10 minute read
Les 25 Beeldspraak
les 25 Beeldspraak Je onderscheidt 1 objectieve en subjectieve foto’s en teksten Je staat kritisch tegenover beelden die je in het dagelijks leven tegenkomt
4
Je kent de belangrijkste vormen van beeldspraak en figuurlijk taalgebruik: metafoor En vergelijking
2
Je kent het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik en je kunt voorbeelden benoemen 3
5
Je denkt na over de betekenis en het effect van beelden IN reclame en in poëzie
1
beelden vind je Overal
Je komt elke dag in contact met honderden foto’s. Posters in de klas, kaartjes tussen je schoolagenda, foto’s in de krant en affiches onderweg naar huis brengen je allemaal beelden. In dit deel gaan we na waarom foto’s voor ons zo belangrijk zijn.
Sommige foto’s hebben een belangrijke functie en proberen ons iets bij te leren of willen iets verduidelijken. Andere foto’s dienen dan weer ter illustratie en proberen bijvoorbeeld een krantenartikel aantrekkelijker te maken.
Foto’s kunnen ook een vorm van kunst zijn, net zoals schilderijen, beeldhouwwerken, muziek en literatuur. Als een kunstenaar een foto neemt en bewerkt, dan doet hij meer dan alleen maar de wereld weergeven. Hij wil een boodschap overbrengen of een gevoel uitdrukken.
1 Bekijk aandachtig de volgende foto’s. a Gaat het om een foto uit de krant, om een kunstfoto of nog iets anders? Vul dit aan in de eerste kolom van de tabel op de volgende pagina. b Wat is het doel van de foto: de werkelijkheid weergeven of persoonlijke gevoelens overbrengen? Leg dit uit in de tweede kolom.
LES 25 beeldSpraaK 289 32 4 65 1 © VAN IN
1
2
3
4
5
6 soort foto doel van de foto
objectief/subjectief ¡ objectief ¡ subjectief ¡ objectief ¡ subjectief ¡ objectief ¡ subjectief ¡ objectief ¡ subjectief ¡ objectief ¡ subjectief ¡ objectief ¡ subjectief
2 Vorige jaren ging je aan de slag met de termen objectief en subjectief. Geef van elke foto aan of ze objectief of subjectief is. Vul dat in de laatste kolom van de tabel in.
onthouden
Objectief betekent zakelijk, letterlijk, neutraal. Een objectieve foto geeft de werkelijkheid weer zoals die echt is. Het tegenovergestelde is subjectief, dat vinden we vaak bij kunstfoto’s. De kunstenaar gebruikt een beeld om een boodschap of gevoelens over te brengen.
2
290 TRAJECT NederlaNds 3 lITeraTUUr 3 Online bij ‘Oefenen’ vind je extra oefeningen over het onderscheid tussen objectief en subjectief. beeldtaal Niet alleen bij kunstfoto’s worden gevoelens of gedachten weergegeven die niet letterlijk te zien zijn. Ook in schilderijen en gedichten zal een kunstenaar dat proberen te doen. Op zich heb je daarvoor zelfs geen tekeningen nodig: je kunt ook alleen met taal iets duidelijk maken zonder het letterlijk te zeggen. Beelden in strips De tweede kus is een prachtige stripverhalenreeks van de Vlaamse tekenaar Conz. In deel 1 wordt Ringo verliefd op Hanne. Je ziet hier het moment waarop Ringo voor de eerste keer langsgaat bij haar ouders. © Uitgeverij Oogachtend © VAN IN
1 Welke elementen zijn terug te vinden in de werkelijkheid?
2 Waarmee vergelijkt Ringo deze zaken?
3 Waarom brengt Ringo in zijn gedachten die dingen met elkaar in verband?
Op de volgende pagina zie je het moment waarop Ringo en Hanne elkaar op een fuif tegenkomen.
4 Omcirkel alle tekeningen van Hanne die je op beide pagina’s tegenkomt.
5 Trek op p. 292 een rood kader rond de cellen die niet echt nodig zijn om het verhaal te volgen.
6 Wat zie je letterlijk op de afbeeldingen?
LES 25 beeldSpraaK 291 7 De zee is enkel aanwezig in de fantasiewereld van Ringo. a Welk element uit de werkelijkheid wordt met de zee vergeleken? b Waarom werd de zee gebruikt en niet bergen of de woestijn? © VAN IN
© Uitgeverij Oogachtend
292 TRAJECT NederlaNds 3 lITeraTUUr © VAN IN
Bij letterlijk taalgebruik beschrijven de woorden die je gebruikt wat er in de werkelijkheid gebeurt.
