5 minute read

“Ter leniging der Armoede”

Bloembollenerfgoed in Noordwijk

Streekmuseum Veldzicht in Noordwijk-Binnen maakt – naast Museum Noordwijk in Noordwijk aan Zee – deel uit van het Genootschap Oud Noordwijk en besteedt vooral aandacht aan het agrarische verleden van Noordwijk, naast veeteelt en kruidenteelt in het bijzonder ook aan de bloembollenteelt. Op Veldzicht wordt deels ook getoond hoe het er vroeger en tegenwoordig in deze bedrijfstak aan toe gaat.

Advertisement

In die zin sluit Veldzicht goed aan bij de werkzaamheden van de Werkgroep Behoud en Herbestemming Bollenerfgoed, onderdeel van het Cultuurhistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek (CHG). En onder ‘Duin- en Bollenstreek’ wordt dan verstaan het hele gebied vanaf de monding van de Oude Rijn tot aan de grens van Noord- en Zuid-Holland. Waaronder dus ook Noordwijk.

Bollenerfgoed

We citeren de site van het CHG: Twee eeuwen bloembollencultuur hebben in de Duin- en Bollenstreek hun sporen nagelaten. Bloembollenkwekers en -handelaren veranderden het duingebied in een bloeiend cultuurlandschap. Ze bouwden bollenschuren en exportbedrijven, villa’s en woonhuizen, veilingen en landschuurtjes. De bloembollencultuur is bepalend geweest voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de Bollenstreek zoals wij die nu kennen. De bollenfamilies, hun bedrijven en hun medewerkers hebben een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkelingen in de bollen-

Onder: De moderne bollenschuur bij Museum Veldzicht.

»

teelt. Bij de vermeerdering en veredeling van soorten, maar ook bij innovaties in techniek en logistiek, in handel en marketing. Over al die facetten van het bollenvak gedurende de afgelopen eeuwen zijn ook vele verhalen te vertellen, die tot het bollenerfgoed gerekend worden. De Werkgroep Bollenerfgoed van het CHG beperkt zich echter tot het gebouwde bollenerfgoed, omdat de gebouwen onlosmakelijk verbonden zijn met het karakteristieke landschap van De Bollenstreek en omdat bollenschuren uniek zijn voor Nederland. Onder het gebouwde bollenerfgoed vallen dan verschillende soorten bollenschuren, landschuurtjes (voor de schaft, het materiaal en het stoken), woonhuizen en villa’s van bloembollenkwekers en -handelaren en overige soorten gebouwen (veilinggebouwen, koelhuizen, etc).

Bollenschuren

Een bollenschuur is een schuur ingericht voor het bewaren van bloembollen en daartoe voorzien van rekken en ventilatie-inrichting alsmede dikwijls van een kunstmatige verwarming. Ventilatie is erg belangrijk in de bollenschuur, bij niet voldoende ventilatie kan het gewas gaan schimmelen en is de oogst verloren. Oudere bollenschuren hebben ventilatiedeuren, die opengezet konden worden zodat de wind de bollen kon drogen. Latere bollenschuren kregen een mechanisch ventilatiesysteem waarmee de bollen door middel van warme lucht gedroogd, en op de juiste temperatuur gehouden werden. Moderne bollenschuren beschikken nu over klimaatcellen, waarin de bloeimomenten van de bollen kunnen worden geprogrammeerd.

Ooit stonden er meer dan 1.000 bollenschuren in de Duin- en Bollenstreek waarvan er nu nog maar zo’n 400 over zijn waarvan de meeste niet meer agrarisch in gebruik. Voor de geschiedenis zijn de bollenschuren in de Duin- en Bollenstreek net zo belangrijk als de grachtenpanden voor Amsterdam. Daarom is het zaak dat de waardevolle bollenschuren die nog over zijn, goed worden beschermd en dat er een nieuwe bestemming voor wordt gezocht. In het verleden zijn al veel bollenschuren omgebouwd tot bedrijfsruimte, maar daarbij werd de schuur vaak onherstelbaar beschadigd door bouwkundige ingrepen. Tegenwoordig gunnen steeds meer eigenaren hun bollenschuur een tweede leven zonder daarbij het karakter van de bollenschuur aan te tasten. Er zijn ook steeds meer mensen die in een bollenschuur willen wonen of er een kantoor of kleinschalig bedrijf in willen vestigen. De belangstelling voor herbestemming is groot en het klimaat voor herbestemming is gunstiger dan ooit, nu we creatief moeten zijn met de schaarse ruimte in De Bollenstreek. Bovendien is er steeds meer aandacht voor cultuurhistorie en groeit het besef dat we rekening met ons erfgoed moeten houden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Zwarte Tulpprijs

Ter stimulering daarvan bestaat onder meer de Zwarte Tulp Prijs, bestemd voor eigenaren van een bollenschuur, die hun gebouw op een voorbeeldige manier hebben behouden of een nieuwe bestemming hebben gegeven. De Werkgroep Bollenerfgoed van het CultuurHistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek (CHG) reikt deze stimuleringsprijs al sinds 2003 jaarlijks uit. De Zwarte Tulp prijs bestaat uit een oorkonde en een speciaal schildje voor aan de gevel. In Noordwijk viel deze eer in 2005 te beurt aan de bollenschuur in de Pickéstraat 66, nu in gebruik als woning. De bollenschuur aan de Douzastraat 42 krijgt de Zwarte Tulp Prijs 2021. Die schuur heeft als huidige bestemming B&B en kantoor. Helaas is door de coronamaatregelen de uitreiking van de prijs uitgesteld. Overigens zijn op de beeldbank van de werkgroep Behoud en Herbestemming Bollenerfgoed in totaal 72 Noordwijkse bollenschuren met naam en adres opgenomen (met dank aan Lida van der Voort/Streekmuseum Veldzicht).

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van beeld- en tekstmateriaal van de volgende sites (voor meer informatie over de bloembollencultuur en het bloembollenerfgoed wordt naar deze sites verwezen): • www.bollenerfgoed.nl • www.bollenschuren.nl • www.chg-duinenbollenstreek.nl • www.streekmuseumveldzicht.nl

Linkerpagina: Collage van bollenschuren.

Linksboven: Pickestraat 66.

Linksonder: Sint Jeroensweg 13.

Rechtsboven: Bronckhosrtstraat 17.

Rechtsonder: Douzastraat 42.

Links: Schild voor bij een monumentale bollenschuur.

‘Ter leniging der Armoede’

De korte geschiedenis van de Noordwijkse Werkinrichting (1868-1919)

Eind juli 1868 keurde ZM Koning Willem III de statuten goed van de ‘Werkinrichting te Noordwijk’, een vereniging, opgericht ‘ter leniging der armoede en ter wering der bedelarij door werkverschaffing in de Gemeente Noordwijk.’

Door Peter Mulder

Er waren wel andere – vooral kerkelijke – vormen van armenzorg in Noordwijk en als het echt niet anders kon, wilde de gemeente nog wel bijspringen, maar niet dan met de grootste terughoudendheid en alleen in strikt individuele gevallen. De Werkinrichting onderscheidde zich van die fondsen door het bieden van betaalde arbeid. De oprichting vloeide indirect voort uit nationale wet- en regelgeving ter bestrijding van ‘de onzedelijke bedelarij’ die in Nederland toen - in de eerste helft van de 19e eeuw – welig getierd moet hebben, een gevolg vooral van de in de Franse tijd ingestorte handel en nijverheid.

In 1818 al was de sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch (later Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië) gekomen met een ambitieus plan om de armoede in ons land te bestrijden door de stichting van landbouwkoloniën in Drenthe (recent geplaatst op de Werelderfgoedlijst van Unesco). Zijn ‘Maatschappij van Weldadigheid’ kan gezien worden als een eerste sociale voorziening in Nederland en als voorloper van de verzorgingsstaat. Frederiksoord was de eerste van deze koloniën, spoedig gevolgd door soortgelijke voorzieningen in Wilhelminaoord en Willemsoord: kleine boerderijtjes om arme stedelingen met hun gezinnen onderdak, werkgelegenheid en een eigen bestaan te bieden. In Veenhuizen kwam een grotere woon- en werkvoorziening voor wezen en voor bedelaars. Kinderen gingen er verplicht naar school, iedereen werd in een ziekenfonds ondergebracht en verplicht tot zondagse kerkgang (ook dat).

De Maatschappij van Weldadigheid was een particulier initiatief, zij het dat er ook steun geboden werd vanuit verschillende overheden. Onwelwillende landlopers en bedelaars konden door lokale overheden naar met name

This article is from: