opinie
Vrijdag 6 juni 2014, Cobouw 106
❝ Commentaar
De parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties heeft als doel te kijken wat er fout is gegaan en hoe dat heeft kunnen gebeuren. Commissievoorzitter Roland van Vliet lepelt het bij elk gehoor droogjes op. Zes oudere mannen met veel ervaring hebben hem tot nu toe geadviseerd. De sleutel die ze Van Vliet aanreikten: verbeter het toezicht. Sinds de corporaties zelfstandig zijn, is het toezicht uitgekleed, zei oud-staatssecretaris Dick Tommel. Gisteren opperde voormalig Woonbron-commissaris André Thomsen dat een aandeelhouder nodig is. Liefst huurders. We hebben immers een participatiesamenleving. Hij ervoer dat het onmogelijk is om met een kleine groep commissarissen een gedreven, aimabele en standvastige bestuurder in het gareel te krijgen. Dat lag ook aan het speelveld dat het ministerie had neergelegd. Het ministerie complimenteerde Woonbron met de SS Rotterdam bij aanvang van het project, terwijl het project op of over de rand van de volkshuisvesting lag en boordevol risico’s was. Wat wil(de) de politiek precies met de corporaties, is de vraag die na twee verhoordagen blijft resoneren. Een peer group zou wenselijk zijn, adviseerde oud-bestuursvoorzitter Martien Kromwijk van Woonbron, die toegaf dat hij het bootproject nooit had moeten starten. Hij miste een zachte factor, iemand die van afstand meekijkt. Als er een onafhankelijk instituut bestond die toezichthouders kon adviseren, had ik er zeker gebruik van gemaakt, zei Thomsen. De huidige vorm van toezicht deugt in elk geval niet. De Algemene Rekenkamer oordeelde deze week ook al snoeihard. In twintig jaar sociale huisvesting was het toezicht laks en onvolledig. Rake klappen in het gezicht van de ruim tien bewindslieden die zich erover probeerden te ontfermen. Inclusief dat van Blok. De Tweede Kamer en de minister kunnen met deze kennis de borst alvast natmaken. Het pas neergelegde toezichtsmodel moet nog maar eens goed tegen het licht worden gehouden. En grondig graag dit keer.
Column Stoppen
Lenny Vulperhorst Adviseur Andersson Elffers Felix Utrecht l.vulperhorst@aef.nl
Reageer op de column via mail of www.Twitter. com/cobouwNL
En zo zat ik in gesprek met honderd ondernemers en drie advocatenkantoren
❞
aanbesteden
Gareel
Een van mijn leermeesters, Herman van Gunsteren, schreef een boekje over stoppen. De ondertitel was: “U kunt het. U wilt het. U doet het niet.” De parlementaire enquête woningcorporaties gaat in essentie over stoppen. Bij alle casuïstiek die de komende weken langskomt moet u zich afvragen: waarom stopten ze niet eerder? En wie had er aan de noodrem moeten trekken? We zullen dan constateren dat de politiek niet naar de handrem greep: die stond erbij en keek ernaar. Sterker nog, terwijl in één van de cases corporatiedirecteuren uit de betreffende regio bij het OM en het toenmalige VROM aan de bel trokken, kreeg de betrokken directeur in 2010 een koninklijke onderscheiding. Dat de bij de cases betrokken directeuren zelf niet stopten, ligt voor de hand. In alle cases ging het om zelfverzekerde directeuren, die ervan overtuigd waren dat ze met de goede dingen bezig waren en het goed deden. Die directeuren werden daarin door hun omgeving (opnieuw de politiek, het management in eigen huis, vakgenoten, lokale pers en interne toezichthouders) enorm bevestigd. Maar terug naar de vraag wie aan de noodrem had moeten trekken. De interne toezichthouders! De leden van de raden van toezicht/commissarissen dus. En waarom deden die dat dan niet? In veel van de cases zal blijken dat de toezichthouders vriendjes van de directeur waren en soms zelfs opkeken tegen de directeur. In veel cases zal blijken dat toezichthouders niet voldoende ter zake kundig zijn, te weinig tijd hebben, vooral goed kunnen babbelen of zulke old boys zijn dat ze geen kritische vragen meer kunnen stellen. Laten we hopen dat de commissie haar pijlen gaat richten op de mannen en vrouwen die ervoor waren aan de noodrem te trekken.
