10 minute read

28 Column

Next Article
Goed Nieuws

Goed Nieuws

De onvoltooid verleden tijd – Peter Benoy

DE FABRIEK VAN DE KUNSTGESCHIEDENIS

Advertisement

De hitte heeft Arles in haar greep. Zeker wanneer de zon op zijn hoogst staat is schaduw een kostbaar goed. Ik loop een zaak van ’vieux livres’ binnen. Meestal bezitten ze geen airco, maar ze houden wel de zon zo veel mogelijk buiten om verkleuring van de boekenruggen te vermijden, want veel van hun boeken wachten soms jarenlang op een geïnteresseerde. Op een onderste boekenplank zie ik een stapel oude Franstalige literaire tijdschriften liggen, maar de smalle gangen tussen de muren van boeken maken het moeilijk om ze te bereiken. Tijdschriften liggen dikwijls op onopvallende plaatsen bij gebrek aan interesse en soms onder het stof. De zaakvoerster haalt de stapel onderuit en legt hem op haar bureau zodat ik hem kan inkijken.

Uiteindelijk koop ik er twee. Eén is een nummer van ‘Fontaine’ (1939-1947); ik koop het vooral omdat het de eerste publicatie van teksten van Antonin Artaud (‘Histoire entre la Groume et Dieu’) en Samuel Beckett (‘L’Expulsé’) bevat, naast enkele onuitgegeven brieven van Stendhal (12 euro).

Het andere tijdschrift is een nummer van ‘Les feuilles libres’ (1918-1928) met originele teksten van o.m. Tristan Tzara, Philippe Soupault en Erik Satie, naast een fac-similé van een partituur van Honegger. Het meest aantrekkelijke zijn wellicht de zeven voor het eerst gepubliceerde tekeningen van Fernand Leger, in een uitstekende, heldere druk, waarvan vier op volledige pagina. De kwaliteit van het papier is uitstekend en heeft na een eeuw niets van zijn frisheid verloren (50 euro). * De wereld van literaire en literair-artistieke tijdschriften is bijzonder gediversifieerd; hij gaat van gestencilde blaadjes tot bibliofiele uitgaven met originele litho’s of andere drukken van gekende kunstenaars. Sommige zijn in die mate gezocht dat ze in etalagekasten met zeldzame boeken van antiquariaten worden getoond, maar dat zijn de uitzonderingen. Ik hou van die wereld en de zoektochten die eraan verbonden zijn. Interessante exemplaren vertellen meer over het cultureel leven van een periode dan studies of documentaires. ‘L’Histoire des lettres contemporaines dans un mesure parfaitement manifeste a été écrite dans de telles revues’ schrijft Ezra Pound. De hierna volgende beschouwingen be-perken zich vooral tot de 20ste eeuw. Literaire tijdschriften zijn een nog vrij jong fenomeen in de literatuur- en kunstgeschiedenis. Buiten ‘Vaderlandsche Letteroefeningen’, dat in 1761 te Amsterdam werd uitgegeven door de predikant Cornelis Loosjes, ken ik geen ander voorbeeld in de 18de eeuw. Het oudste Amerikaanse tijdschrift, ‘North American Review’, rolde in 1815 in Boston van de persen. Zeker vanaf de tweede helft van de 19de eeuw debuteerden bijna alle schrijvers in literaire periodieken.

Zelfs de eventuele advertenties, meestal van uitgeverijen, kunsthandels en aanverwanten, leggen mee de tijdsgeest bloot. Het Belgische tijdschrift ‘Variétés’ (1928-1930) van P. G.Van Hecke nam ook haute couture publiciteit op, o.m. voor de zaak van zijn vrouw Norine. Zo vind je in de meeste nummers advertenties ontworpen door Magritte of Hergé, maar ook vele andere zijn grafische hoogstandjes.

