32 minute read

Standpunten

STUDEREN EN SOCIAAL WERK IN DIGITALE TIJDEN

Souleymane Diallo, 21 jaar, is eerstejaarsstudent ‘idea en innovation management’ aan Erasmus hogeschool, Brussel. Ik leerde hem 7 jaar geleden kennen toen ik in het Brusselse werkte. Het schoolse parcours van Souleymane was van het hobbelige type. Om die reden volgde hij een begeleidingstraject bij mij. We zijn altijd in contact gebleven.

Advertisement

E-MAIL IS VOOR OUDE MENSEN

Je schooltijd ligt al even achter je. Het was voor jou niet altijd gemakkelijk op school, wil je daar iets over vertellen? Souleymane Diallo: “Ik heb altijd op Nederlandstalige ASO scholen gezeten in Brussel. Op dat moment leefde ik bij mijn alleenstaande vader, die scholing erg belangrijk vond. Ik was niet de gemakkelijkste leerling, dus ik ben wel eens van school moeten veranderen (lacht) Mijn vader koos wel altijd consequent voor scholen met een goede reputatie. Mijn medeleerlingen kwamen uit middenklasse gezinnen en je merkte wel dat zij beter ondersteund werden dan mij. Er waren altijd leerkrachten die achter mij stonden en mij verder probeerden te helpen, maar op dat moment had ik er niet altijd oor naar. Materieel had ik wat ik nodig had, een laptop, een telefoon maar dat wil niet zeggen dat ik altijd wist wat ik moest doen en hoe ik ermee om moest gaan. Als ik afwezig was of een achterstand had, waren er leerkrachten die me via Smartschool (online tool voor scholen) berichten stuurden of extra oefeningen. Ik keek daar nauwelijks naar, waardoor die leerkrachten op den duur ook afhaakten. Ik heb Smartschool tijdens mijn middelbare school nauwelijks gebruikt, achteraf gezien een gemiste kans. Uiteindelijk behaalde ik mijn diploma via de examencommissie.”

Ik herinner me dat je ook weinig naar je e-mails keek. “Mijn generatie is het zo gewoon om via messenger of instagram te communiceren. E-mail is voor oude mensen (lacht). Ik heb de klik moeten maken, toen ik alleen ging wonen, mijn eigen administratie moest doen en werk zocht. Alles gebeurt online en via e-mail. Ik heb daar zelf mijn weg in moeten zoeken. Van mijn ouders heb ik het alleszins niet geleerd.”

Vind je dat daar meer aandacht naar moet gaan op school? “Voor mij zou dat zeker een goede zaak zijn geweest. Een vak digitaal communiceren of zo (lacht). Als ik dan eens naar mijn inbox keek was ik vaak zo ontmoedigd door de vele ongelezen mails dat ik er gewoon niet aan begon. Dus een lesje in inbox beheren zou ook wel nuttig geweest zijn. Anderzijds, verandert alles zo snel dat ik niet weet of scholen en leerkrachten dynamisch genoeg zijn en tijd hebben om nieuwe trends en evoluties tijdig op te pikken.” Sinds september ben je opnieuw een student, je koos voor ‘idea & innovation management’? “Het is een toekomstgerichte richting waar we creatief leren omgaan met nieuwe realiteiten. Ironisch genoeg is het vak digital transforma-@ "MATERIEEL HAD IK WAT IK NODIG HAD, EEN LAPTOP, EEN TELEFOON MAAR DAT WIL NIET ZEGGEN DAT IK ALTIJD WIST WAT IK MOEST DOEN EN HOE IK ERMEE OM MOEST GAAN." < ... >"EIGENLIJK VERLANG IK NAAR EEN LOWTECH OF NOTECH WERELD"

tion mijn beste vak. De digitale kloof is dus makkelijk te overbruggen (lacht). Het was wel een beetje zuur dat, net nu ik volwassen genoeg ben om me echt in te zetten voor school, alles digitaal moet verlopen. Gelukkig dat het zo kan maar het blijft voor mij toch moeilijk om mijn aandacht bij digitale lessen te houden. Naar de les gaan biedt structuur en dat mis ik.”

Jenebah, je bent een bezig bijtje. Hoe gaat het met jou in deze rare tijden? Jenebah Kamara: “Momenteel ben ik een beetje rust aan het nemen. ‘Vroeg Geboekt’ ligt om evidente redenen plat. Het afgelopen jaar was druk en emotioneel ook best wel zwaar. De combinatie van studies en werk was niet evident. Om sociaal werk te doen, moet je echt wel stevig in je schoenen staan, en ik merk dat ik nu even nood heb om op dat vlak aan te sterken.”

Iedereen leest © Michiel Devijver

Jenebah Kamara, 23 jaar, is studente sociaal werk aan de Artevelde hogeschool, met een interesse in literatuur, feminisme, queerness en dekolonisatie. Ze is de initiatiefneemster van Vroeg Geboekt, een leesclub ism de Vooruit. Zij werkte vorig jaar als projectmedewerker voor Wel Jong, Niet Hetero.

Wat deed je precies voor Wel jong, Niet Hetero? “Ik was projectmedewerker en mijn opdracht bestond erin om een veilige plek te creëren voor queer jongeren van kleur. De jongeren waar ik mee werkte zaten vaak in kwetsbare situaties. We spreken dan over dakloosheid, prostitutie, in sommige gevallen illegaliteit. Het was mijn taak een plek en ruimte te creëren waar ze tot rust kunnen komen, zichzelf in alle veiligheid kunnen ontplooien, ontdekken wie ze zijn, waar ze naartoe willen. Om te zijn, zonder beoordeeld te worden. Een heel pittige opdracht, die wel de nodige weerbaarheid vraagt.”

