Archeologische begeleidingprotocol opgraven, het Rondeel teMonnickendam,gemeente Waterland.

Page 1

Archeologische begeleiding protocol opgraven, het Rondeel te Monnickendam, gemeente Waterland. H O L L A N D IA reeks 302


COLOFON Hollandia reeks nr.

302

Titel:

Archeologische begeleiding protocol opgraven, het Rondeel te Monnickendam, gemeente Waterland

Gemeente:

Waterland

Toponiem:

het Rondeel

In opdracht van:

Gemeente Waterland

Contactpersoon opdrachtgever:

mevr. M. Visser-Poldervaart

RD-coördinaten:

131.229/496.643 131.235/496.645 131.235/496.641 131.229/496.639

Kaartblad: Onderzoeksmeldingsnr.:

25F

Auteur:

R.W. Vanoverbeke

Uitvoering:

A. Griffioen, T. Hoogendijk en R.W. Vanoverbeke

Wetenschappelijke leiding:

P. Floore

Illustraties:

R.W. Vanoverbeke

Definitieve versie:

december 2009

Oplage:

7

ISSN:

1572-3151

©

37808

Hollandia archeologen, Zaandijk 2009

Tuinstraat 27A 1544 RS Zaandijk  075 - 622 49 57 info@hollandia-archeologie.nl


INHOUD 1. Inleiding

4

2. Bekende historische waarden en verwachtingen

5

3. Vraagstelling

8

4. Methoden en technieken

9

5. Resultaten 5.1 Stratigrafie 5.2 Sporen 5.3 Vondstmateriaal

10 10 11 16

6. Beantwoording vraagstellingen

17

7. Samenvatting en conclusie

20

8. Literatuur

21

Bijlage 1: Locatie Rondeel Bijlage 2: Alle sporenkaart Bijlage 3: Vondstenlijst Bijlage 4: Sporenlijst Bijlage 5: Resultaten dendrochronologische onderzoek Bijlage 6: Bouwstenen


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

4

1. Inleiding

498

Op 16 en 17 november 2009 is door medewerkers van Hollandia Archeologen een archeologische begeleiding (AB) protocol opgraven uitgevoerd aan het Rondeel te Monnickendam (afbeelding 1 en bijlage 1). De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen van de stichting TROET om de contouren van het Rondeel, waarvan de resten zich in de ondergrond bevinden, in het zicht te brengen. In 1984 werd door de vereniging Oud-Monnickendam, onder supervisie van het toenmalige IPP, op de onderzoekslocatie reeds een opgraving uitgevoerd. Toen werden, naast een brok muurwerk met halfronde uitsparingen, de resten van het Rondeel aangetroffen. Op basis hiervan onderschrijft de gemeente Waterland het belang van de huidige archeologische begeleiding. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de exacte locatie, aard en omvang van het Rondeel door middel van het documenteren van vlakken en profielen. Tevens kon door het onderzoek de gaafheid en conservering en de datering/fasering worden vastgesteld en werden de nog aanwezige archeologische resten, voor zover zij door de werkzaamheden verloren dreigden te gaan, ex situ veilig gesteld. In het onderstaande volgt een verslag van de resultaten van de archeologische begeleiding. Dit rapport gaat uit van de gestelde onderzoekseisen en -vragen in het programma van eisen (Gerrets, De onderzoeksdocumentatie wordt na afronding Bijlage 1: De2009). onderzoekslocatie op de topografische kaart van het onderzoek aangeleverd aan het archeologisch depot van de Provincie Noord-Holland te Wormer. De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1. 0

50 km

495

496

497

Uitgeest

130 131 132 133 Afbeelding 1: De ligging van het onderzoeksgebied (in rood) op de topografische kaart en binnen Nederland.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

5

2. Bekende historische waarden en verwachtingen Monnickendam is in de Late Middeleeuwen ontstaan aan de monding van de Purmer Ee in de Gouwzee. Vermoedelijk vond dit in de eerste helft van de 13e eeuw plaats. Over de vroegste ontwikkelingen van de stad zijn nog niet veel gegevens bekend, maar uit archeologisch onderzoek in de huidige Kerkstraat blijkt wel dat het vroegste Monnickendam vermoedelijk een langwerpige handelsterp is geweest (Bos 1989). De dwangburcht van de heer van Waterland, Swaensborch of Swanenburch, werd aan het eind van de 13e eeuw verwoest gedurende de opstanden tegen de uitbreidende invloed van de Hollandse adel. Over deze burcht en de exacte ligging ervan is niet zo veel bekend. In de eerste helft van de 14e eeuw groeide de nederzetting zeer snel. In 1356 krijgt Monnickendam het stadsrecht en in de periode tot het begin van de 15e eeuw wordt de stad mogelijk een aantal malen uitgebreid. Het verwerven van de stadsrechten hield ook het recht in om de nederzetting te omgeven door een aarden wal of stenen muur en een gracht. Dit ter bescherming van de stad en diens inwoners en bezittingen, maar ook ter beheersing van het omliggende platteland (van Ham 1996). In de loop van de 15de eeuw neemt de vuurkracht van de kanonnen snel toe en wordt er niet meer volstaan met een stenen ommuring. Als antwoord op deze stijgende vuurkracht werden brede aarden wallen aangelegd, in vele gevallen tegen het bestaande metselwerk aan. Deze evolutie heeft zich hoogstwaarschijnlijk ook in Monnickendam voltrokken. De versterking van de stad, deels in de vorm van muurwerk en deels in de vorm van wallen wordt vanaf 1575 vernieuwd met vier poorten en vier bastions. Uit een aantal karakteristieke kenmerken kan gesteld worden dat de omwalling te Monnickendam werd ontworpen door Adriaen Anthonisz., die onder

Afbeelding 2: De netkaart van Monnickendam door J. van Deventer. Circa 1560.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

6

Afbeelding 3: Monnickendam door de Wit, 1689. Het noorden is rechts

andere te Alkmaar en Naarden aan het werk is geweest (Schukking et al. 1963). Tezelfdertijd werden de stedelijke voorzieningen verbeterd en de stad verfraaid, maar dit alles kon een periode van neergang na 1650 niet voorkomen. Aan de onderzoekslocatie, de zuidervesting, werd op een nog onbekend tijdstip het Rondeel aangelegd. Met het zwaarder worden van de kanonnen werd namelijk uit de waltoren een nieuw type ontwikkeld, een rondeel: een cirkelvormige, voor de stadsmuur uit gebouwde, toren zonder dak, even hoog als de vestingmuur, met binnenin één of twee overwelfde ruimten en daarboven een open weergang. Het oudste exemplaar van een rondeel zou binnen Nederland te Zutphen hebben gestaan en wordt reeds vanaf 1457 vermeld in geschreven bronnen. Het rondeel was in de meeste gevallen halfopen, met de opening aan de de stadszijde (zie afbeelding 3: de Wit). Deze ontwikkeling kwam er om een betere flankdekking mogelijk te maken (Janse/van Straalen, 2000). Boven de overwelfde ruimte was een afdekking met grond waarop de kanonnen in open lucht kwamen te staan. Zo had men geen last van kruitdampen (Weve 2009). In het geval van het Rondeel aan de onderzoekslocatie was deze dekking nodig ter verdediging van de iets oostelijker gelegen Zuideinder-poort. De ruimtelijke ontwikkeling van Monnickendam is vanaf het midden van de 16e eeuw te volgen met behulp van historisch kaartmateriaal. Op de kaarten van onder andere Jacob van Deventer (ca. 1560, afbeelding 2), De Wit (1689, afbeelding 3) en Tirion (1743, afbeelding 4) is duidelijk te zien hoe de verdedigingswerken van de stad zich ontwikkelen en hoe de bebouwing van de stad zich uitbreidt. Op de eerste twee bovengenoemde plattegronden wordt het Rondeel afgebeeld. Echter op de kaart van Tirion is het Rondeel niet meer te bespeuren. Op een nog onbekend tijdstip vóór 1560 werd dus de stadsmuur met het Rondeel aangelegd. Het is onduidelijk of het Rondeel gelijktijdig met de stadsmuur werd gebouwd of dat deze later werd toegevoegd. Het Rondeel was dus aan het eind van de 17de eeuw nog aanwezig, maar lijkt vóór 1743 verdwenen te zijn. De nog resterende stadsmuur is in 1766 verlaagd en in de loop van de 19de eeuw geslecht.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