Een randfenomeen van literaire tijdschriften zijn de éénmanstijdschriften. Het meest bekende is ongetwijfeld ‘Die Fackel’ dat door de Joodse schrijver en journalist Karl Kraus in Wenen werd uitgegeven van 1899 tot de machtsovername door Hitler in 1933.

Belangrijke literaire tijdschriften worden decennia later soms fac-similé in een volledige bundeling uitgegeven, zoals in het Nederlands taalgebied ‘Het Overzicht’, ‘Braak’, ‘Mecano’ en ‘Cobra’. * Naast alle tussenvormen bestaan er twee grote categorieën literaire tijdschriften: de ene is gelieerd aan vernieuwingsbewegingen of is er zelfs de drijvende kracht van; jonge schrijvers en kunstenaars die hun stem willen laten horen en hun experimenten willen veropenbaren. Wat ze publiceren beroept zich op originaliteit. Het is de meest kwetsbare categorie; ze beschikken meestal over weinig middelen, krijgen geen subsidies en door hun avant-garde karakter slagen ze er niet in een breed lezerspubliek bereiken. Dikwijls moeten ze de boeken sluiten na één of enkele nummers (bv. ‘Punt 5’, ‘Nul’ of ‘De Derde Ruiter’). De andere categorie is in handen van uitgeverijen (bv. ‘Randstad’ van De Bezige Bij’

of ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ van Ontwikkeling) of van culturele zuilen of verenigingen (bv. Dietse Warande en Belfort), dikwijls om redenen van prestige.

De vernieuwende tijdschriften zijn vooral in het leven geroepen door twintigers.

Laten we even kijken naar de leeftijden van de belangrijkste stichtende redactieleden bij drie tijdschriften die in Vlaanderen de stem waren van vernieuwingsbewegingen; ‘Van Nu en Straks’ (1893-1901): August Vermeylen (21 jaar), Emmanuel de Bom (25 jaar), en Cyriel Buysse (34 jaar); ‘Tijd en Mens’ (19491955): Jan Walravens (29 jaar), Hugo Claus (20 j.) en Tone Brulin (23 j.); ‘Gard Sivik’ (1955-1964): Paul Snoek (22 j.), Hugues Pernath (24 j.) en Gust Gils (31j.). De levensduur van deze tijdschriften bedroeg resp. 8, 6 en 9 j. Na die tijd is hun elan als vernieuwer uitgespeeld en overschrijden de redacties hun houdbaarheidsdatum vooral door hun uiteenlopende individuele evoluties. * Eén van de meest uitgebreide internationale verzamelingen van literaire tijdschriften bevindt zich in de Bibliothèque Kandinsky van het Centre Pompidou te Parijs. In 2020 heeft deze in een prachtig kunstboek 200 belangrijke literaire en literair-artistieke tijdschriften uit de periode 1903-1969 belicht: ‘La fabrique de l’histoire de l’art’. Van elk tijdschrift worden de namen van de directeurs, de plaats van publicatie, de jaartallen van het eerste en het laatste nummer en het formaat vermeld, naast een tekst die het situeert. De kleurenillustraties, meestal één of meerdere covers op een volledige pagina afgedrukt, zijn van uitstekende kwaliteit. Mica Gherghescu, die de uitgave realiseerde, onderlijnt in de inleiding de rol van de literaire en artistieke tijdschriften: ‘La création des groupes artistiques, l’éclosion et l’affirmation des mouvements, les transformations et les mutations des théories, des styles et des formes, ainsi que leurs manifestes programmatiques, sont enregistrés avec la précision d’un oscillomètre, entre les pages de très nombreuses publications périodiques.’ Ze beseft dat de gemaakte keuzes subjectief zijn. Zo zijn er slechts twee Vlaamse tijdschriften opgenomen: ‘Het Overzicht’ van Michel Seuphor (19211925) en ‘Avontuur’ (1928) van Paul van Ostaijen; ‘Tijd en Mens’ zou hier zeker op zijn plaats geweest zijn. Ook de tijdschriften van de Amerikaanse Beat Generation, zoals ‘Yugen’ (1958-1962) of het inhoudelijk iets ruimere ‘Evergreen Review’, ontbreken. Ik kan me moeilijk voorstellen dat het laatstgenoemde in hun collectie ontbreekt; een kilometer verder aan de overkant van de Seine ligt er in het antiquariaat van het legendarische ‘Shakespeare & Company’ altijd een stapel nummers te koop aan heel redelijke prijzen. Een ander hiaat is het experimentele ‘transition’(1927-1938), waaraan o.m. Joyce, Schwitters, Beckett, Max Ernst, Picasso en Dylan Thomas meewerkten. Laten we zuinig zijn met onze kritiek, het is een prachtig boek en als je erin bladert zie je de geschiedenis van kunst en literatuur aan je voorbijtrekken. Alleen al door de covers van de tijdschriften te bekijken ontdek je de stemmen van expressionisten (Der Sturm, Die Aktion), futuristen (Poesia, Rivista d’Arte Futurista), dadaisten (Dada, 391) constructivisten (Blok, Ma), surrealisten (La Révolution surréaliste, London Bulletin), cobra (Cobra, Reflex), situationnisten (Internationale situationniste, SPUR)... * ‘Reizende Bladen’, in 1974 uitgegeven door de ‘Stichting Literaire Dagen’ te Eindhoven, inventariseert de literaire tijdschriften van Nederland en Vlaanderen die zijn verschenen tussen 1945 en 1972. Met 310 titels, waarvan sommige maar één of enkele keren zijn verschenen, maar andere jarenlang hebben bestaan, wordt de omvang van het verschijnsel duidelijk. Een groot deel ervan is vrij onbelangrijk: hun redactieleden en medewerkers zijn vrijwel vergeten. Hun betekenis ligt vooral in het feit dat ze een rol hebben gespeeld, hoe klein of hoe lokaal ook, in de literaire en maatschappelijke evolutie.

Toen de dichter Robert Creeley begin jaren ‘50 een literair tijdschrift wou uitgeven en Ezra Pound om raad vroeg, zei deze: je moet je houden aan een praktisch formaat en wat de inhoud betreft moet je kunnen rekenen op vier medestanders, waarop je kunt vertrouwen, en voor het overige laat je de wilde zwijnen maar los!

Zo simpel is dat.

Anita

WAARDE HEER AUGUST VERMEYLEN

Met grote belangstelling las ik uw artikel ‘DE TAAK’, geschreven tijdens de oorlogsjaren van 1940. Ruim 80 jaar later kan ik mij deels in uw taal en standpunten herkennen. Door mijn gezegende leeftijd heb ik er geen moeite mee u met ‘u’ aan te spreken en mij te verplaatsen in de ‘hoop’ die u koestert. Voor de jeugd zal dat waarschijnlijk anders zijn. Voor u was de Vlaamse taal en het correct gebruik ervan belangrijk. Tot op zekere hoogte is dat nog zo, maar termen als ‘verheffing’ zal de jonge mens nu waarschijnlijk interpreteren als een spierverrekking. Zo verdwijnen er veel mooie woorden -die ook mij nog lief zijn- en komen er andere in de plaats die ik niet begrijp. Ik leer ermee te leven want er staan grotere uitdagingen op het spel die prioritair zijn.

Vandaag verneem uit diverse berichten, dat gedreven leerkrachten zich herbronnen over het ‘kritisch denken’ bij leerlingen. Met het oog op de nieuwe uitdagingen van de toekomst, scholen ze zich vrijwillig bij om leerlingen uit het Middelbaar Onderwijs wegwijs te maken in de valkuilen en de gevaren van het internet en de sociale media. Het wereldwijde web houdt naast veel voordelen ook gevaren in. Beïnvloeding, nepnieuws, realiteits verwarring… en al wat manipulatief en vals is, floreert er volop. Hoe beschermen we onze jongeren en vooral onze jongsten, is de zoveelste taak die sommige leerkrachten op zich nemen. De Vlaamse Regering stelt het Onderwijs nu voor ‘onderwijsdoelen’, die zijn niet alleen in aantal veeleisend! De aansporing voor ‘Sociorelationele ontwikkeling- vakoverschrijdende eindtermen-’ luidt als volgt: ‘De leerlingen doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik’. Deze inhoud toont ons vooral de noodzaak aan om ook de lerarenopleiding te laten excelleren!

Vandaag doet de onderwijswereld mij terugdenken aan exact 30 jaar geleden.

Toen werd mij, als lid van het Oudercomité, gevraagd de laatstejaars en hun ouders toe te spreken. Ik was er enigszins op gebrand om kritiek te geven, maar tijdens het schrijven kreeg ik meer en meer ontzag voor de taak van de school en de leerkracht. Toen de directeur echter, in zijn voorafgaande afscheidsspeech tot de leerlingen, een bedreiging uitte: “wie straks niet hard studeert, valt alsnog uit de boot”, kreeg ik al spijt van mijn uitgeschreven ode. Tot ik achter mij een leerlinge hoorde zeggen “maar ik kan zwemmen”...

“Wat is er op school in de laatste jaren niet allemaal gebeurd?” vroeg ik in 1992 aan de aanwezige leerlingen. “Je leert jezelf en de wereld beter kennen en naast je schoolse vakken een heleboel waarvoor je nooit examen hoefde te doen: omgaan met mensen, organiseren, conflicten oplossen, incasseren…, plezier maken en hard werken. Uiteraard draagt ook de thuisbasis én de maatschappij bij tot je algemene vorming, dat mag ik toch hopen. De school is al lang geen afgesloten bastion meer. Zij is met vele tentakels aan haar omgevingswereld verbonden. De tijd van de wereldvreemde student is voorbij. Maar, het betekent ook dat de wereld stevig druk uitoefent op het onderwijs. Via de school worden jullie aangespoord tot verantwoord verkeersgebruik; tot meer lichaamsbeweging en betere voeding. Milieuproblemen nopen tot het aanleren van verantwoord milieugedrag... Niet in het minst doen ondernemingen een beroep op de school om jullie vakbekwaamheid en nauwgezetheid aan te leren. Ouders zien alles inzake voorlichting, drugs, aids,... liever op school gebeuren dan thuis. Dan zwijgen we nog over die hete hangijzers waar vandaag zoveel om te doen is: relatiebekwaamheid, verantwoord ouderschap… de grote wereldproblemen: armoede, opkomend racisme, fanatisme…

Is het soms zo dat de school moet rechttrekken wat in de maatschappij scheef is gegroeid?

Het belang van vorming en opvoeding op school is er wel degelijk. Dat men daarbij aan ernstige bevraging toe is binnen het onderwijs, omtrent de programma’s en de strikte toepassing ervan, is daar een logisch gevolg van. Paradoxaal is echter dat men de persoon die van onderwijs zijn beroep maakt, daar niet erkentelijk voor is. Integendeel, jarenlange besparingen en inleveringen in de Onderwijssector, betekenen een ware degradatie slag. Nochtans werken in deze sector nog veel van onze meest bekwame mensen. Het is ontzettend belangrijk dat zo te houden!

Daarom pleit ik voor de herwaardering van de leerkracht. Voor solidariteit met zijn eisen, voor betere lerarenopleiding én beter loon.

Onderwijs is niet alleen belangrijk voor de opleiding en het geluk van onze kinderen, maar ook voor de verandering en de verbetering van die grote boze wereld waarin zij straks roodkapje zijn.”

Mijnheer Vermeylen, als u het ginderboven een beetje volgt, dan is er in de afgelopen 30 jaar niet zoveel veranderd nietwaar? Dat is grote pech, want om de wereld en de mensheid te redden, kunnen we geen 500 jaar meer wachten.

Daarin heeft u zich schromelijk vergist.

Met achtingsvolle groet,

Anita

© Paul Teerlinck

This article is from: