GENIE
3.2
GENIE Fysica GO! 3.2
Nele Vandamme
Fysica
fd s
tu
k
GO!
or be el
dh
met medewerking van Kris Aerts en Els Bruynooghe
oo
Bart Coopman Katrien D’Anvers
vo
Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9946-0 597495
9 789030 699460
vanin.be
LEER SCHRIFT
tu k
el dh oo fd s
be
vo or
Fysica GO!
tu k
el dh oo fd s
be
vo or
GENIE 3.2
tu k
el dh oo fd s
be
vo or
INHOUD STARTEN MET GENIE
9
GENIE EN DIDDIT
12
CHECK IN VERKEN
tu k
THEMA 01: BEWEGING 15
16
el dh oo fd s
` HOOFDSTUK 1: Welke eigenschappen heeft een
rechtlijnige beweging?
18
1.1 Wat betekent je verplaatsen tussen twee punten? 18 1.2 Wat betekent bewegen aan een bepaalde snelheid? 22 1.3 Wat betekent versnellen en vertragen? 31 Hoofdstuksynthese 32 Checklist 33 Portfolio
` HOOFDSTUK 2: Hoe stel je een rechtlijnige beweging
voor op grafieken?
34
be
2.1 Hoe stel je een beweging voor op een x (t )-grafiek? 34 2.2 Hoe lees je de snelheid af op een x (t )-grafiek? 38 2.3 Hoe stel je een beweging voor op een v (t )-grafiek? 42 Hoofdstuksynthese 44 Checklist 45 Portfolio
vo or
` HOOFDSTUK 3: Welke eigenschappen heeft een
rechtlijnige beweging met een constante snelheid?
46
3.1 Wat betekent bewegen aan een constante snelheid? 46 3.2 Welke grafieken horen bij een ERB? 50 3.3 Hoe kun je de positie, de tijd en de snelheid bij een ERB berekenen? 55 Hoofdstuksynthese 62 Checklist 63 Portfolio
THEMASYNTHESE
64
CHECK IT OUT
66 3
AAN DE SLAG
67
OEFEN OP DIDDIT
CHECK IN VERKEN
83
84
86
el dh oo fd s
` HOOFDSTUK 1: Wat is zwaartekracht?
tu k
THEMA 02: KRACHTEN
1.1 Welke kenmerken heeft de zwaartekracht? 86 1.2 Hoe groot is de zwaartekracht? 89 1.3 Wat is het verband tussen massa, gewicht en zwaartekracht? 95 Hoofdstuksynthese 100 Checklist 101 Portfolio
` HOOFDSTUK 2: Wat is veerkracht?
102
be
2.1 Welke kenmerken heeft de veerkracht? 102 2.2 Hoe groot is de veerkracht? 109 Hoofdstuksynthese 116 Checklist 117 Portfolio
` HOOFDSTUK 3: Hoe kun je krachten samenstellen of
ontbinden?
118
vo or
3.1 Hoe stel je krachtvectoren met dezelfde richting samen? 118 3.2 Hoe stel je krachtvectoren met een verschillende richting samen? 121 3.3 Hoe ontbind je een krachtvector in componenten? 122 Hoofdstuksynthese 125 Checklist 126 Portfolio
` HOOFDSTUK 4: Welke verband bestaat er tussen
kracht en evenwicht?
127
4.1 Hoe groot is de resulterende kracht bij een voorwerp in rust? 127 4.2 Wanneer is een voorwerp in evenwicht? 132
4
Hoofdstuksynthese 138 139 Checklist Portfolio
` HOOFDSTUK 5: Welke verband bestaat er tussen 140
tu k
kracht en beweging?
el dh oo fd s
5.1 Bij welke kracht beweegt een voorwerp aan een constante snelheid? 140 5.2 Bij welke kracht verandert de snelheid van een voorwerp? 147 Hoofdstuksynthese 155 Checklist 156 Portfolio
THEMASYNTHESE
157
CHECK IT OUT
159
AAN DE SLAG
160
OEFEN OP DIDDIT
THEMA 03: DRUK
180
VERKEN
181
` HOOFDSTUK 1: Wat is druk?
183
be
CHECK IN
vo or
1.1 Wat is druk op een oppervlak? 183 189 1.2 Wat is druk in een gas? Hoofdstuksynthese 200 Checklist 201 Portfolio
` HOOFDSTUK 2: Wat is druk in en op een vloeistof?
202
2.1 Wat is druk in een vloeistof? 202 2.2 Wat is druk op een vloeistof? 208 2.3 Wat is de archimedeskracht? 218 Hoofdstuksynthese 226 Checklist 227 Portfolio 5
THEMASYNTHESE
228
CHECK IT OUT
229
AAN DE SLAG
230
THEMA 04: LICHT
243
el dh oo fd s
CHECK IN
tu k
OEFEN OP DIDDIT
VERKEN
244
` HOOFDSTUK 1: Hoe ontstaan kleur en schaduw?
246
1.1 Hoe plant licht zich voort? 247 1.2 Hoe ontstaan kleuren? 252 1.3 Hoe ontstaat schaduw? 257 Hoofdstuksynthese 260 Checklist 261 Portfolio
` HOOFDSTUK 2: Welke eigenschappen hebben
spiegelbeelden?
262
vo or
be
2.1 Hoe weerkaatst licht? 263 2.2 Welke eigenschappen heeft een spiegelbeeld bij een vlakke spiegel? 267 2.3 Welke eigenschappen heeft een spiegelbeeld bij 270 een gekromde spiegel? Hoofdstuksynthese 271 Checklist 272 Portfolio
` HOOFDSTUK 3: Welke eigenschappen hebben beelden
gevormd door doorzichtige stoffen?
273
3.1 Wat gebeurt er met licht dat doorgelaten wordt? 274 3.2 Welk beeld ontstaat bij breking aan een vlak scheidingsoppervlak? 279 3.3 Welke eigenschappen heeft een beeld gevormd door een lens? 282
6
Hoofdstuksynthese 288 Checklist 289 Portfolio 290
CHECK IT OUT
292
AAN DE SLAG
293
el dh oo fd s
OEFEN OP DIDDIT
tu k
THEMASYNTHESE
LABO'S 306
FORMULARIUM 337
MASSADICHTHEID
` 1 Wat zijn de massa en het volume van een voorwerp? ` 2 Wat is het verband tussen de massa en het volume van een stof?
be
` 3 Hoe kun je de massadichtheid op microscopisch vlak verklaren?
vo or
Welke invloed heeft de temperatuur op de massadichtheid ` 4 van een stof?
SYNTHESE
CHECKLIST
PORTFOLIO
AAN DE SLAG OEFEN OP DIDDIT
7
STEM-VAARDIGHEDEN (VADEMECUM)
• Grootheden en eenheden • Machten van 10 en voorvoegsels • Eenheden omzetten • Nauwkeurig meten • Afrondingsregels
el dh oo fd s
` STAPPENPLANNEN
tu k
` METROLOGIE
• Grafieken tekenen • NW-stappenplan
` OPLOSSINGSSTRATEGIE
Formules omvormen Formules uit de wiskunde Vraagstukken oplossen Vectoren optellen Grafieken lezen
vo or
be
• • • • •
8
STARTEN MET GENIE Opbouw van een thema CHECK IN
CHECK IN
Licht op reis
In de CHECK IN maak je kennis
De aarde leeft op zonne-energie. Door die energie
ontstaat er een leefbaar klimaat, kennen we dag en
nacht, groeien planten en kunnen we als mens andere energievormen ontwikkelen. De zon zal volgens
met het onderwerp van het thema.
wetenschappers nog 4,5 miljard jaar bestaan.
Hopelijk heeft de mensheid al iets eerder grote verhuisplannen gemaakt!
1
In het kadertje onderaan vind
Wanneer bereikt volgens jou het zonlicht de aarde? Duid je hypothese aan.
je een aantal vragen die je op
onmiddellijk na ongeveer acht seconden na ongeveer acht minuten na ongeveer acht uur
WEETJE Het zonlicht ontstaat doordat er in de zon voortdurend waterstofkernen samensmelten tot heliumkernen.
temperaturen tot wel 15 miljoen graden Celsius in de kern.
energie
Op aarde proberen wetenschappers dat proces na te
Mochten we daar ooit in slagen, dan zou dat een vorm
van energieproductie zijn zonder schadelijke afvalstoffen. Helaas zijn de voorwaarden om de samensmelting te
Krachtvector OPDRACHT 1
beantwoorden.
helium
waterstof
(Helios is Grieks voor ‘zon’.) Daarbij komt enorm veel
warmte vrij, waardoor de zon een grote vuurbol is met
bootsen met een soortgelijke reactie (zie afbeelding).
VERKEN
het einde van het thema kunt
Welke gegevens heb je nodig om dat te kunnen berekenen?
el dh oo fd s
2
tu k
1
Wat is het effect van een kracht?
1
We zoeken het uit!
THEMA 01
CHECK IN
In de verkenfase zul je
LEERDOELEN Je kunt al: de grootte van de zwaartekracht en een gewicht bepalen;
het statisch effect van een kracht omschrijven.
Je leert nu:
de invloedsfactoren op de veerkracht
kwalitatief en kwantitatief toepassen;
de wet van Hooke formuleren.
In de fitnesszaal kun je niet enkel halters gebruiken
om je spieren te trainen. Ook weerstandsbanden en
-elastieken zijn handige hulpmiddelen om je spieren te
versterken. Je moet je spierkracht namelijk gebruiken om de weerstandsbanden en -elastieken te vervormen.
In dit hoofdstuk bestudeer je welke types vervorming
er bestaan. Je gaat op zoek naar de kenmerken van de
veerkracht die inwerkt op voorwerpen. Je leert hoe je die kennis kunt gebruiken om een dynamometer te bouwen.
OPDRACHT 16
Bestudeer de drie sportievelingen.
2
Vul de tabel aan. 1
toestand
vervorming
dynamisch effect statisch effect
1
Bestudeer de foto’s.
2
Vul de omschrijvingen aan onder de foto’s. 1
hebt over het onderwerp
2
3
• Er wordt een kracht uitgeoefend • Er wordt een kracht uitgeoefend • Er wordt een kracht uitgeoefend door op
• Er is wel / geen contact nodig. • De elektrostatische kracht is
een veldkracht / contactkracht.
3
.
door
op
• Er is wel / geen contact nodig. • De spierkracht is een
.
door
op
• Er is wel / geen contact nodig. • De magnetische kracht is een
veldkracht / contactkracht.
.
veldkracht / contactkracht.
Geef een ander voorbeeld van een … • contactkracht:
• veldkracht:
84
THEMA 02
VERKEN
DE HOOFDSTUKKEN
Na het activeren van de voorkennis volgen een aantal hoofdstukken.
Een thema bestaat uit meerdere hoofdstukken. Doorheen de hoofdstukken te geven op de centrale vraag of het probleem uit de CHECK IN.
Bestudeer het statisch effect van krachten. 1
verandering van bewegings
dynamisch effect statisch effect
verwerf je de nodige kennis en vaardigheden om uiteindelijk een antwoord
Vervorming
A
be
2.1 Welke kenmerken heeft de veerkracht?
Welk effect heeft de kracht?
toestand vervorming
OPDRACHT 2
wordt hier geactiveerd.
Wat is veerkracht?
verandering van bewegings
Welke soorten krachten zijn er?
merken dat je al wat kennis
15
verandering van bewegings dynamisch effect statisch effect
komt. Jouw voorkennis
HOOFDSTUK 2
3
toestand vervorming
dat in het thema aan bod
bepalen;
2
VERKEN
?
elkaar onderscheiden;
Vul de tabel aan.
Hoe zie je dat er een kracht wordt uitgeoefend?
Hoe kunnen we de beweging van het zonlicht beschrijven met berekeningen en grafieken?
de veerconstante experimenteel
Bestudeer de foto’s van drie sportievelingen.
2
neutron
waterstof
veroorzaken, zo moeilijk dat dat voorlopig nog niet gelukt is.
plastische en elastische vervorming van
1
2
3
vo or
Op welk voorwerp werkt de kracht?
THEMASYNTHESE
Is de uitgeoefende kracht een contactkracht of een veldkracht?
contactkracht / veldkracht
contactkracht / veldkracht
contactkracht / veldkracht
2 Onderzoeksvaardigheden
• Ik kan een onderzoek uitvoeren.
• Ik kan samenwerken om tot onderzoeksresultaten te komen.
• Ik kan verbanden tussen grootheden onderzoeken.
• Ik kan de gegevens van een trendlijn interpreteren. • Ik kan nauwkeurig krachten tekenen en optellen.
• Ik kan nauwkeurig berekeningen uitvoeren. ` Je kunt deze checklist ook op
invullen bij je Portfolio.
STRALENGANG
zelf zicht te krijgen of je de leerdoelen al dan niet onder de knie hebt.
290
THEMA 03
CHECKLIST HOOFDSTUK 2
THEMA 04
— Overgang optisch dicht ijl:
— Overgang optisch ijl dicht:
van de normaal weg
naar de normaal toe
• Er is breking: brekingswetten.
doorlaten
licht gaat erdoor.
Doorgelaten lichtbundel:
overgang naar een andere middenstof
• Doorschijnende stof: een deel van het
absorberen
— Bijschaduw: plaats met een deel van het licht
— Kernschaduw: plaats zonder licht
• Ik kan de voorwaarden voor zinken, zweven en drijven afleiden.
• Ik kan de voorwaarden voor zinken, zweven en drijven toepassen.
• Kleurstoffen bepalen de hoeveelheid geabsorbeerd licht en de kleur: subtractieve kleurmening
• Achter het voorwerp ontstaat schaduw.
• Ik kan de wet van Archimedes toepassen.
• Ik kan met een krachtenschema zinken, zweven en drijven verklaren.
Geabsorbeerde lichtbundel
weerkaatsen
• Ik kan de wet van Archimedes bewijzen.
— t=î
— Stralen en normaal liggen in één vlak.
• Ik kan de wet van Pascal toepassen.
• Ik kan de wet van Archimedes omschrijven.
— De stralengang is omkeerbaar.
• Spiegelwetten gelden:
uit feedback. De checklist is een hulpmiddel om
• Ik kan de totale druk in een vloeistof berekenen.
Teruggekaatste lichtbundel
maakt en dat je reflecteert op je taken en leert
• Ik kan de druk in een vloeistof en de bijbehorende kracht berekenen. • Ik kan de wet van Pascal omschrijven.
• Oneffen oppervlak: diffuse weerkaatsing
Vervolgens willen we graag dat je vorderingen
NOG OEFENEN
• Ik kan de druk in een vloeistof omschrijven.
Lichtbundels
in de hoofdstuksynthese en themasynthese.
JA
1 Begripskennis
• Divergerend, evenwijdig of convergerend
We vatten de kern van het thema voor je samen
CHECKLIST
• Rechtlijnige voortplanting van licht in homogene middenstoffen: lichtstralen
SYNTHESE EN CHECKLIST
• Effen oppervlak: gerichte weerkaatsing
de kracht werkt
• Maakt donkere lichamen zichtbaar.
de kracht werkt
HOOFDSTUK 2
• Snelheid bepaald door samenstelling van de middenstof
THEMA 02
voor / terwijl / nadat
• De lichtkleur wordt bepaald door de hoeveelheid rood, groen en blauw licht (additieve kleurmenging). Wit licht bevat alle kleuren evenveel.
de kracht werkt
102
voor / terwijl / nadat
• Doorzichtige stof: al het licht gaat erdoor.
Wanneer is de vervorming door de kracht merkbaar?
voor / terwijl / nadat
BEKIJK KENNISCLIP
THEMASYNTHESE
227
STARTEN MET GENIE
9
CHECK IT OUT
CHECK IT OUT
Licht op reis
In CHECK IT OUT pas je de vergaarde kennis en vaardigheden
Kijk terug naar de CHECK IN. Gebruik je kennis om de antwoorden te vinden op de volgende vragen. Welke beweging voert licht uit? Verklaar.
toe om terug te koppelen naar de vragan uit de CHECK IN.
