veroveren westerse kruisvaarders Jeruzalem op de Fatimiden.
pr oe
BRON 2 De Heilig Grafkerk in Jeruzalem
De Heilig Grafkerk is de plaats waar volgens de traditie Jezus begraven werd. Het is voor christenen een van de heiligste plaatsen. De kerk is sinds de 4e eeuw een belangrijke bedevaartplaats. Op de plaats van de huidige kerk hebben meerdere kerken gestaan die tijdens oorlogen en branden verloren zijn gegaan. De Heilig Grafkerk wordt in de 11e eeuw compleet verwoest. Het huidige gebouw stamt uit de 12e eeuw. aarom is de Heilig Grafkerk zo belangrijk? • W • I s dit nog altijd het oorspronkelijk gebouw?
F Niet-westerse samenlevingen
159
BRON 3 Ibn al-Qalanis (ca. 1073-1160) De Franken vielen de stad aan en namen er bezit van. Een aantal inwoners trok zich terug in de Toren van David* en velen werden gedood. De joden verzamelden zich in de synagoge en ze hebben die boven hun hoofd verbrand. Uit: Ibn al-Qalānisī, Voortzetting van de kroniek van Damascus, ca 1140-1150
IN
De historicus Ibn al-Qalānisī is afkomstig uit Damascus (Syrië) waar hij als ambtenaar werkt. Er is weinig gekend over zijn leven. Hij schrijft een groot deel van zijn kroniek dezelfde tijd als al-Azīmī of iets later. Hij noemt bijna nooit zijn bronnen, maar die lijken voor het grootste deel afkomstig te zijn uit Syrië en Egypte. Als ambtenaar had hij waarschijnlijk toegang tot officiële archieven en oudere kronieken. Al-Qalānisī is geen ooggetuige van de gebeurtenissen. * de Toren van David is een oude verdedigingstoren van de stad
N
BRON 4 Mohammed al-Az m (1090–na 1161)
Uit: Mohammed al-Azīmī, De geschiedenis van Aleppo, ca. 1143-1144
VA
492* Vervolgens richtten [de Franken] zich naar Jeruzalem en namen het in uit de handen van de Egyptenaren [sjiitische Fatimiden]. Godfried* nam er bezit van en ze verbrandden de synagoge*.
©
De kroniek ‘De geschiedenis van Aleppo’ van al-Azīmī, is de oudst bewaarde Syrische bron over de kruistochten. De schrijver heeft het grootste deel van zijn leven in Aleppo doorgebracht. Hij voltooit het werk in 538/1143–44. Al-Azīmī is net als al-Qalānisī geen ooggetuige van de gebeurtenissen.
B Ibn al-Azraq al-Fariq (ca. 1116-1176)
pr oe
fh o
of d
st
BRON 5 A De regio rond Jeruzalem
uk
* 492: november 1098 - oktober 1099 Godfried van Bouillon, een van de leiders van de kruistocht Een synagoge is de plaats waar joden hun godsdienstige plechtigheden houden.
160
ONDERZOEK DE INNAME VAN JERUZALEM IN 1099 DOOR ARABISCHE OGEN
In het jaar 491* verschenen de Franken. Ze vielen aan en namen Antiochië en Tripoli in. In het jaar 492 namen ze bezit van Jeruzalem en het nabijgelegen Tyrus en Akko*. Uit: Ibn al-Azraq al-Fāriqī, Ahmad, De geschiedenis Mayyafariqin en Āmid, ca. 1164-1176 Ibn al-Azraq al-Fāriqī is een van de latere Syrische auteurs die over de kruistochten schrijft. Hij beschrijft heel kort de gebeurtenissen. Uiteraard is hij ook geen ooggetuige. * 491: december 1097- oktober 1098 Antiochië, Tripoli, Tyrus en Akko zijn kustplaatsen aan de Middellandse Zee.
BRONNEN UIT DE 13E EEUW In de 12e eeuw zijn er regelmatig conflicten tussen de plaatselijke machthebbers, tussen moslims en christenen, maar het grootste deel van de tijd leven zij in vrede naast elkaar. Er zijn weinig onderlinge contacten. In de 13e eeuw verandert de situatie in het Midden-Oosten. Saladin wordt de nieuwe leider in het gebied en hij slaagt erin om de moslimwereld te verenigen. Het leger van Saladin verovert Jeruzalem in 1187: de moslimwereld heeft de kruisvaarders verslagen. De verovering van Jeruzalem door de kruisvaarders in 1099 wordt nu gezien als een botsing tussen de Franken en de moslimwereld als geheel.
IN
BRON 6 Ibn Wasil (1208-1298) Nadat ze bezit hadden genomen van Ramla* belegerden ze Jeruzalem en vielen [de stad] aan. Ze namen haar in bezit, verzamelden de joden van de stad in een synagoge en staken die in brand. Ze doodden meer dan 70 000 moslims ...
N
Uit: Ibn Wasil, De geschiedenis van Salihi, ca. 1240
VA
De historicus Ibn Wasil wordt geboren in een middenklasfamilie in de Syrische stad Hama. Hij is actief in het onderwijs maar ook in de politiek. * Ramla is een belangrijke handelsstad in de 11e eeuw, het ligt op 50 km ten noordwesten van Jeruzalem.
B Zittende man (mogelijk Saladin)
BRON 7 A Ibn al-Athîr (1160-1233)
of d
st
uk
©
De heilige stad werd langs de noordkant ingenomen, op vrijdagochtend, zeven dagen van Sha’ban*. De bevolking sloeg dadelijk op de vlucht. De Franken bleven een week in de stad, de moslims uitmoordend. Een groep moslims verschanste zichzelf in de toren van David en vocht drie dagen door. De Franken gaven hen vrijgeleide (…). De Franken hielden hun woord, en de groep vertrok ‘s nachts naar Asjkelon*. De Franken hebben meer dan 70 000 mensen gedood in de al-Aqsamoskee*, waaronder een groot aantal moslimimams en -geleerden, en ook vrome en ascetische mannen (…) Uit: Ibn al-Athîr, De volledige geschiedenis, ca. 1231
Uit: al-Jazari, Automata, kopie uit 1354, Freer Gallery of Art, Washington D.C.
pr oe
fh o
Ibn al-Athîr is een zeer belangrijke Arabische (of Koerdische?) moslimhistoricus. Hij brengt zijn wetenschappelijke loopbaan door in Mosoel en bezoekt vaak Bagdad. Hij reist ook een tijd mee in het gezelschap van Saladin en is zo getuige van de inname van Jeruzalem in 1187. Daarna verblijft hij ook in Aleppo en Damascus en overlijdt in Mosoel. Zijn hoofdwerk is een geschiedenis van de wereld ‘al-Kamil fiat-Tarikh’. Daarvoor verzamelt hij het materiaal uit oude bronnen en tijdens zijn reizen. Ibn al-Athîr neemt zijn bronnen niet letterlijk over maar bewerkt ze. Zijn geschiedenis is een geschiedenis van de machthebbers, zij zijn het die in zijn ogen de geschiedenis maken. Vanuit zijn eigen tijd kijkt hij naar het verleden. Hij ziet de verovering van Jeruzalem in 1099 als een aanslag van de Franken op hele moslimwereld en niet als een lokaal conflict. Hij schrijft het boek rond 1231. * Sha’ban: achtste maand van de islamitische kalender Asjkelon: kuststad op ongeveer 75 km ten westen van Jeruzalem Al-Aqsamoskee: de belangrijkste moskee van Jeruzalem, gelegen op het Tempelplein waar ook de rotskoepel staat
F Niet-westerse samenlevingen
161
BRON 8 Ibn Kahldun over het noemen van aantallen
IN
Wanneer tijdgenoten spreken over de legers van hun eigen tijd of recente tijden, wanneer zij discussiëren over moslim- of christensoldaten, of wanneer zij de belastinginkomsten en het geld berekenen dat door de regering wordt uitgegeven, (…) dan blijken zij in het algemeen te overdrijven, de grenzen van het gewone te overschrijden en te bezwijken voor de verleiding van sensatiezucht. Wanneer de verantwoordelijke ambtenaren worden ondervraagd over hun legers, wanneer de goederen en bezittingen van rijke mensen worden beoordeeld, (…), zullen de cijfers een tiende blijken te bedragen van wat die mensen hebben gezegd. De reden is eenvoudig. Het is het algemene verlangen naar sensatiezucht, het gemak waarmee men zomaar een hoger cijfer kan noemen, en de nalaten om rekening te houden met de beoordeling en de kritiek van anderen. Uit: Ibn Kahldun, Inleiding tot de geschiedenis, 1377, eigen vertaling
N
Ibn Kahldun (1332-1406) is een moslimgeleerde, die op verschillende wetenschappelijke terreinen actief is. Hij wordt soms de vader van de moderne geschiedschrijving genoemd. Zijn belangrijkste werk is ‘al-Muqaddimah’, of ‘Inleiding tot de geschiedenis uit 1377’.
VA
• Wat zegt Ibn Kahldun over het noemen van grote aantallen?
©
KUNNEN
7 informatie afleiden uit een historische bron om een historische vraag te beantwoorden 8 een historische bon contextualiseren in het licht van een historische vraag 9 historische bronnen vergelijken om een historische vraag te beantwoorden 10 historische beeldvorming aanvullen door te werken met bronnen
pr oe
fh o
of d
st
uk
1 het tegenstrijdige karakter van twee bronnen verklaren 2 aantonen dat de beperkingen van bronnen gevolgen hebben op de historische beeldvorming 3 de eigen standplaatsgebondenheid of die van anderen toelichten 4 inleven in historische gebeurtenissen en afstand doen van het eigen waarden- en normenkader 5 de betrouwbaarheid van bronnen onderzoeken 6 de onderzoekbaarheid van een historische vraag evalueren
162
ONDERZOEK DE INNAME VAN JERUZALEM IN 1099 DOOR ARABISCHE OGEN
In het Verre Oosten bevindt zich vanaf de 3e eeuw v.C. het Chinese keizerrijk. Het heeft zich ontwikkeld uit de stroomcultuur van de Gele Rivier. Ten noorden van dat rijk leven de Mongolen. In de 13e eeuw veroveren ze niet alleen China, maar vormen ze een van de grootste rijken uit de wereldgeschiedenis. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het Chinese keizerrijk op politiek, economisch, sociaal en cultureel domein? Welke gelijkenissen en verschillen zijn er met het Westen? Welke veranderingen brengen de Mongolen? Hoe verlopen de contacten met het Westen?
JIN
SONG
4
8
4
6
16
13
12
79
VA 5
6
11
7 0
6
9
9
61
SUI TANG
©
HAN
uk
QIN
0
8
1 58
20 4
20
6
22
v. C
0 26 5
.
N
IN
F3
Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
YUAN MING
QING
19 1 19 2 4 9
0 6
st
In China gebruikt men twee verschillende indelingen voor het verleden (zie tijdlijnen). Volgens de eerste speelt deze les zich af in het ‘late keizerrijk’. Bij de tweede deelt men het verleden in volgens de dynastieën of vorstenhuizen die over China geregeerd hebben. Deze les gaat over de Song- en de Yuan-dynastie. Zoals je weet, zijn alle indelingen maar hulpmiddelen om je te oriënteren in het verleden. In het Chinese keizerrijk gebruikte men ook de christelijke tijdrekening niet. Het jaar 1 van de Chinese kalender valt samen met het eerste regeringsjaar van de eerste keizer: Qin Shi Huangti. Omstreeks 221 v.C. slaagt die erin om alle Chinese koninkrijken te verenigen. Hij laat zich ‘Shi Huangti’ (‘Eerst Verhevene Goddelijke’) noemen. Wat nietChinezen later dan gelijkstellen met ‘keizer’. Na Qin volgen er verschillende perioden van verdeeldheid en
pr oe
9
.
v. C
6
VROEGE KEIZERRIJK
Een andere indeling van het verleden
fh o
1
VORMING VAN HET CHINESE RIJK
of d
LEGENDARISCHE RIJK
20
10
21
0
0
0
0
v. C
v. C
.
.
geboorte Djengis Khan
LATE KEIZERRIJK
VOLKS REPUBLIEK REPUBLIEK
eenheid waarbij het grondgebied van het rijk kleiner of groter wordt. In 960 bestijgt de eerste keizer van de Song-dynastie de troon.
2
staatsexamen: examen georganiseerd door de overheid
Een georganiseerde manier van besturen
Het rijk is ingedeeld in provincies en districten. De keizer bestuurt vanuit een hoofdstad (eerst Kaifeng, later Hangzhou) het rijk. Hij heeft zeer veel macht. Als ‘Zoon des Hemels’ regeert hij met de toestemming van de machtige hemelgoden. Om het rijk te besturen gebruikt hij vooral ambtenaren. Ze zijn van hem afhankelijk voor een loon en gemakkelijk te ontslaan. Zij gehoorzamen daardoor beter dan de edellieden die rijk genoeg zijn en dat loon niet nodig hebben. Elke Chinees kan in theorie ambtenaar worden. Je moet slagen voor zeer moeilijke staatsexamens over de Chinese literatuur. Daarvoor kun je zeer dure lessen volgen bij een BRON 1-2
F Niet-westerse samenlevingen
163
levensbeschouwing: visie op wat het leven is en wat belangrijk wordt gevonden. Een godsdienst is een soort van levensbeschouwing. rite: gebruik, ceremonie
Onder de Song zorgt een betere landbouwproductie voor een grote bevolkingstoename. De steden breiden uit. Ongeveer 10 % van de Chinezen woont in die steden. De hoofdstad Hangzhou telt in de 12e eeuw ca. twee miljoen inwoners. De steden en de meeste dorpen zijn ordelijk gebouwd volgens een dambordplan. De steden hebben geen voorrechten en staan onder rechtstreekse controle van de keizer en zijn ambtenaren. BRON 3- 4 -5
Op het platteland leven zeer veel arme boeren. Ze betalen hoge belastingen en krijgen veel te lage prijzen voor hun producten. De armsten werken dikwijls op de uitgestrekte landerijen van de grootgrondbezitters. Een deel van de landeigenaars zijn handelaars die rijk geworden zijn met het verhandelen van landbouwproducten (thee, graan, zijde ...) en nijverheidsproducten (textiel, porselein, papier, gietijzer ...). Die nijverheidsproducten worden in grote ateliers gemaakt: ruimtes waar groepen arbeiders werken. Elke groep is daarbij opgeleid voor een deel van het productieproces. De ateliers lijken dus op hedendaagse fabrieken.
pr oe
fh o
boeddhisme: de leer van de Boeddha. Omstreeks 500 v.C. predikt de Indische prins Siddharta een leer van naastenliefde, gelijkheid tussen alle mensen en matigheid in alle dingen. Als je die levensstijl volgt, kom je in de opperste gelukzaligheid (Nirwana). Zijn volgelingen noemen hem de Boeddha of ‘de Verlichte’.
3
Een bloeiende economie met veel armen
schatting: afgedwongen belasting
164
IN
N
De Chinezen hebben een levensbeschouwing die gelooft in een verbondenheid tussen hemel, mens en aarde. Die drie beïnvloeden elkaar. Een goede Chinees heeft respect voor de ouderen, de voorouders, de keizer, andere hooggeplaatsten en de goden. Hij moet zich op de juiste manier gedragen. Dat geheel van riten noemt men ‘Li’. Voor de juiste gedragsregels baseert men zich o.a. op de ideeën van de geleerde Kong Fu Tse (551-479 v.C.), al weet men niet meer wat hij exact gezegd en geschreven heeft. Latere volgelingen hebben zijn ideeën vermengd met die van andere levensbeschouwingen (o.a. het boeddhisme). In de ogen van de Chinezen is al wie niet volgens de riten handelt een barbaar. Chinezen zijn wel verdraagzaam voor vreemde godsdiensten. In het rijk leven moslims, boeddhisten, christenen ...
VA
kompas: instrument met een magnetische naald die naar het noorden wijst; helpt om je te oriënteren
Onder de Song beleeft de Chinese kunst en literatuur een hoogtepunt. Er gebeuren ook tal van uitvindingen zoals het papier, de drukkunst, het kompas en het buskruit. De Chinezen betalen zowel met munten als papiergeld. In de steden verschijnen er kranten. Veel van die uitvindingen bereiken na verloop van tijd ook andere landen. Soms speelt dat in hun nadeel. De Mongolen bijvoorbeeld gebruiken (primitieve) vuurwapens en buskruit bij hun verovering van China. BRON 6 -7
©
productieproces: reeks van opeenvolgende handelingen die ervoor zorgen dat er een product ontstaat
Ten noorden en westen van China leven tal van volkeren. Die hebben veel interesse voor de rijkdommen van China en regelmatig trachten ze het rijk binnen te vallen. De Chinese Muur moet hen buiten houden. Dat lukt niet altijd. De Song verliezen zo in de 12e eeuw het noorden aan de Jin en de Xixia.
4
Een hoogstaande cultuur met een afkeer voor barbaren
uk
dambordplan: stad die zodanig gebouwd is dat het stadsplan lijkt op een dambord of schaakbord
De Chinezen gebruiken wetboeken vol met strenge wetten. Een gewone Chinees moet vooral gehoor zamen. De keizerlijke familie en de hoge ambtenaren staan boven die wetten. De keizer kiest zelf zijn troonopvolger uit zijn familie. Dat is niet noodzakelijk de oudste zoon.
voor lange tijd stil door oorlogen en plundertochten van nomadenstammen. Over zee zijn er contacten met Korea, Zuidoost-Azië, Indië ...
st
Xixia: een volk dat leeft ten noordwesten van China; worden ook Tangoet genoemd
leermeester. Tijdens je carrière als ambtenaar krijg je uiteenlopende taken. Zo moet je rechtspreken, belastingen innen, voedsel uitdelen, wegen laten aanleggen ...
of d
Jin: volk dat leeft ten noordoosten van China; worden later Mantsjoes genoemd
De Chinezen drijven over land en zee handel met andere landen. Vreemde kooplui (Perzen, Arabieren, Koreanen ...) bezoeken op hun beurt China. Over land wordt er langs de ‘zijderoute’ zeker al vanaf de 2e eeuw v.C. handelgedreven met het Middellandse Zeegebied. Dat gebeurt grotendeels via tussenhandel: langs vaste plaatsen op de route verkoopt de ene koopman de goederen telkens weer door aan een andere. Een Chinees verkoopt bijvoorbeeld aan een Pers, die op zijn beurt aan een Arabier, die aan een Europeaan ... De handel via de zijderoute valt soms
F3 Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
De Chinezen zelf vinden hun cultuur zeer hoogstaand. Ze beschouwen hun land als het ‘Rijk van het Midden’, het centrum van de wereld, dat omringd wordt door barbaarse volkeren en landen. Naarmate je verder van dat centrum weg gaat, neemt de barbaarsheid volgens hen toe. Onder de Song begint men ook neer te kijken op de militairen. De keizer plaatst liever burgerambtenaren aan het hoofd van legereenheden dan ervaren generaals. Die vormen bij te veel succes immers een bedreiging voor zijn macht. Volgens een aantal ambtenaren en geleerden is het leger ook te duur. Het door burgers geleide leger lijdt steeds meer nederlagen tegen de nomadenvolkeren. Vanaf de 12e eeuw betaalt men daarom liever schattingen aan de ‘noordelijke barbaren’ dan duurdere militaire acties te betalen.
5
Djengis Khan verenigt en verovert
BRON 8- 9 -10 De Mongolen vormen een volk van nomaden die met hun kudden (paarden, schapen en kamelen) ten noorden van China leven. Omstreeks
Oeigoeren: Turks volk uit Centraal-Azië. Het Mongoolse schrift is gebaseerd op het Oeigoerse schrift.
