Sapiens 3 D (DG) - D/A - Leerwerkboek (ed.2025)

Page 1


Sapiens

Geschiedenis

Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) & Dubbele finaliteit (1u)

Maak kennis met de man van Milaan

proefversie©VANIN

In het centrum van Milaan werd in 2015 een skelet van een jonge man van 1,57 meter lang opgegraven. De man had botbreuken in zijn scheenbenen en onderarmen, een verwonding door een steekwapen in zijn wervelkolom en een ernstige kwetsuur aan het achterhoofd. Opvallend was dat de botbreuken links en rechts identiek waren. Uit onderzoek bleek dat het skelet dateerde uit de periode tussen 1290 en 1430. Naast het skelet vond men nog twee metalen gespen om iets mee vast te maken. De naam van de man weten we voorlopig niet, daarom noemen wij hem gewoon de man van Milaan.

Historische vragen

Waar en wanneer leefde de man van Milaan?

Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?

Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?

Wat weet je al?

Vorig jaar heb je geleerd dat geschiedkundig onderzoek vertrekt vanuit historische vragen. De afbeeldingen bij de tijdlijn zijn bronnen die je vorige jaren hebt bestudeerd. Wat opvalt, is dat de bijschriften ontbreken.

proefversie©VANIN

Activeer je voorkennis: bespreek klassikaal volgende vragen.

a Wat weet je nog over bron A tot en met F? Je kwam ze vorige jaren al tegen in Sapiens. Situeer de bronnen in tijd, ruimte en maatschappelijk domein.

b Op welke historische vraag rond de man van Milaan zou je graag een antwoord krijgen?

ca. 3,5 miljoen v.C. ca. 3500 v.C.
ca. 500

Situeren in tijd II

proefversie©VANIN

Op onderzoek

Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde de man van Milaan?

Vorig jaar leerde je situeren in tijd en ruimte. Je gebruikte daarbij structuurbegrippen. In deze historische vraag oefen je opnieuw met het situeren in tijd en ruimte. Je oefent met de bron van de titelafbeelding van dit hoofdstuk op p. XXX.

1 a Het is niet gemakkelijk om het skelet correct te dateren. In welke eeuwen situeer je hem?

Gebruik de bron op de titelpagina en de tijdlijn om de man van Milaan in de tijd te situeren.

proefversie©VANIN

in de 13e, 14e of 15e eeuw n.C.

b In welk millennium situeer je hem?

in het 2e millennium n.C

c In welke periode van de middeleeuwen situeer je hem?

in de late middeleeuwen

d Vorig jaar leerde je dat het jaar 476 een belangrijke symbolische datum aan het einde van de klassieke oudheid was. Wat gebeurde er in dat jaar?

In dat jaar werd de laatste keizer van het West-Romeinse rijk afgezet.

e Het jaar 1492 wordt vaak gebruikt als symbolische datum voor het einde van de middeleeuwen. Toen kwam Columbus aan op de Caraïben in Amerika. Noteer de symbolische data die de middeleeuwen afbakenen in de kaders bij de tijdlijn op p. XXX.

f Verklaar waarom we in Sapiens vaak afgeronde jaartallen als scharniermoment gebruiken.

Omdat niet alles plots verandert, is het beter om met afgeronde of symbolische jaartallen te werken.

2

Situeer de man van Milaan in de ruimte. Bekijk de kaarten en lees het kader historisch denken. Maak opdracht a tot en met d.

proefversie©VANIN

Regio’s in het hedendaagse Europa

Middeleeuwse kaart van Milaan uit de 15e eeuw.

a Zoek in een atlas of online op waar Milaan ligt en verbind de middeleeuwse kaart van Milaan met de juiste plaats op de kaart van Europa.

b Beargumenteer of de man van Milaan tot een stedelijke of een rurale samenleving behoorde.

Hij leefde vermoedelijk in een stedelijke / rurale omgeving, want

waarschijnlijk leefde hij in Milaan en dat is een stad.

c Beargumenteer of de man van Milaan tot de maritieme of de continentale samenleving behoorde.

Hij leefde vermoedelijk in een maritieme / continentale omgeving, want

Milaan ligt niet aan de kust maar dieper in het binnenland.

d Volgens de kaart ligt Milaan ongeveer op de grens tussen twee regio’s. Welke twee regio’s?

West-Europa en Zuid-Europa

3

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

Westerse en niet-westerse samenlevingen

Door samenlevingen te situeren in de tijd en ruimte en daarbij de juiste structuurbegrippen te gebruiken proberen historici het verleden van de mens te structureren. We gebruiken in Sapiens het structuurbegrip ‘West-Europees’ om de regio te omschrijven waartoe ook het huidige België behoort. Op de kaart op p. XXX zie je de hedendaagse landen die tot West-Europa behoren. De territoriale invulling en grenzen veranderen vaak doorheen de geschiedenis. Je kunt daarom geen vaste grens rond een regio bepalen. Van ‘West-Europees’ is ook het begrip ‘westers’ afgeleid. Dat is geen geografisch begrip, maar het verwijst wel naar de cultuur of politiek van een aantal (West-)Europese landen.

proefversie©VANIN

Historische vraag 2:

Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

In Sapiens 1 en 2 maakte je kennis met het stappenplan van de bronnenstudie. We herhalen nu de stappen die je al leerde om te redeneren met historische bronnen en werken. Dat doen we hier door een krantenartikel rond de man van Milaan te bestuderen.

1

Doorloop de vier stappen van de bronnenstudie. Zoek met behulp van het krantenartikel op p. XX naar een antwoord op de vraag waarom de man van Milaan de doodstraf kreeg.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.

✓ Wat voor soort bron is dit?

een geschreven werk

✓ Wanneer werd de bron gemaakt?

19 september 2019

✓ Uit welke periode komt de bron?

uit de hedendaagse tijd

✓ O ver welke periode geeft de bron informatie?

over de (late) middeleeuwen

search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.

✓ Markeer in de bron de passages die gaan over hoe de man van Milaan stierf.

✓ Onderlijn in de bron de passages die gaan over waarom hij de doodstraf kreeg.

search Stap 3: Ik denk na over de bron.

✓ Beoordeel of de bron bruikbaar is om de historische vraag mee te beantwoorden.

proefversie©VANIN

niet bruikbaar bruikbaar

Waarom is dat je antwoord?

Aan de hand van het artikel kun je een antwoord geven op de vraag.

✓ Beoordeel of de bron betrouwbaar is om de historische vraag mee te beantwoorden.

onbetrouwbaar betrouwbaar

Waarom is dat je antwoord?

Er werd onderzoek gedaan door wetenschappers van de universiteit van Milaan.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XXX.

2

Lees het kader historisch denken en denk na over je eigen standplaatsgebondenheid.

Hoe bepaalt jouw perspectief je kijk op de doodstraf die de man van Milaan kreeg?

Omdat wij vandaag de doodstraf door middel van radbraken gruwelijk vinden, zijn we geneigd om mensen uit de middeleeuwen te beoordelen.

Historisch denken: standplaatsgebondenheid

De context (tijd en plaats) waarin je leeft, bepaalt sterk je kijk op het leven. Wat voor jou vanzelfsprekend is omdat je vandaag in België leeft, was vaak helemaal niet zo vanzelfsprekend voor mensen in de middeleeuwen. Het omgekeerde geldt ook: de kijk van mensen in het verleden op hun omgeving verschilt vaak sterk van de onze. We gebruiken het begrip ‘standplaatsgebondenheid’ om na te denken over hoe iemands perspectief tot stand komt.

Bekijk het instructiefilmpje.

Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking

Symmetrische breuken in armen en benen van een Italiaans skelet wijzen erop dat het slachtoffer is geradbraakt.

Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken.

Hier is een vakkundige beul aan het werk geweest. De botten in de linker- en rechteronderarm en het linker- en rechteronderbeen van het skelet zijn op precies dezelfde plek gebroken.

Deze ongelukkige, concluderen onderzoekers van de universiteit van Milaan in het Journal of Archaeological Science, is waarschijnlijk om het leven gekomen door radbraken.

Hij is in het middeleeuwse Milaan op een wiel gelegd, waarna zijn botten zijn gebroken met een zwaar voorwerp. Schade aan een ruggenwervel en zijn hoofd laat zien dat hij uiteindelijk stierf door steken in de buik en een - mislukte - poging tot onthoofding. De man is het vroegste tot nu toe aangetroffen slachtoffer van het rad in Italië, aldus de auteurs.

1,57 meter groot

Geen veldslag

De verwondingen komen overeen, stellen de auteurs, met de gevolgen van radbraken zoals die in historische documenten zijn omschreven. Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken. Zijn armen en benen werden vervolgens tussen de spaken van het wiel gevouwen, waarna martelwerktuig en gemartelde boven op een paal werden bevestigd, om aan de menigte getoond te worden. Hierna maakte de beul met een zwaard of bijl een eind aan het lijden.

Volgens de onderzoekers lijkt het er niet op dat de jongeman tijdens een gevecht of een veldslag om het leven is gekomen. Daarvoor zijn de wonden te zorgvuldig toegebracht op zeer specifieke plekken. Daarenboven zijn bij de andere middeleeuwse skeletten in het graf geen verwondingen aangetroffen, iets wat je zou verwachten als er slachtoffers van een militair treffen waren begraven.

Het radbraken kent een lange geschiedenis, die in Europa in ieder geval teruggaat tot de oude Grieken. Aristophanes schreef erover in zijn komedie Ploutos. In de jaren van het vroege christendom stierven nogal wat (latere) heiligen de martelaarsdood op het rad. In de middeleeuwen werd het radbraken een straf voor de ergste misdaden: vadermoord, verkrachting en het verspreiden van dodelijke ziektes. Bij dit skelet is sprake geweest van het laatste, vermoeden de onderzoekers.

Freak

proefversie©VANIN

Het skelet dat het Italiaanse team onderzocht, is gevonden op een kerkhof onder de Piazza Sant’Ambrogio in Milaan, nabij de gelijknamige kerk. In totaal lagen er lichaamsresten van 56 mensen, teruggaand tot de 1e eeuw na Christus. De stoffelijke resten van het slachtoffer zijn, zo blijkt uit koolstofdatering, van tussen 1290 en 1430 - de late middeleeuwen dus. Onderzoek van de botten wees verder uit dat het ging om een man van tussen 17 en 20 jaar oud, die 1,57 meter lang was.

In de laatste alinea van het artikel speculeren de auteurs waarom de ‘mensenrechten’ van het slachtoffer ‘geschonden’ zijn. Uit zijn geringe lengte (11 centimeter minder dan normaal voor die tijd), afwijkingen aan zijn gebit en verdikkingen van sommige delen van het skelet leiden de onderzoekers af dat zijn bijzondere voorkomen van hem mogelijk een ‘freak’ maakte die door een woedende menigte was ‘geofferd’ als een verspreider van de pest. ‘Vanuit dit standpunt bekeken is deze zaak niet alleen een eenvoudige kwestie van interpersoonlijk geweld, maar is het misschien ook een tragisch geval van discriminatie.’

Uit: Funnekotter, B. (19 september 2019). Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking. De Standaard.

© Soest Stadsarchiv

Bronnenonderzoek

Wanneer je in Sapiens bronnen onderzoekt, gebruik je het stappenplan van de bronnenstudie. Die stappen helpen je om de bronnen correct te gebruiken: je denkt na over de informatie die je in de bron of het bijschrift vindt. De man van Milaan heeft opvallende breuken die erop wijzen dat hij geradbraakt werd. Dat soort aanwijzingen zijn belangrijk voor historici wanneer ze bronnen onderzoeken. Door bronnen voldoende nauwkeurig te onderzoeken kunnen ze historische vragen beantwoorden en zo een beeld vormen van het verleden.

Uitbreiding 1:

Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?

Lees je graag historische romans? Ben je benieuwd naar een middeleeuws proces waarbij iemand de doodstraf krijgt? Maak dan de uitbreiding op iDiddit. Daar lees je een fragment uit het spannende boek Pilaren van de aarde van Ken Follett.

Historische vraag 3:

Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?

1 In deze historische vraag kom je te weten waar de naam ‘middeleeuwen’ vandaan komt. Dat doe je aan de hand van enkele bronnen.

Bekijk het filmpje van Monty Python. Welk beeld over de middeleeuwse bevolking wordt daarin naar voren geschoven?

De middeleeuwse mensen worden als idioten naar voren geschoven.

↑ Bekijk het filmpje.

Het filmpje van Monty Python geeft geen correct beeld van de middeleeuwen, maar is een overdreven stereotypering. De middeleeuwen worden als periode heel vaak negatief benaderd. Ze worden in beeld gebracht als een gewelddadige periode van onwetendheid waarin mensen honger leden, wegkwijnden door ziektes of omkwamen in zinloze oorlogen. Het bijvoeglijk naamwoord ‘middeleeuws’ staat vandaag volgens het woordenboek Van Dale zelfs synoniem voor ‘heel erg ouderwets en achterlijk’.

proefversie©VANIN

2

Lees het kader historisch denken en maak de opdrachten bij de bronnen.

Historisch denken: mythevorming

Vorige jaren bestudeerde je de beeld- en mythevorming over het verleden. Dit jaar ga je daarmee verder. Als bijvoorbeeld leerkrachten, ouders of politici een verkeerd beeld vaak genoeg herhalen, dan kan een mythe ontstaan: een foutief beeld over het verleden.

a Omcirkel bij elke bron de situering in de tijd. In welke twee periodes kun je de bronnen situeren?

het einde van de middeleeuwen (late middeleeuwen) en de vroegmoderne tijd

b Markeer in beide bronnen alle woorden die wijzen op een negatieve bijklank.

Bron 1:

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

‘Het is mijn lot om te leven in deze verwarrende tijd. Maar voor jou, beste lezer, hoop ik dat je lang na mij zult leven, in een beter tijdperk. Deze slaap van vergeetachtigheid zal niet eeuwig blijven duren. Wanneer deze duisternis wegtrekt, kunnen onze nakomelingen terugkomen in een stralende tijd.’

Vrije vertaling naar: Petrarca, F. (1343). Africa. Avignon.

De Italiaanse geleerde Petrarca (1304 - 1374) geloofde dat de geschiedenis kan worden opgedeeld in twee grote periodes: een eerste klassieke periode, met de Griekse en Romeinse beschaving, en een lange duistere periode, vanaf het einde van het Romeinse rijk. Het was een idee dat gangbaar werd bij andere denkers van de 15e eeuw, die de ‘Romeinse beschaving’ ophemelden.

Bron 2:

‘Het nieuwe tijdperk dat toen begon, kon vanwege zijn hardheid, laagheid en overvloedige kwaad, ook wel de ‘donkere eeuwen’ worden genoemd, te meer vanwege het gebrek aan geschreven bronnen.’

Vrije vertaling naar: Baronius, C. (1607). Annales Ecclesiastici. Rome.

De Italiaanse kardinaal en kerkhistoricus Baronius (1538 - 1607) herhaalde min of meer Petrarca door het over de term ‘donkere eeuwen’ te hebben om de middeleeuwen te beschrijven. Ondertussen is door historici aangetoond dat de middeleeuwen geen duistere of donkere periode waren.

