Exploractie 2.0 - Immersieonderwijs - 1st jaar - Extract

Page 1

e • imm

ieo

nder

w

rlands

s ij

nede

ieo

nder

w

• een leerboek Exploraction 2.0 - kennen & kunnen en syntheses voor de 2 jaren van de graad • een werkboek Exploraction 2.0 - hoofdstukken en oefeningen per jaar • een site www.exploraction.be (in het Frans)

rs

imm s • e

Voor de leerling bestaat Exploraction 2.0 - Immersieonderwijs uit:

étude du milieu 1e jaar

rs

Exploraction 2.0 - Immersieonderwijs is een werkmethode voor ‘Étude du Milieu’ voor de eerste graad in immersie Nederlands.

HOOFDSTUKKEN EN OEFENINGEN

2.0

ij

HOOFDSTUKKEN EN OEFENINGEN 1e jaar

explor

Ontdek onze uitgaven op www.vanin.be/secondaire !

Jean-Jacques Fraselle

www.vanin.be ISBN 978-90-306-5758-3

514460

9 789030 657583

Vertaling en aanpassing JORIS BAETEN KARLIEN BOON CÉCILE D’HAESE AN JACOBS SOFIE MERTENS



ÉTUDE DU MILIEU

Fatima AMKOUY Christelle DAMIN Débora GHISLAIN Coördinerend auteur:

Jean-Jacques FRASELLE Vertaling en aanpassing:

Joris BAETEN Karlien BOON Cécile D’HAESE An JACOBS Sofie MERTENS


De site www.digiportail.be geeft je toegang tot het digitale lesmateriaal bij dit boek. Je moet jouw licentie eerst wel activeren aan de hand van een activatiecode. Bij de activatie moet je de gebruiksvoorwaarden accepteren. Deze licentie is geldig gedurende een jaar en start vanaf de activatie van deze code. Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is slechts 365 dagen geldig.

IN

Werkboek 1 - Leerling

N

Exploraction 2.0 - Immersieonderwijs bestaat uit : • Leerboek – Exploraction 2.0 – KENNEN & KUNNEN EN SYNTHESES • Werkboek – Exploraction 2.0 – HOOFDSTUKKEN EN OEFENINGEN • Online sleutel – Exploraction 2.0 – HOOFDSTUKKEN EN OEFENINGEN

VA

Exploraction 2.0 – HOOFDSTUKKEN EN OEFENINGEN

Auteurs : Fatima AMKOUY, Christelle DAMIN, Débora GHISLAIN Coördinerend auteur: Jean-Jacques FRASELLE

on

Omslagontwerp: Artifice Lay-out: www.clic-arts.be Tekeningen & kaarten: Wem

s

Vertaling & aanpassing: Joris BAETEN, Karlien BOON, Cécile D’HAESE, An JACOBS, Sofie MERTENS

Kaarten & luchtfoto’s met toelating A2586 van het Nationaal Geografisch Instituut - www.ngi.be : kaarten pp. 10, 30, 32, 35, 37, 38

iti

(Ferraris), 42, 46, 54, 55 (Ferraris), 62, 72, 73, 133, 135, 139, 160, 190, 191, 193, 220, 221 en 222 / orthofoto’s pp. 43, 60, 77, 83 en 162

Ed

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Alle rechten voorbehouden. Buiten de door de wet voorziene uitzonderingen, mag dit boek op geen enkele wijze volledig noch gedeeltelijk gereproduceerd worden, in een digitaal bestand opgenomen worden of openbaar gemaakt worden zonder de schriftelijke toestemming van de uitgever.

Eerste druk/uitgave, 2010 © Uitgeverij Van In, Louvain-la-Neuve/Wommelgem, 2010 ISBN 978-90-306-5758-3 D/2010/0078/637 Art. 514460/01


 De HOOFDSTUKKEN

iti

on

s

VA

N

IN

Hoofdstuk 1 - Wonen in de buurt van de school en in een andere omgeving .................... 7 Heeft het leefmilieu (stedelijk of landelijk) een invloed op je manier van leven ? Hoofdstuk 2 - Zich verplaatsen in twee stedelijke milieus .................................................. 29 Welke elementen uit de stad maken de toegang tot Namen en Louvain-la-Neuve gemakkelijk of moeilijk ? Hoofdstuk 3 - Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus .......................... 49 Hoe consumeren de mensen en hoe verplaatsen de mensen zich in een stad (Leuven) en een stadsrand (Korbeek-Lo) ? Hoofdstuk 4 - Wonen en zich verplaatsen in landelijke milieus ......................... 71 Waarom willen mensen in een stedelijk milieu (Aarlen) werken en in een landelijk milieu (Messancy en Habay-la-Neuve) wonen ? Hoofdstuk 5 - Wonen, zich verplaatsen, consumeren : herhaling ...................................... 95 Simulatie : virtueel je eigen huis bouwen in de ideale omgeving. Hoofdstuk 6 - Wonen in twee landelijke milieus: ver en dichtbij ...................................... 115 Hoe verklaar je de verschillen tussen de landelijke woningen in Wallonië en over de hele wereld ? Hoofdstuk 7 - Consumeren: verschillende producten in meerdere stadsbuurten ............137 Ik ben verhuisd van Sint-Joost-ten-Node naar Louvain-La-Neuve. Hoe is mijn consumptiepatroon veranderd ? Waarom ? Hoofdstuk 8 - Wonen, zich verplaatsen, consumeren : herhaling .................................... 159 Je werkt autonoom aan dit hoofdstuk. Kan je op vakantie gaan naar Houffalize ?

