12 minute read
Welgelegen
Het beroemde balkon uit ‘Soldaat van Oranje’
‘Het is bijzonder, maar ook gewoon je huis’ mijn kamer
Een paar grote banken, asbakken en foto’s aan de muur. Bij binnenkomst lijkt Huize Welge legen op een studentenhuis als vele andere. Toch valt al snel iets bijzonders op. Verschil lende attributen herinneren aan oud-bewoner Erik Hazelhoff Roelfzema. Het originele ‘Leids manifest’ – waarin studenten zich tegen de bezetter keerden – dat Hazelhoff Roelfzema in 1941 schreef, hangt ingelijst aan de muur. Boven de schouw hangen zijn oude skistokken. ‘Die heeft hij ooit langsgebracht en achter gelaten toen hij naar Hawaï vertrok’, zegt student Michiel van Waasbergen. Zwier Hadderingh, een van zijn negen huisgeno ten, lachend: ‘In Hawaï kun je natuurlijk niet skiën.’ De jongens zitten aan tafel voor het raam met zicht op het Rapenburg. ‘In de zomer staat de brug vaak vol met mensen die foto’s maken’, zegt Michiel en kijkt naar buiten. Zo nu en dan belt er iemand aan die binnen wil komen kijken. Zwier: ‘Afgelopen najaar nog, toen was er een man die het heel graag wilde zien. Toen hij wegging gaf hij ons 20 euro voor een kratje bier.’ Michiel: ‘Veel mensen willen het zien. Dat maakt het vrij bijzonder om hier te wonen.’ Zwier vult hem aan: ‘Er plakt een hele geschiedenis aan dit pand vast.’ Toch hadden de studenten dat besef niet voordat ze in het huis kwamen wonen. ‘Ik wist niet dat het het huis van Soldaat van Oranje was’, bekent Uri van Diepen. Zijn huisgenoten lachen. Julius Vlassenroot: ‘De eerste keer dat ik hier was, zag De film Soldaat van Oranje maakte dit een van de beroemdste kamers van Leiden. Want hier woonde de verzetsstrijder, Engelandvaarder en schrijver. Nog altijd is Rapenburg 56 een studentenhuis, al staan er vaak toeristen naar te wijzen.
ik op de wc van alles hangen. Toen dacht ik: oooh, dat is dit huis.’ Inmiddels weten ze alles van de geschiedenis. ‘Je hoort het vanzelf als je hier woont’, zegt Michiel. Afgelopen najaar deden ze onofficieel mee aan Open Monumentendag. Mensen mochten voor een euro naar binnen, kregen een biertje en konden het huis zien. ‘Dat vond de organisatie niet leuk, omdat we niet offi cieel waren aangemeld. Maar we gaan het volgend jaar zeker weer doen’, lacht Michiel. ‘Het hoort erbij dat je als student op een leuke manier met regels omgaat, het is een beetje een studentengrap.’
Zwaaiende toeristen Een foto van een wat oudere Hazelhoff Roelfzema met een Hawaïslinger om zijn nek hangt ingelijst op een hoekmuur. ‘Die echte bloemenkrans die eraan hangt, heeft hij ooit meegenomen tijdens een oud-huisgeno tenborrel. Die blijft daar altijd hangen’, zegt Michiel. Het mag dan een bijzonder pand zijn, dat is niet iets waar ze elke dag bij stilstaan. Uri: ‘Het wordt op een gegeven moment normaal. Het is je huis.’ En die zwaai ende toeristen? ‘Soms zwaai je terug, soms niet. Het is wel eens irritant, maar dan doe je gewoon het gordijn dicht’, zegt Zwier. Uri: ‘Vorig jaar sliep ik in deze kamer en dan stond ik hier weleens met een handdoekje om me af te drogen. “Oh, daar zijn ze weer”, dacht ik dan.’ Heel af en toe proberen ze zich voor te stellen wat er zich destijds heeft afgespeeld in hun huis. Julius: ‘Voor al toen ik naar de film keek. Daar zit een scène op het balkon in, dan denk je: dit is echt gaaf.’ Michiel heeft dat gevoel vooral als hij in het donker naar huis loopt en het pand ziet staan, verlicht door speciale spotjes. ‘Dan bedenk ik hoe bijzonder het is om er te wonen. Dat ga ik het meest missen als ik hier niet meer woon.’