Ik viel over de mat.
De Zoo kocht een nieuwe beer aan.
Bij figuurlijk taalgebruik betekent een woord of zin niet precies wat er staat; je moet de betekenis niet letterlijk nemen. De zender gebruikt dan een beeld om iets uit te drukken of duidelijker onder woorden te brengen.
Toen hij dat hoorde, viel hij van zijn stoel. (= zeer verbaasd zijn)
De beer (= sterke man) kwam het café binnen.
Sommige zinnen kunnen zowel letterlijk als figuurlijk gebruikt worden. De context is dan heel belangrijk om de boodschap goed te begrijpen.
Beelden in reclame
Ook in de reclamewereld worden er vaak beelden met elkaar vergeleken om zaken te verkopen of duidelijk te maken.
8 In de volgende advertenties vind je de combinatie van letterlijke zaken (het product of de boodschap) en een passend beeld (waarmee het product vergeleken wordt). a Wat is de boodschap hier? LES 25 beeldSpraaK 293 b Wat is het doel van de advertenties? boodschap doel © VAN IN
boodschap
doel
294 TRAJECT NederlaNds 3 lITeraTUUr 9 Teksten hebben altijd een tekstdoel. a Wat is het gemeenschappelijke tekstdoel van al die campagnes? b Toch kun je een onderscheid maken tussen de eerste twee campagnes en de laatste twee. Leg het verschil uit in je eigen woorden. © VAN IN
3
beelden in pOëzie
Nergens spelen (woordelijke) beelden zo’n belangrijke rol als in gedichten. In dit deel maak je kennis met de meest voorkomende vormen van beeldspraak.
Vergelijking en metafoor
1 Lees het gedicht Laat alle kleuren los en los er volgende vragen bij op.
Laat alle kleuren los
Het is juist, ik geef het toe, ik kan niet stilzitten. Dat is niet mijn favoriete hobby. U hebt makkelijk spreken, u loopt alsmaar rond in de klas. Kunnen we niet eens ruilen? Ja, ik heb mijn rilatine al genomen.
Maar ik ben een vlinder! In mij buitelen duizelend alle kleuren rond. Voel maar, ik heb vleugels onder mijn schouders. En vlinderspieren. Hebt u al eens een vlinder lang zien stilzitten? Zou u niet liever met ons
vrij warboeien en gekkig ondersteboven sommen maken? Waarom kunnen we van deze klas geen vlinderschool maken? Dan kunnen we met u in koor fladderen. a Waarom vergelijkt de ik-persoon zichzelf met een vlinder?
xb In strofe 2 ‘buitelen kleuren’. Wat drukt de dichter met dit beeld uit?
c Welk nieuw woord verzint de dichter om de onrust van de ik-persoon weer te geven?
Daniel Billet. Vlinders in het mijnenveld 2 In het gedicht Zoals vertrekt Judith Herzberg van één element uit de werkelijkheid dat ze ziet en kent, maar moeilijk kan beschrijven.
Weet jij waarover Herzberg het heeft? 3 Hiervoor gebruikt Judith Herzberg zes beelden. Die beginnen allemaal met hetzelfde woord. a Met welk woord begint elk beeld? b Welke van de situaties ken je zelf? Wat heb je zelf al eens meegemaakt? c Welke van de vergelijkingen snap je niet? LES 25 beeldSpraaK 295
Zoals Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling, zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt en pas als je het hebt, weet wat het was, zoals je soms een pakje ergens heen brengt en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt, dat je te licht bent, zoals je je, wachtend, minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens maar toch het meeste wachtend bent, zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging en je een geur te binnen schiet bij wijze van herinnering, zoals je weet bij wie je op alert en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen, zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg. Judith Herzberg. Zoals d Is Judith Herzberg zeker van de vergelijkingen? Geven haar beelden de werkelijkheid goed weer of twijfelt ze daaraan? © VAN IN
4 In beide gedichten zijn vergelijkingen belangrijk, maar toch is er een verschil in de manier waarop ze worden weergegeven. a Welk(e) woord(en) gebruik je wanneer je een vergelijking maakt?
b In welk gedicht is dat woord niet aanwezig? Hoe wordt de vergelijking daar weergegeven?
Bij een vergelijking wordt een woord met een ander woord in verband gebracht op basis van een overeenkomst. Je beschrijft de gelijkenis tussen beide woorden om de boodschap duidelijker, mooier of poëtischer te maken. Vaak gebruik je daarbij als, zoals, lijkt op, is als … maar die kunnen ook weggelaten worden.
Haar voeten zijn zo koud als ijs. (Of voeten als ijs; voeten van ijs; haar voeten, koud als ijs …)
Ook bij een metafoor is er sprake van vergelijking, maar daar wordt enkel het beeld nog genoemd.
De heks (= kwade lerares) stond al in het lokaal.
De tomaat (= iemand die fel bloost) liep de kamer uit.
onthouden
5 Nu oefenen we even! Is er sprake van een vergelijking of van een metafoor in onderstaande zinnen? Leg de beeldspraak uit. 296 TRAJECT NederlaNds 3 lITeraTUUr a De vijand kwam als een dief in de nacht. b Het peloton bereikte de voet van de berg. c Marijke, dat arme schaap, heeft zich weer laten beetnemen. d Hij schepte op over zijn creatie alsof hij de uitvinder van het wiel was. e Van leerlingen die pas in de hogere graad tot bloei komen, zijn veel voorbeelden te geven. het peloton: term uit het wielrennen die gebruikt wordt om een grote groep renners te beschrijven woord © VAN IN
6 Is er in onderstaande zinnen sprake van een vergelijking of van een metafoor? Plaats de zinnen in de juiste categorie.
a
b
c
d
e
f
g Och, arm schaap, heb je je pijn gedaan?
Het speelplein op het strand is een schot in de roos.
Wie is een grotere aap, ik of jij?
Na een dagje met de baby’s laadden de twee vriendinnen hun batterij op bij een koffie.
Hij voelt zich als een vis in het water.
Een oorlog tegen drugs winnen, hoe doe je dat?
Als een kind met snoep, zo blij ben ik!
vergelijking metafoor
7 Online bij ‘Oefenen’ vind je extra oefeningen over beeldspraak.
8 Toon aan je medeleerlingen hoe vertrouwd je bent met enkele veel gebruikte beelden in het spel Metaforenmemory.
Uitbreiding: Menselijke eigenschappen 9 In dit gedicht wordt de wind voorgesteld als een persoon. a Welke menselijke eigenschappen krijgt de wind? b Waarom wordt hij zo voorgesteld, denk je? c Hoe noemen we die vorm van beeldspraak? ¡ vergelijking ¡ personificatie ¡ synesthesie ¡ metoniem LES 25 beeldSpraaK 297
SPELREGELS Wees maar niet bang voor de wind, al kolkt hij vannacht rond het huis. Zoekt hij loeiend, razend, huilend iets wat zich niet kan verschuilen, wat hij brullend vast kan grijpen, los kan rukken, weg kan smijten om zijn gierende woede te koelen. Wees maar niet bang voor de wind, – hij zoekt deze nacht niet naar jou. Of het zou moeten zijn om te vertellen dat op een dag – misschien al gauw –zal komen waar je al zo lang op wacht. Wees maar niet bang voor de wind. Beluister zijn ruisen. Misschien vertelt hij vannacht… Kees Spiering. Een pijl door je maag© VAN IN
10 We oefenen nu alle beeldspraakvormen die we leerden kennen! Herken je in de onderstaande voorbeelden een vergelijking, een metafoor, een synesthesie of een personificatie? Verklaar telkens je antwoord!
a Soms lacht de toekomst je toe.
b Rond je tiende breekt de storm van de puberteit aan.
c Het viergangenmenu biedt een kleurig palet aan smaken.
d Zomernachten die even warm en zacht waren als de buik van konijnenjongen. (Peter Verhelst)
e De nachten zijn daar bitter koud.
f In dat huis heeft de armoede haar intrek genomen.
g Haar koude ogen zeggen genoeg.
h Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.
i Ik voel me als een kleuter die een basketbal wil vastgrijpen. (David Van Reybrouck) j Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij. Bij een personificatie kent de dichter menselijke eigenschappen toe aan dingen of abstracte ideeën. Anders geformuleerd: iets ‘niet-levends’ krijgt menselijke eigenschappen. De toekomst lacht je toe. De wenskaart keek hem dreigend aan. 298 TRAJECT NederlaNds 3 lITeraTUUr