Hoe ging dat in zijn werk in lockdowntijden? “Het was een hele onderneming om alles wat we georganiseerd hadden ook digitaal te laten plaatsvinden. Soms wel demotiverend ook. Het is een doelgroep waarvoor veiligheid, vertrouwen en zelf controle behouden erg belangrijk is. Net omdat hun situatie soms zo precair is. Vooral tijdens de tweede lockdown, was het erg moeilijk om iedereen betrokken te houden.”

Je zou net denken dat het voor de jongere generatie, die best wel al gewoon is om gedeeltelijk online te leven, een gemakkelijke stap is. “Je mag niet onderschatten in welke omstandigheden deze jongeren soms leven. Het is niet zo vanzelfsprekend om vanuit je thuissituatie, waar je voor een stuk toch ‘in de kast’ zit, even op Zoom je hart te luchten of vrijuit te spreken. Die anonimiteit, die privacy, is voor deze doelgroep erg belangrijk. Bovendien is er ook een enorme diversiteit binnen deze groep. Je hebt jongeren voor wie het digitale een evidentie is, omdat ze ermee opgegroeid zijn. Anderen hebben gewoonweg de mogelijkheden niet omdat ze bv. dakloos zijn. Dat zijn zorgen van een totaal andere orde dan een goede laptop en een stabiele internetverbinding. Het is een vergeten doelgroep, hun problematiek is zo complex en we lijken er geen antwoord op te hebben. Dat frustreert me soms, dat er vanuit de hulpverlening zo weinig wordt gezocht naar creatieve oplossingen of antwoorden. Pas op, ik heb ze ook niet, hoor, maar iemand die meedenkt, zou fijn zijn.

Enerzijds is er een zeer toegankelijke hulpverlening nodig, digitaal of anders, maar anderzijds is er ook wel enorme nood aan discretie en anonimiteit. Ik ken jongeren die wapens bij zich dragen omdat ze schrik hebben om belaagd te worden. Dat is een realiteit waar we vanuit onze veilige cocon zelden van bewust zijn. Dat los je niet op door je aanbod te digitaliseren.

Er is ook heel weinig vertrouwen dat privacy kan gegarandeerd worden in een virtuele setting. Deze jongeren hebben echt schrik van Big Brother op het internet, maar ook daarbuiten. Schrik dat iemand in huis, van hun vrienden of familieleden, een vertrouwelijk gesprek of flarden van dat gesprek kunnen volgen. Die kloof binnen de groep van jongeren maakte het dus absoluut niet eenvoudig om het juiste digitale antwoord te bieden en dan kijk je uit naar andere oplossingen want via digitale tools kan je nooit diezelfde veiligheid bieden.”

Je studeert ook nog, hoe is de overstap naar het digitaal onderwijs jou bevallen? “Ik zal waarschijnlijk wel een uitzondering zijn, maar ik vond het zalig. De combinatie school/ werk was een zoektocht in het begin. Het plaats- en tijdsonafhankelijk les kunnen volgen heeft die puzzel wel wat gemakkelijker gemaakt. Er viel toch een stuk druk weg. Anderzijds ben ik me ook zeer goed bewust van het feit dat ik in een zeer geprivilegieerde positie zit. Mijn loon werd verder uitbetaald; in het slechtste geval kon ik nog altijd terug naar mijn ouders. Ik heb een goede laptop en stabiel internet. Dat is zeker niet voor iedereen zo. Veel van mijn studiegenoten hebben ook veel meer nood aan sociaal contact.”

Verloopt je sociaal contact dan vooral via sociale media? “Ook op dat vlak ben ik een beetje een uitzondering. Ik ben geen grote fan van platforms als Tiktok, Instagram, Snapchat en zo. Anderzijds zie ik wel potentieel. Het zijn laagdrempelige platformen waar andere narratieven aan bod kunnen komen. Voorlopig wordt er op neergekeken en worden ze niet serieus genomen maar het is wel interessant om te zien dat iedereen een influencer kan zijn, niet alleen de rechtenstudent maar ook de jongere uit de zogenaamde achterstandswijken.

Ik denk dat de digitale kloof, ook een beetje bepaald wordt door interesse. Mijn moeder is 61, en is meer op de hoogte dan ik. Wij hadden al heel vroeg computers en laptops in huis, ze leerde ons websites maken e.d. Ik heb zeker alle kansen en mogelijkheden gehad om aan de goeie kant van de digitale kloof te staan, maar eigenlijk verlang ik naar een lowtech of notech wereld, zonder smartphones. Ik wil afspreken met mensen zonder de mogelijkheid om op voorhand af te zeggen omdat iedereen toch altijd geconnecteerd is. Ik vind het absurd dat ik mijn omgeving moet inlichten als ik even offline ga. Ik word soms echt moe van al de meldingen en berichten die ik krijg op een dag.”

Daar kan ik volledig inkomen!

Judy Vanden Thoren

EEN ‘ALL E-INCLUSIVE' FORMULE?

BIO Alenka Le Compte werkt voor Mediawijs, het Vlaams Kenniscentrum Digitale en Mediawijsheid. Daar is ze het aanspreekpunt voor digitale inclusie.

Alenka, kan je in grote lijnen uitleggen wat Mediawijs is en wat jullie precies doen? Alenka Le Compte: “Mediawijs is het Vlaams Kenniscentrum Digitale en Mediawijsheid. Mediawijs helpt de inwoners van Vlaanderen en Brussel om digitale technologie en media actief, creatief, kritisch en bewust te gebruiken en begrijpen om deel te nemen aan onze maatschappij. We doen dat door: digitaal en mediawijs gedrag bij de burger te stimuleren met informatie en campagnes, het Vlaamse digitale en mediawijsheidsveld te inspireren met vorming, kennisdeling en praktijkontwikkeling, overleg, netwerken en samenwerkingen te starten tussen en met het Vlaamse digitale en mediawijsheidsveld, de vinger aan de pols te houden van de ontwikkelingen in alle vormen van digitale technologie, media en geletterdheid, en een actieve rol te spelen in de visie- en beleidsontwikkeling over digitale en mediawijsheid in Vlaanderen en Brussel, België en Europa."