‘Ik kan meer met vragen dan met uitroeptekens’
Kunsthistorica, schrijfster en Leids alumna Gerdien Verschoor (1963) volgde een opmerkelijk pad voordat zij in 2019 directeur werd van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De vrouw met diep bewustzijn van historische plaatsen ziet er toeval in, maar de puzzelstukken vallen wel goed op hun plek.
TEKST: FRED HERMSEN, FOTO’S: HOLLANDSE HOOGTE
Wat voor Herdenkingscentrum Kamp Westerbork het drukste jaar ooit had moeten worden, lijkt door de sluiting als gevolg van corona uit te mon den in een ontwrichtende stilte. Directeur Gerdien Verschoor: ‘We hadden op 12 april een grote bevrijdingsherdenking op het programma staan. Die zal – als het dan wel lukt – verschoven worden naar 13 september, de dag dat in 1944 de laatste trein met Joden uit Westerbork vertrok, met 279 mensen op weg naar Bergen-Belsen. Ook voor de 4 mei-herdenking zoeken we een andere invulling.’
Is het al pijnlijk genoeg dat deze keerpunten niet in bijeenkomsten kunnen worden herdacht, ook de financiële pijn laat zich voelen: ‘We zijn grotendeels afhankelijk van ticketverkoop, en zouden in deze maanden alleen al zo’n dertigduizend scho lieren hebben ontvangen. 250 Gastsprekers die namens ons in de klas zouden staan, blijven ook thuis.’ Toch wil ze de toekomst niet te somber tegemoetzien: ‘Nee, de vergelijking met een oor log die sommigen wel maken, gaat niet op. Dat is veel erger. We gaan wel door een crisis heen, en zoals iedere crisis biedt ook deze nieuwe kansen. Je komt toe aan herbezinning en leert omdenken.’
Veerkracht De flexibiliteit en veerkracht die ze hiermee toont, was voor het herinneringscentrum een belangrijke reden om de Leidse alumna vorig jaar aan te nemen als opvolger van Dirk Mulder. ‘Het is voor mij een droom die uitkomt. Toen ik in de jaren negentig cultureel attaché in Polen was, leidde Dirk mij rond in het herinneringscentrum. “Ooit ga ik jou opvolgen”, heb ik toen gedacht. Of dat kenmerkend voor mij is, dat ik al zolang van tevoren mijn plannen smeed? Haha, nee hoor, het was een gedachte die net zo snel verscheen als verdween, een flits. En zo kijk ik naar mijn hele levensloop; mijn carrière lijkt misschien planmatig, maar ik heb keuzes gemaakt die pasten bij een moment, en die brachten me ergens. Maar er blijven altijd verschillende levens mogelijk waar in je gelukkig kunt zijn.’ Ze onderstreept dit met een herinnering aan de periode na haar afstude ren. ‘Ik ben van de generatie X, kwam eind jaren tachtig op de arbeidsmarkt. Eigenlijk was je toen al blij met ieder baantje. Ik solliciteerde bij alle boek handels en probeerde een beurs voor promotieonderzoek in Warschau te krijgen. Die kreeg ik, maar voor hetzelfde geld was ik in een boekwinkel aan de slag gegaan. Ik ben ervan overtuigd dat ik ook een mooi leven tussen de schrijvers had gehad.’
Cultureel bevlogen Gerdien groeide op in een gereformeerd milieu in Boskoop. Haar vader was op zijn twaalfde begon nen als timmerman, en schopte het tot medeeigenaar van een architectenbureau. Haar moeder zat iedere middag met de thee klaar voor Gerdien, haar broer en haar zus, en combineerde dat met een sociaal bewogen leven als vrijwilliger bij Amnesty International en in vluchtelingenwerk. ‘Ik kom uit een warm en open gezin. En voor mij heel belangrijk: cultureel bevlogen. We lazen veel en gingen naar Italië op vakantie. Daar werkten we iedere vakantie een straf cultureel ochtend programma af.’ Bezoek aan Etruskische opgravingen bracht haar in de ban van dit Italiaanse volk in het huidige Noord-Italië. Toen ze na de havo en het vwo tot twee keer was uitgeloot voor de School voor Journalistiek in Utrecht, koos ze voor de enige universiteit in Nederland waar de Etrus kische cultuur systematisch werd bestudeerd, als onderdeel van de studie Kunstgeschiedenis. ‘Het was een idee van mijn vader, die opperde dat ik beter een jaar kon gaan studeren voordat ik het weer eens in Utrecht zou proberen.’