Ed

2 De Oefeningen .......................................................................................181 De pictogrammen betekenen : 1, 4, 5, 9,

5

K&K

4

Deze fiches (Kennen & Kunnen of Achtergrondinformatie) moet je studeren en/of bekijken bij dit hoofdstuk.

Kijk naar het Chronologische Overzicht. Het cijfer in de pijl verwijst naar de periode : 1 voor de Prehistorie, 2 voor het Oude Nabije Oosten, 3 voor de Klassieke Oudheid, 4 voor de Middeleeuwen, 5 voor de Nieuwe Tijd, 6 voor de Nieuwste Tijd, 7 voor de Eigen Tijd Dit verwijst naar de fiche (Kennen & Kunnen of Achtergrondinformatie) die hier gebruikt wordt.

3


Chronologisch overzicht Prehistorie

Oude Nabije Oosten

KLassieke Oudheid

N

IN

Activiteit 1  WONEN

iti

on

s

VA

Activiteit 2  Zich Verplaatsen

Ed

Activiteit 3  Consumeren

... 3500 v. C.

Prehist.

4

Oude Nabije Oosten


Chronologisch overzicht Nieuwe Tijd

Nieuwste Tijd

Eigen Tijd

Ed

iti

on

s

VA

N

IN

Middeleeuwen

800 v. C.

0

KLassieke Oudheid

1500

500

Middeleeuwen

1800

NieuwE Tijd N. Tijd

2000

...

Eigen Tijd

5


Overzicht Notities

............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

IN

............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

N

............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

VA

............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

s

............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

on

............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

iti

............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

Ed

............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................................................................................................

6


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Kennen & Kunnen :

IN

en begrijpen hoe het verleden en het heden invloed hebben op onze mobiliteit en op onze consumptiepatronen

VA

N

1, 2, 3, 7, 14, 15, 23, 24, 25, 26, 27, 31, 33, 34, 40, 44, 53, 54, 55 & 56

Achtergrondinformatie :

48, 49 & 50

on

s

Je maakt een synthesetabel. In deze tabel noteer je alle karakteristieken van de handel in de stadskern en in de stadsrand (de organisatie, de inrichting, het mobiliteitsprobleem, gelijkenissen, verschillen, voordelen, nadelen, verleden, toekomst, type comsumptie). Competentie 1 – Informatie opzoeken

iti

Onze consumptiepatronen • Ik doe een enquête over de consumptiepatronen. • Ik analyseer de enquête en schrijf een synthese. • Wat hebben we geleerd ? De handelszaken in de stadskern waar Johan woont. • Waar winkelt Johan ? • Ik beschrijf de handelszaak in de stadskern. Ik beschrijf ook

Ed

Stap 1 Stap 2

Stap 3 Stap 4

de nadelen.

• Welke risico’s zijn er voor de stadskern en de handelszaken ? • Wat hebben we geleerd ? De handelszaken in de stadsrand waar Dorien woont. • Waar winkelt Dorien ? • Ik beschrijf de handelszaak in de stadsrand. Ik beschrijf ook de voordelen. • Wat hebben we geleerd ? Ik denk na over de stadsdynamiek.

Competentie 2 – Informatie gebruiken Stap 5 Stap 6 Stap 7

Het verleden heeft invloed op ‘zich verplaatsens‘ in Leuven. Het verleden heeft invloed op ‘consumeren‘ in Leuven. Ik maak een synthesetabel met de beschrijving van de handelszaken in de stadskern en de handelszaken in de stadsrand. Ik presenteer die tabel.

49


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Dorien en Johan zitten in dezelfde klas in een school in Leuven. Johan woont in de stadskern van Leuven. Dorien woont in Pellenberg. Dat is een klein dorp dicht bij Leuven.

Doen de ouders van Dorien en de ouders van Johan boodschappen elke dag of één keer per week ? Waar doen ze boodschappen ? Liggen de winkels dicht bij hun woning of liggen de winkels veraf? Welk type winkels ? Hoe zijn de handelszaken georganiseerd in de stadskern en in de stadsrand ? Hoe ga je naar die winkels ? Enz.

1 Onze CONSUMPTIEPATRONEN 1

N

33

Dorien en Johan hebben een consumptiepatroon. Jij ook en je familie ook. Waar doet je familie boodschappen voor de basisbehoeften (bijvoorbeeld brood, vlees, groenten, drank, ...) ? Wanneer ? Hoe ga je naar de winkel ? Waarom op die dag ? Wat koop je ? Hoe vaak doe je boodschappen? Praat erover met je ouders. Vul de enquête in. Spreek dus over jullie consumptiepatroon.

1

VA

K&K

Ik doe een enquête over de consumptiepatronen.

IN

Met deze vragen beschrijf je de consumptiepatronen in en rond onze steden. Je ziet ook dat de mobiliteit in en rond de stad verschillend is.

Op welke dag doe je (meestal) grote boodschappen ? (meerdere antwoorden mogelijk)

Hoe vaak ? (ongeveer)

iti

2

on

s

q Op maandag Waarom ? q Op dinsdag ......................................................................................................................................................... q Op woensdag q Op donderdag ......................................................................................................................................................... q Op vrijdag ......................................................................................................................................................... q Op zaterdag q Op zondag ......................................................................................................................................................... q Er is geen vaste dag.

Ed

q 1 keer per maand Waarom ? q 2 keer per maand ......................................................................................................................................................... q 1 keer per week q 2 keer per week ......................................................................................................................................................... q 3 keer per week q Andere : .........................................................................................................................................................

3

Waar doe je grote boodschappen ? (meerdere antwoorden mogelijk) q In mijn gemeente Waarom ? q Op minder dan 5 km van mijn huis ............................................................................................................................................ q Verder dan 5 km van mijn huis ...........................................................................................................................................