3

In dit hedendaags krantenartikel associeert de schrijver middeleeuws opnieuw met iets negatiefs. Bespreek klassikaal wat de schrijver hier bedoelt met middeleeuws.

proefversie©VANIN

ACV hekelt ‘middeleeuwse toestanden’ in Brugse gevangenis

Omdat de lijst met herstellingswerken blijft aandikken in de gevangenis van Brugge en de problemen niet worden aangepakt, wordt er

amper nog voldaan aan de basisbehoeften van de gedetineerden. Dat hekelt ACV in een mededeling.

De vakbond spreekt van ‘middeleeuwse toestanden’.

Uit: Maker onbekend. (16 januari 2019). ACV hekelt 'middeleeuwse toestanden' in Brugse gevangenis www.knack.be

4

Vul het schema aan op basis van de bronnen en het kader historisch denken. Beantwoord vervolgens de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

verleden

historische vraag stellen bronnenstudie

De periode van ca. 500 tot ca. 1500 was een lange periode met ups en downs. Om de kenmerken van die periode te onderzoeken zijn bronnen nodig.

negatief beeld

Bronnen uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd geven een erg van de middeleeuwen. beeldvorming

donkere eeuwen

In bronnen werd het beeld van de middeleeuwen als ‘ ’ vaak herhaald. Hedendaagse historici zijn het niet eens met die

mythe

In Sapiens 3 onderzoeken we die beeld- en mythevorming over de middeleeuwen. geschiedenis

De mythe van de duistere middeleeuwen

Aan het einde van de middeleeuwen en in het begin van de vroegmoderne tijd waren er schrijvers die stelden dat de middeleeuwen een duistere periode waren. Die negatieve beeldvorming over de middeleeuwen klopt niet. Dat zul je dit jaar te weten komen. Toch werd dat beeld zo vaak herhaald dat het een mythe werd die ook vandaag nog voortleeft, bijvoorbeeld in films.

Conclusie

Antwoorden op de historische vragen

proefversie©VANIN

Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde de man van Milaan?

☐ in de regio Noord-Europa

☐ in de vroege middeleeuwen

☐ in een stedelijke samenleving

☐ in het tweede millennium

Historische vraag 2: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

X X De man van Milaan kreeg de doodstraf via radbraken omdat hij vermoedelijk gezien werd als 'freak' die de pest verspreidde.

Historische vraag 3: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?

Het onjuiste beeld van de 'duistere' middeleeuwen werd gecreëerd aan het einde van de middeleeuwen en zo vaak herhaald dat het een mythe werd. Ook vandaag leeft die mythe verder.

Synthese V

Samenvattend schema

verleden

historische vraag stellen

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

proefversie©VANIN

bronnenstudie uitvoeren

In 2019 werd het skelet van de man van Milaan gevonden. Dat is een spoor uit het verleden dat door historici kan worden onderzocht.

Bv. Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

Verschillende bronnen werden onderzocht.

het skelet zelf = materiële bron het krantenartikel = geschreven werk

beeldvorming

geschiedenis

Er wordt een beeld gevormd van een man die geradbraakt werd omdat men toen misschien van oordeel was dat hij als ‘freak’ de pest had veroorzaakt.

De beeldvorming over de man van Milaan vormt de basis van de geschiedenislessen.

Historisch denken

Historische begrippen territoriale invullinghoe een grondgebied is ingedeeld door middel van grenzen

Structuurbegrippen

Deze structuurbegrippen kwamen aan bod: —tijd: periode, eeuw, millennium —ruimte: stedelijk, ruraal, maritiem, continentaal, westers, (West-)Europees —standplaatsgebondenheid: perspectief

Zelfevaluatie

Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

proefversie©VANIN

Ik ken het samenvattend schema op p. XX.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.

Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik ken de zeven periodes van het westerse referentiekader, zoals op p. XX.

Ik kan de man van Milaan situeren op een tijdlijn en een historische kaart, zoals op p. XX.

Ik kan structuurbegrippen gebruiken om de man van Milaan te situeren in tijd en ruimte, zoals op p. XX.

BRONNEN EN WERKEN

Ik kan een historische bron zoals die over de man van Milaan onderzoeken met een stappenplan, zoals op p. XX.

Ik kan beoordelen hoe betrouwbaar en bruikbaar bronnen zijn om een historische vraag te beantwoorden, zoals op p. XXX.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan bewijs gebruiken uit bronnen en werken bij het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. XXX.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan mijn eigen vooroordelen over de middeleeuwen benoemen.

Ik begrijp hoe mythes over de middeleeuwen ontstaan zijn, zoals op p. XXX.

De vroege middeleeuwen

proefversie©VANIN

Een miniatuur is een klein sierlijk schilderwerk dat middeleeuwse boeken opfleurde. Deze 14e-eeuwse miniatuur uit de Grandes Chroniques de France (Frankrijk) toont hoe Clovis, koning van de Franken, wordt gedoopt door Remigius, bisschop van Reims. In dit hoofdstuk bestudeer je de vroege middeleeuwen en onderzoek je waarom Clovis zich op latere leeftijd nog liet dopen.

Historische vragen

1 Waarom wordt de overgang van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen gesitueerd rond het jaar 500?

2 Is de overgang rond het jaar 500 een goed gekozen scharniermoment?

3 Waarom bekeerde koning Clovis zich tot het christendom?

4 Welke relatie tussen leenheer en vazal ontstond er tijdens de vroege middeleeuwen in het Frankische rijk?

2 Waarom werd Bonifatius in de 8e eeuw gedood?

5 Verdient Karel de Grote zijn bijnamen?

2 Is Karel de Grote echt de uitvinder van de school?

Wat weet je al? I

In Sapiens 2 maakte je kennis met Rome (en andere Romeinse steden).

Bekijk de reconstructietekening (bron 1) in detail en bespreek klassikaal deze vraag: aan welke kenmerken zie je dat dit een Romeinse stad is?

proefversie©VANIN

← Zegelring van keizer Commodus, eind 2e eeuw, Tongeren, België. In het Romeinse rijk was het een gebruik om documenten te ondertekenen met een zegelring. Eerst lieten ze gesmolten was van een kaars op het document druppelen en vervolgens drukten ze daar de ring in.

1

Romeinse mantelspeld (fibula) uit Oost-Europa, 3e eeuw. De fibula bestaat uit vijf ingelegde schijfjes in kruisvorm.

KLASSIEKE OUDHEID

Bron 1:

Hedendaagse reconstructietekening van hoe Constantinopel er rond 1200 heeft uitgezien. Constantinopel was de hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk, dat gedurende de hele middeleeuwen bleef bestaan.

Romeinse munt van keizer Theodosius, eind 4e eeuw. Rond de afbeelding van de keizer staat: D N THEODOSIUS P F AUG. Dat staat voor: Onze heer Theodosius, vroom en gelukkig (Augustus = de verhevene). Onder keizer Theodosius werd het christendom uiteindelijk de verplichte staatsgodsdienst.

©
Gallo-Romeins Museum
Tongeren

Situeren in tijd II

Ga naar iDiddit en maak de oefening rond de vijf schilderijen van Cole.

VROEGE MIDDELEEUWEN

UITBREIDING FRANKISCHE RIJK

Bron 2:

↑ De Amerikaan Thomas Cole schilderde tussen 1833 en 1836 vijf schilderijen die de titel The Course of Empire (‘Het verloop van een rijk’) kregen. Op het schilderij zie je hoe een havenstad uit de klassieke oudheid wordt aangevallen en in brand wordt gestoken.

← Angelsaksische helm uit ca. 625, opgegraven in Sutton Hoo, Engeland. De helm is een bewijs voor de migratie van de Angelen en de Saksen van Noord-Europa naar Groot-Brittannië. ca. 1000 ca. 1250

MODERNE TIJD

proefversie©VANIN

OOST-ROMEINSE OF BYZANTIJNSE RIJK

VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM

Franse miniatuur uit 1129 van Benedictus. Benedictus, algemeen beschouwd als de vader van het kloosterleven, stichtte in 529 een klooster in Montecassino en schreef er kloosterregels die later overal zouden worden gevolgd.

14e-eeuwse miniatuur uit Frankrijk. Op deze afbeelding is te zien hoe Karel de Grote door paus Leo III in het jaar 800 tot keizer van het Frankische rijk werd gekroond.

Op onderzoek III

Historische vraag 1:

Waarom wordt de overgang van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen gesitueerd rond het jaar 500?

In West-Europa wordt het jaar 500 gehanteerd om de middeleeuwen te laten aanvangen. Dat zie je ook op de tijdlijn die je in Sapiens gebruikt. Een symbolische datum wordt altijd gezien als de start van een nieuwe periode en wordt gekoppeld aan een breukmoment. In deze historische vraag bestudeer je twee hedendaagse historische kaarten om na te gaan of er rond 500 effectief sprake was van een breuk tussen twee periodes.

Gebruik de kijkstrategieën in de Histokit als je hulp nodig hebt bij het bestuderen van historische kaarten. 1

Vergelijk de kaart op deze pagina met de kaart op p. XX en beantwoord de vragen.

De grenzen van het Romeinse rijk (4e - 5e eeuw)

Na de overwinning op zijn laatste rivaal begon Constantius in 324 met de bouw van Constantinopel in de buurt van de plek waar hij had gewonnen. Daar stond al de Griekse stad Byzantium, die op een economisch strategische plaats lag, namelijk aan de Bosporus: de zeestraat met een doorvaart naar de Zwarte Zee en de poort naar Azië. Op het einde van de 4e eeuw en zeker in de 5e eeuw verkozen keizers die stad als verblijfplaats, waardoor men na een tijd Constantinopel als de hoofdstad beschouwde.

2

a Volkeren zoals de Franken, Goten, Alemannen en Vandalen werden doorheen de eeuwen aangetrokken tot het Romeinse rijk om verschillende politieke en economische redenen. Welk deel van het Romeinse rijk verdween uiteindelijk en welk deel bleef zo goed als de hele middeleeuwen lang bestaan?

West-Romeinse rijk

proefversie©VANIN

Het verdween en kende een breuk / continuïteit met de middeleeuwen.

Oost-Romeinse rijk

Het bleef gedurende de hele middeleeuwen bestaan en kende een breuk / continuïteit met de middeleeuwen.

b Het Oost-Romeinse rijk wordt ook wel het Byzantijnse rijk genoemd. Waar komt die benaming vandaan?

Byzantium was de oude naam voor Constantinopel, de hoofdstad van dat rijk.

c Welk Germaans volk migreerde naar de regio waar vandaag België is?

de Franken de Hunnen

d Welk volk uit het Verre Oosten veroorzaakte een versnelling van die migraties?

e De Fransen noemen Duitsland ‘l’Allemagne’. Die Franse benaming komt van de Alemannen, een volk dat ook op de kaart staat. Vul de tabel verder aan met twee namen van volkeren en landen.

Germaans volk hedendaags land

Franken Angelen

Frankrijk Engeland

Beantwoord met behulp van de kaarten de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

Van klassieke oudheid naar middeleeuwen

Voor de overgang tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen wordt vaak het jaar 500 als scharnierpunt gebruikt. Dat het West-Romeinse rijk verdween om plaats te maken voor Germaanse koninkrijken wordt daarbij gezien als een breuk tussen de twee periodes. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk met Constantinopel (vroeger Byzantium) als hoofdstad wordt gezien als een voorbeeld van continuïteit, want het bleef nog gedurende de hele middeleeuwen voortbestaan.

Het einde van het West-Romeinse rijk (5e - 6e eeuw)

Historische vraag 2:

Is de overgang rond het jaar 500 een goed gekozen scharniermoment?

In de vorige historische vraag leerde je dat het West-Romeinse rijk ophield te bestaan nadat verschillende Germaanse volkeren waren gemigreerd. Die migraties zorgden ervoor dat de overgang naar de middeleeuwen doorgaans rond het jaar 500 wordt gesitueerd. Een vraag die moderne historici bezighoudt, is of het jaar 500 een goed gekozen scharniermoment is. Je onderzoekt dat aan de hand van verschillende bronnen.

1 nog te vervangen

Bestudeer bron 1 op p. XX en vergelijk met bron 2 bij de tijdlijn op p. XX. Maak daarna opdracht a en b.

proefversie©VANIN

a Welke woorden passen goed bij de beeldvorming van Cole (bron 2 op p. XX) en welke horen bij de beeldvorming van een moderne historicus zoals Bejczy (bron 1 op p. XX)? Vul de tabel op de volgende pagina aan. Kies uit: barbarij - bewondering - dramatisch - vernietigen - versmelting - voortzetting.

b Schrap onder de pijl wat niet bij de visie past.

beeldvorming Cole

beeldvorming moderne historici

dramatisch vernietigen barbarij bewondering voortzetting versmelting

breuk / continuïteit

Bron 1:

proefversie©VANIN

breuk / continuïteit

De Germaanse migraties en de val van het West-Romeinse rijk zijn dikwijls voorgesteld als dramatische gebeurtenissen die een einde maakten aan de klassieke oudheid en die barbarij in de westerse wereld brachten. Hedendaagse historici zien het anders en leggen juist de nadruk op de continuïteit van de geschiedenis. Germaanse heersers probeerden aan te sluiten bij de Romeinse beschaving waarmee zij al vertrouwd waren geraakt toen zij aan de rijksgrenzen leefden, en die zij hadden bekeken met een mengeling van bewondering en afgunst. Zij kwamen niet om de beschaving te vernietigen, maar om die over te nemen. (…) Op het gebied van politiek, godsdienst, literatuur en economie werden de Romeinse tradities zo veel mogelijk voortgezet (…) wat leidde tot een meer of minder vergaande versmelting van Romeinse en Germaanse elementen.

Naar: Bejczy, I. (2009) Een kennismaking met de middeleeuwse wereld. Coutinho.

Bejczy is een hedendaagse Nederlandse historicus.

Historisch denken: continuïteit en verandering

Als je het verleden van de mens bestudeert, ga je ook op zoek naar wat er veranderde of anders werd. Je spreekt dan over een verandering. Maar als iets blijft voortduren, spreek je over continuïteit. Iedereen, ook jij, wordt geconfronteerd met veranderingen in het leven. Denk bijvoorbeeld aan de pubertijd, een mogelijke verhuis, een nieuwe school … Ook zullen er zaken zijn in je leven die blijven voortduren, want je bent misschien wel veranderd van school, maar niet van jeugdbeweging of sportclub.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

2

Onderzoek bron 2 tot en met 4 en de bijbehorende bijschriften. Maak vervolgens opdracht a en b.

Bron 2:

Replica van de gouden zegelring van Childerik I. De originele ring uit de 5e eeuw is verloren geraakt. Childerik I was de zoon van Merovech en de vader van Clovis. De Frankische koning leefde tussen 436 en 482 en wordt hier afgebeeld met een Romeinse uitrusting.