7

Verwachtingen Op basis van de beschikbare historische gegevens en het uitgevoerde archeologisch onderzoek in 1984 werd een verwachting opgesteld voor de onderzoekslocatie (Gerrets, 2009): 1. Structuren en sporen: Verwacht kunnen worden: de gracht met grachtvulling behorend bij de vestingwerken, de restanten van het Rondeel en de voormalige stadsmuur met de daarbij behorende elementen, zoals de aarden vestingwal. De gaafheid en conservering van de sporen zijn nog niet vastgesteld. Door het afbreken van de wallen zal een deel van de sporen niet volledig bewaard zijn gebleven. 2. Anorganische artefacten: Over het algemeen worden de vestingwerken gekenmerkt door een lage vondstdichtheid. De diepere grachtvulling, met name nabij de plek van een voormalige latrine, kan hierop echter een uitzondering vormen. Het betreft aardewerk, natuursteen, glas, kleipijp, metaal, bouwmateriaal. In het proefonderzoek uit 1984 is gebleken dat de vondstdichtheid op deze plek juist hoog was. 3. Organische artefacten: Sommige voorwerpen kunnen van organisch materiaal zijn vervaardigd, o.a. van touw, leer en hout. Er zijn houten constructieonderdelen aanwezig, die van belang zijn om door middel van dendrochronologisch onderzoek te worden gedateerd.

Afbeelding 4: Monnickendam door Thirion, 1743. Het Rondeel is hier verdwenen. Het noorden is rechts.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

8

3. Vraagstelling In het ten behoeve van het onderzoek opgestelde programma van eisen (Gerrets, 2009) zijn in het licht van het bovenstaande de volgende onderzoeksvragen geformuleerd waarop via het archeologisch onderzoek een antwoord dient gegeven te worden: 1. Welke verschillende onderdelen van de vestingwerken zijn zowel in de onderzoeksvlakken als in de profielen te onderscheiden? 2. Welke eigenschappen vertonen de afzonderlijke onderdelen? Hoe zijn ze opgebouwd/ aangelegd geweest? Wat zijn de te herleiden afmetingen van de onderdelen, zowel hoogte als breedte? 3. Is een fasering tussen de afzonderlijke onderdelen aan te brengen en hoe luidt deze? 4. Zijn onder verschillende onderdelen nog oude loopniveaus/ vondstlagen aanwezig en bevatten deze loopniveaus/ vondstlagen vondstmateriaal en zo ja welke? 5. Is sprake van resten van bouwwerken (stadsmuur, Rondeel, aardwerk of anders) en grondsporen? 6. Wat is de aard, datering en mate van conservering van de resten van bouwwerken en grondsporen? Welke metselverbanden, baksteenformaten en speciesoorten zijn te onderscheiden? 7. Welke bijzondere bouwkundige elementen, zoals spaarbogen, nissen, kijkspleten en latrinekokers zijn er te onderscheiden? 8. Zijn de stadsmuur en het Rondeel in ĂŠĂŠn fase gebouwd of valt er een verschil in bouwtijd te constateren? 9. Wat is de aard en mogelijke functie van de halfronde uitsparingen in het oostelijk einde van het omgevallen muurbrok?

Afbeelding 5: De Hollandse en Oostenrijks toren te Delft. Detail uit de randprent van Kaart Figuratief (1675-1678). Voorbeeld in detail van de gangbare vorm van het rondeel in de Republiek.

10. Op welke wijze is het muurwerk in de aarden omwalling opgenomen? 11. Welke informatie is er aangetroffen over het verloop van het grachtprofiel? 12. Is aan de resten van bouwwerken en grondsporen vondstmateriaal te relateren? 13. Wat is de aard, datering en mate van conservering van het vondstmateriaal? 14. Is in en naast de opgevulde grachten en ook elders, sprake van houtresten behorende bij een beschoeiing, palissade of andersoortige constructie? Zo ja wat is de aard en de mate van conservering van de constructie? 15. Wat is de aard en mate van conservering van het houtwerk onder het stenen fundament, bevond zich rond de slieten wel of niet een roosterwerk? 16. Wat is de determinatie van het hout en is het hout geschikt voor dendrodatering? 17. Indien houtresten geschikt zijn voor dendrodatering: welke houtresten komen hiervoor in aanmerking en waarom? Wat is de datering?


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

9

18. Is in de opgevulde grachten sprake van vondstmateriaal? Zo ja, wat is de aard, de datering en de mate van conservering van dit materiaal? 19. Is op grond van de datering van het vondstmateriaal uit de grachtvulling ook een fasering in de opvulling van de gracht te herleiden? Zo ja, hoe luidt deze? 20. Is in de opgevulde grachten, of eventueel ook elders, sprake van een veelbelovende opvulling / veelbelovend sediment ten behoeve van paleo-ecologisch onderzoek? 21. Wat is de waardering van de aangetroffen resten van de verdedigingswerken?

4. Methoden en technieken Het onderzoek betrof een archeologische begeleiding conform het protocol opgraven, met als doel het beantwoorden van de onderzoeksvragen. De civiele werkzaamheden dienden te worden begeleid door Hollandia archeologen. Het plangebied werd zo ontgraven dat het Rondeel in z’n volledige omvang werd vrijgelegd, daarbij werd enige ruimte rondom het Rondeel meegenomen. Het aangelegde vlak was 7m bij 5,5m, met aan de westzijde een uitbreiding van nog eens 2,5m bij 1,5m. De totaal opgegraven oppervlakte bedroeg dus ongeveer 42m². De werkput was gelegen op de talud van de vesting, met een hoogste punt, aan het vestingpad, van ca. 0,35÷ NAP en het laagstgelegen punt, tegen de vestinggracht aan, op ca. 1,70÷ NAP. De aannemer, Leguit en Roos, zou na de beëindiging van het veldwerk de reconstructiewerken gaan uitvoeren. Het bestaande muurwerk zou daarbij opgemetseld worden tot enkele lagen boven het maaiveld. Vandaar dat het aangetroffen muurwerk wat voldoende geconserveerd bleek zoveel mogelijk in de bodem diende behouden te worden. De maximale ontgravingsdiepte rondom het muurwerk bedroeg hierdoor niet meer dan 50cm. Enkel aan het meest zuidelijke deel van het Rondeel, daar waar het muurwerk niet meer aanwezig was, werd tot op het niveau van het funderingshout gegraven. Het vlak werd aan de westzijde door middel van een smalle sleuf doorgezet, ter onderzoek van het omgevallen muurfragment dat in 1984 werd aangetroffen. Dit oostelijke einde van het omgevallen muurblok wordt onderzocht, in verband met de aard van de halfronde uitsparingen.

Afbeelding 6: De onderzoekslocatie voor aanvang van de graafwerkzaamheden. Foto richting zuiden.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

10

De opgravingsput werd laagsgewijs ontgraven, met een graafmachine met gladde bak, op aanwijzing van de archeoloog. Alle aangetroffen sporen, structuren en vlakken werden gefotografeerd, beschreven en getekend. Muurresten werden schoongemaakt, gefotografeerd en ingetekend op schaal 1:20. Vondsten werden per laag of stratigrafische eenheid verzameld, de aanlegvondsten in vakken van 3,5m bij 5m. Ook werd gebruik gemaakt van een metaaldetector. Bouwkundige verschijnselen zoals versnijdingen werden vastgelegd op tekening, het metselverband werd beschreven. Van de diverse toegepaste bakstenen werden de drie dimensies opgemeten aan de hand van meerdere exemplaren per baksteensoort. Indien mogelijk werd een 5- of 10-lagenmaat genomen. Van het funderingshout van het Rondeel werden diverse monsters genomen, ten behoeve van dendrochronologisch onderzoek.

Afbeelding 7: Overzicht van het opgegraven Rondeel. Op de voorgrond de verstorende kabels. De metalen pennen met oranje markering geven de locatie van de slieten weer. Foto richting noorden.

5. Resultaten 5.1 Stratigrafie Tijdens het archeologische veldwerk werd geen enkele keer buiten of dieper dan de opgraving van 1984 gegraven, waardoor alle uitgegraven grond uit de toenmalige ‘verstoring’ afkomstig was. Het documenteren van een profiel was daarom niet relevant en zou geen extra informatie toevoegen. De eerste verdedigingswerken rond een stad bestonden meestal uit het graven van een gracht. De uitgegraven grond werd gebruikt voor het opwerpen van een wal (Janse 2000). Later werd de stadsmuur aangelegd op een stadswal, de verdediging bestond dus uit een combinatie van een aarden wal met een stenen muur. Aan de binnenkant van de muur, de stadszijde, bevond zich de wal een pad. Zoals in afbeelding 5 goed te zien is, kwam de stadsgracht, aan de veldzijde, niet tot aan het muurwerk, maar was deze als het ware


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

11

ingebed in een grondlichaam (zie ook afbeelding 15). Op dit grondlichaam heeft in latere periodes klaarblijkelijk veel grondverzet plaatsgevonden, zodat een duidelijke stratigrafie op deze plaats niet meer te herkennen is. Uit de opgravingsverslagen van dhr. Martis (1984) valt een deel van de opbouw van deze wal te reconstrueren. Op de eerste dag van de opgravingen werd toen onder het gras een enorme concentratie van puin en scherven aangetroffen. Het vondstmateriaal werd gedateerd tussen het einde van de 16de eeuw tot en met de 20e eeuw. Uit nader onderzoek is gebleken dat in de jaren 30 van de 20e eeuw verschillende grachten werden uitgebaggerd en de vesting werd opgehoogd. Naarmate men in 1984 de sleuf in de vesting verder ging uitdiepen, kwamen op verschillende dieptes vergelijkbare puinlagen van baksteen- en dakpanconcentraties aan het licht. Echter de lagen tussen deze concentraties worden niet beschreven. ÉÊn enkele keer treft men tussenin een pakket vette zeeklei aan. Op welke diepte de natuurlijke ondergrond werd aangetroffen, wordt niet vermeld in het verslag. Het zou ook kunnen dat deze in 1984 niet werd bereikt. Het oudst gedateerde artefact betrof een geel koperen kledinghaakje uit de late 15de eeuw, maar de context hiervan is onduidelijk. 5.2 Sporen (bijlage 1, 2 en 4) Op de vermoedelijke locatie van het Rondeel (aangewezen door de aannemer), werd begonnen met het verwijderen van de bovengrond. Al snel kwamen de eerste resten van de vestingmuur en het Rondeel aan het licht. Na afloop van de werkzaamheden in 1984 heeft men de bouwrestanten afgedekt met zwart plastic. Deze actie wordt vermeld in de dagrapporten van dhr. Martis en werd tevens waargenomen tijdens dit onderzoek. Dit maakte het een stuk makkelijker de contouren van het Rondeel te volgen, waardoor in een korte tijdspanne het gehele Rondeel kon worden vrijgelegd. De conditie en uiterlijk van het bouwwerk bleken in eerste instantie niet veel te verschillen van de opgravingsresultaten van 1984. De kop van het Rondeel, het meest zuidelijke punt, was echter nog meer gesloopt, dit door de aanleg van diverse kabels en leidingen (KPN - Liander). Tijdens het archeologisch onderzoek werden in totaal 8 archeologische sporen herkend: dit zijn de verstoorde ophogingslaag van het archeologisch onderzoek uit 1984 (S1), de niet verstoorde ophogingslaag onder het muurwerk van het Rondeel (S2), het Rondeel zelf (S3), de houten fundering van het Rondeel (S4), delen van de vestingmuur (S5 en S6), het omgevallen muurbrok (S7) en een puinlaag binnen het Rondeel (S8). De vestingmuur, S5 en S6, bevond zich deels onder het vestingpad, waardoor de meest noordelijke begrenzing niet kon worden opgespoord. Het pad mocht immers niet vergraven worden. Ook de aanwezigheid van twee bomen zorgde ervoor dat slechts een klein stuk ervan te onderzoeken viel. Tussenin de twee delen van de stadsmuur, S5 aan de westkant en S6 aan de oostkant, bevond zich het Rondeel, S3. Het verband tussen de muur en het Rondeel was niet geheel duidelijk, maar leken toch met elkaar in verband te staan. Afbeelding 8: De scheur in het muurwerk tussen S5 Aan weerszijden bevond zich een scheur en S3. Foto richting noorden. in het muurwerk (zie afbeelding 8). Het


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

12

Rondeel bleek als het ware losgetrokken van de vestingmuur (hierover later meer). Tussen S5 en S3 was de verschuiving 0,20m, tussen S6 en S3 0,25m. Ook in het opgravingsverslag van 1984 wordt gewag gemaakt van “twee enorme scheuren”. Het meest westelijke deel van de stadsmuur, S5, was opgebouwd uit voornamelijk oranjerode bakstenen van 21 x 10 x 4,5cm, toch werden hier en daar ook kleinere bakstenen gebruikt. De vijf-lagen maat bedroeg 0,28m, de tien-lagenmaat 0,57m. Een harde schelpmortel hield alles tesamen. De vestingmuur was aan de basis breder dan aan de bovenzijde, dit tabs aflopen, zonder versnijdingen, was duidelijk waar te nemen. De dikte van de vestingmuur konden niet achterhaald worden, omwille van het vestingpad, maar in de resultaten van 1984 werd een breedte van 0,81m opgemeten. Deze breedte is echter dubieus. Voor de dikte van het Rondeel-muurwerk geeft dhr. Martis in het verslag een maat van 0,68m. In het programma van eisen (Gerrets 2009) wordt deze maat teruggebracht tot 0,61m. Tijdens dit onderzoek werd de dikte van de Rondeel-muur verscheidene malen gemeten en de breedte varieerde tussen 0,67m en 0,71m, bijna 0,10m verschil. Bij een reconstructie (aangegeven in bijlage 2) wordt de stadsmuur dikker geschat, namelijk 0,9m - 1m (hoogstwaarschijnlijk 3 voet: circa 0,92m). Uitgaande van de gebruikte bakstenen zou het metselverband dan uitkomen op 4,5 steens. Bij een breedte van 0,81m en de gebruikte bakstenen is namelijk geen goed metselverband te reconstrueren. Het oostelijke stukje vestingmuur, S6, kende dezelfde baksteenformaten en afmetingen. Tussen S5 en S6 zat het Rondeel als het ware ‘opgesloten’. Dit deel van het vestingwerk kon beter onderzocht worden. Zoals in 1984 reeds waargenomen was het Rondeel geen halve ronde, zoals op historisch kaartmateriaal weergegeven, maar over een afstand van respectievelijk 2,3m aan de westelijke zijde en 2,4m aan de oostelijke, liepen de muurdelen eerst haaks op de stadsmuur om dan pas de kromming aan te gaan. In de noordoostelijke hoek van de werkput kon, in tegenstelling tot de vestingmuur, de noordelijke begrenzing aan de stadszijde wel opgespoord en een stuk vrijgelegd worden. Op basis hiervan kon de dikte van de noordelijke Rondeel-muur berekend worden op ongeveer 0,7m. Wat ook opviel is dat de veldzijde lijn van de vestingmuur, S5-6, niet gelijk loopt met de lijn van het Rondeel (zie bijlage 2), welke ongeveer 0,35m meer noordelijker ligt. De breedtes van de haakse muren varieerde tussen 0,67m en 0,71m. De afstand tussen de buitenzijden van de twee haakse muren bedroeg 4,9m, de afstand tussen het meest zuidelijke punt van de kromming en de (vermoedelijke) stadszijde van de stadsmuur 4,8m. Het Rondeel was opgebouwd uit hergebruikte baksteen: hoofdzakelijk oranje-rode