IN
sjamanisme: een geloof waarbij een geestelijke (een sjamaan) contact kan leggen met de geestenwereld
N
De Mongolen zijn net zoals de Chinezen verdraagzaam voor vreemde godsdiensten: moslims, christenen, joden, boeddhisten ... mogen vrij hun godsdienst belijden. Er heerst wel een wedijver tussen de geestelijken van al die religies om bij de Khans in de gunst te komen. Zelf belijden de Mongolen een vorm van sjamanisme waarbij priesters de geesten proberen te beïnvloeden. Ook hebben ze respect voor de natuurkrachten. De snelle Mongoolse veroveringen zorgen voor een heropleving van de internationale handel met het Westen. Binnen het Mongoolse rijk heerst er vrede en staan handelaars onder bescherming van de Khans waardoor de zijderoute herleeft. Allerlei handelaars profiteren ervan om over land en zee naar China te reizen. Sommige West-Europeanen zien in de Mongolen zelfs mogelijke bondgenoten tegen de islam. Daarom stuurt de Franse koning gezanten naar het oosten. Soms stuurt een Khan zelf een gezant terug. De meeste contacten halen niets uit omdat de Khans net zoals de Chinese keizers denken dat de vreemde vorsten hen willen onderwerpen. Andere Europeanen hopen dat de Aziaten zich bekeren tot het christendom.
uk
De Mongolen worden al snel zeer berucht. Ze plunderen, moorden en verkrachten. Volkeren, steden en gebieden die weerstand bieden, worden gewoonweg vernietigd. Wie zich echter onderwerpt, ontsnapt zeer dikwijls aan dat lot. Bij zijn dood in 1227 heeft Djengis Khan Centraal-Azië onderworpen. Verschillende opstandige steden langs de zijderoute zijn met de grond gelijkgemaakt. Het noorden van China is veroverd op de Jin en de Xixia. Omdat ze onbetrouwbare bondgenoten bleken, werden die laatsten uitgeroeid of als slaven verkocht.
taifoen: benaming van een orkaan in Oost-Azië
VA
Bovendien beschikt hij over een goed georganiseerd en gedisciplineerd leger. De ruiterij vormt de ruggengraat van dat leger. De ruiters bewegen voortdurend over het slagveld terwijl ze onophoudelijk de tegenstander met pijl en boog beschieten. Die tegenstander heeft daar dikwijls geen verweer tegen. Van hun vijanden leren de Mongolen zeer snel nieuwe technieken zoals vuurwapens gebruiken en vestingen belegeren.
manier van besturen. Ze vormen echter een gelaagde samenleving en delen de bevolking in vier groepen in: Mongolen, Gemengden (Perzen, Oeigoeren, Turken ...), Chinezen en Zuid-Chinezen. De belangrijkste functies gaan naar de eerste twee groepen. De Mongolen discrimineren de Zuid-Chinezen die ze als minderwaardig beschouwen: die moeten meer belastingen betalen en krijgen minder ambten. Mongoolse edelen eigenen zich grote landerijen toe waarop een deel van de arme Chinezen als slaven moeten werken. Verder blijft de Chinese economie functioneren zoals voorheen.
©
1200 verenigt Temoedjin, een stamhoofd, verschillende stammen onder zijn gezag. Zes jaar later geven zij hem de titel ‘Djengis Khan’, wat ‘sterke heerser’ betekent. Hij geeft zijn volk een duidelijke wetgeving en voert een schrift in.
of d
st
De afstammelingen van Djengis Khan verdelen het Mongoolse Rijk onder elkaar, maar behouden ook de eenheid. Een zoon of kleinzoon bestuurt als Khan een deel van het rijk. Een van hen is Groot-Khan, de opperste leider van de familie en het rijk. Bij opvolging van de Groot-Khan rijzen er soms wel conflicten tussen de verschillende familieleden.
pr oe
fh o
De Khans zetten de veroveringen in alle windrichtingen verder. In 1279 verovert de Groot-Khan Koebilai, een kleinzoon van Djengis, de rest van China. Hij beschouwt zichzelf als de nieuwe Chinese keizer en sticht de Yuan-dynastie. Verder verovert hij Tibet, Myanmar en een deel van Vietnam. Tot tweemaal toe slaagt Japan erin om een Mongoolse invasie tegen te houden. Telkens maken stormen en taifoens het de vloot van Koebilai onmogelijk om genoeg troepen aan land te zetten. Tegen het einde van de 13e eeuw controleren de Mongolen een reusachtig gebied van de Stille Oceaan tot Polen en van Noord-Siberië tot de Perzische golf.
6
China onder de Yuan-dynastie
Koebilai Khan maakt van Beijing de nieuwe hoofdstad van China. In zijn tijd draagt ze de naam ‘Daidu’ of ‘Khanbalic’ (‘de stad van de Khan’). In het bestuur kun je zowel continuïteit als discontinuïteit met de Song-dynastie vaststellen. Zo behouden de Mongolen grotendeels de Chinese organisatie en BRON 11-12
De Vlaamse monnik Willem van Rubroek reist zo tussen 1253 en 1255 naar het Mongoolse Rijk. Veel succes heeft hij niet, maar het verslag dat hij nadien schrijft, geldt als een van de beste beschrijvingen van de Mongolen van de 13e eeuw. De Vlaming is heel wat nauwkeuriger dan de Venetiaanse handelaar Marco Polo die met zijn vader en oom tussen 1271 en 1295 het China van Koebilai bezocht. Marco Polo’s verslag bevat naast juiste zaken, ook veel verzinsels overgenomen uit andere verhalen. Na de dood van Koebilai in 1294 verbrokkelt het Mongoolse Rijk en gaat de eenheid verloren. In China blijft de Yuan-dynastie nog even aan de macht al zijn er veel conflicten rond de troonsopvolging. Economische problemen en opstanden van uitgebuite boeren ondergraven verder het keizerlijke gezag. Chinese geheime genootschappen zweren samen tegen de Mongoolse ‘barbaarse’ heersers. Het zuiden vecht zich als eerste vrij. Van daaruit leidt een
F Niet-westerse samenlevingen
165
rebellenleider een Chinees leger naar de overwinning. In 1368 beklimt hij als de eerste Ming-keizer de troon. De Mongolen verlaten China en keren terug naar hun steppen. Ook over de andere gebieden verliezen ze de controle. Sommige stammen bekeren zich tot de
islam en gaan op in de plaatselijke bevolking. Andere worden met geweld verdreven nadat ze zich in onderlinge twisten verzwakt hebben. In het begin van de 15e eeuw blijft er nog nauwelijks iets over van het Mongoolse Rijk.
OPDRACHT 2
VA
N
• Vergelijk het Chinese keizerrijk met de WestEuropese vorstendommen. Raadpleeg daarvoor de lessen in onderdeel D. Je vergelijkt door voor elk domein een verschil en gelijkenis te geven tussen China en West-Europa.
st
uk
©
Vergelijk de tijdlijnen bij de lestekst met die van de westerse geschiedenis (zeven tijden) en los de volgende vragen op. • Wat besluit je uit die tijdlijnen i.v.m. de indeling van de geschiedenis? • Wie regeerde er over China tijdens het Frankische Rijk? • In welke van de zeven westerse tijden vallen de Song- en de Yuan-dynastie? • Wanneer komt er een einde aan het Chinese keizerrijk? In welke tijd gebeurt dat? • Hoe heet China vandaag?
IN
OPDRACHT 1
of d
KENNEN
pr oe
fh o
1 de begrippen ‘dynastie’, ‘loonarbeider’, ‘zijderoute’, ‘riten’, ‘Khan’ en ‘sjamanisme’ uitleggen 2 aan de hand van de westerse en de Chinese geschiedenis aantonen dat de indeling van de geschiedenis slechts een hulpmiddel is 3 twee titels van de Chinese keizer geven 4 drie kenmerken van het Chinese bestuur uitleggen 5 drie kenmerken van de economie onder de Song geven 6 de tweevoudige rol van de Chinese Muur in de Chinese geschiedenis uitleggen 7 met vier voorbeelden aantonen dat de Chinezen een technologische voorsprong hebben op het Westen 8 drie kenmerken van de Chinese levensbeschouwing geven 9 uitleggen hoe de Chinezen zichzelf en hun rijk zien 10 het militair succes van de Mongolen verklaren 11 aan de hand van de Yuan-dynastie aantonen dat er continuïteit als discontinuïteit in het bestuur is 12 de economische impact van de Mongoolse veroveringen voor het Westen aantonen 13 verklaren waarom West-Europeanen naar China willen reizen 14 de reis van Willem van Rubroek verklaren en beoordelen 15 vier oorzaken voor de ondergang van het Mongoolse Rijk geven 16 twee tegengestelde hedendaagse visies op Djengis Khan geven
166
F3 Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
KUNNEN 1 de Song-dynastie, Djengis Khan, de Yuan-dynastie en Willem van Rubroek in de tijd situeren 2 de ligging van China op een blinde wereldkaart aanduiden 3 het Chinese keizerrijk vergelijken met de West-Europese vorstendommen op vlak van politiek, economie, sociaal en cultuur 4 een historische vraag bij een bron stellen of herkennen 5 met behulp van opdrachten nadenken over historische bronnen 6 primaire van secundaire bronnen onderscheiden 7 betrouwbaarheid van een bron nagaan 8 nadenken over het gebruik van de geschiedenis en het beeld dat iemand van het verleden schetst 9 een historische kaart analyseren
B De Jade-keizer op zijn troon, omringd met andere goden (schildering op zijde, datering onbekend)
© Imageselect
©
VA
N
IN
BRON 1 A De Chinese keizer, schilderij gemaakt voor 1279 (191 x 169 cm, Nationaal museum Taipei)
st
uk
De Jade-keizer is een soort van oppergod die in zijn paleis in de hemel verblijft. De hemelgoden beschermen de mensen tegen het kwaad. De keizer regeert namens hen over het rijk. Hij is daarom de ‘Zoon van de hemel’. • Haal uit de bronnen vier kenmerken van de Chinese keizer. • Zoekopdracht: vergelijk de reputatie van de Chinese draak met die van draken in de westerse verhalen. • Welk van de drie bronnen komt zeker uit de tijd van de Songdynastie? • Waarom gebruiken de auteurs bronnen uit andere perioden, denk je?
fh o
of d
Keizer Tai Zu, de eerste keizer van de Songdynastie (960-976). De kleur geel is een van de keizerlijke symbolen. Daarom draagt de keizer dikwijls gele gewaden. Achteraan zijn hoofd heeft de Song-keizer een jade stok. Die verhindert symbolisch dat iemand slechte gedachten in zijn oren kan fluisteren.
pr oe
C Detail van de Negen-drakenmuur (Keizerlijk paleis, Beijing, 18e eeuw)
Een ander symbool van de keizer is een draak met aan elke poot vijf klauwen. In de Chinese mythologie brengt het dier geluk en welvaart. Een draak zou ook wijs zijn. Chinese boeren brengen offers opdat de draken het weer zodanig beïnvloeden dat de oogsten goed lukken.
F Niet-westerse sameNleviNgeN
167
BRON 2 De Chinese Muur In het noorden van China ligt de ‘Grote Muur’ of de ‘Muur van 10 000 li’ zoals de Chinezen hem noemen (1 li = 500 meter). Vandaag is hij ongeveer 2 500 km lang. B De muur van de staat Qi
©
Deze muur stamt uit de 5e eeuw v.C. Verschillende Chinese staten bouwen zulke muren om zich te beschermen tegen invallers. De meeste waren eerder aarden wallen. De eerste keizer, Qin Shi Huangdi, zal vanaf 221 v.C. de meeste van die muren verenigen tot een eerste lange muur. Zijn muur dient als steunpunt voor verdere veroveringen. Als er dan een nieuw gebied meer noordelijk veroverd wordt, wil hij daar een nieuwe muur bouwen enzovoort.
st
uk
De Muur zoals we die vandaag kennen, stamt uit de Mingdynastie. Die Muur wordt vanaf de 15e eeuw gebouwd als verdediging tegen de vijanden in het noorden. De laatste decennia werden delen ervan gerestaureerd. In de buurt van de hoofdstad Beijing ligt het best bewaarde stuk. De Muur is er meestal ongeveer 7,6 m hoog. De breedte varieert van 8 tot 9 m aan de onderzijde en van 4,5 tot 5 m aan de bovenzijde.
VA
N
IN
A De Chinese Muur vandaag
pr oe
fh o
of d
BRON 3 Het Chinese keizerrijk onder de Song-dynastie
• Waarom is dit geen primaire bron over de geschiedenis van China? • Wanneer verliezen de Song het Noordwesten aan de Xixia? • Wanneer verliezen de Song het Noorden aan de Jin? • ‘De Grote Muur houdt de noordelijke volkeren tegen.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord.
168
F3 Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
• Welk beeld van de Chinese Muur is bij de meeste mensen gekend? A of B? • Welk beeld zou een reiziger uit de 11e eeuw van de Muur gehad hebben, denk je? Eerder A of eerder B? • Verklaar waarom men in verhalen of speelfilms liever de Muur van A gebruikt dan die van B. • Beschrijf met je eigen woorden de evolutie van de Muur doorheen de Chinese geschiedenis. • Geef twee functies van een dergelijke Muur. • Geef minstens één voorbeeld van een recent gebouwde muur of grensversperring.
BRON 4 Chinese producten C Schildering op zijde uit de 12e eeuw
Deze kleurige keramiek was bij het gewone volk populair.
IN
Populair aan het keizerlijk hof en bij de rijkere Chinezen.
B Een neksteun uit de 12e-13e eeuw
Vrouwen keuren een rol zijde.
N
A Geglazuurde vaas uit de 12e-13e eeuw
BRON 5 De zijderoute
VA
• Zijn dit primaire of secundaire bronnen voor de studie van de Song-dynastie? • Welk van de drie bronnen gaat over een handelsproduct en is zelf een handelsproduct?
of d
st
• Waarom weet niemand in de middeleeuwen wat er bedoeld wordt met de ‘zijderoute’? • Bekijk de kaart. De zijderoute bestaat uit één handelsweg. Juist of fout? Motiveer je antwoord. • Geef minstens zeven hedendaagse landen die je doorkruist als je van Chang’an (Xian) naar Rome reist over de route. • Bestudeer bron 5B. Op welke bronnen heeft de maker van de atlas zich gebaseerd? • Welke lastdieren worden hier gebruikt? • Reisden de handelaars op deze manier over de zijderoute? Hoe zou je kunnen controleren of deze afbeelding klopt?
uk
Met de naam ‘zijderoute’ omschrijft men de handelswegen die er tussen China, Indië, Perzië, Arabië en Europa zijn. De naam wordt voor het eerst gebruikt door Europese geleerden in de 19e eeuw. Naast zijde worden er tal van andere producten verhandeld via die handelswegen.
©
A
pr oe
fh o
B Detail van de Catalaanse Atlas uit de 14e eeuw
Deze Europese atlas heeft informatie verwerkt van reizigers en handelaars die Oost-Azië bezocht hebben. Hier zie je handelaars die over de zijderoute trekken.
F Niet-westerse sameNleviNgeN
169
BRON 6 Kong Fu Tse (551-479 v.C.) De geleerde Kong Fu Tse leefde lang voor het ontstaan van het keizerrijk en geldt als de ultieme leraar. Hij zou meer dan drieduizend studenten gehad hebben. Die hebben op hun beurt zijn ideeën doorgegeven aan hun studenten. Al wat men over zijn denken weet, is gebaseerd op de geschriften van zijn volgelingen. Niemand weet hoe Kong Fu Tse er eigenlijk uitzag. Hij wordt meestal uitgebeeld met een baard en de kledij van een geleerde.
IN
Ling Fang vroeg wat het eerste was waaraan je moest denken bij ceremonies. De meester sprak: ‘Inderdaad, een belangrijke vraag! Bij feestelijkheden is het beter terughoudend dan extravagant* te zijn. Bij rouwceremonies is het beter diep verdriet te hebben dan zorgvuldig de ceremonies te volgen.’
N
Tzu Kung wenste niet langer een schaap te offeren ter gelegenheid van de eerste dag van de maand. De meester sprak: ‘Tzu Kung, jij houdt van het schaap, ik houd van de ceremonie.’
VA
Tzu Kung vroeg: ‘Is er één woord waarmee gedurende een leven lang in overeenstemming kan worden geleefd?’ De meester sprak: ‘Het is ‘vergeving’. Wat u voor uzelf niet wenst, wens dat een ander niet toe.’ Uit: De Analecten van Kong Fu Tse, III.4, III.17 en XV.23
©
Een deel van overgeleverde geschriften zijn gesprekken die hij had met zijn leerlingen. De geleerde beantwoordt daarbij vragen van de leerlingen.
of d
BRON 7 Enkele Chinese uitvindingen
st
• Bedenk een historische vraag die je over Kong Fu Tze kunt stellen.
uk
* terughoudend: niet je emotie of mening tonend extravagant: overdreven en een beetje vreemd
B Tekening uit een Chinees militair handboek van de 11e eeuw
pr oe
fh o
A Gedrukt papieren geld uit het begin van de 12e eeuw
• Zoek op in welke eeuw in West-Europa de volgende uitvindingen voor het eerst werden gebruikt: drukkunst, papier, buskruit, papieren geld. • Welke historische vraag kun je met deze bronnen het beste beantwoorden? A Hadden de Chinezen tijdens de Song-dynastie een technologische voorsprong op het Westen? B Betaalden de Chinezen hun schatting aan de ‘barbaren’ met papieren geld? C Welke Chinese uitvindingen zijn er gebeurd tijdens de Song-dynastie?
De biljetten konden ingewisseld worden voor munten in edelmetaal.
170
Vanaf de 9e eeuw experimenteerden de Chinezen met buskruit. De tekening toont katapulten die zowel stenen als bommen konden wegslingeren.
F3 het chiNese keizerriJk eN het moNgoolse wereldriJk
BRON 8 De Geheime Geschiedenis van de Mongolen Het leven van Temoedjin, alias Djengis Khan (1155-1227), werd vlak na zijn dood beschreven in een geschreven bron. Hier volgen enkele fragmenten. B ruin: gecastreerde hengst
IN
Tataren: nomadisch volk uit Centraal-Azië
VA
N
Wanneer de Jurkin verbleven bij de Zeven Heuvels aan de rivier Kerulen, plunderde Djengis Khan hun kamp. Sadja Beki en Taidja speelden alles, behalve hun lichaam, kwijt en vluchtten weg. Hij ging in de achtervolging, haalde hen in bij de Teletu bergpas. Hij nam Sadja Beki en Taidja gevangen. Na de vangst sprak hij met Sadja Beki en Taidja: ‘Wat waren we vroeger overeengekomen?’ Zo tot hen sprekend, antwoordden Sadja en Taidja: ‘We hebben ons woord niet gehouden. We moeten ons daarbij neerleggen.’ En, hun eed nalevend, strekten zij hun nek voor het zwaard. Om hun eed te doen naleven en hun woord te doen nakomen, executeerde hij hen op staande voet en werden hun lichamen weggegooid.
st
C
De Mongoolse familie Jurkin stuurt geen krijgers om te gaan vechten tegen de Tataren als Djengis Khan daarom vraagt. Hij verslaat ook zonder hen de Tataren.
©
Altan, Oudjar en Sadja Beki, kwamen onderling tot een akkoord, zij vertelden Temoedjin: ‘Wij maken jou Khan. Als jij, Temoedjin, Khan wordt, dan zullen wij als voorhoede tegen vele vijanden snel optrekken. We bezorgen je mooie maagden en voorname vrouwen, vorstelijke tenten en van vreemde volkeren dames en maagden met mooie kaken. In draf brengen we je stevig gebouwde ruinen. Bij een drijfjacht jagen we voor jou op de sluwe wilde beesten. We gaan voorop en drijven hen samen. (…) Als we jouw bevelen niet gehoorzamen, ontneem ons dan al onze goederen en bezittingen, en onze edele vrouwen, en gooi onze zwarte hoofden op de grond. Als we in vredestijd jouw raad in de wind slaan, scheidt ons van onze volgelingen en bezittingen, en onze vrouwen, en verban ons naar de wildernis!’ Op deze manier gaven zij hun woord en zworen zij hun eed van trouw en maakten zij Temoedjin tot Khan, en noemden hem ‘Djengis Khan’.
uk
A
of d
Omdat het volk van de Tangoet zijn woord niet hield, trok Djengis Khan voor de tweede maal ten strijde tegen hen. Nadat hij het Tangoet-volk had vernietigd, kwam Djengis Khan terug en ging in het ‘Jaar van het Varken’ naar de hemel. Een groot deel van het Tangoet-volk werd aan Yisoe Katun geschonken. Bewerking van Igor de Rachewiltz, The Secret History of the Mongols, Western Washington University, 2015, nrs. 123, 136-140 en 268
pr oe
fh o
De ‘Geheime geschiedenis van de Mongolen’ werd in de 13e eeuw geschreven. Een deel van het werk werd in 1229 vermoedelijk voorgelezen op de bijeenkomst waar de vierde zoon van Djengis Khan, Ogedei Khan (1189-1241), erkend werd als zijn opvolger. De bron is neergeschreven in de stijl van een Mongoolse verteller: met veel herhalingen en overdrijvingen. Dat zorgt ervoor dat de tekst niet zo gemakkelijk om te zetten is naar een voor ons leesbare vorm. De meeste geleerden denken dat Sjigi Qutuqu de schrijver is. Die stiefbroer van Djengis was een van zijn belangrijkste medewerkers. Andere vermoeden dat Ogedei Khan de schrijver is. De bron is geschreven in de Oudmongoolse taal met gebruik van het Oeigoerse schrift. Ze is oorspronkelijk enkel bedoeld voor de familie van Djengis. Op het einde van de 13e eeuw wordt ze echter gebruikt als propagandamiddel voor de Yuan-dynastie, de Mongoolse heersers over China. Er worden dan nieuwe stukken aan toegevoegd. De originele tekst is verloren gegaan. De versie die je hier leest is gebaseerd op de ‘nieuwe’ Mongoolse en Chinese versie.
• • • • • • • •
Is dat een primaire of een secundaire bron over het leven van Djengis Khan? In welke taal is ze oorspronkelijk geschreven? In welke taal lees jij de bron? Welk doel heeft de bron eerst? En nadien? Welke zaken maken de bron eerder betrouwbaar? Welke zaken maken de bron eerder onbetrouwbaar? Toon aan dat Djengis Khan en de Mongolen volgens de bron trouw zeer belangrijk vinden. Waarom zou trouw aan de heerser in de bron benadrukt worden? Chinese en Perzische bronnen beschrijven de Mongolen als veroveraars en plunderaars. Komt dat overeen met wat in deze bron staat? Motiveer je antwoord.
F Niet-westerse samenlevingen
171
BRON 9 De Mongoolse ruiterij valt aan. Perzische tekening uit het begin van de 14e eeuw
VA
N
IN
Rashid al-Din (1247-1318) was de eerste minister onder de Mongoolse Khans van het Il-Khanaat. Hij is van joodse afkomst en bekeert zich net als zijn Khan tot de islam. In opdracht van zijn werkgevers schrijft hij een Mongoolse geschiedenis, later uitgebreid met verhalen over de ganse wereld. Het werk verschijnt in het Perzisch en het Arabisch. Rashid krijgt ervoor de hulp van tientallen medewerkers en vele kunstenaars. De Khan is zeer tevreden en beloont hem rijkelijk. In 1318 wordt hij terechtgesteld op onterechte verdenking de Khan vergiftigd te hebben.
Uit: Rashid al-Din, Album van Kronieken, ca. 1309
uk
©
• Is dat een primaire of een secundaire bron over de Mongolen? • Waarom zouden de Mongoolse Khans het zo belangrijk vinden om hun geschiedenis op te schrijven? • Beschrijf met je eigen woorden de Mongoolse ruiters. Let daarbij op hun uitrusting.
pr oe
fh o
of d
st
BRON 10 Het Mongoolse wereldrijk op het einde van de 13e eeuw
• Uit hoeveel delen bestaat het Mongoolse Rijk? • Bij welk deel hoort China? • Geef tien hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk binnen het rijk vallen. Vermeld minstens twee Europese landen.
172
F3 Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
BRON 11 Een Vlaming bij de Mongolen De Vlaamse monnik Willem van Rubroek reist in 1253-1255 naar het hof van de Groot-Khan Mangu in Karakorum. W illem wil de Mongolen tot het christendom bekeren. Hij hoopt ook de levensomstandigheden te verbeteren van Duitse christenen die door Mongoolse krijgers gevangengenomen werden. Willem krijgt de steun van de Franse koning Lodewijk IX die hoopt dat de monnik de relaties tussen West-Europa en de Mongolen kan verbeteren. Willem mag zich echter geen gezant noemen omdat de Mongolen bij eerdere gezantschappen dachten dat de Fransen hen kwamen onderwerpen. A
IN
De Mongoolse leiders zijn nieuwsgierig naar alle godsdiensten. Daarom organiseren ze debatten tussen de geestelijken van verschillende godsdiensten. Willem neemt deel aan zo’n debat. Hij schrijft daarover:
VA
N
Op de avond voor Pinksteren kwamen we dus bijeen in onze kapel en Mangu Khan stuurde drie klerken als scheidsrechters, één christen, één Saraceen [islamiet] en één tuinus [boeddhist]. Vooraf werd er het volgende meegedeeld: ‘Dit is het bevel van Mangu en dat niemand durft te beweren dat het bevel van God anders zou luiden. Hij verbiedt op straffe van de dood dat iemand het zou wagen agressieve of beledigende taal te gebruiken tegen een ander en dat iemand zo veel heibel zou maken dat het debat verstoord wordt’. Daarop werd iedereen stil. Er was een grote menigte aanwezig, aangezien elke partij de meest wijze mannen van hun volk had bijeengeroepen en daarnaast waren ook vele anderen toegestroomd. B
©
Willem kan niet veel mensen bekeren en geraakt niet tot bij de Duitse gevangenen. Bovendien beschouwt Mangu Khan hem toch als een gezant. Hij stuurt de monnik terug naar West-Europa met een boodschap aan koning Lodewijk:
of d
st
uk
Dit is het voorschrift van de eeuwige God: ‘In de hemel is er maar één eeuwige God en op aarde is er maar één heerser: Djengis Khan’ (…) Dit is het woord van de zoon van God dat aan u gericht is. Laat dit gehoord en begrepen worden, wie we ook zijn, Mongool, Naiman, Merkit of Muzelman, overal waar oren kunnen luisteren, en overal waarheen een paard kan lopen. Vanaf het moment dat zij mijn voorschrift horen en het begrijpen, maar het niet willen geloven en tegen ons oorlog willen voeren, zal u horen en zien dat ze ogen hebben maar toch blind zijn. Wanneer ze iets willen vasthouden, zullen ze geen handen meer hebben en wanneer ze willen wandelen, zullen ze geen voeten meer hebben. Dit is de leer van de eeuwige God. Uit de kracht van de eeuwige God, die zich uit in het grote volk van de Mongolen, richt Mangu Khan dit voorschrift aan koning Lodewijk, heer van de Franken, aan alle andere heersers en priesters en aan het grote volk van de Franken, opdat ze onze boodschap zouden begrijpen samen met de leer van de eeuwige God die geopenbaard werd aan Djengis Khan. Uit: Simon Corveleyn, Het Itinerarium van Willem van Rubroek. Masterproef Vakgroep Letterkunde. UG, 2014. XXXIII 6 en XXXVI 6
pr oe
fh o
Willem van Rubroek wordt tussen 1210 en 1215 geboren in het dorpje Rubroek bij Kassel (nu Frans-Vlaanderen). Willem wordt monnik en studeert in Parijs en Nicosia. Daar in Cyprus maakt hij kennis met de Franse koning Lodewijk IX die hij vervolgens op kruistocht vergezelt. In 1253 trekt Willem dan naar Mongolië. Bij zijn terugkeer wil hij verslag gaan uitbrengen aan Lodewijk in Parijs. Hij moet van zijn orde echter in het Midden-Oosten blijven. Daarom schrijft hij in het Latijn een verslag aan de koning. Ca. 1256 is Willem dan toch in Parijs. Daar ontmoet hij de geleerde Roger Bacon. Die is zo onder de indruk dat hij stukken uit het verslag opneemt in zijn eigen boek over de wetenschap, het Opus Majus. Het verslag zelf geraakt voor lange tijd vergeten en zal pas in de 19e eeuw van geleerden aandacht krijgen. Waar en wanneer Willem van Rubroek stierf is onbekend.
• • • • •
Gaat het om een primaire of secundaire bron? Wat weten we over de maker van de bron? Formuleer een historische vraag bij de bron. Waarom reist Willem naar Mongolië? Lees de bronnen en beantwoord met juist of fout. A De Mongoolse Khans willen dat de verschillende godsdiensten elkaar respecteren. B Een debat tussen geestelijken kan op veel belangstelling rekenen. C De Khan sluit een bondgenootschap met de Franse koning. D De Mongolen beschouwen Djengis Khan als de zoon van God. E De Khan waarschuwt de Europeanen om geen oorlog tegen hen te voeren en niet te proberen hen te bekeren. • Heeft het reisverslag veel invloed gehad op de tijdgenoten van Willem?
F Niet-westerse samenlevingen
173
BRON 12 Omgaan met het Mongoolse verleden Niet alle Mongolen wonen in de republiek Mongolië. Ook in de Volksrepubliek China is er een gebied waar Mongolen wonen, Binnen-Mongolië genoemd. A Het standbeeld van Djengis Khan in de republiek Mongolië
VA
N
IN
Het in 2008 opgerichte stalen standbeeld is 40 m hoog. De beeldhouwer D. Erdenebileg en de architect J. Enkhjargal ontwierpen het in opdracht van een Mongoolse toeristische organisatie. Het hoort bij een bezoekerscentrum over de Mongoolse geschiedenis en over de levenswijze van de steppevolkeren. Djengis wordt er voorgesteld als een militair genie en het Mongoolse Rijk als een rijk waar de cultuur, economie en tolerantie bloeiden.
©
© Imageselect
B Hoe China Djengis Khan wegschreef uit Franse expo over … Djengis Khan
uk
Een Frans museum trekt de stekker uit een tentoonstelling over de Mongoolse heerser Djengis Khan. Dat doet het na vergaande bemoeienissen van Beijing, dat steeds harder optreedt tegen etnische Mongolen.
st
Aan het eind van de zomer kreeg de Franse museumdirecteur Bertrand Guillet te horen dat de Chinese autoriteiten hun zegje wilden doen in de expo. Met een eerste eis konden ze nog leven: Beijing wilde niet dat de woorden ‘Djengis Khan’, ‘empire’ en ‘Mongol’ werden gebruikt, dus veranderde de titel van de expo in het wat vagere (…) ‘zoon van de hemel en de steppen’ (…)
fh o
of d
De oorspronkelijke tekst vertelde over hoe een nomadisch volk, de Mongolen, een rijk kon stichten. Hij legde de nadruk op de Pax Mongolica, de manier waarop het Mongoolse Rijk de relaties tussen het Oosten en het Westen bevorderde. In de nieuwe synopsis, die het Inner Mongolian Museum toezond, kwamen de namen van Djengis Khan en zijn zonen en klein zonen niet meer voor. ‘Zo wissen ze zijn politieke en maatschappelijke impact uit’, betreurt Guillet. ‘Het woord Mongools komt pas op pagina elf voor het eerst terug. En dan nog alleen maar als een ‘etnische minderheidsgroep’ in het Grote China van de Han-Chinezen.’
pr oe
(…) Marie-Dominique Even, specialist in de Mongoolse geschiedenis (…) valt niet van haar stoel door de houding van China. ‘Het past helemaal binnen het huidige beleid om alles door de molen van het Chinese nationalisme te halen. Net als Tibet en Xinjiang wordt Binnen-Mongolië, een autonoom gebied, zeer sterk gecontroleerd door de centrale overheid. Die wil de gebieden haar taal en religie, die van de Han [Chinezen], opleggen.’ Dat het museum een verhaal vertelt dat breekt met hun nationale verhaal, is onaanvaardbaar voor hen. Uit: Jolien De Bouw, De Standaard, 15 oktober 2020
• Waarover gaat bron 12A? Welk beeld van het Mongoolse verleden schetst men in bron 12A? • Waarover gaat bron 12B? Welk beeld van het Mongoolse verleden willen de Chinezen in bron 12B schetsen? • Welke uitspraak is juist? Motiveer je keuze. A Het beeld van het verleden staat vast en verandert niet. B Het beeld van het verleden wordt beïnvloed door wat men wil vertellen.
174
F3 Het Chinese keizerrijk en het Mongoolse wereldrijk
Begin 14e eeuw heerst de Malinese koning Mansa Moussa over een groot koninkrijk in West-Afrika. Tegenwoordig noemt men hem op verschillende websites ‘de rijkste man die ooit geleefd heeft’. Mansa Moussa’s rijkdom zou geen grenzen kennen. Hoe ontstaat het Koninkrijk Mali? Wie is de legendarische koning Mansa Moussa? Waarop is het beeld dat Mansa Moussa de rijkste man ooit was, gebaseerd? Over welke primaire bronnen beschikken we?
Het epos van Sundjata
33 14
VA 24
bedevaart Mekka
inname Timboektoe
1312 wordt Moussa uitgeroepen tot ‘mansa’ of koning van Mali. Al bij zijn aantreden maken zijn verschijning en kracht een diepe indruk op het Malinese volk. Onder zijn bewind bereikt het Koninkrijk Mali het toppunt van zijn macht. Begin 14e eeuw is het gebied van het koninkrijk aanzienlijk vergroot. Er heerst orde en rust. Bovendien is het land erg rijk aan goud en ivoor.
uk
1
kroning Mansa Moussa
©
stichting Koninkrijk Mali
13
12
13
35
12
N
IN
F4
Het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
De belangrijkste bron over het ontstaan van Mali is het epos van Sundjata. Dat heldendicht beschrijft hoe de mythische Sundjata Keita het Koninkrijk Mali sticht in 1235. Het epos van Sundjata wordt al sinds de 13e eeuw via mondelinge tradities in stand gehouden. De zogenaamde 'griots', WestAfrikaanse historici en dichters met een belangrijke functie aan het hof, vertellen het van generatie op generatie door. Volgens de legende is Sundjata een kreupel kind dat niet kan spreken en lezen. De ongewenste koningszoon wordt eerst verdreven, maar keert later met troepen terug om zijn volk te bevrijden van de heersende Susu-stam. Ruiters vormen een belangrijk onderdeel van zijn leger. Na zijn overwinning op het leger van de Susu schept Sundjata een rijk in de gebieden waar de stamhoofden hem hebben gesteund in zijn strijd. Het nieuwe koninkrijk breidt zich stelselmatig in WestAfrika uit en wordt Mali genoemd.
pr oe
fh o
of d
st
BRON 1
2
De bedevaart van Mansa Moussa
Wat we over Mansa Moussa weten, hebben we vooral te danken aan de aantekeningen van Arabische geleerden. De griots blijven verrassend stil over Moussa, omdat ze zich vooral concentreren op de mythische stichting van Mali door Sundjata. In BRON 2-3 - 4 -5
In 1324 beslist Moussa een bedevaart naar Mekka te maken met een reusachtige karavaan. Zo’n 20 000 man vergezelt hem tijdens zijn tocht door de Sahara: soldaten, bedienden, artsen, leden van zijn hof … De ezels, kamelen en slaven dragen de voorraden waaronder een enorme som goud. De pelgrimstocht blijft niet onopgemerkt. Bij Moussa’s bezoek aan Caïro toont hij zijn macht en rijkdom door gigantische hoeveelheden van zijn goud uit te geven. Dat zorgt zelfs voor een daling van de waarde van het goud in Egypte. Het duurt nog jaren tot de goudprijzen er weer hun normale niveau bereiken. De terugtocht naar Mali verloopt allesbehalve vlekkeloos. Omdat al zijn goud op is, moet Moussa zich in de schulden werken om eten en slaven te kopen. Een deel van zijn karavaan overleeft de terugreis niet. Mansa Moussa neemt dankzij zijn bedevaart een schat aan kennis mee naar huis. Zo overtuigt hij de Spaans-Arabische architect al-Sahili om voor hem paleizen en moskeeën te bouwen in Mali. Vooral de Djinguereber-moskee in Timboektoe is daarvan een prachtig voorbeeld. Daarnaast laat Mansa Moussa de
F Niet-westerse sameNleviNgeN
175
Na de dood van Mansa Moussa gaat het bergaf met het Koninkrijk Mali. De afgelegen ligging van het rijk werkt dat in de hand. Er ontstaat ook een machtstrijd tussen de nakomelingen van Mansa Moussa en de nakomelingen van zijn broer Mansa BRON 6
KENNEN
KUNNEN
1 het begrip ‘griot’ verklaren 2 het mythische karakter van het ontstaan van Mali uitleggen 3 de rijkdom van Mansa Moussa verklaren 4 drie gevolgen geven van de bedevaart van Mansa Moussa 5 drie oorzaken geven voor de neergang van het Koninkrijk Mali 6 uitleggen hoe het cultureel erfgoed van Mali vandaag bedreigd wordt
1 2 3 4
IN
De neergang van het rijk
N
3
Sulayman. In 1433 komt de symbolisch belangrijke stad Timboektoe in buitenlandse handen en het rijk valt uiteen in een groot aantal kleine staatjes. De opkomst van het Songhai-rijk in de 16e eeuw werkt de interne verdeeldheid verder in de hand. Vandaag is Mali een republiek met een president en beslaat het slechts een deel van het territorium van het oude rijk. De grenzen die tijdens het kolonialisme werden vastgelegd door de Europese grootmachten, respecteerden de stamverbanden niet. Daardoor heeft de Republiek Mali te kampen met ernstige interne spanningen. De Toeareg, een Berberstam, komt regelmatig in opstand tegen de Malinese overheid. Zij willen een eigen staat in Noord-Mali. De conflicten bedreigen het cultureel erfgoed van het land, zoals de historische stad Timboektoe.
VA
grote universiteit van Timboektoe uitbreiden en reorganiseren. Dat leidt ertoe dat de stad het centrum wordt van cultuur, kennis, handel en religie in West-Afrika. Door zijn opzienbarende bedevaart zet Mansa Moussa Mali plots op de kaart. Verhalen over de rijkdom van het land lokken steeds meer NoordAfrikaanse handelaars en diplomaten naar het Koninkrijk Mali.
of d
st
uk
©
historische vragen stellen verschillende soorten bronnen onderscheiden een historische kaart interpreteren de bruikbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen 5 de representativiteit van een bron in functie van een historische vraag beoordelen 6 de betrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen 7 de onderzoekbaarheid van een historische vraag evalueren 8 informatie uit geschreven en niet-geschreven bronnen afleiden 9 historische bronnen vergelijken 10 enkele kenmerken van een niet-westers koninkrijk geven
fh o
BRON 1 A De legende van koning Sundjata Volgens de overlevering stichtte een held, die bekendstaat als Sundjata, het koninkrijk in het begin van de 13e eeuw. Zijn verhaal heeft duidelijk mythische kenmerken. Hij was een kreupele, bespot en verbannen, die naar huis terugkeerde als een overwinnaar en wreker. Ruiters waren de kracht van zijn leger.
pr oe
Uit: F. Fernandez-Armesto, De wereld: een geschiedenis, 2015 Fernandez-Armesto is een Engelse historicus en schreef een aantal populaire historische werken waaronder een wereldgeschiedenis.
176
F4 Het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
C Een Malinese ruiter
©ImageSelect
©
uk
©ImageSelect
VA
N
IN
B Een Malinese krijger
st
Terracotta beeldjes van een krijger en een ruiter uit het Koninkrijk Mali, 13e-15e eeuw, Nationaal Museum van Afrikaanse Kunst, Washington D.C
of d
• Welke mythische aspecten vind je in het verhaal van Sundjata? • Formuleer twee historische vragen die je aan de beelden van de Malinese krijger en ruiter kunt stellen.
BRON 2 De rijkste man die ooit leefde
fh o
Amazon-oprichter Jeff Bezos is de rijkste man ter wereld, volgens de Forbes-miljardairslijst van 2019 die deze week is vrijgegeven. Met een geschat vermogen van 131 miljard dollar is hij de rijkste man in de moderne geschiedenis. Maar hij is zeker niet de rijkste man aller tijden. Men neemt aan dat die titel toebehoorde aan Mansa Moussa, de 14e-eeuwse WestAfrikaanse heerser die zo rijk was, dat zijn gulle giften de economie van een heel land verwoestten.
pr oe
‘Verslagen van tijdgenoten over Moussa’s rijkdom zijn zo ademloos dat het bijna onmogelijk is om een idee te krijgen van hoe rijk en machtig hij werkelijk was’, vertelde Rudolph Butch Ware, universitair hoofddocent geschiedenis aan de Universiteit van Californië, aan de BBC. Mansa Moussa was ‘rijker dan iemand zou kunnen beschrijven’, schreef Jacob Davidson in 2015 over de Afrikaanse koning voor Money.com. In 2012 schatte de Amerikaanse website Celebrity Net Worth zijn vermogen op 400 miljard dollar, maar economische historici zijn het erover eens dat het onmogelijk is om zijn vermogen vast te pinnen op een getal. Uit: Naima Muhamud, Is Mansa Musa the richest man who ever lived?, BBC news, 10 maart 2019, eigen vertaling
• Hoe wordt Mansa Moussa in de titel van het artikel genoemd? • Welke argumenten haalt de auteur aan om Mansa Moussa zo te noemen? • Welke kanttekening kun je plaatsen bij de uitspraak dat Mansa Moussa de rijkste man ooit was? In hoeverre kun je dus de historische vraag ‘hoe rijk was Mansa Moussa’ onderzoeken?
F Niet-westerse samenlevingen
177
Z
Z
Au
Z
Z
N
Z Z
VA
Au Au Au
IN
BRON 3 A Het Koninkrijk Mali en de bedevaart van Mansa Moussa (14e eeuw)
Au Au
©
Au
Au
uk
Z
B Handel brengt welvaart in het Koninkrijk Mali
st
Aan het begin van de 14e eeuw heeft de uitbreiding van Mali naar de inlandse delta, Gao, en de oostelijke Songhayprovincies, enorm bijgedragen aan de landbouw, de begrazing, en de jacht- en visbronnen van het rijk. De nieuwe gebieden boden ook extra slaven om te verhandelen, militaire diensten en meer landbouwproductie. Betalingen van nieuw ondergeschikte koningen en leiders, en tal van nieuw gecontroleerde handelsroutes, verrijkten de schatkist van de overheid.
of d
Tegen het midden van de 14e eeuw, toen Mali het toppunt van zijn imperiale dominantie bereikte, was de transSaharahandel enorm in omvang toegenomen. Door de extravagante* bedevaart van Mansa Moussa en de daaruit voortvloeiende publiciteit in Caïro, werd Mali bekender in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, en zelfs Europa. Verhalen over de rijkdom van Mali lokten steeds meer Noord-Afrikanen naar handelsondernemingen in de Sahara.
fh o
Uit: David Conrad, Rijken uit middeleeuws West-Afrika, 2005, eigen vertaling David Conrad is gespecialiseerd in Afrikaanse geschiedenis. Hij maakt meer dan 35 reizen naar Afrika. Zijn boek ‘Empires of Medieval West Africa’ (‘Rijken uit middeleeuws West-Afrika’) handelt over de geschiedenis van de opeenvolgende rijken van Ghana, Mali en Songhay. Die rijken groeiden onder een reeks machtige leiders, waaronder Mansa Moussa.
pr oe
* extravagant: overdreven en een beetje vreemd
• • • • •
178
Geef vier hedendaagse landen die in de 14e eeuw deel uitmaken van het Koninkrijk Mali. Welke grondstoffen vind je in het rijk? Waaraan dankt Mansa Moussa zijn enorme rijkdom? Welke reis zorgt ervoor dat Mansa Moussa’s bekendheid in de 14e eeuw toeneemt? Het Koninkrijk Mali drijft handel met gebieden buiten het rijk. Vanuit welk gebied vertrekken de meeste handelsroutes naar Mali?
F4 Het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
BRON 4 A al-Umari over Mansa Moussa en zijn bezoek aan Caïro (1324) Vanaf het begin van mijn verblijf in Egypte hoorde ik praten over de komst van deze koning Moussa op zijn pelgrimstocht. Ik merkte dat de inwoners van Caïro enthousiast waren om opnieuw te vertellen over de verkwistende uitgaven van de Afrikanen. Ik vroeg de emir Abu (…) en hij vertelde me over de rijkdom, mannelijke deugden, en vroomheid van de koning:
IN
‘Toen ik hem ging ontmoeten namens de machtige sultan al-Malik al-Nasir, bewees hij mij buitengewoon veel eer en behandelde hij mij met de grootste hoffelijkheid. (…) Daarna stuurde hij vele ladingen onbewerkt inheems goud en andere kostbaarheden naar de schatkist van de sultan. Ik probeerde hem over te halen naar de Citadel te gaan om de sultan te ontmoeten, maar hij weigerde hardnekkig (…) ik realiseerde me dat de audiëntie [het officiële bezoek aan de Sultan] afschuwelijk voor hem was omdat hij verplicht zou zijn de grond en de hand van de sultan te kussen. (…)
VA
Uit: al-Umari, Paden van visie in de rijken van de metropolen, 1337-1338
N
Die man overspoelde Caïro met zijn weldaden. Hij verliet geen emir van het hof, noch de houder van een koninklijk ambt zonder de gift van een lading goud. De inwoners van Caïro maakten onschatbare winsten uit hem. (…) Ze ruilden goud totdat ze de waarde ervan in Egypte verminderden en de prijs ervan deden dalen. (…) Goud had een hoge prijs in Egypte tot zij dat jaar kwamen.’
©
Shibab al-Din al-Umari (1301-1349) is een Arabische historicus, geboren in Damascus. Hij begint zijn carrière als ambtenaar in het Mammelukkensultanaat. Enkele jaren na het bezoek van Mansa Moussa aan Caïro in 1324, trekt ook al-Umari naar de Egyptische stad. Zijn geschriften zijn een belangrijke bron over de bedevaart van Moussa naar Mekka. Hij baseert zich op wat de mensen in Caïro hem vertellen.
pr oe
fh o
of d
st
uk
B Mansa Moussa uitgebeeld in een fragment van de Catalaanse Atlas (1375)
De Catalaanse Atlas is een in 1375 door de Spaans-Joodse cartograaf Abraham Cresques (1325-1387) en zijn zoon Jehoeda Cresques (1350-1427) ontworpen wereldkaart. Die grote en rijk geïllustreerde kaart vormt een hoogtepunt in de middeleeuwse cartografie. Bij de kaart staat het volgende bijschrift: ‘Deze zwarte heer draagt de naam Musa Mali, heer van de zwarte volken van Mali. Zijn land is zo rijk aan goud dat hij de rijkste en meeste nobele koning van allen is.’ De kaart is gemaakt in opdracht van het hof van Aragon. Het is een geschenk van de troonopvolger en latere koning Johan I (13501396) aan de Franse kroonprins Karel (1368-1422).
F Niet-westerse samenlevingen
179
C Ibn Khaldun over Mansa Moussa Mansa Moussa was een goede man en een groot koning, en er worden nog steeds verhalen over zijn gerechtigheid verteld. Hij maakte de bedevaart in 1324 (…) Volgens al-hadj Yunus, de tolk voor die natie in Caïro, kwam die Mansa Moussa uit zijn land met 80 ladingen goudstof waarbij elke lading drie qintars [1 qintar = 50 kg] woog. In hun eigen land gebruiken ze alleen mannelijke of vrouwelijke slaven voor transport, maar voor verre reizen zoals de pelgrimstocht hebben ze rijdieren (…). De regering van die Mansa Moussa duurde 25 jaar.
IN
De hoofdstad van de mensen van Mali is de stad BNY, een uitgestrekte plaats met gecultiveerd land gevoed door stromend water, zeer dichtbevolkt met drukke markten. Momenteel is het een station voor de handel in karavanen uit de Maghreb, Ifriqiya en Egypte [Noord-Afrika], en goederen worden uit alle delen geïmporteerd (…).
N
Uit: Ibn Khaldun, Inleiding tot de geschiedenis, 1377
VA
Ibn Khaldun (1332-1406) is een belangrijke Arabische geleerde die het grootste deel van zijn leven verschillende heersers van Noord-Afrikaanse moslimstaten dient. Tijdens zijn verblijf in Algerije schrijft hij de ‘Al-Muqaddimah’ (‘Inleiding tot de geschiedenis’). Die inleiding beschrijft de geschiedenis van de islam in Noord-Afrika. Khaldun is een zeer zorgvuldige historicus die mondelinge geschiedenissen van Malinese geleerden optekent en ook informatie verzamelt van Arabieren die naar Mali zijn geweest. Zijn deze bronnen primaire of secundaire bronnen? Wie is Mansa Moussa? Hoe wordt zijn karakter omschreven? Hoe wordt Mansa Moussa uitgebeeld in bron 4B? Stemt dat overeen met de beschrijvingen in bron 4A en bron 4C? In hoeverre vind je de bronnen betrouwbaar om een antwoord te geven op de historische vraag ‘Wie is Mansa Moussa’? Beargumenteer je antwoord. • Welke gebeurtenis tijdens de bedevaart van Mansa Moussa zorgt ervoor dat verhalen over de rijkdom van Mali zich verspreiden? • Waaruit blijkt dat die verhalen ook Europa bereiken? • In welke mate heeft dat bijgedragen tot het beeld dat Mansa Moussa ‘de rijkste man ooit’ is, denk je?
st
uk
©
• • • •
B
of d
BRON 5 A Griots
fh o
Veel van wat we weten over het middeleeuwse Mali is te danken aan een fascinatie [bewondering] die van ver buiten zijn grenzen komt. Over de opkomst van Mali zwijgen de binnenlandse bronnen, aangezien de sprekers van de regio, de ‘griots’, weinig te zeggen hebben over het middeleeuwse Mali of Mansa Moussa, omdat ze gefocust zijn op Sundjata [mythische stichter Koninkrijk Mali]. Dat de griots niets te vertellen hebben, roept veel vragen op aangezien Moussa misschien wel de meest legendarische figuur van Mali is.
pr oe
Uit: Michael Gomez, Afrikaanse heerschappij: Een nieuwe geschiedenis van rijken in vroeg en middeleeuws WestAfrika, 2018, eigen vertaling Michael A. Gomez is professor geschiedenis aan de universiteit van New York. In zijn boek over middeleeuws West-Afrika ‘African Dominion’ vertelt hij over het belang van de griot: een West-Afrikaanse historicus, verhalenverteller, dichter of muzikant. Eeuwenlang is de geschiedenis van West-Afrikaanse gemeenschappen levend gehouden door de traditie van verhalen en muziek. De griot wordt vaak gezien als een belangrijke persoon vanwege zijn of haar positie als adviseur van de koning. Griots kennen hun oorsprong in het 13e-eeuwse Mali. Tegenwoordig leven ze nog steeds in veel delen van West-Afrika.
180
F4 Het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
De hedendaagse Malinese griot Cheick Hamala Diabaté, die 800 jaar mondeling overgeleverde geschiedenis doorgeeft.
• • • •
Welke belangrijke rol spelen de griots bij het vastleggen van de West-Afrikaanse geschiedenis? Wat vertellen de griots over Mansa Moussa? Waarom is dat verrassend? Wat zegt dat over de representativiteit van bron 4A, 4B en 4C? TIP Kijk vanuit welk standpunt ze geschreven zijn.
BRON 6 A Schade aan erfgoed Timboektoe erger dan gedacht
IN
De schade aan het erfgoed van Timboektoe, in het noorden van het West-Afrikaanse land Mali, is nog veel erger dan aanvankelijk gedacht. De stad was de voorbije maanden het toneel van een heftige strijd tussen het Malinese leger en verschillende rebellengroepen. Een team van UNESCO trok nu naar de stad om de schade op te meten.
N
‘We dachten dat slechts negen mausolea van de Werelderfgoedlijst waren beschadigd’, zegt Lazare Eloundou Assomo, die de missie leidt. ‘Maar nu blijken er veertien ernstige schade te hebben opgelopen.’ (…) De schade aan de historische gebouwen werd toegebracht door de islamitische fundamentalistische rebellen. Ze beschouwen het erfgoed als afgoderij. (…)
VA
Assomo noemt Timboektoe ‘een symbool van de Afrikaanse geschiedenis’. De stad uit de 12e eeuw werd als scharnier tussen Noord-Afrika en het zuiden van het continent een belangrijk handelscentrum. In de 16e en 17e eeuw trokken ook heel wat geleerden naar Timboektoe en in diezelfde periode werden de grote iconische moskeeën in de stad gebouwd. Timboektoe werd in 1988 erkend als UNESCO Werelderfgoed.
© ImageSelect
pr oe
fh o
of d
st
uk
B De Djinguereber-moskee in Timboektoe (14e eeuw)
©
Uit: Schade aan erfgoed Timboektoe erger dan gedacht, vrt nieuws, 12 juni 2013
Deze moskee werd in 1327 ontworpen door de islamitische architect al-Sahili, in opdracht van Mansa Moussa. Ze staat er vandaag nog steeds als herinnering aan de tijd dat Mali een machtig rijk was. • Hoe en waarom wordt het historisch erfgoed in Mali bedreigd? • Vind je bron 6B bruikbaar om een antwoord te geven op de historische vraag ‘Hoe ontstaat het Koninkrijk Mali?’? Beargumenteer je antwoord.
F Niet-westerse samenlevingen
181
IN N
In de 19e eeuw herontdekt men niet alleen de middeleeuwen, maar construeert men ook een ideaalbeeld van die tijd. Je hebt zo al de visie van Hendrik Conscience op de Guldensporenslag bestudeerd. Een figuur die in de 19e eeuw opnieuw populair wordt, is de legendarische Britse koning Arthur. In de middeleeuwen is hij al een legende en een voorbeeld van ridderlijke heldhaftigheid. Wie is echter de echte koning Arthur?
OUDE NABIJE OOSTEN
pr oe
fh o
of d
st
PREHISTORIE
182
G de middeleeuweN aNders BekekeN
. v. C 0 80 ±
uk
±
35
0
0
v. C
.
©
VA
G
De middeleeuwen anders bekeken
KLASSIEKE OUD
IN N VA 5
©
uk
±
19
4
50
17
14 ±
±
50
0 50 ±
HEDENDAAGSE TIJD
st
MIDDELEEUWEN
of d
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
fh o
‘Arthur’ is de Keltische versie van de Latijnse naam ‘Artorius’. Geschiedkundigen twijfelen of je de Britse held Arthur wel koning van de Britten mag noemen. Zij denken op basis van oude teksten en verhalen dat Arthur eerder een ‘dux bellorum’ was. In tijden van oorlog krijgt de ‘dux bellorum’ het commando over een Brits leger en volgt iedereen, koningen inbegrepen, zijn bevelen op. Hij vormt dus een soort van ‘crisismanager’. Er bestaat geen twijfel over de bekwaamheid van Arthur als ‘dux bellorum’. Hij zou in twaalf veldslagen tussen 510 en 539 zijn leger naar de overwinning geleid hebben. De vernietiging van een Angelsaksisch leger bij Badon maakt van Arthur een levende legende. Je mag de eensgezindheid van de Britten achter Arthur echter niet overdrijven. Enkele veldtochten zijn waarschijnlijk gericht tegen onwillige Britse vorsten
pr oe
DHEID
die het gezag van Arthur niet erkennen of zelfs onder één hoedje spelen met Germanen, Scotti en Picten. Op basis van zijn successen heeft ‘dux’ Arthur waarschijnlijk een greep naar de macht gedaan. Vermoedelijk wilde hij ook in vredestijd leider van de Britten zijn. Enkele Britse koningen weigeren hem te gehoorzamen en verzetten zich. Arthur sneuvelt daarop in de Slag bij Camlann. Een miniatuur die dat afb eeldt, zie je links. De legende vertelt dat hij niet echt dood is, maar slechts rust. Zijn lichaam bevindt zich op het eiland Avalon, klaar om weer te ontwaken wanneer Brittannië in nood is ...
G de middeleeuweN aNders BekekeN
183
G1
De vrouw in de middeleeuwen
OUDE NABIJE OOSTEN
KLASSIEKE OUDHEID
5 4 19
±
±
17
50
50
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
uk
In het oude Rome hebben mannen en vrouwen geen gelijke rechten, vrouwen staan onder het wettelijke gezag van een man, hun vader of echtgenoot. Vrouwen zijn ondergeschikt aan de man en moeten hem gehoorzamen. In navolging daarvan staan vrouwen ook in het vroege christendom onder het gezag van de man en moeten zij ook hun man gehoorzamen. Maar belangrijker is de wederzijdse liefde. Bij de Germanen heeft de vrouw een bevoorrechte plaats in het gezin. BRON 1
huwelijk wordt de man voortaan eigenaar van de bezittingen van de vrouw. Na zijn dood wordt zij onder voogdij geplaatst van een mannelijk familielid (vader, oom, schoonvader, neef, zoon, schoonzoon ...) of gewoon aan haar lot overgelaten.
2
Vrouwen met macht
Vanaf de 12e eeuw bestuderen de middeleeuwers het Romeinse recht opnieuw. In de daaropvolgende eeuwen nemen de vorsten Romeinse bepalingen op in hun wetteksten. Voor de vrouwen is dat erg ongunstig. Ze worden net zoals in de Romeinse tijd volledig ondergeschikt gemaakt aan de man. Bij het
Je weet al dat er in West-Europa vanaf de 12e eeuw universiteiten ontstaan. Vrouwen zijn er niet toegelaten. Die universiteiten trekken het wetenschappelijke onderwijs naar zich toe ten nadele van de kloosterscholen. Ze verkondigen het voor de vrouw nadelige Romeinse recht.
fh o
Die drie tradities versmelten en zijn bepalend voor de positie van de vrouw in de middeleeuwen. Net zoals bij de Germanen mag de vrouw bezittingen hebben. Ze mag geld beheren, grond en huizen kopen, schenkingen doen ... Als ze gehuwd is, moet de vrouw haar man gehoorzamen. Dat houdt onder meer in dat de man voortaan haar bezittingen zal beheren. Als de man sterft, komen de goederen weer onder haar beheer. Meer nog, ze mag na zijn dood zelfs vrij beschikken over zijn goederen.
Sommige vrouwenkloosters groeien uit tot centra van kennis en cultuur met een grote uitstraling naar de buitenwereld. Kloosterzusters kopiëren handschriften en miniaturen voor opdrachtgevers. Ze kunnen dus lezen en schrijven. Sommige abdissen schrijven ‘encyclopedieën’ die de nonnen vertrouwd maken met het geloof, de wetenschap (bijvoorbeeld geneeskunde) en de techniek. Op hun beurt geven zij hun kennis door aan kinderen en jongeren in kloosterscholen. Vaak zijn kloosters toegankelijk voor vrouwen en mannen. Die dubbelkloosters staan in een aantal gevallen zelfs onder leiding van een abdis. Wereldlijke en geestelijke gezagsdragers vragen hen zelfs om raad.
pr oe 184
HEDENDAAGSE TIJD
st
1
De vrouw heeft aanvankelijk rechten
of d
abdis: overste van een abdij, vrouwelijke tegenhanger van een abt
±
MIDDELEEUWEN
©
PREHISTORIE
14
0
VA ±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
N
IN
Voor de Belgische wet zijn mannen en vrouwen gelijk. Bovendien beschermen bepaalde wetten vrouwen, bijvoorbeeld tegen al te zware arbeid. Welke plaats bekleden vrouwen in de middeleeuwse samenleving? Welk werk doen ze? Hoe denken middeleeuwse mannen over vrouwen?
G1 de vrouw iN de middeleeuweN
4
Mannen hebben vaak een negatief beeld over vrouwen
Veel mannen vinden het onzinnig dat vrouwen een beroep aanleren: ze moeten alleen hun man van dienst zijn. Jonge meisjes proberen zich voor te bereiden op het huwelijk door als dienstmeisje te gaan werken. Gedurende de hele middeleeuwen denken vooral monniken heel negatief over vrouwen. Zij zien elke vrouw als een verleidster die hun hoofd op hol wil brengen. Die monniken willen vooral hun jonge collega’s beschermen. Hun geschriften hebben ook een grote invloed buiten het klooster. Vanaf de 13e eeuw wordt dat negatieve vrouwbeeld nog versterkt door de herontdekking van de Griekse filosofie, die vrouwen niet gunstig gezind is. In schril contrast daarmee staat de vrouwen verering in de hoofse liefde (zie les D6).
N
IN
BRON 5 - 6
st
uk
BRON 2-3 - 4 -7 Op het platteland is er een duidelijke taakverdeling voor man en vrouw. De vrouw doet het huishoudelijke werk: voedselvoorraden aanleggen, brood bakken, bier brouwen, kleding vervaardigen, wassen ... Ook een aantal landbouwtaken zijn voor haar rekening: schapen scheren, gras maaien voor hooi, de tuin omspitten, oogsten ... De eigenaars van grotere boerderijen schakelen vrouwen in als dagloner en geven hun vaak zelfs hetzelfde loon als de mannelijke arbeiders.
dagloner: arbeider die per dag wordt betaald
VA
3
Vrouwenarbeid
woningen rond een kerk. Zij wonen in aparte huizen en staan zelf in voor hun eigen onderhoud en zijn heel zelfstandig. Begijnen beloven vroom, sober en ongehuwd te leven, maar zij mogen op ieder moment vrij de gemeenschap verlaten.
©
Een aantal adellijke vrouwen bekleedt vooral om praktische redenen een belangrijke positie in de samenleving. Als bijvoorbeeld de kasteelheer voor lange tijd afwezig is, kan het domein niet onbeheerd worden achtergelaten. Daarom neemt zijn vrouw vaak het beheer over tijdens zijn afwezigheid. Vanaf de 12e eeuw doen de edelen voor het beheer van hun landgoederen echter steeds meer een beroep op speciaal opgeleide rentmeesters. Op het einde van de middeleeuwen beperkt de wereld van de kasteelvrouw zich meestal tot het vrouwenvertrek waar borduren en spinnen haar voornaamste bezigheden zijn. Uiteraard zijn er ook vrouwen die wel een belangrijke rol spelen. Ze oefenen dikwijls achter de schermen invloed uit.
pr oe
fh o
of d
Ook in de steden komt vrouwenarbeid veelvuldig voor. Vrouwelijke winkeliers verkopen fruit, vis en ook zelfgemaakte waren. In grote steden zijn er zelfs vrouwelijke groothandelaars die internationale handel drijven. Vrouwen treden toe tot gilden die kleding en luxeartikelen produceren. Daarnaast is bier brouwen het stedelijke ambacht dat vrouwen het meest uitoefenen. Een aantal vrouwen werkt als goedkope dagloners in de bouw en de metaalnijverheid. Veel mannelijke ambachtslieden zijn niet tevreden met die vrouwenarbeid. Ze geven de vrouwen de schuld als er een crisis opduikt. Ze zijn ook bang dat hun meesters goedkopere vrouwelijke arbeiders verkiezen. Vaak gaat het stadsbestuur in op die mannelijke klachten en stelt allerlei bepalingen op die de vrouwenarbeid beperken. Vooral vanaf de 15e eeuw worden de vrouwen op die manier uit de stedelijke productie verdrongen. Vrouwen mogen voortaan alleen meewerken met hun man of bij een andere ‘heer en meester’, maar mogen geen zelfstandig beroep meer uitoefenen. In het spoor van vele kerkelijke hervormingen ontstaan in de 12e-13e eeuw nieuwe levensstijlen in Europa. Sommige vrouwen leiden alleen of in kleine groepen een vroom en sober leven. Later groeperen zij zich in een begijnhof: een verzameling van
KENNEN 1 het belang van de vrouwelijke geestelijke in de middeleeuwse samenleving beschrijven 2 de positie van een rijke vrouw in de samenleving beschrijven 3 haar positie met die van de Romeinse vrouw vergelijken en vanuit het christendom verklaren 4 de slechtere situatie van de adellijke vrouw op het einde van de middeleeuwen beschrijven en verklaren 5 het verschil tussen begijnen en kloosterzusters uitleggen 6 de situatie van de volksvrouw beschrijven 7 de verering en verachting van de middeleeuwse vrouw beschrijven en verklaren
KUNNEN 1 2 3 4
opdrachten bij een geschreven bron oplossen twee tekstbronnen met elkaar vergelijken een tekstbron en een afbeelding vergelijken situaties uit het verleden met situaties uit het heden vergelijken
G De middeleeuwen anders bekeken
185
BRON 1 A
BRON 2 Vrouwen aan het werk
N
IN
In de vroege middeleeuwen schonk de echtgenoot of zijn familie goederen aan de familie van de vrouw als ‘compensatie’ voor het verlies dat die familie moest ondergaan door een van haar dochters af te staan. Later schonk men de goederen aan de echtgenote zelf die als tegenprestatie waardepapieren, onroerende goederen en geld inbracht. Ze ‘schonk’ die aan haar echtgenoot of hield ze in eigen bezit. Zo was haar levensonderhoud na de dood van haar echtgenoot verzekerd.
©
st
C
uk
Vanaf de 12e eeuw werd de door de vrouw meegebrachte bruidsschat groter en de bijdrage van de man kleiner. Sommige bijdragen werden zelfs door de overheid verboden, zoals in 1143 de tertia uit Genua (een van oorsprong Germaans gebruik) volgens welk een vrouw het recht had op een derde van de bezittingen van haar echtgenoot.
VA
B
Uit: Les Très Riches Heures du Duc de Berry, een getijdenboek gemaakt door de gebroeders van Limburg (tussen 1411 en 1416, Musée Condé, Chantilly)
fh o
of d
Vanaf de 14e-15e eeuw had de vrouw meestal niet meer het recht om vrij te beschikken over de bezittingen die haar man haar geschonken had. De man beheerde de goederen tijdens zijn leven. Na zijn dood had de vrouw niet meer dan het vruchtgebruik en zij had niet het recht ze bij testament na te laten aan wie ze maar wilde. Uit: C. Klapisch-Zuber, De wereld van de middeleeuwen
pr oe
• Als een man en een vrouw in het huwelijk treden, worden er goederen uitgewisseld. Leg uit. • Wat gebeurt er als de man sterft? • Welke verandering is er merkbaar sinds de 12e eeuw? • Vanaf de 15e eeuw is de situatie heel ongunstig voor de vrouw. Leg uit.
• Wat voor werk voeren de vrouwen uit? BRON 3 In de jaren 1439 tot 1477 bevonden zich onder de parochianen van de Sankt-Sevbaldparochie in Neurenberg negen vrouwelijke kopersmeden, zeven vrouwelijke koperslagers, een messenmaakster, een vingerhoedmaakster, een draadtrekster, drie vrouwelijke blikslagers, een pasloodmaakster en zes tingietsters. (...) Er hebben ook vrouwen in de bouw gewerkt, en zelfs zware lichamelijke arbeid verricht, namelijk als helpsters bij het aanmaken van specie, het dakdekken en ook bij glazenierwerk. Zij werden per dag in dienst genomen en betaald, als goedkope arbeidskrachten tegenover de duurdere mannelijke dagloners. Uit: C. Opitz, Geschiedenis van de vrouw
• Noem vijf verschillende beroepen waarin de vrouw werkzaam is. • Ook in de bouwsector worden vrouwen ingeschakeld. Is dat in de eigen tijd ook het geval? • Krijgen vrouwen hetzelfde loon?
186
G1 De vrouw in de middeleeuwen
BRON 5
BRON 4 De Hortus deliciarum (‘Tuin der lusten’)
N
IN
De schoonheid des lichaams bestaat alleen in de huid. Want als de mensen zagen wat er onder de huid is … zouden zij walgen van het zien der vrouwen. Die bevalligheid bestaat in slijm en bloed, in vocht en gal. Als toch iemand bedenkt wat er in de neusgaten, en wat er in de keel en wat er in de buik verborgen is, zal hij altijd vuil vinden. En als wij zelfs niet met de vingertoppen slijm of drek kunnen aanraken, hoe kunnen wij dan begeren, de drekbuidel zelf te omhelzen.
VA
Uit: Odo, tweede abt van Cluny, begin 10e eeuw Odo is een van de belangrijkste kerkleiders uit de 10e eeuw.
©
• Hoe denkt deze kerkleider over de vrouw? • Hoe belangrijk is Cluny? Raadpleeg les D4.
of d
st
• Wat wordt afgebeeld? • Wat is er vreemd aan de voorstelling?
pr oe
fh o
BRON 7 Het begijnhof van Diksmuide
BRON 6
uk
Dit werk is een geïllustreerde encyclopedie in het Latijn, geschreven door Herrade van Landsberg tussen 1175 en 1195. Zij was abdis van het klooster Hohenburg op de Odilienberg in de Elzas. Het is de eerste encyclopedie die door een vrouw is samengesteld. Hij bevat 350 miniaturen en vat de kennis van die tijd samen. Het origineel is verloren gegaan in 1870, maar er bestaat een zeer nauwkeurige kopie van.
Ze willen de hele dag (...) met vrouwen dansen. En weet goed dat de Duivel hun dans leidt en dat Satan hun waanzin zozeer aanvuurt en hun passie zo in vuur en vlam zet dat hij hen door liefdesexcessen voor hun dames in aanbidding brengt. Omdat ze de Schepper met ware liefde zouden moeten beminnen, met hun hele hart, ziel en verstand, houden ze zondig van hun dames en hierom maken ze van hem hun godheid. Weet dat ze door hen te aanbidden in werkelijkheid Satan eren en de verraderlijke Duivel tot hun god maken, Satan en Belial. Naar: Matfre Ermengaud (13e eeuw), dichter en monnik
• Waarvoor waarschuwt de dichter? • Waarmee vergelijkt hij de liefde voor de vrouw? • Welk aspect van de liefde veroordeelt hij?
© Willemdd
• Zoek in de lestekst op wat begijnen zijn. • Beschrijf de foto in je eigen woorden.
G De middeleeuwen anders bekeken
187
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog beleven we in West-Europa een onafgebroken periode van vrede. Voor de meesten van ons is oorlog – gelukkig maar – dan ook iets dat veraf staat van ons dagelijks leven. We kennen oorlog alleen maar via de media of van films, series, games … Eeuwenlang is oorlog in West-Europa echter de regel en vrede de uitzondering. In deze les leer je iets over oorlogsvoering in de middeleeuwen. Wie zijn de strijders? Op welke manieren wordt er gevochten? Waar levert men strijd? Welke wapens worden er gebruikt?
©
50 17 ±
uk
VROEGMODERNE TIJD
Een groot deel van de middeleeuwse oorlogsvoering bestaat uit belegeringen waarbij de inzet van ruiters veelal overbodig is. De infanterist beschikt ook over een veel grotere wendbaarheid dan zijn bereden collega: te voet kun je immers veel makkelijker en sneller reageren dan op een dravend paard. In de praktijk vechten de adellijke ruiters zij aan zij met allerlei soorten voetvolk (boogschutters, slingeraars). Tijdens de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) winnen de Engelsen heel wat veldslagen omdat zij, in tegenstelling tot hun Franse tegenstanders, hun paard aan de kant laten.
st
of d
Het bezit van een strijdpaard en een metalen wapenrusting (maliënkolder) geldt al sinds de Karolingische tijd als een belangrijke uiting van adeldom. Daaruit ontstaat het (eenzijdige) beeld dat de middeleeuwse oorlogsvoering vooral een treffen is tussen gepantserde adellijke ruiters (cavalerie). Het voetvolk (infanterie) dient daarbij hooguit als decoratie. Dat heldhaftige beeld wordt dik in de verf gezet door de adel en de kroniekschrijvers die door de adel betaald worden. Hoewel de inzet van de ruiterij soms beslissend geweest is (zoals bij de Slag bij Bouvines in 1214 of de Slag bij Woeringen in 1288), worden veel middeleeuwse veldslagen te voet uitgevochten. De oorlogsvoering met cavalerie vereist immers bijzondere terreinomstandigheden. Zo kan Willem de Veroveraar in Hastings (1066) zijn Normandische ruiters pas inzetten wanneer de Angelsaksische krijgers (allen te voet vechtend) zich in open veld begeven. En tijdens de Guldensporen slag (1302) gaat de Franse ruiterij ten onder op de drassige en met waterlopen doorsneden Vlaamse bodem. BRON 1-3
pr oe 188
MIDDELEEUWEN
Ruiters (cavalerie) en voetvolk (infanterie)
fh o
infanterist: soldaat die te voet vecht
1
50
14
±
80 ±
KLASSIEKE OUDHEID
maliënkolder: soort van hemd dat bestaat uit ijzeren ringetjes
VA
±
0
50
v. C
.
0
N
IN
G2
Oorlog en oorlogsvoering
G2 Oorlog en oorlogsvoering
Algemeen tellen de middeleeuwse Europese legers meer voetvolk dan ruiters. De enige volkeren die haast uitsluitend te paard strijden, zijn de Aziatische steppevolkeren, namelijk de Hunnen (4e-5e eeuw) en de Mongolen (13e-14e eeuw). Zij koppelen snelheid aan een kundig gebruik van pijl en boog. Tijdens de tweede helft van de middeleeuwen zullen strijders, en vooral de adellijke ruiterij, steeds meer beschermende kledij gaan dragen. De gewone maliënkolder alleen biedt niet meer genoeg bescherming tegen bijvoorbeeld pijlen. Metalen borstplaten en been- en armbescherming verhogen de veiligheid. Tegen het begin van de 15e eeuw dragen de adellijke strijders een volledig metalen harnas.
Aanval en verdediging
Net zoals in de oudheid bestaat oorlogs voering in de middeleeuwen voor een flink deel uit het belegeren van versterkte vestingen. De belegeringstechnieken en -tuigen (zoals de katapult) hebben de middeleeuwers grotendeels overgenomen van de Romeinen.
N
IN
BRON 4 Naast militaire confrontaties op het land wordt er in de middeleeuwen ook op het water gevochten. Middeleeuwse zeeslagen zijn net zoals in de oudheid in feite ‘landgevechten op het water’. Vijandelijke vloten varen dicht tegen elkaar aan, waarna de krijgslieden een ‘nabijgevecht’ leveren, als bij eender welke veldslag. Tijdens de Slag van Sluis (1340) ketenen de Fransen hun schepen zelfs aan elkaar vast om een groot strijdplatform te creëren. Bovendien worden ‘zeeslagen’ altijd dicht bij de kust uitgevochten en vormen zij een onderdeel van de oorlogsvoering te land.
De laatste grote zeeslag van dat type vindt plaats bij het Griekse Lepanto (1571), waar een SpaansVenetiaanse vloot haar Turkse tegenstander verslaat. Daarna zal de inzet van scheepsgeschut de oorlogsvoering ter zee een ander gezicht geven. Schepen zullen elkaar dan vooral van op afstand beschieten, met de bedoeling de tegenstander tot zinken te brengen.
4
Blanke wapens en vuurwapens
uk
BRON 2
Niet alleen te land ...
VA
2
3
©
Aanvankelijk bestaan de legers uit adellijke vazallen en hun soldaten die zo hun plicht tegenover hun heer vervullen. Die militaire plicht geldt in theorie echter maar voor een beperkt aantal dagen per jaar. Naarmate oorlogen langer beginnen te duren, worden feodale legers vaak aangevuld met huurlingen. Zolang er betaald wordt, kunnen de huurlingen ingezet worden. Die strijders zijn evenwel niet altijd te vertrouwen. Bovendien slaan ze vaak aan het plunderen als ze niet of onvoldoende betaald worden of als hun ‘contract’ afgelopen is. Tijdens de Honderdjarige Oorlog heeft Frankrijk zwaar te lijden onder dergelijke rondtrekkende huurlingengroepen. Tegen het einde van de middeleeuwen beginnen sommige koningen dergelijke soldaten permanent in dienst te houden. Dat zal de basis leggen voor staande legers; legers die men op elk moment kan inzetten. Die evolutie is maar mogelijk doordat sommige vorsten over steeds meer financiële middelen zullen beschikken.
st
Middeleeuwse veldslagen worden gevoerd met allerlei soorten zwaarden, strijdknotsen, bijlen en lansen, de zogenaamde ‘blanke’ wapens. Als afstandswapens zijn er vooral de boog en de kruisboog. Pijlen afgeschoten met een kruisboog kunnen gemakkelijker een harnas doorboren dan pijlen afgeschoten met een gewone boog. Bovendien kun je met een kruisboog beter richten en heb je als schutter weinig oefening nodig. Met een gewone boog kun je echter meer pijlen per minuut afschieten.
pr oe
fh o
of d
Omstreeks 1000 worden de versterkte houten hoeves vervangen door stenen burchten. Het centrale deel van zo’n burcht is de donjon of slottoren, een hoge stenen toren met dikke muren waarin de verblijven van de burchtheer zijn gevestigd. Burchten krijgen ook steeds hogere muren en slotgrachten. Die evolutie leidt dan weer tot steeds krachtigere belegeringswapens. Omdat rechthoekige torens niet (goed) bestand zijn tegen die nieuwe wapens, worden ze geleidelijk vervangen door ronde torens. De muren krijgen ook een lichte helling, waardoor de impact van de afgevuurde projectielen kleiner wordt. Ook de opkomende steden gaan zich steeds meer beschermen met een stenen omwalling en versterkte toegangspoorten. Goed bemande vestingen met dikke muren kunnen vaak een maandenlange belegering doorstaan. Burcht- en stadsmuren worden kwetsbaar wanneer vanaf de 15e eeuw zware kanonnen (artillerie) in de strijd ingezet worden. In 1453 bijvoorbeeld breken de muren van Constantinopel onder de inslagen van de Turkse belegeringsartillerie.