Gerdien Verschoor woont in Zutphen met haar partner Gert en werkt daar aan een nieuw boek, een liefdesbrief aan de Żelaznastraat. Tip: lees haar blogs op www.gerdienverschoor.nl
Gerdien besloot Etruskoloog te worden. ‘Bij het maken van een schoolwerkstuk had ik al eens contact gehad met hoogleraar Bouke van der Meer; hij was verrast mij in 1981 in de college banken aan te treffen.’ De Etrusken liet ze los, de kunstgeschiedenis bleef. Leiden bleek een goede keuze: ‘Dicht bij Boskoop, veilig, compact en histo risch.’ Ze vond een kamer boven een snackbar in de Hansenstraat en stortte zich op haar studie, toen de vakgroep nog in de Kloksteeg huisde. ‘Prachtig om daar in de rustieke Pieterswijk naartoe te fietsen.’
Teruggetrokken De studente werd lid van Augustinus, maar voelde zich niet aangetrokken tot het studentikoze leven. ‘Ik was toen nogal – hoe zal ik het noemen – terug getrokken, verlegen. Ik ging ook niet uit, het bleef bij een borrel in de Uyl van Hoogland met studie genoten. Als een professor me aansprak, sloeg ik dicht. Maar ik was de eerste in mijn familie lijn die ging studeren, en veronderstelde dat een studentenvereniging er gewoon bij hoorde. Toen ik er geen aansluiting kreeg, dacht ik na een jaar: “Dit kan ook anders.”’ Ze voelde zich beter op haar plek bij de studentenecclesia en raakte daar betrokken bij een studiegroep over Polen. Met mensen die ze nog steeds tot haar beste vrienden rekent.
Tijdens haar eerste studiereis naar Warschau raakte ze onder de indruk van de culturele vita liteit waarmee Poolse jongeren zichzelf staande hielden in de verstikkende dictatuur van Gene raal Jaruzelski. Ze bezocht het land steeds vaker en raakte in de ban van de magie van de cultuur en natuur. Een studiebeurs stelde haar in de gele genheid om in die stad onderzoek te verrichten naar een kunstenaarsgroep uit de jaren dertig van de vorige eeuw. ‘Ik studeerde hierop in 1988 in Leiden af bij Nico Brederoo, maar als stad was Leiden toen al uit beeld. Ik woonde in Amsterdam, waar ik werkte bij Ten Have Hoofdstad boekhandel in de Kalverstraat.’
Het Joodse lot Het epicentrum van haar bestaan verschoof na haar studie naar Polen. Ze kreeg een beurs voor promotieonderzoek, werd assistent-curator in Muzeum Sztuki in Łódź, en solliciteerde een jaar later met succes naar een net gecreëerde baan van cultureel attaché op de Nederlandse ambassade in Warschau. Ze woonde in de Żelaznastraat. Midden in het voormalige Joodse Getto, vlakbij de straat
waar de schrijver en Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer – ooit had ze zijn The Slave van haar moeder gekregen – veel over had geschreven. Haar liefde voor Polen kreeg in deze sfeer een nieuwe dimensie; ze raakte geïntrigeerd door het Joodse lot. ‘Ik ben me altijd heel bewust van de historie van plaatsen, ook al is die onzichtbaar. Ik begrijp de term “schuldig landschap” van de kun stenaar Armando dan ook heel goed. Poolse Joden zijn in deze wijk alom aanwezig, ondanks de sloop van de meeste oude huizen.’ In 1998 promoveerde ze in Warschau op een ander kunstenaarscollec tief uit het Interbellum, de Kapisten.
Toen ze in 2001 afzwaaide als cultureel attaché, verliet ze ook Polen. Ze werd curator bij Kasteel het Nijenhuis bij Heino (het huidige Museum De Fundatie in Zwolle) van 2001 tot 2005, waarna ze tot 2019 directeur zou zijn van CODART, een inter nationaal netwerk van curatoren van Vlaamse en Nederlandse kunst.
Poolse gravin Dat is nog niet alles: Gerdien is ook actief als schrijfster. Naast essays, korte verhalen en inter views schreef ze twee gelauwerde romans en een non-fictie boek. Het meisje en de geleerde – kroniek van twee verloren gewaande Rembrandts volgt de opmerkelijke zwerftocht door Europa van twee panelen van Rembrandt. Al in haar vroege jeugd wist Gerdien wat je met een kundig gehanteerde pen kon bereiken. Regel matig leverde ze een verhaal in bij de Haagsche Courant. ‘De krant had dinsdagmiddag een kinder katern. Als je verhaal werd geplaatst, kreeg je een boek toegestuurd. Meidenromans van Kluitman. Ik verslond ze.’ Dat het toch nog tot 2011 heeft geduurd voordat haar eerste roman in de boek winkels lag, verbaast haar zelf ook een beetje. ‘Ik heb het blijkbaar lang weten uit te stel len.’ En dat is misschien wel jammer, als we deze meesterlijke karakter schets van het uitroepteken uit De Draad en de vliegende Naald goed laten bezinken: ‘Het heeft zo’n rechte rug dat alles langs hem heen glijdt. Het gaat kaarsrecht door het leven en kan veel sneller en hoger springen dan het vraagteken. Het hoeft nooit iets mee te tor sen, het is gewichtsloos, en door zijn vorm is de kans dat het altijd weer op zijn punt terechtkomt veel groter. Het uitroepteken neemt nauwelijks ruimte in, maar geeft zelf ook nergens ruimte aan, het biedt geen bescherming en ook geen troost.’ Zo beschre ven klinkt het bijna als een levensmotto. ‘Ik laat door een beschrijving van het uitroepteken zien dat ik gehecht ben aan het vraagteken, ja. Ik kan daar meer mee. Goede vragen zijn interessant en empathisch, zetten niets vast en dagen je uit na te denken, romans gaan over vraagtekens, schrijven gaat over vraagtekens. Westerbork is in wezen ook een vraagteken.’
Toch moet ze als directeur ook uitroeptekens plaatsen. ‘Ik ben begonnen met vragen stellen, heb bijvoorbeeld heel veel kopjes thee gedronken met mensen die bezorgd waren over de koers van Westerbork. Ik hoorde hen aan en ging met ieder een in gesprek. Maar er komt een moment dat je beslissingen moet nemen en daar stellig in moet zijn.’ Het herinneringscentrum staat voor grote uitdagingen. Zo moeten het kampterrein, het museum en het kenniscentrum beter met elkaar worden verbonden en staat een verbouwing van het museum voor de deur. Het gelaagde verhaal van de plek moet ook aan de nieuwe generaties worden verteld.
Soberheid en stilte Gerdien: ‘Het meest urgente is dat we de jeugd willen blijven boeien, met behoud van soberheid en stilte. Ik denk dat we daar al hele mooie stappen in maken. Zo willen we met een digitale tool zicht baar gaan maken wat er op specifieke plekken in het kamp is gebeurd, en wat de levensloop was van bepaalde kampgevangenen. Ook willen we bezoekers nog meer “op maat” gaan bedienen. Als er een mbo-klas komt, dan nemen we beroepen als invalshoek. Komt er een vwo-klas uit Rotter dam, dan vertellen we welke mensen uit de Witte de Withstraat hier terecht zijn gekomen en wat hen daarna is overkomen. Altijd vanuit persoonlijke verhalen, want die zorgen dat je pas echt gaat voelen wat de geschiedenis van deze plek is. En dat je er vragen aan blíjft stellen.’
Gerdien bij het gettomonument in Warschau.
Tijdens haar eerste studiereis verloor ze haar hart aan Polen.