Afbeelding 9: Het muurwerk van her Rondeel rust direct op de slieten. Foto richting noorden.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

13

baksteen van 18,5 x 9,5 x 4,5cm. Hier en daar lag ook een gele baksteen van 16,5 x 8,5 x 4cm en langs weerszijden was nog slechts een restant van 1 baksteenlaag met grotere maten aanwezig: rode baksteen van 21 x 10 x 5cm. Het (gesloopte) bovendeel was dus hoogstwaarschijnlijk opgebouwd uit deze grotere bakstenen. Het metselverband was 3,5 steens: drie stenen in de lengte en aan de kant één rij gestrekt, dit verband versprong per laag. De vijf-lagenmaat van het Rondeel-muurwerk was 0,26m, de tien-lagenmaat 0,52m. Op basis van de baksteenformaten is het soms mogelijk een bouwwerk te dateren. In Amsterdam heeft men baksteenmonsters van 642 afzonderlijke bouwwerken uit de 13de tot 19de eeuw systematisch geïnventariseerd. Op basis van de resultaten was het mogelijk een ontwikkeling van baksteensoorten binnen deze periode op te stellen (Gawronski / Veerkamp 2004). Algemeen wordt gesteld dat in de loop der tijd (periode tussen 1200 en 1900) de bakstenen steeds kleiner van formaat worden, dit dient toch met enige voorzichtigheid benaderd worden, daar tijdens dezelfde periode verschillende steenformaten in gebruik waren en formaten op zichzelf niet als absolute dateringstechniek gehanteerd mogen worden. Wanneer we de baksteenformaten van de vestingmuur en het Rondeel vergelijken met de resultaten van het Amsterdams onderzoek, komen twee periodes naar voren. Een eerste tussen 1500 en 1600 en een tweede periode tussen 1700 en 1800. Uit historisch onderzoek is echter gebleken dat het Rondeel in de loop van deze 2e periode gesloopt werd. Een 16de eeuwse datering is dus het meest waarschijnlijk. Zoals reeds vermeld was het muurwerk aan de zuidzijde van het Rondeel grondig gesloopt (zie afbeelding 7). Tijdens de opgraving van 1984 werd dit voor de eerste keer duidelijk. Op het meest zuidelijke punt van de ronding was de steenbouw afwezig, enkel de houten funderingspalen bevonden zich nog in situ. Ook de aanleg van de twee kabel-tracees heeft hoogstwaarschijnlijk voor extra verstoring gezorgd. Over een afstand van circa 2,2m, gemeten uit de noordoostelijke buitenhoek en naar het zuiden toe, bedroeg het niveauverschil van de twee haakse muren maximaal 3 baksteenlagen, in de daaropvolgende 1,3m was het muurwerk over minstens 17 baksteenlagen verwijderd, veroorzaakt bij de (vermoedelijk) 19de eeuwse sloopwerkzaamheden. De kromming aan de westzijde ging nog ongeveer 0,60m verder met drie baksteenlagen, het oostelijke deel nog 5 lagen over een afstand van 1,1m. Vanaf daar was het oorspronkelijke muurwerk helemaal verwijderd en restte enkel nog het funderingshout, S4. De fundering van het Rondeel was er één op kleef: diverse stammen werden dicht naast elkaar in de grond geslagen, deze groep palen of slieten zoog zich zo vast in de slappe ondergrond en zorgde voor een grondverdichting (Gawronski/Veerkamp 2003). Er werd bij het Rondeel geen gebruik gemaakt van langshout, het metselwerk werd rechtstreeks op de slieten gebouwd (zie afbeelding 9). De onderste metsellaag bestond uit fragmenten rode dakpannen en fragmenten van diverse baksteensoorten- en formaten, aan elkaar gekit met een dik pak keiharde mortel. De slieten onder Afbeelding 10: Een roosterfundering (uit: Gawronski/Veerkamp 2003). het Rondeel hadden


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

14

diverse afmetingen: van rond met een diameter van 0,10m tot rechthoekig met een zijde van circa 0,30m. Er werd dus geen gebruik gemaakt van een uniforme maat, noch van een specifieke houtsoort. Zowel els als spar kwamen voor. Ook het patroon waarin de palen gezet waren vertoonde geen logica. In het verslag van dhr. Martis wordt vermeld dat er tussen de slieten horizontale Afbeelding 11: Een roosterfundering waarbij het roosterwerk palen waren gevlochten. zich op een dieper niveau bevindt (uit: Gawronski/Veerkamp Tijdens dit veldonderzoek werd 2003) daarvan slechts 1 exemplaar van teruggevonden. Aan het meest zuidelijk punt van de ronding bevonden zich vooral grote stevige rechthoekige ingeheide palen, op z’n minst 4 naast elkaar. Deze zone in het muurwerk moet immers de grootste neerwaartse druk te verduren gekregen hebben. Van diverse funderingspalen werden houtmonsters ten behoeve van dendrochronologie genomen. De resultaten van dit onderzoek worden verder besproken. Bij een fundering op kleef werd ook dikwijls een roosterwerk rondom de slieten aangebracht. Dit werd vooral gedaan bij omvangrijke bouwwerken om het uiteen schuiven van de slieten in de slappe grond tegen te gaan. Deze techniek werd gedurende de hele 15de eeuw toegepast tot in het eerste kwart van de 16de eeuw (Gawronski/Veerkamp 2003). Echter werden bij het Rondeel geen sporen van zo’n roosterwerk aangetroffen. Tussen twee van de vierkante palen werd wel een complete horizontale balk aangetroffen, vondst 7, maar de lengte ervan (0,68m) is te kort om als onderdeel van roosterwerk te dienen. Een andere mogelijkheid is dat het roosterwerk zich niet aan de koppen van de slieten bevindt, maar een meter dieper, zoals in afbeelding 11 is weergegeven. Een opvallend gegeven in verband met de fundering is dat aan de zuidzijde enkele funderingspalen werden aangetroffen net naast de muur van het Rondeel, namelijk aan de binnenzijde ervan. Ook tijdens de opgraving van 1984 werd een palenrij net naast de westelijke haakse muur van het Rondeel aangetroffen. Dit Afbeelding 12: De uitsparingen aan de binnezijde van het Rondeel. Foto richting westen. doet dit vermoeden dat de hele


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

15

Afbeelding 13: Het omgevallen stuk muurbrok, deels vrijgelegd. Van ronde uitsparingen is geen sprake Foto richting noord-oosten.

constructie verschoven is naar het zuiden toe. Dit gegeven zou dan weer de scheuren in het metselwerk tussen de stadsmuur en het eigenlijke Rondeel kunnen verklaren. Ook in het nog resterende ronde muurgedeelte aan de oostkant werd een duidelijke een verzakking geconstateerd. Dwars over het midden van dit muurwerk liep een brede scheur. Ten zuiden van deze scheur helde het muurvlak schuin naar beneden toe. Het een niveauverschil over deze kleine afstand bedroeg maar liefst 0,15m. Al deze gegevens bij elkaar wijzen in de richting van een verzakking van het Rondeel. Dit verklaart dan ook weer het feit dat men op een gegeven ogenblik (1766?) de constructie heeft afgebroken. Het wegzakken van muurdelen in de slappe ondergrond was een bekend fenomeen. Ook te Edam kreeg men hiermee in de 16de eeuw te kampen, daarom werd aldaar besloten om de stadsmuur “niet al te hoog” te maken (Speet 2007). Te Edam waren de muren dus redelijk bescheiden van afmetingen, de hoogte wordt er geschat op “manshoog” de breedte slechts anderhalf steens, circa 0,30m (Boschma-Aarnoudse 2007) Aan de binnenzijde van het Rondeel werden tijdens het vrijleggen van het noordelijke muurwerk vijf uitsparingen in de bovenzijde van het metselwerk ontdekt (afb.12). Deze binnenmuur liep, net zoals de vestingmuren, schuin af naar beneden toe, een stelselmatige verbreding naar de basis, zonder versnijdingen. De uitsparingen bevonden zich op een regelmatige afstand van ongeveer 0,85m uit elkaar, met breedtes die varieerden tussen 0,20m en 0,34m, ook de dieptes waren verschillend. De functie van deze uitsparingen is voorlopig nog onduidelijk, maar wijst toch in de richting van bevestiging voor draagbalken. Ook dhr. Martis vermeld in zijn opgravingsverslagen “...twee uitgehakte gaten, waarin mogelijk zware dragende balken hebben gelegen”. Dit impliceert dan dat er een Afbeelding 14: Het rondeel te Delft met de ronde uitsparingen. Detail uit de randprent van Kaart Figuratief (1675-1678).