2
3
Hoelang doet het licht over de reis van de zon tot de aarde?
Teken en benoem de snelheidsvector op een lichtstraal.
Zoek de nodige gegevens op het internet op. Gegeven:
Oplossing:
Controle:
Afb. 31
Gevraagd:
AAN DE SLAG
Vergelijk je antwoord met je hypothese in de CHECK IN.
Teken een x(t)- en een v(t)-grafiek van het licht tussen de zon en de aarde.
4
)
v(
)
Grafiek 14
deze QR-codes je
!
De x(t)-grafiek is een stijgende rechte, de v(t)-grafiek een horizontale rechte.
GRAFIEKEN LEZEN
Is dat de verplaatsing of de afgelegde weg?
b Maak duidelijk met een voorbeeld.
2
Bestudeer de onderstaande voorbeelden. a
Noteer de afgelegde weg en de verplaatsing in de tabel.
b Stel de baan van de rechtlijnige bewegingen voor op een x-as. 1
doorheen de lessen.
Je rijdt van Antwerpen naar
2
Een appel valt uit een 2,5 m
3
Een zwemmer zwemt 100 m in
el dh oo fd s
CHECK IT OUT
BEREKENINGEN AFRONDEN
Op een fietscomputer kun je een afstand aflezen. a
van het thema maakt of
Licht voert een ERB uit.
EENHEDEN OMZETTEN
weer op weg!
1
de oefeningen op het einde
Zonlicht plant zich voort op een rechte baan met een constante snelheidsgrootte.
THEMA 01
Misschien helpen
Je leerkracht beslist of je
t (s)
66
oefening?
kun je verder oefenen.
t (s) Grafiek 13
TIP Zit je vast bij een
In het onderdeel Aan de slag
Kies een geschikte schaalverdeling. x(
AAN DE SLAG
tu k
1
Leuven. De afstand bedraagt
Afgelegde weg (l)
hoge boom.
43,26 km en de rijroute 50,56 km.
een olympisch zwembad van 50 m.
Verplaatsing (∆x)
Voorstelling
` Per thema vind je op
rechtlijnige beweging
adaptieve
LABO Naam:
ONDERZOEK
Klas:
1
2
Onderzoeksvraag Hoe ziet het verloop van een x(t)- en een v(t)-grafiek eruit bij een ERB? Hypothese
Hoe denk je dat de x(t)-grafiek eruitziet bij een ERB? A
B
x (m)
x (m)
t (s)
A
B
v (m) s
v (m) s
t (s)
4
verder in te oefenen.
• •
De afgelegde weg is
4
t (s)
AAN DE SLAG
67
OPDRACHT 20 DOORDENKER
Bestudeer de kracht van een vacuüm. 1
Werk een experimentje uit om aan te tonen hoe je met een vacuüm een kracht kunt uitoefenen.
2
Laat je inspireren door de links bij het onlinelesmateriaal.
die 10 cm uit elkaar liggen.
3
Voer het experiment uit voor je medeleerlingen.
Start de chronometer als de bovenkant van de luchtbel de eerste aanduiding passeert.
4
Gebruik je kennis om een rookafzuiger te bouwen. Gebruik het technisch proces.
Zet op de glycerinebuis met een whiteboardstift strepen
Afb. 1
Leg het ene uiteinde van de buis ongeveer 15 cm hoger dan het andere uiteinde. Zorg ervoor dat de luchtbel onderaan de buis zit.
Druk op de chronometer telkens wanneer de bovenkant van de luchtbel een volgende aanduiding
TECHNISCH PROCES
passeert.
307
vo or
ONDERZOEK 1
LEREN LEREN
10
THEMA 01
v (m) s
t (s)
LABO
•
In de linkermarge naast de theorie is er plaats om zelf
•
Op
vind je alternatieve versies van de
Op
vind je per themasynthese een kennisclip
•
even lang als
de afgelegde weg.
D
Werkwijze
3
Voor een rechtlijnige beweging in één zin is de verplaatsing
t (s)
v (m) s
glycerinebuis whiteboardstift meetlat chronometer (op smartphone/tablet) met rondetijden
2
in één zin.
langer dan de verplaatsing.
x (m)
Benodigdheden
1
in één richting.
korter dan de verplaatsing.
be
C
oefenreeksen om te leerstof
rechtlijnig.
De afgelegde weg is
een aantal labo’s om verder experimenten uit te voeren.
D
Een beweging is
Een rechtlijnige beweging verloopt
Een rechtlijnige beweging verloopt
•
Ga zelf op onderzoek! Op het einde van het leerschrift staan
t (s)
•
•
LABO’S
t (s)
t (s)
Hoe denk je dat de v(t)-grafiek eruitziet bij een ERB?
3
C x (m)
Maak de onderstaande uitspraken correct door ze te vervolledigen met ‘altijd’, ‘soms’ of ‘nooit’.
•
Nummer:
Onderzoek het verloop van een eenparig rechtlijnige beweging. 1
3
notities te maken. Noteren tijdens de les helpt je om de leerstof actief te verwerken. themasynthese.
waarin we alles voor jou nog eens op een rijtje zetten.
STARTEN MET GENIE
In een vacuüm zijn er geen of weinig gasdeeltjes.
Er is een grote onderdruk. Dat zorgt voor een grote kracht met een richting in de zin van de overdruk naar de onderdruk en een grootte ∆ · .
atm
Die kracht wordt in het dagelijks leven de zuigkracht genoemd (terwijl er eigenlijk een duwkracht wordt
≈0
uitgeoefend door de omliggende lucht). Op afbeelding 16 zie je de kracht op een zuignap met oppervlakte .
Afb. 16
We bekijken enkele voorbeelden. •
Boomkikkers kunnen zich vasthechten aan oppervlakken en zelfs
ondersteboven hangen door de zuignapjes aan hun poten. Diezelfde
techniek gebruikt men om zware voorwerpen op te tillen met zuignappen. In een stofzuiger (Engels: vacuum cleaner) wordt een grote onderdruk
• 1
gecreëerd, waardoor je voorwerpen kunt optillen. 2
3
Er is overdruk als de gasdruk groter is dan de druk in de omgeving.
Er is onderdruk als de gasdruk kleiner is dan de druk in de omgeving. Men vergelijkt de druk vaak met de normdruk.
Als er een over- of onderdruk is, ontstaat er een kracht = ∆ ∙ .
Bij een open verbinding ontstaat er stroming. Maak oefening 11 t/m 16.
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
199
2
Handig voor onderweg
In elk thema word je ondersteund met een aantal hulpmiddelen.
Kenniskader deze rode kaders. !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT Met GENIE ga je zelf experimenteren en op onderzoek. Daarbij moet je terug in dit kader. WEETJE
el dh oo fd s
natuurlijk een aantal veiligheidsvoorschriften respecteren. Die vind je
TIP
Een weetjeskader geeft extra verduidelijking of illustreert de leerstof met een extra voorbeeld. OPDRACHT 11
tu k
We zetten doorheen het thema de belangrijkste zaken op een rijtje in
DOORDENKER
Nood aan meer uitdaging? Doorheen een thema zijn er verschillende doordenkers.
Niet altijd even makkelijk om op te lossen,
uitvoeren van de onderzoeken of opdrachten.
OPLOSSINGSSTRATEGIE
Een oplossingsstrategie maakt
je duidelijk hoe je het best aan de slag gaat met bijvoorbeeld een vraagstuk. Heb je daarna nogmaals dezelfde strategie nodig? Dan vind je die in de
vorm van QR-codes, om zo de
strategie opnieuw op te frissen.
VRAAGSTUKKEN OPLOSSEN
vo or
be
maar het proberen waard!
In de tipkaders vind je handige tips terug bij het
Bij het onlinelesmateriaal vind je een vademecum.
Dat vademecum ̒een GENIE in STEM-vaardigheden ̓ omvat:
• stappenplannen om een grafiek te maken, opstellingen correct te bouwen, metingen uit te voeren …; • stappenplannen om een goede onderzoeksvraag op te stellen, een hypothese te formuleren …; • oplossingsstrategieën om formules om te vormen, vraagstukken op te lossen ...;
• een overzicht van grootheden en eenheden, machten van 10 en voorvoegsels, afrondingsregels ...; • een overzicht van labomateriaal en labotechnieken;
• een overzicht van gevarensymbolen en P- en H-zinnen; • …
STARTEN MET GENIE
11
GENIE EN DIDDIT
Een e-book is de digitale versie van het leerschrift. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf
• •
el dh oo fd s
materiaal toevoegen ...
tu k
HET ONLINELEERPLATFORM BIJ GENIE
De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou
be
klaarzetten.
Benieuwd hoever je al staat met oefenen en
opdrachten? Hier vind je een helder overzicht
vo or
van je resultaten.
• •
12
Hier vind je het lesmateriaal per thema.
Alle instructiefilmpjes, kennisclips en andere video's zijn ook hier verzameld.
GENIE EN DIDDIT
Meer info over diddit vind je op https://www.vanin.diddit.be/nl/leerling.
THEMA 01
BEWEGING 15
VERKEN
16
tu k
CHECK IN
` HOOFDSTUK 1: Welke eigenschappen heeft een
rechtlijnige beweging?
18
1.1 Wat betekent je verplaatsen tussen twee punten? 18 18 21
el dh oo fd s
A Baan weergeven B Verplaatsing berekenen
1.2 Wat betekent bewegen aan een bepaalde snelheid? 22 A Snelheid berekenen 22 B Ogenblikkelijke en gemiddelde snelheid 27 C Snelheidsvector 29
1.3 Wat betekent versnellen en vertragen? 31 Hoofdstuksynthese 32 Checklist 33 Portfolio
` HOOFDSTUK 2: Hoe stel je een rechtlijnige beweging
voor op grafieken?
34
2.1 Hoe stel je een beweging voor op een x (t )-grafiek? 34
be
A Positie en tijd afleiden uit waarnemingen 34 B Positie weergeven op een x (t ) -grafiek 36
2.2 Hoe lees je de snelheid af op een x (t )-grafiek? 38
vo or
A Gemiddelde snelheid aflezen op een x (t ) -grafiek 38 B Ogenblikkelijke snelheid aflezen op een x (t ) -grafiek 40
2.3 Hoe stel je een beweging voor op een v (t )-grafiek? 42 Hoofdstuksynthese 44 Checklist 45 Portfolio
` HOOFDSTUK 3: Welke eigenschappen heeft een
rechtlijnige beweging met een constante snelheid?
46
3.1 Wat betekent bewegen aan een constante snelheid? 46 3.2 Welke grafieken horen bij een ERB? 50
13
3.3 Hoe kun je de positie, de tijd en de snelheid bij een ERB berekenen? 55 55 57 60
tu k
A Positie op elk moment B Inhalen C Kruisen
el dh oo fd s
Hoofdstuksynthese 62 Checklist 63 Portfolio
THEMASYNTHESE
64
CHECK IT OUT
66
AAN DE SLAG
67
vo or
be
OEFEN OP DIDDIT
14
CHECK IN
Licht op reis De aarde leeft op zonne-energie. Door die energie
ontstaat er een leefbaar klimaat, kennen we dag en
nacht, groeien planten en kunnen we als mens andere energievormen ontwikkelen. De zon zal volgens wetenschappers nog 4,5 miljard jaar bestaan.
Hopelijk heeft de mensheid al iets eerder grote
1
tu k
verhuisplannen gemaakt!
Wanneer bereikt volgens jou het zonlicht de aarde?
2
onmiddellijk
el dh oo fd s
Duid je hypothese aan.
na ongeveer acht seconden na ongeveer acht minuten na ongeveer acht uur
Welke gegevens heb je nodig om dat te kunnen berekenen?
WEETJE
Het zonlicht ontstaat doordat er in de zon voortdurend waterstofkernen samensmelten tot heliumkernen.
helium
waterstof
(Helios is Grieks voor ‘zon’.) Daarbij komt enorm veel
warmte vrij, waardoor de zon een grote vuurbol is met
be
temperaturen tot wel 15 miljoen graden Celsius in de kern.
energie
Op aarde proberen wetenschappers dat proces na te
bootsen met een soortgelijke reactie (zie afbeelding).
Mochten we daar ooit in slagen, dan zou dat een vorm
vo or
van energieproductie zijn zonder schadelijke afvalstoffen. Helaas zijn de voorwaarden om de samensmelting te
neutron waterstof
veroorzaken, zo moeilijk dat dat voorlopig nog niet gelukt is.
?
` Hoe kunnen we de beweging van het zonlicht beschrijven met berekeningen en grafieken? We zoeken het uit!
THEMA 01
CHECK IN
15
VERKEN
Rechtlijnige beweging? OPDRACHT 1
Welke informatie kun je aflezen op een bewegingskaart? Bestudeer het Strava-kaartje van een hardloopsessie van Bram. Beantwoord de vragen.
tu k
1 Hoe zie je dat Bram bewogen heeft?
WINKELSTAP
el dh oo fd s
2 Wat kun je afleiden uit de getekende weg? Duid aan. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Het vertrek- en aankomstpunt vallen niet samen.
fb. 1 A Avondloop
De beweging is rechtlijnig.
De beweging is niet rechtlijnig.
De beweging verloopt in wijzerzin.
De beweging verloopt in tegenwijzerzin.
3 Bram is vertrokken aan Winkelstap. Vervolledig het kaartje met de onderstaande symbolen. • Noteer de positie in het vertrekpunt A.
• Noteer de positie in het aankomstpunt B.
• De bewegingszin: teken een pijl op de baan.
• De verplaatsing: teken een pijl van het vertrekpunt naar het aankomstpunt. OPDRACHT 2
Welke informatie kun je berekenen uit een bewegingsrapport?
be
Bestudeer de gegevens uit het bijbehorende Strava-rapport van een hardloopsessie van Bram.
Hardloopsessie
1 Hoe zie je dat Bram gelopen heeft?
Bram 14 juli om 18:10
vo or
Beantwoord de vragen.
2 Je kunt twee soorten tijden (tijdstip en tijdsverloop) aflezen uit het Strava-rapport. Noteer en omschrijf ze in de tabel.
Tijd Omschrijving
16
THEMA 01
Tijdstip
Calorieën 309 kcal
Gem. hartslag 151 bpm
Tijdsverloop
VERKEN
Beweegtijd 30:10
Afb. 2
Afstand 5,03 km
3
Schat met de weergegeven informatie de gemiddelde snelheid van Bram in. a
Duid aan.
ongeveer 2,5 km
ongeveer 5 km h
h
ongeveer 10 km h
ongeveer 30 km h
Leg uit waarom je dat de gemiddelde snelheid noemt.
OPDRACHT 3
el dh oo fd s
c
tu k
b Leg in je eigen woorden uit hoe je die snelheid hebt ingeschat.
Wat is een rechtlijnige beweging?
Bestudeer de bewegingen op de pretparkattracties. 1
Maak de uitspraken correct door het juiste antwoord aan te duiden. • •
2
De personen zijn in beweging / in rust ten opzichte van de attractie. De personen zijn in beweging / in rust ten opzichte van de aarde.
Duid de kenmerken van de beweging aan in de tabel.
1
2
3
4
Op de vrijevaltoren ga je
Je schommelt heen en
Je rijdt omhoog bij de start
één bewegingsrichting één bewegingszin rechtlijnige beweging
één bewegingsrichting één bewegingszin rechtlijnige beweging
één bewegingsrichting één bewegingszin rechtlijnige beweging
één bewegingsrichting één bewegingszin rechtlijnige beweging
be
Je rijdt met een botsauto.
traag omhoog en val je
vo or
plotseling naar beneden.
weer in de piratenboot.
van de achtbaan.
3
Teken op de foto’s in de tabel bij de rechtlijnige bewegingen een rechte volgens de bewegingsrichting.
4
Geef een voorbeeld van rechtlijnige bewegingen … •
in de horizontale richting:
•
in de verticale richting:
•
in een schuine richting:
THEMA 01
VERKEN
17
HOOFDSTUK 1
tu k
Welke eigenschappen heeft een rechtlijnige beweging? LEERDOELEN Je kunt al:
Je leert nu:
de baan van een rechtlijnige beweging voorstellen; de afgelegde weg en de verplaatsing aflezen;
de gemiddelde en de ogenblikkelijke snelheid berekenen;
de ogenblikkelijke snelheid voorstellen als een vector.