Bron 4:

Bron 3:

Gouden Frankische mantelspeld (fibula) uit een vrouwengraf in Rosmeer (Limburg), 7e eeuw. Het kruisteken op de speld is een van de eerste getuigen van het christelijk geloof in onze streken na de Romeinen.

proefversie©VANIN

← Een zilveren denarius uit het Frankische rijk, 812 - 814, met daarop de afbeelding van Karel de Grote met lauwerkrans en toga. De inscriptie luidt: KAROLUS IMP AUG. Dat staat voor: Karolus (Karel) Imperator (keizer) Augustus (de ‘verhevene’).

a Vergelijk 2 tot en met 4 met de bronnen bij de tijdlijn op p. XX-XX. Die drie bronnen zijn goede voorbeelden van continuïteit / een breuk.

b Beargumenteer je keuze.

Zowel de zegelring als de fibula en de munt zijn voorbeelden van Romeinse kunst- en cultuuruitingen die door latere Germanen werden overgenomen.

© Alamy / Imageselect / The History Collection © Gallo-Romeins Museum Tongeren

3 wet Latijn

Bron 5:

Onderzoek bron 5 op p. XXX. Maak mondeling gebruik van de stappen van de bronnenstudie. Noteer wat de bron je vertelt over continuïteit of verandering in de vroege middeleeuwen.

proefversie©VANIN

a Zoek online op wat ‘legis’ betekent en welke taal het is.

betekenis:

taal:

4

b Beargumenteer waarom deze bron een goed voorbeeld van continuïteit of verandering is.

De bron is een goed voorbeeld van continuïteit. In de bron staat namelijk het woord ‘legis’: dat is een Latijns woord. De tekst gebruikt dus de taal van de Romeinen.

← Pagina uit de neergeschreven Salische wetgeving, 794. De wetten van de Salische Franken werden eerst mondeling doorverteld en pas later, begin 6e eeuw, opgeschreven. Je herkent er bijvoorbeeld het woord ‘legis’ in.

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

Over het jaar 500 als scharnierpunt

Er is discussie over het jaar 500 als belangrijk scharnierpunt. Moderne historici geven steeds meer voorbeelden die laten zien dat er veel continuïteit was tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen. Sommige Romeinse gewoontes, zoals munten, mantelspelden en zegelringen, bleven bestaan. De taal van de Romeinen, het Latijn, bleef de bestuurstaal.

Historische vraag 3:

Waarom bekeerde koning Clovis zich tot het christendom?

Op de titelpagina van dit hoofdstuk maakte je kennis met Clovis, de koning van de Franken. Hij liet zich op latere leeftijd dopen. Clovis geloofde net als veel andere Germanen uit zijn tijd in meerdere goden. In deze historische vraag onderzoek je waarom Clovis zich toch bekeerde tot het christendom. Daarvoor bestudeer je eerst de bewerkte geschreven bron.

proefversie©VANIN

Lees bron 1 en het bijbehorende bijschrift. Doorloop vervolgens de vier stappen van de bronnenstudie.

Bron 1:

Koningin Clotilde smeekte haar man Clovis zich te bekeren tot het christendom en zijn eigen goden af te zweren. Clovis weigerde tot op de dag dat er een oorlog uitbrak tegen de Alemannen, een ander Germaans volk. Toen beide legers slaags raakten, liep het uit op een grote slachting en het zag ernaar uit dat het leger van Clovis in de pan gehakt zou worden. Toen Clovis dit zag, richtte hij zijn blik naar de hemel. Zijn ogen vulden zich met tranen toen hij sprak: ‘Jezus Christus, mijn vrouw Clotilde beweert dat U de zoon bent van God, en er wordt verteld dat U degenen helpt die in nood verkeren en de overwinning schenkt aan hen die op U vertrouwen. Ik vraag U om hulp. Wanneer U mij de overwinning laat behalen, zal ik in U geloven en me laten dopen. Mijn eigen goden helpen me niet waardoor ik niet geloof dat zij enige macht hebben.’ Bijna op hetzelfde moment draaiden de Alemannen zich om en sloegen ze op de vlucht. Toen de Alemannen zagen dat hun eigen koning gedood werd, onderwierpen ze zich aan Clovis.

Bisschop Remigius en Clovis bereidden daarop de doop voor, maar er was nog één obstakel. Clovis dacht niet dat hij zijn krijgers ook zou kunnen overtuigen zich ook te laten dopen en daarbij hun eigen goden op te geven. Clovis beloofde aan Remigius dat hij zijn krijgers zou proberen te overtuigen tijdens een bijeenkomst, maar nog voor hij dit kon doen, was de almachtige God hem al voor geweest. Clovis’ krijgers riepen tijdens de bijeenkomst eensgezind: ‘Wij geven onze goden op en we zijn bereid de onsterfelijke God van bisschop Remigius te volgen!’ Vervolgens werd Clovis gedoopt en met hem meer dan drieduizend krijgers.

Naar: van Tours, G. (tussen ca. 538 en 594). Historia Francorum.

Gregorius van Tours leefde tussen ca. 538 en 594 en was vanaf 573 bisschop van Tours, een stad in het Frankische rijk. Als bisschop schreef hij de Historia Francorum, een beschrijving van de geschiedenis van de Frankische koningen. Gregorius schreef vooral over Clovis, ook al had hij die koning zelf nooit gekend. Clovis bekeerde zich rond het jaar 500 en Gregorius leefde in de tijd van Clovis’ kleinkinderen. Het is onduidelijk welke bronnen Gregorius gebruikte om zijn Historia vorm te geven. Toch is dit een van de weinige bronnen over de geschiedenis van de Franken. Er zijn weinig andere bronnen overgebleven.

09a
KRITISCH BRONNEN EVALUEREN

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context van de bron.

✓ Wie maakte de bron?

✓ Waar is de bron gemaakt?

✓ Wanneer is de bron gemaakt?

Gregorius van Tours in de stad Tours, in het Frankische rijk in de 6e eeuw (na 573)

✓ Welke soort bron is dit?

een geschreven bron

search Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Nummer de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde. gebeurtenis

4 2 6 1 5 3

proefversie©VANIN

Ten einde raad vroeg Clovis hulp aan de god van de christenen en hij beloofde zich te bekeren bij een overwinning.

Er kwam een oorlog tussen de Franken en de Alemannen. Clovis en zijn krijgers bekeerden zich tot het christendom.

Clotilde smeekte haar man Clovis zich te bekeren tot het christendom maar hij weigerde.

De Alemannen verloren de oorlog. Clovis en zijn leger werden in de pan gehakt.

✓ Omcirkel op de kaart op p. XX het gebied van de Franken en het gebied van de Alemannen.

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Beoordeel de bruikbaarheid van de bron.

onbruikbaar

Beargumenteer je keuze.

Gregorius geeft een verslag van de doop van Clovis. X

✓ Contextualiseer de bron met deze drie vragen.

a Voor welk doelpubliek werd de bron gemaakt?

bv. tijdgenoten die konden lezen

b Welk beoogd effect had de maker van de bron?

bruikbaar

09c

BRONNEN CONTEXTUALISEREN

Bv. Hij wilde waarschijnlijk zijn lezers overtuigen van de macht van God om zo mensen te bekeren.

c Welk perspectief had de maker van de bron?

Gregorius was een bisschop en dus een christen.

✓ Beoordeel de betrouwbaarheid van de bron.

onbetrouwbaar

Markeer in bron 1 en het bijschrift op p. XX de zinnen die je keuze onderbouwen.

search Stap 4: Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

betrouwbaar

proefversie©VANIN

Lees het kader historisch denken en maak opdracht a tot en met c.

Historisch denken: betrouwbaarheid van de bron

Als je wilt nagaan of een bron betrouwbare informatie geeft om een historische vraag te beantwoorden, stel je het best de volgende vragen over de context van de bron:

—Welk perspectief had de maker van de bron? Probeert de maker vanuit zijn perspectief te misleiden of verkeerd te informeren? Is de maker partijdig?

—Voor welk doelpubliek schreef de maker van de bron?

—Welk effect probeert de maker te verkrijgen?

a Welk perspectief had de maker van de bron?

Gregorius was een bisschop en dus christen.

b Kun je stellen dat hij partijdig was of net niet? Argumenteer.

☐ Ja, hij lijkt partijdig, want …

X X X

☐ Nee, hij lijkt onpartijdig, want …

als bisschop wilde hij waarschijnlijk zijn lezers overtuigen van de macht van God om zo misschien anderen te bekeren.

c Voor welk doelpubliek werd de bron gemaakt?

bv. tijdgenoten die konden lezen

3

Beargumenteer of je antwoord op opdracht a tot en met c de betrouwbaarheid van de bron vergroot of net niet.

De betrouwbaarheid is wel / niet vergroot, want

Gregorius van Tours was een christelijke bisschop. Hij schreef niet neutraal maar probeerde zijn lezers te overtuigen van iets wat niet bewezen kon worden.

4

Geef met behulp van de lestekst op p. XX drie manieren waarop West-Europa tijdens de vroege middeleeuwen werd bekeerd. Vul aan na de signaalwoorden.

Ten eerste …

gaf koning Clovis het voorbeeld en anderen volgden hem.

Vervolgens …

werden missionarissen uitgestuurd om mensen te bekeren.

Ten slotte …

verspreidden ook monniken het geloof via kloosters die werden opgericht.

De bekering van Clovis en de verspreiding van het christendom

Een kerk is een gebouw waar christenen samenkomen. Maar ‘de kerk’ betekent ook de levensbeschouwelijke organisatie binnen het christendom, met de paus en de bisschoppen aan het hoofd. Tijdens de vroege middeleeuwen verspreidde het christendom en de bijbehorende organisatie zich langzaam over grote delen van Europa.

Rond het jaar 500 liet de Frankische koning Clovis zich dopen. Bisschop Gregorius van Tours schreef later een verhaal over die bekering. Dat verhaal is echter onbetrouwbaar. Clovis liet zich waarschijnlijk dopen om praktische redenen. Geestelijken die voor de kerk werkten, waren goed opgeleid: ze konden lezen en schrijven. Om zijn rijk goed te kunnen besturen had Clovis de kerk en de geestelijken dus nodig. Zo werkten de religieuze macht van de kerk en de politieke macht van de koning samen. Dat had voordelen voor beide partijen. Veroverde gebieden werden christelijk en de kerk kreeg bescherming van de Frankische koningen.

In de vroege middeleeuwen werd West-Europa op verschillende manieren bekeerd. Koningen zoals Clovis gaven het voorbeeld en anderen volgden. Vanuit christelijke gebieden werden missionarissen uitgestuurd die niet-christelijke gebieden probeerden te bekeren. Ook monniken verspreidden het christelijke geloof door overal in Europa kloosters op te richten. In gebieden met overwegend christenen nam een bisschop de religieuze leiding. Geleidelijk werd de bisschop van Rome de leider van de Katholieke Kerk: de paus.

Historische vraag 4:

Welke relatie tussen leenheer en vazal ontstond er tijdens de vroege middeleeuwen in het Frankische rijk?

In deze historische vraag bestudeer je aan de hand van een lestekst welke relatie er tussen een leenheer en vazal ontstond. Je maakt ook kennis met het begrip 'domein' en komt te weten welke gelaagde samenleving er ontstond tijdens de vroege middeleeuwen.

1

Lees de tekst op p. XX en XX en gebruik daarbij de juiste leesstrategie. Maak vervolgens opdracht a tot en met d.

a Vul de tijdlijn van de bestuurlijke organisatie tijdens de vroege middeleeuwen in West-Europa aan.

Noteer in de balken: Hofmeiers – Karolingers – Merovingers.

Noteer in de vakjes onder de tijdlijn de letters van de namen: A Clovis – B Karel de Grote –C Karel Martel – D opvolgers Clovis – E Pepijn de Korte

Merovingers

b Vul het schema aan.

Hofmeiers

leenheer

meestal de koning

Karolingers

grond in leen

trouw machtspositie

vazalliteit

Dit systeem noem je: leenman (vazal)

steun tijdens oorlog

c Vul het oorzaak-gevolgschema aan met de letters bij de gebeurtenissen.

A Grondbezit en landbouw boden zekerheid.

B De steden liepen leeg.

C Er ontstonden Germaanse migraties.

D Dat had nadelige gevolgen voor de handel, die grotendeels stilviel.

E Dat creëerde een gevoel van onveiligheid.

F Er ontstonden domeinen met boeren in verschillende gradaties van vrijheid.

E D B A F

Historisch denken: oorzaak en gevolg

Oorzaak en gevolg zijn twee structuurbegrippen die een verband weergeven. Een oorzaak is de reden waarom iets gebeurt en het gevolg is het resultaat van wat er gebeurde. Wanneer verschillende oorzaken en gevolgen elkaar opvolgen, heb je te maken met een oorzaak-gevolgketen.

Oorzaken en gevolgen benoemen en onderscheiden helpt je begrijpen waarom zaken in het verleden gebeurden. Als je bijvoorbeeld met de jeugdbeweging op weekend bent geweest, heb je misschien niet (genoeg) kunnen studeren voor die ene toets op maandag. Gevolg? Een minder goed resultaat. De oorzaak? Het weekend en het feit dat je beter op voorhand had gestudeerd.

d Vul het schema aan met de juiste begrippen.

Kies uit: domein - heer - horigen - slaven - vazallen - vrije boeren - vrijheid.

vazallen

heer

landbouwgebied: verschillende gradaties van besturen en beheren

van de koning / (adel) : deel van de oogst afstaan

vrije boeren horigen slaven domein vrijheid

Bekijk het instructiefilmpje.

halfvrije boeren ( ): deel van de oogst afstaan, karweien, behoort tot het domein : volledig onvrij, ten dienste van de heer

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX. 2

De gelaagde samenleving tijdens de vroege middeleeuwen in West-Europa

Dynastie van de Merovingers

In de middeleeuwen veranderde de bestuurlijke organisatie geleidelijk. Het West-Romeinse rijk viel uiteen in verschillende monarchieën of koninkrijken. Een van die koninkrijken was dat van de Franken. Zij gaven de macht door binnen dezelfde familie, waardoor er een dynastie ontstond. De eerste dynastie, die van de Merovingers, werd genoemd naar Merovech, de grootvader van koning Clovis.

Vazalliteit

Germaanse leiders bouwden een vertrouwensrelatie met hun krijgers op. Een leider die gebieden veroverde en zijn krijgers liet delen in de buit, kreeg meer aanzien en macht. Die leiders werden uiteindelijk koningen, zoals Clovis. De Frankische koningen leenden soms ook land, een ‘domein’, aan hun krijgers, die dan leenmannen of ‘vazallen’ werden van de leenheer. Die krijgers kregen adellijke titels en moesten de koning trouw zweren en helpen in tijden van oorlog. Zo ontstond de vertrouwensrelatie tussen de koning en de adel, vazalliteit genoemd.

Het domein en de gelaagde samenleving

De Germaanse migraties, en het bijbehorende gevoel van onveiligheid, hadden de handel grotendeels stilgelegd. Daarom liepen de steden, de centra van handel, leeg. De bevolking, ook de rijkere adel, verhuisde naar het platteland. Daar bood de landbouw op domeinen toch enige bestaanszekerheid.

De adellijke heer, een vazal van de koning, bestuurde en beschermde de landerijen van zijn domein en de mensen die er werkten. Op het domein werkten boeren volgens verschillende gradaties van vrijheid en ongelijkheid. Er waren wel nog slaafgemaakten, zoals ook bij de Romeinen het geval was. De kerk was echter gekant tegen slavernij, zeker als het ging om christelijke slaafgemaakten. Slavernij was ook minder rendabel. Slaafgemaakten moesten constant bewaakt en aangespoord worden, wat bij horigen niet nodig was. Horigen waren halfvrije boeren die gebonden waren aan het domein. Anders dan slaafgemaakten mochten ze bijvoorbeeld trouwen en een gezin stichten. Ze bewerkten het land voor hun eigen onderhoud en moesten een deel van de oogst en bepaalde diensten aan de heer leveren. Er waren ook vrije boeren die zich bij de domeinen aansloten op zoek naar veiligheid. In ruil voor die veiligheid stonden ook zij een deel van de oogst af aan de heer. Daarnaast vroeg de kerk een soort van bijdrage in de vorm van ‘tienden’. Een tiende van de opbrengsten werd aan de kerk afgestaan.

Van Merovingers naar Karolingers

Volgens de Frankische wet moest een grondgebied bij een overlijden verdeeld worden onder alle mannelijke nakomelingen. Dat zorgde steeds opnieuw voor een verdeling van het gebied en voor strijd tussen de erfgenamen. In die onzekere tijden werd de hofmeier, vergelijkbaar met een soort eerste minister, steeds belangrijker. Hij bestuurde het rijk terwijl de koningen vochten. De hofmeiers kregen steeds meer macht. Uiteindelijk zette hofmeier Pepijn de Korte, met hulp van de paus, de laatste Merovingische koning af om zelf koning te worden. Vanaf dat moment begon de dynastie van de Karolingers, genoemd naar hofmeier Karel Martel, de vader van Pepijn de Korte. De bekendste Karolinger was echter Karel de Grote, zoon van Pepijn de Korte.

Uitbreiding 1:

Waarom werd Bonifatius in de 8e eeuw gedood?

Wil je de symboliek op een miniatuur leren herkennen en zo achterhalen waarom Bonifatius werd gedood? Maak dan de uitbreiding op iDiddit.

past helaas net niet meer op de vorige paginavoorlopig hier witruimte + pagina open gelaten om grote (misschien nodeloze) verschuivingen te voorkomen

voorlopig blanco - zie opmerking vorige pagina

Historische vraag 5:

Verdient Karel de Grote zijn bijnamen?

1 In deze vraag kom je te weten met welke bijnamen Karel de Grote werd geëerd en beoordeel je zelf of hij die bijnamen ook verdiende. Daarvoor bestudeer je een tekst en vergelijk je die met een krantenartikel.

Lees de lestekst over Karel de Grote op p. XX. Beantwoord de vragen.

a Noteer in de tabel drie voorbeelden van hoe Karel de Grote centralisatie doorvoerde in zijn rijk. Kruis vervolgens de maatschappelijke domeinen aan waartussen een verband te vinden is.

POL SOC ECO CUL

Karel organiseerde het rijk in gouwen met aan het hoofd vazallen in zijn dienst.

Karel liet een munt slaan die over het hele grondgebied gebruikt werd.

b Noteer de twee bijnamen van Karel. Leg uit aan de hand van minstens één argument waarom hij elke bijnaam kreeg.

Zijn eerste bijnaam is , omdat

Karel verplichtte het christendom voor alle inwoners. er binnen Europa een

Zijn tweede bijnaam is , omdat

Karel de Grote Vader van Europa hij zorgde voor de expansie van

het Frankische rijk en veel gebieden veroverde. eengemaakt rijk was ontstaan na verschillende eeuwen van territoriale verdeeldheid.

c Doorstreep wat fout is.

Die bijnamen hebben eerder een positieve / negatieve bijklank.

2

Lees het krantenartikel en beantwoord de vragen.

Karel de Grote, mythische vader van Europa

Met drie tentoonstellingen eert de Duitse stad Aken zijn bekendste inwoner: Karel de Grote. De Karolingische keizer was een wrede en schrandere machthebber, met een hart voor de kunsten.

(…)

Het eerste deel van zijn leven stond in het teken van de jarenlange bloedige strijd met de Saksen en de Friezen. Vooral de veldslagen met de Saksen waren meedogenloos gewelddadig.

Maar Karel won uiteindelijk en breidde zijn imperium stelselmatig uit. Uit machtsdrang, maar ook, zo blijkt op de expo, uit een zendelingenhouding. Hij zag zichzelf als hoofd van de christenen en dus moesten heidenen bekeerd worden of teruggedreven en uitgeschakeld (de Arabieren in Spanje). (...)

Het rijk van Karel de Grote is wel gestoeld op bloedvergieten. Het is een van de facetten van zijn regeerperiode die later – en nu soms nog – wordt verzwegen. Hij wordt vaak beschouwd als de eerste Europeaan, een voorbeeld van wat nu de Europese Unie is. Maar zijn wreedheid strookt nergens met het vreedzame en vrijwillige karakter van de Europese eenmaking. (…)

Uit: Maker onbekend. (22 juli 2014). Karel de Grote, mythische vader van Europa. De Tijd.

In 2014 publiceerde de krant De Tijd dit artikel rond drie tentoonstellingen in Aken, naar aanleiding van het feit dat Karel de Grote 1200 jaar eerder overleden was.

a Onderlijn in het krantenartikel de zin die de bijnaam ‘Vader van Europa’ bevestigt.

b Doorstreep wat fout is.

Deze tekst is eerder positief / negatief over Karel de Grote.

c Markeer in de tekst minstens vijf aspecten van Karel de Grote die je keuze motiveren.

d Waarom wordt Karel de Grote in dit krantenartikel niet gezien als de Vader van Europa?

Omdat zijn wreedheid niet strookt met het vreedzame en vrijwillige karakter van de Europese eenmaking.

3

Na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome werd het rijk tijdens het Verdrag van Verdun in 843 verdeeld onder de drie kleinzonen van Karel. Karel werd dan wel voorgesteld als Vader van Europa, maar zijn rijk werd na enige tijd al opgesplitst. Welke twee hedendaagse landen kregen toen wel vorm? Beantwoord de vraag op basis van de kaart.

Frankrijk en Duitsland

Het rijk van Karel de Grote en het Verdrag van Verdun (9e eeuw)

← Het rijk van Karel de Grote bestond uit:

4

Zou jij Karel vandaag nog altijd de bijnaam ‘de Grote’ geven? Waarom wel of niet? Bespreek klassikaal en geef minstens twee argumenten.

5

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX. Gebruik in je antwoord minstens twee argumenten. Maak ook onderscheid tussen wat je uit de bronnen leert en wat je eigen mening is.

Centralisatie

onder

Karel de Grote

Karel de Grote breidde het Frankische rijk verder uit. Op de kaart op p. XX zie je hoe groot zijn rijk uiteindelijk was. Voor Karel kwam het er vervolgens op aan zijn rijk zo efficiënt mogelijk te organiseren. Daarom besloot de koning tot een centralisatie op verschillende domeinen waarbij de macht gecentraliseerd werd rond zijn persoon.

Karel liet zijn rijk indelen in gouwen, gebieden die vergelijkbaar zijn met provincies. Aan het hoofd van elke gouw plaatste hij een gouwgraaf. Die graven werden vazallen in dienst van de koning: ze kregen een gouw in ruil voor krijgs- of andere diensten. Karel liet vervolgens een wetgeving uitwerken die over het hele grondgebied van kracht was en die door de graven moest worden toegepast. Daarnaast zorgde Karel voor een nieuw muntstelsel met zilveren munten die overal in het rijk konden worden gebruikt.

Ten slotte verplichtte Karel alle inwoners van zijn rijk om hun oude, vaak polytheïstische, gewoonten en tradities achterwege te laten en voluit voor het christendom te gaan.

Op die manier werd er gestreefd naar één rijk, één geloof en één centrale heerser. Omwille van zijn veroveringen en zijn beleid kreeg hij in zijn tijd al de bijnaam ‘de Grote’. Op kerstdag 800 werd Karel bovendien door paus Leo III tot keizer gekroond. Dat was een sterk symbolisch gebaar naar de buitenwereld, omdat het zo leek alsof het West-Romeinse rijk nieuw leven werd ingeblazen. Omdat er nu weer een groot eengemaakt rijk binnen Europa was ontstaan, kreeg hij ook de bijnaam Pater Europae (‘Vader van Europa’).

Karel de Grote had binnen Europa een rijk uitgebouwd met zichzelf aan het hoofd als centrale vorst, maar van een organisatie zoals in het Romeinse rijk uit de klassieke oudheid was geen sprake. Ook waren er in zijn tijd andere rijken die binnen alle domeinen van de samenleving veel verder stonden. In hoofdstuk 3 krijg je een beeld van het Arabische rijk en zal het je opvallen dat het Frankische rijk op wereldschaal toen niet veel voorstelde. Bovendien viel het Frankische rijk in 843 ook nog eens uiteen in drie aparte rijken. Daaruit groeiden later Frankrijk en Duitsland.

Uitbreiding 2: Is Karel de Grote echt de uitvinder van de school?

Ga naar iDiddit en onderzoek met behulp van AI waarom Karel de Grote in Frankrijk de patroonheilige is van de schoolgaande jeugd.

Conclusie

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Waarom wordt de overgang van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen gesitueerd rond het jaar 500?

Op basis van de kaarten lijkt het dat er rond het jaar 500 in West-Europa eerder sprake is van continuïteit / een breuk, want

het West-Romeinse rijk hield toen op te bestaan en er kwamen verschillende kleinere koninkrijken in de plaats.

Historische vraag 2: Is de overgang rond het jaar 500 een goed gekozen scharniermoment?

Bv. Enerzijds was er een breuk omdat het West-Romeinse rijk ophield te bestaan, maar anderzijds zijn er ook voorbeelden van continuïteit, zoals de Latijnse taal en de invloed van het christendom op de politiek.

Historische vraag 3: Waarom bekeerde koning Clovis zich tot het christendom?

Clovis liet zich dopen omdat hij de hulp van de kerk nodig had bij het besturen van zijn rijk.

Historische vraag 4: Welke srelatie tussen leenheer en vazal ontstond er tijdens de vroege middeleeuwen in het Frankische rijk?

Historische vraag 5: Verdient Karel de Grote zijn bijnamen?

Volgens het middeleeuwse perspectief wel / niet, want

Volgens het perspectief van het krantenartikel wel / niet, want

Karel wordt beschreven als een wrede en meedogenloze vorst.

Volgens jouw perspectief wel / niet, want

Er ontstond een vertrouwensrelatie tussen de koning of leenheer en de vazal of leenman. De koning gaf een landbouwgebied in leen aan de leenheer. Die moest op zijn beurt trouw zweren en de koning bijstaan in tijden van oorlog. hij had effectief een groot rijk veroverd. persoonlijk antwoord.

voorlopig blanco - door schrappingen past conclusie op 1 pagina --> momenteel 2 blanco pagina's in het document, beide schrappen en alles verschuiven?

Synthese

Samenvattend schema

KLASSIEKE OUDHEID

ca. 500

MIDDELEEUWEN IN WEST-EUROPA

CONTINUÏTEIT? BREUK?

Het Oost-Romeinse rijk bleef bestaan.

Romeinse kunst- en cultuuruitingen

Latijn als bestuurstaal

verdere verspreiding van het christendom

ongelijke landbouwsamenleving → verschillende vormen van vrijheid

- vrije boeren

- halfvrije horigen - slaven

Onvrijheid blijft bestaan: horigen afhankelijk van heer. Slavernij vermindert wel in omvang.

Germaanse migraties → West-Romeinse rijk

Handel valt grotendeels weg.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Merovingers: koning Clovis

Keizerrijk verbrokkelt in Germaanse koninkrijken.

Karolingers: koning Karel de Grote voorbeeld: Frankische rijk

vazalliteit: leenheer of koning leent grond uit aan leenman in ruil voor trouw en steun tijdens oorlog.

landbouwdomeinen bestuurd door adel

expansie en centralisatie bijnamen: de Grote en Vader van Europa door paus tot keizer gekroond

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad al volgende historische begrippen: christendom, handel, landbouw, migratie , ongelijkheid, slavernij.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel:

bekeren iemand overtuigen om zich bij jouw religie aan te sluiten bisschop geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, een kerkelijk gebied, staat concilie belangrijke vergadering van christelijke leiders waarin kerkelijke aangelegenheden worden besproken dopen ritueel waarbij iemand onder water gedompeld wordt in een rivier of een kerk om die te verwelkomen in het christendom geestelijke iemand die voor de kerk werkt gewoonte handeling die men gewend is om uit te voeren heiden aanduiding voor iemand zonder of met een andere godsdienst Katholieke Kerk christelijke kerk gebonden aan de christelijke leer zoals de kerk van Rome onder leiding van de paus ze voorschrijft kerk instelling van christelijke gelovigen, zoals bv. de Rooms-Katholieke Kerk. 'Kerk' is ook de term voor het gebedsgebouw van christenen. klooster gebouw waarin een christelijke gemeenschap van geestelijken in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden

levensbeschouwelijke organisatie wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren missionaris geestelijke die mensen gaat bekeren in gebieden waar een ander geloof heerst

monnik bewoner van een klooster die in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden paus geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat religie godsdienst traditie gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven voertaal taal die in een bepaald gebied in het dagelijks leven wordt gebruikt. Die is niet altijd dezelfde als de bestuurstaal.

economisch: domein gebied onder het bestuur van een heer waarop boeren in verschillende vormen van vrijheid aan landbouw doen muntstelsel systeem waarbij munten worden gebruikt om te betalen

politiek: absolutisme staatsvorm geleid door een onbeperkte alleenheerschappij

alleenheerschappij autocratie, bestuurvorm waarbij een persoon zo veel mogelijk macht in handen heeft bestuurlijke organisatie wijze waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt bestuurstaal officiële taal in een land die wordt gebruikt door machtshebbers. Die is niet altijd dezelfde als de voertaal. centralisatie proces waarin de macht of het bestuur in handen van centrale instellingen komt cesaropapie staatsvorm waarbij de wereldlijke leider (caesar of keizer) ook de kerkelijke leider (papa of paus) is dynastie opeenvolgende heersers binnen dezelfde familie gouw bestuurlijke indeling in het rijk van Karel de Grote hofmeier hoogste ambtenaar onder de Frankische vorsten koninkrijk gebied waarvan een koning het staatshoofd is leenheer koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert macht de mogelijkheid hebben om je invloed op mensen of gebeurtenissen te gebruiken monarchie staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid vazal vertrouweling van een heer. De vazal kreeg een ambt of een grond van een heer in ruil voor zijn trouw en diensten. vazalliteit vertrouwensrelatie tussen een heer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen verovering met geweld in bezit nemen, bv. van een grondgebied of territorium vorst edelman met adellijke titel zoals bv. graaf, hertog, koning, keizer, kalief

sociaal:

adel middeleeuwse stand waarvan de leden (edelen) een bevoorrechte positie innamen. Ze hadden bijvoorbeeld recht op grondbezit. gelaagde samenleving samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde kansen of rechten hebben (bv. standenmaatschappij) heer man van adel die heerst over een gebied horige halfvrije boer (on)vrijheid toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet onderworpen of afhankelijk zijn oorlog gewapend conflict volk meerderheid mensen in de middeleeuwse samenleving die weinig rechten en vooral plichten had

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: breuk, continuïteit, perspectief, contextualiseren, scharniermoment, symbolisch startjaar.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. XX.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.

Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de Germaanse migraties (ca. 350 - ca. 500) en de uitbreiding van het Frankische rijk (ca. 450 - 843) op een tijdlijn plaatsen, zoals op p. XX en XX.

Ik kan plaatsen en regio's uit dit hoofdstuk situeren op een kaart (Oost- en WestRomeinse rijk, Frankische rijk, Constantinopel, Rome), zoals op p. XXX.

Ik kan het bestuur en de verschillende gradaties van vrijheid in de vroegmiddeleeuwse samenleving schematisch weergeven, zoals op p. XX.

Ik kan drie voorbeelden van de centralisatiepolitiek van Karel de Grote geven en daaraan het verband tussen de maatschappelijke domeinen linken, zoals op p. XXX.

BRONNEN EN WERKEN

Ik kan het stappenplan van de bronnenstudie toepassen, zoals op p. XX, XX en XX.

Ik kan beargumenteren waarom bronnen bruikbaar of betrouwbaar zijn, zoals op p. XXX.

Ik kan de betrouwbaarheid van een bron beoordelen door het perspectief van de maker, het doelpubliek, de partijdigheid ... na te gaan.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan beargumenteren aan de hand van voorbeelden hoe rond het jaar 500 zowel continuïteit als verandering en breuk van toepassing zijn en ik kan een oorzaakgevolgredenering gebruiken, zoals op p. XX.

Ik kan beargumenteren of Karel de Grote de bijnaam ‘de Grote’ al dan niet verdiende, zoals op p. XX.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan aan de hand van de kaart op p. XX uitleggen hoe de hedendaagse landen Frankrijk en Duitsland vorm kregen tijdens de vroege middeleeuwen.

Ik kan beargumenteren waarom ik Karel de Grote wel of niet de bijnaam ‘de Grote’ zou geven en hoe daarbij je eigen perspectief je beïnvloedt, zoals op p. XXX.

moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

Ik

Arabische rijk

Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Tijdens de vroege middeleeuwen raakte de kennis van wetenschappers en filosofen uit de oudheid vergeten in de westerse wereld, maar in het Arabische rijk bezat men die kennis nog wel. In dit hoofdstuk zul je onderzoeken hoe het Arabische rijk ontstond en wat daarbij kenmerkend was in vergelijking met de ‘Europese’ middeleeuwen.

Historische vragen

Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?

2 Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 tot ca. 1250?

3 Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

Hoe keken de Arabieren naar de wereld rond het jaar 1000?

2 Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?

Wat weet je al?

In Sapiens 2 maakte je kennis met de Macedonische veldheer Alexander de Grote (4e eeuw v.C.). Wat weet je nog over zijn veroveringen en het verband met het hellenisme?

Bekijk de reconstructietekening (bron 1). Welk belang had het hellenisme voor de veroverde gebieden?

Bron 1:

Franse reconstructietekening uit de 19e eeuw. In de oudheid was het Mouseion in Alexandrië een ontmoetingsplaats voor wetenschappers waar kennis werd bewaard en uitgewisseld.

Tijdlijn 1: Arabische wereld

ARABIË: NOMADISCHE STAMMEN

LEVEN VAN PROFEET MOHAMMED

ontstaan Arabische rijk en islam

Tijdlijn 2: West-Europa

DYNASTIE OMAJJADEN

uitbreiding Arabische rijk

EERSTE KALIEFEN uitbreiding Arabische rijk

DYNASTIE ABBASIDEN

economische groei wetenschappen belang islam

KLASSIEKE OUDHEID VROEGE MIDDELEEUWEN

UITBREIDING FRANKISCHE RIJK

← Anonieme kunstenaar, Mohammed zegent in Medina zijn volgelingen die een moskee bouwden, ca 1425 De islamitische jaartelling begint in 622 met de hidjra of migratie van de profeet Mohammed uit zijn geboorteplaats Mekka naar Jatrib (Medina).

Situeren in tijd II

← Miniatuur uit Siyer-i Nabi (Leven van de Profeet), Ottomaanse school, 16e eeuw. De veertigjarige profeet Mohammed kreeg volgens de islamitische overlevering nabij Mekka een goddelijke boodschap van de aartsengel Gabriel.

Internationaal handelsnet van de Arabieren (8e - 12e eeuw) Rond 1000 hadden de Arabieren een wereldwijd handelsnetwerk uitgebouwd. Bagdad werd het economische centrum.

ARABISCHE

← Omajjaden-moskee, La Mezquita, in Cordoba, Andalusië, Spanje, 8e eeuw. Deze moskee werd in 710 gebouwd onder de dynastie van de Omajjaden. Zij breidden het Arabische rijk westwaarts uit, tot het ook het grootste deel van het huidige Spanje (Andalusië) omvatte.

← Wetenschappers tijdens Abbasiden-dynastie, 9e eeuw. De kaliefen van de Abbasiden focusten zich niet meer op oorlog en expansie, maar op cultuur en wetenschappen, en in het bijzonder op de islam. Ondanks de culturele bloei in de 9e en 10e eeuw raakte het Arabische rijk politiek in verval.

RIJK VALT UITEEN IN DRIE KALIFATEN
CULTURELE BLOEI

Op onderzoek

Historische vraag 1:

Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?

In de vroege middeleeuwen verspreidde het christendom zich geleidelijk over een groot stuk van Europa. Gelijktijdig daarmee ontstond in Arabië een nieuwe godsdienst: de islam. Het centrum daarvan lag in de stad Mekka. Dat zette grote veranderingen in gang, niet enkel op het Arabisch Schiereiland zelf, maar in een gebied dat drie continenten besloeg. In deze historische vraag situeer je het ontstaan van de islam en het Arabische rijk in tijd en ruimte.

1

Analyseer de tijdlijnen op p. XX en de kaart op p. XX en beantwoord de vragen over tijd en ruimte.

a Bestudeer tijdlijn 1. In welke eeuw(en) leefde de islamitische profeet Mohammed?

einde 6e - begin 7e eeuw

2

b De islam werd gepredikt in Arabië, in de regio van Mekka en Medina. Omcirkel die regio op de kaart.

c Raadpleeg de legende van de kaart en omcirkel op tijdlijn 1 de periode waarin de islam over heel het Arabisch Schiereiland werd verspreid.

d Leid uit tijdlijn 1 af in welk jaar van de christelijke tijdrekening de islamitische tijdrekening begon.

622

Bestudeer opnieuw tijdlijn 1 op p. XX en de kaart op p. XX. Leg nu verbanden tussen tijd en ruimte. Onderzoek hoe de grenzen van het Arabische rijk met de tijd veranderden.

a Een kalief was een Arabische vorst. Onder de eerste kaliefen en de dynastie van de Omajjaden breidde het Arabische rijk sterk uit. In welke periode was dat?

b Tot waar strekte het Arabische rijk zich onder de Omajjaden in het oosten en het westen uit? 11b

in het westen tot in Spanje, in het oosten tot aan de Indus midden 7e - midden 8e eeuw

3

c Op welke drie continenten was de islam aanwezig onder de dynastie van de Abbasiden?

Europa, Afrika en Azië

d In welke eeuw kwam er een einde aan het grote Arabische eenheidsrijk? Wat was het gevolg?

In de 10e eeuw: het Arabische rijk viel uiteen in drie kalifaten.

e Het territorium van het Arabische rijk kreeg geregeld een andere invulling tijdens de vroege middeleeuwen. Duid de manieren aan waarop je dat van de historische kaart kunt aflezen.

☐ aan de hand van de verschillende tinten groen die overeenkomen met de verschillende uitbreidingen van het Arabische rijk

☐ aan de hand van pijlen die de veroveringen van de islam aangeven

☐ aan de hand van de zeeroutes die op de kaart zijn aangegeven

Interpreteer de historische kaart op p. XX. Kruis de vragen aan waarvoor die historische kaart als bron bruikbaar is.

☐ Welk deel van het Arabisch Schiereiland hoorde bij het Arabische rijk op het moment van de dood van Mohammed?

☐ In hoeveel fasen verliep de uitbreiding van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen?

☐ Over welke continenten lag het Arabische rijk verspreid in de vroege middeleeuwen?

X X X

☐ Viel het Arabische rijk in de 10e eeuw uit elkaar in drie kalifaten?

☐ Wie waren de eerste kaliefen?

4 Als ik tijdlijn 1 en 2 vergelijk, dan zie ik dat … 1

Vergelijk tijdlijn 1 en 2 op p. XX. Kun je de periodisering van de westerse geschiedenis toepassen op de Arabische geschiedenis? Gebruik twee argumenten in je antwoord en formuleer je conclusie.

2

het begin van de middeleeuwen (ca. 500) geen enkele betekenis had voor de geschiedenis van het Arabische rijk. de periodisering in Arabische dynastieën logischer is voor de Arabische geschiedenis dan de indeling in vroege, hoge en late middeleeuwen.

Ik besluit dat …

de periodisering van de westerse tijdlijn niet passend is voor de Arabische wereld en omgekeerd.

De expansie van de islam tijdens de vroege middeleeuwen

↑ De Arabische woestijn strekt zich uit over bijna heel het Arabisch Schiereiland.

5 11b

Vergelijk de geschiedenis van het Arabische rijk met gebeurtenissen in andere regio's.

a Duid aan of de gebeurtenissen gelijktijdig (G) of ongelijktijdig (OG) verliepen.

b Verklaar je keuze in de rechterkolom. Gebruik het structuurbegrip 'eeuw(en)' in je antwoord.

gebeurtenissen gelijktijdig of ongelijktijdig? waarom?

het ontstaan van het christendom 1 het ontstaan van de islam

het bestuur van de Merovingische dynastie over het Frankische rijk 1 het bestuur van de eerste kaliefen

G / OG

G / OG

Historisch denken: centrum en periferie

Het christendom is zeven eeuwen ouder dan de islam.

De Merovingers bestuurden het Frankische rijk van de 6e tot het midden van de 8e eeuw, de eerste kaliefen bestuurden het Arabische rijk midden 7e eeuw.

Door de structuurbegrippen 'centrum' en 'periferie' te gebruiken kun je het belang en de invloed van een plaats of macht voor alle domeinen van de samenleving aanduiden.

Een voorbeeld: Mekka, waar de islam ontstond, is tot vandaag het religieuze centrum van de hele islamwereld. Het was en is belangrijk voor alle moslims en heeft invloed tot in verafgelegen gebieden. We gebruiken het structuurbegrip 'centrum' om de centrale culturele rol van Mekka aan te duiden. Je kunt dat begrip ook toepassen op de andere domeinen van de samenleving. Er zijn andere gebieden of machten die geen centrale rol op cultureel, politiek, sociaal of economisch vlak spelen en enkel van lokaal belang zijn. Die situeren zich eerder in de rand of marge van het grotere geheel. Om hun belang te typeren gebruiken we dan het structuurbegrip 'periferie'.

6

Bestudeer de kenmerken van de Arabische ruimte. Op de kaart zijn een aantal geografische namen met een letter aangeduid. Die gebruik je in deze opdracht.

a Noteer in de tabel op p. XX voor elke geografische naam de overeenkomstige letter op de kaart.

b Plaats in de tabel voor elke naam een kruisje bij de overeenkomstige ruimte (stedelijke, regionale of maritieme ruimte). Gebruik eventueel de structuurbegrippen rond ruimte in je Histokit.

11b STRUCTUUR­

c Lees het kader historisch denken. Markeer in de tabel één plaatsnaam die het best kan aangeduid worden met het structuurbegrip ‘centrum’ (van de Arabische wereld).

d Zoek op de kaart een plaatsnaam die eerder in de periferie (van het Arabische rijk) lag.

persoonlijk antwoord

Fostat (Caïro)

Indische Oceaan

Bagdad

Arabië

Middellandse Zee

Byzantijnse rijk

Medina

Cordoba

Mekka

letter stedelijke ruimte regionale ruimte maritieme ruimte

7

Je kwam het begrip ‘imperialisme’ al tegen bij de Grieken en de Romeinen. Beargumenteer met behulp van de kaart op p. XX waarom dat begrip voor de Arabische geschiedenis tijdens de vroege middeleeuwen vooral van toepassing is op de periode van de eerste kaliefen en van het kalifaat van de Omajjaden.

a Wat stel je vast als je op de kaart de expansie van het Arabische rijk bestudeert?

Ik stel vast dat …

het Arabische rijk onder de eerste kaliefen en de Omajjaden in anderhalve eeuw tijd enorm uitbreidde, zowel naar het westen in Noord-Afrika en tot in Spanje, als naar het oosten. Daar werd

heel het Perzische rijk tot aan de Indus onderworpen.

b Wat stel je nog vast?

Ik stel ook vast dat de expansie stopte …

onder de dynastie van de Abbasiden.

8

Onder de dynastie van de Abbasiden werd Bagdad het knooppunt van internationale handelsroutes naar alle windrichtingen. Beantwoord de volgende vragen met behulp van tijdlijn 1 op p. XX en de kaart op p. XX.

9 a In welke periode bestuurde de dynastie van de Abbasiden het Arabische rijk? Noteer de juiste eeuw.

tweede helft van de 8e eeuw en de 9e eeuw

b Op de kaart zijn de handelsroutes aangeduid met rode stippellijnen. Markeer met een stift op de kaart de vier belangrijke routes die vertrokken vanuit Bagdad.

c Vul het kenmerk van elke route en de bestemming van die route aan in de tabel.

windrichting kenmerk route bestemming

1 noordoosten

2 zuidoosten

3 zuidwesten

4 noordwesten

zijderoute

zijderoute / slavenroute

India en China goudroute Afrika

Afrika, Zanzibar

08b KIJKSTRATEGIEËN

noordelijke route Noord-Europa / Baltische Zee

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

Ontstaan en uitbreiding van de islam en het Arabische rijk

In de vroege (Europese) middeleeuwen ontstond in Mekka, een stad op het Arabisch Schiereiland, een nieuwe wereldgodsdienst: de islam. Nog tijdens het leven van de profeet Mohammed (7e eeuw) verspreidde de islam zich over het Arabisch Schiereiland. Na het overlijden van de profeet startte onder de eerste kaliefen vanuit het Arabisch Schiereiland de expansie van het Arabische rijk. Dat werd verder uitgebreid tot een wereldrijk onder de dynastie van de Omajjaden (midden 7e tot midden 8e eeuw). Zo werd de islam een toonaangevende godsdienst op drie continenten: Azië (tot aan de Indus), Afrika (van Egypte tot Marokko) en Europa (bijna het hele huidige Spanje). Tijdens de dynastie van de Abbasiden in de 9e eeuw stopte het imperialisme. Bagdad werd de hoofdstad van het rijk. Rond het jaar 1000 van de christelijke tijdrekening viel het Arabische rijk uiteen in drie kalifaten: het kalifaat van Cordoba (Spanje), dat van Fostat (Noord-Afrika) en dat van Bagdad (Azië). Daarnaast bestonden er kleinere koninkrijkjes

Historische vraag 2:

Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 tot ca. 1250?