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

16

dak boven het Rondeel moet gestaan hebben, men maakt immers geen houten vloer in de open lucht. De aanwezigheid van een (punt-)dak strookt dan weer niet met het historisch kaartmateriaal, hierop wordt immers nergens een dakbedekking weergegeven (zie hiervoor afbeeldingen 2, 3 en 5). Een hypothese is dat er zich onder de weergang een ruimte bevond. Het niveau van de vloer zou zich dan ongeveer ter hoogte van het hoogst aangetroffen muurdeel bevonden hebben, op circa 0,25 ÷NAP, (ook ongeveer de hoogte van het vestingpad) met daarop een gewelfde bovenbouw die tot de hoogte van de stadsmuur reikte (afbeelding 15). De oorspronkelijke hoogte van de stadsmuur en het Rondeel kon echter niet achterhaald worden. Aan de westzijde van de werkput werd een uitbreiding gemaakt, op zoek naar de omgevallen muurrest ten westen van het Rondeel. Dit muurfragment werd wel (deels) aangetroffen, maar kon niet verder vrijgelegd worden, omwille van de aanwezigheid van een boom. Het muurbrok was opgebouwd uit oranje-rode bakstenen van 21,5 x 10 x 5cm en was met harde schelpmortel gemetseld (afbeelding 13). De vijf-lagenmaat bedroeg 0,30m, de tien-lagenmaat 0,62m. Qua baksteenformaat en lagenmaten vertoonde dit stuk muurwerk meer gelijkenissen met de stadmuur dan met het Rondeel of de verdwenen bovenbouw van het Rondeel. De ronde uitsparingen waarvan sprake was in het PvE, werden niet waargenomen. Maar op basis van de ronde vorm en de uitsparingen heeft het misschien deel uitgemaakt van het desbetreffende bovenbouw van het Rondeeel. Als we afbeelding 5 nader bekijken (omwalling te Delft) vallen de schietgaten op. Misschien zijn de ronde uitparingen, die zijn aangetroffen in 1984, schietgaten. 5.3 Vondstmateriaal (bijlage 4) De weinig aangetroffen vondsten zijn allemaal uit de verstoring van 1984 en gedocumenteerd als aanlegvondst. Het vondstmateriaal uit deze ophoging werd gedateerd tussen 1400 en 2000. Het oudste artefact was een bodem van een Langerwehe steengoedkan, het jongste een plastic munt van Videoland (4e kwart 20e eeuw). Uit dit vondstcomplex blijkt duidelijk het geroerde karakter van de grond. In de kleilaag onder de muur, S2, werd een fragment van een faience-bord aangetroffen dat in de eerste helft van de 17de eeuw werd geproduceerd. Bij het vrijgraven van een van de funderingspalen, ter monstername, werd een randfragment van een roodbakkende grape gevonden. Deze werd gedateerd tussen 1400 en 1600. Alle hoop voor een absolute datering van het bouwjaar van het Rondeel rustte op de resultaten van het dendrochronologisch onderzoek. Tijdens het veldwerk werden van de slietenfundering, S4, niet minder dan 10 houtmonsters genomen, zowel van de forse rechthoekige als de kleinere ronde slieten. Vijf van deze houtmonsters werden geschikt bevonden voor verder onderzoek en door het Deutsches Archäologisches Institut Zentrale, Referat Naturwissenschaften / Dendrochronologie te Berlijn onderzocht. Van de vijf onderzochte dendromonsters gaf geen enkele een sluitend resultaat (bijlage 5). De monsters van sparrenhout waren zeer onregelmatig gegroeid en alhoewel enkele van de elsenhouten monsters van de dikke slieten afkomstig waren, bleken er toch te weinig jaarringen aan te zitten. Els is namelijk een heel snel groeiende houtsoort en heeft daardoor dikke ringen. Voorzichtige schattingen door de dendrospecialist laten de bouw echter ná 1508 dateren, maar dit is niet met zekerheid te zeggen.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

17

6. Beantwoording vraagstellingen 1. Welke verschillende onderdelen van de vestingwerken zijn zowel in de onderzoeksvlakken als in de profielen te onderscheiden? Van de zuidervesting van de stad Monnickendam werden tijdens het veldwerk onderdelen van de vestingmuur en het Rondeel aangetroffen. De exacte ligging van de opgegraven sporen is weergegeven in bijlage 1. 2. Welke eigenschappen vertonen de afzonderlijke onderdelen? Hoe zijn ze opgebouwd/ aangelegd geweest? Wat zijn de te herleiden afmetingen van de onderdelen, zowel hoogte als breedte? De onderdelen van de feitelijke vestingmuur (S5 en S6) werden slechts in beperkte mate aangetroffen. De aanwezigheid van bomen zorgde ervoor dat deze niet volledig onderzocht konden worden. Ook bevond de muur zich deels onder het onlangs heraangelegde wandelpad, welke intact diende te blijven, waardoor de breedte van de muur niet achterhaald kon worden. Het Rondeel kon beter onderzocht worden. Zoals in 1984 reeds waargenomen was het Rondeel geen halve ronde zoals op historisch kaartmateriaal weergegeven. Over een afstand van ca. 2m liep de muur haaks op de stadsmuur om dan de kromming aan te gaan. De breedte tussen de buitenzijden van de twee haakse muren bedraagt 4,9m, de afstand tussen het meest zuidelijke punt van de kromming en de (vermoedelijke) stadszijde van de stadsmuur 4,8 m.

schietgat

weergang

stadzijde

houten vloer

Rondeel

stadsmuur

pad

veldzijde

grond +puin

wallichaam

wallichaam

vestingsgracht

Afbeelding 15: Reconstructietekening van de doorsnede van het Rondeel, met vloerwerk en gewelf. (R. Vanoverbeke)