In het verkeer is iedereen in beweging.
el dh oo fd s
omschrijven wat een rechtlijnige beweging is.
Voetgangers, fietsers en automobilisten voeren daarbij willekeurige, maar ook rechtlijnige bewegingen uit.
In dit hoofdstuk gaan we op zoek naar een
wetenschappelijke manier om die rechtlijnige bewegingen te beschrijven. Dat doen we door
de baan voor te stellen en door de verplaatsing en de snelheid te bepalen.
1.1 Wat betekent je verplaatsen tussen twee punten?
Baan weergeven
be
A
OPDRACHT 4
vo or
Bestudeer de afbeelding op de volgende pagina en stel de beweging voor. Marco steekt de straat (van 6 m breed) over op het zebrapad. Hij is halfweg op het moment dat de foto wordt gemaakt. 1
Vul de kenmerken van de beweging aan. •
2
•
bewegingsrichting: bewegingszin:
Teken een positieas op de afbeelding volgens de kenmerken van de beweging. a
Teken een pijl over de volledige lengte van het zebrapad.
b Benoem de as met x (m).
c
18
THEMA 01
Breng de oorsprong en de huidige positie aan.
HOOFDSTUK 1
3 Teken de baan die Marco heeft afgelegd. Stel de baan voor als een pijl tussen Marco’s vertrekpunt en zijn huidige positie.
el dh oo fd s
tu k
4 Hoe groot is de verplaatsing van Marco?
Afb. 3
OPDRACHT 5
Bestudeer de twee verschillende bewegingen. 1 Teken bij beide bewegingen een x -as.
2 Stel de bewegende voorwerpen voor door centraal op de voorwerpen een punt te tekenen. 3 Duid in de tabel de bewegingszin aan.
2
vo or
be
1
Beweging volgens de x -as Beweging tegengesteld aan de x -as
De lift stijgt / daalt.
De lift stijgt / daalt.
De mensen wandelen naar links / rechts.
De mensen wandelen naar links / rechts.
Om een beweging te beschrijven, moet je de positie van een voorwerp weergeven in een assenstelsel.
Bij een rechtlijnige beweging gebeurt de beweging in één richting en is één as voldoende.
Je noemt die positieas de x -as.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
19
Om rechtlijnige bewegingen van een of meerdere voorwerpen te beschrijven, kies je een x -as die niet verandert. Het bewegende voorwerp stel je voor
door een massapunt (= een centraal punt op het voorwerp).
Tijdens de beweging kan elk voorwerp op twee verschillende manieren langs de x-as bewegen:
bewegen tegengesteld aan de x-as
x
tu k
bewegen volgens de x-as
x
Afb. 4
Voor elke beweging kies je een x-as die aansluit bij de beweging: oorsprong van de x-as: het vertrekpunt,
richting van de x-as: de werklijn waarop de beweging plaatsvindt
el dh oo fd s
•
•
•
(horizontaal/verticaal/diagonaal),
zin van de x-as: weg van het vertrekpunt (links/rechts/boven/onder).
Op afbeelding 5 is de x-as getekend voor een pizzajongen die vertrekt aan de pizzeria, om 3,5 km verder in de straat een pizza aan huis te bezorgen. Na de levering keert hij terug naar de pizzeria om de volgende bestelling op te pikken.
be
P IZ Z E R IA
0
3,5
x (km)
Afb. 5
De baan is weergegeven met de rode lijn. De pijlpunt geeft de bewegingszin
vo or
aan. De heen- en terugrit gebeuren op één lijn. In de voorstelling van de
GROOTHEDEN EN EENHEDEN
20
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
baan worden de lijnen naast elkaar weergegeven.
De lengte van de baan noem je de afgelegde weg. Die grootheid heeft als symbool l en als eenheid meter. Grootheid met symbool
afgelegde weg
l
SIeenheid met symbool meter
Voor de pizzajongen is de afgelegde weg: •
•
•
heentraject (pizzeria leveradres): lheen = 3,5 km,
terugtraject (leveradres pizzeria): lterug = 3,5 km,
volledige traject (pizzeria pizzeria): lvolledig = 7,0 km.
m
Verplaatsing berekenen
B
Bij een rechtlijnige beweging verandert de positie x. Voor elk traject is er
een beginpunt (genoteerd als xbegin) en een eindpunt (genoteerd als xeind). De kortste afstand tussen beide noem je de verplaatsing.
Je leest de verplaatsing af met behulp van de baanvoorstelling op de x-as. verplaatsing
∆x = xeind – xbegin
SIeenheid met symbool
meter
TIP
tu k
Grootheid met symbool
m
Het symbool ∆ is de Griekse letter delta. Dat symbool gebruik je in de
el dh oo fd s
fysica om een verschil tussen twee meetwaarden aan te geven. Uit de wiskunde ken je dat als het begin- en eindpunt van een interval: [xbegin, xeind]
Voor de pizzajongen zijn er drie trajecten. Je leest de verplaatsing af op de baanvoorstelling.
P IZ Z E R IA
heentraject (pizzeria huis, groene pijl):
vo or
be
•
•
0
3,5
x (km)
Afb. 6
∆xheen = xhuis – xpizzeria
= 3,5 km – 0 km = 3,5 km
De verplaatsing is positief, omdat de beweging volgens de x -as verloopt. terugtraject (huis pizzeria, blauwe pijl): ∆xterug = xpizzeria – xhuis
= 0 km – 3,5 km = ˗3,5 km
De verplaatsing is negatief, omdat de beweging tegengesteld aan de x -as •
verloopt.
volledige traject (pizzeria pizzeria, groene pijl gevolgd door blauwe pijl):
∆xvolledig = xpizzeria – xpizzeria
= 0 km – 0 km = 0 km
De verplaatsing is nul, omdat het begin- en eindpunt van de beweging samenvallen.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
21
Bij een rechtlijnige beweging verandert je positie in één richting. Je kiest een x -as volgens de bewegingsrichting.
volgens de x-as bewegen
xeind
l>0 ∆x > 0
Je stelt de baan voor met een pijl op de x-as.
De lengte van de baan noem je de afgelegde weg.
x
tegengesteld aan de x-as bewegen
xeind
Grootheid met symbool
xbegin
l>0 ∆x < 0
afgelegde weg
x
meter
m
Voor elke deelbeweging kun je de verplaatsing berekenen als ∆x = xeind – xbegin, waarbij je het begin- en eindpunt (voor die
heen en terug bewegen
deelbeweging) afleest op de x-as.
el dh oo fd s
xbegin = xeind
l>0 ∆x = 0
Afb. 7
l
SIeenheid met symbool
tu k
xbegin
De opeenvolgende posities noem je de baan.
Grootheid met symbool
x
verplaatsing
∆x = xeind – xbegin
` Maak oefening 1 t/m 4.
SIeenheid met symbool
meter
m
1.2 Wat betekent bewegen aan een bepaalde snelheid? Snelheid berekenen
A
be
OPDRACHT 6
Bepaal je stapsnelheid in m . s
Welke twee grootheden moet je opmeten?
vo or
1
a Noteer in de tabel. b Vervolledig de tabel.
Grootheid
22
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
NAUWKEURIG METEN
Eenheid
Meettoestel
Meetnauwkeurigheid
2
Wandel van voren naar achteren in de klas. Noteer je meetresultaten. l=
Bereken je stapsnelheid.
tu k
3
t=
De verplaatsing gebeurt in een bepaalde tijd. De tijd tussen het beginpunt (tbegin bij xbegin) en het eindpunt (teind bij xeind) noem je het tijdsverloop.
SI-eenheid met symbool
el dh oo fd s
Grootheid met symbool
tijdsverloop
xbegin tbegin
∆t = teind – tbegin
xeind teind
seconde
s
x
∆x = xeind ˗ xbegin ∆t = teind ˗ xbegin
Afb. 8
Het tijdsverloop is altijd positief, omdat de tijd nooit achteruitgaat (teind > tbegin).
Om de grootte van de snelheid van een voorwerp te bepalen, meet je de
grootte van de verplaatsing ∆x en het tijdsverloop ∆t dat nodig is om die
afstand af te leggen. •
Als je het tijdsverloop ∆t meet, meet je de grootheid tijd.
be
•
Als je de verplaatsing ∆x meet, meet je de grootheid afstand.
Je gebruikt een meetlat, een rolmeter, een laserafstandsmeter …
vo or
•
Je gebruikt een chronometer of je smartphone.
De snelheid v is de verhouding van de verplaatsing ∆x ten opzichte van het tijdsverloop ∆t:
v = ∆x ∆t
Je gebruikt de opgemeten waarden voor de verplaatsing en het tijdsverloop.
Grootheid met symbool
snelheid
v = ∆x ∆t
SI-eenheid met symbool meter per seconde
m s
Snelheidsmeters zijn meettoestellen die de verplaatsing en het tijdsverloop meten en daarmee de snelheid berekenen. Voorbeelden: •
snelheidsmeter in de auto
•
flitspaal
• • •
fietscomputer sporthorloge
bewegingssensor THEMA 01
HOOFDSTUK 1
23
WEETJE De afstand, het tijdsverloop en de snelheid zijn gemeten grootheden.
Je kent ze tot op een bepaalde nauwkeurigheid en met een aantal beduidende cijfers: •
meetnauwkeurigheid: de kleinste schaalverdeling die op het meettoestel af te lezen is;
•
beduidende cijfers: de cijfers die je werkelijk hebt afgelezen in een meetresultaat.
Voor de afstand en het tijdsverloop is de meetnauwkeurigheid afhankelijk van de meetnauwkeurigheid van
het toestel. Voor de snelheid moet je rekening houden met de beduidende cijfers van de verplaatsing en het
tu k
tijdsverloop.
Via de ontdekplaat ‘GENIE in STEM-vaardigheden’ bij het onlinelesmateriaal vind je de afspraken daarover
el dh oo fd s
terug en kun je dat inoefenen.
OPDRACHT 7 VOORBEELDOEFENING
Bestudeer het uitgewerkte vraagstuk.
Een pizzajongen levert in 6,0 minuten een pizza bij een huis op 3,5 km van de pizzeria. Hij heeft geluk: het verkeerslicht op 2,0 km van de pizzeria staat op groen. 1
Welke gemiddelde snelheid heeft de pizzajongen?
2
Na hoeveel minuten en seconden passeert hij het verkeerslicht?
be
P I ZZER I A
0
Gegeven: xhuis
= 3,5 km
6,0 min
2,0
3,5
x (km)
Afb. 9
vo or
xpizzeria = 0 km xlicht = 2,0 km = 6,0 min Δt
Gevraagd: a Oplossing: a
b
v
=?
Δtlicht = ?
x – xpizzeria 3,5 km – 0 km 3,5 km = = Basisformule: v = ∆x = huis 6,0 min 6,0 min ∆t ∆t Om een snelheid in m te bekomen, moet je … s • de verplaatsing omzetten naar meter: ∆x = 3,5 km = 3,5 · 10 m 3
24
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
•
BEREKENINGEN AFRONDEN
het tijdsverloop omzetten naar seconden:
∆t = 6,0 min = 6,0 · 60 s = 360 s
3 v = 3,5 km = 3,5 · 10 m = 9,7 m
6,0 min
360 s
s
b Basisformule: v = ∆x ∆t • Om het tijdsverloop te berekenen, herschrijf je de basisformule en vul je de waarden in: ∆t =
∆xlicht
v
=
xlicht – xpizzeria 2,0 km – 0 km 2,0 km 2,0 · 103 m = = = = 206 s v 9,7 m 9,7 m 9,7 m s
s
s
∆t = 206 s = 206 min = 3,43 min = 3 min + 0,43 min · 60 s = 3 min 26 s 60 min
Controle: Bestudeer de berekende waarden. a Kloppen de eenheden? Ja. • m is een eenheid van snelheid. s • min is een eenheid van tijd.
el dh oo fd s
b Klopt de grootte van de getalwaarde? Ja. • Ongeveer 10 m (30 tot 40 km ) is een normale waarde voor een bromfiets. s h • De tijd is iets meer dan de helft van de tijd voor het volledige traject.
tu k
• Je zet het tijdsverloop om naar de gevraagde eenheid:
OPLOSSINGSSTRATEGIE
• Omschrijf in je eigen woorden wat er gebeurt en wat je zoekt.
• Stel de baan voor op een geschikte x-as.
• Noteer de gekende waarden op de baan.
• Denk na over de gegevens die je nodig hebt om de snelheid te berekenen.
• Noteer alles in symbolen bij de gegevens en het gevraagde.
— Noteer de geschikte formule.
— Hervorm de formule indien nodig. — Vul de gegevens in.
— Vergeet de eenheid niet. — Reken uit. — Rond af.
• Sta stil bij de oplossing. — Klopt de eenheid?
EENHEDEN OMZETTEN
— Klopt de getalwaarde?
be
OPDRACHT 8
• Werk de oplossing uit.
Vorm de basisformule voor snelheid om. 1 Hoe kun je de verplaatsing berekenen, als de snelheid en het tijdsverloop gegeven zijn?
vo or
2 Hoe kun je het tijdsverloop berekenen, als de snelheid en de verplaatsing gegeven zijn?
TIP
• Onthoud enkel de basisformule.
• Gebruik het kruisproduct voor de varianten.
a = c ⇔a·d=b·c b d Hier is a = v; b = 1; c = ∆x en d = ∆t.
• Gebruik eenvoudige getallen om je omzetting te controleren.
Voorbeeld: 3 = 6 , dus 2 6 = 3 ∙ 2 en 2 = 6 3
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
25
OPDRACHT 9
Ga op zoek naar de omzettingsfactor tussen m en km . s h Vul de omzettingsschema’s aan. • omzetting m naar km s h m 1 m 3 600 m = km = 1 = = s 1s h
km h
• omzetting km naar m h s km 1 km m = m = = = 1 h 1h s
m s
∙
el dh oo fd s
∙
km h
tu k
1,0 m s
Snelheid wordt uitgedrukt in de eenheden km of m . Die keuze hangt af van h s de situatie. • De eenheid kilometer per uur ( km ) wordt het meest gebruikt voor h alledaagse snelheden, zoals snelheden in het verkeer. Je legt lange
afstanden af en bent een lange tijd in beweging. km . Voorbeeld: Je fietst aan 15 h • De eenheid meter per seconde ( m ) wordt gebruikt voor korte en snelle s bewegingen. Voorbeelden:
— Usain Bolt liep het wereldrecord 100 meter sprint aan 10,4 m . s — De lichtsnelheid is 3 ∙ 108 m . s In de wetenschap is m de SI-eenheid. s
Je kunt een snelheid omzetten van de ene naar de andere eenheid door de omzettingsfactor te gebruiken.
vo or
be
De snelheid van de pizzajongen is 9,7 m tijdens de heenrit. Je kunt dat s omrekenen naar km : h
v = 9,7 m = 9,7 · 3,6 km = 35 km s
h
Om de snelheid in een tijdsverloop te berekenen, deel je de verplaatsing door het tijdsverloop waarin de beweging plaatsvindt. Grootheid met symbool
snelheid
v = ∆x ∆t
` Maak oefening 5 t/m 10.
26
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
h
Eenheid met symbool
meter per seconde kilometer per uur
m s km h
Ogenblikkelijke en gemiddelde snelheid
B
OPDRACHT 10
Bestudeer de afbeelding uit de krant. Bij een trajectcontrole wordt elk voertuig aan het begin en aan het einde van een camera. Een computeranalyse is in staat om hetzelfde voertuig bij de tweede post te herkennen en zo het tijdsverloop op het traject te bepalen.
tu k
traject gefotografeerd met een digitale
Grote Steenweg van km 23,2 tot km 25,4
Op de Grote Steenweg in Westerlo is de maximumsnelheid 70 km . h a Over welke afstand staat de
el dh oo fd s
1
trajectcontrole? ∆x =
b Welke auto’s worden zeker geflitst? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
v > 70 km op een moment h km op elk moment v > 70 h v > 70 km gemiddeld over het traject h
Afb. 10
∆t > 2 minuten
be
2
∆t < 2 minuten
Een alternatieve manier van snelheidscontroles zijn de flitspalen.
vo or
Welke snelheid meet de flitspaal?
3
Waarom investeert de overheid sterk in trajectcontroles?
De snelheid over een lang traject is meestal niet constant.
De omstandigheden zorgen ervoor dat een voorwerp vertraagt en versnelt.
De pizzajongen heeft tijdens de heenrit een gemiddelde snelheid van 35 km . h Op de momenten waarop er geen andere weggebruikers zijn, heeft hij een topsnelheid van 40 km . Op het moment waarop er fietsers zijn, moet hij h vertragen tot een snelheid van 24 km . h THEMA 01
HOOFDSTUK 1
27
De pizzajongen heeft een gemiddelde snelheid van 35 km over de volledige h heenrit. ∆xtot De gemiddelde snelheid bereken je als v = . ∆ttot We kennen de ogenblikkelijke snelheid op twee momenten: 40 km als topsnelheid en 24 km wanneer de pizzajongen fietsers nadert. h h De ogenblikkelijke snelheid lees je af op een snelheidsmeter.
tu k
Het is de gemiddelde snelheid over een klein tijdsverloop ∆t.
De gemiddelde snelheid bereken je als v = ∆x . ∆t De ogenblikkelijke snelheid lees je af op een snelheidsmeter. Het is de gemiddelde snelheid over een klein tijdsverloop ∆t.
OPDRACHT 11
el dh oo fd s
` Maak oefening 11, 12 en 13.
DOORDENKER
Los het vraagstuk op.
Een vrachtwagen rijdt een halfuur aan 100 km op de autosnelweg. h Door wegenwerken moet hij vertragen en rijdt hij een kwartier aan 50 km . h 1 Welke gemiddelde snelheid verwacht je? 2 Bereken de gemiddelde snelheid. Gegeven:
∆x1 = ?
be
v1 = en ∆t1 = Gevraagd: v = ?
∆x2 = ?
v2 = en ∆t2 =
Oplossing:
vo or
• Stel de gegevens
schematisch voor op een x-as:
— Splits de beweging in deelbewegingen.
— Noteer de gegevens
in symbolen voor elke deelbeweging.
• Vertrek bij de oplossing vanuit de basisformule
voor gemiddelde snelheid.
• Bepaal de totale
deelbewegingen.
Controle:
a Vergelijk je uitkomst met je verwachting. Was je juist?
b Waarom is de gemiddelde snelheid niet gelijk aan 75 km ? h
28
OPLOSSINGSSTRATEGIE
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
verplaatsing en het tijdsverloop via de
Snelheidsvector
C
OPDRACHT 12
Bestudeer de afbeelding en beantwoord de vragen. 1
Voor elk voertuig is zijn snelheidsmeter weergegeven.
100 120 140 80 160 km/h 60 180
Voertuig Richting Zin 2
100 120 140 80 160 km/h 60 180 40 200 20 220 0 240
gele auto
rode auto
Afb. 11
witte auto
Stel voor elk voertuig de snelheid voor als een vector.
Teken vanuit het massapunt een pijl, zodat alle kenmerken van de ogenblikkelijke snelheid duidelijk zijn. b Benoem de vector met het vectorsymbool. Bijvoorbeeld voor de gele auto: vG.
be
a 3
200 220 240
el dh oo fd s
100 120 140 80 160 km/h 60 180 40 200 20 220 0 240
40 20 0
tu k
Vervolledig de tabel met de bewegingsrichting en -zin van elk voertuig.
De gele auto doet 45 minuten over 30 km. Ga na met berekeningen of de gemiddelde snelheid hetzelfde is als de ogenblikkelijke snelheid die je afleest op afbeelding 11.
vo or
Gegeven:
Gevraagd:
Oplossing:
Controle: Vergelijk de gemiddelde snelheid met de ogenblikkelijke snelheid op afbeelding 11. Verklaar.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
29
De ogenblikkelijke snelheid van een voorwerp kun je voorstellen door een snelheidsvector met vier kenmerken: • •
• •
het aangrijpingspunt: een centraal punt (= massapunt) op het voorwerp, de richting: de richting van de x-as,
de zin: de bewegingszin, aangegeven door de pijlpunt,
de grootte: de getalwaarde van de ogenblikkelijke snelheid, aangegeven door de lengte van de pijl.
Hieronder zie je de vectorvoorstelling van de ogenblikkelijke snelheid van de tabel.
Topsnelheid
Lagere snelheid
door hinder van fietsers tijdens
Topsnelheid
tijdens terugrit
el dh oo fd s
tijdens heenrit
tu k
pizzajongen op drie momenten. De kenmerken van de vectoren vind je in de
v1
40 km h
Aangrijpingspunt Richting Zin
massapunt
heenrit
v2
massapunt
v3
massapunt
horizontaal
horizontaal
horizontaal
40 km h
25 km h
40 km h
Grootte
naar rechts
Notatie
v1
naar rechts
v2
naar links
v3
Via de lengteverhouding van de vectoren kun je de snelheden rangschikken volgens hun grootte (v2 < v1 = v3). Om de snelheidsgrootte precies weer te geven, is er een schaalverdeling.
be
Voor de pizzajongen is die 1 cm ≅ 40 km . h
vo or
traag bewegen volgens de x-as
v
x
snel bewegen, tegengesteld aan de x-as
v
Afb. 12
30
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
x
De ogenblikkelijke snelheid kun je voorstellen als een vector met het symbool v:
•
aangrijpingspunt: het massapunt,
•
grootte: de getalwaarde van de ogenblikkelijke snelheid.
• •
richting: de bewegingsrichting, zin: de bewegingszin,
Om de grootte van de snelheidsvector precies weer te geven, voeg je een schaalverdeling toe. ` Maak oefening 14 t/m 17.
WEETJE In het dagelijks leven voegt men vaak de bewegingsrichting en -zin in woorden toe aan de snelheidsgrootte. Op die manier beschrijft men de snelheidsvector.
vwind
Voorbeelden: •
•
Er waait een strakke zuidenwind met snelheden tot 90 km . h Door filegolven op de E40 richting de kust is de snelheid beperkt tot 60 km . h
tu k
Opgepast: de term ‘richting’ wordt daarbij (meestal) verkeerdelijk
gebruikt om de zin aan te geven. In het voorbeeld is ‘E40’ de richting en ‘richting de kust’ de zin van de snelheidsvector.
el dh oo fd s
Afb. 13
1.3 Wat betekent versnellen en vertragen?
OPDRACHT 13
DOORDENKER
Bestudeer de krantenkop. 1
Welke grootheid kun je afleiden uit de krantenkop? Duid aan.
2
DIT IS DE SNELSTE FERRARI ALLER TIJDEN: Prijskaartje? 393 971 euro
de totale rijtijd de maximale snelheid over het hele traject de versnelling
De Ferrari en een stadswagen vertrekken op vol
vermogen. Teken de snelheidsvectoren bij het vertrek, op 1 s en op 3 s.
vo or
be
Vertrek
IN 2,9 SECONDEN NAAR 100 KM/U
Op 1 s
Bron: www.hln.be
Op 3 s
Voorwerpen versnellen om een bepaalde snelheid te halen. Ze vertragen om tot stilstand te komen of hindernissen te nemen. Ze ondergaan een snelheidsverandering.
Het tempo van de snelheidsverandering wordt uitgedrukt met de grootheid versnelling.
Hoe je de grootheid versnelling berekent en voorstelt, leer je volgend schooljaar.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
31
HOOFDSTUKSYNTHESE
POSITIE •
= verandering van de positie in de tijd
•
twee grootheden om een verandering in positie voor te stellen:
= pad dat een voorwerp volgt
—
= lengte van de baan
—
= verschil tussen de begin- en eindpositie
met symbool
l ∆x = xeind – xbegin
el dh oo fd s
Vervolledig de figuren met de baan. vooruit bewegen: ∆x
achteruit bewegen: ∆x
0
0
x
SNELHEID •
x
snelheid = tempo van de
—
—
verandering
snelheid = snelheid over een tijdsverloop snelheid = snelheid op één moment
met symbool
be
∆t = teind – tbegin
vo or
omzettingsfactor tussen m en km h s
1,0 m s
met symbool
seconde / uur
/
meter per seconde /
v=
•
/
kilometer per uur ∙
km h
∙
Vervolledig de figuren met de snelheidsvectoren.
traag vooruit bewegen
snel achteruit bewegen
x
32
THEMA 01
met symbool
tu k
•
SYNTHESE HOOFDSTUK 1
x
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik kan de begrippen ‘beweging’ en ‘baan’ in mijn eigen woorden omschrijven.
•
Ik kan de baan, de afgelegde weg en de verplaatsing van een rechtlijnige beweging
• • • •
Ik kan het verschil tussen ‘afgelegde weg’ en ‘verplaatsing’ omschrijven.
Ik kan de afgelegde weg en de verplaatsing van een rechtlijnige beweging bepalen. voorstellen.
Ik kan het begrip ‘snelheid’ in mijn eigen woorden omschrijven.
Ik kan het verschil tussen ‘gemiddelde snelheid’ en ‘ogenblikkelijke snelheid’ omschrijven.
Ik kan de gemiddelde snelheid van een rechtlijnige beweging bepalen.
Ik kan de ogenblikkelijke snelheid van een rechtlijnige beweging voorstellen als een vector.
tu k
•
el dh oo fd s
•
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan eenheden omzetten.
•
Ik kan informatie in symbolen noteren.
• • •
Ik kan formules omvormen.
Ik kan afrondingsregels toepassen.
Ik kan rekenvraagstukken gestructureerd oplossen.
invullen bij je Portfolio.
vo or
be
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 01
CHECKLIST HOOFDSTUK 1
33
HOOFDSTUK 2
LEERDOELEN Je kunt al: een beweging volgens en tegengesteld aan de x-as herkennen; berekenen.
Je leert nu:
el dh oo fd s
de verplaatsing, het tijdsverloop en de snelheid
tu k
AFSTAND
Hoe stel je een rechtlijnige beweging voor op grafieken?
een beweging linken aan een x(t)-grafiek;
de verplaatsing, het tijdsverloop en de snelheid aflezen op een v(t)-grafiek;
een beweging linken aan een v(t)-grafiek;
de snelheid aflezen op een v(t)-grafiek.
TIJD
In het dagelijks leven registreer je bewegingen door naar je omgeving of naar videobeelden
te kijken. Die waarnemingen kun je delen met woorden. Je kunt ze ook wetenschappelijk
voorstellen met grafieken. In dit hoofdstuk zoeken we uit hoe je dat doet en hoe je de
verplaatsing en de snelheid kunt aflezen op die grafieken.
2.1 Hoe stel je een beweging voor op een x (tt )-grafiek?
be
Positie en tijd afleiden uit waarnemingen
A
OPDRACHT 14
Bekijk de video van Rocky de hond. Beschrijf de beweging van Rocky.
vo or
1
2
De hond is zichtbaar op 125 beelden. Hoe komt het dat je die foto’s niet apart ziet?
3
34
De video toont dertig foto’s per seconde. Hoeveel tijd is er tussen twee posities?
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
VIDEO ROCKY
4 De punten op de schermafdruk stellen het massapunt voor om de vier beelden. Hoe zie je op die schermafdruk het verloop van de beweging?
el dh oo fd s
tu k
Afb. 14
5 De totale verplaatsing van de hond is 0,80 m.
Teken op de schermafdruk een x -as en de baan.
WEETJE
Een film, rolprent of video is een serie opeenvolgend getoonde,
stilstaande beelden. Door de snelheid waarmee de beelden elkaar
opvolgen, en door de traagheid van het oog lijken ze een vloeiende en continue beweging te vormen.
Bij een tekenfilm zijn de afzonderlijke beelden getekend. Bij een film gaat het om foto’s.
De kwaliteit van het bewegende beeld hangt af van het aantal beelden
be
dat per seconde weergegeven wordt. Voor een vloeiende beweging zijn er minimaal achttien beelden per seconde nodig.
De kwaliteit van bewegende beelden wordt uitgedrukt in de eenheid fps
vo or
(frames per second).
Tekenfilm
Camera op smartphone
Videokaart in computerschermen
Hogeresolutiecamera Oog
Beelden per seconde
fb. 15 A De zoötroop was een van de eerste animatie apparaten waarmee mensen bewegende beelden konden bekijken.
25 fps
Tijd tussen twee beelden 1 s = 0,040 s 25
60 fps
0,017 s
30 tot 60 fps 100 000 fps tot 60 fps
Bij het onlinelesmateriaal vind je een hyperlink met nog meer informatie.
0,030 tot 0,017 s 0,000 01 s
minstens 0,030 s
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
35
B
Positie weergeven op een x (t )-grafiek
OPDRACHT 15
Bestudeer de video. Let op de beweging van de rode auto, de ambulance en de politiewagen. 1 Bestudeer de onderstaande x (t)-grafieken.
tu k
a Welke grootheid staat op de horizontale as?
VIDEO KRUISPUNT
b Welke grootheid staat op de verticale as?
x (m) 20
el dh oo fd s
c Omschrijf wat een punt op de grafiek voorstelt.
x (m) 60
x (m) 25
15
50
20
12
40
15
30
9
10
6
5
3 0
20
0
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0 t (s)
10
0,0
0,5
1,0
A
1,5
2,0
2,5 t (s)
0
0,0
0,5
B
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0 t (s)
C
2 Bij welke van de x (t)-grafieken horen de volgende omschrijvingen, als je weet dat de x -as naar rechts is gekozen?
• De rode auto vertrekt naar rechts.
• De ambulance rijdt naar links.
be
• De politieauto staat stil om de voetgangers over te laten.
vo or
3 Bekijk de animatie om je antwoord te controleren.
4 Duid op elke x (t)-grafiek de verplaatsing Δx en het tijdsverloop Δt aan na de volledige beweging.
x(t)-GRAFIEK KRUISPUNT
Een beweging is een verandering van positie in de tijd. Om de beweging te bestuderen, moet je de positie op elk tijdstip kennen. De baan geeft informatie over de positie, maar je kunt er de tijd niet op aflezen.
De geschikte manier om aan te geven waar het voorwerp zich bevindt
op elk moment, is een x (t)-grafiek waarop de positie van het massapunt
voorgesteld wordt in functie van de tijd.
36
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
x (m)
0,80
tu k
0
Afb. 16
Op de afbeelding is de baan van Rocky getekend. De foto is gemaakt op het
el dh oo fd s
verste punt van de hond. Uit de baan kun je geen informatie afleiden over hoe Rocky tot dat punt gereden is en over hoelang hij daar al stilstaat. Op de x(t)-grafiek is de positie van Rocky weergegeven op elk tijdstip.
Op de verticale as van een x(t)-grafiek lees je de positie (x ) af, op de
x(t)GRAFIEK ROCKY
horizontale as de tijd (t).
Via de QR-code zie je hoe de verschillende posities van Rocky overeenstemmen met de punten op de x(t)-grafiek. x(t)-grafiek Rocky
x (m) 1,00
0,90 0,80 0,70
0,60
Δxtot Δx1
0,50
be
0,40 0,30
beweging naar rechts stilstand
0,20
vo or
0,10
0,00 0,00
Δt1
Δt2 Δttot
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
2,50
2,75
3,00
3,25
3,50
3,75
4,00 t (s)
Grafiek 1
Met de x(t)-grafiek kun je het verloop van de beweging beschrijven. Je kunt de beweging van Rocky opsplitsen in twee deelbewegingen: •
•
een beweging naar rechts (volgens de x -as): de positie neemt toe,
de x (t)-grafiek stijgt;
stilstand: de positie verandert niet, de x (t)-grafiek is horizontaal.
Op de x(t)-grafiek kun je de verplaatsing en het tijdsverloop aflezen.