K&K

26

4

In welk type handelszaak ? (meerdere antwoorden mogelijk) q In een winkelcentrum Waarom ? q In een supermarkt ......................................................................................................................................................... q In buurtwinkels .........................................................................................................................................................

50


K&K

34

5

hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Welk vervoersmiddel gebruik je om boodschappen te doen ?

q De auto Waarom ? q De fiets ......................................................................................................................................................... q Te voet ......................................................................................................................................................... q Het openbaar vervoer

6

Hoe vaak doe je deze boodschappen ?

40

2

Ik analyseer de enquête en schrijf een synthese.

We bekijken alle enquêtes van de leerlingen van onze klas en maken een synthese. Eventueel tekenen we een grafiek.

1

N

K&K

IN

Brood : elke dag / om de ....... dagen Vieruurtje voor de kinderen : elke dag / om de ...... dagen Melk : elke dag / om de .......... dagen Aardappelen : elke dag / om de .......... dagen Vlees : elke dag / om de ......... dagen Fruit : elke dag / om de .......... dagen Water : elke dag / om de ....... dagen

Op welke dag doen ze (meestal) grote boodschappen ? (meerdere antwoorden mogelijk) families op ............ doen boodschappen op maandag.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen op dinsdag.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen op woensdag.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen op donderdag.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen op vrijdag.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen op zaterdag.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen op zondag.  ............ % Voor ............ families op ............, is er geen vaste dag.  ............ % Hoe vaak ? (ongeveer)

on

2

s

VA

............

families op ............ doen boodschappen 1 keer per maand.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen 2 keer per maand.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen 1 keer per week.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen 2 keer per week.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen 3 keer per week.  ............ % ............ families op ............ hebben geen vast patroon.  ............ %

Ed

iti

............

3

Waar doen ze grote boodschappen ? (meerdere antwoorden mogelijk) families op ............ doen boodschappen in hun gemeente.  ............ % families op ............ doen boodschappen op minder dan 5 km van huis.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen verder dan 5 km van huis  ............ % ............ ............

4

In welk type handelszaak ? (meerdere antwoorden mogelijk) families op ............ kiezen voor een winkelcentrum.  ............ % ............ families op ............ kiezen voor een supermarkt.  ............ % ............ families op ............ kiezen voor buurtwinkels.  ............ % ............

5

Welk vervoersmiddel gebruiken ze om boodschappen te doen ? families op ............ doen boodschappen met de auto.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen met de fiets.  ............ % ............ families op ............ doen boodschappen te voet.  ............ % ............ families op ............ gebruiken het openbaar vervoer om boodschappen te doen.  ............ % ............

51


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

Bespreek de mobiliteitspatronen en de consumptiepatronen van je klas. ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

IN

...................................................................................................................................................................................................................................................

Lees de interviews met Johan en Dorien. Is er een verschil ? Waarom ? Gebruik ook je enquête.

Ik shop graag. Ik wandel graag door de winkelstraten van Leuven, ik kijk naar de etalages en soms koop ik iets. Ik shop ook met mijn vriendinnen. Maar ik doe nooit boodschappen.

N

Wij hebben geen auto. Dit is niet nodig want we wonen in het centrum van Leuven. We gaan twee of drie keer per week naar de supermarkt. Maar we gaan ook naar buurtwinkels zoals de bakkerij, de slagerij, enz. We gaan altijd met 2 personen naar de supermarkt om de boodschappenzakken te dragen. Soms nemen we het openbaar vervoer.

Ik doe meestal boodschappen met mijn mama. Zij is beter georganiseerd dan mijn papa. Hij koopt alleen de dingen die hij graag wil hebben en niet wat we echt nodig hebben. Als we iets vergeten, gaan we naar de superette op de hoek van de straat. Maar daar is het duur en je vindt er niet alles.

Mama en papa werken beiden. Thuis is alles goed georganiseerd. In het weekend maakt mama de boodschappenlijst. Op maandagavond doet papa boodschappen. Wij wonen buiten de stad, in Pellenberg, een klein dorpje. In Pellenberg zijn er geen winkels. Na zijn werk doet papa boodschappen in een winkelcentrum in Korbeek-Lo. Hij vindt daar alles maar soms is het iets duurder.

on

s

26 34 53

Interview met Dorien, 15 jaar

VA

K&K

Interview met Johan, 14 jaar

Ed

iti

Papa doet dikwijls boodschappen op dinsdagavond. De winkel sluit dan om 22u. Dat is een voordeel van in de stad wonen. Papa kookt op woensdag ;-)

.......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... ..........................................................................................................................

52


A 49 6, 7

hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Wat hebben we geleerd ?

De consumptie is veranderd vanaf het begin van de industrialisatie. In het Westen wordt de consumptie een deel van ons leven. De consumptie van producten en diensten stijgt nog meer in het begin van de 20ste eeuw. Dan beginnen de mensen op een andere manier te consumeren. De urbanisatie heeft een invloed op het consumptiepatroon.

IN

Welke producten kopen en consumeren we (als student, als kind of als ouder) ? 1) Producten die we bijna elke dag consumeren en kopen : .......................................................................................... ...........................................................................................................................................................................................................................................................

N

2) Producten die we bijna elke week consumeren en kopen : ......................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................

VA

3) Producten die we af en toe consumeren en kopen :

...........................................................................................................................................................................................................................................................

K&K

1 33

Een groot deel van de producten die we elke dag of elke week kopen zijn basisproducten. Ze zijn een deel van onze ........................................................................................................ (eten en drinken).

s

Het grootste deel van de producten die we af en toe kopen zijn ............................................................................. . Dit zijn geen basisbehoeften.

on

..........................