Eeuwenlang werd het Arabisch Schiereiland bewoond door nomadische stammen. In de 7e eeuw veranderde hun leven ingrijpend door de opkomst van de islam. In deze historische vraag onderzoek je welke veranderingen de islam bracht en wat de kenmerken van de veranderde Arabische samenleving waren.

Bekijk het filmpje over het ontstaan van de islam en beantwoord de vragen.

a Hoe leefden de Arabieren op het Arabisch Schiereiland voor de komst van de profeet Mohammed? Kruis per domein van de samenleving de juiste kenmerken aan.

SOC

POL

ECO

↑ Bekijk het filmpje.

☐ Op het Arabisch Schiereiland leefden verschillende nomadenfamilies in los stamverband.

☐ Op het Arabisch Schiereiland bestond een standenmaatschappij.

☐ Met de bloei van Mekka ontstond een rijke economische klasse en was er meer sociale ongelijkheid.

☐ In de nomadische samenleving was er sociale gelijkheid.

☐ De Arabische samenleving had een sterk centraal bestuur.

☐ De Arabische samenleving had geen centraal gezag.

☐ Elke stam volgde zijn eigen wetten en tradities.

☐ De Arabische nomaden leefden van veeteelt, beperkte landbouw en handel.

☐ De Arabieren dreven handel op stedelijke markten.

☐ Nomadische boeren verbouwden graan en dadelpalmen.

☐ De stammen dreven handel in handelskaravanen en doorkruisten het schiereiland via oases.

CUL ☐ De Arabische nomaden hadden een lange schriftelijke traditie.

☐ De nomaden geloofden in vele goden en er was ook een vroeg monotheïsme.

☐ De stammen spraken verschillende talen.

☐ De Arabische nomaden hadden een mondelinge traditie.

☐ Dichters speelden een belangrijke rol bij de overdracht van kennis.

☐ De Arabische taal was een bindmiddel tussen de Arabische stammen.

b De komst van de profeet Mohammed bracht grondige veranderingen in de samenleving van Arabië. Toon de veranderingen aan voor de maatschappelijke domeinen in het schema. Gebruik in elk antwoord de termen 'eenheid' en/of 'gelijkheid'.

cultureel

politiek

sociaal

De islam bracht religieuze eenheid bij stammen die voordien verschillende goden hadden.

De islam zorgde voor politieke eenheid bij stammen die elkaar eerder bekampten. De islamitische wet verbond de stammen voortaan.

De islam had een boodschap van sociale gelijkheid. Iedere moslim werd als gelijk beschouwd.

2

Bestudeer bron 1 tot en met 5. Analyseer daarmee de kenmerken van de Arabische samenleving voor de periode van ca. 700 tot ca. 1000.

a Vat voor elke bron kort samen welke informatie je krijgt over het Arabische rijk en noteer die in de tabel.

b Noteer voor elke bron tot welk domein van de samenleving ze behoort.

c Noteer voor elke bron een argument voor je gekozen maatschappelijk domein.

informatie: kenmerk domein argument

Bron 1

Bron 2

Kaliefen bestuurden het Arabische rijk.

Het bestuur van een rijk gaat over de macht. Dat valt onder het politieke domein. POL

ECO Arabieren gebruikten munten en dreven handel met het Baltische gebied.

Handel en geld behoren tot het economische domein.

Bron 3

De eerste kaliefen werden verkozen. Vanaf de Omajjaden werden ze erfelijke vorsten.

Bron 4

Bron 5

Bagdad was het centrum van de internationale handel onder de Abbasiden. De routes gingen naar China en Korea en naar Afrika en Europa.

Scheepvaart was belangrijk.

Arabische handelaars gebruikten maritieme routes.

POL

Vorstelijke macht en verkiezingen behoren tot het politieke domein.

Handel behoort tot het economische domein.

Handel en zeevaart behoren tot het economische domein.

d Kruis de stellingen aan die de macht van een kalief correct omschrijven.

☐ De macht van een kalief kun je vergelijken met die van een Egyptische farao: beiden hadden zowel religieuze als politieke macht.

☐ De eerste kaliefen waren geen echte monarchen omdat ze verkozen werden door de stammen.

☐ In de Griekse stadsstaat en in de Romeinse republiek bestond er al een vorm van vertegenwoordiging. In de Arabische staat werd het volk ook vertegenwoordigd.

☐ Onder de Omajjaden werd de titel van kalief erfelijk en ontstonden er dynastieën. Vanaf dan kun je de kaliefen monarchen noemen.

Bron 1:

← Vloermozaïek in het kaliefenpaleis Khirbat al-Mafjar, Palestina, tweede helft 8e eeuw. Boven deze mozaïek stond een kalief afgebeeld. Dat was een vorst die als de opvolger van de profeet werd gezien en het Arabische rijk bestuurde.Het grondgebied waarover hij macht uitoefende, was een kalifaat. De mozaïek symboliseert de taak van de kalief: hij moest zorgen voor welvaart (boom vol vruchten) en hij besliste over vrede (huppelende gazellen links) en oorlog (vechtende gazel en leeuw rechts).

Bron 2:

Een van de vele Abbasidische munten met Arabische inscriptie, opgegraven in het Baltische Zeegebied, Gotland, 751 - 752. De munt bevindt zich nu in het Nationaal Museum van de Economie in Stockholm.

Bron 4:

Bagdad vormde tijdens de bloeitijd van het Abbasiden-kalifaat niet alleen het politieke maar ook het economische middelpunt van het rijk. In de havenstad Basra kwamen de zeeroutes samen, die tot aan China en Korea voerden. Via deze route werden goederen uit India en de Zuidoost-Aziatische eilanden aangevoerd. Ook de handelssteden van de Oost-Afrikaanse kust en het Arabisch Schiereiland maakten deel uit van dit net. De zijderoute, in feite een aantal verschillende routes door Centraal-Azië, vormde een verbinding over land met het Verre Oosten. De handel met de Russen voerde de Arabische kooplieden tot in het Baltisch gebied en Oost-Europa. Een handelsroute die vanuit Mesopotamië de Syrische woestijn doorsneed, verbond ten slotte Bagdad met het Middellandse Zee-gebied.

Uit: P. W. Schienerl, Handel en handelsroutes. In: M. Hattstein, Islam: Kunst en architectuur, Könemann, 2000.

3:

Perzische miniatuur, ca. 1595 door Lutfi Abdullah. Aboe Bakr (Mekka, ca. 573 - 634) was een vriend, trouwe bondgenoot en de schoonvader van de profeet Mohammed. Hij werd tot Eerste Kalief verkozen na het overlijden van de profeet Mohammed. Op de mozaïek zweren de aanwezigen hem trouw. Vanaf de Omajjaden werden kaliefen erfelijke vorsten.

5:

Miniatuur van een zeilschip op de Eufraat, uit de Maqamat door Abu Mohammed al-Kasim ibn Ali Hariri, verlucht door Yahya Mahmud ibn al-Wasiti. (1054 - 1122). Scheepvaart was belangrijk in de Arabische economie. Het Arabische rijk grensde aan belangrijke zeeën en oceanen.

Bron
Bron

Onderzoek de kenmerken van de Arabische samenleving. Bestudeer bron 6 tot en met 9.

a Vat voor elke bron kort samen welke informatie je krijgt over het Arabische rijk en noteer die in de tabel. Kruis voor elke bron een of meer domeinen van de samenleving aan.

informatie: kenmerk

Bron 6

Bron 7

Bron 8

De islam raakte verdeeld tussen sjiieten en soennieten na de dood van de profeet omwille van de opvolgingskwestie.

De profeet mag niet afgebeeld worden volgens de soennitische traditie.

Bagdad werd het centrum van kennis, onderzoek en onderwijs.

Bron 9

De Arabieren waren actief in de handel van Afrikaanse slaafgemaakten.

POL ECO SOC CUL

Bron 6:

b Waarom kun je bron 6 aan verschillende maatschappelijke domeinen koppelen? Beargumenteer het verband.

Bij deze opvolgingskwestie beïnvloedden het politieke en het culturele domein elkaar: het ging over macht en tegelijk ook over een godsdienstige scheuring.

De soennieten en de sjiieten raakten verdeeld toen de profeet Mohammed in 632 overleed. De soennieten meenden dat de meest bekwame man onder de volgelingen van Mohammed hen moest leiden, de sjiieten vonden dat zijn schoonzoon en neef Ali dat moest doen. Mohammeds vriend en adviseur Abu Bakr werd als Eerste Kalief gekozen en werd de politieke en religieuze leider van de islam. De sjiieten, een minderheid, beschouwden echter Ali, de schoonzoon en neef van de profeet, en diens nageslacht als de enige rechtmatige erfgenamen van de profeet.

Naar: Maker onbekend. (7 februari 2024). Wat is het verschil tussen sjiieten en soennieten? historianet.nl

← Miniatuur uit de Siyer i-Nabi, Istanbul, 16e eeuw. Mohammed trekt met zijn volgelingen vanuit Medina terug naar Mekka. Deze tekening is een deel van een uitgebreide reeks tekeningen bij een manuscript over het leven van Mohammed. Ze werden gemaakt in het Ottomaanse rijk in de 16e eeuw. Het was in die periode gebruikelijk dat de profeet werd afgebeeld met een witte sluier over zijn hoofd. Dat komt omdat het in de soennitische traditie verboden was om de profeet af te beelden.

Miniatuur, Abu Zayd in de bibliotheek, 11e eeuw, uit de Maqamat, een verhalenbundel van al-Hariri, latere kopie. Deze bibliotheek uit de 8e eeuw bevond zich in het Huis der Wijsheid in de gloednieuwe hoofdstad Bagdad. Die academie voor wetenschappelijk onderzoek en vertalingen was eeuwenlang het centrum van het intellectuele leven van het Arabische rijk. Er was een school of madrassa, die gericht was op hoger onderwijs, en een bibliotheek, een schatkamer vol boeken. De grote klassieke werken van onder meer de Grieken en Perzen werden er gekopieerd en er werd gediscussieerd en gefilosofeerd.

Bron 9:

← Miniatuur van een slavenmarkt in Zabid, Yemen, uit de Maqamat (folio 105), een verhalenbundel van al-Hariri, geïllustreerd door Mahmud al-Wasiti (1054 - 1122). Bovenaan centraal worden munten gewogen onder een overdekt marktkraam. Onderaan onderhandelt een Arabier over drie Afrikanen.

Bron 7:
Bron 8:
Alamy
Imageselect

4

Met het ontstaan van de sjiitische strekking kun je spreken over een religieuze breuk of schisma binnen de islam. Lees bron 6 opnieuw.

a Waarom is het structuurbegrip ‘breuk’ hier van toepassing?

De eenheid binnen de islam ging verloren en er ontstonden twee strekkingen binnen de islam.

b Wat is de oorzaak van de breuk?

Men raakte er niet over eens wie de profeet na zijn overlijden moest opvolgen.

c Vandaag bestaat die breuk nog steeds. De meeste moslims zijn soennieten. Leid uit de kaart af welke twee hedendaagse landen een meerderheid van sjiieten hebben.

Iran en Irak

5 bewijs

↑ Bekijk de kaart.

Tijdens het bestuur van de Abbasiden was Bagdad een belangrijk centrum op verschillende domeinen van de samenleving. Bewijs dat aan de hand van bron 4 en 8.

POL In bron 4 zie ik dat …

Bagdad de hoofdstad werd en dat daar het hof van de kaliefen was gevestigd.

ECO In bron 4 zie ik dat …

vanuit Bagdad handelsroutes vertrokken naar alle windrichtingen en naar drie continenten.

CUL In bron 8 zie ik dat …

Bagdad het intellectuele centrum was waar wetenschappers uit verschillende culturen elkaar ontmoetten.

Vergelijk de Arabische samenleving in de vroege middeleeuwen met de samenleving in WestEuropa in dezelfde periode. Noteer voor elk maatschappelijk domein opvallende gelijkenissen en verschillen. Blader indien nodig terug naar hoofdstuk 2. 6

gelijkenissen

Zowel in West-Europa als in de Arabische wereld …

POL

ECO

(voorbeeldantwoorden)

… hadden erfelijke vorsten het bestuur in handen. Zij beschermden ook de godsdienst.

SOC

CUL

… was er sociale ongelijkheid.

… werd het monotheïsme verspreid en vaak met dwang opgelegd.

verschillen

De volgende verschillen tussen de WestEuropese en de Arabische samenleving zijn opvallend.

De feodale vorsten van het

Karolingische rijk in West-Europa stonden macht af aan de vazallen, terwijl de Arabische vorsten alleenheersers waren met centraal gezag.

Er was een agrarische samenleving met slechts beperkte handel en steden in West-Europa, terwijl in Bagdad de internationale handel floreerde.

In het Karolingische rijk was er een standenmaatschappij en waren er onvrije mensen zoals horigen en lijfeigenen. In het Arabische rijk handelde men in slaafgemaakten.

In West-Europa werd het christendom verspreid, in de Arabische wereld de islam.

7

Zijn er typische kenmerken uit de Arabische samenleving van rond 1000 die ook vandaag nog kenmerkend zijn voor de Arabische wereld? Zoek informatie op het internet op en noteer minstens één opvallend voorbeeld van continuïteit.

Ik zocht op de volgende zoekmachine:

persoonlijk antwoord

Ik filterde deze actuele informatie in het licht van de onderzoeksvraag:

Er is continuïteit omdat …

Persoonlijk antwoord, bv.

er vandaag nog steeds sjiieten en soennieten zijn.

– het Arabisch nog steeds een wereldtaal en de taal van de islam is.

– de vijf zuilen van de islam nog steeds nageleefd worden door heel veel moslims.

8

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.

Kenmerken van de Arabische wereld

Ontstaan van de islam

De islam werd in de 7e eeuw in Mekka door de profeet Mohammed gepredikt. De profeet emigreerde in 622 naar Jatrib omdat hij zich niet meer veilig voelde in Mekka. Jatrib werd omgedoopt tot Medina, de stad van de profeet. Het jaar 622 werd het eerste jaar van de islamitische tijdrekening. De boodschap die de profeet ontving, werd door zijn volgelingen opgetekend in de Koran.

In Medina kwam de oemma, de eerste islamitische gemeenschap, tot stand. Andere nomadenstammen sloten zich erbij aan. De Arabische stammen werden voor het eerst verenigd in een Arabisch rijk, waarin één islamitische wet werd gevolgd onder één islamitische leider. Het individu en de familie werden belangrijker dan het stamverband.

Politiek in het Arabische rijk

De politieke macht kwam na de dood van de profeet (632) in handen van kaliefen. Zij bestuurden het rijk, verdedigden het in oorlogstijd en zorgden voor welzijn in vredestijd. Ze beschermden de gelovigen en de islam. De eerste kaliefen werden verkozen en stonden dicht bij het volk. De Omajjaden bestuurden als autocraten en voerden een imperialistische buitenlandse politiek.

