Vrijheid, gelijkheid, solidariteit

Page 8

Deze strijd begrijpen is niet voor de hand liggend. Wanneer we proberen te begrijpen hoe een ideologie in een bepaalde historische context functioneerde en hoe ze in relatie stond met andere ideologieën, worden onze analyses vaak zelf beïnvloed door ideologieën of de context waarin we de analyse maken (Breiner, 2013). De geschiedenis van ideologieën schrijven houdt altijd een gevaar van presentisme in: het anachronistisch introduceren van hedendaagse ideeën en zienswijzen in interpretaties van het verleden. Omgekeerd, wat is dan de relevantie van ideologieën wanneer we het verleden enkel benaderen met de ideeën en perspectieven die toen geldig waren? Worden Nietzsche, Marx, Spengler, Fanon of al-Afghani niet gelezen en herlezen, geïnterpreteerd en opnieuw geïnterpreteerd omdat we denken dat deze werken iets over onze huidige maatschappij te zeggen hebben? Het concept van de ‘probleemruimte’ van de postkoloniale antropoloog David Scott kan een uitweg bieden. Scott (2004) ziet een probleemruimte als een historisch geconstitueerde discursieve ruimte, een context van argumentatie waarbinnen een geheel van vragen en antwoorden wordt geformuleerd en waarrond zich een horizon van identificeerbare conceptuele en ideologisch-politieke belangen vormt. We proberen dus te achterhalen wat de vragen waren die de politieke denkers wilden beantwoorden en wat hun antwoorden waren en tegelijkertijd vragen we ons af of de vraag vandaag nog actueel is om te stellen (Bardawil 2020). Aangezien ideologieën niet alleen ideeën zijn maar ook proberen in te grijpen in de werkelijkheid, richten ideologieën zich in meerdere of mindere mate op maatschappelijke actie. De referentiegroep van een ideologie kan verschillen (klassen voor Marx, elites voor Pareto, übermenschen voor Hitler of de umma voor Ridha) maar elke ideologie probeert een geprivilegieerde groep te mobiliseren om hun belangen te verdedigen. In deze wisselwerking tussen ideeën en politiek engagement – of deze op partijpolitiek of revolutionaire actie is gebaseerd, is op zich niet belangrijk – zit de dynamiek van de ideologische verandering. Indien deze dynamiek niet meer aanwezig is, dan verwordt een ideologie tot een doctrine, een gecodificeerd geheel van opvattingen dat de sociaal-politieke verhoudingen (of een deel ervan) wil vormgeven en wordt afgekondigd door een officieel orgaan of instelling (bijvoorbeeld de Bush-doctrine die preventieve oorlog als principe van het

I nleiding

14

heid die wordt gelegitimeerd of aangeklaagd is geen onvermijdelijk gevolg van de neutrale of natuurlijke werking van de economie maar is door en door politiek. Het zijn de politieke keuzes die een maatschappij maakt die de ongelijkheid vormgeven. ‘Die keuzen zijn bovenal een weerspiegeling van de opvattingen die een samenleving erop nahoudt omtrent sociale rechtvaardigheid en wat een rechtvaardige economie inhoudt, en van de politiek-ideologische krachtsverhoudingen tussen de verschillende groepen en het discours waarvan deze groepen zich bedienen.’ (Piketty, 2020:18) We kunnen eraan toevoegen dat deze debatten en krachtsverhoudingen niet alleen binnen, maar ook tussen landen en werelddelen plaatsvinden. Een ideologie omvat dus altijd positieve en negatieve opvattingen die zowel descriptief als normatief zijn. Ze vormt een geheel van ideeën dat grip probeert te krijgen op de maatschappij zoals die is (descriptief) en zou moeten zijn (normatief). Ideologieën zijn dus opgebouwd rond bepaalde concepten waarvan de betekenis in de loop van de tijd kan veranderen. Aangezien ideologieën met elkaar in relatie staan – in de vorm van een conflictueuze relatie ofwel binnen de regels van de democratie – kunnen verschillende ideologieën verschillende centrale concepten gebruiken (bijvoorbeeld het gebruik van het concept klasse versus het concept elite) of sterk afwijkende definities hanteren van hetzelfde begrip (vrijheid betekende voor Marx iets anders dan voor Nietzsche of Gandhi). Het succes van een ideologie hangt vaak samen met haar capaciteit om haar stellingen, aannames en definities als de ‘juiste’ voor te stellen, wat wijst op een competitie of concurrentie tussen de ideologieën. In de ideeënstrijd probeert elke ideologie dus de betwisting van haar centrale concepten uit te schakelen (Freeden, 2006:76-80) door kritiek te geven op andere, concurrerende ideeën. Dit gebeurt echter ook binnen de grote ideologische families. De definitie van vrijheid voor John Maynard Keynes, de liberale grondlegger van de welvaartsstaat, verschilt sterk van Hayeks neoliberale definitie van vrijheid!

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.