Ed

iti

We kopen deze twee types producten niet op dezelfde plaats. Je vervoert ze ook niet op dezelfde manier. Er is ook een verschil tussen de stadskern, de stadsrand en het platteland. Dat gaan we nu analyseren.

Jouw werk :

Je maakt een synthesetabel. In deze tabel noteer je alle karakteristieken van de handel in de stadskern en in de stadsrand (de organisatie, de inrichting, het mobiliteitsprobleem, gelijkenissen, verschillen, voordelen, nadelen, verleden, toekomst, type comsumptie). De volgende stappen helpen je hierbij.

53


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

2 De handelszaken in de STADSKERN waar Johan woont 1

Waar winkelt Johan ?

2

IN

Johan woont in het centrum van Leuven (nummer 1 op de kaart). We vragen aan Johan om boodschappen te doen: hij moet een brood, vlees, melk, een tijdschrift, een roman en postzegels kopen. Dit zijn voorbeelden van dagelijkse, wekelijkse en occasionele boodschappen. Wij volgen Johan. Zo begrijpen we hoe de handelszaken in de stadskern functioneren.

4

3

K&K

VA

u

Boekhandel VAN BRUSSEL Bondgenotenlaan, 13B

K&K

Ed

iti

14

on

s

u

Brood- en Banketbakkerij VAN HUYCK Parkstraat, 103

u

N

23

4 5

3 8 7

1

6

2

Kaartfragment (Leuven) met toelating A 2586 van het Nationaal Geografisch Instituut – www.ngi.be

54

Slagerij RONDOU Pensstraat, 5


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus K&K

N

8

Middeleeuwse woning

IN

u

27 31

De kabinetskaart van Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom luik (1771-1778) door Joseph Jean-François graaf de Ferraris. Blad 111.

K&K

23 25

u

VA

u

Kaartfragment met toelating A 2586 van het Nationaal Geografisch Instituut – www.ngi.be

© Mightmighty Matze

s

7

Ladeuzeplein

Oude markt : nu en vroeger

u

u

Ed

iti

on

5

u

De Post

9

u

A 48 50

Kruidenier Mediterranee

6

55


hoofdstuk 3 K&K

23 24

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

Gebruik Kennen & Kunnen 25 en bespreek de functie en de kenmerken (de materialen, de hoogte, de stijl, ...) van de gebouwen : Foto 2 :

......................................................................................................................................................................................................................................

...................................................................................................................................................................................................................................................

Foto 4 : ................................................................................................................................................................................................................................ ...................................................................................................................................................................................................................................................

Foto 5 : ................................................................................................................................................................................................................................

IN

...................................................................................................................................................................................................................................................

Foto 6 : ................................................................................................................................................................................................................................ ...................................................................................................................................................................................................................................................

N

Foto 7 : ................................................................................................................................................................................................................................ ...................................................................................................................................................................................................................................................

15

Situeer deze foto’s in de stadskern en bespreek de mobiliteit in de stadskern. Kijk ook naar foto’s en stadsplannen uit het verleden.

VA

K&K

...................................................................................................................................................................................................................................................

A 50

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

s

...................................................................................................................................................................................................................................................

on

...................................................................................................................................................................................................................................................

4

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

iti

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

Ed

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

Wat zijn de overeenkomsten tussen de handelszaken ? ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

Welk type handelszaken zijn het ? K&K

26

................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

56


2

hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Ik beschrijf de handelszaak in de stadskern. Ik beschrijf ook de nadelen.

Vul een fiche in en beschrijf de handelszaak van de Kruidenier Mediterranee. (In deel 3, vul je dezelfde fiche in voor een winkel uit de stadsrand.) De plaats van de handelszaak Naam : Adres : Geografische situering : q periferie q stadskern

IN

De toegangswegen :

Identificatie van de handelszaak en commerciële kenmerken q Vooral voedingswaren q Non-food q Beide

Wat verkopen ze ?

Handelszaak gespecialiseerd in voeding : q Kruidenier q Superette q Supermarkt q Hypermarkt

K&K

26

VA

N

q Kruidenier q Verse producten q Drank q Kleding q Speelgoed q Hygiëne (en verzorging) q Bazaar q Textiel q Boeken q TV, video q Hi-fi q CD’s/ cassettes q Foto q Informatica q Meubels q Doe-het-zelf q Tuingereedschap q Decoratie

Soort verkochte producten (per groep) :

s

q ................................................................................ q ................................................................................

on

q ................................................................................

Non-food : q Gespecialiseerde boetiek q Gespecialiseerde supermarkt q Gewone supermarkt (met verschillende specialiteiten) Telecommunicatie : q Postorderverkoop q Internetverkoop

Aantal artikelen :

Winkeloppervlakte (m²) :

iti

Aantal kassa’s :

Ed

Aantal bedienden :

Plaats in de distributieketen

Wat is de plaats van de handelszaak in de distributieketen ?

q Producent q Groothandelaar of aankoopcentrale q Kleinhandelaar of supermarkt

Andere aangeboden diensten

(kinderopvang, parking, …) :

Identificatie van de eerste concurrent : Sterke punten van de handelszaak Sterke punten (geografisch, commercieel, …)

:

Waarom ?

57


hoofdstuk 3 3

53

Welke risico’s zijn er voor de stadskern en de handelszaken ? STADSCENTRA UITBOUWEN EN DUURZAAM BEHEREN

Winkels en handelszaken groeien in België, vooral in Wallonië. Enkele details van deze groei : 61 projecten met een totale oppervlakte van 1 300 000 m². Ongeveer 2/3 van deze projecten liggen in Wallonië. Deze groei vindt plaats in de stadsrand en niet in de stadskern of in de stadswijken. Iedereen is bezorgd over de gevolgen: meer verplaatsingen, meer autogebruik, meer gebruik van vrije ruimte, het leeglopen van de steden, verlies van jobs, weinig architecturale schoonheid.