De nauwkeurigheid hangt af van de schaalverdeling. Voor Rocky lees je de volgende informatie over de beweging af.
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
37
Beweging naar rechts ∆x1
Stilstand
Totale beweging
∆x2
∆xtotaal
= 0,86 m – 0,00 m
= 0,86 m – 0,86 m
= 0,86 m – 0,00 m
= 2,15 s – 0,00 s
= 3,85 s – 2,15 s
= 3,85 s – 0,00 s
∆t1
= 2,15 s
= 0,00 m
∆t2
= 1,70 s
= 0,86 m
∆ttotaal
= 3,85 s
tu k
= 0,86 m
Op een x (t)-grafiek is de positie op elk tijdstip weergegeven.
Je kunt rechtstreeks de kenmerken van de beweging afleiden: • bewegingszin:
— stijgende x(t)-grafiek: beweging volgens de x -as,
el dh oo fd s
— dalende x(t)-grafiek: beweging tegengesteld aan de x -as,
— horizontale x(t)-grafiek: geen beweging,
• verplaatsing: de afstand tussen twee punten op de verticale x-as,
• tijdsverloop: de afstand tussen twee punten op de horizontale t-as.
` Maak oefening 18 t/m 22.
2.2 Hoe lees je de snelheid af op een x (t )-grafiek?
A
Gemiddelde snelheid aflezen op een x (t )-grafiek
OPDRACHT 16
be
Bepaal voor de voertuigen uit opdracht 15 de gemiddelde snelheid. 1 Welke grootheden heb je nodig om de gemiddelde snelheid te bepalen?
vo or
2 Bepaal de gemiddelde snelheid van de drie voertuigen met de gegevens die je afleest uit de grafieken. • beweging rode auto:
v1 =
• beweging politiewagen: v2 =
• beweging ambulance: v3 =
38
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
Op een x(t)-grafiek kun je de verplaatsing en het tijdsverloop aflezen.
Daarmee bereken je de gemiddelde snelheid voor elke (deel)beweging:
v = ∆x . Voor de beweging van Rocky vind je de onderstaande resultaten. ∆t Beweging naar rechts
Stilstand
v2 = 0 m
2,15 s m = 0,40 s
1,70 s m =0 s
TIP
vtotaal = 0,86 m
3,85 s m = 0,22 s
tu k
v1 = 0,86 m
Totale beweging
Een beweging opsplitsen in deelbewegingen betekent dat je
verschillende tijdsintervallen [tbegin, teind] met tijdsverloop ∆t bestudeert.
el dh oo fd s
Je kunt ook rechtstreeks informatie over de gemiddelde snelheid aflezen op de x (t)-grafiek. Daarvoor verbind je het beginpunt en het eindpunt van de
(deel)beweging met een lijnstuk.
De helling van het getekende lijnstuk vertelt je iets over de gemiddelde snelheid van de (deel)beweging: hoe groter de verplaatsing in een tijdsverloop, hoe groter de helling.
x(t)-grafiek Rocky
x (m) 1,00
0,90 0,80 0,70
0,60
0,50
0,40
be
0,30
beweging naar rechts stilstand totale beweging
0,20
0,10
vo or
0,00 0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
2,50
2,75
3,00
3,25
3,50
3,75
4,00 t (s)
Grafiek 2
•
Voor de beweging volgens de x-as (naar rechts) is het groene lijnstuk
•
Voor de totale beweging is het oranje lijnstuk stijgend. De snelheid is
• •
stijgend. De snelheid is positief.
Voor de stilstand is het blauwe lijnstuk horizontaal. De snelheid is nul. positief.
Voor de totale beweging (oranje lijnstuk) is het lijnstuk minder steil dan voor de eerste deelbeweging (groene lijnstuk). De gemiddelde snelheid tijdens de totale beweging is lager dan de gemiddelde snelheid tijdens de eerste deelbeweging, omdat Rocky tijdens de tweede deelbeweging stilstaat.
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
39
Ogenblikkelijke snelheid aflezen op een x (t )-grafiek
B
OPDRACHT 17
Welke uitspraak is correct? De ogenblikkelijke snelheid is altijd gelijk aan de gemiddelde snelheid van de hele beweging.
De ogenblikkelijke snelheid is altijd verschillend van de gemiddelde snelheid van de hele beweging. De ogenblikkelijke snelheid is altijd de gemiddelde snelheid bij een kort tijdsverloop.
De ogenblikkelijke snelheid is altijd de gemiddelde snelheid bij een lang tijdsverloop.
tu k
Om de ogenblikkelijke snelheid af te lezen uit een x(t)-grafiek, bepaal je de
el dh oo fd s
gemiddelde snelheid voor een kort deel van de beweging. Je kiest een zo klein mogelijk tijdsverloop.
Voor Rocky is het kleinst mogelijke tijdsverloop de tijd tussen twee
beeldopnames (0,033 s). We beperken het aantal meetpunten door op de
x(t)-grafiek de positie van het massapunt weer te geven om de vijf foto's
(0,17 s). De lijnstukjes zijn getekend tussen twee opeenvolgende punten. x(t)-grafiek Rocky
x (m) 1,00
0,90 0,80 0,70
0,60
0,50
0,40
be
0,30
0,20
0,10
vo or
0,00 0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
2,50
2,75
3,00
3,25
3,50
3,75
4,00 t (s)
Grafiek 3
Aan de hand van de helling van elk lijnstuk bepaal je de kenmerken van de ogenblikkelijke snelheid.
Voor Rocky lees je de volgende informatie af over de ogenblikkelijke snelheid:
• beweging naar rechts:
— De helling van alle lijnstukjes is stijgend. Alle ogenblikkelijke snelheden zijn positief.
Rocky beweegt volgens de x-as.
— De helling van de lijnstukjes wordt minder steil. De grootte van de ogenblikkelijke snelheid neemt af. Rocky vertraagt tot stilstand.
40
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
• stilstand:
— Alle lijnstukjes zijn horizontaal. Alle ogenblikkelijke snelheden zijn nul. Rocky beweegt niet.
— Er is geen verandering van de helling. Rocky versnelt niet en vertraagt niet.
Op de x(t)-grafiek lees je de gemiddelde snelheid af als de helling van het • teken van de snelheid
tu k
lijnstuk tussen het begin- en eindpunt van de (deel)beweging.
— Bij een stijgend lijnstuk is de snelheid positief (beweging volgens de
x-as).
— Bij een dalend lijnstuk is de snelheid negatief (beweging tegengesteld
el dh oo fd s
aan de x-as).
— Bij een horizontaal lijnstuk of een overgang tussen een dalend en een stijgend lijnstuk is de snelheid nul (geen beweging).
• snelheidsgrootte
— Hoe steiler het lijnstuk, hoe groter de snelheid.
— Een verandering in de helling van een lijnstuk wijst op een versnelling/vertraging.
Op de x(t)-grafiek lees je de ogenblikkelijke snelheid af als de helling van de grafiek bij een lijnstuk tussen twee opeenvolgende tijdstippen.
vo or
be
` Maak oefening 23 t/m 26.
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
41
2.3 Hoe stel je een beweging voor op een v (t )-grafiek? OPDRACHT 18
Bestudeer de video. Let op de snelheid van de rode auto, de ambulance en de politiewagen.
tu k
1 Bestudeer de onderstaande v (t)-grafieken. a Welke grootheid staat op de horizontale as?
VIDEO KRUISPUNT
b Welke grootheid staat op de verticale as?
v (m s) 20 15 10 5 0 –5 –10 –15 –20
0,0 0,5
1,0
el dh oo fd s
c Omschrijf wat een punt op de grafiek voorstelt.
1,5
2,0
2,5
3,0 t (s)
v (m s) 0,4
v (m s) 16
0,3
14
0,2
12
0,1
10
0,0
0,0 0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0 t (s)
8
–0,1
6
–0,2
4
–0,3
2
–0,4
0
A
0,0
0,5
B
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0 t (s)
C
be
2 Bij welke van de v (t)-grafieken horen de volgende omschrijvingen? De x -as is naar rechts gekozen. • De rode auto vertrekt naar rechts.
• De ambulance rijdt naar links.
vo or
• De politieauto staat stil om de voetgangers over te laten.
3 Bekijk de animatie om je antwoord te controleren.
4 Duid op elke v (t)-grafiek de snelheidsverandering Δv en het tijdsverloop Δt aan na de volledige beweging.
v(t)-GRAFIEK KRUISPUNT
Op een x(t)-grafiek kun je informatie aflezen over de verplaatsing, de
snelheid en het vertragen of versnellen. Om de ogenblikkelijke snelheid en de snelheidsverandering af te lezen, stel je de beweging voor op een
v (t)-grafiek. Op de verticale as staat de ogenblikkelijke snelheid v van het voorwerp voor elk tijdstip t. 42
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
De ogenblikkelijke snelheid bereken je door nauwkeurige meetgegevens van de beweging te gebruiken.
In de x (t)-tabel is de positie van Rocky weergegeven op de verschillende
tijdstippen. De ogenblikkelijke snelheid bereken je voor elk tijdstip door de gemiddelde snelheid voor het tijdsverloop dat net voorbij is, te berekenen als:
x (m)
0,0
0,17
0,33
0,50
0,67
0,83
1,00
1,17
1,33
1,50
1,67
1,83
2,00
2,17
2,33
2,50
2,67
2,83
0,68
0,63
0,57
0,52
0,47
0,42
0,37
0,31
0,27
0,21
0,16
0,10
0
0
0
0
0
0,12
0,23
0,34
0,43
0,51
0,59
0,66
beweging
0,72
0,77
0,81
0,84
0,86
0,87
0,87
0,87
0,87
0,87
3,00
3,17
3,33
3,50
3,67
3,83
4,00
0
0
0
0
0
0
0
0,87
0,87
0,87
stilstand
0,87
0,87
el dh oo fd s
v (m s)
0,00
tu k
t (s)
v = ∆x ∆t
0,87
0,87
Met die informatie kun je de v(t)-grafiek van Rocky weergegeven door de ogenblikkelijke snelheid op dat tijdstip aan te duiden met een punt. v (m s) 0,80
v(t)-GRAFIEK ROCKY
v(t)-grafiek Rocky
0,70
0,60
0,50
0,40 0,30
0,20
0,10
0,00 0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
2,50
2,75
3,00
3,25
3,50
3,75
4,00 t (s)
Grafiek 4
be
Op de v(t)-grafiek kun je informatie over de snelheid van beide
deelbewegingen aflezen:
• beweging naar rechts (groen):
vo or
— De snelheid is positief. De grafiek ligt boven de t-as.
— De snelheidsgrootte neemt af. De grafiek daalt naar nul.
• stilstand (blauw):
— De snelheid is nul. De grafiek ligt op de t-as.
— De snelheidsgrootte is constant. De grafiek is horizontaal.
Op de v(t)-grafiek kun je informatie aflezen over de snelheid van
een rechtlijnige beweging.
• Ligt de grafiek boven de tijdsas, dan is de snelheid positief (beweging volgens de x-as).
• Ligt de grafiek onder de tijdsas, dan is de snelheid negatief (beweging tegengesteld aan de x-as).
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
43
HOOFDSTUKSYNTHESE
Verandert de positie van het voorwerp?
NEE
Het voorwerp is
Voorbeeld:
Hoe ziet de x (t)-grafiek eruit?
Hoe ziet de v (t)-grafiek eruit?
De x (t)-grafiek is
stijgend/dalend/horizontaal.
De v (t)-grafiek is
Hoe ziet de x (t)-grafiek eruit?
Hoe ziet de v (t)-grafiek eruit?
De x (t)-grafiek is
De v (t)-grafiek is
.
Een auto
stijgend/dalend/horizontaal.
el dh oo fd s
JA
tu k
staat stil.
De verplaatsing van het
voorwerp is positief/
Beweegt het voorwerp
volgens de
x-as?
negatief.
JA
Voorbeeld: Een
hond vertraagt naar
,
met de as naar
stijgend/dalend/horizontaal.
rechts gekozen.
Hoe groter de ogenblikkelijke snelheid, hoe
be
de grafiek.
vo or
bij een
•
bij een
constante ogenblikkelijke snelheid,
versnelling,
• vertraging.
bij een
Hoe groter de ogenblikkelijke
NEE
De verplaatsing
•
snelheid, hoe de grafiek.
Hoe ziet de x (t)-grafiek eruit?
Hoe ziet de v (t)-grafiek eruit?
van het
voorwerp is positief/
negatief.
Voorbeeld: Een ambulance rijdt naar
met de as naar rechts gekozen.
,
De x (t)-grafiek is
stijgend/dalend/horizontaal. Hoe groter de ogenblikkelijke snelheid, hoe de grafiek.
44
THEMA 01
SYNTHESE HOOFDSTUK 2
De v (t)-grafiek is
stijgend/dalend/horizontaal.
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • Ik kan een eenvoudige beweging voorstellen op een x (t)-grafiek.
• Ik kan een eenvoudige beweging die voorgesteld is op een x (t)-grafiek, in woorden omschrijven.
• Ik kan de gemiddelde snelheid afleiden uit een x (t)-grafiek.
• Ik kan de ogenblikkelijke snelheid afleiden uit een x (t)-grafiek.
• Ik kan een eenvoudige beweging voorstellen op een v (t)-grafiek.
• Ik kan een eenvoudige beweging die voorgesteld is op een v (t)-grafiek, in woorden omschrijven.
• Ik kan het tijdsverloop aflezen op een v (t)-grafiek.
el dh oo fd s
2 Onderzoeksvaardigheden
tu k
• Ik kan het tijdsverloop en de verplaatsing aflezen op een x (t)-grafiek.
• Ik kan waarnemingen en beschrijvingen verbinden met de wetenschappelijke voorstelling in grafieken.
• Ik kan grafieken nauwkeurig tekenen.
• Ik kan grafieken nauwkeurig aflezen.
• Ik kan berekeningen uitvoeren met afgelezen waarden.
invullen bij je Portfolio.
vo or
be
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 01
CHECKLIST HOOFDSTUK 2
45
HOOFDSTUK 3
tu k
Welke eigenschappen heeft een rechtlijnige beweging met een constante snelheid? LEERDOELEN Je kunt al: de snelheid berekenen en voorstellen; Je leert nu:
de eigenschappen van een eenparig rechtlijnige beweging (ERB) opsommen;
een ERB grafisch voorstellen aan de hand van een x(t)- en een v(t)-grafiek;
grafische voorstellingen van een ERB interpreteren; voor een ERB de positie, de tijd en de snelheid berekenen.
In het dagelijks leven ben je constant in beweging. Meestal beweeg je
el dh oo fd s
een beweging voorstellen op een x(t)- en een v(t)-grafiek.
je op gekronkelde banen met
hoogteverschillen en met snelheden die voortdurend veranderen.
In dit hoofdstuk zoom je in op
rechtlijnige bewegingen waarvan de
snelheid niet verandert. Je gaat op zoek naar een wetenschappelijke manier om die te beschrijven door de positie, het
tijdstip en de snelheid te berekenen en voor te stellen.
be
3.1 Wat betekent bewegen aan een constante snelheid?
OPDRACHT 19
Bekijk de dronebeelden van een verkeerskruispunt.
vo or
Op de rechte autobaan rijdt een rode auto aan een constante snelheid v = 60 km . h Op de U-vormige brug rijdt een rode auto aan v’ = 40 km . h 1
Volg op de brug en op de rechte weg de twee rode auto’s die met een cirkel zijn aangeduid.
2
VIDEO UBOCHT
Op de onderstaande afbeeldingen zijn met stippen verschillende posities van de twee rode auto’s aangeduid. Teken en benoem de snelheidsvectoren voor de auto’s op die posities.
Afb. 17
46
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
Afb. 18
Afb. 19
3
Bekijk de snelheidsvectoren gedurende de hele opname.
4
Duid voor elk kenmerk van de snelheid aan of het al dan niet constant is tijdens de beweging.
VECTOREN UBOCHT
Auto op de rechte baan
Auto op de Uvormige brug
aangrijpingspunt
constant / niet constant
constant / niet constant
bewegingsrichting
constant / niet constant
constant / niet constant
bewegingszin
constant / niet constant
constant / niet constant
snelheidsgrootte
constant / niet constant
constant / niet constant
snelheidsvector v
constant / niet constant
constant / niet constant
el dh oo fd s
tu k
Kenmerk
Snelheid is een vectoriële grootheid. Ze bestaat dus niet enkel uit een getalwaarde (de grootte), maar ook uit een richting, een zin en een
aangrijpingspunt. Als iemand vraagt ‘Is de snelheid constant?’, dan moet je elke vectoreigenschap bestuderen, en niet enkel de grootte.
We spreken dus van een constante snelheid, als de volgende vier kenmerken constant blijven: •
het aangrijpingspunt,
•
de grootte.
• •
de richting, de zin,
We bekijken een voorbeeld: Emma rijdt met de auto tussen de oprit van Sint-
be
Denijs-Westrem (Gent) en de afrit in Aalter aan een constante snelheid.
vo or
x (km
17,4
)
v
9 min 17,4 km
0
v
x (km)
v
Afb. 20
v
0
17,4
Afb. 21
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
47
De snelheidsvector v is getekend op drie momenten en is constant gedurende het volledige traject: •
het aangrijpingspunt: het massapunt,
•
de grootte v : ingesteld op cruisecontrol.
de richting: A10 (E40),
•
de zin: naar Aalter,
•
We noemen dat een eenparig rechtlijnige beweging (ERB). •
eenparig: De snelheid is constant en verschillend van nul.
rechtlijnige beweging: De beweging verloopt volgens één richting.
tu k
•
Bij een rechtlijnige beweging in één zin is de snelheid(svector) constant OPDRACHT 20
el dh oo fd s
zodra de snelheidsgrootte constant is.
Bekijk de gegevens op de kaart.
9 min 17,4 km
Afb. 22
Op welke snelheid (in km ) is de cruisecontrol ingesteld? h ; ∆t =
be
Gegeven: ∆x =
Gevraagd: v = ?
vo or
Oplossing: v =
Controle: a
Is dat een logische waarde? Verklaar.
b Waarom kun je de ogenblikkelijke snelheid (van de cruisecontrol) berekenen als de gemiddelde snelheid over het traject?
48
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
De gemiddelde snelheid van een voorwerp dat een ERB uitvoert, is gelijk aan de ogenblikkelijke snelheid van dat voorwerp op elk moment van de beweging. Daarom spreek je bij een ERB kortweg over de snelheid. WEETJE In de fysica wordt de werkelijkheid voorgesteld door modellen. Dat zijn ideale voorstellingen waarin bepaalde elementen benaderd worden weergegeven. Een ERB is een voorbeeld van een model.
tu k
• Constante snelheid
Vertrekken en aankomen worden verwaarloosd.
We nemen aan dat het voorwerp onmiddellijk de constante snelheid bereikt.
Menselijke bewegingen hebben bijna nooit een perfect constante
el dh oo fd s
snelheid.
Voorbeeld: Wanneer je tijdens een fietstocht een stuk aan een
constante snelheid fietst, zal de snelheid op je snelheidsmeter of smartphone toch een beetje veranderen.
v
v
v
Afb. 23
Bij elektrisch aangestuurde bewegingen kan de snelheid wel perfect constant zijn.
Voorbeelden: cruisecontrol in een auto of een trein, de ingestelde
vo or
be
snelheid van skiliften of roltrappen
v
v
v
Afb. 24
• Rechtlijnig
Een verkeersweg is zelden een perfecte rechte over een lange afstand.
Als de baan benaderd wordt door een rechte, noem je ze rechtlijnig.
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
49
Een beweging heeft een constante snelheid als de snelheidsvector v
constant is.
Een rechtlijnige beweging met een constante snelheid (verschillend van nul) noem je een eenparig rechtlijnige beweging (ERB): • eenparig: De snelheid is constant.
• rechtlijnige beweging: De beweging verloopt volgens één richting.
Bij een ERB is de gemiddelde snelheid gelijk aan de ogenblikkelijke snelheid.
tu k
` Maak oefening 27.
el dh oo fd s
3.2 Welke grafieken horen bij een ERB? OPDRACHT 21 ONDERZOEK
Onderzoek het verloop van een eenparig rechtlijnige beweging aan de hand van Labo 1 op p. 307.
We bekijken opnieuw de rit tussen Sint-Denijs-Westrem en Aalter.
Je kunt de beweging van Emma tijdens haar traject op de autosnelweg voorstellen op grafieken.
• De x (t)-grafiek is een stijgende rechte door de oorsprong. — We kiezen de oorsprong aan de oprit: xbegin = 0 km. — We starten de tijd aan de oprit: tbegin = 0 h.
— We bepalen de positie om de drie minuten (∆t = 3 min = 0,05 h).
vo or
be
— We verbinden de opgemeten punten met een rechte. x (km) 20
Δx = 15 km 15
10 Δx = 8 km
5
0 0,00 Grafiek 5
50
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
x(t)-grafiek met xbegin= 0
0,05 Δt = 0,07 h
0,10
Δt = 0,13 h 0,15
t (h)
Op de x (t)-grafiek kun je de volgende informatie aflezen:
— De beweging verloopt volgens de x-as: een stijgende rechte. — De verplaatsing ∆x na een willekeurig tijdsverloop Voorbeeld: Bij is ∆t = 0,07 h is ∆x = 8 km.
— Het tijdsverloop ∆t om een willekeurige verplaatsing af te leggen Voorbeeld: Bij ∆x = 15 km is ∆t = 0,13 h.
tu k
— De snelheid is de helling van de rechte. x 15 km = 115 km Voorbeeld: v = ∆ = 0,13 h h ∆t Opmerking: Die snelheid wijkt een klein beetje af van de ingestelde
snelheid. Dat is te wijten aan de afleesnauwkeurigheid op de grafiek.
— Hoe steiler de rechte, hoe groter de snelheid.
• De v (t)-grafiek is een horizontale rechte.
— De ogenblikkelijke snelheid is weergegeven om de drie minuten
el dh oo fd s
(∆t = 3 min = 0,05 h).
— De ogenblikkelijke snelheid is constant en gelijk aan de gemiddelde snelheid. v (km) h 120
v(t)-grafiek met xbegin= 0
115
110
be
105
0 0,00
0,05
0,10
0,15
t (h)
vo or
Grafiek 6
Op de v (t)-grafiek kun je de volgende waarden aflezen:
vgemiddeld = vogenblik = ∆x = 116 km h ∆t TIP
km . In functie van de h leesbaarheid van de grafiek kozen we er in dit voorbeeld voor om de km . We duiden dat aan met twee as pas te laten starten bij v = 105 h schuine streepjes. Merk op dat de verticale as niet start bij v = 0
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
51
OPDRACHT 22
Bestudeer de video. Let op de genummerde voertuigen: ① de blauwe auto, ② de oranje auto, ③ de blauwe bus en ④ de oranje sportwagen.
VIDEO STRAAT
1 Bestudeer de x (t)-grafiek waarin de beweging van de vier voertuigen weergegeven is.
tu k
x(t)-grafiek voertuigen
x (m) 50 45
35 30 25 20 15 10 5 0
Grafiek 7
0
el dh oo fd s
40
1
2
3
4
5
6
7 t (s)
2 Plaats de nummers van de auto’s bij de juiste rechte op de x (t)-grafiek.
be
3 Controleer je antwoord met de video van de x (t)-grafiek.
4 Welke eigenschappen van de beweging beïnvloeden het verloop van de x (t)-grafiek?
vo or
Duid aan.
Eigenschap beweging
De snelheidsgrootte verandert. De snelheidszin verandert. De beginpositie verandert. De begintijd verandert.
52
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
x(t)-GRAFIEK STRAAT
Verloop x (t)-grafiek Helling
Snijpunt met t-as
Snijpunt met x-as
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
5 Schets voor elke grafiek de bijbehorende v (t)-grafiek.
Grafiek 8
1
2
3
4
5
6
7 t (s)
el dh oo fd s
0
tu k
v(t)-grafiek voertuigen
v (m s)
6 Controleer je antwoord met de video van de v (t)-grafiek.
7 Welke eigenschappen van de beweging beïnvloeden het verloop van de v (t)-grafiek?
De snelheidsgrootte verandert.
be De beginpositie verandert.
vo or
De begintijd verandert.
STRAAT
Verloop v (t)-grafiek
Eigenschap beweging
De snelheidszin verandert.
v(t)-GRAFIEK
Helling
Snijpunt met v-as
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel
verandert niet / wel verandert niet / wel
verandert niet / wel verandert niet / wel
In het voorbeeld van de autorit van Emma kies je als beginpositie de oprit van de autosnelweg. Dat is een logische keuze voor de beweging die je
beschrijft, maar het is een vage beschrijving in het algemeen. Om precies
te omschrijven waar je je bevindt op een autosnelweg (bijvoorbeeld bij een ongeluk, panne of file), zijn kilometerpalen aangebracht.
De oprit van Sint-Denijs-Westrem bevindt zich bij kilometerpaal 48,3 km. Je kunt de autorit voorstellen op een x (t)-grafiek ten opzichte van de
kilometerpalen.
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
53
x (km) 70
x(t)-grafiek met xbegin= 48,3 km
65
60
tu k
55
el dh oo fd s
50
0 0,00
0,10
0,05
0,15
0,20 t (h)
Grafiek 9
v
x (km)
Afb. 25
• •
•
v
v
65,7
De vorm van de grafiek is hetzelfde: een stijgende rechte met als helling de snelheid.
De grafiek is verticaal verschoven van de oorsprong naar de nieuwe beginpositie xbegin = 48,3 km.
Je kunt aflezen dat de afrit zich ongeveer bij kilometerpaal 65,0 km bevindt.
vo or
be
De nieuwe beginpositie heeft geen invloed op de v (t)-grafiek. km Die blijft een horizontale rechte bij v = 116 . h v (km) h 120
v(t)-grafiek met xbegin= 48,3 km
115
110
105
0 0,00 Grafiek 10
54
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
0,05
0,10
0,15
t (h)
48,3
Als tijd zou je de tijd na het vertrek thuis kunnen gebruiken. De grafiek
verschuift dan naar rechts. Als er maar één bewegend voorwerp is, kies je, zoals in dit voorbeeld, tbegin = 0 h.
Bij een ERB is de x (t)-grafiek altijd een rechte met als helling de snelheid. De exacte ligging van de rechte is gekoppeld aan de keuzes die je bij de voorstelling van de beweging maakt.
De rechte snijdt de x-as in de beginpositie x begin.
De rechte snijdt de t-as in de begintijd tbegin (die je kiest als nul als er
maar één voorwerp beweegt).
tu k
•
•
De v (t)-grafiek is een horizontale rechte die door de snelheidswaarde gaat.
De beginpositie x begin en de begintijd tbegin hebben geen invloed op de
el dh oo fd s
v (t)-grafiek.
Het verloop van een ERB kun je weergeven in bewegingsgrafieken: •
•
De x (t)-grafiek is een schuine rechte.
De v (t)-grafiek is een horizontale rechte.
De snelheidsgrootte, de bewegingszin, de beginpositie xbegin en
de begintijd tbegin bepalen de grafiek.
` Maak oefening 28, 29 en 30.
3.3 Hoe kun je de positie, de tijd en de snelheid bij een ERB berekenen? Positie op elk moment
be
A
OPDRACHT 23
vo or
Bepaal de positie bij een ERB op elk moment.
vtaxi
x (km)
vauto
2,0
0
Afb. 26
t (min)
t (h)
xauto (km)
xtaxi (km)
0
0
0
2,0
6
0,10
18
0,30
30
0,50
12 …
0,20 …
…
THEMA 01
11,0
…
HOOFDSTUK 3
55
km , h bevindt er zich een gele taxi 2,0 km voor haar. De taxi rijdt ook aan een constante snelheid. Ze rijden allebei Op het moment dat Emma (rode auto) de autosnelweg oprijdt aan een constante snelheid v = 116
voorbij de afrit in Aalter.
1 Bepaal de positie van de rode auto na een willekeurig tijdsverloop.
b Noteer je werkwijze voor ∆t = 0,50 h.
xauto =
tu k
a Vul de posities in de tabel verder aan.
c Vervolledig de uitdrukking om de positie na een willekeurig tijdsverloop Δt te berekenen.
xauto =
el dh oo fd s
2 Bepaal de positie van de taxi na een willekeurig tijdsverloop. a Bereken de snelheid van de taxi.
vtaxi =
b Vul de posities in de tabel verder aan. c Noteer je werkwijze voor ∆t = 0,50 h.
xtaxi =
d Vervolledig de uitdrukking om de positie op een willekeurig moment te berekenen.
xtaxi =
Bij een ERB is de ogenblikkelijke snelheid gelijk aan de gemiddelde snelheid.
vo or
be
Vanuit de basisformule voor de gemiddelde snelheid kun je de positie na een willekeurig tijdsverloop berekenen: v = ∆x , dus ∆x = v · ∆t (1) ∆t
De verplaatsing tussen een willekeurige positie x en de beginpositie x begin is gegeven door:
∆x = x – xbegin
(2)
Als je uitdrukking (1) en (2) combineert, wordt dat:
x – xbegin = v · ∆t x = xbegin + v · ∆t
In het voorbeeld kun je de posities van de taxi en de auto berekenen ten opzichte van de oprit of ten opzichte van de kilometerpalen.
56
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
Uitdrukking om de positie na tijdsverloop Δt te berekenen
Posities bij t0 = 0 Positie ten opzichte van de oprit (xbegin = 0,0 km)
x (km)
xauto = xbegin, auto + vauto · ∆t
vauto
2,0
xtaxi
Positie ten opzichte van de kilometerpaal (xbegin = 48,3 km)
vtaxi
x (km)
vauto
0
xauto = xbegin, auto + vauto · ∆t
xtaxi
50,3
km t ·∆ h = xbegin, taxi + vtaxi · ∆t km t = 2,0 km + 90 ·∆ h = 0,0 km + 116
km t ·∆ h = xbegin, taxi + vtaxi · ∆t km t = 50,3 km + 90 ·∆ h = 48,3 km + 116
el dh oo fd s
48,3
tu k
vtaxi
Bij een ERB met snelheid v en beginpositie xbegin bereken je de positie na een tijdsverloop ∆t als:
x = xbegin + v · ∆t
` Maak oefening 31, 32 en 33.
B
Inhalen
OPDRACHT 24
VOORBEELDOEFENING
OPLOSSINGSSTRATEGIE
Bestudeer het uitgewerkte vraagstuk.
Op het moment dat Emma (rode auto) de autosnelweg oprijdt aan een constante
be
snelheid van 116 km , bevindt er zich een gele taxi 2,0 km voor haar. De taxi heeft h een constante snelheid van 90 km . h
vo or
Wanneer en waar haalt de auto de taxi in?
•
Formuleer in je eigen
•
Noteer de gegevens
•
Tekening:
•
9 min 17,4 km
vtaxi
• •
vauto Afb. 27
•
woorden wat ‘inhalen’ betekent.
en het gevraagde in symbolen.
Ga op zoek naar de
uitdrukking voor de positie van beide voertuigen.
Schrijf de betekenis van ‘inhalen’ wiskundig op. Los de vergelijking op om de tijd te vinden.
Bereken de positie van
beide voertuigen op de gevonden tijd.
Controleer of aan
de voorwaarde voor inhalen voldaan is.
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
57
vtaxi
x (km)
2,0
Afb. 28
Gegeven:
•
0
km auto: vauto = 116 en xbegin, auto = 0,0 km h km taxi: vtaxi = 90 en xbegin, taxi = 2,0 km h
tu k
•
vauto
Gevraagd: t en x bij inhalen = ?
Oplossing:
el dh oo fd s
Uitdrukking voor de positie van de auto: xauto = xbegin, auto + vauto · ∆t = 116 km · ∆t h
Uitdrukking voor de positie van de taxi: xtaxi = xbegin, taxi + vtaxi · ∆t = 2,0 km + 90 km · ∆t h
‘Inhalen’ betekent dat de auto en de taxi op hetzelfde moment op dezelfde positie zijn.
xauto = xtaxi
km t km t · ∆ = 2,0 km + 90 ·∆ h h km t km t ⇔ 116 · ∆ – 90 · ∆ = 2,0 km h h km t ⇔ 26 · ∆ = 2,0 km h ⇔ ∆t = 2,0 km = 0,077 h = 4,6 min = 4 min 36 s 26 km h 116
TIP
Dit is een eerstegraadsvergelijking met als onbekende t:
a·t=b·t+c
be
De positie vind je door het tijdsverloop ∆t in te vullen in een van beide uitdrukkingen voor de positie: xauto = 116 km · ∆t = 116 km · 0,077 h = 8,9 km h h
vo or
Controle: Bevindt de taxi zich op dezelfde positie? xtaxi = 2,0 km + 90 km · ∆t = 2,0 km + 90 km · 0,077 h = 8,9 km h h
Als twee voorwerpen in dezelfde richting en zin bewegen, kan een snel
voorwerp een trager voorwerp dat al voorop is, inhalen. Op het moment van
inhalen bevinden het trage en het snelle voorwerp zich op hetzelfde moment op dezelfde plaats:
xsnel = xtraag
Door de gegevens in te vullen en een eerstegraadsvergelijking op te lossen, vind je de tijd en de positie waarbij de voorwerpen elkaar inhalen.
Je kunt de positie en de tijd ook aflezen op een x (t)-grafiek waarop je de beweging van beide voorwerpen tegelijk voorstelt.
58
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
x(t)-grafiek auto en taxi
x (km) 20
15
inhalen
el dh oo fd s
5
tu k
10
0 0,00
0,05
0,10
0,15
0,20 t (h)
Grafiek 11
De auto haalt de taxi in op het snijpunt van beide grafieken.
Dat is na het tijdsverloop ∆t = 0,08 h op de positie x = 9,0 km. • De auto rijdt sneller dan de taxi (steilere grafiek).
• De auto haalt de taxi in op het snijpunt van beide grafieken. Dat is bij t = 0,08 h en x = 9,0 km.
Een snel bewegend voorwerp haalt een trager bewegend voorwerp in op een tijdstip t waarop de positie van beide voorwerpen gelijk is
(xsnel = xtraag).
vo or
be
` Maak oefening 34 en 35.
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
59
Kruisen
C
OPDRACHT 25
Los het vraagstuk op. In de richting van Gent rijdt een bus aan een snelheid van 100 km . De bus bevindt zich ter h hoogte van de afrit in Aalter als Emma in Sint-Denijs-Westrem de autosnelweg oprijdt aan een snelheid van 116 km . h
tu k
VRAAGSTUKKEN OPLOSSEN
Waar en wanneer kruisen ze elkaar? Tekening:
x (k
17,4
m)
el dh oo fd s
Teken de vectoren op de kaart (afbeelding 29) en op de voertuigen (afbeelding 30).
9 min 17,4 km
0
Afb. 29
Afb. 30
x (km)
• •
be
Gegeven:
17,4
auto: bus:
vo or
Opgelet: de bus beweegt tegengesteld aan de x-as. Gevraagd:
Oplossing: a
Noteer de uitdrukking voor de positie van: • •
de auto: de bus:
b Leg in je eigen woorden uit wat ‘kruisen’ betekent.
60
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
0
TIP
Denk goed na over het
teken van de snelheden.
c Schrijf de betekenis van ‘kruisen’ wiskundig op en werk verder uit om het tijdverloop te bepalen.
tu k
d Bepaal de positie door het tijdsverloop Δt in te vullen in een van beide uitdrukkingen voor de positie.
el dh oo fd s
Controle: Bevindt de bus zich op dezelfde positie?
Als twee voorwerpen in dezelfde richting, maar in tegengestelde zin bewegen, zullen ze elkaar op een bepaald tijdstip kruisen. Op het moment van kruisen bevinden beide voorwerpen zich op hetzelfde moment op dezelfde plaats:
xvoorwerp 1 = xvoorwerp 2
Door de gegevens in te vullen en een eerstegraadsvergelijking op te lossen, vind je de tijd en de positie waarbij de voorwerpen elkaar kruisen. Je kunt de
positie en de tijd ook aflezen op een x (t)-grafiek waarop je de beweging van
beide voorwerpen tegelijk voorstelt. x(t)-grafiek auto en bus
x (km) 20
be
15
10
kruisen
vo or
5
0 0,00
0,05
0,10
0,15
0,20 t (h)
Grafiek 12
Je ziet de x (t)-grafiek voor de rode auto en de bus. De auto kruist de bus op
het snijpunt van beide grafieken. Dat is bij t = 0,08 h en x = 9 km.
Twee voorwerpen die in dezelfde richting, maar in tegengestelde zin
bewegen, kruisen elkaar wanneer ze zich op een tijdstip t op dezelfde positie bevinden (xvoorwerp 1 = xvoorwerp 2).
` Maak oefening 36 en 37.
THEMA 01
HOOFDSTUK 3
61
HOOFDSTUKSYNTHESE
BEGRIPPEN Een beweging heeft een constante snelheid als
Een rechtlijnige beweging met een constante snelheid (verschillend van nul) noem je een
constant is.
:
• eenparig:
Voor een ERB is de
snelheid gelijk aan de
GRAFIEKEN VAN EEN ERB
x
Verloop
el dh oo fd s
Grafiek
De x (t)-grafiek is een • De rechte snijdt de x -as
rechte.
in de beginpositie / begintijd / beginsnelheid.
x (t)-grafiek
• De rechte snijdt de t-as
in de beginpositie / begintijd / beginsnelheid.
• De rechte is stijgend als de beweging
volgens / tegengesteld aan de x-as verloopt.
t
v
• De rechte is dalend als de beweging
volgens / tegengesteld aan de x-as verloopt.
De v (t)-grafiek is een • De rechte snijdt de v -as
rechte.
v (t)-grafiek
in de beginpositie / begintijd / beginsnelheid.
• De snelheid vergroot / blijft constant / verkleint
be
gedurende het traject.
vo or
t
• De rechte ligt boven de t-as als de beweging volgens / tegengesteld aan de x-as verloopt
• De rechte ligt onder de t-as als de beweging
volgens / tegengesteld aan de x-as verloopt.
BEREKENEN
Bij een ERB met snelheid v en beginpositie xbegin bereken je de positie x na een tijdsverloop ∆t als:
62
THEMA 01
SYNTHESE HOOFDSTUK 3
snelheid.
tu k
• rechtlijnige beweging:
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • Ik kan in woorden uitleggen wat een eenparig rechtlijnige beweging (ERB) is.
• Ik kan voorbeelden geven van ERB’s uit het dagelijks leven.
• Ik kan verklaren waarom de gemiddelde snelheid in een ERB gelijk is
• Ik kan een ERB die voorgesteld is op een x (t)-grafiek, in woorden omschrijven.
• Ik kan het tijdsverloop en de verplaatsing aflezen op een x (t)-grafiek.
• Ik kan de snelheid afleiden uit een x (t)-grafiek. • Ik kan een ERB voorstellen op een v (t)-grafiek.
• Ik kan een ERB die voorgesteld is op een v (t)-grafiek, in woorden omschrijven.
• Ik kan het tijdsverloop en de snelheidsverandering aflezen op een v (t)-grafiek.
el dh oo fd s
• Ik kan de positie van een voorwerp dat een ERB uitvoert,
tu k
aan de ogenblikkelijke snelheid.
• Ik kan een ERB voorstellen op een x (t)-grafiek.
op elk moment berekenen.
• Ik kan de snelheid van een voorwerp dat een ERB uitvoert, berekenen. • Ik kan het tijdsverloop van een voorwerp dat een ERB uitvoert, na een bepaalde afstand berekenen.
• Ik kan de positie en het tijdstip van voorwerpen die met een ERB bewegen, berekenen op het moment dat ze elkaar inhalen.
• Ik kan de positie en het tijdstip van voorwerpen die met een ERB bewegen, berekenen op het moment dat ze elkaar kruisen.
2 Onderzoeksvaardigheden
• Ik kan een onderzoek stap voor stap uitvoeren.
• Ik kan waarnemingen en beschrijvingen verbinden met de wetenschappelijke voorstelling in grafieken.
• Ik kan het verband tussen grootheden benoemen
(recht evenredig / omgekeerd evenredig / niet evenredig).
• Ik kan grafieken nauwkeurig tekenen.
be
• Ik kan grafieken nauwkeurig aflezen.
• Ik kan berekeningen uitvoeren met afgelezen waarden.
vo or
` Je kunt deze checklist ook op
invullen bij je Portfolio.
THEMA 01
CHECKLIST HOOFDSTUK 3
63
•
•
64
THEMA 01
THEMASYNTHESE
xeind
x
l>0
∆x < 0
l>0 ∆x = 0
xbegin = xeind
heen en terug bewegen
xeind
xbegin
x
x
tegengesteld aan de x-as bewegen
∆x > 0
l>0
xbegin
volgens de x-as bewegen
verplaatsing: ∆x = xeind – xbegin
afgelegde weg: lengte van de baan
v
x
tu k
x
snel bewegen, tegengesteld aan de x-as
v
traag bewegen volgens de x-as
voor te stellen als een vector
ogenblikkelijke snelheid: op één moment,
el dh oo fd s •
(deel)beweging
snelheid: v = ∆x ∆t • gemiddelde snelheid: totale
Eigenschappen van een rechtlijnige beweging berekenen
be
vo or SYNTHESE THEMASYNTHESE
Rechtlijnige beweging
THEMA 01
•
0,00 0,00
0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70
0,80
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
eindpositie
1,50
1,75
2,00
2,25
x(t)-grafiek Rocky
2,50
2,75
3,00
3,25
3,50
3,75
beweging naar rechts stilstand totale beweging
— helling van lijnstuk tussen begin- en
x (m) 1,00
0,90
be
4,00 t (s)
— berekenen met verplaatsing en tijdsverloop
snelheid:
•
•
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
v(t)-grafiek Rocky
2,50
2,75
snelheid nul (geen beweging).
3,00
3,25
3,50
— Ligt de grafiek op de tijdsas, dan is de
aan de x-as).
3,75
4,00 t (s)
snelheid negatief (beweging tegengesteld
— Ligt de grafiek onder de tijdsas, dan is de
0,00 0,00
0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70
v (m s) 0,80
el dh oo fd s •
0
tu k
v
v
x(t)-grafiek = schuine rechte v(t)-grafiek = horizontale rechte
v
x (km)
rechtlijnige beweging: De beweging verloopt
volgens één richting.
ERB
eenparig: De snelheid is constant.
Positie: x = xbegin + v · ∆t
•
snelheid positief (beweging volgens de x-as).
— Ligt de grafiek boven de tijdsas, dan is de
•
beweging:
•
informatie over de snelheid van een rechtlijnige
ogenblikkelijke snelheid: punt op de grafiek
v(t)grafiek:
Eigenschappen aflezen op grafieken
vo or
verplaatsing (op de verticale as)
x(t)grafiek:
•
BEKIJK KENNISCLIP
THEMASYNTHESE
65
CHECK IT OUT
Licht op reis Kijk terug naar de CHECK IN. Gebruik je kennis om de antwoorden te vinden op de volgende vragen. 1 Welke beweging voert licht uit? Verklaar.
tu k
2 Teken en benoem de snelheidsvector op een lichtstraal. 3 Hoelang doet het licht over de reis van de zon tot de aarde? Gegeven:
Gevraagd:
Oplossing:
el dh oo fd s
Zoek de nodige gegevens op het internet op.
Afb. 31
Controle:
Vergelijk je antwoord met je hypothese in de CHECK IN.
4 Teken een x (t)- en een v (t)-grafiek van het licht tussen de zon en de aarde. Kies een geschikte schaalverdeling. )
v(
)
vo or
be
x(
Grafiek 13
t (s)
t (s) Grafiek 14
Zonlicht plant zich voort op een rechte baan met een constante snelheidsgrootte. Licht voert een ERB uit.
De x(t)-grafiek is een stijgende rechte, de v(t)-grafiek een horizontale rechte. 66
THEMA 01
CHECK IT OUT
!
AAN DE SLAG
TIP Zit je vast bij een
oefening?
Misschien helpen deze QR-codes je weer op weg!
1
BEREKENINGEN AFRONDEN
GRAFIEKEN LEZEN
Op een fietscomputer kun je een afstand aflezen.
tu k
EENHEDEN OMZETTEN
a Is dat de verplaatsing of de afgelegde weg?
2
el dh oo fd s
b Maak duidelijk met een voorbeeld.
Bestudeer de onderstaande voorbeelden.
a Noteer de afgelegde weg en de verplaatsing in de tabel.
b Stel de baan van de rechtlijnige bewegingen voor op een x-as. 1
Je rijdt van Antwerpen naar
Leuven. De afstand bedraagt
(l )
Verplaatsing (∆x )
43,26 km en de rijroute 50,56 km.
3
Een appel valt uit een 2,5 m
Een zwemmer zwemt 100 m in
hoge boom.
be
Afgelegde weg
2
een olympisch zwembad van 50 m.
vo or
Voorstelling rechtlijnige beweging
3
Maak de onderstaande uitspraken correct door ze te vervolledigen met ‘altijd’, ‘soms’ of ‘nooit’. • Een beweging is
rechtlijnig.
• Een rechtlijnige beweging verloopt
• Een rechtlijnige beweging verloopt • De afgelegde weg is • De afgelegde weg is
in één richting. in één zin.
korter dan de verplaatsing.
langer dan de verplaatsing.
• Voor een rechtlijnige beweging in één zin is de verplaatsing de afgelegde weg.
even lang als THEMA 01
AAN DE SLAG
67
4
Sarah werkt op de achtste verdieping. Als ze in de lift stapt op de vierde verdieping, heeft Ismael de knop van de tweede verdieping al ingedrukt. De lift werkt de verdiepingen (elk 3,2 m hoog) af volgens de indrukvolgorde.
a Teken de baan die Sarah aflegt op de weergegeven x-as.
x (m)
b Noteer de posities van de tweede, vierde en achtste verdieping op de x-as.
c Splits de beweging op in deelbewegingen en bereken de verplaatsing. ∆x1 =
naar de
• verplaatsing van de tweede naar de achtste verdieping: ∆x2 =
el dh oo fd s
• verplaatsing van de vierde naar de achtste verdieping:
verdieping:
tu k
• verplaatsing van de
∆xtot =
d Waarom is de verplaatsing van de lift tijdens het eerste deeltraject negatief?
Afb. 32
e Welke afstand heeft de lift afgelegd over het volledige traject?
5
Bekijk het verkeersbord.
a Welke betekenis heeft het bord?
b Hoeveel m is 100 km ? s h
Afb. 33
be
c Hoeveel km is 100 m ? h s
vo or
6
Voor een verplaatsing in een tijdsverloop is de gemiddelde snelheid gelijk aan v.
Hoe groot is de snelheid in de volgende situaties? Noteer in symbolen. a Je legt dezelfde verplaatsing in het dubbel van de tijd af. b Je legt in dezelfde tijd het dubbel van de verplaatsing af.
c Je legt in het dubbel van de tijd het dubbel van de verplaatsing af. TIP Werk alle vraagstukken uit op een cursusblad met ‘gegeven’, ‘gevraagd’ en ‘oplossing’.
Je kunt de oplossingsstrategie en de voorbeeldoefeningen gebruiken als extra ondersteuning. 68
THEMA 01
AAN DE SLAG
VRAAGSTUKKEN OPLOSSEN
7
Bestudeer de onderstaande wereldrecords.
1 Werelduurrecord baanrennen: Victor Campenaerts, 55,089 km in 60 min
2 100 m sprint bij de mannen: Usain Bolt, in 9,58 s
3 Marathon (42,2 km) bij de vrouwen: Brigid Kosgei,
a Bereken de gemiddelde snelheid (in km en m ) h s bij de drie wereldrecords.
b Vergelijk de snelheidsgroottes.
8
Komt de volgorde van de records hierboven overeen met de volgorde van de snelheidsgroottes?
Bestudeer de vluchten van de verschillende vliegtuigen.
el dh oo fd s
tu k
in 2 uur 14 minuten 5 seconden
1 Een F-16 doet een oefenvlucht van 43 min en haalt een topsnelheid van 2 414 km . h 2 Een Boeiing vliegt in 7 uur 50 minuten naar New York met een snelheid van 988 km . h 3 Een helikopter van de zeemacht vliegt tijdens een reddingsoperatie gedurende 25 min 15 s aan 260 km . h a Bereken de afstand die de vliegtuigen afleggen.
b Vergelijk de verplaatsingen. Komt de volgorde overeen met je verwachtingen?
9
Bestudeer de recordhouders uit de natuur.
1 De slechtvalk is het snelste dier ter wereld, met een topsnelheid van 389 km . h 2 De marlijn kan in het water een topsnelheid bereiken van 129 km . h 3 Het wereldrecord bij de slakken is 2,75 mm . s
be
vo or
a Bereken de tijd die de dieren nodig hebben om 1 km af te leggen.
b Vergelijk de tijden. Komen de verschillen overeen met je verwachtingen?
THEMA 01
AAN DE SLAG
69
10
Een onweer bevindt zich op 5,3 km. Het geluid van de donder plant zich voort met een snelheid van 340 m , het licht van de bliksem met een snelheid van 3 ∙ 108 m . s s a Bereken na welke tijd je de bliksem ziet en de donder hoort.
b Verklaar het trucje dat je kunt gebruiken om de afstand van een onweer tot jezelf te bepalen:
‘Deel de tijd tussen de bliksem en de donder in seconden door drie om de afstand van het onweer tot jou in kilometer te kennen.’
tu k
el dh oo fd s
Op het moment dat je op je fietscomputer kijkt, heb je een snelheid van 22,1 km . h Als je thuiskomt, heb je 53,6 km afgelegd in 2 h en 33 min.
11
Maak de uitspraken correct door te schrappen wat niet past.
a De gemiddelde snelheid is precies / lager dan / hoger dan 22,1 km . h
b De ogenblikkelijke snelheid is misschien / zeker tijdens een deel van het traject gelijk aan 22,1 km . h c De ogenblikkelijke snelheid is misschien / zeker tijdens een deel van het traject hoger dan 22,1 km . h km d De ogenblikkelijke snelheid is misschien / zeker tijdens een deel van het traject lager dan 22,1 . h Een slak heeft een topsnelheid van 1,8 mm . Na 10 s aan die topsnelheid rust ze 2 s uit. s Vervolgens kruipt ze nog 15 s verder aan haar topsnelheid.
12
a Stel de baan voor op een x-as.
Afb. 34
be
b Bereken de verplaatsing, het tijdsverloop en de gemiddelde snelheid over het hele traject. c Vergelijk de gemiddelde snelheid met de topsnelheid. Verklaar het verschil.
vo or
13
Tijdens een wandeling stap je afwisselend aan een snelheid van 6 km en een snelheid van 4 km . h h In welke omstandigheden is je gemiddelde snelheid 5 km ? Duid aan. h Altijd.
Nooit.
Als je even lang aan 6 km als aan 4 km stapt. h
h
Als je even ver aan 6 km als aan 4 km stapt.
h h km als aan 4 km stapt. Als je even lang of even ver aan 6 h h
70
THEMA 01
AAN DE SLAG
14
Bestudeer de foto’s van sporters. De skiër en de jetskiër bewegen ongeveer even snel. De parachutespringer is net vertrokken.
a
Teken en benoem de snelheidsvector op elke foto.
b Noteer de richting en zin van elke vector.
2
Richting
el dh oo fd s
Zin
15
3
tu k
1
Bestudeer de filemelding op de afbeelding. a
E17 – A14 Antwerpen Gent
File E17 – A14 vanaf Destelbergen tot Gentbrugge, richting Gent
Teken en benoem een snelheidsvector voor een auto die in de beschreven file staat.
b Duid de kenmerken van de vector aan. richting: E17 / naar Gent
Welk begrip uit de fysica komt overeen met wat men in de spreektaal ‘richting’ noemt?
Afb. 35
Aïsha vertrekt van thuis om een boek te halen in de bibliotheek. Haar weg is weergegeven op het plan.
be
16
© Vlaams Verkeerscentrum
c
zin: E17 / naar Gent
Ze wandelt aan een constante snelheid.
a
Bereken Aïsha’s snelheid in m en km . s h
b Teken de snelheidsvectoren op de vijf delen van de beweging. Benoem elke vector (v1 ... v5).
vo or
•
•
Duid de juiste uitspraken aan. Verklaar.
v1 = v2 = v3 = v4 = v5 v1 = v2 = v3 = v4 = v5
v1 = 5,1 km h v1 = 5,1 km h
10 min
850 m
Afb. 36
THEMA 01
AAN DE SLAG
71
17
Stel de omschreven bewegingen voor met snelheidsvectoren op drie opeenvolgende tijdstippen. Vectorvoorstelling
Situatie
t1
t2
t3
Trein A
A B C
In een station staat trein A stil, vertrekt trein B naar
tu k
Trein B Trein C
rechts en rijdt trein C naar links het station binnen
el dh oo fd s
om tot stilstand te komen.
Blauwe renner
Rode
Twee renners fietsen aan dezelfde snelheid op t1.
renner
De blauwe renner versnelt om de rode renner, die aan een constante snelheid fietst, in te halen.
18
Je laat een bal los bovenaan een helling. a Beschrijf de beweging van de bal.
be
0
b Welke x(t)-grafiek hoort bij de beweging van de bal? A
x (m)
x (m)
1,9
1,9
1,9
1,9
AAN DE SLAG
t
t
x (m)
D
x (m)
vo or THEMA 01
C
x (m)
Grafiek 15
72
B
1,9
Afb. 37
t
t
19
Soms gebruik je x(m) en soms x(t). Wat is de betekenis van beide?
a x(m):
b x(t):
Bestudeer de onderstaande x(t)-grafieken van een auto. a Welke grafieken zijn niet mogelijk? Verklaar.
el dh oo fd s
20
tu k
b Kleur op de mogelijke x(t)-grafieken deze delen van de grafiek: • in het groen: De auto rijdt vooruit.
• in het blauw: De auto rijdt achteruit. • in het rood: De auto staat stil. A
x
B
t
t
be
21
x
t
Katrien vertrekt vanaf de zetel en wandelt naar
de tafel. Daar staat ze eventjes stil om haar
smartphone te pakken. Ze loopt vervolgens naar
vo or
D
x
t
Grafiek 16
C
x
het aanrecht en staat daar stil om een glas water
te nemen. Ze slentert terug naar de zetel, waar ze blijft. De zetel, de tafel en het aanrecht staan
op een rechte lijn, zoals weergegeven op de x-as.
0
1
2
3
4
x (m) Afb. 38
a Teken de baan op de x-as.
b Hoe groot is de afgelegde weg? ∆x = c Hoe groot is de verplaatsing?
l =
THEMA 01
AAN DE SLAG
73
d Welke x(t)-grafiek komt overeen met haar beweging? B
x
t
D
x
t
E
x
t
Vier vrienden gaan lopen. Hun beweging is weergegeven op de grafiek.
F
t
el dh oo fd s
22
t
x
t
Grafiek 17
C
x
tu k
A
x
x
a Rangschik hun afgelegde weg van kort naar lang.
b Rangschik hun loopduur van kort naar lang.
23
be
A
vo or 0
0
B
C
x (km)
5
x (km)
2
74
THEMA 01
AAN DE SLAG
D
x (km)
20
30
15
15 t (min)
0
0
6 t (min)
0
0
8 t (min)
0
0
Grafiek 19
v=
t
Grafiek 18
Fatima gaat fietsen. Bestudeer de x(t)-grafieken van verschillende delen van haar fietstocht. x (km)
loper A loper B loper C loper D
v=
v=
v=
30 t (min)
a Welke grafiek past bij de omschrijving?
• Fatima vertrekt:
• Fatima neemt een pauze:
• Fatima is op de terugweg:
• Fatima gaat voluit tijdens een afdaling:
• De vermoeidheid slaat toe, dus Fatima vertraagt:
Noa en Suze vertrekken gelijktijdig.
x (m) 5
a Wie heeft de grootste gemiddelde snelheid?
4
el dh oo fd s
24
b Wie heeft de grootste ogenblikkelijke snelheid?
3
2
c Wie heeft de kleinste ogenblikkelijke snelheid?
25
tu k
b Bereken (zonder rekentoestel) de gemiddelde snelheid. Noteer die onder elke grafiek.
1
0
Noa Suze
0
1
2
3
4
5 t (s)
Grafiek 20
Wat stellen de punten op een v(t)-grafiek voor?
de positie van het massapunt
de gemiddelde snelheid van de beweging
de gemiddelde snelheid van een afgelopen klein tijdsverloop
de gemiddelde snelheid van een toekomstig klein tijdsverloop 26
be
geen van de bovenstaande antwoorden
Je laat een bal los bovenaan een helling. Welke v(t)-grafiek hoort bij de beweging van de bal? A
B
C
v
vo or
v
0
t
0
v
t
0
D
v
t
0
t
Grafiek 21
THEMA 01
AAN DE SLAG
75
27
Duid aan of de bewering juist of fout is. Is de bewering fout, geef dan een tegenvoorbeeld. a Als de beweging rechtlijnig is, is de snelheidsvector constant. juist
fout
Tegenvoorbeeld:
juist
fout
Tegenvoorbeeld:
c Als de snelheidsvector constant is, dan is de beweging rechtlijnig. juist
fout
el dh oo fd s
Tegenvoorbeeld:
tu k
b Als de grootte van de snelheid constant is, dan heeft de beweging een constante snelheidsvector.
d Als de snelheidsvector constant is, dan heeft de beweging een constante snelheidsgrootte. juist
fout
Tegenvoorbeeld:
28
Bestudeer de onderstaande bewegingsgrafieken.
a Omcirkel de letters van de grafieken die een ERB voorstellen. A
B
v (m s)
be
x (m)
t (s)
E
vo or
v (m s)
Grafiek 22
76
THEMA 01
AAN DE SLAG
D
v (m s)
t (s)
t (s)
F
t (s)
G
x (m)
t (s)
C
x (m)
H
x (m)
t (s)
x (m)
t (s)
t (s)
b De onderstaande beschrijvingen horen bij de grafieken.
Noteer (indien mogelijk) de bijbehorende grafieken in de tabel.
x(t)-grafiek
Omschrijving
Finn zit op een bankje te wachten.
Mo keert terug om zijn boekentas op te pikken.
Chloé fietst aan een constante snelheid naar school.
29
Vul aan met ‘soms’, ‘altijd’ of ‘nooit’.
een schuine rechte.
• De v(t)-grafiek van een ERB is
een schuine rechte.
door de oorsprong.
el dh oo fd s
• De x(t)-grafiek van een ERB is
• De x(t)-grafiek van een ERB gaat
30
v(t)-grafiek
tu k
Vier personen steken een weg van 20 m over: een zakenman, een jogger, een kind en een vrouw. Op de v(t)-grafiek is het verloop van hun snelheid tijdens het oversteken weergegeven. a Vul de legende bij de v(t)-grafiek aan met de personen. v (m s) 3
2
1
Afb. 39
0
Legende
be
1
2 3
vo or
4
0
2
4
6
8
10
12
14 t (s)
–1
–2
–3
–4 Grafiek 23
b Teken op de afbeelding hierboven de x-as die overeenstemt met de v(t)-grafiek.
c Zijn de volgende uitspraken juist of fout?
• De afgelegde weg is voor iedereen hetzelfde.
• De verplaatsing is voor iedereen hetzelfde.
• Het tijdsverloop is voor iedereen hetzelfde.
THEMA 01
AAN DE SLAG
77
Grafiek 24
31
el dh oo fd s
tu k
d Teken de bijbehorende x(t)-grafieken.
Lees het onderstaande krantenartikel.
STEEKPROEF BEWIJST GEVAAR VAN GSM ACHTER HET STUUR
In ons land sterven per jaar minstens dertig mensen in ongevallen veroorzaakt door iemand die aan het gsm’en was achter het stuur. En dat is nog een voorzichtige schatting. Agenten schrijven constant boetes uit, maar toch blijven duizenden bestuurders het dagelijks doen.
Bereken welke afstand je ‘blind’
aflegt, als je op de snelweg aan een snelheid van 120 km rijdt h en gedurende 2,0 s een berichtje stuurt.
Bron: www.hln.be
Bestudeer de x(t)-grafiek van de Thalys naar Parijs met een tussenstop in Brussel-Zuid.
be
32
x(t)-grafiek Thalys
x (km) 400
vo or
350
300
250
200 150
100
50 0 08:30
08:50
Grafiek 25
78
THEMA 01
AAN DE SLAG
09:10
09:30
09:50
10:10
10:30
10:50
11:10 t (h)
a Van Antwerpen-Centraal tot Brussel-Zuid voert de Thalys een ERB uit.
Wat zijn de tijdsduur en de afstand tijdens dat traject?
b Welke snelheid heeft de trein in het tijdsinterval [8:30, 9:10]? c Wat gebeurt er tussen 9:10 en 9:20?
tu k
d Bereken de afstand tussen Brussel-Zuid en Parijs.
e Toont de gegeven x(t)-grafiek een realistische voorstelling van de beweging van een trein?
33
el dh oo fd s
Vleermuizen gebruiken echolocatie om hun weg te vinden en eten te verzamelen in het donker.
Ze zenden met hun neus of mond geluidsgolven uit. Die geluidsgolven botsen tegen objecten en
weerkaatsen terug naar de oren van de vleermuis. De snelheid van het geluid bedraagt 340 m . s a Voert het geluid een ERB uit? Verklaar.
b Bereken hoe ver de prooi van de vleermuis verwijderd is, als je weet dat de vleermuis na 6 · 10–4 s Mil en Josefien trainen voor de aankomende Run & Bike-wedstrijd.
be
Mil vertrekt om 9:37 en loopt langs de vaart aan een constante snelheid van 12 km . h Josefien vertrekt 10 min later op dezelfde plek met de fiets aan een constante snelheid van 15 km . h a Teken beide bewegingen op de onderstaande x(t)-grafiek.
vo or
34
het weerkaatste geluid weer opvangt met zijn oren.
x (km) 20
15
10
5
0
0
10
20
30
40
50
60
70 t (min)
Grafiek 26
THEMA 01
AAN DE SLAG
79
b Wie haalt wie in?
c Leid uit de grafiek af waar dat gebeurt.
d Mil kijkt op zijn horloge op het moment dat Josefien en hij elkaar tegenkomen. Bereken welk uur zijn horloge aangeeft.
35
el dh oo fd s
Een auto vertraagt, zodat hij aan de start van de wegenwerken aan een constante snelheid van 90 km rijdt. 300 m na de start van de h werken rijdt een wegenwerker met zijn machine aan een constante snelheid van 36 km over het nieuwe asfalt. h Bereken na hoeveel seconden de auto de wegenwerker inhaalt.
tu k
Twee treinen rijden naar elkaar toe op parallelle sporen. De gele trein heeft een snelheid van 95 km , h de rode trein een snelheid van 85 km . De treinen bevinden zich op 10 km van elkaar. h Bereken hoeveel minuten het duurt voordat de twee treinen elkaar passeren.
36
37
Een taxichauffeur rijdt op de snelweg en hoort op de radio dat er een spookrijder gesignaleerd is ter hoogte van de volgende afrit, 5,0 km verder. Hij vertraagt tot 100 km en blijft uiterst rechts rijden. h Na 2,0 min passeert hij de spookrijder.
Bereken hoe snel de spookrijder rijdt en hoeveel afstand hij heeft afgelegd wanneer de taxi voorbijrijdt. .
vo or
be
` Verder oefenen? Ga naar
80
THEMA 01
AAN DE SLAG