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

18

De hoogtes van het Rondeel en stadsmuur vielen niet te achterhalen. Uit historisch onderzoek te Edam is echter gebleken dat de stadsmuur aldaar ruim een mans lengte hadden (Allan 1875). Er kan aangenomen worden dat de stadsmuur te Monnickendam eev vergelijkbare hoogte had. De versterking van het nabijgelegen Edam werd immers ook door Adriaen Anthonisz. ontworpen. 3. Is een fasering tussen de afzonderlijke onderdelen aan te brengen en hoe luidt deze? Tussen de muur en het Rondeel is geen duidelijke fasering aan te brengen. Wel blijkt het Rondeel aan weerszijden ‘losgescheurd’ te zijn van de stadsmuur. Een verzakking is hiervan de oorzaak. 4. Zijn onder verschillende onderdelen nog oude loopniveaus / vondstlagen aanwezig en bevatten deze loopniveaus/ vondstlagen vondstmateriaal en zo ja welke? Er werden geen oude loopniveaus of vondstlagen aangetroffen onder de verschillende onderdelen. Dit is te wijten aan de geringe ontgravingsdiepte en doordat het terrein al in 1984 is opgegraven. 5. Is sprake van resten van bouwwerken (stadsmuur, Rondeel, aardwerk of anders) en grondsporen? De aangetroffen resten behoorden allemaal toe aan de stadsmuur en het Rondeel. 6. Wat is de aard, datering en mate van conservering van de resten van bouwwerken en grondsporen? Welke metselverbanden, baksteenformaten en speciesoorten zijn te onderscheiden? Het aangetroffen muurwerk bevond zich nog in een goede staat, enkel de bovenste steenlagen lagen er losjes bij. Zowel de delen van de stadsmuur als het Rondeel waren opgebouwd uit bakstenen gemetseld met een harde schelpmortel. Het Rondeel was opgebouwd uit hoofdzakelijk oranje-rode baksteen van 18,5 x 9,5 x 4,5 cm zichtbaar. Hier en daar was ook een gele baksteen van 16,5 x 8,5 x 4 cm of een rode baksteen van 21 x 10 x 5 cm. Het metselverband was 3,5 steens: drie stenen in de lengte en aan een van de zijden 1 rij gestrekt, dit verband versprong per laag. De breedte van de muren varieerde tussen 0,67 en 0,71m. De 5-lagenmaat van de muur was 0,26m, de 10-lagenmaat 0,52m. De stadsmuur was tevens opgebouwd uit een oranje-rode baksteen van iets groter formaat, namelijk 21 x 10 x 5 cm. De 5-lagenmaat bedroeg 0,28m, de 10-lagenmaat 0,57m. 7. Welke bijzondere bouwkundige elementen, zoals spaarbogen, nissen, kijkspleten en latrinekokers zijn er te onderscheiden? Aan de binnenzijde van het Rondeel, in het verlengde deel van de stadmuur bevonden zich 5 uitsparingen in het metselwerk, op een regelmatige afstand van ongeveer 0,85m uit elkaar. De breedtes van deze uitsparingen varieerden tussen 0,20m en 0,34m, ook de dieptes waren verschillend. De functie van deze uitsparingen is niet geheel zeker, maar wijst toch in de richting van bevestiging voor draagbalken van een houten vloer. Verder werden geen specifieke bouwkundige elementen waargenomen. 8. Zijn de stadsmuur en het Rondeel in één fase gebouwd of valt er een verschil in bouwtijd te constateren? Op het eerste zicht lijkt de muur en het Rondeel, mits de scheuren aan beide zijden, in 1 fase te zijn gebouwd. De baksteenformaten verschillen, maar het grotere baksteenformaat van de stadmuur komt tevens voor in het Rondeel, en omgekeerd.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

19

9. Wat is de aard en mogelijke functie van de halfronde uitsparingen in het oostelijk einde van het omgevallen muurbrok? Het omgevallen muurbrok kon door overmacht niet voldoende onderzocht worden. In het deel dat wel vrijgelegd kon worden, waren echter geen halfronde uitsparingen aanwezig. Het muurbrok was opgebouwd uit oranje-rode bakstenen van 21,5 x 10 x 5, met harde schelpmortel gemetseld. De 5-lagenmaat bedroeg 0,30m, de 10-lagenmaat 0,62m. 10. Op welke wijze is het muurwerk in de aarden omwalling opgenomen? Tijdens het onderzoek werd de aarden omwalling niet aangetroffen. Waarschijnlijk wel bij het onderzoek in 1984, namelijk alle lagen met aardewerk van voor de 20e eeuw werden opgeworpen als deel van het grondlichaam. 11. Welke informatie is er aangetroffen over het verloop van het grachtprofiel? Tijdens het onderzoek werd geen gracht aangetroffen. De gracht bevod zich buiten het opgravingsgebied. 12. Is aan de resten van bouwwerken en grondsporen vondstmateriaal te relateren? Het aangetroffen vondstmateriaal betreft allemaal gebruiksaardewerk uit de opgeworpen grond (stadsafval) en staat dus niet in relatie met de functie als verdediging. 13. Wat is de aard, datering en mate van conservering van het vondstmateriaal? Het aangetroffen vondstmateriaal betrof allemaal gebruiksaardewerk en verkeerde in een relatief goede staat van conservering. Alle vondsten dateerden tussen 1400 en 2000. 14. Is in en naast de opgevulde grachten en ook elders, sprake van houtresten behorende bij een beschoeiing, palissade of andersoortige constructie? Zo ja wat is de aard en de mate van conservering van de constructie? n.v.t. 15. Wat is de aard en mate van conservering van het houtwerk onder het stenen fundament, bevond zich rond de slieten wel of niet een roosterwerk? De conservering van het funderingshout onder het muurwerk was goed, dit door de grondwaterstand. De fundering was opgebouwd uit ingeheide houten palen van diverse vormen en afmetingen: rond met een diameter van 0,10m tot vierkant met een zijde van 0,30m. Wel valt op dat onder het meest zuidelijke punt van de ronding van het Rondeel zich de grootste concentratie aan vierkante dikke balken bevond. Er is zich geen roosterwerk rond de palen waargenomen, dit kan zich echter nog op grotere diepte bevinden. 16. Wat is de determinatie van het hout en is het hout geschikt voor dendrodatering? De determinatie van enkele van de houten slieten zal samen met het dendrochronologische onderzoek van de geschikt bevonden houtmonsters uitgevoerd worden. Het hout is zeker en vast geschikt voor dit onderzoek. 17. Indien houtresten geschikt zijn voor dendrodatering: welke houtresten komen hiervoor in aanmerking en waarom? Wat is de datering? Van de diverse funderingspalen werden diverse geschikte monsters genomen. Vijf fragmenten werden naar een gespecialiseerd laboratorium verstuurd worden voor dendrochronologisch onderzoek. Helaas leverde dit geen sluitende datering.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

20

18. Is in de opgevulde grachten sprake van vondstmateriaal? Zo ja, wat is de aard, de datering en de mate van conservering van dit materiaal? n.v.t. 19. Is op grond van de datering van het vondstmateriaal uit de grachtvulling ook een fasering in de opvulling van de gracht te herleiden? Zo ja, hoe luidt deze? n.v.t. 20. Is in de opgevulde grachten, of eventueel ook elders, sprake van een veelbelovende opvulling / veelbelovend sediment ten behoeve van paleo-ecologisch onderzoek? n.v.t. 21. Wat is de waardering van de aangetroffen resten van de verdedigingswerken? De aangetroffen resten van de verdedigingswerken worden als behoudenswaardig gewaardeerd. 22. Zijn in het onderzochte terrein nog andere archeologische resten aanwezig, die niet gerelateerd zijn aan de verdedigingswerken? Zo ja, wat is de aard, de datering, omvang en mate van conservering van deze resten? Er werden naast de resten van verdedigingswerken geen andere sporen aangetroffen.

7. Samenvatting en conclusie Op 16 en 17 november 2009 werd door Hollandia Archeologen een archeologische begeleiding uitgevoerd aan het Rondeel te Monnickendam. De aanleiding van het onderzoek werd gevormd door het voornemen om de in 1984 aangetroffen resten van het Rondeel in het zicht te brengen. Het doel van het onderzoek was het vaststellen van de exacte locatie, aard en omvang van dit deel van de historische vestingwerken van Monnickendam. Tijdens het onderzoek werden de resten van het Rondeel en de vestingmuur aangetroffen. Op basis van de dendrochronologische en cartografische resultaten wordt de bouw van het Rondeel tussen1508 en zeker v贸贸r 1560 gedateerd. In 1766 zou het Rondeel afgebroken zijn. Een mogelijke reden hiervoor is te zoeken in het feit dat het zijn functie als verdedigingselement van de stad had verloren. Samen met het feit dat de hele constructie ook bleek te zijn verzakt, werd het Rondeel overbodig en onbruikbaar.