De laatste jaren denken de stedelijke gebieden aan hun toekomst. Maar dit is niet gemakkelijk: ze willen een plaats ontwikkelen waar de huidige bewoners blijven wonen en er nieuwe bewoners bij komen. Ze willen ook een duurzame economische ontwikkeling garanderen. Wat een uitdaging ! Het stadscentrum is een ontmoetingsplaats, een knooppunt van netwerken, een bron voor economische ontwikkeling. Het stadscentrum is het symbool van de dynamiek en de goede gezondheid van een leefomgeving. Het imago van een stadscentrum is belangrijk voor de lokale bevolking en voor de buitenlandse bezoekers. Het stadscentrum is een multifunctionele en multiculturele omgeving.

N

Zo ontstaan er veel vragen : Hoe kunnen we de handel in de stadskern stimuleren ? Hoe kunnen we buurtwinkels in de stadswijken behouden ? Hoe kunnen we tonen dat buurtwinkels belangrijk zijn ?

IN

Stad en handelszaken : kunnen ze samen bestaan ?

VA

K&K

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

Die kern van bruisend leven vraagt een specifieke, globale en coherente visie : het centrummanagement.

on

s

Veel steden in België en in het buitenland zoeken dus naar de ideale strategie. Leuven Winkelstad. be is daar een mooi voorbeeld van.

Naar AMCV, www.amcv.be, 24/12/2008

Ed

iti

Naar Fédération Inter-Environnement Wallonie, ww.iewonline.be, 24/12/2008

Wat stel je vast ? Welke risico’s bestaan er voor de stadskern ? ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

58


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus De dagelijkse strijd In Leuven en in veel andere steden vechten de handelaars elke dag voor hun job. [...] Bovendien komt er veel administratie bij.

De laatste jaren is er veel concurrenctie van grote winkelcentra buiten de stad. Veel initiatieven proberen de handelaars in de stad te helpen. Gelukkig blijven de handelszaken in het centrum goed draaien.

VA

N

IN

In Leuven zijn er veel verschillende handelszaken. Bovendien doet het toerisme de horecasector goed draaien.

K&K

u

Ed

iti

on

s

53

In Fedis.net n°5, Belgische Federatie van de Distributieondernemingen (www.fedis.be), december 2004, pp. 6-7.

59


hoofdstuk 3 4

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

Wat hebben we geleerd ?

10

K&K

IN

23 34

N

Luchtfoto (Leuven) met toelating A 2586 van het Nationaal Geografisch Instituut – www.ngi.be

VA

Johan verplaatst zich heel gemakkelijk te voet. Observeer deze documenten over de mobiliteitsproblemen in Leuven. Andere grote steden hebben hetzelfde probleem. Geef je besluit in het kader op de volgende pagina.

MOBILITEITSPLAN voor LEUVEN

s

53

on

K&K

● Als uitgangspunt voor het mobiliteitsplan worden de algemene doelstellingen geformuleerd - Het behouden of het versterken van de bereikbaarheid van Leuven (te voet, per fiets, met het openbaar vervoer of met de auto). - Het recht op basismobiliteit voor iedereen (alle sociale, maatschappelijke en leeftijdsgroepen). - Het beheersen van het autoverkeer (duidelijke prioriteiten, stimulansen bieden voor andere vervoerswijzen) - Het verhogen van de veiligheid, de leefbaarheid en de omgevingskwaliteit in de verblijfsgebieden. - Het mobiliteitsbeleid wordt gericht op het bereiken van de milieunormen (schadelijke stoffen beperken door het verminderen van het auto-solisme en het bevorderen van de andere vervoerswijzen).

Ed

iti

● Nog beschikbare vervoerscapaciteit Autoverkeer : De meest grote wegen rond Leuven hebben reeds hun maximale capaciteit bereikt. Dit betekent dat de verkeerstoename langer gespreid wordt in de tijd, of dat de verkeerstoename langs sluiproutes en woonstraten zou afgewikkeld worden. Fietsverkeer : De afwikkeling van het fietsverkeer kent geen capaciteitsproblemen; er is nog een zeer sterke groei mogelijk zonder echte congestiepunten. Als het net fijnmaziger gemaakt wordt, treedt meer spreiding op. Openbaar vervoer : De spoorinfrastructuur kent nog een uitgebreide restcapaciteit mits inzet van meer treinen. De bestaande stations kunnen nog veel meer reizigers verwerken dan het actuele aantal. Voor de bereikbaarheid van Leuven in stand te houden, kan het spoor dus een grotere rol spelen. Ook een frequent busnet kan zeer veel reizigers verwerken. -> BESLUIT : in het licht van de nieuwe ontwikkelingen zal de term “bereikbaarheid” eerder moeten gedefinieerd worden vanuit de bereikbaarheid met openbaar vervoer en fiets in plaats van per auto, gezien de nog beschikbare capaciteiten. ● Strategische keuzes - de bevolking van Leuven kan toenemen van de actuele 88.000 inwoners tot een maximale bovengrens van 100.000 inwoners. - de actieve bevolking zou hierbij toenemen met 8000 werkenden (actieve woonbevolking); - de tewerkstelling zou in de startnota kunnen groeien met 38.000 arbeidsplaatsen. - de woon-werkrelatie met Brussel blijft kwantitatief in de toekomst zeker op het huidige niveau behouden. De relatie met de regio Zaventem zal nog versterken. - Het is aangewezen ook met de studentenpopulatie rekening te houden bij de ontwikkeling van de stad en de te verwachten mobiliteitsgroei. -> VOETGANGERS : Het mobiliteitsplan stelt als doel het aantal verplaatsingen te voet sterk te doen toenemen door het uitbouwen van veilige en aantrekkelijke voetgangersroutes, verkeersvrije en verkeersluwe zones en de verdere uitwerking van verblijfsgebieden. De schoolomgevingen krijgen voorrang bij de leefbaarheids-maatregelen.

-> FIETSERS : Het mobiliteitsplan wil het fietsverkeer stimuleren door de uitbouw van een veilig en samenhangend fietsroutenetwerk en andere bevorderende maatregelen voor het fietsverkeer (fietsstallingen, campagnes, ...). (Naar dossier 1493 - Stad Leuven/Mobiliteit)

60


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Wat hebben we geleerd ? K&K

31

1) Invloed van het verleden op de mobiliteit en de consumptie in de stadskern. Geef twee voorbeelden : ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

IN

4, 6, 7

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

K&K

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

N

1 34

...................................................................................................................................................................................................................................................

VA

................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

s

on

A 48 49

Deze invloed van het verleden creëert dagelijks problemen. Concreet: handelszaken vertrekken uit de stad en vestigen zich in de stadsrand. In de stadsrand komen er enorme winkelcentra. KORTOM, MEN MOET DE STAD REORGANISEREN ALS MEN HAAR EEN NIEUWE DYNAMIEK WIL GEVEN. Alle actoren moeten samen over die nieuwe dynamiek nadenken. 2) Hoe zou jij de stadskern reorganiseren om klanten naar de stad te lokken ? ...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

Ed

iti

-

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

Er zijn dus acties nodig om een dynamische stadskern te creëren. De stadskern moet investeren om zelf zijn toekomst te garanderen: het moet een leefruimte worden en een duurzame economische ontwikkeling garanderen. Het stadscentrum moet een aangename, multifunctionele en multiculturele leefruimte zijn voor oude en nieuwe inwoners.

61


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

3 De handelszaken in de STADSRAND 1

Waar winkelt Dorien ?

VA

N

IN

Dorien gaat dezelfde boodschappen doen als Johan (zie p.54). Dorien woont in Pellenberg (Nummer 1 op de kaart). Het is een klein dorp in de stadsomgeving en er zijn geen winkels. Waar winkelen Dorien en haar familie? Ze moeten naar Korbeek-Lo rijden om boodschappen te doen. Korbeek-Lo ligt in de stadsperiferie. We gaan kijken naar de handelszaken in die zone.

11

K&K

1

on

s

14

Ed

12

iti

Kaartfragment met toelating A 2586 van het Nationaal Geografisch Instituut – www.ngi.be

Gebruik een fluostift op het plan. Duid Pellenberg aan in oranje, de commerciële zone van Korbeek-Lo in rood en Leuven in groen. Denk na over de mobiliteit, wat stel je vast ?

K&K

u u

23

Commerciële zone van Korbeek-Lo

13

u

Kunnen Dorien en haar familie alle aankopen op dezelfde plaats doen ? q ja q nee  : ............................................................................................................................... ............................................................................................................................... ...............................................................................................................................

62


Aldi Auto 5 l Blokker l Brantano l Brico l C&A l Car Audio Telecom l Carmi Schoenen l CarpetRight l Carrefour

Casa Charles Vögele l E5 Mode l Facq badkamers l Fun l Heytens l Home & Garden l Home Market l Krëfel l Leen Bakker

hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Lidl Lunch Garden l Mister Minit l O’Cool l Photo Hall l Postpunt l Quick l Santana kurkvloeren l Vanden Borre

l

l

l

l

l

IN

l

VA

N

14

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

Ed

iti

26

-

on

K&K

s

Bekijk de lijst met winkels uit Korbeek-Lo. Het is een groot aanbod, niet ? Onderlijn in de lijst de winkels met basisbehoeften in blauw en de winkels met materiële behoeften (luxe) in rood. Onderlijn in zwart de handelszaken die diensten aanbieden (K&K32, 33).

Kijk goed naar de documenten. Welke voordelen heeft dit commerciële centrum ? -

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

63


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

2

Ik beschrijf de handelszaak in de stadsrand. Ik beschrijf ook de voordelen.

We willen deze fiche vergelijken met de fiche van de handelszaak in het stadscentrum. Vul de fiche in voor E5 Mode. De plaats van de handelszaak Naam : Adres : De toegangswegen :

IN

Geografische situering : q périphérie x q centre-ville

Identificatie van de handelszaak en commerciële kenmerken q Vooral voedingswaren q Non-food q Beide

N

Wat verkopen ze ?

26

Soort verkochte producten (per groep) :

s

q .................................................................................. q ..................................................................................

on

q ..................................................................................

Aantal artikelen :

Handelszaak gespecialiseerd in voeding : q Kruidenier q Superette q Supermarkt q Hypermarkt

VA

K&K

q Kruidenier q Verse producten q Drank q Kleding q Speelgoed q Hygiëne (en verzorging) q Bazaar q Textiel x q Boeken q TV, video q Hi-fi q CD’s/ cassettes q Foto q Informatica q Meubels q Doe-het-zelf q Tuingereedschap q Decoratie

Non-food : q Gespecialiseerde boetiek q Gespecialiseerde supermarkt q Gewone supermarkt (met verschillende specialiteiten) Telecommunicatie : q Postorderverkoop q internetverkoop

iti

Winkeloppervlakte (m²) : Aantal kassa’s :

Ed

Aantal bedienden :

Plaats in de distributieketen

Wat is de plaats van de handelszaak in de distributieketen ?

q Producent q Groothandelaar of aankoopcentrale q Kleinhandelaar of supermarkt

Andere aangeboden diensten :

(kinderopvang, parking, …)

Identificatie van de eerste concurrent : Sterke punten van de handelszaak Sterke punten

(geografisch, commercieel, …):

64

Waarom ?


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus Wat hebben we geleerd ? 1) Vervolledig de synthesetabel. Gebruik de twee fiches (p.57 en 64).

Fiche 2 – De handelszaak in de stadsrand

IN

Fiche 1 – De handelszaak in de stadskern

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

-

...................................................................................................................................................................................................................................................

s

55

-

VA

K&K

N

2) Schrijf de sterke punten van een commerciële zone in de stadsrand op.

3) Zijn de sterke punten in de stadskern dezelfde als in de stadsrand ? Leg uit.

on

................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ........ ...........................................................................................................................................................................................................................................

iti

...................................................................................................................................................................................................................................................

Ed

4) Maak een synthesetabel.

Nadelen aan handelszaken in het stadscentrum

Voordelen voor handelszaken in de stadsrand

65


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

4 Ik denk na over de STADSDYNAMIEK

VA

N

IN

We zetten alles wat we geleerd hebben in een schema. Dit schema toont de organisatie van de ruimte in de stadskern, de mobiliteit, het vertrekken van de winkels naar de stadsrand. Leg dit ook met je eigen woorden uit.

K&K

Ed

iti

on

s

1 26 31 34 54

Log dit schema met je eigen woorden uit. ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

66


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

5 Het VERLEDEN heeft invloed op ‘zich VERPLAATSEN’ in Leuven De stad Leuven is gevormd door zijn geschiedenis. We begrijpen de structuur van de stad als we het actuele plan vergelijken met een oud plan (p.54 en 55). 15

16

K&K

IN

7 23 44

N

u

u

Leuven Panorama van op de vesten Leuven Atlas Van Loon

u

Oude huizen op de Grote Markt

VA

17

s

Al in de 9de eeuw wordt Leuven voor het eerst vermeld. In de 11de en 12de eeuw wordt de stad belangrijk. In die periode krijgt de stad haar eerste ringmuur en worden vele kerken, kloosters en abdijen gebouwd.

19

18

iti

on

In de 15de eeuw breekt een bloeiperiode aan. De stichting van de universiteit (1425) en de aanleg van de Grote Markt getuigen hiervan. In die periode bezorgt de gotiek Leuven zijn schitterende stadhuis en de Sint-Pieterskerk met haar unieke interieur.

Smalle straten

Smalle straten

u

Naar www.leuven.be, 21/04/10

u

Ed

De aanleg van de steenwegen en van de Vaart in de 18de eeuw en de bierbrouwerij waren een enorme stimulans voor de handel en de bevolkingsgroei.

Wat hebben we geleerd ?

K&K

Wat hebben we ontdekt? Denk ook aan wat we hebben geoberserveerd in Namen (hoofdstuk

27 34

2).

A 50

...................................................................................................................................................................................................................................................

............................................................................................................................................................................................................................................

...................................................................................................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................................................................................

67


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

VERLEDEN heeft invloed op ‘CONSUMEREN‘ in Leuven 6 Het De stad Leuven van vandaag is gevormd door de geschiedenis van zijn industrie, zijn economie en zijn

universiteit. Bij elke periode van economische bloei werd de organisatie en de infrastructuur van de stad verbeterd. Dit is een pluspunt voor de handel in Leuven. 20

22

LEUVEN De Oude Markt 1904

VA

23

K&K

on

LEUVEN De Oude Markt

s

23 31

u

N

u

LEUVEN Fochplein

LEUVEN Brouwerij Artois 24

Ed

iti

In 870 is Leuven de hoofdstad van het graafschap Leuven. Leuven heeft een goede ligging: aan de Dijle en de heirbaan Boulogne-Keulen. In het begin van de dertiende eeuw krijgt de stad Leuven meer en meer vrijheden. De bevolking groeit en zo wordt een beroep in de handel of de nijverheid mogelijk. Maar daarvoor zijn gebouwen nodig. In 1216 telt Leuven onder meer een vishuis, een broodhuis, een vleeshal en een lakenhal. Die lakenhal behoort nu tot de Katholieke Universiteit Leuven en heet de Universiteitshal.

u

u

IN

21

31 53

In het eerste deel van de Late Middeleeuwen is de bebouwing in de stad nog erg landelijk: de bebouwing is niet aaneengesloten, er waren tuinen en wijngaarden tussen de huizen. In de 14de eeuw wordt Leuven minder belangrijk. Maar na 1400 worden enkele nieuwe nijverheden geïntroduceerd: de linnenweverij, de lederbewerking, ... De bevolking wordt weer rijker; daardoor stijgt ook de consumptie van bier en wijn. Zo ontstaan nieuwe brouwerijen.

u

K&K

LEUVEN Vismarkt -1905 25

In 1750 komt er verandering: er komt industrie in Leuven en er worden steenwegen aangelegd. Die zijn recht en breed. Dit stimuleert het transport en dus de economische evolutie.

68

u

In 1425 sticht Jan van Bourgondië de Universiteit Leuven. Voor Leuven begint een bloeiperiode maar die duurt niet lang door de vele schulden.

LEUVEN Bibliotheek van de Universiteit


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

Ook de Vaart (een kanaal) naar Mechelen wordt gegraven. Dit zorgt voor een verbinding met de Rupel en met Antwerpen. De brouwers hebben voordeel bij het kanaal en betalen 75% van het kanaal. De bierindustrie in Leuven wordt belangrijk. De uitvoer van bier verdrievoudigt. Leuven telt in 1764 52 brouwerijen. In elke brouwerij werkt ongeveer 120 man!

26

K&K

23

Ook kleinere bedrijven worden opgericht in het nieuwe commerciële centrum rond de Vaartkom. De burgerij wordt opnieuw rijker en nieuwe huizen worden gebouwd. Er wordt ook aan stadsplanning gedaan: hoofdstraten worden verbreed en verbeterd. Zo verdwijnen de oude stadspoorten en de stadsvesten binnen de stadskern.

IN

Het stadscentrum wordt na de twee wereldoorlogen gerestaureerd. Nu komen veel studenten en Leuvenaars iets consumeren in de cafés en op de terrasjes van de cafés en restaurants rond het oude stadscentrum.

De analyse van straatnamen toont de geschiedenis van de industrie in Leuven.

N

VA

u

Lakenweversstraat :

u

Vismarkt :

u

Hallengang : ....................................................................................................................................................................................................................

u

Wijnpersstraat : ............................................................................................................................................................................................................

u

Brouwersstraat : .........................................................................................................................................................................................................

u

Schapenstraat : ............................................................................................................................................................................................................

u

Vaartkom :

u

Enz.

.............................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................................................

s

2 3

on

K&K

Naar welke industrie of handel verwijzen deze straatnamen ? Gebruik indien nodig een woordenboek.

........................................................................................................................................................................................................................

Ed

iti

Wat hebben we geleerd ? Wat heb je geleerd ? ...................................................................................................................................................................................................

K&K

31

............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................

A 49

.................................................................................................................................................................................................................................. ......................................................................................................................... 27 ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... u

4

LEUVEN De Universiteitshallen

69


hoofdstuk 3

Zich verplaatsen en consumeren in verschillende milieus

7 Ik maak een synthesetabel Je maakt een synthesetabel. In deze tabel noteer je alle kenmerken van de handelszaken in de stadskern en in de stadsrand. Daarna presenteer je dit per groep aan de klas aan de hand van een affiche. Leg ook het verband met je synthesetabel van hoofdstuk 2.

De handelszaken in de stadsrand

IN

De handelszaken in de stadskern

VA

N

Observatiecriteria

K&K

Ed

iti

4->7

on

s

55 56

70


Kennen & Kunnen :

IN

Oefeningen

Ed

iti

on

s

VA

N

9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 23, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 39, 40, 44 & 46

181


Kennen & Kunnen 9

Zich oriënteren in de ruimte

1 SITUATIE De orientatie van een huis, een veld, een straat, ... kan je manier van leven beïnvloeden. Eric koopt een bouwgrond. Zijn architect tekent het plan van het huis. Eric wil zo veel mogelijk zonlicht en warmte in zijn living. Is dit dan een goed plan ?

on

s

VA

N

IN

Zonsopgang

Antwoord : q JA q NEE

Uitleg : ....................................................................................................................................

iti

........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................

Ed

........................................................................................................................................................................

2 De HOOFDWINDSTREKEN Duid de hoofdwindstreken en de tussenwindstreken op de cijfers aan.

W

182

Z


Kennen & Kunnen 9

Zich oriënteren in de ruimte 6 ……………...

11 ……………...

16 ……………...

2 ……………...

7 ……………...

12 ……………...

17 ……………...

3 ……………...

8 ……………...

13 ……………...

18 ……………...

4 ……………...

9 ……………...

14 ……………...

19 ……………...

5 ……………...

10 ……………...

15 ……………...

20 ……………...

IN

1 ……………...

3 Woordenschat

N

Dit is de woordenschat van de windroos. Plaats de woorden bij de windstreken. Gebruik je woordenboek.

VA

zuidelijk – noordelijk – oostelijk – westelijk – zonsopgang zonsondergang – middag – dageraad - valavond • Noord : ………………………………………………………………………...................……. ………………………………………………………………………...................…….

• Oost :

………………………………………………………………………...................…….

• West :

………………………………………………………………………...................…….

on

s

• Zuid :

iti

4 Zich oriënteren in de EUROPESE UNIE

Ed

Geef de landen van :

• West-Europa : ................................................................................................................... • Oost-Europa : .................................................................................................................. • Zuid-Europa : ................................................................................................................... • Noord-Europa : ...............................................................................................................

Geef de buurlanden van België : • In het zuiden : .................................................................................................................. • In het noorden : .............................................................................................................. • In het oosten : ................................................................................................................. • In het zuidoosten : . ........................................................................................................

183


Kennen & Kunnen 9

Zich oriënteren in de ruimte

Situeer landen ten opzichte van andere landen : • België ligt ten …………...………….. van Nederland. • België ligt ten …………...………….. van Duitsland. • België ligt ten …………...………….. van Luxemburg. • België ligt ten …………...………….. van de Noordzee. • België ligt ten …………...………….. van Finland. • Zwitserland ligt ten …………...………….. van België. • Italië ligt ten …………...………….. van België.

IN

• Frankrijk ligt ten …………...………….. van België.

N

• Het Verenigd Koninkrijk ligt ten …………...………….. van België.

VA

5 WALLONIË

Ed

iti

on

s

Observeer de kaart van Wallonië. Omcirkel het juiste antwoord.

• Neufchâteau ligt ten noorden – ten zuiden – ten oosten – ten westen van Hotton. • Ramilies ligt ten noorden – ten zuiden – ten oosten – ten westen van Namen (Namur). • Ouffet ligt ten noorden – ten zuiden – ten oosten – ten westen van Malmédy. • Ouffet ligt ten noorden – ten zuiden – ten oosten – ten westen van Namen (Namur). • Hoei (Huy) ligt ten noorden – ten zuiden – ten oosten – ten westen van Malmédy.

184




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.