Economie in het Arabische rijk

Het Arabische rijk werd gekenmerkt door een bloeiende handel. Door hun veroveringen kregen de Arabische handelaars controle over de grote handelsroutes. Bagdad werd hét centrum van de internationale handel. Via de vertakte zijderoute over land en zee vervoerden handelaars producten van China en India tot in Noord-Europa en omgekeerd. Hun contacten reikten tot diep in Afrika, waar ze goud en slaafgemaakten vonden.

Cultuur in het Arabische rijk

Na het vrij plotse overlijden van de profeet ontstond er een schisma tussen sjiieten en soennieten binnen de islam. Die religieuze breuk bestaat vandaag nog steeds. Beide groepen ontwikkelden eigen tradities. Zo mag volgens de soennieten de profeet niet afgebeeld worden.

Bagdad werd in de 9e eeuw het intellectuele centrum van de Arabische wereld, een ontmoetingsplaats tussen geleerden uit diverse culturen. Arabische wetenschappers en filosofen verwerkten oude kennis van onder meer Grieken en Perzen tot een hoog niveau.

Sociale kenmerken van het Arabische rijk

Op sociaal vlak was er veel diversiteit. Hoewel de meerderheid van de inwoners van het Arabische rijk zich tot de islam bekeerde, bleven minderheden van joden, christenen of andere religies bestaan. Op voorwaarde dat ze een extra belasting betaalden, konden ze hun godsdienst onverstoord belijden. Vanaf de Abbasiden werd bekering tot de islam dwingender. Het Arabisch werd toen de bestuurstaal in heel het rijk. Er was ook sociale ongelijkheid. Er ontwikkelde zich een rijke klasse van handelaars. Die importeerden tot slaaf gemaakte mensen uit Oost-Afrika, die werden ingezet in de Arabische landbouw en nijverheid of aan het hof en in het huishouden.

Historische vraag 3:

Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

De vroege islam stimuleerde wetenschappelijk onderzoek. Mohammed zou zelf gezegd hebben: 'Ga op zoek naar de wetenschap, zelfs tot in China.' Volgens een aantal Koranverzen is de mens in staat om Gods schepping beter te begrijpen. Door de veroveringen en handelscontacten maakten Arabische wetenschappers kennis met het erfgoed van verschillende culturen. In deze historische vraag bestudeer je het belang van de Arabische wetenschappen tijdens de middeleeuwen.

Onderzoek de bruikbaarheid van bronnen in functie van historische vragen.

a Bestudeer bron 1 tot en met 5 en lees de bijschriften. Markeer de belangrijkste termen in de bron of in het bijschrift.

b Lees de acht historische vragen in de lijst. Evalueer welke bronnen bruikbaar zijn om de historische vragen te beantwoorden door het nummer van de bruikbare bron(nen) bij elke historische vraag te noteren.

historische vragen bruikbare bronnen

1 Hoe was de relatie tussen geloof en wetenschap in de Arabische denkwereld?

2 Was er sprake van conflict of eerder van verzoening tussen wetenschap en geloof?

3 Wat was het belang van de klassieke, de Indische en de Perzische wetenschap voor de Arabische wetenschappen?

4 Hoe hebben de Arabische wetenschappen de ontwikkeling van de West-Europese wetenschappen beïnvloed?

5 Welke continenten behoorden tot het wereldbeeld van de Arabische cartografen in de middeleeuwen?

6 Waarom waren de filosofie en de wetenschap van de oude Grieken belangrijk in de denkwereld van de Arabieren?

7 Namen de Arabische wetenschappers de Griekse, Perzische en andere oude kennis klakkeloos over of voegden ze ook eigen inzichten toe?

8 Welke bijdrage leverden Arabische wiskundigen aan de moderne wiskunde?

Ibn Rushd (in Europa bekend onder de naam Averroes) was een invloedrijke jurist, arts, astronoom en filosoof afkomstig uit Marokko. Hij werkte in de 12e eeuw aan belangrijke hoven in al-Andalus (Spanje). Volgens hem moeten we ons bij de goddelijke wet vervoegen voor alles wat de menselijke rede niet bevatten kan.

Uit: Leezenberg, M. (2002). Islamitische filosofie, een geschiedenis. Stichting Uitgeverij Bulaaq.

← Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Hij legt aan wetenschapsstudenten het gebruik van het astrolabium uit. Dat is een instrument waarmee zeevaarders en astrologen de afstand tussen de horizon en hemellichamen kunnen meten. Die uitvinding van de Grieken werd verder verfijnd door de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Heb je het anachronisme in de afbeelding ook opgemerkt?

Bron 2:
Bron 1:

← Titelpagina uit een medisch handboek en cursus geneeskunde geschreven in de 11e eeuw door Ibn Sina. Ibn Sina (in Europa bekend als Avicenna) was een invloedrijke wetenschapper, arts en filosoof van Perzische afkomst. Hij schreef in het Arabisch, inspireerde zich op de klassieke arts Galenus, deed onderzoek en zorgde voor een enorme vooruitgang op het vlak van de geneeskunde. Zijn medisch handboek was ruim vijfhonderd jaar lang het voornaamste basiswerk voor geneeskunde in West-Europa. Een pientere kijker herkent zes hoofdstukken van de cursus geneeskunde.

Sterrenkunde en berekeningen van maaneclipsen door Al'Khwarizmi (780 - 850). Hij was astronoom, geograaf en een van de eerste grote islamitische wiskundigen. Zijn grootste bijdrage was de verspreiding van het Indiase numerieke systeem. Hij introduceerde het getal nul in de wiskunde, vier eeuwen voor dat in West-Europa gebeurde. Hij was ook de bedenker van de term 'algebra', een term die vandaag nog steeds gebruikt wordt in de wiskunde.

Kaart van al-Idrisi uit de 12e eeuw (in een 15e-eeuwse kopie) van de toen gekende wereld. De Arabische geograaf en dichter al-Idrisi (midden 12e eeuw) kreeg van de Siciliaanse christelijke koning Rogier II de uitnodiging om zich in Palermo te vestigen en een wereldkaart te ontwerpen. Hij maakte met een staf van vooral Arabische en Joodse wetenschappers een uitgebreide atlas en baseerde zich daarbij op de oudere Arabische kaarten van al-Mamum en op alles wat in het Huis der Wijsheid in Bagdad vanaf ca. 800 was verzameld op geografisch gebied. De kaarten van al-Idrisi hebben ongetwijfeld de West-Europese cartografen en de grote ontdekkers van de 15e eeuw geïnspireerd. Valt het je op dat de wereld hier letterlijk op zijn kop staat?

Bron 3:
Uit: Lyons, J. (2010). Het Huis der Wijsheid. Stichting Uitgeverij Bulaaq.
Bron 4:
Bron 5:

2

3

Kruis aan op welke manier de kennis uit de Arabische wereld Europa beïnvloedde.

11b

STRUCTUURBEGRIPPEN

☐ De ontwikkeling van de Europese en de Arabische wetenschappen verliep in de vroege en hoge middeleeuwen gelijkaardig.

☐ De Europese wetenschappen beïnvloedden de Arabische wetenschappen in de vroege en hoge middeleeuwen.

☐ De Arabische wetenschappen beïnvloedden de Europese wetenschappen in de vroege en hoge middeleeuwen.

Maak een historische redenering op basis van de structuurbegrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’.

a Vul het oorzaak-gevolgschema aan. Kies uit: geneeskunde - uitwisseling kennis - filosofie - West-Europese - Arabische - astronomie.

b Licht je redenering mondeling toe aan een klasgenoot. Gebruik structuurbegrippen om het verband tussen de verschillende vakken in het schema duidelijk te maken.

Koranverzen leidden tot beïnvloedde

veroveringen handelsnetwerk

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XXX. 4 X Arabische

11b

STRUCTUURBEGRIPPEN

c Alle pijlen in het schema duiden een verband aan. Er ontbreken twee verbanden: stimuleerden - had als gevolg. Vul die twee verbanden op de juiste pijl aan.

stimuleerden had als gevolg

uitwisseling kennis

ontwikkeling

wetenschappen

filosofie en wetenschappen

bv. wiskunde, geografie

filosofie, geneeskunde, astronomie

Belang van de Arabische wetenschappen

De Abbasidische kaliefen verplaatsten de hoofdstad van het Arabische rijk naar Bagdad, waar ook hun hof gevestigd was. Ze stimuleerden het wetenschappelijk onderzoek. In het Huis van de Wijsheid in Bagdad lag de academie voor wetenschappelijk onderzoek. Daar werd de oude kennis in een bibliotheek bewaard, in het Arabisch vertaald en in de madrassa of school doorgegeven. Bagdad was een multiculturele stad waar wetenschappers elkaar ontmoetten en waar het intellectuele leven bruiste. Arabische wetenschappers werden toonaangevend op het vlak van filosofie (Ibn Rushd), geneeskunde (Ibn Sina), astronomie, wiskunde en cartografie. De wetenschappelijke kennis kwam vooral via het kalifaat van Cordoba naar Europa en werd een belangrijke inspiratie voor het latere wetenschappelijk onderzoek in West-Europa.

Uitbreiding 1:

Hoe keken de Arabieren naar de wereld rond het jaar 1000?

In deze historische vraag peil je naar het wereldbeeld van de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Het wereldbeeld is de voorstelling die een persoon, groep of samenleving van de werkelijkheid heeft. Dat wordt sterk beïnvloed door culturele waarden en tradities zoals onderwijs en opvoeding, wetenschap, kunst en levensbeschouwing. Je onderzoekt dus welke voorstelling Arabieren hadden van de wereld.

Zoek in groep naar enkele kenmerken die typisch zijn voor het wereldbeeld van veel Europese jongeren vandaag. Vul de belangrijkste kenmerken aan in het schema. 1

CULTUREEL

ECONOMISCH

bv. digitale wereld, belang sociale media, fake news bv. consumptie en geld, globalisering

het wereldbeeld van hedendaagse Europese jongeren

SOCIAAL

bv. gelijkheid, gender, multiculturele samenleving, migratie

POLITIEK

bv. internationale samenwerking, terrorisme

Bron 1:

Wat waren de kenmerken van het Arabische wereldbeeld rond 1000? 2

a Lees de zeven historische werken over het Arabische wereldbeeld en markeer in elke bron maximaal drie kernwoorden of woordgroepen.

b Kruis de kenmerken aan die volgens de bronnen typerend zijn voor het Arabische wereldbeeld rond 1000.

☐ De Arabische wereld was een gesloten en geïsoleerde wereld.

☐ De Arabische reizigers en handelaars kwamen in contact met samenlevingen van over de grenzen.

☐ In de Arabische wereld leefden hoofdzakelijk Arabieren.

☐ Door de wetenschappelijke vooruitgang van de cartografie werd het wereldbeeld in de ruimte en het universum steeds groter.

☐ De Arabische samenleving werd gekenmerkt door diversiteit en versmelting van culturele tradities.

☐ De Arabische taal was de algemene cultuurtaal.

☐ De Arabieren hadden contacten die geografisch heel ver lagen. De zijderoute verbond hen zelfs met China.

☐ Christenen, joden en moslims stonden meestal vijandig tegenover elkaar.

☐ De Arabische wereld was een open wereld. Er waren veel diplomatieke contacten met andere, niet-Arabische heersers.

☐ Het Arabische wereldbeeld was doordrenkt van religie (islam).

☐ De contacten tijdens de hadj in Mekka verruimden de wereld van de moslims.

☐ Door de slavenhandel drongen de Arabieren door tot diep in Afrika, ver buiten hun grenzen.

Landkaarten zijn altijd een middel geweest om je weg te vinden en je locatie te bepalen. Een landkaart bepaalt je plaats in de wereld en stimuleert het denken over je omgeving en de vorm van de wereld zelf. Grenzen maken duidelijk waar en ook wie je bent in relatie tot de rest van de wereld. In de moslimwereld stimuleerde het geloof de aandacht voor wetenschappen als geografie, cartografie en astrologie. De vrome moslim moest immers vijf maal per dag bidden (Salat) met zijn hoofd gericht naar de Ka’aba. Hij had dus plaats- en tijdsbepalingen nodig in zijn dagelijks leven. Ook de verplichte bedevaart eens in zijn leven naar Mekka (Hadj) verfijnde zijn visie op het universum. In het Huis der Wijsheid in Bagdad werkten tientallen geleerden, van wiskundigen tot astrologen, aan een wereldkaart. Kennis over tijd en ruimte waren een deel van het dagelijks leven van de moslim. De moslim keek vanuit zijn geloof naar de wereld.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

In hun poging om blijvende contacten met andere vorsten op te bouwen, organiseerden de heersers in de vroege middeleeuwen diplomatieke reizen. In dat licht moet de reis worden gezien van Aboel Abbas, een olifant die met zijn begeleider, een joodse gezant van Karel de Grote, te voet de afstand overbrugde van Bagdad naar Aken. De olifant was een diplomatiek geschenk van de Abbasidische kalief van Bagdad Haroen ar-Rashid aan zijn Frankische collega Karel de Grote in 797. Volgens overgeleverde bronnen was Karel vereerd met zijn geschenk.

Naar: van Lieshout, M. (13 oktober 2017). Hoe 'duister' waren de vroege middeleeuwen? historiek.net

Fresco van een witte oorlogsolifant, 11e eeuw, Spanje. ↓

Door hun veroveringstochten hadden de Arabieren aan het begin van de 8e eeuw een gebied in handen dat omvangrijker was dan het Romeinse rijk op het toppunt van zijn bestaan. Duizenden Arabieren migreerden daarop naar het noorden (Irak, Iran en Khuristan, waar ook de prachtige steden zoals Samarkand op de zijderoute naar China lagen).

In de veroverde gebieden mochten de onderdanen hun eigen geloof blijven volgen. De Arabische heersers namen de bestaande plaatselijke bestuursvorm en gewoonten over, namen mensen uit de plaatselijke elite in dienst en vervlochten de verfijnde Perzische cultuur met hun eigen hoftradities. Bagdad groeide uit tot een hoogtepunt van versmelting. De stad telde een half miljoen zielen: Arabieren, Perzen, Turken, bedoeïenen, Afrikanen, Grieken, Joden, Indiërs en Slaven, allemaal op zoek naar een goed bestaan. Al die mensen aten, sliepen, baden en werkten naast elkaar in de grootste smeltkroes op aarde. Velen waren als slaaf naar de stad gebracht, want de handel in mensen was nog winstgevender dan die in zijde.

Naar: Moller, V. (2019). De zeven steden, een reis door duizend jaar geschiedenis: hoe ideeën uit de oudheid ons bereikten Meulenhoff.

Bron 4:

De Abbasiden namen voor hun vertalingen vaak christelijke en niet-islamitische wetenschappers in dienst. Eind 9e eeuw was de hoofdarts aan het hof van de kalief een christen, samen hadden ze een erg persoonlijke band. Ook joodse artsen werden gerespecteerd en leefden vaak aan islamitische hoven. Het lijkt erop dat een verschil in geloof een goede carrière niet in de weg stond. Historici stellen voor de 10e eeuw onder de kaliefen van Cordoba een opvallende samenwerking vast tussen moslims en joden.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

Bron 2:
Bron 3:

Bron 5:

Ook christenen en joden spraken Arabisch. Dankzij die taal was er een sociale en geografische mobiliteit en uitwisseling van ideeën tussen de verschillende geloofsgemeenschappen. Leden van de verschillende godsdiensten debatteerden openlijk, filosofeerden samen, volgden les bij dezelfde docenten en deelden hun liefde voor de Arabische poëzie.

Vanaf de 11e eeuw veranderde de verhouding tussen de religies en nam de intolerantie toe. Geweld op nietmoslims en gedwongen bekeringen namen toe. Ook van christelijke zijde groeide de onverdraagzaamheid, wat tot moslim- en jodenvervolgingen leidde.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

Bron 6:

In de islamitische wereld werd vanaf het midden van de 8e eeuw papier gebruikt om op te schrijven. Papier was vanuit China, via de handelscontacten aan de zijderoute in het Midden-Oosten toegekomen. Papier was makkelijker te beschrijven en goedkoper, waardoor boeken en kennis sneller en veelvuldiger werden verspreid. In de 9e eeuw was de boekencultuur in Bagdad befaamd. Boeken werden vertaald in het Arabisch en werden door veel mensen gelezen.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

Bron 7:

← De Arabische vertaling van De Materia Medica, een werk van Dioscorides uit de oudheid, werd in de 9e eeuw in Irak gemaakt, einde 10e eeuw herzien en einde 11e eeuw in Samarkand voltooid.

Zoals in de West-Europese christelijke en in de Byzantijnse samenleving waren ook de meeste kenniscentra in de Arabische wereld religieus geïnspireerd. In de moslimwereld bleef het vastzetten van teksten in het geheugen (het letterlijk memoriseren dus) belangrijker dan het bezit van geschreven teksten. Naast wetenschappelijke kennis bleef religieuze kennis steeds van het grootste belang. De islam bleef het leven van alledag bepalen.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

Bron 8:

De bronnen over het Arabische wereldbeeld waren historische werken. Ze zijn het resultaat van onderzoek door historici. Je leest nu een bron uit de middeleeuwen zelf, namelijk twee fragmenten uit een reisverhaal van de beroemdste Arabische wereldreiziger, Ibn Battoeta.

Fragment 1: De steppe [Azië, Krim, ten oosten van de Zwarte Zee] is groen, maar er groeit niet één boom en er zijn geen bergen of heuvels. Omdat er geen brandhout is, steekt men mest aan die men tazak noemt. (…) Een dag na onze aankomst in de haven ging een van de kooplieden die ons vergezelden naar de Kifdjak-stam die in deze steppe woont en die christelijk is. Hij huurde van hen een paardenwagen, waarin we plaatsnamen en naar al-Kafa (ook een havenstad aan de Krim) reden, een grote stad, uitgestrekt langs de zeekust en bewoond door christenen, voor het merendeel Genuezen. We namen onze intrek in de moskee. We hoorden langs alle kanten klokgelui. Dit had ik nog nooit gehoord en ik huiverde van afschuw.

Fragment 2: Het is buitengewoon heet in Iwalatan [Afrika, koninkrijk Mali, nu Mauretanië] (…). De meeste inwoners zijn Massoefa. Hun vrouwen zijn van onovertroffen schoonheid en staan in hoger aanzien dan de mannen. Dit volk houdt er wonderlijke gewoonten op na. De mannen kennen geen jaloezie. (…) Deze zwarten zijn echter moslims, die de gebeden verrichten, de islamitische wetten naleven en de Koran uit hun hoofd kennen. De vrouwen schamen zich niet voor de mannen en sluieren zich niet, hoewel ze de gebedsvoorschriften strikt naleven. (…) De vrouwen hebben mannelijke vrienden en kennissen die niet tot de familie behoren en de mannen gaan vriendschappelijk met de vrouwen om. Het is niet ondenkbaar dat een man zijn huis binnenkomt en zijn vrouw met een vriend van haar aantreft, zonder dat hij er iets van zegt.

Naar: Battoeta, I. In een vertaling van: van Leeuwen, R. (1997). De reis. Uitgeverij Bulaaq.

Ibn Battoeta was een rechtsgeleerde uit Tanger (Marokko). Tijdens zijn bedevaart of hadj naar Mekka (1325) kreeg hij de reismicrobe te pakken en reisde hij nog dertig jaar verder rond. In de 14e eeuw was de bloeitijd van het islamitischArabische rijk voorbij; het eens zo bruisende Bagdad was al in 1258 in handen van de Mongolen gevallen.

a Ibn Battoeta was een goede observator en beschreef in detail de gewoonten van de mensen die zijn pad kruisten. Markeer in elk fragment een zin waarin hij niet neutraal blijft en zijn eigen mening geeft.

b Vanuit welk perspectief keek Ibn Battoeta naar de verhouding tussen mannen en vrouwen in Aliwatan (Mali)?

Hij keek als man en als moslim uit Noord-Afrika (Marokko) en was verbaasd over de gewoonten van moslims in Mali (Midden-Afrika).

c Waarom is zijn kijk op de verhouding tussen mannen en vrouwen standplaatsgebonden?

Je kunt afleiden dat in Tanger (waar Ibn Battoeta opgevoed werd) vrouwen gesluierd waren en geen mannen mochten ontvangen. In Mali hebben islamitische families blijkbaar andere gewoonten.

Historisch denken: historische bronnen en historische werken

Historische bronnen zijn overblijfselen uit het verleden waarvan de makers al dan niet directe getuigen zijn van het gebeuren. Historische werken worden niet in de tijd van de gebeurtenis geschreven, maar worden pas (veel) later op basis van bronnenonderzoek samengesteld. Historische werken kunnen ook bijvoorbeeld historische kaarten zijn die getekend zijn op basis van informatie uit oude kaarten en oudere bronnen. Meestal worden historische werken door wetenschappelijke historici geschreven, maar dat is niet noodzakelijk zo.

Beantwoord de historische vraag door het schema in te vullen. 4

CULTUREEL

ECONOMISCH

POLITIEK denken bepaald door islam, samenwerking tussen religies, inzicht in universum dankzij wetenschappen en cartografie, verspreiding kennis dankzij boeken, smeltkroes van culturen

SOCIAAL

multiculturele samenleving, slavenhandel, Bagdad = smeltkroes

handelscontacten via zijderoute (Azië) en slavenhandel (Afrika)

kenmerken van het Arabische wereldbeeld rond 1000

diplomatieke contacten tussen vorsten buiten de Arabische wereld

Het Arabische wereldbeeld

Door de uitgestrektheid van het Arabische rijk en de wereldwijd vertakte handelsroutes kwamen Arabische handelaars en diplomaten veelvuldig in contact met andere culturen. Door hun religieuze plicht om één keer in hun leven op bedevaart naar Mekka te gaan kwamen ook gewone gelovigen in aanraking met andere gebieden en culturen, gewoonten en tradities. Dat gaf hen de mogelijkheid om hun geografische en mentale grenzen te verleggen en hun wereldbeeld te verruimen. Geleerden als Ibn Battoeta maakten verre reizen. Hun reisverhalen en de interculturele contacten van Arabische wetenschappers brachten nieuwe inzichten in de wereld waarin ze leefden.

Uitbreiding 2:

Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?

Ga naar iDiddit en onderzoek kunst- en cultuuruitingen die typisch zijn voor de Arabische samenleving.

Conclusie

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?

Bouw je antwoord op door de veranderingen in de ruimte te koppelen aan de juiste periode (tijd).

In de 7e eeuw …

ontstond de islam op het Arabisch Schiereiland (Mekka en Medina) en werden de Arabische stammen verenigd onder het islamitische bestuur.

Tot ca. 750, onder de …

eerste kaliefen en de Omajjaden-dynastie, breidde het rijk zich uit tot een groot Arabisch rijk dat zich uitstrekte over drie continenten.

Tot de 10e eeuw …

bleef het Arabische rijk onveranderd in de ruimte bestaan onder de dynastie van de Abbasiden en werd de islam dominant.

In de 10e eeuw …

viel het rijk uiteen in drie kalifaten: dat van Bagdad (Azië), dat van Fostat (Noord-Afrika) en dat van Cordoba (Europa).

Historische vraag 2: Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 tot ca. 1250?

Op politiek vlak …

ontstond het kalifaat, een monarchie waarin de kalief politieke en religieuze macht had.

Op economisch vlak …

speelde Bagdad een belangrijke rol in de internationale handel.

Op sociaal vlak …

evolueerde de Arabische samenleving naar een sterk gelaagde samenleving waarin veel verschillende culturen bestonden.

Op cultureel vlak …

werd het Arabische wereldrijk steeds meer afgestemd op het Arabisch, op de islam en op de bevordering van filosofie en wetenschappen.

Historische vraag 3: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

Het belang van de Arabische wetenschappen was erg groot. De grote expansie van het rijk had tot gevolg dat de Arabieren in contact kwamen met kennis uit bijvoorbeeld de Griekse, Byzantijnse en Perzische cultuur. Omdat Bagdad het centrum van de internationale handel was, kwam daar veel kennis samen uit verschillende culturen, zoals bijvoorbeeld die van China en India. Vervolgens bundelden de Arabische geleerden die kennis. Ze bewaarden en vertaalden de kennis naar het Arabisch en deden verder onderzoek, waaruit nieuwe inzichten kwamen. Die kennis kwam vooral via het kalifaat van Cordoba naar Europa. De Arabische wetenschappers vormden zo een sterke vorm van continuïteit met de latere wetenschappelijke ontwikkelingen in het Westen.

Synthese V

Samenvattend schema

Bekijk het instructiefilmpje.

ontstaan islam: start eenheid Arabische rijk

– prediking profeet Mohammed in Mekka (Arabië) – 622: Hidjra naar Medina: start islamitische tijdrekening – oemma of eerste islamitische gemeenschap – onderwerping Arabische stammen aan islam

eerste kaliefen (632 - ca. 650)

soennieten schisma sjiieten

start expansie Arabische rijk

dynastie Omajjaden (ca. 650 - ca. 750)

kalief = erfelijke vorst = alleenheerser

imperialisme: expansie Arabische rijk over drie continenten

religieuze minderheden sociale ongelijkheid

dynastie Abbasiden (ca. 750 - ca. 900)

einde expansie + sterke islamisering

Arabisch = bestuurstaal Bagdad = politiek centrum = economisch centrum internationale handel

= intellectueel centrum filosofie en wetenschap

open wereldbeeld invloed filosofie en wetenschap

10e eeuw: einde eenheid Arabische rijk: kalifaat Bagdad (Azië), Fostat (Afrika) en Cordoba (Europa)

invloed op ontwikkeling wetenschappen in West-Europa

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: bekeren, christendom, filosofie , gewoonte , handel, imperialisme , koninkrijk, landbouw, macht, multiculturele samenleving, ongelijkheid, oorlog, religie, slavernij, traditie , verovering, vorst, vrede , wetenschappen.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel:

astronomie

wetenschap die het zonnestelsel en de sterrenstelsels in het heelal bestudeert cartografie wetenschap die geografische informatie bestudeert en zo duidelijk mogelijk zichtbaar maakt op een (papieren of digitale) kaart geneeskunde wetenschap die ziektes en de behandeling ervan bestudeert geografie aardrijkskunde, wetenschap die het aardoppervlak en de invloed ervan op mens, dier, plant en milieu bestudeert islam monotheïstische religie gebaseerd op de openbaringen van de profeet Mohammed, opgetekend in de Koran madrassa islamitische school of universiteit religieuze breuk uiteenvallen van een religie in verschillende strekkingen schisma scheuring, bv. binnen een religieuze gemeenschap sjiieten moslims die de islamitische strekking van het sjiisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze enkel zijn familieleden als wettige kaliefen. soennieten moslims die de islamitische strekking van het soennisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze ook niet-familieleden als wettige kaliefen.

wereldbeeld manier waarop mensen de wereld en de samenleving om zich heen verklaren wiskunde wetenschap die getallen en abstracte structuren bestudeert

economisch:

handelaar persoon die handel drijft nijverheid economische activiteit waarbij een grondstof tot een afgewerkt product wordt verwerkt zijderoute verbindingsweg over land en zee tussen China en de Middellandse Zee in de oudheid en de middeleeuwen

politiek: alleenheerser/autocraat staatsman die alle macht naar zich toe trekt en zo onbeperkte macht verwerft bestuurstaal officiële taal in een land die wordt gebruikt door machtshebbers. Die is niet altijd dezelfde als de voertaal. expansie uitbreiding, bv. van grondgebied kalief religieuze en politieke leider in de Arabische wereld territorium grondgebied, bv. een gebied waarover bestuurd wordt

sociaal:

diversiteit het samenleven van mensen met verschillende kenmerken, onder meer op het vlak van afkomst, religie, gender, sekse, cultuur, leeftijd, karakter, opleidingsniveau, vakgebied … minderheid sociale groep die zich door een eigen cultuur en/of religie onderscheidt en slechts een beperkt deel van een bevolking uitmaakt stam groep mensen die samenleeft zonder of met heel beperkte ongelijkheid, eigen aan nomadische samenlevingen

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: (on)gelijktijdig, verandering, gevolg, oorzaak, argument, centrum/periferie, continent, maritiem, regionaal, stedelijk, ruimte, perspectief, standplaatsgebondenheid.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. XX.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.

Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de periodes van de Arabische geschiedenis chronologisch plaatsen, zoals op p. XXX.

Ik kan verklaren waarom voor verschillende culturen andere tijdlijnen gebruikt worden, zoals op p. XXX.

Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

Ik kan het Arabische rijk en de uitbreiding ervan op de wereldkaart situeren, zoals op p. XXX.

Ik kan de soorten ruimten in de Arabische wereld aan de hand van de kaart bepalen, zoals op p. XXX.

Ik kan de belangrijkste kenmerken van de nomadische samenleving voor de komst van de profeet omschrijven, zoals op p. XXX.

Ik kan voor alle domeinen de kenmerken van het Arabische rijk samenvatten, zoals op p. XXX.

Ik kan het belang van de Arabische wetenschappen en hun wereldbeeld noemen, zoals op p. XXX.

Ik kan de structuurbegrippen van p. XX toepassen op de Arabische samenleving.

BRONNEN EN WERKEN

Ik kan historische bronnen en historische werken aan de hand van voorbeelden van elkaar onderscheiden, zoals op p. XX.

Ik kan bepalen welke bronnen bruikbaar zijn voor het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. XXX.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan uit historische bronnen en werken het perspectief van de maker beargumenteren, zoals op p. XX.

Ik kan met bronnen het belang van de Arabische wetenschappen aantonen, zoals op p. XXX.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan uitleggen welke aspecten van de Arabische wereld uit het verleden vandaag nog van belang zijn, zoals op p. XX.

Ik kan doelgericht informatie opzoeken op het internet, zoals op p. XXX.

moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

Ik

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.