Archeologische Begeleiding Het Rondeel te Monnickendam

21

8. Literatuur Allan, P., 1857: De stad Edam en hare geschiedenis. Edam. Appel, L., 1986: Herinneringen... Opgraving van een rondeel op de zuidervesting. In: Jaarverslag vereniging “Oud Monnickendam” 1985, p. 91, Monnickendam. Bos, J.M., 1989: A 14th century industrial complex at Monnickendam (Prov. North Holland) and the preceding events, in: H.A. Heidinga & H.H. van Regteren Altena, Medemblik and Monnickendam, aspects of medieval urbanization in Northern Holland (Cingula 11). Boschma-Aarnoudtse, C., 2007: Edam, behouden stad. Houten en stenen huizen. 1500-1800. Utrecht. Gawronsky, J. / J. Veerkamp, 2003: Over staal, kleef en stuit. Funderingen in Amsterdam. In: Monumenten & Archeologie 2. p. 10-23. Amsterdam. Gawronsky, J. / J. Veerkamp, 2004: Bakstenen. Bouwstenen van Amsterdam. In: Monumenten & Archeologie 3. p. 10-23. Amsterdam. Gerrets, D.A., 2009: Programma van Eisen archeologische begeleiding protocol opgraven, Rondeel te Monnickendam, gemeente Waterland, CENH-50283. Ham, W.A. van, 1996: Vestinbouwkundige ontwikkelingen. In: Atlas van historische vestingwerken in Nederland. Noord-Brabant. p.39-43. Utrecht. Janse, H. / Th. van Straalen, 2000: Middeleeuwse stadswallen en stadspoorten in de Lage Landen, Zaltbommel. Martis, M., 1985: Opgraving van een rondeel op de zuidervesting. In: Jaarverslag vereniging “Oud Monnickendam” 1984, p. 22-23, Monnickendam. Martis, M., 1984: Rapportering Veldwerk. Opgraving rondeel zuidervesting Monnickendam 1984. Weve, W., 2009: Delft in de verdediging. In: Delf. Cultuurhistorisch magazine voor Delft. Jaargang 11, nr. 4, winter 2009. p. 4-7. Delft. Schukking, W.H., C.A. de Bruin, L.J. Spanjaerdt Speckman, J. Belonje & A.H. Mohr, 1963: Atlas van historische vestingwerken in Nederland. Deel IIIb: de provincie Noordholland. Speet, B., 2007: Edam, duizend jaar geschiedenis van een stad. Zwolle.


496700 496650 496600

Monnickendam - Het Rondeel AB Omn: 37808 Bijlage 1: Overzicht werkput 1, met de ligging van het rondeel. muurwerk 0 0 000

Š Hollandia archeologen Zaandijk, 2009

25m 25m 25m 25m 25m

131150

131200

131250

131300


Vestingpad 0.11+

V2

vak 2

V1

vak 1

vak 2

reconstructie stadszijde-lijn vestingmuur

vak 1

maaiveld: 0.04+

0.26÷

piket 2: x: 131. 229,04 y: 496.643,67

0.37÷

S5

S6

0.62÷

0.49÷

0.59÷

0.45÷

0.50÷

piket 1: x: 131. 235,14 y: 496.645,05

0.41÷

0.42÷ 0.70÷

S3

0.26÷

boom

veldzijde-lijn vestingmuur

boom 0.39÷

0.43÷

S1 0.94÷

S3 S3

0.39÷

S1 S8 1.36÷

S7

0.77÷ 1.54÷

S1 1.53÷

1.20÷

1.61÷

1.58÷

S1

1.06÷

V9

ok: 1.52÷

1.06÷

1.55÷ 1.46÷

V10 1.52÷ 1.53÷

V14

V11

V3

ok: 1.61÷

S2

Monnickendam - Het Rondeel AB schaal 1/25 Omn: 37808 Bijlage 2: Werkput 1, alle sporen.

1,12÷ V21

spoornr.

muurwerk

n.a.p.

vloer

vondst nr.

langshout

verstoring

kopshout

0

© Hollandia archeologen Zaandijk, 2009

putwand

KPN

1.54÷

1.25÷ 1.61÷

1.56÷

1.40÷

1.49÷

1.61÷

V7 V15

S4

(alle funderingshout)

maaiveld: 1.28÷

Foto 1

V5

KPN 1.43÷

1.42÷

1.60÷

1.68÷

1m

V12

1.48÷

S2

1.55÷

1.53÷

1.34÷ 1.43÷

V13

1.50÷

1.55÷

1.58÷

piket 4: x: 131. 229,19 y: 496.639,73

S32

1.59÷

1.58÷

Foto 2

1.50÷

1.30÷

1.63÷

1.20÷

V6 V8

1.16÷

piket 3: x: 131.235,45 y: 496.641,08


Bijlage 3: Vondstenlijst - Het Rondeel te Monnickendam AB, OMN: 37808 Vnr Spoor WP Vlak Vak Tek MatCode

MatSpecifiek

Beschrijving

datering

1

11

1

1

KER

plavuis, roodbakkend

2 fragm. van plavuis, geglazuurde bovenzijde, MAE: 1

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

14 wand-fragm., MAE: 12

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

1 voet van grape

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

3 fragm. van bakpan, r-bak-(19), MAE: 2

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

1 fragm. van dakpan

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

1 bodemfragm. van kachelpan, r-kap-?

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

1 fragm. bodem met standring van schaal

1

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

2 randfragm. met horizontaal worstoor, MAE: 2

1

11

1

1

KER

AWG, witbakkend

2 randfragm. van grape, r-gra-?, MAE: 2

1

11

1

1

KER

AWG, witbakkend

3 wandfragm. van grape, r-gra-?, MAE: 2

1

11

1

1

KER

AWG, witbakkend

2 bodemfragm. van bakpan, r-bak-?, MAE: 2

1

11

1

1

KER

AWG, porselein

3 fragm. van bordje, p-bor-4, profiel compleeet, MAE: 1

1

11

1

1

KER

AWG, porselein

1 randfragm. van kopje, p-kop-?

1

11

1

1

KER

AWG, faience

10 bordfragmenten, f-bor-?, MAE: 10

1

11

1

1

KER

AWG, faience

2 fragm. van kom, p-kom-?, MAE: 2

1

11

1

1

KER

AWG, faience

4 tegelfragm., MAE: 3

1

11

1

1

KER

AWG, industrieel wit

16 fragmenten o.a. van bord, kopje, MAE: 13

1750-1900

1

11

1

1

KER

AWG, steengoed

1 fragm. Westerwald

19e

1

11

1

1

KER

pijpaarde

1 ketel-fragm. van rookpijp

18e

1

11

1

1

KER

pijpaarde

1 steel-fragm. van rookpijp

17e

1

11

1

1

GLS

drinkglas

1 bodemfragm. van bierglas

20e

1

11

1

1

GLS

fles

1 flessenhalsfragm., groen, g-fle-27a

19e

1

11

1

1

GLS

fles

1 fragm. van fles, groen

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

4 wandfragm., MAE: 4

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

1 bodemfragm. van bloempot (doorboorde bodem)

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

1 voet van grape

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

2 fragm. van testje, r-tes-1, MAE: 1

2

11

2

1

KER

dakpan, roodbakkend

1 dakpan fragment

1600-1800 1750-1900

1600-1800

19e 1500-1800


Vnr Spoor WP Vlak Vak Tek MatCode

MatSpecifiek

Beschrijving

datering

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

1 randfragm. bloempot

19e

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

1 bodemfragm. kachelpan, r-kap-?

1750-1900

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

3 bodemfragm. op standring van grape/pispot, MAE: 3

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

2 fragm. van braadpan (o.a. handvat), MAE: 2

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

2 randfragm. grape, r-gra-?, MAE: 2

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

1 bodemfragm. op standring van bord, r-bor-(3)

18e

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

1 fragm. van deksel, r-dek-25

1650-1675

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

2 fragm. van kom, r-kom-21, MAE: 1

19A

2

11

2

1

KER

AWG, roodbakkend

2 frag. van grape, r-gra-?, MAE: 2

1700-1900

2

11

2

1

KER

AWG, witbakkend

1 olielamp fragm., w-oli-2/3

1575-1700

2

11

2

1

KER

AWG, witbakkend

1 wandfragm.

2

11

2

1

KER

AWG, witbakkend

1 bodemfragm. op standring van grape

2

11

2

1

KER

AWG, porselein

3 bordfragm., p-bor-1, MAE: 1

2

11

2

1

KER

AWG, faience

1 bodemfragment van kom, f-kom-?

2

11

2

1

KER

AWG, faience

5 wandfragm., MAE: 5

2

11

2

1

KER

AWG, faience

10 bordfragm., f-bor-?, MAE: 10

2

11

2

1

KER

AWG, industrieel wit

1 fragm. van kopje, iw-kop-1

18B

2

11

2

1

KER

AWG, industrieel wit

2 fragm. van kom, iw-kop-1, MAE: 2

18B

2

11

2

1

KER

AWG, industrieel wit

5 fragm. van bord, iw-bor-?, MAE: 2

19e

2

11

2

1

KER

AWG, industrieel wit

1 wandfragm. van pispot, iw-pis-1

19B

2

11

2

1

KER

AWG, steengoed

1 bodem frag. Langerwehe-kan, S2-kan-?

15e

2

11

2

1

KER

AWG, steengoed

1 wandfragm. van mineraalwaterkruik, s2-fle-4

19B

2

11

2

1

KER

AWG, industr. steengoed

2 fragm. van bordje, s3-bor-1, MAE: 1

1720-1760

2

11

2

1

KER

pijpaarde

6 ketels van rookpijp

19e

2

11

2

1

KER

pijpaarde

6 steelfragm. van rookpijp

17e

2

11

2

1

GLS

fles

4 fragm. van fles, groen, MAE: 4

19e-20e

2

11

2

1

ODB

1 rib van rund

2

11

2

1

ODB

1 heupfragm. van rund

2

11

2

1

plastic

speelmunt

1 plastic speelmunt van VIDEOLAND

3

11

1

KER

AWG, roodbakkend

1 randfragm. van grape, r-gra-?

1

18A

20B


Vnr Spoor WP Vlak Vak Tek MatCode

MatSpecifiek

Beschrijving

datering

3

11

1

1

KER

AWG, roodbakkend

1 bodemfragm. van kachelpan, r-kap-?

1750-1900

3

11

1

1

KER

AWG, porselein

1 fragm. van kopje, profiel compleet, p-kop-9

1675-1720

3

11

1

1

KER

AWG, porselein

1 bordfragm., p-bor-?

18e

3

11

1

1

KER

AWG, industrieel wit

7 bordfragm., iw-bor-?, MAE: 6

3

11

1

1

KER

AWG, industrieel wit

1 oor van kom/pispot

3

11

1

1

KER

pijpaarde

1 ketel van rookpijp, hielmerk gekroonde 39

18e

4

21

1

1

KER

AWG, faience

1 bordfragm., f-bor-(1)

17A

5

41

1

1

OPH

MD

dendromonster: spar, onregelmatige jaarringen

vermoedelijk nรก 1508

6

41

1

1

OPH

MD

dendromonster, niet geschikt voor dendrochronologie: verwijderd.

7

41

1

1

OPH

MD

liggend vierkante balk ; l: 58cm br: 12cm d: 7cm, niet geschikt voor dendrochronologie: verwijderd.

8

1

1

1

KER

AWG, roodbakkend

rand van grape, r-gra-? (bij uitgraven S4/V5)

9

41

1

1

OPH

MD

dendromonster

10

41

1

1

OPH

MD

dendromonster

11

41

1

1

OPH

MD

dendromonster

12

41

1

1

OPH

MD

dendromonster: spar, te weinig jaarringen (34)

vermoedelijk nรก 1508

13

41

1

1

OPH

MD

dendromonster: els, te weinig jaarringen (32)

/

14

41

1

1

OPH

MD

dendromonster: els, te weinig jaarringen (21)

/

15

41

1

1

OPH

MD

dendromonster: els, te weinig jaarringen (30)

/

1400-1600


Bijlage 4: Sporenlijst- Het Rondeel te Monnickendam AB, OMN: 37808 Spoor WP Vlak tek NAP

definitie

ouder jonger ass. met dan dan

Beschrijving

11

11

0,70÷ verstoring, ophoging 2 1984

omgespitte grond 1984, Ks1 brTgr beetje zand bijmenging +puin3 +aw2 +mo2 +gls1

21

11

1,61÷ ophoging onder muurwerk

dogr Ks1 +aw1 +schelp1

31

11

0,35÷ muur

2

4, 5, 6, 7

Muurwerk Rondeel, harde schelpmortel, 3,5 steens muur ; rode bs 18,5 x 9,5 x 4,5 cm + (bovenste bs-lagen) rode bs 21 x 10 x 5 cm (weinig), gele bs 16,5 x 8,5 x 4 cm (weinig) ; 5-lagenmaat: 26cm, 10-lagen: 52 cm ; breedte tss. 67 en 71 cm , ook onderste bs-lagen afmetingen van 20/21 x 10 x 4,5/5 cm.

41

11

1,55÷ houten fundering

2

3

funderingshout onder rondeel, ingeheide palen, rond en vierkant, diverse afmetingen

51

11

0,42÷ muur

3

stuk vestingmuur ten westen van Rondeel, koud tegen rondeel? 5-lagenmaat: 28cm, 10-lagen: 57cm ; harde schelpmortel , rode oranje bs 21 x (10) x 4,5 cm

61

11

0,41÷ muur

3

stuk vestingmuur ten oosten van Rondeel, koud tegen rondeel? Harde schelpmortel ; oranje-rode bs 21 x 10,5 x 5 cm

71

11

1.36÷ muur

3, 5

omgevalen brokstuk van rondeel? ; rode – oranje bs 21,5 x 10 x 5 cm, harde schelpmortel ; 5-lagenmaat: 30cm, 10lagen: 62cm

81

11

0,70÷ ophoging

3

1

3

ongestoorde vulling binnen het Rondeel: Zs1 +bs-puin3 +mo3 +dakpan3, sloopafval


DEUTSCHES ARCHÄOLOGISCHES INSTITUT ZENTRALE

DAI, Im Dol 2-6, D-14195 Berlin

DENDROCHRONOLOGIE Dr. Karl-Uwe Heußner Im Dol 2-6, Haus IV D-14195 Berlin

Hollandia Archeologen Tuinstraat 27A 1544 RS Zaandijk Niederlande

Tel.: ++49 (0)3018 7711-349 Fax: ++49 (0)3018 7711-313 dendro@dainst.de

www.dainst.de Berlin, 11.01.2010 Tgb.-Nr./Az. ...

GUTACHTEN Betrifft: Monnickendam Folgende Holzproben wurden dendrochronologisch untersucht: Monnickendam Lab.Nr. C 55831 55832 55833 55834 55835

Holzart Probe Vst.Nr. Tanne 5 Tanne 12 Erle 13 Erle 14 Erle 15

Beginn Ende Fälldatum Bemerkung ? ? ? ? ?

unregelm. zu kurz (34) zu kurz (32) zu kurz (21) zu kurz (30)

Die Tannenhölzer sind sehr unregelmäßig gewachsen. Die Erlen zeigen zu wenige Jahrringe. Eine vertretbare Datierung gelingt leider nicht. i. A.


Bijlage 6: Bouwstenen Bouwsteen put puttenkaart vlakkenkaart vlakhoogte vlakhoogtekaart spoor sporenkaart spoor_relatie spoor_hoogte vulling vullingenkaart referentie_punten foto foto_onderwerp grondslagpunt grondslagpunten_kaart monster_veld tekening tekening_onderwerp vondst_veld

Analoog product formulier veldgegevens

Digitaal product A0-veldtekeningen Spreadsheets CAD x x x x x x x x x

x

x

x x x x x x x x x

x x x x x x x x

x


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.