Hoe is Mediawijs tot stand gekomen? “Mediawijs werd opgericht in 2013 op initiatief van de toenmalige Vlaamse Minister van Media Ingrid Lieten. Met de vaststelling dat er een nood was om mensen kritischer en bewuster te leren omgaan met een gemediatiseerde samenleving. Drie inhoudelijke pijlers stonden daarbij centraal: het stimuleren en verhogen van competenties, het creëren van een e-inclusieve samenleving en het creëren van een veilige en verantwoorde mediaomgeving. Van bij de oprichting zet Mediawijs dus al in op het thema van digitale inclusie.

VAN ‘DIGITAL IMMIGRANTS’ EN‘DIGITAL NATIVES’

Door de jaren heen heeft Mediawijs niet altijd even sterk kunnen inzetten op dit thema, maar door de coronacrisis staat het thema opnieuw hoog op de agenda.”

Wat is jouw functie bij Mediawijs? “Bij Mediawijs ben ik het aanspreekpunt voor digitale inclusie. Mensen samenbrengen, informatie en expertise delen en ter beschikking stellen staan centraal. Ik coördineer verschillende samenwerkingsplatformen voor digitale inclusie in Vlaanderen, zoals de Taskforce e-Inclusie, die publieke actoren, non-profitorganisaties en de academische wereld samenbrengen om samen aan een digitaal inclusievere samenleving te werken.”

Digitale drempels zijn voor sommigen, waaronder ook ik, heel duidelijk geworden tijdens de lockdown. Als ‘digital immigrants’ hebben we snel moeten leren omgaan met ZOOM, Teams, videochatten, streaming, enz…het sociale en professionele leven speelt zich af in een digitale wereld. Dit betekent dus ook dat je zonder internet, laptop en kennis van al die programma’s nog heel weinig contact hebt. Hoe kan je mensen dan bereiken die hierbij hulp nodig hebben? “De coronatijden en de noodzakelijke beperkingen van onze sociale contacten hebben hun wonden geslagen in onze samenleving, zeker voor de meest kwetsbaren. Ook voor organisaties die deze kwetsbare groepen proberen te bereiken zijn het zeer uitdagende tijden. We hebben gezien dat organisaties enorme inspanningen gedaan hebben en creativiteit aan de dag gelegd hebben om aan outreaching te kunnen doen. Denk aan drempelbezoeken, telefoongesprekken, buddysystemen met vrijwilligers, enz. Zeker tijdens de eerste lockdown toen zo ongeveer alles dicht was, zijn veel mensen van de radar verdwenen. Gelukkig hebben we lessen geleerd uit die eerste lockdown en hebben we ervoor gezorgd dat tijdens de 2e lockdown bepaalde essentiële diensten opengebleven zijn. De rol van die organisaties die het dichtste staan bij kwetsbare groepen is belangrijker gebleken dan ooit. Maar het blijft roeien met de riemen die we hebben, want mensen zonder basis digitale vaardigheden op een digitale manier bereiken en op een digitale manier die digitale vaardigheden aanleren blijkt een bijna onmogelijke taak. In niet corona tijden kan je deze mensen het best op een heel laagdrempelige manier bereiken op die plaatsen waar ze graag komen. Bijvoorbeeld in een buurthuis of een bibliotheek. Een startpunt kan een vraag zijn die ze hebben, zoals: “ik moet mijn belastingen online invullen kan jij me daarbij helpen?” of “ik ben op zoek naar informatie over mijn hobby”. Zo een hulpvraag kan een startpunt zijn en een eerste digitale oefenkans, om de angst die vaak bestaat voor het digitale voor een stukje weg te nemen. De vrijwilligers en professionals in die laagdrempelige locaties spelen een cruciale rol in dit verhaal.

Wat betekent e-inclusie concreet? “E-inclusie of digitale inclusie betekent concreet dat we de drempels gaan wegwerken voor mensen die digitaal uitgesloten zijn of het risico lopen op digitale uitsluiting. We definiëren 4 voorwaarden om die drempels weg te werken. De eerste is betaalbare en kwaliteitsvolle toegang tot hardware, software en het internet. De tweede zijn de juiste digital competenties om digitaal mee te zijn. Je hebt sterke kennis (weten), vaardigheden (kunnen) en attitudes (houding, willen, durven) nodig. Het derde is een sterk ondersteuningsnetwerk, want dat speelt een centrale rol in het verwerven van die digitale competenties. Ergens waar je terecht kan met je digitale vragen om je weg te vinden in de digitale

DE ASSUMPTIE DAT ALLE JONGEREN “DIGITAL NATIVES” ZIJN EN VLOTJES ALLE NODIGE ICT-VAARDIGHEDEN IN DE VINGERS HEBBEN IS ZEKER NIET JUIST.

wereld. De laatste voorwaarde is dat de digitale toepassingen die we met zijn allen gebruiken, ontworpen zijn volgens de “inclusion by design” principes, waardoor er geen extra digitale drempels ingebouwd worden. Dat betekent dat de websites en applicaties die we gebruiken, zo toegankelijk en gebruiksvriendelijk mogelijk ontworpen worden.”

We gaan er steeds van uit dat alle jongeren vlotjes omgaan met ICT maar is dit ook zo? “De assumptie dat alle jongeren “digital natives” zijn en vlotjes alle nodige ICTvaardigheden in de vingers hebben is zeker niet juist. Zo blijkt uit onderzoek in Vlaanderen (dat voor corona uitgevoerd werd), dat 5% van de lagere schoolkinderen thuis geen laptop, computer of tablet heeft en dat 13% van de jongeren in het secundair onderwijs nog nooit een laptop, desktop of tablet gebruikt heeft. Bovendien is het niet omdat je je vlotjes kan navigeren op sociale media dat je ook begrijpt wat er met je data gebeurt online, of hoe het komt dat jij nu deze specifieke content te zien krijgt op Youtube en je vrienden niet. Ook het gebruik van een tekstverwerkingsprogramma, kunnen werken met spreadsheets of op oudere leeftijd online je administratie regelen, is niet hetzelfde als instagram stories maken.”

Tijdens de lockdown werd de Taskforce e-Inclusie opgericht. Wat doet die precies? “De Taskforce e-Inclusie is een samenwerkingsverband van lokale besturen, publieke instellingen, middenveldorganisaties en onderzoekers, die werken aan kwetsbare groepen digitaal insluiten. De doelstellingen van de groep zijn: informatieverspreiding, overleg en signalisatie van noden tussen verschillende bevoegdheden en niveaus, zodat de e-inclusie acties die genomen worden elkaar versterken en complementair werken. En dat de beleidsmakers op de hoogte zijn van de noden op het terrein en de terreinactoren op de hoogte zijn van de beleidsbeslissingen die genomen worden. Concrete uitwerkingen en resultaten van de samenwerking binnen de taskforce zijn: laagdrempelige handleidingen ontwikkelen, telefonische hulp verstrekken via organisaties als Beego.be, digitale oefeningen aanreiken via 123digit.be, lesmateriaal aanbieden, informatie ter beschikking stellen over het sociaal tarief telecom en de gratis internetvouchers, verschillende opinie artikels.”

Wat is jouw mening over de volgende uitspraak? “Moeten die ouderen nu zo noodzakelijk aan internet? Met een beetje cynisch perspectief op de samenleving zou je kunnen zeggen dat de recente aandacht voor de participatie van ouderen in de digitale leefwereld alleen maar gericht is op het ontsluiten van nieuwe markten voor technologiebedrijven, nu andere bevolkingsgroepen al massaal geïnvesteerd hebben in hun producten. Of levert internet ook een verhoogde levenskwaliteit op voor ouderen?” “Ik denk dat de coronaperiode meer dan ooit de kwetsbaarheid heeft laten zien voor personen die digitaal niet mee zijn. Maar we hebben ook de enorme mogelijkheden gezien die het digitale kan bieden. Bewoners van woonzorgcentra die in contact konden blijven met vrienden en familie dankzij videobellen bijvoorbeeld. Maar ook zonder corona biedt het digitale mogelijkheden om; éénzaamheid tegen te gaan, ouderen medisch beter te kunnen opvolgen, langer zelfstandig thuis te kunnen wonen door online boodschappen te doen en aan huis te laten leveren bijvoorbeeld. We moeten onthouden dat digitaal geen einddoel op zich mag zijn, maar het verbreden van het sociaal contact en de leefwereld van ouderen of het verbeteren van de gezondheid moet het einddoel zijn en het digitale kan een rol spelen om tot die einddoelen te geraken.”

Sarah Mistiaen

stay together, stay connected!

join us on our online events & flagey.be

and PARTNERS, architects & engineers Joseph Diongre & Philippe SAMYN © Johan Jacobs | Studio 4 - architect

KLOOFDE

LAAT ZICH NIET ZOMAAR OVERBRUGGEN

BIO

Afgestudeerd als Master in de Vergelijkende Moderne Letterkunde, studeert om leerkracht Nederlands en NT2 te worden, gebeten door mensen, muziek, natuur en literatuur

Voor dit nummer van De Nieuwe Gemeenschap wou ik op kleine schaal de kloof in digitale participatie onderzoeken. Ik zou naar een Gentse middelbare school met veel jongeren uit precaire thuissituaties trekken en daar een aantal leerlingen, leerkrachten en brugfiguren interviewen, met als beoogde resultaat een verzameling van petites histoires. Wat zijn jullie ervaringen met afstandsonderwijs? Hoeveel leerlingen verdwijnen van de radar en hoe komt dat? Waarom hou je (niet) van online lessen? Welke extra inspanningen doen jullie om bepaalde leerlingen toch te bereiken? Zou je de online lessen wél bijwonen als je een eigen kamer en bureau had?

“NE SMARTPHONE? NEE DA MOE’K NIET HEBBEN. ALS GE ZO ZIET OP TV WAT DAT DER ALLEMAAL MEE KAN GEBEUREN JONG…”

Ik slaagde niet in mijn opzet. Niet alleen uitstelgedrag lag dit keer aan de basis; scholen waren er simpelweg niet voor te vinden. De meeste scholen die ik contacteerde, negeerden mijn e-mails. Twee scholen antwoordden wel, maar allebei negatief: er is geen tijd voor; het is niet het goede moment. “ ANDERS ZIJN WIJ DAAR WEL TOE BEREID, MAAR DE TIMING IS NU WEL HEEL ONGELUKKIG. VOLGENDE WEEK IS ER VOLLEDIG AFSTANDSONDERWIJS EN HEBBEN WIJ KLASSENRADEN, DUS GAAN WIJ PASSEN.”

Op aanraden van Sarah gooide ik mijn tentakels over een andere boeg: die van de ouderen. Ook zij zijn een bevolkingscohort dat hinder ondervindt van het steeds meer online worden van onze samenleving. Vlakbij waar ik woon prijkt een sociale woonblok met hoofdzakelijk seniore bewoners. Daar moest ik zijn. ‘Ik ontstijg mijn zelfbevestigende bureaububbel en ga met de mensen praten, als een echte journalist,’ zo praatte ik mezelf moed in. De queeste bleek evenmin succesvol. Het handvol gepensioneerde ridders dat zich bij -5 °C buiten waagde, stond me met zo veel tegenzin en/of wantrouwen te woord dat ik er al snel de brui aan gaf.

“JA EN ALS IK IETS NIET KAN DAN VRAAG IK HET AAN ÉÉN VAN MIJN KINDERS, HÉ. GELIJK NU IN DEN DELHAIZE, DA’S WEL AMBETANT, MOEDE VOOR UW KLANTENKAART EEN ONLINE REGISTRATIE DOEN.”

Iets later staar ik naar de brievenbussen. Namen, geen reclame, sticker van een natuurorganisatie die niet meer bestaat, papier voor de postbode: ‘gelieve de krant goed in de brievenbus te willen duwen aub, anders durft ze te verdwijnen’. Zou ik lukraak aanbellen in mijn zoektocht naar gegadigden? De verlaten inkomhal ademt desolaat en boezemt me weinig moed in. Even dagen ze voor me, de gelijksoortige entrees uit Rabot, de woontorenfilm van Christina Vandekerckhove. Weinig documentaires laten hun pijlen zo trefzeker door het bevoorrechte scherm in het hart van de kijker landen.

En mijn eigen grootouders? Twee telefoontjes wijzen uit dat die weinig last hebben van een digitale kloof. Hun kinderen zijn allemaal nabij en digivaardig genoeg om hen sporadisch uit de slag te helpen. Daar zat ik dan, zonder getuigenissen. Ik ontdekte wel iets. Een andere kloof, die, hoewel onze paden al eerder kruisten, sluimerend de totstandkoming van het artikel verhinderde. De kloof tussen de telecommunicatie en de onmiddellijke, van-mens-tot-mens communicatie. Hoewel ik verscheidene scholen e-mails heb gestuurd en met telefoontjes heb bestookt, ben ik nooit boudweg, in fysieke hoedanigheid, op een school afgestapt. Dat deed ik pas in een tweede (en te late) fase, bij het sociale appartementblok. Misschien is dat wel typerend voor ons millennials: we vergeten soms dat we ook gewoon ergens naartoe kunnen gaan; iemand kunnen aanspreken. Ik wachtte drie weken op een e-mail van een directeur die ik in minder dan acht minuten voor mij had kunnen hebben.

“ALLE LESSEN ZIJN NU ONLINE, MA GE BETAALT DUS WEL NOG ALTIJD 1000 EURO PER JAAR VOOR DIEN UNIEF, KUNDE DAT NU VERSTAAN? ’T IS PRAKTISCH ZELFSTUDIE.”

Verder bleek mijn positie aan de bevoorrechte kant van de digitale kloof het moeilijk te maken om in contact te komen met de overkant. Mensen willen me niet te woord staan, en zij die dat wel willen, behoren tot ‘mijn kant’. De kloof laat zich niet zomaar overbruggen, meer zelfs, ze lijkt zichzelf te bestendigen.

“JA, IK KAN ER EVENTUEEL WEL VOOR ZORGEN DAT GIJ AAN EEN ONLINE MOTIVATIESESSIE MEEDOET, MAAR DAN GAAT GE NATUURLIJK JUIST DIE MENSEN VOOR U HEBBEN DIE ER WÉL MEE KUNNEN WERKEN …”

Wat ik tot slot leerde over de digitale kloof is dat ze verschillende dimensies heeft. Er is er een tussen zij die contact willen leggen en zij die de boot afhouden. Maar ook een tussen zij die ’s morgens aan hun device vragen om de krantenkoppen voor te lezen enerzijds en zij die ’s morgens naar de brievenbus sloffen en naast een koffie en een sigaret met een vergrootglas de voetbaluitslagen bekijken anderzijds. Er is er een tussen de 15-jarige die met zijn upper middle class blanke ouders in een art nouveau-huis woont en elke dag zijn Macbook Air meeneemt naar de kunstschool enerzijds en de Sloveense tiener die bij contactonderwijs elke dag te laat komt omdat het moeilijk slapen is op een kamer met vijf siblings en die bij afstandsonderwijs nog nooit slaperig op het scherm van de leraar verscheen omdat hij geen laptop, noch wifi-verbinding heeft anderzijds. Dat zijn jammer genoeg maar enkele voorbeelden, uit een ongetwijfeld ellenlange lijst.

“HM, DE NIEUWE GEMEENSCHAP? EERDER EEN LINKS TIJDSCHRIFT ZEKER?”

Arne Vlaminck

BIO Prof. Ides Nicaise is hoogleraar Onderwijs en Samenleving aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen en tevens verbonden aan het HIVA (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving). Hij was / is betrokken bij 4STELLINGEN: tal van projecten op nationaal, Europees en internationaal niveau in de sfeer van onderwijs en sociale inclusie. Naast zijn beroepsactiviteiten is hij voorzitter van het Belgische Steunpunt Armoedebestrijding.

BIO Dieter Wijffels geboren te Leuven, woonachtig in Antwerpen. Werkt sinds augustus 2020 als stafmedewerker bij LINC vzw en geeft vormingen en ‘Train the Trainer’s’. Doceerde Nederlands aan kortgeschoolde anderstaligen, ontwierp een e-inclusiebeleidsplan en bouwde mee aan de digitale klasinfrastructuur, een performant wifi-netwerk en voorzag tablets voor de klas bij Open School Antwerpen. Schoolde collega’s bij en zorgde dat ze digitale vaardigheden integreerden in hun lessen. Gaf computerles aan 45-plussers en anderstaligen.

STELLING:

dat heel wat e-diensten de maatschappelijke uitsluiting van kwetsbare groepen versterken. Mensen in je buurt, je gezin of vriendenkring die je helpen en hun kennis doorgeven, maken dan hét verschil.

Een onlinedienst die toegankelijk is voor de digitaal zwaksten, bezorgt bovendien heel je bevolking meer gebruiksgemak. Daarom leidt LINC vzw nu Digibuddies op en bieden wij samen met imec-SMIT-VUB fysieke testpanels van echte mensen aan bij het ontwerpen van diensten en tools voor burgers.

Dieter Wijffels

LINC vzw werkt ook op maat rond geletterdheid. Meer info op www.linc-vzw.be.

“Kansengroepen bewegen echter vaak in homogene ICT-arme netwerken. Zij worden 4 STELLINGEN, minder gestimuleerd tot het aanschaffen en gebruiken van ICT omdat zij voor het meren4 REACTIE'S deel omringd worden door andere kansarmen die met dezelfde problematiek geconfronteerd worden zijnde minder toegang tot ICT en een meer vrijetijd georiënteerd gebruik en minder vaardigheden.” Als antropoloog en gedragsbioloog kan ik de kracht van peer to peer leren binnen je eigen netwerk niet voldoende benadrukken. We moeten digitale ambassadeurs kweken in deze ICT-arme netwerken. De marktprijzen liegen er echter niet om. De digitale wereld is duur en dit zorgt in de eerste plaats voor uitsluiting. Maar het bepaalt niet alles. Een smartphone STELLING: heeft bijna elk gezin, maar steekproeven bij mijn vroegere cursisten wezen uit dat slechts 1 op 20 een laptop heeft. Vaak slechts een ‘Digitalisering biedt nieuwe kansen voor het smartphone per gezin van vier en zelden wifi bewust ontwerpen van leeromgevingen die thuis. Iets vaker 4G maar enkel de ouders die meer gelijke kansen bieden.’ er gebruik van maken. Dus zelfs met toegang is het gebruik eerder beperkt. Vooral Youtube, (de Belangrijk in deze stelling is de term ‘kansen’. spraakoptie van) chatboxen en spelletjes voor Want digitale middelen blijven ‘middelen’ de kinderen blijken populair. Heel wat mensen en het hangt er maar van af hoe je ze inzet. haken af als er logins en wachtwoorden aan Het komt erop aan om de mogelijkheden tot te pas komen. Ze hebben geen e-mailadres of ‘maatwerk’ te maximaliseren en de obstakels geraken niet in hun mailbox. Als Facebook en te minimaliseren. internet nog mysteries zijn, is het begrijpelijk

Digitale media kunnen kinderen enorm boeien, omdat ze beeld, geluid en tekst combineren. De fascinatie voor het medium kan kinderen helpen concentreren. Het gaat dan uiteraard niet om urenlang naar een scherm zitten staren. Virtuele omgevingen – zowel in als buiten de klas - kunnen heel krachtige leeromgevingen worden, des te meer naarmate de artificiële intelligentie interactie en leren op maat toelaat. Steeds meer ondersteunen digitale media ook onderlinge interactie tussen leerlingen, en coöperatief leren. Zo worden leerplatformen, games en dergelijke instrumenten om samen te leren.

Op termijn kan de efficiëntie van het onderwijs grote sprongen voorwaarts maken: kwaliteitsvolle online leer- en toetsmiddelen, ontwikkeld door gespecialiseerde teams, kunnen op grote schaal ingezet worden en op die manier een enorme tijdswinst aan leerkrachten opleveren. Dat kan de structurele lerarentekorten helpen oplossen en tijd vrijmaken voor meer intensieve begeleiding van leerlingen met behoeften aan extra ondersteuning.

Een andere troef van digitaal leren is de individuele aanpasbaarheid van het medium: niet alleen kunnen speciale tools helpen om visuele en auditieve beperkingen te overkomen; artificiële intelligentie wordt zelfs ingezet om vroegtijdige symptomen van autisme op te sporen en de ontwikkeling ervan tegen te gaan. De software voor leerlingen met dyslexie is ook al goed ingeburgerd. Meer algemeen ondersteunt computer-ondersteund onderwijs allerlei vormen van differentiatie, waardoor ook meer gewone leermoeilijkheden kunnen opgevangen worden.

Natuurlijk is de voorwaarde dat de digitale kloof gedicht wordt: de introductie van digitale leermiddelen mag de financiële drempels in het onderwijs niet verhogen. In de mate dat ze leerboeken (gedeeltelijk) vervangen kunnen ze soms zelfs kostenverlagend werken. Overheden moeten de boomende markt voor digitale leermiddelen reguleren en er zelf een sterke voortrekkersrol in spelen. De toegang tot het internet zou voor kinderen in het leerplichtonderwijs best volledig gratis zijn. Ten slotte is een twee-generatie strategie nodig die kortgeschoolde ouders zelf maximaal ondersteunt om samen met hun kinderen thuis te geraken in de digitale wereld.

BIO Nico Pattyn (°1968) studeerde psychologische en pedagogische wetenschappen aan de Universiteit Gent. Hij ging in 1994 aan de slag als psychopedagogisch consulent in het PMS, de voorloper van het CLB. Hij was van 1996 tot 2006 betrokken bij de coördinatie van het Geïntegreerd Onderwijs (GON) voor het Gemeenschapsonderwijs. Van 2008 tot 2011 was hij directeur van het CLB van het GO! Mandel en Leie. Daarna ging hij aan de slag bij de Stichting Gerrit Kreveld voor de denktank Metis. Sinds 2015 werkt hij opnieuw als psychopedagogisch consulent in het CLB, waar hij zowel gewoon als buitengewoon onderwijs begeleidt. geen gsm, ze houdt contact met haar mama in Ivoorkust via de gsm van haar oudere zus. Van een laptop is al helemaal geen sprake. Gelukkig mogen de anderstalige nieuwkomers in het secundair wel elke week naar school komen, digitaal afstandsonderwijs zou in dit geval een ramp zijn. Maar kunnen beschikken over een laptop voor de schoolse context is essentieel, elke leerling heeft er recht op.

Beschikken over hardware is belangrijk, ICT-vaardigheden zijn dat evenzeer. Zo heeft lang niet iedereen de vereiste vaardigheden om informatie op te zoeken op het net. Wie google gebruikt moet kritisch om kunnen gaan met de zoekresultaten. De overheid, een consumentenorganisatie en de aanbieder van een product zullen informatie aanleveren over dat product vanuit elk een andere invalshoek. Ook hoe bewust omgaan met e-identiteit en e-reputatie is een belangrijke competentie. Jongeren hebben vaak wel de louter operationele vaardigheden om zich door een applicatie te klikken, maar niet de vaardigheden om met informatie om te gaan.