Al vanaf de 7e eeuw gebruiken de Byzantijnen het zogenaamde ‘Grieks vuur’, een ontvlambare vloeistof die met een soort vlammenwerper weggespoten wordt. Omstreeks 1300 leert Europa het buskruit kennen, uitgevonden door de Chinezen (zie les F3). De eerste kanonnen zijn weinig efficiënt. Ze hebben een beperkte reikwijdte en vormen met hun houten loop vaak een groter gevaar voor de kanonnier dan voor de vijand. Vuurwapens worden pas echt belangrijk vanaf de 15e eeuw. De kanonnen worden op wielen geplaatst en voorzien van metalen lopen. Ook komen er lichte handvuurwapens in gebruik, de haakbussen. Mede dankzij het nieuwe wapentuig zullen de koningen de al te zelfstandige adel en steden onderwerpen en gebieden buiten Europa veroveren.
G De middeleeuwen anders bekeken
189
edellieden minachten de krijgslieden die ermee omgaan. De opkomst van de vuurwapens betekent echter geleidelijk het einde voor de adel als militaire groep.
De inzet van vuurwapens is de enige belangrijke vernieuwing in de oorlogsvoering van de middeleeuwen. Lange tijd echter beschouwt de met blanke wapens vechtende adel ze als onsportief. De
KENNEN
KUNNEN
1
1 2 3
©
VA
N
IN
bronnen analyseren beperkingen van bronnen vaststellen aan de hand van afbeeldingen bepaalde militaire evoluties herkennen
BRON 1 Wapenuitrustingen
st
uk
de begrippen ‘cavalerie’, ‘infanterie’, ‘artillerie’, ‘maliënkolder’, ‘donjon’, ‘Grieks vuur’ en ‘staand leger’ uitleggen 2 twee redenen geven waarom de adellijke ruiterij in de middeleeuwse oorlogsvoering niet altijd een bepalende rol in de strijd heeft gespeeld 3 een voordeel van de infanterie geven 4 de evolutie van de wapenuitrusting van de adellijke krijgers beschrijven 5 de evolutie van de legers doorheen de middeleeuwen schetsen 6 de evolutie in de vestingbouw schetsen 7 beschrijven hoe een middeleeuwse zeeslag wordt uitgevochten 8 de evolutie van vuurwapens uitleggen 9 twee gevolgen van de opkomst van de vuurwapens noemen 10 aantonen dat de middeleeuwse oorlogsvoering in verschillende opzichten een sterke continuïteit vertoont met de klassieke oudheid
pr oe
fh o
of d
A Normandische ridder met maliënkolder uit de 11e eeuw
190
G2 oorlog eN oorlogsvoeriNg
B Italiaanse wapenuitrusting, eind 14e eeuw
Doorheen zijn lange regeerperiode wordt Hendrik steeds dikker en dikker en moeten er telkens nieuwe harnassen gemaakt worden. Dit harnas is waarschijnlijk bedoeld voor toernooien.
C Engels harnas, op maat gemaakt voor koning Hendrik VIII (reg. 1509-1547), 1540 (h. 187,5 cm, taille 129,2 cm, gewicht 35,33 kg, Royal Armouries, Tower of London)
N
IN
De Royal Armouries is een van de oudste nog bestaande musea in Europa. De zogenaamde Line of Kings waarvan het harnas tegenwoordig ook deel uitmaakt, gaat terug tot de 17e eeuw. Aanvankelijk dient de collectie vooral propagandadoeleinden: de Engelse koningen, wier gezag in de 17e eeuw betwist wordt, willen met de collectie harnassen hun grootsheid aantonen. Daardoor zijn delen van de collectie soms gefantaseerd. Onderdelen uit verschillende periodes worden bij elkaar gestoken en toegedicht aan belangrijke koningen uit de Engelse geschiedenis. Vanaf de 19e eeuw is men de collectie een wetenschappelijk verantwoorde basis gaan geven.
st
BRON 2 Versterkingen
uk
©
VA
• Verklaar de evolutie die je ziet in de wapenuitrusting van de krijgers. • Geef een nadeel van het (Engelse) harnas tegenover de maliënkolder. • Het tentoonstellen voor publiek van wapenuitrusting is een oud gebruik. Het doel van die soort tentoonstellingen is wel veranderd. Wat is het verschil tussen onze hedendaagse tijd en het verleden? • Willen hedendaagse bezoekers van dit soort wapencollecties vooral wetenschappelijk geïnformeerd worden?
B Donjon van Loches, (departement Indre-et-Loire, Frankrijk)
pr oe
fh o
of d
A Reconstructie van een mottekasteel, Saint-Sylvain d’Anjou (departement Maine-et-Loire, Frankrijk)
Mottekastelen worden gebouwd tussen de 10e en de 12e eeuw. Het zijn houten constructies op een, al dan niet kunstmatige, heuvel (een motte). Daarbij is er vaak een voorburcht, ook met een houten omwalling. Beide burchten zijn met elkaar verbonden door een versterkte houten trap. De reconstructie is gebouwd tussen 1986 en 1992.
De rechthoekige donjon is 36 m hoog en vormt de kern van het kasteel van Loches. De oudste delen van het kasteel gaan terug tot de 9e eeuw. Het kasteel staat op een rots en domineert de stad. In de 12e eeuw komt het in handen van de Engelse koningen. Het wordt geregeld belegerd door de Fransen. Uiteindelijk komt het in Franse handen en wordt het fort verder versterkt tot een van de belangrijkste burchten van het Franse koninkrijk. In latere eeuwen wordt het deels verbouwd tot een meer luxueus verblijf. In de 18e eeuw dient het fort als gevangenis. Tijdens de Franse Revolutie raakt het bouwwerk zwaar beschadigd, maar vanaf de 19e eeuw begint men met restauratiewerken. Vandaag is het een museum.
G de middeleeuweN aNders BekekeN
191
C Kasteel van Falaise (departement Calvados, Normandië, Frankrijk)
N
IN
Het kasteel heeft drie donjons. Het is in de 12e eeuw gebouwd in opdracht van de Engelse koningen die toen ook over Normandië heersten. In de 13e eeuw komt het kasteel in handen van de Franse koningen. Zij laten de 35 m hoge, ronde donjon bouwen. In de loop van de vroegmoderne tijd verliest het zijn militaire betekenis en raakt het in verval. Vanaf de 19e eeuw begint men het complex te restaureren.
VA
• Verklaar de evolutie die je ziet in de vestingbouw. • Zijn al die burchten historische bronnen?
BRON 3 Belegeringstuigen
B Trébuchet (reconstructietekening)
pr oe
fh o
of d
st
uk
©
A Belegeringstoren
• Wat is het doel van een belegeringstoren, denk je?
192
G2 Oorlog en oorlogsvoering
Een trébuchet is een soort katapult. Door het loslaten van het contragewicht kan een object, meestal een zware steen, met veel kracht en over een grote afstand weggeslingerd worden • Wat is het doel van een trébuchet, denk je?
© ImageSelect
uk
©
VA
N
IN
BRON 4 De Zeeslag bij Sluis, 24 juni 1340
st
De slag was een van de eerste confrontaties in de Honderdjarige Oorlog. De Fransen lijden bij de Vlaamse kust een zware nederlaag tegen de Engelse vloot.
of d
Uit: Loyset Liédet, Bataille de l’Écluse. In: Jean Froissart, Chroniques (Gruuthuse manuscript), midden jaren 1470, Manuscript op perkament, Bibliothéque Nationale de France
fh o
Jean Froissart (ca. 1337-1405) is een kroniekschrijver uit het graafschap Henegouwen. Hij treedt in 1362 in dienst van Filippa van Henegouwen, de echtgenote van de Engelse koning Edward III. Zijn belangrijkste werk, zijn kroniek, schrijft hij tijdens het laatste kwart van de 14e eeuw. Daarin beschrijft hij de gebeurtenissen tussen 1327 – de kroning van Edward III – en het begin van de 15e eeuw. Hij baseert zich daarvoor op eerdere kronieken en ooggetuigenverslagen. Hij heeft echter vooral oog voor de heldendaden en de moed van de koningen en de adel. Die groep vormt immers zijn lezerspubliek. Over hen schrijft hij dan ook erg gedetailleerd.
pr oe
Het manuscript waarin deze afbeelding te zien is, komt uit een latere kopie van het werk van Froissart. Het wordt gemaakt in de tweede helft van de 15e eeuw voor een belangrijke Vlaamse edelman, Lodewijk van Gruuthuse (1422-1492). Voor de versiering van het manuscript worden beroemde boekverluchters aangetrokken waaronder Loyset Liédet (ca. 1420-na 1484). Zoals dan de gewoonte is, beelden zij de gebeurtenissen in een eigentijdse stijl uit. Deze slag was een van de eerste confrontaties in de Honderdjarige Oorlog. De Engelse koning hoopt op de steun van het graafschap Vlaanderen in zijn conflict met de Franse koning. De Vlaamse graaf, een leenman van de Franse koning, kiest echter de zijde van zijn leenheer. Een deel van de Vlaamse bevolking kiest, om onder andere economische redenen, de kant van Engeland. Begin 1340 werd Edward III in Gent zelfs uitgeroepen tot koning van Frankrijk. Zijn rivaal, Filips VI van Frankrijk, stuurt een vloot om te verhinderen dat de Engelsen Vlaanderen volledig onder hun controle krijgen. Ondanks het feit dat de Fransen meer schepen en soldaten hebben, verliezen ze de slag. Dat is de eerste in een lange reeks van pijnlijke nederlagen.
• Hoe worden middeleeuwse zeeslagen uitgevochten? • Is de afbeelding van Liédet een historische weergave van de slag? • De kroniek van Jean Froissart is enerzijds een bruikbare bron voor onze kennis over de Honderdjarige Oorlog. Anderzijds zul je er ook bepaalde informatie niet in vinden. Probeer een vraag te vinden waarop je waarschijnlijk geen antwoord zal kunnen vinden in het werk van Froissart.
G De middeleeuwen anders bekeken
193
G3
Energie en techniek
OUDE NABIJE OOSTEN
pr oe
fh o
of d
BRON 1-2 Spierkracht blijft de belangrijkste energiebron. De uitvinding van het houten gareel of haam maakt het mogelijk om ook paarden in te zetten bij het trekken van een ploeg. Paarden zijn sneller dan ossen waardoor het werk sneller kan gebeuren. Toch blijft lange tijd de os in gebruik als trekdier: hij is goedkoper in ‘onderhoud’ en levert ook vlees. Naast de os wordt de ezel ingeschakeld. Vanaf de 12e eeuw wint het paard het in veel gebieden van de os als trekdier. Ondanks de inzet van die dieren blijft menselijke spierkracht onmisbaar. Volgens recente berekeningen levert menselijke spierkracht 80 % van de nodige energie in de middeleeuwse samenleving.
Een belangrijke vooruitgang is de verspreiding van de water- en windmolen vanaf de 11e en de 12e eeuw. Over de oorsprong van de windmolen bestaat heel wat onzekerheid. In de 7e eeuw is de windmolen al in gebruik in Perzië. Volgens sommige onderzoekers zou door contacten met de Arabische wereld de windmolen in Europa zijn ingevoerd. Andere vermoeden dat de windmolen een Europese uitvinding is omdat die van vorm helemaal verschilt van de Perzische. De watermolen die in de klassieke oudheid uitgevonden is, wordt vooral gebruikt om graan te malen. Maalmolens vermalen ruwe producten tussen twee
194
G3 eNergie eN techNiek
IN 4
50
19
14
17 ±
±
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
uk
Spierkracht blijft de voornaamste energiebron
ronddraaiende schijven tot poeder. Slagmolens verpulveren ruwe producten door erop te slaan met hamers. Een rosmolen wordt niet aangedreven door wind of water, maar door paarden.
st
1
±
MIDDELEEUWEN
5
N
KLASSIEKE OUDHEID
©
PREHISTORIE
50
0
VA ±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
Je leest het tijdstip op je smartphone die zijn energie haalt uit een elektrische batterij. Je bent er zo aan gewend dat je er niet meer bij stilstaat. Dat is in de middeleeuwen helemaal anders. Welke technieken gebruikt de middeleeuwse mens? Over welke energiebronnen en materialen beschikt hij? De landbouwtechnieken kwamen al aan bod in les D2.
2
Hout, steen en ijzer
BRON 3 - 4 Hout is het voornaamste materiaal, zowel in de bouw als bij de vervaardiging van werktuigen. Grote bomen – nodig voor de bouw van kerkgebinten en masten van schepen – zijn echter moeilijk te vellen en te bewerken. Hout is een van de belangrijkste exportproducten naar de Arabische wereld, waar hout heel zeldzaam is. Vanaf de 11e eeuw worden houten gebouwen veelvuldig vervangen door stenen. De herontdekking van het (Romeinse) stenen gewelf en de uitvinding van nieuwe vormen van overwelving zoals de spitsboog bevorderen het gebruik van steen.
Een ander belangrijk exportproduct in de handel met het Midden-Oosten is ijzer en vooral ijzeren zwaarden. Het grootste deel van het gewonnen ijzer gaat naar de wapenproductie. Slechts een klein deel wordt gebruikt om landbouwgereedschappen te maken (ploegschaar, zeisbladen, sikkels). Alleen voor bosarbeid wordt er veel ijzeren gereedschap gesmeed: de dissel om bomen te rooien is daarvan het belangrijkste voorbeeld. De middeleeuwer beschikt
Klokken en uurwerken om de tijd te meten
N
IN
Waarschijnlijk heeft de klok, met haar mechanisme dat automatisch de uren telt, mee het einde betekend van het temporaalsysteem. Dat gebeurt voornamelijk doordat er tussen de 13e en 15e eeuw in steden grote uurwerken en klokmechanismen in torens worden ingebouwd. De stedelingen hebben immers nood aan evenredige uren om een rechtvaardig verdeelde werktijd en samenhangende uurlonen mogelijk te maken. Het temporaalsysteem met variabele uren verdwijnt nog sneller, wanneer men de uurwerken voorziet van grote wijzerplaten.
Om de tijd te meten blijft men de zonnewijzer en de waterklok gebruiken. In de 13e eeuw ontstaat het mechanische uurwerk. Dat gebeurt waarschijnlijk in Engeland of NoordwestEuropa, want daar kan de zonnewijzer minder worden gebruikt door de kortere dagen. In de wintermaanden bevriezen de waterklokken er sneller.
Terwijl steden en kloosters hun leven meer en meer afstemmen op klok en uurwerk, blijven dorpen nog eeuwen zonder torenuurwerk. Op het platteland blijft het levensritme georiënteerd op dag en nacht en op de seizoenen. De jaarindeling blijft er afgestemd op de werkzaamheden op het veld en de kerkelijke feestdagen en kalender.
of d
BRON 5 - 6
fh o
Omdat een klooster nood heeft aan een signaal om de vaste tijdstippen van diensten en gebeden aan te kondigen, moet een monnik of een broeder de klok luiden door aan een touw te trekken. Door de uitvinding van de mechanische klok kon dat geluidssignaal nu automatisch in gang gezet worden.
pr oe
VA
De torenuurwerken zijn niet alleen praktisch, ze verhogen het aanzien van kloosters en steden. Al spoedig proberen die elkaar te overtreffen door hun klokken verder uit te breiden met mechanische poppen, astronomische wijzerplaten, ruiterspelen en mechanische kalenders.
st
3
delven: opgraven uit diepere aardlagen
uk
Vanaf de 13e eeuw komt daar verbetering in. Een watermolen brengt een blaasbalg in werking om het vuur aan te wakkeren. Dat doet de temperatuur in de oven gevoelig stijgen en onzuiverheden worden gemakkelijker van het ijzer gescheiden. De smid werkt daardoor sneller en levert betere producten af. Bovendien zorgt het gebruik van de slagmolen om het ijzer te hameren voor nog een extra verbetering van de kwaliteit van het ijzer. De betere scheiding van het ijzer en de onzuiverheden levert in de 14e of 15e eeuw voor het eerst gietijzer op. Daarmee giet men klokken en vooral kanonnen.
streek tot streek. Want naar het zuiden toe zijn de dagen in de wintertijd langer. Dat systeem van veranderende uurlengte heet het temporaalsysteem.
©
over een beperkt aantal hak- en hijswerktuigen, die vaak van slechte kwaliteit zijn. Daardoor kan hij geen mijngangen uitgraven en wordt ijzer alleen aan de oppervlakte ontgonnen. IJzererts is erg moeilijk te bewerken. Daarom heeft de middeleeuwer veel respect voor de smid. Omdat het moeilijk is om steenkool te delven, gebruikt de smid voor het smelten van ijzererts vooral houtskool. Houtskool wekt echter niet genoeg warmte op om het ijzer voldoende te zuiveren. Daardoor moet de smid het ijzer achteraf nog bewerken. Bij het hameren op het roodgloeiende ijzer kan hij immers een deel van de onzuiverheden uit het ijzer verwijderen.
De voorloper van de mechanische klok is wellicht het kleine huisuurwerk waarbij je met een metalen pen de ‘wekker’tijd kunt instellen. Toch zijn daarmee niet alle problemen van de baan. De middeleeuwse mens laat de dag beginnen bij zonsopgang en eindigen bij zonsondergang. Omdat de lengte van dag en nacht verschillen naargelang het seizoen, verandert de lengte van een uur voortdurend: in de winter is een uur overdag dus heel kort en een nachtelijk uur heel lang. De opzichter van een klok moet daarom dagelijks de gewichten van de klok aanpassen aan de lengte van het uur. Ook bestaan er uurverschillen van
KENNEN 1 2 3 4 5 6 7 8
drie energiebronnen uit de middeleeuwen geven het belang van spierkracht weergeven drie soorten molens geven en kort beschrijven de functie van een molen geven het belang van hout in de middeleeuwen omschrijven de ijzerproductie in de middeleeuwen uitleggen de vernieuwingen in tijdmeting uitleggen het begrip ‘temporaalsysteem’ uitleggen en het verdwijnen van dat systeem verklaren 9 verklaren waarom er tussen de stad en het platteland in de middeleeuwen een andere beleving van tijd is
KUNNEN 1 uit een afbeelding afleiden hoe een machine of werktuig functioneert 2 informatie aan anderen verduidelijken 3 gelijkaardige fenomenen uit verschillende tijden met elkaar vergelijken 4 bronnen met elkaar vergelijken
G De middeleeuwen anders bekeken
195
BRON 1 Een watermolen B
C
IN
A
VA
N
• Hoe draait het rad in bron 1A, 1B en 1C? • Wat is het voordeel van de watermolens uit bron 1B en 1C? • Welk type watermolen heeft voordeel bij een snelstromende rivier? B Windturbines
st
uk
©
BRON 2 A Een windmolen
of d
Tot in de 20e eeuw worden molens vooral gebruikt om granen en zaden te malen, water te pompen, hout te zagen en metaal te bewerken.
De windturbine dient in de hedendaagse tijd om windenergie om te zetten in elektriciteit.
• Vergelijk de bouw en functie van beide windmolens.
fh o
BRON 3
pr oe
De koning sprak: ‘Het zwaard is goed’, en hij wilde het voor zichzelf hebben. Wieland antwoordde: ‘Het is niet opmerkelijk goed, het moet beter worden, eerder houd ik niet op.’ En Wieland ging terug naar zijn smidse, nam een vijl, vijlde het zwaard in flinterdunne stukjes en vermengde die met meel. Dat mengsel voederde hij aan vogels die drie dagen lang niets te eten gekregen hadden. Hij wierp de uitwerpselen van deze vogels in het smidsvuur, smolt ze, verwijderde de laatste slakken [= metaalslakken*] en maakte een nieuw zwaard kleiner dan het eerste (...). Ook dat zwaard lag goed in de hand. De eerste zwaarden die Wieland gemaakt had, waren groter dan de gebruikelijke. De koning zocht Wieland nu opnieuw op, bekeek het zwaard en was van mening dat hij nog nooit een scherper en beter zwaard gezien had. Ze gingen naar de rivier. Wieland nam een wolvlok die drie voet dik was en drie voet lang was en wierp die in de stroom. Vervolgens hield hij het zwaard onbeweeglijk in het water. De wol werd door de stroom tegen de snede van het zwaard gedreven en erdoor gekliefd alsof het water was ... Uit: Thidrekssaga
* metaalslak: stuk afval dat zich vormt bij het smelten van metaal • Bewijs met een element uit de bron dat de smid hoog in aanzien staat. • Waaruit blijkt zijn deskundigheid? • Geef de naam van het beroemde zwaard van koning Arthur.
196
G3 Energie en techniek
BRON 4 Een smidse
BRON 5
©
VA
N
IN
De heilige Ivo bemerkte dat de kathedraal van Tréquier in elkaar dreigde te storten. Hij ging naar de machtige en aanzienlijke heer van Rostrenen en legde hem de nood van de kerk voor. De heer bewilligde de bede en gaf onder andere toestemming al het benodigde hout, HEDENDAAGSE voor zover dat gevonden kon worden, uit de VERTALING bossen en wouden te halen. De heilige zond houthakkers de bossen in om de mooiste en meest geschikte bomen te vellen en te halen. (...) De bekwame bouwmeester, aan wie de heilige het toezicht over het werk opgedragen had, nam de maten van de kerk en liet de balken volgens de regels van de kunst in de naar zijn mening juiste maten zagen. Nadat het karwei geklaard was, bemerkte hij echter tot zijn ontzetting dat de balken te kort waren. Hij rukte zich de haren uit het hoofd en begon te jammeren. (...) Rood van schaamte nam hij een stevig touw, begaf zich naar de heilige, wierp zich voor hem op de knieën en barstte in gesnik en geweeklaag uit. ‘Wat moet ik doen? Hoe kan ik u nog ooit onder ogen komen? Hoe kan ik een dergelijke schande verdragen? Hoe kan ik ooit de immense schade herstellen die ik de kerk van Tréquier aangedaan heb? Ik overhandig u mijn lichaam, mijn hals en dit koord. Straft u mij! Door mijn nalatigheid zijn de balken waarvoor u gezorgd heeft, verloren gegaan en onbruikbaar geworden, want ik heb ze twee voet te kort laten zagen.’ Vanzelfsprekend stelde de heilige hem gerust en gaf hij de balken op wonderbaarlijke wijze de vereiste lengte.
st
uk
• Welke natuurlijke energiebron wordt hier gebruikt? • Waarvoor wordt die energie gebruikt? Hoe? • Welke soort molen is het? • Wat is het voordeel voor de smid? • Draagt die technologische vernieuwing bij tot betere producten? Hoe?
Uit: Le Goff, De cultuur van middeleeuws Europa
of d
• Waarom is de bouwmeester in alle staten? • Hoe zouden wij zijn probleem oplossen?
B Een middeleeuws huisuurwerk
C Een ijzeren klok
pr oe
fh o
BRON 6 A Een zonnewijzer
Een stenen engel draagt een zonnewijzer, 12e eeuw, kathedraal van Chartres.
Een gotische ijzeren klok met wijzerplaat en gewichten, 14e eeuw, Frankrijk
Waarschijnlijk is het kleinere huisuurwerk de voorloper van de mechanische torenuurwerken.
• Hoe kun je de tijd aflezen op een zonnewijzer? • Welke figuur draagt de zonnewijzer? • Geef een ander woord voor astronomie.
G De middeleeuwen anders bekeken
197
Onderzoek: het wereldbeeld in de middeleeuwen
MIDDELEEUWEN
uk
©
KLASSIEKE OUDHEID
5 4
50
19
17 ±
14 ±
±
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
st
De erfenis van de Grieken
De grote Griekse filosofen, zoals Plato en Aristoteles, aanvaarden de bolvorm van de aarde. De aarde bevindt zich volgens hen onbeweeglijk in het midden van het heelal (= geostatisme). De zon en de hemellichamen cirkelen eromheen (= geocentrisme). In de klassieke oudheid zijn er ook geleerden die beweren dat de hemellichamen rond de zon draaien
(= heliocentrisme). Hun ideeën worden in de 2e eeuw door Claudius Ptolemaeus afgewezen. Die astronoom uit Alexandrië heeft tot diep in de 16e eeuw veel gezag bij de meeste wetenschappers. Ptolemaeus beweert dat de aardomtrek ongeveer 28 350 km bedraagt.
fh o
Plato: geleerde uit de klassieke oudheid (427347), leerling van Socrates en leermeester van Aristoteles. Hij vindt dat de wereld die je waarneemt, slechts een flauwe afspiegeling vormt van een hogere werkelijkheid.
OUDE NABIJE OOSTEN
of d
PREHISTORIE
50
0
VA ±
±
±
35
0
80
0
0
50
v. C
v. C
.
.
N
IN
Nog vaak stelt men de middeleeuwen voor als een periode van achteruitgang, ook op het vlak van wetenschappelijke kennis. In het Engels spreekt men nog over ‘The Dark Ages’. Waar komt dat beeld over wetenschappelijke achteruitgang vandaan? Is dat een correct beeld? Denken de WestEuropese middeleeuwers bijvoorbeeld dat de aarde plat is? Wat vertellen middeleeuwse bronnen ons over het middeleeuwse wereldbeeld?
In dit onderzoek vind je een reeks bronnen. Lees en bekijk ze en voer de volgende opdrachten uit. Als je dat gedaan hebt, beantwoord je de historische vragen hieronder.
pr oe
Ptolemaeus: een Griekse astronoom en geograaf (ca. 150) die denkt dat de aarde het middelpunt van het heelal is
OPDRACHTEN
198
1
Bronnen situeren Uit welke periodes komen de verschillende bronnen?
2
Bronnen bestuderen • Welke bronnen zijn primaire bronnen als je de volgende historische vragen wilt beantwoorden? - Welk beeld hebben middeleeuwers over de vorm van de aarde? - Welk idee hebben sommige wetenschappers in de moderne en de hedendaagse tijd over het middeleeuwse wereldbeeld? • Zijn de bronnen voldoende representatief om de volgende historische vraag te beantwoorden? Motiveer waarom (niet). - Welk beeld hebben geschoolde mensen in de 12e en de 13e eeuw in West-Europa over de vorm van de aarde?
ONDERZOEK het wereldBeeld iN de middeleeuweN
BRON 1 Het wereldbeeld van de middeleeuwer volgens wetenschappers in de 19e en de 20e eeuw
KENNEN
KUNNEN
N
1 de begrippen ‘geocentrisme’ en ‘heliocentrisme’ verklaren
A
©
VA
1 bronnen situeren in de tijd 2 de representativiteit van bronnen aantonen 3 het gebrek aan representativiteit van bronnen aantonen 4 in functie van historische vraag bepalen of een bron primair of secundair is 5 de beeldvorming in de moderne en hedendaagse tijd over de middeleeuwse wetenschappelijke kennis verklaren 6 een TO-kaart van een portulaan onderscheiden
of d
st
uk
‘Er was een tijd, en die tijd ligt nog niet zo lang achter ons, dat alle wetenschappen hun oorsprong moesten vinden in de Bijbel. Het was de enige basis van waaruit men ze toeliet om zich op te werken. Er werden strikte grenzen gesteld aan de ontwikkeling van de wetenschappen. Men liet de astronoom de sterren observeren en kalenders opstellen, maar op voorwaarde dat de aarde het centrum van de wereld zou blijven, en dat de hemel een stevig gewelf zou blijven, gestippeld met lichtgevende punten. De kosmograaf* mocht kaarten tekenen, maar hij moest het beginsel hanteren dat de aarde een vlak oppervlak is, dat op een miraculeuze wijze opgehangen wordt in de ruimte, en ondersteund wordt door de wil van God. (…) Die hindernissen, die de wetenschap ontmoette gedurende heel de middeleeuwen, (…), haalden hun voornaamste kracht uit het gezag van de kerkvaders* …’
IN
• Beantwoord de volgende historische vragen: - Welk idee hebben sommige wetenschappers in de moderne en de hedendaagse tijd over het middeleeuwse wereldbeeld? - Welk beeld hebben geschoolde mensen in de 12e en de 13e eeuw in West-Europa over de vorm van de aarde? - Hoe beelden de middeleeuwers de aarde af op hun kaarten? - Wat zijn de functies van TO-kaarten en portulanen?
Uit: Jean-Antoine Letronne, Des opinions cosmographiques des pères de l’Eglise, rapprochées des doctrines philosophiques de la Grèce. In: Revue des deux mondes (1834)
pr oe
fh o
Letronne is een belangrijke Franse archeoloog in de moderne tijd. Hij houdt zich ook bezig met aardrijkskunde en andere wetenschappen. Voor hem zijn de middeleeuwen een periode van ‘fantasmes réligieux’ [godsdienstige fantasieën of spookbeelden] die hij tegenover de tijd van de Rede (Verlichting) in de 18e eeuw plaatst. Zeker in Frankrijk zetten vele aanhangers van die Verlichting zich af tegen bijgeloof en vaak ook tegen godsdienst in het algemeen. Volgens hen is iets waar als het ook redelijk kan aangetoond of bewezen worden. * kosmograaf: wetenschapper die zich bezighoudt met de bestudering van het heelal kerkvader: een vroege, belangrijke theoloog / godgeleerde in de christelijke Kerk
B
Hoofdstuk 14 – De terugkeer van de platte aarde De klassieke theorieën over de Antipoden [letterlijk: tegenvoeters] spraken over een ondoordringbare vuurgordel rond de evenaar die ons van een onbewoond gebied aan de andere kant van de aarde scheidde. Dat gaf de christelijke mens aanleiding tot ernstige twijfels over de bolvorm van de aarde. (…) Een paar mensen probeerden het compromis te sluiten wel een ronde aarde te aanvaarden om geografische redenen, maar om theologische redenen het bestaan van tegenvoeters te ontkennen. Hun aantal werd echter niet groter. Uit: D. Boorstin, De ontdekkers – De zoektocht van de mens naar zichzelf en zijn wereld, Amsterdam, 1987 Boorstin beschrijft de ontwikkeling van de wetenschap doorheen de tijden.
Beide bronnen spreken over een achteruitgang van de wetenschappelijke kennis in de middeleeuwen. • Hoe zien de middeleeuwers de vorm van de aarde volgens de bronnen? • Bij wie leggen ze de schuld voor de wetenschappelijke achteruitgang? • Waarom zijn zij volgens de bronnen schuldig?
G De middeleeuwen anders bekeken
199
BRON 2 A Welke mensen onder ons wonen, kunnen wij niet te weten komen, want net zo goed als zij zeggen dat wij onder hun voeten leven, zo zeggen wij dat over hen omdat wij ons voet tegen voet bevinden. Evengoed hebben zij het firmament* boven hen zoals het zich ook rondom ons bevindt. En als het voor hen middernacht is, dan genieten wij maximaal van de kracht van de zon. En is het bij ons middag, dan is het bij hen juist het tegenovergestelde. Dat komt doordat de aarde rond is. Uit: De Natuurkunde van het geheelal, door een anonieme Gentse auteur, eind 13e eeuw
N
IN
Het werk is in rijmvorm en is hier hertaald. Met de QR-code kun je de originele tekst lezen. In dit werk schrijft de auteur over allerlei natuurkundige verschijnselen zoals aardbevingen, zon- en maansverduisteringen, aardbevingen, de planeten en de sterren … De schrijver neemt ideeën en zelfs teksten over van vele andere schrijvers, waaronder Griekse wetenschappers zoals Aristoteles, maar ook schrijvers uit de Nederlanden. We beschikken vandaag nog over vele handschriften. We mogen aannemen dat het werk zeer vaak gekopieerd is en ruim verspreid werd.
ORIGINELE VERTALING
VA
* firmament: hemelgewelf B Een beeld van de wereld
©
Hoofdstuk 9 – Over de vorm van het firmament God maakte het heelal helemaal rond, net zoals een bal die helemaal rond is, en het helemaal ronde hemelgewelf die de aarde volledig en volmaakt van alle kanten omringt, net zoals de eierschaal die het eiwit helemaal omringt.
st
uk
Hoofdstuk 11 – Hoe de aarde zich bevindt in het midden van het heelal Als het zou kunnen zijn dat er niets was op het land, op het water, of iets anders dat de weg zou versperren die men aan het gaan is, dan zou men rond heel de aarde kunnen gaan, (…) net zoals een mug rond een ronde appel gaat. Net zo zou een man over heel de aarde kunnen gaan (…) Als hij onder ons komt [aan de andere kant van de aarde] zou het voor hem lijken dat wij ons onder hem bevinden. (…)’
of d
Uit: Gossouin de Metz, L’image du monde (ca. 1245). De miniatuur komt uit een handschrift van het begin van de 14e eeuw (Nationale Bibliotheek van Frankrijk)
fh o
In het werk behandelt de auteur de verschillende wetenschappen. Hij vermeldt een hele reeks andere auteurs uit de klassieke oudheid en de middeleeuwen als bron. Het handschrift is in de meeste Europese talen vertaald en kent een grote verspreiding.
pr oe
C Een reis naar de sterren
Ik blikte omlaag door alle zeven sferen en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. Uit: Dante Alighieri (1265-1321), De goddelijke komedie (eerste kwart 14e eeuw) Dante is een van de belangrijkste Europese schrijvers van de middeleeuwen. De ‘Goddelijke komedie’ is een standaardwerk in Europa. Hij beschrijft daarin een reis die hij in 1300 zou gemaakt hebben van de hel naar de hemel. Tijdens die reis ontmoet hij zeer veel belangrijke personen uit de geschiedenis. De hel bevindt zich volgens Dante in een diepe put onder Jeruzalem in het midden van de aarde. De hemel bestaat volgens hem uit negen kringen of ‘sferen’ rond de aarde. De onderste sferen verwijzen naar hemellichamen die volgens Dante rond de aarde draaien, waaronder de zon. In het fragment kijkt Dante van boven de zevende sfeer naar beneden. Volgens Dante bevindt God zich in een tiende sfeer boven de negen andere.
200
ONDERZOEK HET WERELDBEELD IN DE MIDDELEEUWEN
VA
N
IN
D Voorstelling van het heelal
Uit: Petrus Apianus, Cosmographia, 1535
BRON 3 En toch is ze plat(?) B
Cosmas Indicopleustes (= Kosmas, de Indiëvaarder; 6e eeuw, Byzantijnse Rijk ten tijde van Justinianus). Hij beschrijft de aarde als plat en het heelal als een ‘tabernakel’, een doos met een gebogen deksel.
pr oe
fh o
of d
De christelijke auteur Lactantius leeft in het Romeinse Rijk. Hij wordt uiteindelijk de leermeester van de zoon van keizer Constantijn. Hij schrijft de ‘Divinae Institutiones’ (303-311 n.C.). Daarin valt hij de stelling aan dat de aarde rond is en dat er aan de andere kant van de wereld tegenvoeters zouden leven.
st
A
uk
©
In deze uitgave van de ‘Cosmographia’ vind je een prent met het wereldbeeld van Dante. Apianus (14951552) is een Duitse wiskundige en horlogemaker.
Uit: D. Lindberg, The beginnings of Western Science, 600 BC to AD 1450, Chicago, 1992, eigen vertaling
C Cosmas was niet bijzonder invloedrijk in Byzantium, maar hij is belangrijk om de bewering te ondersteunen dat alle (of de meeste) middeleeuwse mensen geloofden dat zij op een platte aarde leefden. Die bewering (…) is helemaal fout. Cosmas is, in feite, de enige bekende middeleeuwse Europeaan die een wereldbeeld van een platte aarde heeft verdedigd, terwijl het veilig is om aan te nemen dat alle geschoolde WestEuropeanen (en bijna 100 % van de gestudeerde Byzantijnen), en ook alle zeelieden en reizigers geloofden in de bolvorm van de aarde.
G de middeleeuweN aNders BekekeN
201
BRON 4 De middeleeuwers tekenen kaarten B TO-kaart
Uit: Isodorus van Sevilla, Etymologiae (handschrift uit de 12e eeuw)
uk
Aartsbisschop Isidorus van Sevilla (ca. 560-636) geeft in zijn Etymologiae een overzicht van de bestaande kennis. Dit is een TO-kaart uit een handschrift van de Etymologiae.
©
VA
N
IN
A TO-kaart
Uit: Handschrift van een psalmboek (1262-1300) gemaakt in Londen
st
In het midden van de kaart zie je Jeruzalem.
of d
Dit zijn TO-kaarten. Daarop wordt de ‘bewoonde wereld’ of oecumene afgebeeld. De kaarten zijn naar het oosten, de Oriënt, gericht. Daarom gebruiken wij het werkwoord ‘oriënteren’. Azië, Afrika en Europa worden omgeven door een zee (= O) en zijn van elkaar gescheiden door de Middellandse Zee, de Rode Zee (of de Nijl) en meestal de Russische stroom: de Don (= T).
fh o
Jeruzalem wordt vaak centraal op de kaart afgebeeld en iets verder naar het oosten het Aards Paradijs. Dergelijke kaarten zijn onbruikbaar voor reizigers. Vaak dienen ze als illustraties in werken van kerkgeleerden. Je moet TO-kaarten symbolisch interpreteren. Ze tonen een christelijk wereldbeeld.
pr oe
C Portulanen
Carte Pisane c. (1258 - 1291) 1045 mm x 502 mm
Paris, Bibliotheque Nationale
De kaart is gevonden in Pisa, vandaar de naam. Vooral het Middellandse Zeegebied wordt nauwkeurig weergegeven. (Vergelijk met de TO-kaart in het Londens psalterium die ongeveer in dezelfde periode wordt gemaakt.) Tegen het einde van de 12e eeuw verschijnen er veel nauwkeurigere kaarten, de portulanen. Daarop worden havens, riviermondingen, kustlijnen en rotsen heel precies aangeduid. Vooral zeelui gebruiken portulanen. Zij hebben nood aan exacte informatie. Uit: Carte Pisane (vermoedelijk einde eind 13e eeuw), Bibliothèque nationale de France, handschrift op perkament
202
ONDERZOEK het wereldBeeld iN de middeleeuweN
H
Herhaling en synthese
OUDE NABIJE OOSTEN
5 19
±
17 ±
14 ±
MIDDELEEUWEN
4
50
N
KLASSIEKE OUDHEID
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
uk
©
PREHISTORIE
50
0
±
±
±
35
0
80
0
0
50
VA
v. C
v. C
.
.
IN
In dit onderdeel herhalen we enkele basisprincipes van het historisch denken. Je vindt ook op diddit enkele interessante oefeningen.
OPDRACHTEN
of d
st
Opdrachtenreeks 1 • Geef voor elke bron de juiste tijd. Let op: sommige bronnen stammen uit dezelfde tijd. • Geef voor elke bron het hedendaagse land waarin ze zich bevindt. • Geef voor elke bron de functie die het in zijn tijd had. Opdrachtenreeks 2 • Geef voor elke kaart de naam van het rijk dat afgebeeld wordt. Raadpleeg eventueel een historische atlas. • Geef voor elk rijk de tijd waarin het thuishoort.
fh o
Opdrachtenreeks 3 De indeling in zeven tijden is een hulpmiddel om je te oriënteren in de geschiedenis van de westerse samenleving. Wie een dergelijke indeling maakt, gaat ervan uit dat er bepaalde kenmerken typisch zijn voor een samenleving in een bepaalde tijd. Zo beschouwen sommigen de middeleeuwen als een periode waarin bijvoorbeeld ridders, vorsten en steden belangrijk zijn.
pr oe
Om duidelijkheid te scheppen gebruikt men echter een jaartal of een eeuw waarmee een tijd eindigt of begint. We noemen dat scharniermomenten of scharnierpunten. De veranderingen in een samenleving gebeuren in de meeste gevallen echter geleidelijk. Sommige gewoonten blijven gewoonweg bestaan. Al kunnen ze zelf ook wel wat veranderen. • • • •
In welke eeuw beginnen en eindigen de middeleeuwen? In welke eeuw begint en eindigt de moderne tijd? Wanneer laat men voor een gebied de prehistorie eindigen? Sommige gewoonten verdwijnen niet omdat wij een nieuwe tijd laten beginnen. Welke begrippen bestaan zowel in de klassieke oudheid als in de middeleeuwen? Kies uit: Belgae – christelijke Kerk – Frankrijk – gladiatoren – islam – keizer – Latijn – legioenen – Normandiërs – wijn.
H HERHALING EN SYNTHESE
203
Opdrachtenreeks 4 • Op blz. 126-127 vind je een schema van de belangrijkste kenmerken van de westerse samenleving in de middeleeuwen. Geef met behulp van het schema per maatschappelijk domein drie kenmerken van die middeleeuwse samenleving. • Zijn de middeleeuwen een donkere en barbaarse tijd vergeleken met de hedendaagse tijd? - Welke soort historische vraag is dat? - Beantwoord de vraag. Motiveer je antwoord.
BRON 3
IN
BRON 2
©
VA
N
BRON 1
uk
Opdrachtenreeks 5 • Wat gebeurde er met de Brabantse edelen die met Fransen meevochten in de Guldensporenslag?
fh o
of d
st
BRON 4
pr oe
BRON 5
204
H Herhaling en synthese
BRON 6
BRON 8
BRON 9
BRON 10
uk
©
VA
N
IN
BRON 7
BRON 12
pr oe
fh o
of d
st
BRON 11
H HERHALING EN SYNTHESE
205
BRON 13 Vertaling Ook voor de grote heren uit Brabant begonnen de krijgskansen te keren. Zij konden wel Vlaams spreken. Ze sprongen van hun paarden. Ze mengden zich te voet onder de Vlamingen er zich van bewust dat die ‘Vlaanderen en de Leeuw’ riepen. Ze riepen tijdens het lopen om hun leven te redden. Ze hadden angst voor de goedendags. Ze riepen niets anders dan ‘Vlaanderen en de Leeuw’.
N
IN
Middelnederlands Van Brabant oec die grote heren Begonden haer gecri verkeren Si consten wel der Vlamingen tongen Van haren orsse datsi sprongen Ende liepen onder hem te voet; ‘Vlaendren ende Leu’! des waren si vroet Dattie Vlamingen also riepen, Ende riepent mede aldaer si liepen, Ende om tontdragen daer haer leven, Vor die stave datsi beven, Sine hadden el niet in de mont Dan ‘Vlaendren ende Leu’
VA
Uit: Lodewijk van Velthem, Voortzetting van de Spiegel Historiael, ca. 1316
©
De Brabantse geestelijke Lodewijk van Velthem (ca. 1270-1327) is mogelijk van adellijke afkomst. Hij kent de machtige en rijke Brabantse families. In 1293 behoort hij tot het gevolg van hertog Jan I van Brabant. Lodewijk wordt pastoor in Zichem en later in Veltem. Lodewijk is vooral gekend als schrijver. In opdracht van een Antwerpse edelvrouw zet hij de wereldgeschiedenis, de ‘Spiegel Historiael’, van de Vlaamse geleerde Jacob van Maerlant verder. Voor zijn verhaal over de Guldensporenslag gebruikt hij mondelinge en geschreven bronnen, mogelijk zelfs een ooggetuigenverslag. Hij raadpleegt ook Franse teksten.
uk
De Brabantse ridders waarover het gaat, zijn aanhangers van Godfried van Aarschot. Die laatste verzet zich tegen de Brabantse hertog Jan II, zijn neef, die in het conflict geen kant wil kiezen. Godfried hoopt dat de Franse koning hem helpt om zelf hertog te worden.
st
Manuscript van het werk van Lodewijk van Velthem in de universiteitsbibliotheek van Leiden.
pr oe
fh o
of d
• Lees de vraag bij opdrachtenreeks 5. Welke soort historische vraag is dit? • Waar en wanneer speelt de Guldensporenslag zich af? Wie vecht tegen wie? • Hoe wordt de bron gepresenteerd? • Is de bron bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden? • Is de bron betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? • Beantwoord de vraag. • De truc van de Brabantse ridders helpt overigens niet. De meesten worden gedood. Waarom zou Lodewijk dat vermelden?
KENNEN 1
het begrip ‘scharniermoment of -punt’ uitleggen
KUNNEN 1
206
soorten historische vragen herkennen en benoemen
H herhaliNg eN sYNthese
2
een bron of een gebeurtenis in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein plaatsen 3 een reeks bronnen sorteren volgens soort 4 de context van een bron onderzoeken 5 historische kaarten van rijken in de juiste tijd plaatsen 6 bronnen beoordelen op vlak van presentatie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid 7 een historisch beeld analyseren en beoordelen
WOORDENLIJST abdis: overste van een abdij, vrouwelijke tegenhanger van een abt
decadentie: verval, verwildering van de zeden, het nastreven van bizar genot en overdadige luxe
arianisme: christelijke godsdienst die Christus als belangrijkste mens beschouwt, maar niet als god. De priester Arius († 336) verspreidde de leer.
delven: opgraven uit diepere aardlagen
autonomie: zelfbestuur
IN
Aristoteles: geleerde uit de klassieke oudheid (384-322 v.C.), leerling van Plato en leermeester van Alexander de Grote. Hij vindt waarnemingen belangrijk om tot kennis te komen.
demografie: wetenschap die de ontwikkeling van de bevolkingscijfers en de samenstelling van de bevolking bestudeert doksaal: scheidingswand tussen koor en schip van een kerk; doet vaak dienst als galerij of tribune voor de koorzangers
VA
dynastie: vorstenhuis, opeenvolgende koningen of keizers van dezelfde familie. De koning of keizer kiest zijn opvolger onder zijn nakomelingen of familieleden. Het is niet noodzakelijk de oudste zoon die opvolgt. elite: kleine, besloten groep van vooraanstaande, bevoorrechte mensen
©
emancipatie: het ijveren voor gelijke rechten en gelijkheid in een maatschappij epidemie: besmettelijke ziekte die zich heel snel uitbreidt en die een groot deel van de bevolking treft
uk
bondgenoot: medestander. Twee landen die vechten tegen een gemeenschappelijke vijand zijn bondgenoten.
N
dorsen: korrels of zaden uit een gewas slaan
boeddhisme: de leer van de Boeddha. Omstreeks 500 v.C. predikt de Indische prins Siddharta een leer van naastenliefde, gelijkheid tussen alle mensen en matigheid in alle dingen. Als je die levensstijl volgt, reïncarneer je uiteindelijk niet meer en kom je in de opperste gelukzaligheid (Nirwana). Zijn volgelingen noemen hem de Boeddha of ‘de verlichte’. In China wordt het boeddhisme populair tijdens de Tangdynastie (618-907).
borduren: techniek waarbij met een naald en garen op een doek of ander textiel versieringen worden aangebracht
fantasy: genre dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden
of d
st
Byzantijnse Rijk: de begrippen ‘Byzantijnse Rijk’ en ‘Oost-Romeinse Rijk’ worden dooreen gebruikt. Pas na de val van het rijk zal men spreken van het Byzantijnse Rijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen het Romeinse Rijk van de klassieke oudheid en het Byzantijnse Rijk daarna. De Byzantijnen blijven zichzelf ‘Romaioi’ of ‘Romeinen’ noemen.
evolutie: (geleidelijke) ontwikkeling / verandering in de tijd
fh o
catechumenen: nog niet gedoopte geloofsleerlingen celibaat: ongehuwde staat
feodaliteit: systeem waarbij leenmannen hun vazallen een leen (of lenen) geven. Meestal wordt ook een deel van het bestuur en de rechtspraak beleend. flagellant: middeleeuws persoon die zich in het openbaar en in groep met een zweep slaat om boete te doen voor zijn zonden en die van anderen. Zo hoopt hij God gunstig te stemmen. foederati: bondgenoten van het Romeinse Rijk die zich in ruil voor militaire opdrachten in het Rijk mogen vestigen.
cliché: iets dat dikwijls wordt gezegd; een afgezaagde uitdrukking
geschreven bronnen: wetteksten, brieven, dagboeken, rapporten, tijdschriften, opschriften ... zijn geschreven bronnen
pr oe
charter: keure of privilege. Een document dat vermeldt wat iemands rechten en plichten zijn. Een charter geeft aan steden een reeks vrijheden die het omringende platteland meestal niet heeft.
concentrisch: met steeds groter wordende cirkels of cirkelvormige figuren rond eenzelfde middelpunt concilie: belangrijke kerkvergadering met bisschoppen continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee
gewest: in deze context is een gewest het middeleeuwse vorstendom. Enkele voorbeelden: het Graafschap Vlaanderen,het hertogdom Normandië, het hertogdom Saksen
dagloner: arbeider die per dag wordt betaald
gouwgraaf: bestuurt een gouw (een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst
dambordplan of schaakbordplan: stad die zodanig gebouwd is dat het stadsplan lijkt op een dambord of schaakbord
grafgift: voorwerp dat men aan de overledene meegeeft in het graf
WOORDENLIJST
207
hertog: vanaf de Frankische tijd een militaire bestuurder van een bepaald gebied (gouw) hofmeier: aanvankelijk beheert een hofmeier de koninklijke bezittingen, maar hij misbruikt zijn positie en laat zich door de koning belonen met steeds meer bezittingen en macht. De hofmeier wordt uiteindelijk de plaatsvervanger van de koning.
leenwezen: zie feodaliteit levensbeschouwing: visie op wat het leven is en wat belangrijk wordt gevonden. Een godsdienst is een soort van levensbeschouwing.
IN
heerlijkheid: gebied dat een heer mag besturen in naam van de vorst en waar hij vaak bezittingen heeft. De heer mag er meestal ook rechtspreken.
kroondomein: gebied dat rechtstreeks onder het gezag van de koning staat
machtsvacuüm: het bestuur of de politieke macht van iets of iemand verdwijnt en wordt niet vervangen Magyaren: Centraal-Aziatische nomadenstammen die in de 8e en 9e eeuw Europa teisteren. Een aantal hebben zich uiteindelijk in het huidige Hongarije gevestigd.
N
Guldensporenslag: strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger waarna op het slagveld 500 paar gulden sporen van gesneuvelde ‘Franse’ ridders worden verzameld. Pas in de 19e eeuw spreekt men over de Guldensporenslag.
kompas: instrument met een magnetische naald die naar het noorden wijst; helpt om je te oriënteren
maliënkolder: soort van hemd dat bestaat uit ijzeren ringetjes
VA
grondwet: (of constitutie) is de basiswet van een land. Daarin staat beschreven wat de rechten en plichten van de burgers, de overheid … zijn en hoe het bestuur van het land is georganiseerd.
manuscript: letterlijk: handschrift; niet-gedrukte of -getypte tekst
mark: graafschap aan de grens dat beschermd moet worden tegen invallers
markgraaf: bestuurt een mark (een provincie aan een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger
uk
huurling: soldaat die enkel tegen betaling vecht en door gelijk wie ingehuurd kan worden
©
maritieme ruimte: aan of op zee
homogeen: gelijksoortig, geen verschil
infanterist: soldaat die te voet vecht
investituur: plechtige benoeming in een ambt of functie
metten: verwijst naar gebeden in de vroege ochtend
st
Jin: volk dat ten noordoosten van China leeft; worden later Mantsjoes genoemd
of d
kapelaan: geestelijke verbonden aan een kapel (kleine kerk)
fh o
Karolingers: machtige Frankische familie die opklimt tot het ambt van hofmeier. Hun oorsprong zou in de buurt van Landen liggen. Omdat ze vaak de naam Pepijn dragen, worden ze ook wel de ‘Pepiniden’ genoemd. Vanaf Karel Martel spreken we van Karolingers.
pr oe
katharen: christelijke groepering uit de 12e-13e eeuw in Zuid-Frankrijk die zich afzet tegen de katholieke Kerk met de paus aan het hoofd. Zij wordt daarom door de Kerk bestreden en uitgeroeid. De naam ‘katharen’ komt van het Griekse woord ‘katharos’ wat ‘rein, zuiver’ betekent. Een andere naam voor katharen is ‘Albigenzen’ naar de Franse stad Albi. kerstening: bekering tot het christendom ketter: een voor de Kerk verfoeilijk persoon die een verkeerde visie op het christendom en de Kerk verkondigt; zie ook ‘katharen’ kolonisatiegolf: plotse verhuis van een redelijk grote groep mensen van één land naar een ander om daar blijvend te wonen
208
WOORDENLIJST
Middelnederlands: middeleeuws Nederlands millennium: periode van 1 000 jaar miniatuur: tekening. De naam komt van ‘menie’, een rode verfstof. monarchie: bestuursvorm, dikwijls een koninkrijk, waar een persoon de macht heeft mondelinge bronnen: verhalen en gebeurtenissen die generatie na generatie doorverteld worden monotheïsme: het geloof in één enkele god muntontwaarding: daling van de werkelijke waarde van munten uit edelmetaal (bijvoorbeeld zilver) ten opzichte van de waarde die op de munt staat mystiek: streven naar de persoonlijke vereniging met God mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd nationalisme: sterke voorliefde voor het eigen volk of land Oeigoeren: Turks volk uit Centraal-Azië. Het Mongoolse schrift is gebaseerd op het Oeigoerse schrift. ongeletterd: niet kunnen lezen
Plato: geleerde uit de klassieke oudheid (427-347), leerling van Socrates en leermeester van Aristoteles. Hij vindt dat de wereld die je waarneemt, slechts een flauwe afspiegeling vormt van een hogere werkelijkheid. prelaat: hooggeplaatste kerkelijke persoon productieproces: reeks van opeenvolgende handelingen die ervoor zorgen dat er een product ontstaat Ptolemaeus: Griekse astronoom en geograaf (leeft ca. 150) die denkt dat de aarde het middelpunt van het heelal is reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld rekruteren: in dienst nemen van bv. soldaten
standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen
IN
pik: kleine zeis met een korte steel
stereotiep: cliché, steeds terugkerend, voor iets steeds dezelfde omschrijving gebruiken
stereotypering: historische redeneerwijze. Bepaalde kenmerken worden veralgemeend en die stereotiepe beelden worden door veel mensen gebruikt. Geschiedkundigen moeten hier aandacht voor hebben, want veralgemeningen zijn nooit helemaal juist
N
pandemie: wereldwijde verspreiding van een besmettelijke ziekte
stadsrechten: keure, charter of privilege. Een document dat vermeldt wat iemands rechten en plichten zijn. Een keure geeft aan steden een reeks vrijheden die het omringende platteland meestal niet heeft.
VA
overkraging: verdieping van een huis die voor een stuk uitspringt boven de straat
staatsgreep: de illegale afzetting van de heersende regering of de illegale overname van de macht in een land
taifoen: benaming van een orkaan in Oost-Azië Tataren: nomadisch volk uit Centraal-Azië tonsuur: kruin
©
ongeschreven bronnen: beelden, werktuigen, schilderingen, skeletten, ruïnes
transcontinentaal: over het continent, werelddeel
uk
republiek: staat die niet door een vorst wordt geregeerd retabel: gebeeldhouwd of geschilderd stuk achter een altaar
of d
rister: het onderdeel van een ploeg dat de grond omkeert rite: gebruik, ceremonie
vazalliteit: een gewone vrije man (vazal) zweert trouw aan een rijke heer. De vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud.
st
rijksappel: bolvorm die de wereldlijke macht voorstelt
troubadour: ‘trobar’ betekent letterlijk ‘vinden’. Een troubadour is dus iemand die gezangen en gedichten uitvindt.
Saracenen: oude naam voor moslims
verpacht: stuk landbouwgrond wordt vaak verpacht aan een boer als die zelf niet genoeg grond heeft. De boer, de pachter, krijgt de opbrengsten maar betaalt om de grond te mogen gebruiken.
schatting: afgedwongen belasting
voetvolk: soldaten te voet
fh o
ruin: gecastreerde hengst
scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde schisma: scheuring (in de Kerk)
volder of voller: ambachtsman die de wollen stoffen (laken) hechter maakt door ze te bewerken. Hij gebruikt daarvoor o.a. chemische producten.
sikkel: mes met een korte steel en een lemmet in de vorm van een halve maan
vrije en onvrije mensen: In de middeleeuwen zoeken weerloze vrije mensen vaak bescherming bij heren of kloosters. Ze verliezen hun onafhankelijkheid en hebben steeds minder rechten. Ze zijn onvrijen of horigen geworden.
sjamanisme: geloof waarbij een geestelijke (een sjamaan) contact kan leggen met de geestenwereld
woekeraar: persoon die geld tegen overdreven hoge rente uitleent
Slag bij Woeringen: militair conflict in 1288 tussen hertog Jan I van Brabant en de aartsbisschop van Keulen. Brabant wint en hecht het hertogdom Limburg aan.
Xixia: volk dat leeft ten noordwesten van China; worden ook Tangoet genoemd
pr oe
schorre: stuk land bij een zee of rivier dat alleen bij springtij overstroomt
staand leger: leger van betaalde beroepssoldaten die permanent inzetbaar zijn
zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen
staatsexamen: examen georganiseerd door de overheid WOORDENLIJST
209
STRUCTUURBEGRIPPEN In de volgende lessen komen de structuurbegrippen expliciet aan bod. Daarnaast worden ze in een ganse reeks van andere lessen gehanteerd. Sommige worden in STORIA HD 4 dieper uitgewerkt. BETROKKEN LES
breuk
A, STORIA HD 4
centrum – periferie
A, STORIA HD 4
chronologie
A, D4
continentaal – maritiem
A, Onderzoek Vikingen
continuïteit
A, B3, F2, H
cultuur
alle lessen
duur
A, F1
economisch
alle lessen
eeuw
alle lessen
(West-)Europees
alle lessen vanaf B
evolutie
D4, D6, Overzicht D, F1, G2
gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid
Overzicht D, F1, H
mondiaal open – gesloten ruimte
A, B4
A, STORIA HD 4 A, STORIA HD 4 A, D4
politiek
st
periode
uk
A, STORIA HD 4
millennium
alle lessen
of d
regionaal
A, STORIA HD 4
revolutie
A, STORIA HD 4
sociaal
alle lessen A, D3, Overzicht D, G4
tijdrekening
A, D5, F1
verandering
A, D6, H
westers – niet-westers
A, D, F, F1, F2, F3
pr oe
fh o
stedelijk – ruraal
STRUCTUURBEGRIPPEN
N
VA
alle lessen
lokaal
210
©
jaar
IN
STRUCTUURBEGRIPPEN
211
pr oe
fh o
N
VA
©
uk
st
of d IN
212
pr oe
fh o
N
VA
©
uk
st
of d IN