15
Van mooie opdracht tot groepsgesprek Een zeer moeizame aanbestedingsprocedure in Hoorn zet burgemeester Van Veldhuizen ertoe aan zijn relaas uit de doeken te doen. Over de aanbestedingsregels en de frictie die die kunnen opleveren met het lokale bedrijfsleven. Wij hadden als gemeente een mooie opdracht. We deden dat volgens de nieuwe regelen der kunst: integraal, functioneel en en volgens het emvi-criterium. De markt reageerde goed. Er schreef zelfs een nieuw lokaal consortium in. Dat vond ik mooi, maar het geluk was van korte duur. Het consortium voldeed niet aan de selectievoorwaarden en de gemeentelijke poort ging dus dicht. Niet leuk, maar dat zijn de regels van het spel. Enfin, het hek was van de dam. Bij wijze van “stille diplomatie” belden diverse vertegenwoordigers de wethouder en burgemeester, die beiden goed begrepen dat dat helemaal niet de bedoeling is tijdens een procedure. Het waren dan ook heel korte gesprekken. Vervolgens werd na deze poging een tandje bijgeschakeld en de pers opgezocht. De kern van het verhaal: de gemeente stelde onzinnige eisen en zo kwam het lokale bedrijfsleven niet aan de bak en rolden eigen mensen onnodig de WW en op termijn de bijstand in. Raadsvragen bleven dan ook niet lang uit. Dit kon toch niet de bedoeling zijn van het publieke inkopen.
Wiegel
Van het een kwam het ander. Eerst een goede bijeenkomst met de raadsspecialisten om duidelijk te maken wat ook alweer de afspraken waren lokaal, nationaal en internationaal. Kundigheid telt, niet afkomst en je kunt lokale bedrijven om die reden dan ook geen streepje voor geven. Net zo min als je niet-lokalen om die reden kunt uitsluiten. Stel dat elke gemeente, provincie of land dat zou doen? Inefficiënte marktverdeling, protectionisme en een rem op innovatie zouden het gevolg zijn. Ook tot verdriet van de concurrentiekrachtige lokale bedrijven, die daardoor minder – ook lokale – mensen zouden kunnen aannemen. De wetgever – wij dus met zijn allen – gelooft niet in een systeem van lokalen eerst en daarom is inkopen geregeld zoals het geregeld is. Ik voelde wel dat ik gelijk had maar het niet echt kreeg. We schroefden als gebaar dus de drempels voor openbaar aanbesteden omhoog - wat prachtig paste binnen de nieuwe politieke doelstelling om het mkb te bevorderen - en kwamen met de regel dat van de vjif genodigden om in te schrijven er in elk geval één uit de regio moest komen en één van buiten de regio. Binnen de wettelijke mogelijkheden de ruimste oplossing.
Eyeopener Opgelost, zou je zeggen. Niet helemaal. De kwestie bleef hangen en toen we op zoek waren naar partnerschap om samen met de ondernemers, onderzoek en onderwijs het maximale uit onze regionale economie te halen, kwam het ondernemersverzoek om
toch nog eens over dat aanbesteden te praten. En zo zat ik op een goede dag in gesprek met honderd ondernemers en drie advocatenkantoren. Want, laten we eerlijk zijn, de aanbestedingskoeien staan op grazige juridische weiden. Het was oprecht een goed gesprek. Eerlijk en recht voor zijn raap met ruimte voor frustratie en humor. “Wie van jullie zit er al op Tendernet?” vroeg ik. Dat waren er naar boven afgerond tien. Het gros had dus geen digitaal zicht op de nationale publieke markt. Voor iedereen een eyeopener en de eerste economische winst was binnen. Ook kwam natuurlijk de vraag of je als ondernemer niet erg op je tellen moest passen in de contacten met de overheid, omdat je het wel kon schudden ooit te worden uitgenodigd bij de onderhandse vijf. En ja, dat vond ik lastig, ondanks het nette antwoord dat dat natuurlijk objectief moest. Ik had een beetje het gevoel vande wal in de sloot te geraken. Hadden we net bewogen naar meer onderhands, nu ging het begrijpelijkerwijs over de niet veronderstelde integriteit van zo’n selectieproces. De zo in het verleden behaalde frauduleuze resultaten vormen immers een ernstige waarschuwing voor de toekomst. Na anderhalf uur praten vonden we het genoeg. Een potentiële klant had ik mij eerlijk gezegd (nog) niet gevoeld. Wel een verantwoordingsmachine. Het gesprek wordt zeker vervolgd. Dr. G.O. van Veldhuizen Bestuurslid Vernieuwing Bouw Burgemeester gemeente Hoorn