Je kan ICT gebruiken om informatie te verzamelen, spreadsheets te maken, te bankieren, treintickets te kopen, maar ook om te gamen, filmpjes te delen op sociale media, pornosites te bezoeken. In elk van die contexten verwerf je wel wat digitale vaardigheden, maar die zijn niet allemaal even nuttig binnen het leerproces of later op de arbeidsmarkt. Bij onderwijs zijn toepassingen die boeken, pen en papier vervangen belangrijk, terwijl veel populaire toepassingen op beelden zijn gericht en daarbij een taal wordt gehanteerd die soms ver van de schoolse taal staat.

En taal zorgt ook vaak voor drempels. Dat geldt zeker wanneer de thuistaal anders is en het gebruik van ICT in een andere taal gebeurt, maar er zijn wel meer drempels. In het menu van een website je weg vinden is niet altijd eenvoudig, ook op het net wordt vaak meer formele taal gebruikt die ver weg staat van de taal waar leerlingen dagelijks mee worden geconfronteerd. En als ouders die taal evenmin beheersen en weinig digitale vaardigheden hebben kunnen zij bij hen ook geen ondersteuning vragen. Er zijn nog meer drempels, zoals beschikken over een ruimte die voor het leren is ingericht en waar niet te veel andere prikkels worden aangeboden. In het gewone klassikale onderwijs vormt het ontbreken hiervan een drempel bij het studeren en het maken van huiswerk, nu maakt dit het ook moeilijker aandachtig te zijn tijdens de les.

STELLING: “Kansengroepen bewegen echter vaak in homogene ICT-arme netwerken. Zij worden minder gestimuleerd tot het aanschaffen en gebruiken van ICT omdat zij voor het merendeel omringd worden door andere kansarmen die met dezelfde problematiek geconfronteerd STELLINGEN: worden zijnde minder toegang tot ICT en een meer vrijetijd georiënteerd gebruik en minder vaardigheden” Dit citaat van Ilse Mariën en Chris Vleugels dateert uit 2011, maar blijft actueel. Kansengroepen gaan anders om met ICT. Het gaat niet enkel om het aanschaffen van de hardware, maar ook om het gebruik ervan en de gerichtheid op het bijwerken van de vereiste vaardigheden. Dat heeft gevolgen voor digitaal onderwijs en hoe kansengroepen daar mee omgaan. Ik werk zelf in een CLB en kom met ouders en leerlingen met een heel verschillende achtergrond in contact, en kan dit alleen maar beamen. Er is dus meer nodig dan het bezorgen van laptops aan leerlingen uit kansengroepen om de digitale kloof te dichten. Uiteraard zijn er verschillen in het bezit van ICT. Onlangs sprak ik nog met een meisje van 15 jaar uit Ivoorkust. Ze verblijft hier met haar papa. Zelf heeft ze Ides Nicaise

Het is zaak in te zetten op al deze drempels, om de toegankelijkheid van digitaal onderwijs zo groot mogelijk te maken. De beschikking hebben over de hardware is een basisvoorwaarde, maar dit volstaat niet. De digitale leeromgeving zoekt best aansluiting bij de leefomgeving van de leerlingen. Digitaal onderwijs biedt tegelijk ook kansen om de klassieke schoolse leeromgeving te doorbreken en meer aansluiting te vinden bij vaardigheden die leerlingen nu niet kunnen inzetten op school. Vertaalapplicaties kunnen gericht ingezet worden om leerlingen die de taal onvoldoende machtig zijn te helpen betrekken bij het lesgebeuren. Beelddenkers kunnen naast de geschreven uitleg ook audiovisuele info krijgen. Digitaal onderwijs maakt meer onderwijs op maat mogelijk. Met vallen en opstaan hebben onze leerkrachten er zich het voorbije jaar in bekwaamd. Het is zaak van na te denken hoe nieuwe leeromgevingen kunnen ingezet worden om drempels weg te nemen, en zich niet neer te leggen bij nieuw opgeworpen drempels.

Nico Pattyn BIO Orhan Agirdag is professor in de peda< < gogische wetenschappen aan de KU Leuven, universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, lid van de Jonge Academie in Vlaanderen en lid van de nationale Curriculumcommissie in Nederland. Voordien was hij een Fulbright Fellow aan de UCLA. Samen met zijn onderzoeksteam bestudeert hij maatschappelijke thema's in het onderwijs, met specifieke aandacht voor de lerarenopleiding, meertaligheid en digitalisering. Zijn werk is verspreid over meer dan honderd wetenschappelijke publicaties, die meer dan 2000 keer geciteerd zijn en tevens werden bekroond met verschillende prijzen. Hij coördineert momenteel het Pro-M project en ECDIS-project. Orhan Agirdag wordt frequent uitgenodigd als keynote en is regelmatig te gast op nationale en internationale conferenties. (www.orhanagirdag.com)

STELLING:

'Digitaal onderwijs biedt ook (gelijke) kansen'

Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst is het einde van het klassiek contactonderwijs meermaals aangekondigd. Waarom hebben we nog fysiek contact nodig tussen een leerling en een leraar als we de leerinhouden kunnen aanbrengen via boeken, geluidsopnames, video-opnames of digitale media? Maar telkens opnieuw bleek het vals alarm: de nieuwe technologieën werden eerder opgenomen binnen het klassiek contactonderwijs in plaats van het te vervangen.

Tot de (onderwijs)wereld in de ban zou geraken van het coronavirus. Van de ene op de andere dag werd fysiek contactonderwijs vervangen door digitaal afstandsonderwijs. Plots werden instrumenten zoals Smartschool, Skype en Zoom belangrijker voor het onderwijs dan een klaslokaal met krijt en bord. Voor instellingen van het hoger onderwijs die reeds vele stappen hadden gezet richting digitaal onderwijs, was de overstap gemakkelijker dan voor het leerplichtonderwijs waar contactonderwijs eerder de regel is.

Ondertussen rinkelen heel wat alarmbellen over de bedreiging die het digitaal afstandsonderwijs met zich meebrengt. Onderwijspractici, experten en beleidsmakers wijzen vooral naar de gevaren voor kwetsbare groepen die minder toegang hebben tot nieuwe technologieën en de mogelijke gevolgen hiervan voor gelijke kansen. En inderdaad, niet alle kinderen hebben thuis een eigen laptop die verbonden is met het internet. Het is goed dat er gewezen wordt op deze valkuilen.

Maar de kwestie van gelijke kansen in het onderwijs is veel meer dan alleen een kwestie van toegankelijkheid. Ook wanneer leerlingen gelijke toegang hebben tot het onderwijs, kan het onderwijs ongelijkheid verder versterken. Dat is echter geen natuurwet: wat doorslaggevend is, is hoe onze leeromgeving ontworpen is. En laat het exact hier zijn dat digitalisering nieuwe kansen biedt voor het bewust ontwerpen van leeromgevingen die meer gelijke kansen bieden. Dat verdient een woordje uitleg.

We weten uit onderzoek dat kinderen uit verschillende sociale groepen anders worden opgevoed. Bij hoogopgeleide en welvarende gezinnen spelen tekstuele bronnen zoals boeken een vitale rol in het opvoedingsproces. Vanaf de geboorte (als het al niet eerder is) lezen ouders in dergelijke gezinnen voor aan hun kinderen. Thuis is er meestal een bibliotheek aan boeken die deze kinderen mee opvoeden. Bij kinderen uit sociaal kwetsbare gezinnen daarentegen zijn er minder tekstuele bronnen. Wat wel aanwezig is zijn audiovisuele bronnen; vroeger de tv, vandaag de smartphone. En deze audiovisuele bronnen dragen bij tot de socialisatie van deze kinderen en de culturele bagage die ze meenemen naar de school. Wanneer het onderwijs vooral gebeurt op basis van tekstuele bronnen, dan spelen kinderen uit welgestelde gezinnen natuurlijk een thuismatch. Zij zijn vanaf de wieg reeds vertrouwd met deze manier van onderwijzen. Kinderen uit minder welgestelde gezinnen moeten zich echter eerst nog aanpassen aan de manier waarop, om dan pas over te gaan op de leerinhouden. Maar assimilatie vergt ook energie en tijd. Mocht bij het ontwerpen van het onderwijs rekening worden gehouden met alle culturele bagages zouden we hypothetisch minder ongelijkheid hebben.STELLINGEN:

Digitaal onderwijs biedt ook (gelijke) kansen. Dit is niet alleen een theoretisch hersenspinsel, ook empirisch onderzoek wijst in deze richting. Studies wijzen vaak uit dat technologisch verrijkt onderwijs betere resultaten geeft dan puur contactonderwijs en dat komt volgens ons voornamelijk doordat een team meer nauwgezet nadenkt over het ontwerp van het onderwijs.

Noemenswaardig in dit verband is het doctoraatsonderzoek van Margot Belet. Zij experimenteerde aan drie Vlaamse universiteiten met het gebruik van YouTube-filmpjes tijdens colleges en vergeleek de resultaten met klassieke hoorcolleges. In de conditie van het klassiek hoorcollege presteerden welgestelde studenten significant beter dan studenten uit minder welgestelde gezinnen. In de conditie van colleges met YouTube-filmpjes was er geen verschil meer tussen de leerprestaties van studenten uit welgestelde en minderwelgestelde gezinnen. Technologisch verrijkt afstandsonderwijs biedt een mogelijkheid om op voorhand, in teamverband, na te denken over het ontwerp van het onderwijs en de gevolgen die het ontwerp heeft voor sociale ongelijkheid.

Wellicht zullen we teksten nooit helemaal kunnen wegdenken, en dat zou ook niet wenselijk zijn. Wat we wel onder controle kunnen krijgen is hoe we informatie aanreiken aan verschillende groepen van leerlingen. Digitaal afstandsonderwijs dat bestaand fysiek contactonderwijs volledig nabootst, zal meteen ook de bestaande sociale ongelijkheden repliceren. Maar digitaal afstandsonderwijs dat rekening houdt met deze verschillen, kan nieuwe kansen bieden, nieuwe gelijke kansen welteverstaan.

Bovendien bieden digitale leeromgevingen mogelijkheden die ondenkbaar zijn in het contactonderwijs. Denk maar bijvoorbeeld aan de beperkingen van de instructietaal in het contactonderwijs. Een leraar kan enkel instructies geven in de talen die hij of zij beheerst. We kunnen nog iets voorstellen bij tweetalig onderwijs; maar vanaf drie talen loopt meertalig onderwijs in een fysieke leeromgeving tegen zijn grenzen aan. Digitale leeromgevingen daarentegen zijn in principe onbeperkt in het aantal talen waarin instructies en leerinhouden kunnen aangeboden worden. Met neurale machinevertalingen kan dat zelfs bijna kosteloos gebeuren. Een echte inclusieve leeromgeving, die zich niet enkel biedt op één groep van leerlingen, wordt zo denkbaar. Zo wordt de utopie van universeel design van het leren meer waarschijnlijk.

Maar zover zijn we vandaag nog niet. Zoals Churchill het al zei: 'Never let a good crisis go to waste'. Het coronavirus biedt een kans om het onderwijs te verder herdenken, ook wat betreft gelijke kansen.

Orhan Agirdag

Laat je verwonderen door De Bijloke

De beste concerten. Van onze nieuwe zaal recht naar je scherm. Intiem en magistraal tegelijk. Volg onze livestreams

en beleef De Bijloke bij je thuis.

Ledenvoordelen Vermeylenfonds

20% korting op een selectie van concerten en gratis kijken naar de livestreams van De Bijloke.

Info & tickets via vermeylenfonds.be

This article is from: