Vereniging Oud Monnickendam Jaarboek 2003
Vereniging ‘Oud Monnickendam’ Secretariaat: Penningmeester:
Wendelmoet Claesdochterlaan 25 1141 JB Monnickendam telefoon 0299 - 65 17 85 Rielant 63, 1141 RE Monnickendam telefoon 0299 - 65 19 38
Rekeningen ten name van de penningmeester van de Vereniging ‘Oud Monnickendam’ Postbank (giro): 44 78 256 Rabobank Monnickendam: 34.28.10.901 Postbank (giro)nr. van de bank 11 748
Inhoud
Voorwoord
5
Jaarverslag Vereniging ‘Oud Monnickendam’ over het jaar 2002
7
Stichting ‘Museum de Speeltoren’, jaarverslag 2002
18
Verslag Vrienden van Museum de Speeltoren
25
Verslag stadsgidsen over het jaar 2002
26
Verslag Stichting IJsschuiten Gouwzee over 2002
28
Verslag ijszeilen in Zweden in maart 2002
31
Verslag van de penningmeester over het jaar 2002
36
Commissie stads- en dorpsbeheer Gemeente Waterland over 2002
40
Restauratie stoepen, door Harry Voogel
44
De nieuwe steen van Leo Hordijk, door H. Voogel
46
De ‘stads’boerderijen van Monnickendam en de bewoners ervan rond het jaar 1900, door L. Appel
54
Een bijzondere tegelvondst door P. Stoffels
87
De geschiedenis van de houtzaagmolen ‘De Vriendschap’, door L. Appel
90
De vaders en moeders van het Weeshuis van Monnickendam, door Ds C.A.E. Groot
100
Nogmaals Monicdam
163
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijvers en het bestuur van de Vereniging ‘Oud Monnickendam’.
3
4
Voorwoord
Ons jaarboek 2003 begint zoals gebruikelijk ook dit jaar weer met de verslagen over het afgelopen jaar van onze vereniging ‘Oud Monnickendam’, de Stichting Museum De Speeltoren, De vrienden van Museum De Speeltoren, de stadsgidsen, de Stichting IJsschuiten Gouwzee met een verslag van een reis naar Zweden van een aantal ijszeilers en het verlag van de penningmeester van onze vereniging. Toegevoegd is een verslag van de Commissie Stads- en Dorpsbeheer gemeente Waterland, waarbij alle bouw- en verbouwplannen van de binnenstad van Monnickendam behandeld worden en waarin een vertegenwoordiger van onze vereniging zitting heeft. Daarna twee bijdragen van de heer Harry Voogel, die na het Gevelstenen project, waarbij praktisch alle gevelstenen zijn gerestaureerd, zich bezig is gaan houden met het Stoepenproject. In ‘Restauratie Stoepen’, vertelt hij hoe de stand van zaken is met het herstel van de vele stoepen, die onze stad telt. De tweede bijdrage is de toespraak, die Harry Voogel heeft gehouden tijdens de bijeenkomst in het Weeshuis na de ‘onthulling’ van de nieuwe gevelsteen Kerkstraat 12 op 10 oktober 2002. Deze toespraak drukken wij in zijn geheel af omdat daarin de geschiedenis rondom deze gevelsteen en de familie Hordijk op een uitstekende wijze wordt weergegeven en een vastlegging in ons jaarboek zeker verdient. Hierna volgen -eveneens zoals gebruikelijk- artikelen over de geschiedenis van Monnickendam. De heer Leen Appel, onze stadshistoricus, heeft omdat 2003 landelijk het jaar van de boerderij is, de ‘stads’boerderijen van Monnickendam en de bewoners ervan rondom 1900 tot onderwerp gekozen. Er waren toen nogal wat boerderijen in de binnenstad van Monnickendam. De heer Appel beschrijft er maar liefst 31. Velen, vooral ouderen, zullen zich een aantal van deze boerderijen nog herinneren en vooral wat er omheen gebeurde: de koeien die in het voorjaar door de stad liepen van de stal naar de landerijen buiten de stad; in het najaar terug naar de stal; het vervoer van hooi met de hooiwagen naar de hooiberg naast de stal; de melkbussen voor de boerderij, die door de melkwagens werden opgehaald; de afvoer van de mest in de mestpraam; in de winter, wanneer er ijs in de grachten en sloten lag werd het op de wallekant gestort om later afgevoerd te worden. Beelden, die men terugziet als men het over de boerderijen in de binnenstad 5
heeft. Niet te vergeten: de voor- en najaarskoeienmarkt in het Noordeinde; een bijzondere gebeurtenis voor de jeugd; je mocht dan een koe kopen -bij de bakker- van taaitaai. Er zijn geen boeren meer in de binnenstad. Gelukkig nog wel enkele boerderijen, echter niet meer met de bestemming boerderij. Het zou niet meer kunnen met onze huidige milieu-eisen. Een tweede artikel van de heer Appel betreft de geschiedenis van de houtzaagmolen ‘De Vriendschap’ destijds gelegen aan de Kloosterdijk aan het Stinkevuil, ook wel Ooster E genaamd. Het bleek de heer Appel, dat er weinig bekend was van het verleden van deze molen. Hij onderzocht het en zijn bevindingen vindt u in dit artikel. Vooral de Stichting Herbouw Zaagmolen ‘De Vriendschap’ zal ermee ingenomen zijn, dat de geschiedenis van deze molen nu bekend is. Onze ere-voorzitter, de heer P. Stoffels, is een liefhebber van en een deskundige op het gebied van tegels. In ‘Een bijzondere vondst’ beschrijft hij tegels, aangetroffen in de kelder van het pand Noordeinde 72. Een vaste medewerker aan onze jaarboeken naast de heer Appel, die vanaf 1975 zich intensief heeft beziggehouden met onze jaarboeken, is de heer Ds C.A.E Groot uit Barneveld. In het jaarverslag van 1992 verscheen reeds de eerste publicatie van zijn hand over het Weeshuis van Monnickendam in de 18e eeuw. In dit jaarboek schrijft hij weer over het Weeshuis en wel over de vaders en moeders van het Weeshuis van Monnickendam in de periode 1690-1803. Volgend jaar hoopt hij hier een vervolg aan te geven. Tot slot op verzoek een afdruk van het wapen van Monnickendam, gehecht aan een oorkonde uit 1361. De teksten voor dit boekje werden aangeleverd op floppy. De lay-out werd verzorgd door Studio Clerkx. Het geheel werd op commerciële basis gedrukt. Er is voor het tot stand komen van dit jaarboek door velen weer veel werk verzet. Wij zeggen hen daarvoor heel hartelijk dank. Wij hopen, dat u dit boek met genoegen zult lezen. Met vriendelijke groet, namens het bestuur van de ‘Vereniging Oud Monnickendam’ D. Oosterveld, voorzitter Monnickendam, april 2003 6
Jaarverslag Vereniging ‘Oud Monnickendam’ over het jaar 2002 Hieronder volgt naar onderwerp bijeengebracht een verslag van de activiteiten van onze vereniging over het afgelopen jaar.
Jaarvergadering Notulen van deze vergadering. De jaarvergadering werd gehouden op dinsdag 4 juni in het Weeshuis, Weezenland 16, aanvang 20.00 uur. Afwezig is bestuurslid J. Groot (i.v.m. vakantie). Voorzitter D. Oosterveld opent de vergadering en heet allen welkom; hij hoopt de vergadering te kunnen afronden om 21.00 uur, daarna is er een pauze voor een drankje. Na deze pauze zal de heer Jan Snieder dia’s vertonen over de middenstand van Monnickendam van ‘vroeger en nu’, van deskundig commentaar voorzien door de heer S. Verbeek. Er zijn verder geen berichten van verhindering. De notulen van de jaarvergadering die gehouden werd op 7 juni 2001 voorkomend op blz. 7 t/m 10 van ons jaarboek 2002 worden eerst behandeld. De heer Koerse vraagt of er een brief is gestuurd naar de gemeente Waterland over de deuren op het terrein van Middendam 1. Dit wordt bevestigd, er is na 7 maanden een antwoord van de gemeente gekomen, waarin wordt medegedeeld, dat gezien de plannen van het museum het niet noodzakelijk wordt geacht tussentijds iets aan de deuren te doen. De heer Koerse zegt aangeboden te hebben de deuren te schilderen, maar dat kon er ook niet af, hij vraagt om weer een brief te sturen naar B&W. Verder zijn er geen op- of aanmerkingen en worden de notulen goedgekeurd. Vervolgd wordt met het jaarverslag van de vereniging over 2001, blz. 10 t/m 15. Ook dit wordt zonder aanmerkingen goedgekeurd. Vervolgens worden de verslagen van museum De Speeltoren, het verslag van 7
de stadsgidsen, van de Stichting IJsschuiten Gouwzee en de Commissie Stadsen Dorpsbeheer behandeld. Over het verslag van de penningmeester over 2001 worden geen vragen gesteld. De commissie van onderzoek van de rekening en verantwoording van het bestuur, bestaande uit de heren W. Ram, G. Tessel en S. Koerse heeft de boeken nagekeken en in orde bevonden. De vergadering neemt het advies van de heren over, keurt het verslag goed en dechargeert de penningmeester. De heer W. Ram maakte twee jaar deel uit van de commissie van onderzoek en treedt af, waarvoor hij hartelijk wordt bedankt. Mevrouw Rita Mulder wordt bereid gevonden zijn plaats in te nemen. Daarna volgt de verkiezing van bestuursleden. Aftredend zijn mevrouw S.A. Verburg, de heren J. Krikke, J. Balvers en J.Groot. De heer Krikke heeft aangegeven zijn lidmaatschap van het bestuur te willen beëindigen. De voorzitter memoreert dat Jaap Krikke sinds 1984 deel uitmaakt van het bestuur en zich vooral heeft ingezet voor het inrichten van het museum, het maken van kasten en vitrines en het verbeteren en onderhouden van het museum. Tevens was hij vele jaren vice-voorzitter. Hij dankt hem voor zijn inzet en neemt afscheid met het overhandigen van een flesje wijn en bloemen voor zijn echtgenote. Jaap bedankt het bestuur voor de steun in goede en slechte tijden; hij heeft met genoegen deel uitgemaakt van het bestuur. Mevrouw Verburg wordt zonder schriftelijke stemming herkozen, evenals de heren Balvers en Groot, die ook zonder schriftelijke stemming bij acclamatie worden herkozen. Er zijn geen kandidaten voor de opengevallen plaats, het bestuur heeft niemand gevonden en niemand heeft zich voor de vergadering aangemeld. Het bestuur bestaat nu uit 9 leden. Om de steeds oplopende kosten te dekken stelt het bestuur voor de contributie met ingang van het jaar 2003 te verhogen tot 10, -. De vergadering gaat hiermee akkoord. Museum De Speeltoren had in het afgelopen jaar 623 vrienden, die hun werk financieel ondersteunden. Onder hen worden twee plaatsen voor de najaarsexcursie verloot, de nummers 454 van J.A. ter Horst en 509 van T.C.A. Groenewoud kwamen uit de hoed. Bij de mededelingen maakt de voorzitter de vergadering attent op de boekenmarkt die Rotary Monnickendam organiseert op 29 juni, waaraan de oudheidkundige verenigingen van Marken, Ilpendam en Monnickendam hun medewerking 8
verlenen. De baten hiervan gaan naar de ‘Stichting Herbouw Molen De Vriendschap’. Er kunnen nog boeken en ander materiaal ingebracht worden. Er zijn geen verdere mededelingen van het bestuur. Bij de rondvraag bedankt Simon Verbeek het bestuur voor het beschikbaar stellen van de adressen van de vereniging om de leden te interesseren voor het initiatief voor de herbouw van zaagmolen De Vriendschap. De heer A. de Graaf vraagt of er geen presentielijst is; hieraan wordt direct voldaan. De vergadering wordt op de gestelde tijd afgesloten. Na een korte pauze vertoont de heer J. Snieder dia’s over de middenstand van Monnickendam van vroeger en nu; de heer Simon Verbeek geeft daarbij toelichting.
Lezingen Op 12 februari hield prof. Dr. G.J. Schutte, hoogleraar aan de Vrije Univer siteit van Amsterdam en schrijver van het boek ‘Marken, de geschiedenis van een eiland’ in een overvol Weeshuis een lezing over het voormalig eiland Marken van ongeveer drie kwartier, waarna na een pauze twee leden van de ‘Vereniging Historisch Eiland Marken’ toelichting gaven op de vertoonde dia’s. Op 19 november kwam de heer Jaap Molenaar uit Edam een dia- lezing geven over zijn stad. En weer was het Weeshuis tot de laatste stoel bezet.
Stadswandeling door De Rijp.
9
Varen door de Eilandspolder.
Excursies Er werden ook dit jaar weer twee excursies gehouden. Op zaterdag 6 juli was er een middagexcursie naar De Rijp. Gereden werd met eigen auto’s. Leden, die geen vervoer hadden konden meerijden met hen die wel over een auto beschikken. Dit gezamenlijk rijden levert doorgaans geen problemen op. Er waren ongeveer 60 deelnemers. Bij aankomst in De Rijp werd het gezelschap gesplitst in twee groepen; een groep maakte een stadswandeling door De Rijp onder leiding van gidsen; de andere groep maakte met twee boten onder leiding van twee gidsen een rondvaart door de Eilandspolder. Zowel de rondwandeling als de vaartocht duurden ongeveer anderhalf uur. Daarna was er gelegenheid om iets te gebruiken in een van de cafe’s, waarna de wandelaars gingen varen en die gevaren hadden wandelen. Het was goed weer en goed toeven in het mooie De Rijp en de Eilandspolder. Op zaterdag 28 september vond de najaarsexcursie plaats. Deze ging naar een van de oudste steden van Nederland, de stad Dordrecht. Om acht uur werd met 142 leden verdeeld over 3 bussen naar Dordrecht vertrokken. Na aankomst werd koffie/thee gedronken en nog niet geheel ontdooid appelgebak genuttigd in hotel restaurant Bellevue, gelegen aan de druktst bevaren driesprong van Europa (Oude Maas- Noord- Merwede). Om circa 10.30 uur namen gidsen van de VVV ons mee voor een wandeling 10
Stadswandeling door Dordrecht.
11
door Hollands oudste stad met haar roemrijk verleden. Denk maar eens aan de Eerste Vrije Statenvergadering en de Dordtse Synode. Dordrecht telt maar liefst 800 monumenten. Onderweg werd een bezoek gebracht aan de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk een vijftiende eeuwse kruisbasiliek met kooromgangen en kappellenkrans. Om circa 12.30 uur werd teruggekeerd naar hotel restaurant Bellevue voor het nuttigen van een Brabantse koffietafel. Na de lunch stapten wij in de bus voor een rit door Dordrecht en de Alblasser waard naar de 19 molens van Kinderdijk, die tot ver over de grenzen bekend zijn en behoren tot de grootste waterbouwkundige werken van Nederland. Na terugkomst in Dordrecht werd het gezelschap afgezet op een centrale plaats, vanwaar men zelf kon bepalen wat men nog wilde ondernemen in deze mooie stad: òf een bezoek brengen aan het Simon van Gijn museum, Nieuwe Haven 29, het monumentale woonhuis van Simon van Gijn, bankier en verzamelaar. Het pand bevat rijke interieurs en een verzameling kunstnijverheid en speelgoed. Òf op eigen gelegenheid Dordrecht bezoeken. In beide gevallen bleef er nog enige tijd over om iets te gebruiken in of op de terrassen van de horeca van Dordrecht. Om 17.00 uur werd de terugreis aanvaard; om iets over 18.30 uur waren we weer thuis in Monnickendam.
Uitgave Monnickendams adresboek 1850 Aan het einde van dit verslagjaar verscheen het door onze vereniging uitgegeven ‘Monnickendams Adresboek 1850’. De naam zegt het al, het bevat de namen en adressen van de inwoners van Monnickendam aan het begin van het jaar 1850. Daarbij wordt nadere informatie gegeven over de bewoners van destijds: hun leeftijd, of zij in Monnickendam geboren zijn of afkomstig van elders, hun burgerlijke staat, hun godsdienst en het beroep dat men uitoefende; voorts gegevens over het huis dat bewoond werd, het kadasternummer en of het huis eigendom was of gehuurd. Om op een gemakkelijke manier te kunnen opzoeken waar iemand woonde is een lijst met namen in alfabetische volgorde toegevoegd. Voorts zijn er plattegronden van de vier wijken, waarin Monnickendam was verdeeld en waarin de huidige straten en huisnummers zijn aangegeven, zodat men kan zien waar men woonde. Deze gegevens zijn verzameld door de heer L. Appel, onze stadshistoricus, die in de inleiding een en ander toelicht. De inhoud van dit boekje sluit aan op reeds eerdere publicaties van de hand van de heer Appel te weten het boekje gemeente Monnickendam 1938, uit12
gegeven door onze vereniging in 1996, waarin de oude wijknummers van 1806 werden vervangen door een huisnummer per straat. En het artikel in het jaarboek 2002 over Lodewijk Napoleon, Koning van Holland van 1806-1810, bijlage 1: Eigenaren van huizen en gebouwen in vier wijken binnen de stad Monnickendam anno 1810 met de te betalen belastingen. De teksten zijn verwerkt op de computer door de heer C.J. Lagrand, secretaris van onze vereniging; de plattegronden zijn verzorgd door de heer S. Koerse. Het boek kost 12,50 ex verzendkosten ad 2,25 en is te bestellen bij de secretaris.
Boekenmarkt Op 29 juni organiseerde Rotary Waterland een boekenmarkt waaraan wij onze medewerking verleenden. Het was een druk bezochte markt rondom de binnenhaven. Wij waren aanwezig met een kraam. Van de opbrengst werd 30% afgedragen aan het vooraf vastgestelde goede doel; de herbouw van de zaagmolen De Vriendschap aan de Kloosterdijk.
Bruine vloot De vereniging van Zeilcharterschippers vroeg ons steun voor de problemen die zij ondervinden in de haven voor hun schepen. In een brief aan het gemeentebestuur hebben wij gevraagd de problemen die de schippers onder-
De Bruine Vloot.
13
Grote belangstelling voor de onthulling van de nieuwe gevelsteen Kerkstraat 12.
Voor en na de onthulling.
14
vinden te willen wegnemen. Voor Monnickendam is de komst van de bruine vloot voor de middenstand belangrijk, door bevoorrading van plaatselijke leveranciers, de horeca en de activiteiten rond de haven. Ook het opheffen van de parkeerproblemen is zeker zo belangrijk voor de bewoners van ’t Prooyen. Voortst werd bij het gemeentebestuur gepleit voor een gereduceerd tarief voor historische zeilschepen die Monnickendam als thuishaven hebben.
Gevelsteen Kerkstraat 12 De gevelsteen die herinnert aan de jodenvervolging tijdens de 2e wereldoorlog in Kerkstraat 12 was in zo’n slechte staat dat de letters er afbraken. Door inspanningen van ons lid Harry Voogel en met steun van diverse donateurs, kon een nieuwe steen gemaakt worden door steenhouwer Jan Hilbers. Op 10 oktober kon de nieuwe steen worden onthuld, in aanwezigheid van de heer Wim Hordijk, de jongste zoon van Leo en Lies Hordijk. en de dochters van Jansje Tol (het vroegere dienstmeisje) en Kees Vlugt die in die tijd bij de familie werkzaam was. Het waren Leo en Lies Hordijk, die in de bange oorlogsjaren twee jaar lang van mei 1943 tot de bevrijding 4 mei 1945 vijf joodse landgenoten schuilhielden waardoor zij de oorlog konden overleven. Na de onthulling was er een bijeenkomst in het Weeshuis waarin onze voorzitter, Harry Voogel en Wim Hordijk het woord voerden. De toespraak van de heer Voogel waarin de geschiedenis rondom deze gevelsteen nauwkeurig is weergegeven treft U aan op bladzijden 46 t/m 53 van dit jaarboek De nieuwe steen is gemaakt van Portlandsteen, de oude steen is opgeknapt en wordt in het museum bewaard. Bij notariële akte is vastgelegd dat bij verkoop van het huis de steen niet mag worden verwijderd.
Restauratie stoepen In het Noordeinde, Middendam en Kerkstraat werden een aantal stoepen gerenoveerd, mogelijk gemaakt door een flinke subsidie van de gemeente. Voor dit project zijn geen subsidies door onze vereniging beschikbaar gesteld. Ook voor 2003 zijn er een aantal aanmeldingen voor deze subsidie, wat de verfraaiing van de binnenstad ten goede komt.
Aankopen In een galerie in Zwolle werd een schilderij aangeboden, gemaakt door Rink 15
voorstellend de Waegh, de Speeltoren en Middendam. De schilder Rink heeft rond 1900 in Edam gewoond en veel in Waterland geschilderd. Besloten werd met geld van de Vrienden van het museum resp. het Fonds aankopen museum De Speeltoren deze aankoop te doen. De heer Leo Woudstra uit Leeuwarden was in het bezit van een tekening gemaakt vanaf de Westervesting richting melkfabriek en zaagmolen en het botenhuis, door J.W. van Lohuizen. Het is door ons aangekocht.
Commissie Stads en Dorpsbeheer Omdat ons lid in de commissie ‘Stads- en Dorpsbeheer’ de heer Simon Verbeek in de gemeenteraad was gekozen, moesten wij een nieuw lid in deze commissie benoemen. Na een oproep onder onze leden kwamen er 3 kandidaten waarvan wij de heer Maarten Verweij bij het gemeentebestuur hebben voorgedragen. Hij werd als zodanig benoemd.
Simon Verbeek.
Maarten Verwey.
Wij zeggen de heer Simon Verbeek hartelijk dank voor de uitstekende wijze waarop hij onze vereniging in deze commissie heeft vertegenwoordigd. Wij wensen de heer Maarten Verweij veel succes toe in zijn nieuwe functie.
Cultuurprijs gemeente Waterland 2002 Voor zijn inzet voor het gevelstenen- en stoepenproject werd de heer Harry Voogel door ons voorgedragen voor de kultuur prijs 2002 van de gemeente Waterland. De prijs werd toegekend aan ‘Kunst kijken Monnickendam’; de heer Voogel kreeg een eervolle vermelding. 16
Dank Ook in dit verslagjaar hebben vele leden zich ingezet voor onze vereniging. Wij zeggen hen daarvoor hartelijk dank.
Leden, bestuur en commissies Op 31 december 2002 stonden er 1325 leden geregistreerd Het bestuur van de vereniging bestond dit jaar uit: D. Oosterveld, voorzitter J.P.J. Konijn, vice voorzitter C.J. Lagrand, secretaris J. Balvers, penningmeester G. Bont, J. Groot, F.R. Holthuis, K. Roos, mevrouw S.A. Verburg Mr. P. Stoffels, erevoorzitter Er vonden 11 bestuursvergaderingen plaats. In het bestuur van de Stichting Museum de Speeltoren hebben zitting P.A.M. van ’t Hof, voorzitter B. Kuilman, secretaris Mevrouw S.M. Kröner-Roos, penningmeester G. Bont, F. Fontaine, J. Groot, mevrouw M.R.W. Van ’t Hof-van der Val, C.J. Lagrand De raad van toezicht word gevormd door D. Oosterveld, K. Roos en F.R. Holthuis. In het bestuur van de Commissie Stadsgidsen hebben zitting mevrouw A.C.M. Lagrand-Groenewoud, voorzitter. J. Klaver, penningmeester en mevrouw N. Lommers-Swart. In de gemeentelijke Commissie Stads- en Dorpsbeheer is onze vereniging vertegenwoordigd door de heer M. Verweij. Onze vereniging is vertegenwoordigd in de Stichting Ondersteuning Musea Zaanstreek/Waterland door D. Oosterveld In de Stichting IJsschuiten Gouwzee door J.P.J. Konijn, K. Roos en mevrouw S.A. Verburg. Monnickendam, maart 2003 C.J. Lagrand, secretaris
17
Stichting Museum de Speeltoren Jaarverslag 2002 Tentoonstelling in het seizoen 2002 Gedurende dit jaar is er, naast onze vaste expositie, één wisseltentoonstelling geweest met het motto ‘Dierbare dingen’. De gedachte achter deze expositie was dat de geschiedenis van Monnicken dam en Waterland niet alleen bestaat uit de geschiedenis van wapenfeiten, een Gouden Eeuw of een glorieuze zeeslag, maar dat het ook de geschiedenis is van de gewone mensen met hun kleine herinneringen en hun spulletjes waaraan ze gehecht zijn. Voor het inrichten van de expositie zijn slechts enkele stukken uit de eigen collectie gebruikt. Het overgrote deel van het tentoongestelde materiaal was beschikbaar gesteld door mw. N. Lommers-Swart, de hr. J. Lommers, mw. T. Buter-Pool, mw. A. Swart, mw. J. van der Eijk-Visser, hr. N. C. de Gooyer, hr. J. Groot, hr. K. Tolman, mw. M. de Vries-van Es, hr S. Koerse, hr. F. Fontaine, mw. A. Lagrand-Groenewoud en mw. R. van ’t Hof, waarvoor allen hartelijk dank. Het betrof in hoofdzaak artikelen met een emotionele en/of nostalgische waarde, waarbij de bijbehorende verhalen onmisbaar waren en dus een wezenlijk deel van de expositie uitmaakten. Bezoekers hadden in het algemeen lof voor de tentoonstelling en het bijzondere karakter ervan, maar helaas moest weer worden geconstateerd dat teveel Monnickendammers en overige inwoners van de gemeente Waterland vinden dat zij het museum kennen als zij er in het verleden één keer zijn geweest. Vooral de niet uitnodigende entree van het museum zal hier debet aan zijn.
Nieuwbouwplannen Een werkgroep heeft zich in 2002 bezig gehouden met de verdere uitwerking van plannen om tot een nieuw museum te komen. De werkgroep krijgt bijstand van een gemeentelijk ambtenaar en de provinciale museumconsulent. Het bouwplan omvat vergroting van het huidige gebouw waarbij de gevel blijft bestaan, zij het dat er een verdieping wordt tussengevoegd. 18
De gevel van het huidige gebouw (maar niet de rest van het gebouw) is rijksmonument. Een cultuurhistorische waardebeoordeling van dit monument was nodig, alsmede een oordeel over de voorgestelde aanpassing was een eerste vereiste. Overleg met rijks- en provinciale diensten over dit aspect heeft veel tijd gekost. Eind 2002 heeft de gemeente een reactie van de rijksdienst voor monumentenzorg over de gevel en de nieuwe toegangspartij aan de Middendamzijde van de toren ontvangen. Deze reactie geeft aan dat een plan op basis van onze voorstellen bespreekbaar is. Het plan voorziet ook in een doorgang van het museum naar het speelwerk van het carillon in de speeltoren. Daarmee verwerft het museum een mogelijkheid om een deel van ons unieke carillon zichtbaar te maken voor het publiek. Dit aspect wordt door zowel de gemeente als monumentenzorg verwelkomd. Verder is er contact gelegd met omwonenden om daar eventuele bezwaren te peilen. Naar verwachting wordt in 2003 gestart met het aanvragen van de bouwvergunning.
Aanwinsten In het verslag over 2001 waren niet alle aankopen en schenkingen van dat jaar vermeld. Daarom volgt hier een opsomming van het restant en de aanwinsten van het jaar 2002.
Aankopen Een tekening voorstellende het uitzicht vanaf de Vesting op het botenhuis, de melkfabriek en de Zaagmolen, getekend door J.W. van Loohuizen. Een schilderij groot 30 x 41 cm, olieverf op doek (marouflĂŠ), van de scheepswerf aan het Prooijen, geschilderd door Willem Bastiaan Tholen. Een schilderij groot 22 x 31 cm, olieverf op doek (marouflĂŠ), van de Waag en de Speeltoren, geschilderd door Paulus Philippus (Paul) Rink. Beide schilderijen zijn aangekocht met steun van de Vrienden van het museum.
Schenkingen Van mevr D. Swart te Monnickendam 10 textiele voorwerpen, 7 diverse voorwerpen waaronder een bord ter gedachtenis aan een in 1919 afgelegde geloofsbelijdenis in de Ned. Hervormde Kerk en 8 oude fotokaarten van Monnickendam. Van de heer C Brinkman te Zaandam 13 enveloppen, elk inhoudende 8 19
verschillende kaarten met daarop door Maarten Oortwijn gemaakte pentekeningen ergens in Waterland. Van de heer J.W. Simons te Monnickendam enig breeuwsel (‘werk’) zoals vanouds gebruikt werd bij het dichten van lekken in houten schepen (o.a. botters). Van mevr Schaap en de heer Chavagne te Monnickendam in hun tuin aan het Zuideinde opgegraven stenen voorwerpen waaronder een grape. Van mevr R. Mulder te Monnickendam een exemplaar van de door haar gemaakte kalender ‘Waterland 2003’. Van de heer J. Stolk te Monnickendam 2 ouderwetse houten lijmklemmen. Van de heer J. Steur te Monnickendam een foto van de voormalige visrokerij Steur aan het Prooijen en diverse papieren betreffende de aankoop van grond voor de stichting van een nieuwe rokerij op het Galgeriet. Van mevr C.A. Neijzen te Amsterdam 7 stuks ansjoviskeurmerken en 2 pakjes breeuwsel voor het dichten van ansjovisvaten.
Bezoekers Het aantal bezoekers is dit jaar lager geweest dan de jaren ervoor. In 2001 hadden we een relatief goed jaar, dat mede veroorzaakt werd door twee korte tentoonstellingen in september en oktober. In 2002 lag het ook in de bedoeling weer een korte tentoonstelling van tekeningen van Monnickendam te houden. Door ziekte van de medeorganisator is dat helaas niet gelukt. De aantallen bezoekers uit de voorgaande jaren zijn: Jaar 2002 2001 2000 1999 Aantal bezoekers 1127 1501 1350 1673
Openingstijden Het museum was in 2002 open van: 13 april t/m 26 mei op zaterdag, zondag en paasmaandag 1 juni t/m 15 september dagelijks behalve maandag 21 september t/m 13 oktober op zaterdag en zondag De openingsuren waren: 20
dinsdag t/ zaterdag 11:00 tot 17:00 uur zondag 13:00 tot 17:00 uur
Museumteam Ook in 2001 werd het museum weer volledig bemand met vrijwilligers. Het team bestond uit ca. 30 suppoosten die regelmatig of als invalkracht het museum bemannen tijdens de normale openingsuren. Het bestuur bestond in 2002 uit Paul van ’t Hof (voorzitter), Garrelt Bont, Frans Fontaine, Jan Groot, Ria van ’t Hof, Simone Kröner-Roos, Bart Kuilman en Cees Lagrand.
Financieel verslag 2001 Balans Activa Inventaris Voorraden Vorderingen
31-12-02 1 1 2.752 2.754
31-12-01 1 1 1.027 1.029
15.866 18.620
6.593 7.622
4.783
3.909
Voorzieningen Gebouw en inventaris 7.676 Collectie 5.890 13.566
1.815 1.815 3.630
Kortlopende schulden
83 7.622
Liquide middelen Passiva
Vermogen
271 18.620
21
Exploitatierekening
2002
2001 Begroting 2003
Baten Entreegelden 799 Subsidie Gemeente Waterland 1.194 Bijdragen Vrienden van het Museum 5.155 Donaties en bijdragen 7.795 Gift Vereniging Oud-Monnickendam - Verkoop artikelen 493 Verhuur bakkerskar 115 Rentebaten 21 Diverse baten 397 Totaal baten 15.969
826 1.213 4.386 2.947 4.538 339 113 7 - 14.369
750 1.000 4.500 3.327 350 115 50 10.092
1.364 447 1.815 1.826 4 5.004 - 10.460
1.050 554 1.361 1.411 230 4.938 50 9.594
Lasten Presentatiekosten Bureaukosten Collectie Gebouw en inventaris Aankoop artikelen Vaste lasten Diversen
Exploitatie saldo
729 682 4.075 6.024 168 3.236 181 15.095 874
3.909
498
Toelichting algemeen De grondslagen voor de waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het exploitatieresultaat zijn gebaseerd op historische kosten. Voor zover niet anders is vermeld, worden de activa en de passiva opgenomen tegen nominale waarde. De baten en lasten zijn zoveel mogelijk toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Inventaris en voorraad De inventaris en de voorraad zijn gewaardeerd op het symbolische bedrag van 1,-. De baten worden verantwoord op het moment van verkoop. De kosten zijn ten laste van het resultaat gebracht op het moment van inkoop. 22
Toelichting op de balans Vorderingen Vereniging Oud Monnickendam Te vorderen BTW Overige vorderingen Liquide middelen Kas Rabobank Postbank
2.063 538 151 2.752 104 14.054 1.708 15.866
Vermogen
01-01-2002 Dotatie exploitatieresultaat 2002 31-12-2001
3.909 874 4.783
Voorzieningen Voorziening voor gebouw en inventaris
01-01-2002 Dotatie 2002 31-12-2002
1.815 5.861 7.676
Voorziening voor collectie
01-01-2002 Dotatie 2002 31-12-2002
1.815 4.075 5.890
Toelichting op de exploitatierekening Entreegelden Het museum heeft gedurende 2002 1127 bezoekers gehad (2001:1501; 2000:1350). Aan entreegelden is een bedrag 799 geïnd. De toegangsprijzen bedroegen gedurende 2002 1,50 voor volwassenen en 0,50 voor kinderen. Bezoekers met een Rabopas met MJK-logo en een NSkaart met MJK-logo kregen 50% korting op de entreeprijs. De toegang is gratis voor houders van een museumjaarkaart. Gratis toegang wordt tevens verschaft aan Vrienden van Stichting Museum De Speeltoren en hun introducés (zie voor informatie elders in dit jaarboek). Subsidie De gemeente Waterland heeft de Stichting in 2002 ondersteund met een bijdrage van 1.194,-. 23
Bijdragen Vrienden van het Museum Gedurende 2002 is van 661 (2001:632; 2000:611) Vrienden van Stichting Museum de Speeltoren het bedrag van 5.155,- (2001: 4.386; 2000: 4.285) ontvangen. Donaties en bijdragen Bijdrage Vereniging Oud Monnickendam 3.177 Donatie Leguit & Roos aann.bedr. B.V. 4.500 Stichting Museum Jaarkaarten 90 Diversen 28 7.795 De Vereniging Oud Monnickendam draagt een bedrag van 3.177 ,- bij in de exploitatiekosten van het museum. Leguit en Roos aann.bedr. B.V. heeft giften welke zij ontving tijdens het door haar gehouden open huis bestemd voor de bouw van ons nieuwe museum. Deze bijdrage is volledig toegevoegd aan de voorziening voor gebouw en inventaris. Verkopen De verkopen via de museumwinkel hebben gedurende 2002 geleid tot een bate van 493. Presentatiekosten Suppoosten 350 Publicatie en presentatie 379 729 Bureaukosten Telefoonkosten 303 Postbus 113 Diversen 265 681 Vaste lasten Gas, water en elektra 275 Huur 2.338 OZB, rioolrecht, verontreinigingsheffing 345 Diversen 278 3.236 Wegens teruggaaf van teveel afgedragen energielasten in het verleden is in 2002 een bate verantwoord, waardoor over 2002 een relatief lage last is verantwoord. 24
Vrienden van museum de Speeltoren
Het is zo langzaam aan een traditie geworden dat het aantal vrienden elk jaar weer toeneemt. Aan deze trend is ook dit jaar geen einde gekomen. Dit jaar waren het er 661 (vergelijk: 632 in 2001; 611 in 2000 en 606 in 1999) Door deze vrienden is in 2002 in totaal 5.155 bij elkaar gebracht (het jaar daarvoor was dat f 9.665 ofwel 4.393). De bijdragen worden gebruikt voor behoud en uitbreiding van de collectie en de exploitatie van het museum. Men kan vriend van Museum de Speeltoren worden door 5,00 (meer mag ook) over te maken op giro 4461088 t.n.v. Vrienden van Museum de Speeltoren te Monnickendam, of middels de acceptgirokaart die de vereniging Oud Monnickendam bij de rondzending toevoegt. Men krijgt dan een vriendenkaart die een jaar lang gratis toegang geeft tot ons museum voor de vriend en zijn introducés. De Vereniging Oud Monnickendam verloot elk jaar onder de vrienden twee gratis deelnames aan de najaarsexcursie. De verloting vindt plaats tijdens de jaarvergadering.
25
Verslag stadsgidsen over het jaar 2002
In juni werd gestart met de arrangementen in samenwerking met de Phila足delphiastichting in het Weeshuis. Dit jaar hebben 56 personen aan de arrangementen deelgenomen. Er zijn 350 folders met de voorjaarsbrief van de vereniging meegestuurd, honderd folders gingen naar het Weeshuis, en er werden 75 folders uitgereikt op de beurs van de genealogische vereniging Zaanstreek-Waterland te Zaandam, we gaan hiermee door. Wij worden ook vermeld in het nieuwe boek van de ANWB, over dorpen en steden. Wij verwachten volgend jaar meer van deze arrangementen. Heel veel enthousiaste reacties gekregen over het mooie ontwerp van Joop van de Rijd van de folder, waarvoor onze dank. Degenen die gebruik hebben gemaakt van dit arrangement vinden de deelnemerskaart zo mooi dat ze hem willen bewaren en het jammer vinden dat wij de tegoedbonnen er af halen. Over het hele jaar hebben wij met totaal 1196 personen door onze stad gewandeld. Veel verenigingen, clubs en familiere端nies, ook dit jaar veel grote gezelschappen. De heer Albert de Graaf uit Hoorn, die ons heeft geholpen bij het opzetten van de stadsgidsengroep en ook wandelingen verzorgde, waarvoor hij op de fiets uit Hoorn kwam, heeft gezien zijn leeftijd afscheid van ons genomen. Aan het vernieuwen van de gevelsteen in Kerkstraat 12 , hebben wij een bijdrage gegeven. Wij zoeken nog een zinvolle bestemming voor ons batig saldo. Het komende jaar gaan wij door met de vrijdagavond wandeling vanaf half mei tot half september. Deze blijven geheel gratis. Er worden nieuwe raamfolders verspreid. A.C.M. Lagrand-Groenewoud, voorzitter. 26
Financieel verslag 2001- 2002 Eindsaldo 2001
3.353,08
Ontvangen Aan rondleidingen 2.564,27 Arrangement reclame Philadelphia 181,-Giften 168,12 Rente / declaratie 44,50 Totaal
2.957,89 6.310,97
Uitgaven Onkosten 1.468,29 Gecrediteerd Philedelphia arr. 392,-- Netto saldo Saldo rendement rekening Saldo betaalrekening In kas 43,34 Totaal Nog te ontvangen van rondleidingen 317,50 Totaal
1.860,29 4.450,68 3.184,42 1.222,92 4.450,68
4.768,18
J. Klaver, penningmeester
27
Stichting IJsschuiten Gouwzee Verslag 2002 Na een aantal zachte winters heeft iedereen in december gelukkig weer eens onze vloot ijsschuiten op de Gouwzee kunnen aanschouwen. In de weekend van 10 tot en met 12 december was er voldoende dik ijs en voldoende wind voor onze ijsschuiten. Voor de gerenoveerde ijsschuit DOX was dit een hernieuwde kennismaking met het ijs na 30 jaar. Maar ook in de voorafgaande periode zijn er diverse activiteiten geweest. Zo besloten een aantal vrijwilligers, na de zwakke winter, om begin maart 2002 met een aantal ijsschuiten naar Zweden te gaan om daar op een van de vele meren te gaan ijszeilen. In juni 2002 werd op de haven in Monnickendam het culturele weekend georganiseerd waar wij met een ijsschuit en een klassiek sleetje aanwezig waren. Ook waren een aantal van onze klassieke ijsschuiten in juli te bewonderen in Roelof足 arends足veen. Op 8 december j.l. hebben wij een open dag georganiseerd voor onze leden, sponsors en overige ge誰nteresseerden. Op die dag kon iedereen een bezoek brengen aan onze werkplaats bij DoX voor het eerst sinds 1963 weer op het ijs
28
de firma Leguit en Roos en zo een indruk krijgen van de activiteiten die daar elke zaterdagmorgen plaatsvinden. Deze dag werd verder opgeluisterd door diapresentaties en foto’s van onze activiteiten en natuurlijk onze ijsschuiten. ’s Middags kwam het Monnickendams Meezingkoor het geheel opvrolijken. Er was zelfs een koek-en-zopie tent waar men gratis erwtensoep en warme chocolademelk kon krijgen. En gezien de gure dag was dit een drukke plek. De opkomst overtrof ver onze verwachtingen en wij kunnen daarom op een, in alle opzichten, geslaagde dag terugkijken. Een extra leuke bijkomstigheid was, dat de vorstperiode direct daarop startte en onze ijsschuiten het volgende weekend reeds op het ijs van de Gouwzee te zien waren. Maar ook in onze werkplaats gaat de renovatie gewoon door. Er wordt hard gewerkt aan de bouw van
Martin Verbeek en Jan Schilder tekenen de hulpspanten af t.b.v. de ‘Voorwaarts’.
Peter van Gelder en Wim van Zanen bezig met de bouw van opbergstellingen.
André Greuter legt de laatste hand aan de opstelling van de hulpspanten t.b.v. de ‘Voorwaarts’.
29
Vrijwilligers bewonderen de ‘Poolvos’.
de Voorwaarts. Er zijn nieuwe stellingen gebouwd en er wordt momenteel zelfs door een eigen vrijwilliger een set zeilen gemaakt voor de Willem Barentsz II. Naast de werkplaats van Leguit en Roos (waar gemiddeld zo’n 15 vrijwilligers actief zijn) is er een tweede locatie waar renovaties van ijszeilers voor de Stichting plaatsvinden en wel bij de firma Ronday. Hier zijn 5 vrijwilligers iedere week bezig. Het gaat hier met name om de zogeheten snellopers. Deze snellopers maken een uiterst moderne indruk t.o.v. de klassieke schuiten, maar dateren voor een groot deel reeds uit 1930. Er wordt bij de firma Ronday zelfs een tweede groep vrijwilligers geformeerd die de renovatie van de ‘Grijze Haai’op zich gaat nemen.
De snelloper ‘Grijze Haai’ wordt binnenkort gerenoveerd door een jonge groep vrijwilligers.
30
Naast de zeilen van de Willem Barentsz II, zijn ook de zeilen van de DOX hard aan vernieuwing toe en wij hopen die met behulp van een extra sponsoring te kunnen aanschaffen.
Verslag IJszeilen Zweden 2002
Opnieuw geen winterweer in de lage landen, ondanks de beloften van de weergoden, ging Koning Thialf weer eens oosterlijk langs. Vorig jaar hebben we tijdens onze eerste Zwedenreis al het plan opgevat om, wanneer er geen winter zou komen, dan naar Estland af te reizen. Maar na een rondje langs de velden en overleg met de ijszeilers uit Roelofarendsveen en omstreken, werd duidelijk dat de Estlandtrip werd afgeblazen om allerlei redenen zoals te lange reis, en de kans op een mooie winter met zeilweer te gering was. Dus ondanks dat het anti-winterweer van vorig jaar en weinig wind ons parten speelden, gingen de neuzen toch weer langzaam richting Noord. Via de Zweedse contacten van Bouw van Wijk werd naarstig gezocht naar een geschikte lokatie. Het plaatsje Rattvik aan het Siljanmeer, zo’n 200 km noordelijker dan vorig jaar, werd uiteindelijk het doel van de reis. Door verandering van het reisdoel en tijd kwam de organisatie onder behoorlijke druk te staan. Bellen, overleg met de contacten en nogmaals bellen over en weer, i.v.m. het vervoer, regeling truck, de ferry naar Zweden, sponsering etc. kwam uiteindelijk ca 1 week voor gepland vertrek het licht alsnog op groen te staan. Cor Jansen, Lambiek, onze vrachtwagenchauffeur van vorig jaar, en ikzelf (voor mijn werk naar Italië) moesten afhaken. Ik had echt flink de pest in toen ik dit hoorde. Maar goed! Achteraf, net nadat de hele groep vertrokken was, werd de Europese bijeenkomst in Italië een maand verplaatst. Voor mij onverteerbaar. Regelmatig heb ik toch maar contact gehouden met de groep in Zweden. In ijltempo moest het draaiboek voor het vertrek worden aangepast. Het geplande vertrek op vrijdag 22 februari werd i.v.m. de verjaardag van de chauffeur Gijs met één dag uitgesteld.
Zaterdag Vertrek om 6.00 uur naar Kiel waar het hele spul de ferry werd opgereden. Inclusief Gerbrand, onze kosmopoliet bij uitstek, die z’n paspoort was vergeten. Geen controle, dus mazzel en geen oponthoud. 31
De Scania met oplegger en de ijsschuiten.
Zondag Na een overtocht op een glad zeetje, kwamen we rond 9.00 uur in Gothenburg aan. Het was onbewolkt en nauwelijks wind. Rond half tien reden we van boord op weg naar ons einddoel: Rattvik gelegen aan het Siljanmeer. Na ongeveer 10 uur koersen door een landschap als een ansichtkaart, werd Rattvik bereikt. We werden warm en spontaan onthaald door de al aanwezige Hollandse ijszeilploeg in het restaurant van het hotel. Onder het genot van een oerhollands biertje werden de reisverhalen uitgewisseld. De ploeg die enkele dagen voor ons vertrokken was, had onderweg te kampen met zware sneeuwval waardoor diverse hoofdwegen door de politie waren afgesloten. Hierdoor moest een extra overnachting worden ingelast. De trailer van Jan Blok en Jan Verhaar uit de Kaag, ging over de kop met als gevolg dat de top van de mast van de Hudson III averij opliep en met enkele decimeters werd ingekort. Wat een mazzel achteraf dat wij ĂŠĂŠn dag vertraging hadden opgelopen. Na een gemeenschappelijk diner met de gehele ploeg, werden de hutten opgezocht, 4- 2 persoons hutten, 8 bedden en 9 mannen!! Dus 1 bed tekort. Hans Visser, onze Hollandse Viking, en voor geen kleintje vervaart, stelde zich voor de zoveelste keer in dienst van het kollectief en zocht de grond op. 32
Maandag Na een nacht van vorstelijk ronken, werd tijdens het ontbijt duidelijk dat in geen der hutten een keuken aanwezig was en er dus geen mogelijkheid was om ons potje te koken. Na bezoek aan de hotelreceptie was ook dit probleem snel de wereld uit. Er werd ons een grote zaal ter beschikking gesteld, waar we de door Outger Teerhuis meegenomen grote gasfles met gascomfort konden installeren en dus uit de brand waren. Vervolgens met het hele spul snel op weg naar het ijs, luttele kilometers verwijderd van ons verblijf. Ter plekke werden we welkom geheten door Kjell Sundquist in politie uniform en tevens voorzitter van de plaatselijke Siljans Isjaktklubb. In rap tempo werden de ijsschuiten van de oplegger getild en op het handzame karretje van ‘good old’ Jaap Mulder naar het ijs getransporteerd, alwaar een Hollandse vloot van oud-Hollandse ijsschuiten, XV-boten en DN’s ons lag op te wachten. Na uren van sleutelen en optuigen waarbij onze baco’s eindelijk weer eens flink aan hun trekken kwamen, kon rond theetijd, onder prachtige omstandigheden, getracht worden de eerste rakken te zeilen. Welliswaar met veel te weinig wind en iets te veel sneeuw, die menige schuit
De Prins Hendrik, Fram en Hudson 1.
33
in een sneeuwduin deed stranden. Maar we stonden erop en hadden er weer even van mogen proeven. Morgen wellicht meer en beter.
Dinsdag Na wat lichte sneeuwval in de nacht, ’s morgens noodgedwongen sneeuwkettingen moeten aanbrengen, daar Hans gemeend had een kortere weg ‘downhill’ gevonden te hebben: helaas doodlopend!! We moesten terug. Maar geen beweging meer in te krijgen. Jaap, de enige in de ploeg zonder rijbewijs, had al menig verwoede poging gedaan om een gewillig oor te vinden om duidelijk te maken dat onze bus achterwielaandrijving had en dat de sneeuwkettingen om de voorwielen zaten. Grote hilariteit. Na de omlegging van de kettingen, op naar het meer. Schitterend weer. Er stond een licht briesje, maar er kon gezeild worden. Het werd een dag van 2 op 1. 2 delen zeilen en 1 deel sneeuw ruimen en duwen om uit de sneeuwduinen te komen. Toch een prachtdag, ondanks dat Jaap, op ‘scherp’, door z’n enkel ging en Jan Blok in een sneeuwduin terecht kwam, een meter omhoog getild werd en vertwijfeld aan z’n roer zat te rukken. ’s Avonds volop gezelligheid in het ‘Gouwzee-Huis’ Volle bak en veel lege flessen. Dit alles onder de bezielende leiding van ceremoniemeester V.S.O.P. Gé Been.
Woensdag Na een koude nacht, waarin Outger Teerhuis z’n kunstgebit in een kommetje water had gelegd, bleek z’n gebit in een ijsklomp te zijn veranderd. Tijdens het ontbijt werd duidelijk dat, i.v.m. de weersomstandigheden, diverse ijszeilers die dag reeds gingen opbreken. Toen, zij het met gemengde gevoelens, werd ook door ons besloten de ijsschuiten eraf te halen. Helaas hebben we maar twee dagen op het ijs gestaan. Laat in de middag stond alles weer onder zeil, maar dan op de oplegger. ’s Avonds waren we te gast bij de Siljan IJszeilclub die speciaal voor de Hollandse gasten een afscheidsavond had georganiseerd. Na de gebruikelijke plichtplegingen, complimenten over en weer, applaus etc., werden de evenzo gebruikelijke presentjes overhandigd, die bestonden uit houten rode paardjes, speciaal Zweeds, tegen de Edamse kazen, Beemster aardappelen en ZuidAfrikaanse wijnen!! Kortom een oer gezellige Hollandse avond. 34
Donderdag Wederom prachtig weer, totaal geen wind, dus geen hartzeer. Gijs, met zijn maatje Tony zijn vertrokken en het weerzien zal vrijdagavond plaats vinden in Gothenburg bij de ferry, hetgeen dan ook geschiedde. Dezelfde dag hebben we een rondrit om het meer gemaakt, wat gewinkeld en het stadje Mora bezocht. ’s Avonds vroeg te kooi, want morgen een lange tocht voor de boeg.
Vrijdag Op schema vertrokken en voorspoedig gereisd. Bij aankomst in de haven van Gothenburg zien we de Scania van Gijs met daarop de ijsschuiten al staan, dus geen problemen. Snel inchecken en de ferry op. Voorspoedige overtocht op een kalme zee naar Kiel.
Zaterdag Op tijd de ferry af voor de laatste ruk via Noordduitsland richting Troet. Ergens in Groningen moesten we een sanitaire stop inlassen, daar Jan (waarschijnlijk rook ie de stal) last had van broekhoest. Rond half zeven of daaromtrent kwam Monnickendam in zicht, waar Ton voor de sluis het zooitje stond op te wachten. Met z’n allen bij Mart in het Lake Land nog een afzakkertje gepakt. Al met al kunnen we terug zien op een geslaagde reis met alleen wat weinig gerealiseerde zeildagen. Helaas het is niet anders. Wellicht dat dit doel op een volgende reis naar de ‘Hudson rivier’ wel lukt. De tijd zal het leren, of is het de wens van de gedachte? Tot slot iedereen bedankt die deze trip mogelijk heeft gemaakt, t.w.: Klaas Roos, die ons de ruimte en tijd heeft gegeven op zijn bedrijf. Mart Leek, voor het beschikbaar stellen van oplegger en busjes Bertling Bakker, voor de sponsering van de ferry Gijs Verhoef, voor het beschikbaar stellen van z’n Scania En verder alle deelnemers aan de reis: Rene Beckman, Outger Teerhuis, Hans Visser, Jan Meijer, Jaap Mulder, Gerbrand Tessel en Ed Gerritsen. Ton Meijer (bron Ed Gerritsen)
35
Verslag van de penningmeester over het jaar 2002 Rekening van baten en lasten over 2002 Baten Contributies 12.268,56 Subsidie Gemeente Waterland 1.135,80 Giften 115,-Interest 2.124,37 Winst op verkopen 1.724,69 Museum Jaarkaarten 738,53 Totaal baten 18.106,95 Lasten Algemene kosten, zoals drukwerk, porti, kosten ledenvergaderingen, lezingen, etc. 5.172,24 Drukkosten jaarboek 4.876,26 Assurantie 441,36 Donatie Stichting Museum De Speeltoren 3.177,-Totaal lasten 13.666,86 De baten bedroegen 18.106,95 De lasten bedroegen 13.666,86 Voordelig saldo 4.440,09 welk bedrag ten gunste van het vermogen werd geboekt.
36
Balans per 31 december 2002 31-12-2001 31-12-2002 Voorraden 1,00 1,-Vorderingen 3.898,93 3.337,56 Kas en Banken 96.968,50 99.938,32 100.868,43 103.276,88 Vermogen 56.708,73 61.148,82 Fonds Museum De Speeltoren 27.989,48 26.068,31 Fonds Gouwzeewerf 9.027,59 9.298,42 Schulden 7.142,63 6.761,33 100.868,43 103.276,88 Toelichting op de balans per 31 december 2002 Voorraden Op deze rekening worden geboekt de door onze vereniging uitgegeven en voor verkoop aangekochte boeken, prenten, videofilms, miniatuur-gevelsteentjes, etc. De verkopen worden daarvan afgeboekt. De boekwaarde is opgenomen voor het symbolische bedrag van 1,--. Het voordelig saldo werd ten gunste van de batenrekening geboekt. Vorderingen Contributie 2002 ontvangen in 2003 Interest
127,12 3.210,44 3.337,56
37
Kas en Banken Kas Postbank Rabobank 165,28 Rabobank - rendement rekening Vermogen Per 31 december 2001 bedroeg het vermogen Bijgeboekt het voordelig saldo 2002 zodat het vermogen per 31 december 2002 bedroeg
91,59 5.128,57 94.552,88 99.938,32 56.708,73 4.440,09 61.148,82
Fonds aankopen Museum De Speeltoren Per 31 december 2001 bedroeg dit fonds 27.989,48 Gekocht werd in 2002 ten laste van dit fonds een schilderij van Rink: Speeltoren, Waag, Middendam 2.750,- 25.239,48 Bijgeboekt aan rente 828,83 Per 31 december 2002 bedroeg dit fonds 26.068,31 Fonds Gouwzeewerf Per 31 december 2001 bedroeg dit fonds Bijgeboekt aan rente 270,83 Per 31 december 2002 bedroeg dit fonds
9.027,59 9.298,42
Schulden Ontvangen in 2002 aan contributies 2003 Overschot excursies 1985 t/m 2002 798,45 Algemene onkosten Stichting Museum De Speeltoren
500,-2.062,88
6.761,33
38
3.400,--
Begroting 2003 Rekening van baten en lasten Baten Contributies Subsidie Gemeente Waterland Interest Winst op verkopen Totaal baten
13.000,-1.135,-2.000,-100,-16.235,--
Lasten Algemene kosten, zoals drukwerk, porti, kosten ledenvergaderingen, lezingen etc. Drukkosten jaarboek 2003 Verzekeringspremie Bijdrage in de exploitatie Museum De Speeltoren Totaal lasten
6.000,-6.000,-600,-3.177,-15.777,--
De baten worden begroot op 16.235,-De lasten worden begroot op 15.777,-Begroot voordelig saldo 458,-Monnickendam, februari 2003 J. Balvers, penningmeester
39
Commissie stads- en dorpsbeheer Gemeente Waterland 2002 Voor de commissie was 2002 een intensief jaar. In 12 vergaderingen werden voor de Binnenstad van Monnickendam maar liefst 64 plannen behandeld, een nieuw record. Diverse van deze plannen kwamen enkele malen aan de orde. Aan mijn lidmaatschap van de commissie kwam medio 2002 een einde. Op 6 maart 2002 ben ik gekozen in de gemeenteraad van Waterland. In het nieuwe duale stelsel is het raadslidmaatschap onverenigbaar met het lidmaatschap van een commissie die B&W adviseert. Ik heb sinds de instelling in 1974 met enkele korte onderbrekingen deel uitgemaakt van de commissie. Eerst als burgerlid, later als voorzitter en sinds 1994 vertegen足woordigde ik de vereniging Oud Monnickendam. Het werk in de commissie heeft mij veel voldoening gegeven en mijn kennis van Monnickendam erg verrijkt. Het bestuur heeft een gekwalificeerde opvolger gevonden in Maarten Verweij. Hij voelt zich al heel veel jaren betrokken bij de bescherming en ontwikkeling van de Monnickendamse Binnenstad. Ik wens Maarten veel succes.
Verdichting De in 2002 behandelde plannen in ogenschouw nemend valt het op dat voor diverse verspreide lokaties maar liefst 13 nieuwe woningen in behandeling zijn. Bij realisering van deze plannen wordt een substantieel aantal woningen aan het woningbestand in de Binnenstad van Monnickendam toegevoegd. Een terugblik op de periode vanaf het ontstaan van de gemeente Waterland in 1991 leidt tot de slotsom dat in de afgelopen twaalf jaar via inbreiding 94 woningen aan het bestand zijn toegevoegd. De gerealiseerde bouwplannen op de lokaties Haringburgwal/Noordeinde, Oude Zijds Burgwal/ Molen足straat, Kermergracht (Hulpbetoon) en Leo Hordijkstraat vormen het grootste deel hiervan. Het ziet ernaar uit dat deze ontwikkeling zich in de toekomst voortzet. Het wonen in de Binnenstad is en blijft voor velen aantrekkelijk. Voor lokaties op de Haringburgwal (Hakvoort watersport, sun en snow) en op de Oude Zijds Burgwal (Gutter) zijn plannen in aantocht. Op de vraag hoever deze ontwikkeling zich kan doorzetten moet het nieuwe Bestemmingsplan Binnenstad Monnickendam een antwoord geven.
Renovatie stoepen 40
In 2002 is de renovatie van een flink aantal stoepen ter beoordeling aan de commissie voorgelegd. Na het succesvolle gevelstenenproject heeft Harry Voogel met steun van de gemeente Waterland de renovatie van stoepen als project opgepakt. Veel stoepeigenaren doen mee. De eerste stoepen zijn inmiddels uitgevoerd en leveren een verrijking van het straatbeeld op.
Binnendijkschool De Binnendijkschool aan de Oude Zijds Burgwal kampte al enkele jaren met ruimtegebrek, daarom is in 2000 op het voorplein een noodunit geplaatst. Deze is in 2002 vervangen door een permanente uitbreiding. In goed overleg met de commissie koos de Monnickendamse architect ir. Ted M. Vorst voor het doortrekken van de kappen en een nieuwe invulling van de voorgevel tussen de kappen. De uitbreiding ziet er harmonieus uit.
Middendam 6 Middendam 6 is een uit 1614 daterend rijksmonument, inmiddels in bedrijf als cafĂŠ. De trapgevel is aan de top niet meer oorspronkelijk. Een in 2002 behandeld plan voorziet in gevelrestauratie en in het terugbrengen van de volledige trapgevel. Het plan is inmiddels in uitvoering. De overige plannen worden in het volgende overzicht niet afzonderlijk belicht. Simon Verbeek
De Binnendijkschool met de nieuwe uitbreiding.
41
Jaaroverzicht bouwplannen Commissie stads- en dorpsbeheer 2002 Naam
Maand
Adres
Bouwplan
1. B. Koning januari Grote Noord 18 aanpassen gevels en int.verb. 2. S. Hofman januari Gooische Kaai 13 vervangen bedrijfspand door woning/kantoor 3. J. van Erp januari O.Z. Burgwal 24 plaatsen dakkapel 4. Gem. Waterland januari De Haven plaatsen parkeerpaaltjes 5. J.D.J. Wolters februari Middendam 6 restauratie voorgevel woonhuismonument 6. J. Chavagne februari Zuideinde 27 herbouw schuur 7. B&W Waterland februari Havenstraat ontwikkelingsmogelijkheden rokerijcomplex 8. G. Miller maart Noordeinde 3 renovatie stoep 9. B.J. Miedema maart Noordeinde 54 renovatie stoep 10. E.E.A. Wilms maart Noordeinde 91 renovatie stoep 11. M. Wirtz maart Noordeinde 95 renovatie stoep 12. M.H.M. Horjus maart Kerkstraat 6 renovatie stoep 13. Wolters Int. Consult. maart Middendam 3 renovatie stoep 14. Leguit en Roos maart Vesting 6 wijz. gevels/veranderen gebruik 15. mw.van Cranendonk maart Gooische Kaai 12 oprichten dakterras 16. E. Hartsuyker maart Noordervesting 1 oprichten schuur 17. J. van Erp maart O.Z. Burgwal 24 plaatsen dakkapel 18. Lama Sports maart Zuideinde 21 vernieuwen schuur 19. J. Schekkerman maart Noordeinde 51 vernieuwen/vergroten woning 20. G.J. de Kater maart Fluwelen Burgwal 13 uitbreiden woning achtergevel 21. pricipeaanv. Mak april Kerkstraat 50 wijzigen voorgevel 22. T.C.G. Verkley april Gooische Kaai 17 interne verb./wijzigen gevels 23. A. van der Zee april Zuideinde 24 verbouw schuur tot winkel/atelier 24. S. Nieuwenhuyse april Griet Scheeljannesst. verplaatsing hemelwaterafvoer 25. A.H. van Stalborch april Griet Scheeljannesst. bouw van twee woningen 26. A. Cattelani april Kalversteeg 4 plaatsing hek 27. W. Oosterbaan mei Zuideinde 23 verhogen goot- en nokhoogte 28. S. Nieuwenhuyse mei Griet Scheeljannesst. 5 oprichten woning 29. Gebr. Volten mei Middendam 6 plaatsen twee zonneschermen 30. ir.Ted M. Vorst mei O.Z. Burgwal 8 uitbreiden Binnendijkschool
42
Naam
Maand
Adres
Bouwplan
31. B. Jonker mei Rozendaal 1 uitbreiden berging 32. R. Vlugt mei N.Z. Burgwal 64 uitbreiden woonhuis 33. Leguit en Roos juni Rozendaal 1 oprichten drie woningen en twee appartementen 34. H.J. Bak juni Haringb. wal naast nr.1 oprichten woning 35. A. van der Zee jun Zuideinde 24 oprichten woning annex atelier 36. A.J. Visser jun N. Z. Burgwal 24 uitbreiden woning achtergevel 37. ir. Ted M. Vorst juni O.Z. Burgwal 8 uitbreiden Binnendijkschool 38. A. Mommer juli Niesenoortsburgwal 36 verb./uitbreiden woonhuis 39. P. v/d Molen juli Noordeinde 4 uitbr. winkelwoonhuis 40. S. Nieuwenhuyse juli Griet Scheeljannesst. 5 oprichten woonhuis 41. mr Lammers van Es juli Kermergracht 5 oprichten bijkeuken achtergevel 42. H.G. Reurs juli Zuideinde 46 pl. dakkapel in 2 dakvlakken 43. M.M. Out juli O.Z. Burgwal 20B uitbr. woonhuis achtergevel 44. Broekhoven Proj. augustus Fluwelen Burgwal 3-4 oprichten twee woningen 45. D. Kröner augustus O.Z. Burgwal 22 oprichten woonhuis/berging 46. A. Cattelani augustus Kalversteeg 4 plaatsen tuinhek 47. Garage Steur augustus Noordeinde 80-86 wijziging bouwvergunning 48. S. Hofman september Gooische Kaai 13 vervangen bedrijfspand door woning/kantoor 49. E. Stamkot oktober Niesenoortsburgwal 8 oprichten woonhuis 50. J. Middelbeek oktober ’t Prooyen 4A vergroten van kantoorpand 51. A.H. van Stalborch oktober Griet Scheeljannesst. bouw van twee woningen 52. E. Deerenberg oktober Havenstraat 8 verb./renoveren woonhuis 53. J. Middelbeek november ’t Prooyen 4 vergroten kantoorpand 54. Broekhoven proj. november Fluwelen Burgwal 3-4 oprichten twee woningen 55. M. Hakvoort november Haringburgwal 1 oprichten erfafscheiding 56. J.N. de Boer november Fluwelen Burgwal 13 veranderen erfafscheiding 57. M.M. Out november O.Z. Burgwal 20B vern. en vergroten dakkapel 58. Lama Sports november Zuideinde 21 renovatie stoep 59. Wolters Int. Consult. november Middendam 3 wijzigen stoep 60. E. Deerenberg december Havenstraat 8 verb./renoveren woonhuis 61. J.W. Balk december Noordeinde 65 oprichten schuur 62. A. Mommer december Niesenoortsburgwal 36 vernieuwen/vergr. woonhuis 63. C.D. Hof december O.Z. Burgwal 35 vernieuwen bijgebouw 64. J.N. de Boer december Fluwelen Burgwal 13 verhogen erfafscheiding
43
Restauratie stoepen
In het jaarboek van 2002 mocht ik reeds melding maken van de restauratie van stoepen in de binnenstad. Stoepen die liggen voor een pand met de status ‘beeldbepalend’ komen in aanmerking voor een interessante subsidie uit het gemeentepotje in het kader van de cosmeticaregeling. Meldde ik vorig jaar dat zes eigenaren van stoepen op dat moment een principeakkoord hadden gegeven, inmiddels hebben de mannen van Klaas Roos al negen stoepen gerestaureerd en zullen er in de tweede helft van dit jaar nog dertien worden aangepakt. Komen we de gerestaureerde stoepen bij de verschijning van dit jaarboek alleen nog tegen in de Kerkstraat, Noordeinde, Middendam en Zuideinde, de volgende stoepen liggen ook op het Bloemendaal, Nieuwe NiesenoortsÂburgwal en Rozendaal.
Kerkstraat 6
44
Oud
Nieuw
‘Beeldbepalende’ panden komen in de hele binnenstad voor en iedere eigenaar met een stoep die voor restauratie in aanmerking komt zal worden benaderd. Per jaar echter een gelimiteerd aantal. Dit najaar zullen de kandidaat-stoepen voor 2004 al in kaart worden gebracht. Ongetwijfeld zullen dat er binnen het kader van de subsidietoekenning weer genoeg zijn. De hoop is binnen enkele jaren circa veertig stoepen te laten restaureren. De procedure is heel eenvoudig: is een pand, en dus stoep, ‘beeldbepalend’, en is deze in slechte staat of zou hij in onze ogen historisch beter bij pand en omgeving kunnen passen, dan komen wij met een vrijblijvend voorstel en hopen met de eigenaar tot overeenstemming te komen. Mijn vorig jaar geuite wens dat eigenaren van niet-subsidiabele stoepen zich bij ons restauratieproject zouden aansluiten is al in vervulling gegaan. Harry Voogel
Kerkstraat 37
Oud
Nieuw
45
Boven: de oude steen. Onder: de nieuwe steen.
46
De nieuwe steen van Leo Hordijk
Toespraak door Harry Voogel gehouden in het Weeshuis na onthulling van de nieuwe gevelsteen op donderdag 10 oktober 2002. Dames en heren, het is met gepaste trots dat ik vanmiddag het woord tot U mag richten. Met trots omdat het ons in Monnickendam is gelukt een monument van een gevelsteen van de ondergang te redden. Een monument dat ons herinnert aan de heldenmoed van Leo en Lies Hordijk om in de tweede wereldoorlog twee jaar lang 5 joodse landgenoten een schuilplaats te bieden. Ik moet U eerlijk bekennen dat ik, wanneer ik als stadsgids van de Vereniging Oud Monnickendam mijn gasten de geschiedenis van de Hordijksteen vertel, altijd iets van een brok in de keel heb en ik kan mij voorstellen dat een en ander niet alleen bij mij emotie oproept.
De geschiedenis Al vanaf het jaar 1935 dreven Leo en Lies Hordijk in het pand Kerkstraat 12 een groenten- en fruitwinkel met een daarbij behorende uitventwijk met paard en wagen. Daarom bezocht Leo dagelijks in Amsterdam de groentemarkt. Zo ook in het jaar 1943 waar hij in de Amsterdamse Jodenbuurt met eigen ogen zag hoe de joodse mensen daar meedogenloos werden behandeld. Leo en Lies, aangedaan door het lot van deze mensen, vonden dat er wat gedaan moest worden. En zij d茅den iets, niet wetende welke gevolgen dat voor hun verdere leven zou hebben. Zij besloten joodse mensen een schuilverblijf te bieden. Zij werden door de ondergrondse in contact gebracht met het gezin van Daan Akker uit Enkhuizen. Leo kende de man nog vaag van v贸贸r de oorlog toen deze ook in Monnickendam langs de deuren ging om borstels te verkopen. Op 3mei 1943 kwam het gezin Akker in Monnickendam met de tram aan. Vader Akker reisde apart, moeder Akker met de kinderen. Daniel Akker had de leeftijd van 41 jaar, Celina Akker-Snijders was 40 jaar 47
en de kinderen Rosa en Marcus waren respectievelijk 14 en 12 jaar oud. Later voegde nog mevrouw Naatje van Moppes zich bij het gezin Akker. Zij was de schoonmoeder van de plaatselijke huisarts dokter Scholte, die indien nodig de medische hulp kon bieden. De onderduikers verbleven op een bovenkamer in het achterhuis. Alléén als het pikdonker was kwamen ze even naar buiten. Voor noodgevallen was er een schuilplaats gemaakt, met een hoogte van 80 cm., tussen het plafond en de zolder, precies zoals bij de familie van Anne Frank in Amsterdam. Van de aanwezigheid van de onderduikers waren ook op de hoogte het dienstmeisje voor dag en nacht Jansje Tol uit Volendam, die zelfs in één bed sliep met de dochter van de familie Akker, de familie Jacob Stam die een zuster van de heer Akker in huis had opgenomen en enkele verzetsmensen die voor distributiekaarten zorgden. De knecht Jan van Zanten heeft nooit iets van de onderduikers gemerkt. Kees Vlugt, de latere knecht van Leo Hordijk in de groentehandel, wist wél van het bestaan van de onderduikers. Kees kwam begin 1944 bij Hordijk werken en zag al vrij snel dat kinderen boven tussen de gordijnen door naar buiten keken en dat konden de kinderen Hordijk niet zijn want die kwamen nooit boven. Kees begreep natuurlijk dat het om onderduikers ging maar heeft er tot de bevrijding met geen mens over gesproken.
De heer Harry Voogel tijdens zijn op deze pagina’s afgedrukte toespraak.
48
Dat het huisvesten van onderduikers grote risico’s met zich meebracht kunnen we ons gemakkelijk voorstellen. De eigen kinderen Hordijk, Piet geboren op 18december 1937, Trinie op 4 juni 1939, Wim op 8 januari 1942, degene die zojuist de nieuwe steen heeft onthuld en Leo geboren op 26 mei 1944 mochten natuurlijk van niets weten. Hun zusje Nelly werd overigens na de oorlog geboren, in 1948. En dat het niet altijd goed ging kunt U óók begrijpen,
’n Keer had dochter Trinie van de familie Hordijk een meisje boven gezien. Men heeft toen de onderduikers gevraagd om in de schuilplaats te gaan, waarna met het kind het hele huis is doorgelopen om haar vooral duidelijk te maken dat zij zich vergist moest hebben. Een andere keer zorgden enkele fraaie zijden pyama’s van mevrouw Akker aan de waslijn voor grote consternatie. In die tijd was het bezit van zoiets moois reden voor een De heer Wim Hordijk tijdens zijn toespraak. burenroddel. Zoals dat in een kleine gemeenschap gaat, ‘waar dóen die Hordijken dat van’? Toen die schijnbaar ongevaarlijke prietpraat de Hordijken ter ore kwam trokken ze wit weg van de schrik. Bijna was hun grote geheim prijsgegeven. Onder de toonbank in de winkel zat een alarmbel. ’s Morgens vroeg was één van de kinderen in de winkel aan het spelen en raakte zonder het te beseffen het alarmknopje aan. Beneden merkte niemand daar iets van, maar boven hebben de onderduikers de hele dag in hun schuilplaats gezeten. Pas om acht uur ’s avonds, het begin van de spertijd, werden zij uit hun benarde positie bevrijd. Ook de aanwezigheid van een winkel waar iedere dag zoveel mensen kwamen en het feit dat noodgedwongen clandestien gehandeld moest worden bracht risico’s met zich mee. Behalve het paard hadden ze ook een koe in de schuur achter het huis, die voor de melkvoorziening moest zorgen. Ten behoeve van de vleesvoorziening werd er ook clandestien geslacht, in de keuken. Tijdens zo’n slachtpartij werd een koe verkeerd geraakt en voordat hij dood was richtte hij in de keuken een verschrikkelijke ravage aan. De aanwezigheid van meerdere broden in de keuken, die verkregen waren op de extra distributiebonnen, heeft meer dan eens voor de nodige problemen gezorgd, want hoe leg je dát een toevallige bezoeker uit? 49
In een verslag dat Leo Hordijk pas na de oorlog op 79-jarige leeftijd maakt, schrijft hij dat hij wel een boek vol zou kunnen schrijven met de vele problemen waarvoor ze twee jaar lang zijn komen te staan. Er is één Monnickendammer geweest die het de familie Hordijk heel moeilijk heeft gemaakt. Op een gegeven moment was er bijna geen geld meer om al die monden te voeden. Daarop stelde de heer Akker voor om het opgeslagen paardenhaar van zijn borstelfabriek te gelde te maken. De man die Leo Hordijk daarover aansprak vermoedde gelijk waarvoor dat geld bestemd zou kunnen zijn en probeerde er, onder dreigementen, een financieel slaatje uit te slaan. De ondergrondse bracht hem echter al gauw aan het verstand dat zijn gedrag wel eens slecht voor z’n gezondheid zou kunnen zijn. De man is na de oorlog voor zijn optreden veroordeeld. Dat er in de hongerwinter 1944-’45 genoeg te eten was voor de onderduikers hadden zij te danken aan schipper Jaap van Dam. Die was in het najaar van 1944 met een schip aardappelen vanuit Friesland onderweg naar Amsterdam en moest deze daar afleveren voor de Duitse Wehrmacht. Jaap van Dam zat in de illegaliteit en de aardappelen zijn in de gaarkeuken van Monnickendam beland, echter pas nadat een flink gedeelte in de kelder van de familie Hordijk terecht was gekomen. Van die partij hebben de onderduikers de hele winter kunnen eten. In zijn verslag schrijft Leo Hordijk dat Monnickendam deze man nooit mag vergeten. Het gezin Akker is nog bij de familie Hordijk blijven wonen tot zij hun eigen woning in Enkhuizen weer konden betrekken. Naatje van Moppes trouwde na de oorlog met de illustere Emanuel Leuw, in Monnickendam beter bekend als ‘Manu’. Op zaterdagavond 7 juni 1947 werd de gevelsteen feestelijk onthuld en vrijwel heel Monnickendam was naar de gerestaureerde groentezaak getrokken. Na een minuut stilte voor de gevallenen in de tweede wereldoorlog was er muziek van Olympia en diverse toespraken. De heer Akker verklaarde zijn dankbaarheid, woorden waarbij Mevrouw Leuw-Van Moppes zich aansloot, aldus de Nieuwe Noordhollandse Courant 50
van die tijd. Nadat na de oorlog het toeristenbezoek aan Monnickendam op gang was gekomen stapte in 1950 ene meneer Rabin de winkel van Hordijk binnen. Hij was door de gids geattendeerd op de gevelsteen en diep onder de indruk van het verhaal erachter. Hij bleek een gefortuneerde joodse Amerikaan te zijn die in Californië een fabriek in farmaceutische producten had. Deze rijke man nodigde de familie Hordijk spontaan uit naar Californië te emigreren. Hij zou voor hen een mooi huis hebben en Leo senior kon in zijn fabriek komen werken. Aldus geschiedde. Op 1 april 1955 vertrokken zij met de ‘Waterman’ van de Holland-Amerika lijn naar New York waar hen bij aankomst op 12 april een groots welkom wachtte. De heer Rabin had namelijk een grote schare persmensen uitgenodigd die het nieuws over heel Amerika zouden verspreiden. Leo senior heeft tot zijn pensioengerechtigde leeftijd in de fabriek van Rabin gewerkt en is in 1984 overleden. Zijn vrouw Lies in 1988. De hulp Jansje Tol overleed in 1993. Zij had als jonge vrouw het grote geheim ook twee jaar met zich meegedragen. De enige nog levende onderduiker is Rosa Akker. Zij woont als mevrouw Deshowitz in Israël. De kinderen Hordijk wonen nog allemaal in Californië. De heer en mevrouw Hordijk zijn in 1979 tot ereburgers van Monnickendam benoemd. In 1984 werd door Prins Bernhard het verzetskruis uitgereikt en sinds 1995 hebben we ook een Leo Hordijkstraat. Door toedoen van hun neef Siem van Altena werd hen in 1998 postuum, namens de Staat Israël de belangrijke Yad Vashem onderscheiding toegekend.
Maar nu weer terug naar de gevelsteen Begin dit jaar haalde mevrouw Bak, de eigenaresse van Kerkstraat 12, mij bij de steen omdat er een paar letters waren uitgevallen. Ik heb vervolgens Jan Hilbers gevraagd naar de steen te kijken. Jan Hilbers is de man die twee jaar geleden 32 gevelstenen in Monnickendam zo knap heeft gerestaureerd. Hij constateerde dat de steen niet zoals gebruikelijk van natuursteen was maar van gewapend beton. En U snapt het al, het ijzer is gaan roesten en heeft de steen uit elkaar gedrukt. Wat te doen? Restaureren zou weer een tijdelijke oplossing betekenen. In een gevelstenenboekje uit 1973 staat de steen ook al zichtbaar gehavend 51
afgebeeld en in het atelier van Jan Hilbers waren de reparaties duidelijk te zien. Waar Jan Hilbers toen ook achter kwam was het ontbreken van een ingemetselde oorkonde uit 1947. Volgens de volksmond en een krantenartikel uit 1994 zou deze er in moeten zitten. Er was wel een sleuf uitgehakt ter grootte van een dikke sigaar. Men heeft dus kennelijk de bedoeling gehad om er iets in te stoppen. Waarom dat niet gebeurd is zal altijd wel een raadsel blijven. Er is altijd aangenomen dat achter de steen een kopie van de originele oorkonde zou zitten. Dit origineel heeft sinds de dood van moeder Hordijk jarenlang bij de oudste zoon Piet ingelijst aan de muur gehangen. Door een ongelukje is de oorkonde echter ooit in een lade beland en is sindsdien spoorloos. De strekking van de tekst laat zich wel raden, maar van wie deze afkomstig was is niet meer bekend. De oorkonde lijkt niet afgegeven te zijn door het gemeentebestuur van Monnickendam. Ik heb in het Streekarchief Waterland in Purmerend alle notulen van de gemeenteraadsvergaderingen en die van burgemeester en wethouders van 1945-’46 en ’47 doorgelezen, maar niets gevonden over een oorkonde, huldiging of steenlegging. Na overleg, besloten we Jan Hilbers een kopie van de steen te laten hakken en Jan bood ons aan de oude steen te restaureren, maar zó dat zijn oude uiterlijk niet verloren zou gaan. Het resultaat hebben we voor U meegenomen. Deze steen zal blijvend in het museum van de Vereniging Oud Monnicken dam worden tentoongesteld.
Maar wie zou dat allemaal gaan betalen? Nou had ik wel enige ervaring met dit soort zaken en had al gauw zeven sponsors gevonden. Ik noem ze U graag: - De gemeente Waterland. - De joodse gemeenschap in Monnickendam, vertegenwoordigd door de heer en mevrouw Rob en Shifra Wurms. - De heer Klaas Roos van de firma Leguit en Roos. - De heer en mevrouw Frans en Esther Bak, de eigenaren van het pand. - De Vereniging Oud Monnickendam. - De Rabobank Monnickendam-Waterland. - De stadsgidsen van de Vereniging Oud Monnickendam. Zij hebben een en ander financieel mogelijk gemaakt. 52
Dames en heren, ik wil mijn toespraak beëindigen met woorden van dank. Aan het adres van de sponsors, aan de heer Siem van Altena voor de prettige samenwerking, aan de heer en mevrouw Bak voor hun medewerking, aan notaris Bosboom die voor een vriendenprijsje een acte verzorgde zodat de steen nooit of te nimmer uit het pand vervreemd kan worden, aan de heer Jan Hilbers voor zijn knappe beeldhouwwerk en restauratie van de oude steen en aan U allen hier aanwezig voor Uw belangstelling. Dames en heren, dit was de geschiedenis van… ‘waar een kleine gemeenschap als Monnickendam groot in heeft kunnen zijn’.
53
De nu verdwenen boerderij aan de Nieuwezijds Burgwal 49,50,51. Zie pagina 83.
54
De‘stads’boerderijen van Monnickendam en de bewoners ervan rond het jaar 1900 L. Appel Boeren, bultig in hun boezeroenen vechten stom en wrevlig met den wind: knokig door vijandige seizoenen; Krom door ’t lot, den korzeligen vrind vrij naar G. den Brabander. Mijn plan om dit jaar de z.g. ‘stads’boerderijen in een uitvoerig artikel in dit jaarboek te behandelen is slechts gedeeltelijk gelukt. De oproep die ik deed in het jaarboek 2002 werd slechts pover beantwoord, terwijl de verwijzingen naar mensen die er mogelijk wat meer van zouden weten wegens omstandigheden aan mijn kant maar in twee gevallen konden worden nagetrokken. Aan de door ons zeer gewaardeerde Jan Veltrop hebben we ’t dus in de eerste plaats te danken dat hij ons in zijn boekje ‘Herinneringen aan Oud Monnickendam’ op blz. 34 de namen van 25 van deze stadsboeren naliet. Hij gebruikte de term ‘stads’boeren omdat ze zich met ’n stal voor het vee en daarbij meestal een hooiberg binnen de stad gevestigd hadden zodat het vee ’s winters binnen de vesting op stal kon staan. ‘Stads’boeren geeft eigenlijk een verkeerde voorstelling van de funktie omdat er vroeger slechts één stadsboerderij in eigendom van de stad aanwezig was, die het gemeentebestuur van de nodige producten voorzag. Vóór 1890 werden deze mensen in ambtelijke kring ‘landman’ genoemd, doch na dit jaar gaf men er de voorkeur aan de landeigenaren of pachters allemaal te betitelen met ‘veehouder’, omdat op de gronden rond Monnickendam bijna geen landbouw voorkwam. De u wel bekende heer Kees Nienhuis heeft mij diverse malen gevraagd het begrip ‘stads’boeren eens wat verder uit te bouwen met gezinssamenstelling en juiste adressering. Hij kwam reeds in 1997 met een groot aantal persoonskaarten van veehouders die in 1938 nog leefden. Mijn kaartsysteem was er in die tijd nog niet op ingericht dat ik deze gegevens kon terugwerken tot de eeuwwisseling, de tijd waarover de heer Veltrop schreef. Wel maakte de heer Nienhuis ’n aantal nuttige aantekeningen op deze kaarten waarmee ik nu mijn voordeel kan doen. Om de juiste plaats te bepalen van de bewuste boerderijen die grotendeels verdwenen zijn heb ik de hulp van de heer Simon Verbeek ingeroepen, die in 55
staat was met het benodigde kaartmateriaal uit 1895 mij de juiste toestand in ‘t begin van de 20e eeuw te schetsen. Zijn beschouwingen hierover in het jaarboek 2001 op pagina’s 32 t/m 38 gaven mij hier aanleiding toe. Van de dames Tromp-Balk en de Graaf-de Waal kreeg ik ’n indruk hoe de boerderijen van hun voorgeslacht op de Nieuwezijds Burgwal nr 49 en de Heerengracht nr 3 er van binnen hadden uitgezien. Voor alle medewerking en informatie worden zij hartelijk bedankt. Ondanks talloze gegevens die ik door medewerking van de gemeente Monnickendam en vooral van de heer Nienhuis kreeg, bleef er nog veel onbeantwoord. Bijvoorbeeld: hoeveel koeien er bij ’n bepaald gezin op stal stonden. In ’t jaarverslag 1992 van OM schreef ik reeds over de wantoestanden die er in Monnickendam bestonden in de jaren 1890 tot 1920 op de pagina’s 46 tot 153, maar dergelijke privé-omstandigheden kwamen niet aan de orde. Huisvesting en leefklimaat kunnen we ons in deze tijd nauwelijks voorstellen. Er woonden omstreeks 1900 zo’n 30 boeren met 6 of meer koeien in de stad, dus stonden er al meer dan 180 koeien op stal, alleen met ’n goot voor de afvoer (van stadsriolering of andere opvang was nog geen sprake). Het Bloemendaal werd niet voor niets Strontenburg genoemd, zie hiervoor in bovengenoemd artikel van 1992 de pagina’s 60 tot 62. Het eerste gemeentelijke jaarverslag omtrent het landgebruik en de veeteelt om de stad werd gepubliceerd in 1895 (t/m 1908 is dit in het streekarchief te Purmerend aanwezig). Als bebouwde grond wordt opgegeven: Grasland 1107 ha (de helft hiervan als hooiland, opbrengst 3500 kg) Aardappelen 4 ha (nam niet toe in de volgende jaren) ’t Aanwezige aantal beesten in de gemeente: (gemiddeld in de jaren 1895 – 1908): Werkpaarden 65 stuks Springstieren 10 ” Melkkoeien 1200 - 1300 ” Vaarzen 3 jr. 200 - 400 ” Kalveren 100 - 150 stuks Schapen 2200 ” (boven 1 jaar 500 st., onder 1 jaar 1700 st.) Hoenders 1000 stuks 56
Eenden 200 ” Ganzen 20 - 50 ” Varkens 125 - 100 ” (in 1902) , geslacht 450 tot 340 per jaar. Productie in eigen gemeente: Edammer kaas, vet 130.000 - 150.000 kg. (niet in fabriek). Boter-weide: 2.000 - 1.000 kg. (in 1902) ” room: 8.000 - 10.000 kg Verzending: Melk per dag : 1.000 - 2.000 ltr (in 1902), ’s zomers minder, naar Amsterdam. Wol per jaar: 1.500 700 kg. (in 1902), naar Purmerend en Oosthuizen. In 1906 werden voor de eerste keer de cijfers gepubliceerd van de Coöp. Graanmaalderij en Koekenfabriek, M’dam en Omstr., secretaris C. Nooy en In 1907 de eerste keer van de Coöp. Kaasfabriek ‘Hoop doet leven’ in M’meer, secretaris J. Beunder. Landgebruik en huur in 1895. Eigenaars Pachters 3 - 5 ha 4 5 5 - 10 ” 6 5 10 - 15 ” 6 8 15 - 20 ” 11 13 20 - 30 ” 5 6 30 - 40 ” 1 2 40 - 50 ” 3 -- ————Totaal 36 39 Aantal huisgezinnen 30 36 waar 6 of meer koeien gemolken werden. De onderstaande gegevens betreffende de ‘stads’boerderijen en boeren zijn in volgorde van de wijknummers gesorteerd, zo komen de huizen in dezelfde straten bij elkaar te staan en maakt u een georganiseerde ‘wandeling’ door de gehele stad. Buiten de vesting komt u niet want die boerderijen daar zijn niet opgenomen. Boven elke boerderij wordt de huidige straatnaam met huisnummer vet opgegeven. Vervolgens de wijknummers, die om de 10 jaar werden aangepast, vanaf 1850. Alleen 1860 en 1870 (in 1888 werd niets ondernomen) werden vermeden vanwege de grote zoekpartij die hierdoor zou ontstaan. Het daarop volgende kadasternummer dat in 1832 werd ingevoerd loopt in 57
Wijk I Westkant
een doortellende cijfervolgorde door de straten en eindigt met het nr A 650 (het aantal dat toen aanwezig was in de stad). Alle hogere nummers ontstonden in latere jaren door nieuwbouw, veranderde percelen (groter of kleiner) en samenvoeging van percelen (daaraan toegevoegd het jaar van de verandering). Als eigenaar of pachter volgt dan de naam van de veehouder vet die daar woonde met geboortedatum en -plaats en de namen van zijn ouders, echtgenote en kinderen met eventuele bijzonderheden. Heerengracht nr 3. 58
Wijknr 1-17 (1850), 1-7 (1890), 1-9 (1918), 1-12 (1938). Kad.nr A 14 (1832), A 1065 (1862) stolpbouw? Bron: nr 18 pag. 15/16 01-01-1890: Veehouder: Rudolf Anth. Boerlage, geb. 17-01-1853 te Monnickendam, was getr. met Ariaantje Karhof, geb. 21-01-1855 te Edam, (1 zoon). 01-05-1891: Veehouder: Reijndert Spaans, geb. 01-09-1861 te Broek in W., was getr. met Neeltje Spaans, geb. 01-12-1867 te Broek in W, (4 kinderen). 30-04-1894, ingek. van Sloten: Veehouder: Pieter de Waal, geb. 16-10-1869 te Sloten, overl. 02-09-1936, (was oorspr. timmerman). was getr. met Jannetje Pauw, geb. 30-08-1871 te Landsmeer (x 1893 te Sloten) 5 kinderen: Corn.Jan (1895), Neeltje Joh.Cath. (1897), Joh.Cath. (1898), Jannetje (1900) en Jan Corn. (1902). Eigendom: Op 10-01-1877 verkopen met acte 8640 (nots. Merens) Jurjan Kool, Pieter Kuyper te Landsmeer en Teunis Pauw in de Beemster een huismanswoning en erf te Monnickendam A 1065 en 13 stukken weiland te Broek in W. voor ƒ 30.420,- aan Pieter Kuyper voorn. De Zarken nr 11. 59
Wijknr 1-26 (1938) Kad.nr A 2083 (1925) 28-11-1927, ingek. uit Broek in W.: Bron: na 1900. Veehouder: Willem Krüse, geb. 08-10-1875 te Ransdorp, zoon van: Jan Krüse (1841) x Jantje Kok (1844) te Ransdorp, was getr. met Wijntje Honingh, geb. 10-10-1876 te Broek in W. (geen kinderen) Hij had een kleine stalling op Bloemendaal nr 3, wijk 1 nr 65. Jarenlang was hij voorzitter van ’t Burgerlijk Armbestuur en kreeg als zodanig het ereburgerschap van Monnickendam. De Zarken nr 8 (v/h Nieuwe of Armenweeshuis) en nr 10 ’n garage. Wijknr 1-29 (8) 1-29a (10) (1850) 1-20 (1890) 1-23 (1918) 1-32/33 (1938) Kad.nrs nr 8 A 610 (1832) A 1154 (1869) A 1371 (1879) A 2465 , in 1956 gesloopt, nr 10 A 609 (1832) A 1155 (1869) A 1371 (1879) A 2466. Bron: nr 18 pag.29. Veehouder: Jacob Lakeman, geb. 17-03-1858 te Broek in W. zoon van Jan Lakeman (landman) x Geertruida Schweeke, was getr. met Elizabeth Spaans, 20 jaar, geb. te M’dam, (x 23-10-1879), dochter van Jan Spaans (landman) x Antje Groot. Elizabeth Spaans bracht bovenstaande huizen weer mee in de boedel van de fam. Lakeman want haar vader, Jan Spaans, kocht ze met acte 6406 (A 610) en acte 6723 (A 609) in de jaren 1866 en 1867 van P. Bertoen (secretaris) en H. Groenewoud. Dit waren de personen waaraan deze huizen verkocht werden met acte 5105 op 21-04-1860 door toedoen van Jacob’s vader, Jan Lakeman na verdeling van zijn vaders nalatenschap op 22-04-1857 (acte 4235). Zijn vader, Jacob, had deze panden (A 609 en 610) reeds in zijn bezit door de aankoop op 14-05-1831. Roozendaal nr 1 Wijknr 1-43 (1850) 1-34 (1890) 1-35 (1918) 1-48 (1938) kad.nrs nr A 593 (stal) A 592 (huis) in 1832 Bron: na 1900. Veehouder: Dirk Apekrom, geb. 07-09-1868 te Edam, was getr. met Elisabeth Schaatsbergen. Hij koopt A 592/3 van Joh. Adr. Neijzen op 23-04-1902 met acte 3092 (nots. Costerus). Zie bijlage nr 1 (blz 46) v.h. adresboek 1938 Oud Monnickendam, Dirk Apekrom als diaconie-bewoner in Wijk IV nr 33 in de Kerkstraat. 60
Hij werd ingeschreven vertrok naar Uitgeest kwam terug
01-07-1900 10-02-1913 22-05-1935
Roozendaalstraat nr 1 Wijknr 1-48 (1850) 1-44 (1890) 1-43 (1918) 1-48 (1938) kad.nrs A 584 (1832) A 1936 (1912) Bron: na 1900. Op 18-06-1902 koopt Klaas Roos Hzn met acte 3125 (nots. Costerus) een huis met erf te Monnickendam, kad.nr A 584, groot 6a 80ca (zie boven) voor ƒ 550,waarvan ƒ 300,- hypotheek; de verkoper is Gerbrand Schuitemaker. Veehouder: Klaas Hendriksz Roos, geb. 16-07-1877 te M’dam, overl. 03-091927, zoon van Hendrik Roos (landman - 1842) x Maritje Koel (1842). was getr. met Jannetje Dekker, geb. 29-01-1877 te Landsmeer (x 15-05-1902). 3 kinderen: Hendrik (1903), Cornelis (1908) en Jan (1912). Vader Hendrik Roos werd geboren 20-02-1842 te Schellinkhout, werd weduwnaar op 18-02-1910 en overleed zelf op 03-11-1912. Roozendaalstraat nr 10 (gesloopt in 1961). Wijknr 1-54a (1850) 1-52 (1890) 1-45 (1900) 1-44 (1918) 1-57 (1938) Kad.nrs A 576/7 (1832) A 1879 (1906) Bron: nr 18 pag. 52, nr 19 pag. 66. Broodbakker: Willem Visser, geb. 20-09-1861 te M’dam, zoon van Tamis Visser (1820) landman x Guurtje Lakeman (1821) van Beets,
Roozendaalstraat
Uit de collectie van G. Bont
61
Roozendaal omstreeks 1900.
Uit de collectie van G. Bont
Roozendaal omstreeks 1950.
Uit de collectie van G. Bont
62
was getrouwd met Geertruida Groot, geb. 27-12-1864 te Kwadijk, 3 kinderen: Tamis (1890), Antje (1892) en Guurtje (1895). Opvolger is zijn zoon: Veehouder/bakker van taai en hakkoek voor de kermis: Tamis Visser, geb. 21-03-1890 te M’dam, bleef ongehuwd, bijnaam ‘de knakenpoetser’. Vertrok 19-12-1956 naar Heiloo. In 1961 boerderij gesloopt en op het perceel van de boomgaard 3 bejaardenwoningen gebouwd en een stuk bij de begraafplaats getrokken want de totale oppervlakte bleek 15a79ca. Roozendaal nr 9. Wijknr. 1-56 (1850) 1-49 (1890) 1-48 (1918) - (1938) afgebroken. Kad.nr A 573 (1832) Bron: nr 19, pag. 61. Veehouder: Hendrik Roos, geb. 20-02-1842 te Schellinkhout, zoon van Klaas Roos x Neeltje Kuin te Schellinkhout (bij Hoorn). was getr. met Maritje Koel, geb. 08-11-1848 te M’dam (x 17-04-1870), 4 kinderen: Jan (1871), Klaas (1877), Grietje (1881) en Antje (1884). Roozendaal nr 10. Wijknr 1-58 (1850) 1-50 (1890) 1-49 (1918) 1-61 (1938) Kad.nr A572 (1832) Ingeschr. v. Katwoude 04-05-1901: Bron: na 1900. Veehouder: Krijn Hoogland, geb. 18-10-1872 te Edam, zoon van Cornelis Hoogland x Trijntje Greuter, was getr. met Aaltje Schilder, geb. 12-10-1873 te Edam (x 30-04-1901). 7 kinderen: Cornelis (1902), Nicolaas (1903), Hendricus (1907), Quirinus (1909), Cathrina (1912), Greta Maria (1914) en Pieter (1915). Op 01-09-1946 volgde zijn zoon hem op als: Veehouder: Quirinus Hoogland, geb. 12-04-1909 te M’dam, overl. 15-03-1988, was getr. met Geertje Schilder, geb. 10-04-1916 te Edam (x 29-08-1946). Ze hadden geen kinderen. Deze boerderij blijkt eigendom van Frans Nooy (burgemr) te zijn geweest. Hij kocht huis, erve en stal op 17-02-1872 met acte 7723 (nots. Merens). Op 30-04-1929 vertrok de familie Hoogland naar Amsterdam, maar keerde op 12-05-1930 weer terug naar M’dam op hetzelfde adres. Roozendaal nr 11. (voorheen ’n stal, sinds 1912 ’n woonhuis met veestalling en hooiberg). Wijknr. 1-59 (1850) 1-51 (1890) 1-50 (1918) 1-62 (1938) Kad.nrs A 571 (1832) A1935 (1912). 63
Afkomstig 06-05-1903 uit Ilpendam: Bron: na 1900. Veehouder: Simon de Jong, geb. 22-06-1860 te M’dam zoon van: Matthijs de Jong, 25 jr. x Maria Wessels in de Purmer, was getr.met Aaltje de Wit, geb. 14-06-1865 te Ilpendam, 4 kinderen, waarvan bekend Simon (1898) en Maria Theodora (1901). Werd opgevolgd door zijn zoon: Veehouder: Simon de Jong, geb. 09-01-1898 te Ilpendam, overl. 27-09-1976, was getr. met Maria Joh.Gerarda Boerlage, geb. 04-12-1899 te M’dam, (x 20-02-1941). Voorheen werd de stal gebruikt door J. Nienhuis en Jan Buijs.
Wijk 1 Oostkant
64
Bloemendaal, de huidige nrs. 3 en 4
Bloemendaal nr 3. Wijknr. 1-65 (1850) 1-55 (1890) 1-53 (1918) Kad.nr A 529 (1832) Bron: nr 18, pag. 70. Veehouder: Cornelis Bergen, geb. 14-10-1856 te M’dam, overl. 02-08-1927, zoon van : Pieter Bergen, 29 jr. x Trijntje Hillebrands, was getr. met Babbie Root, geb. 24-05-1861 te Ilpendam, overl. 14-03-1919. ’t Huis was eigendom van Klaas en Pieter Klaver te M’dam (acte 7803 dd. 13-06-1872). In de 20e eeuw boerden hier Joh. Kruse en later W. Kruse. Het was een woonhuis met een stalletje voor ca. 6 koeien aan de slootkant. Het stalletje, nu schuur, staat er nog. Bloemendaal nr 4. Wijknr.v.stal/hooiberg 1-66 (1850) 1-56 (1890) 1-54 (1918) 1-66 (1938) v.huis 1-67 (1850) 1-57 (1890) 1-55 (1918) 1-67 (1938) Kad.nrs. stal A 528, huis A 527 (1832) A 1392 (1879). Bron: nr 18, pag.67. 65
Veehouder: Dirk Voogt, geb. 28-08-1824 te M’dam, overl. 26-06-1921. zoon van: Gerrit Voogt, 38 jr van Ankum (Dtld) x Grietje Kok, 38 jr., huisgenote : Truijtje Bloem (’n nicht) geb. 22-12-1836, overl. 17-02-1920. nots.acte 28 dd. 28-07-1886, kad.nr A 1392, huis, erf en schuur, groot 9a80ca, waarde ƒ 1.000,-, onderhands aan Dirk Voogt toebedeeld. De opvolger in deze boerderij Wijknr 1- 66/67 (zie adresboek 1938 ver.O.M.) was Jan Buijs (transp.acte onbekend) Veehouder: Jan Buijs, geb. 20-12-1866 te Beemster, zoon van: Simon Buijs x Aafje Ruiter, was getr. met Johanna Maria Geetr. Delemarre, geb. 21-11-1868 te M’dam. overl.13-03-1922 1 zoon: Simon Joh. (1895). Op 08-05-1946 vertrok hij naar Katwoude, Hoogedijk 3. De boerderij was kennelijk gemeente-eigendom geworden en werd laatstelijk bewoond door Kl. Wiedemeijer, die later beheerder van de vuilstort in Overleek werd. Bloemendaal nr 18 (wagenhuis) en nr 19 (huis en hooiberg). Wijknr 1-75 (1850) 1-71/72/73 (1890) 1-69/70/71 (1918) 1-81/82 (1938) Kad. nrs. A 520/521 (1832) A 521/908/1137 (1868) A 1285/1286 (1879) A 1813 (1900). Bron: nr 18, pag. 75.
Bloemendaal 18 en 19.
66
Uit de collectie van G. Bont
Veehouder: Simon Buijs, geb. 16-04-1858 te Edam, overl. 27-11-1933. was getr. met Hermina Kool, geb. 10-01-1863 te M’dam. 2 kinderen: Eldert Buis (1884) en Wijnand Buis (1888). Werd opgevolgd door zijn zoon Wijnand Buis op 05-05-1915. Veehouder: Wijnand Buis, geb. 09-09-1888 te M’dam, overl. 17-06-1979 te Heerenveen, was getr. met Wolmoet Bakker, geb. 04-07-1892 te Kwadijk. Bekend is dat hij veel speculeerde en erg veel mensen heeft geholpen. Zijn broer Eldert vestigde zich in de Niesenoortsteeg nr 1. De laatste veehouder op deze boerderij was Jan Verkade, geboren 13-02-1916 te Vriezenveen en getr. met Gezina Oudshoorn, geb. 03-10-1915 te Ouder-Amstel. Hij beëindigde zijn werkzaamheden in 1981 en overleed in 1987 te A’dam. Niesenoortsburgwal nr 13, nu nrs 26,28,30 en 32. Wijknr 1-79 (1850) 1-78 (1890) 1-76 (1900) 1-79 (1918) 1-91 (1938) Kad.nrs A 469 (1832) A 1596 (1889) A 2131/32 (1928). Bron: nots. Volkerse acte 1658/9 dd.8- en 15-7-1814 (W1-79) Oorspr. eigenaar: Bij de deling van de nalatenschap van Anna Petr. Russel, wed van Gerrit Boerlage verkrijgt Jan Boerlage, hun zoon, huis, erve, stalling en hooiberg op Niesenoortsburgwal W1-79 en hij verkoopt dit voor ƒ 150,- (groot 4 deimt en 132,5 roeden land) aan Jan Nijzing, landman alhier. 01-01-1850 eigenaar Karel Neijzen, 37 jr x Grietje Hoogland (A 469). 19-12-1857 wordt nalatenschap van Karel N. (door failliet?) toebedeeld aan Frans Nooij (burgmr) acte 4411. 31-12-1857 Frans Nooij verkoopt aan Wijnant Kool A 469, groot 7a30ca, acte 4428. 04-04-1888 Wijnant Kool verkoopt aan Pieter Koel groot 5a17ca voor F. 1700,-, acte 359. Bron: nr 18, pag. 78. Veehouder: Pieter Koel, geb. 17-03-1854 te M’dam, overl. 15-03-1922, zoon van Jacob Koel (1821) x Christina v. Zalinge (1825), was getr. met Grietje Tromp, geb. 25-03-1862 te M’dam, overl. 13-04-1886. Laatste bewoner: Petrus Oudhuis, geb. 24-03-1887 te Obdam, wednr.v. Cornelia Maria Louise v. Eekelen, geb. 25-10-1895 te Roosendaal. Niesenoortsburgwal nr 14. Wijknr. 1-80 (1850) 1-79 (1890) 1-77 (1900) 1-80 (1918) 1-92 (1938) Kad nrs. A 470 (1832) A 797 (1849) A 1461 (1884) A 2931 (1968) gesloopt. Gekocht 25-06-1881 door: Bron: nr 18, pag. 79. 67
Niesenoortsburgwal 14.
Uit de collectie van G. Bont
Veehouder: Jan Lakeman, geb. 08-04-1858 te M’dam, zoon van: Dirk Lakeman, 27 jr pachter Bank van Lening x Lummigje Baart, was getr. met Sijbreg Klomp. geb. 01-12-1860 te Katwoude. Werd opgevolgd dd. 18-05-1900 door: Bron: nr 26, pag. 139. Veehouder: Dirk Middelbeek, geb. 28-12-1875 te Katwoude was getr. met Trijntje Peetoom, geb. 02-05-1878 te Berkhout (vertr. n. Katwoude 03-05-1909) Opvolger kwam 29-04-1909 van Warder. Veehouder: Paulus Bark, geb. 23-10-1883 te Broek in W. zoon van: Pieter Bark (1846) x Pietertje Tromp (1853) was getr. met Geertje Ton, geb. 31-03-1885 te Edam. 7 kinderen: Klaas (1909), Pieter (1913), Geertje (1915), Cornelis (1917), Pietertje (1921) Pietertje Paulina (1924) en Jan (1928). Na ’t overlijden van de laatste zoon kwam Gerbr. Karmelk, geb. 08-11-1926 op de boerderij. Het was ’n kapitale stolp die het stadsbeeld had moeten blijven sieren. Eertijds werd hier boter en kaas gemaakt, welke producten elke dinsdag naar de markt in Purmerend gingen. 68
Er kwamen voor deze boerderij (en die op nr 13) 7 woningen in de plaats naar een ontwerp van Klaas Tolman. Zuideinde nrs 34 (stal en hooiberg) en 36 (woonhuis). Wijknr 1-97/98/99 (1850) 1-94/95/96 (1890) 1-97/98/99 (1918) 1-111/112 (1938) Kad.nrs A 493/2/1 (1832) A 923/4/5/6 (1856) A 1184/5/6 (1872) A 1184/1759/1760 (1898) Bron: na 1900. Geertruda Reurs, wed. Dirk Boerlage (geb.15-01-1816 te M’dam, overl. 12-12-1875) schoondochter van Jan Roelofsz Boerlage verkoopt op 30-081892 met acte 1267 (nots. Costerus) aan Johannes Dirksz Boerlage de kadnrs: A 1184/5 en 1505 -1508. Deze Johannes, geb. 20-10-1842 te M’dam getr. met Aafje Steevers, geb. 26-06-1842 te Westwoud ziet af van de boedel en wordt liever kastelein van ‘Vissers Welvaren’, Langebrugsteeg nr 6 (W3-103, eveneens familiebezit). Hij overl. 01-02-1916. Zijn broer, Adrianus Dirksz. Boerlage, geb. 07-04-1855 te M’dam, getr. met Adriaantje Taman, geb. 15-07-1861 te Beemster volgt hem op in de boedel van Zuideinde 34/36, doch deze overlijdt ’n jaar later op 13-04-1917. Kennelijk heeft nu de derde zoon Gerrebrandus Dirksz. Boerlage, geb. 22-07-1862 te M’dam getr. met Petronella Voortman, die gevestigd is op Zuideinde 35/37 (aan de overkant), de boedel overgenomen en deze aan zijn zoon Gerardus Ant. Boerlage toevertrouwd. (Acten die dit bevestigen zijn niet voorhanden). Veehouder: Gerardus Antonius Boerlage, geb. 15-07-1902 te M’dam, zoon van Gerrebrandus, 39 jr.x Petronella Voortman. Was getr. met Margaretha Cath. Out, geb. 19-01-1908 te M’dam. 4 kinderen: Gerrebrandus (1935), Maria Petr. Marg. (1936), Petronella Maria Marg. (1938) en Petrus Gerrebr. (1939) G.A. Boerlage bewoonde en boerde tot ca. 1945; hij ventte ook melk. Hij verkocht het pand aan de vishandelaar C. Jongert. De boerderij werd gesloopt. Zuideinde nrs 35 (woonhuis) en 37 (stal), naast de Luth. kerk (achter bomen). Wijknr van huis 1-125, van stal 1-124 (1850) 1-148/7 (1890) 1-146/5 (1918) 1-158/7 (1938) Kad.nrs. A 455/456 (1832) A 1236/7 (1878) A 1641/2 (1892) A 1859 69
Zuideinde 35/37.
(1904) Bron: nr. 18, pag. 97. Met acte 1440 dd.15-07-1893 (nots. Costerus) verkopen Jacob en Gerardus Jbsz. Bloem aan Gerbrandus Boerlage een huis met erf en schuren A 1641/42, groot 3a10ca in ’t Zuideinde te M’dam voor ƒ 600,Veehouder: Gerrebrandus Boerlage, geb. 22-07-1862 te M’dam zoon van Dirk Boerlage, landman, 46 jr. x Geertje Reurs was getr. met Petronella Voortman, geb. 04-04-1866 te Ter Aar. 7 kinderen: Theodorus Gerardus (1890), Gerardus Johannes (1892), Gerrebrandus Petrus (1893), Maria Johanna (1895), Gerardus Joh. (1897), Maria Joh.Gerarda (1899) en Gerardus Anthonius (1902). De boerderij nr 37 (’n halve stolp) werd op 22-01-1939 gesloopt, terwijl de woning werd verkocht aan D. Lammes. Niesenoortsteeg nr 1, achter Zuideinde nr 22 (W2-90). Wijknr 2-9 (1850) 2-11 (1890) 2-11 (1918) 2-11 (1938). Kad.nrs. A 509 (1832) A 721 (1840). Bron: na 1900. Met acte 673 dd. 10-03-1842 (nots. Merens) verkoopt Sijmon Hartman (voerman) ’n huis met stalling en hooiberg op de hoek van de Niesenoortsteeg, kad.nr A 509, groot 2a90ca voor ƒ 300,- aan Dirk Jonker. Met acte 9184 dd. 21-03-1880 (nots. Merens) verkoopt Adriaan Jonker te Ilpendam, kad.nrs A 721 en 738 voor ƒ 500,- aan Pieter Morees (A 721 is mede Zuideinde 22) Bron: nr 13 pag. 9 en nr 19 pag.10 Veehouder: Pieter Ssz. Morees, geb. 28-10-1822 te M’dam, overl. 11-02-1902 zoon van Simon Morees x Maritje Klaasdr. Rietveld, was getr. met Aaltje Hillebrands, geb. 26-07-1825 te Uitdam (Br.in W.) 70
Wijk II
Met acte 3074 dd. 29-03-1902 (nots. Costerus) verkoopt Aaltje Hillebrands, wed.v. Pieter Morees de boerderij aan Franciscus Joh. Joseph Punt (’n smid) te M’dam voor ƒ 750,-. Bron: na 1900. Veehouder: Eldert Buis, geb. 18-01-1884 te M’dam, zoon van Simon Buijs x Hermina Kool (zie Bloemendaal nr 19) was getr. met Klasina Rep, geb. 10-08-1889 te Oostzaan. 3 kinderen: Hermina (1914), Geertje (1915) en Simon (1918). Volgens de heer Nienhuis had Eldert Buis de bijnaam ‘Mazzel’. Hij was ’n echte stadsboer met hooiberg en stal, ging boeren toen hij trouwde (24-041913) en is die dag lopende van Edam gekomen. Hermina, de dochter van Eldert Buis trouwde met L. de Jonge uit Uitdam. 71
Zo gingen ze vele jaren door het Zuideinde naar het vee langs de provinciale weg en Markgouw. Links de hooiberg en de schuur.
Dit waren de laatste praktizerende stadsboeren. Ze kochten Zuideinde 20 als schuur voor hun trekker waarop zij vele jaren langs de provinciale weg en Markgouw naar het vee gingen, hetgeen op zich al een bezienswaardigheid was. Omstreeks 1974 werd het bedrijf opgeheven na een ongeluk met L. de Jong. Hermina, bekend als Mien Buis, hield op het Zuideinde 20 tot begin jaren ’90 in dezelfde schuur nog schapen. Niesenoortsteeg nr 3. Wijknr. 2-12 (1850) 2-12 (1890) 2-12 (1918) 2-12 (1938) Bron: nr 20, pag. 106 Veehouder: Gerrit Boerlage Gzn. geb. 21-02-1849 te M’dam, overl. 31-101936, eerder kastelein in de Langebrugsteeg W3/106 b zoon van: Gerrit Boerlage 36 jr x Jannetje Reurs (Zuideinde), was getr. met Maria Beekman, geb. 20-05-1848 te M’dam, overl. 18-071930. 7 kinderen: Gerrit (1873), Christiaan (1875), Johannes (1877), Adrianus (1881), Gerbrand (1884), Nicolaas Joh. (1887) en Margaretha (1889). 72
Niesenoorts steeg 2 en 3.
Hij kocht dit huis van H. Boddeke op 23-10-1873 met acte 8081 (nots. Merens), terwijl hij het met acte 10024 in 1885 verkocht aan Samuel Witmond om het daarna van hem te huren. Niesenoort nr 2. Wijknr 2-35 (1850) 2-36 (1890) 2-47 (1918) 2-49 (1938) Kad.nrs A 547 (1832) A 1159 (1870) A 1554 (1887) Bron: nr 20, pag. 41. Veehouder: Johannes Jonker, geb. 25-02-1856 te Katwoude, overl. 03-121932, zoon van Klaas Jonker, landman, x Maretje Groot te Katwoude was getr. met Catharina de Jong, geb. 10-07-1861 te M’dam, ingeschr. te M’dam 02-05-1883 van Katwoude. Zij vertrok jan. ’33 naar Edam. Zie adresboek M’dam 1938, uitgave OM: Wijk 2-49 Veehouder: Hermanus Groot, geb. 10-11-1866 te Landsmeer, wonende op de Niesenoort nr 2. Hij kwam op 03-06-1916 van Katwoude.
73
Weezenland 9/10.
Weezenland nr 9 (nr 10 werd later gesloopt). Wijknr 2-43 (1850) 2-54 (1890) 2-55 (1938) Kad.nrs A 539 (1832) A 866 (1853) A2000 (1916) A 2173 (1931) Bron: nr 19, pag. 42 Op 13-01-1873 verkoopt Sijtje Kool, wede Jurriaan Boddeke met acte 8124 (nots. Merens) het huis Weezenland nr 10, W2-53, A 867 aan Jan Karelsz Neijzen, veehouder. Op 01-03-1877 verkoopt Antje Boddeke het huis Weezenland nr 9, W2-54, A 866 (ex A 539) met acte 8663 (nots. Merens) aan de wede Jan Bart. Op 29-01-1903 verkoopt Sijtje Kool, wede v. J. Boddeke èn J. Bart het huis Weezenland nr 9 (A 866) eveneens aan Jan Karelsz Neijzen. In 1916 sloopt hij nr 10, W 2-53, A 867 en verenigt de percelen A 866 en A 867, tesamen tot A 2173, zodat hij het gehele perceel voor veeteelt ter beschikking krijgt. Eigenaar wordt zijn zoon Hermanus Karel. Veehouder: Hermanus Karel Neijzen, geb. 23-01-1878 te M’dam, zoon van Jan Karelsz Neijzen (1845) x Johanna Greuter (1852). 1e x getr. met Geertruida de Wit, geb. 23-03-1880 te M’dam, x 27-04-1904. 8 kinderen: Johanna Maria (1905), Jacobus Joh. (1906), Maria Alida (1907), Joh.Jb (1909), Petronella M (1910), Geertr. (1911), Karel Hermanus (1914) en Marg. A.(1916). Zijn eerste vrouw overlijdt 19-09-1916. 2e x getr. met Alida van der Lee, geb. 22-11-1878 te Haarlemmermeer, x 29-07-1920 te M’dam. Zij was eerder getr. met Gerrit Boerlage x 12-061901. 4 kinderen (Boerlage): Maria Ant. (1902), Martha (1903), Gerardus Ant. (1907) en Maria E. (1913). 74
2 kinderen (Neijzen): Alida (1923) en Hermanus Karel (1924). Had een koestal met 8 à 9 koeien. Huurde land van P.J. Verdam in ’t Hemmeland. Petronella, zijn dochter, heeft jaren melk verkocht. Wat ze tekort kwam haalde ze bij P. Bark. Weezenland nr 6. Wijknr. 2-46 (1850) 2-57 (1890) 2-57 (1918) 2-58 (1938). Kad.nrs A 536 (1832) A 1768 (1899). Bron: nr 19, pag. 139. Veehouder: Floris Hogetoorn, geb. 08-08-1859 te Katwoude, overl. 07-041915. was getr. met Trijntje Betlem, geb. 30-05-1865 te Edam, 2 kinderen: Trijntje (1892) en Bouwe (1894). Werden 13-04-1895 ingeschreven komende uit Broek in W. als melkrijder. Woonden eerst op de Oudezijdsburgwal 45 (wijk 4-101). Weezenland nr. 1 en 2. Wijknr. 2-49 (1850) 2-49 (1890) 2-61 (1900) 2-61 (1918) 2-62a (1938), Kad.nrs A 532 (1832) A 1800 (1900) A 2264/65 (1937). Bron: nr 19, pag. 49. Met acte 3984 dd 22-04-1856 verkoopt Jacobus van Dalen huis en pakhuis A 532/33 op ’t Weezenland aan Frans Nooij alhier. Op 20-10-1848 trouwde Jacobus Verdam, jm, heel- en vroedmeester, 23 jr geb. te Huizen en wonende te ’s Gravenhage, zoon van Pieter Verdam x Anna Elisabeth v. Meerlant met Elisabeth Margaretha Nooij, dr van Frans Nooij (in 1853 burgemr) x Philippina Maria Meelboom. Frans Nooij overleed 31-011883. Zijn enige dochter erfde huis en pakhuis en haar zoon Pieter Jacobus Verdam trok bij haar in want haar echtgenoot, Jacobus, was reeds op 06-091849 overleden. Veehouder: Pieter Jacobus Verdam, geb. 17-07-1849 te ’s Gravenhage, zoon van Jacobus Verdam en Elisabeth Marg. Nooij, geb. 24-03-1823 te M’dam, trouwde met Neeltje Bart, geb. 29-03-1852 te M’dam (x 08-05-1874). 4 kinderen: Elisabeth Marg. (1875), Trijntje (1876), Philippina Maria (1881) en Jan (1883). Hij was grootgrondbezitter in ’t Hemmeland en verpachtte land. Zie pag. 64 in jaarverslag OM 1990. Fluwelen Burgwal nr 11. Wijknr 2-61 (1850) 2-73 (1890) 2-72 (1918) 2-72 (1938) 75
Fluwelen Burgwal 11.
De Fluwelen Burgwal 11, tijdens de watersnood van 1916. Uit de collectie van G. Bont
76
Kad.nrs. A 233 (1832) A 910 (1855) A 1376 (1879) Bron: nr 18, pag. 99. Veehouder: Cornelis Anthonius Boerlage, geb. 19-09-1859 te M’dam, overl. 04-09-1930. zoon van : Dirk Boerlage, 43 jr x Geertje Reurs was getr. met Margaretha Petro nella Bakker, geb. 06-11-1863 te Ter Aar. (x 22-04-1885). 7 kinderen: Theodorus (1886), Geertruida Marg. (1887), Gerarda Hendr. (1890), Hendrikus (1893), Maria Joh. (1894), Pieter (1896) en Gerardus Anth. (1899). Het huis met erve en stalling A 910, groot 2a40ca, werd waar schijnlijk gepacht van Hendrik Roos, die het met acte 7265 op 16-02-1870 kocht voor ƒ 500,-. Kerkstraat nrs 54 (woonhuis), 52 (pakhuis), 53 (grutterij), 55 (stal)
A 240 A 239 A 146 W 4-28 A 145 W 4-29. Wijknr 2-116 (1850) 2-116 (1890) 2-136 (1900) 2-134 (1918) Kad.nr. A 240 (1832). Bron: nr 19, pag. 116 Veehouder/Grutter: Jan Nienhuis, geb. 08-07-1871 te M’dam, zoon van Cornelis Nienhuis (1832 v. Westzaan) x Trijntje Visser (x 23-04-1854) was getr. met Hermina Johanna Neef, geb. 22-11-1887 te Ankeveen. 3 zoons: Cornelis Gijsbert (1915), Gijsbert Jan (1917) en Jan (1921), eerstgenoemde zoon Kees gaf mij de volgende informatie: aan de overzijde van ons huis stond de grutterij, vee- en paardenstal met hooiberg. In de koestal was plaats voor 6 koeien, in de paardenstal voor 4 koeien en 3 paarden. In 1937 en 1940 werden deze huizen afgebroken. ’t Land lag aan de Singel en bij de Grafelijkheidssluis ‘Bellevue’, ’t z.g. landje van Nienhuis, later Ubbels. Zie jaarverslag 1979 OM, pag. 63 ‘Waar ’t paardje de molenstenen in beweging bracht’.
Kerkstraat 53/55.
Uit de collectie van G. Bont
77
Wijk IV Zuidkant
78
Oudezijds Burgwal 21/21a. Op de foto: Aaltje Heijn en IJsbrand.
Oudezijds Burgwal nr 21 en 21a. Wijknr. 4-53/4 (1850) 4-98/9 (1870) 4-111 (1890) 4-117 (1900) 4-118 (1918) 4-140/1 (1938) Kad.nrs A 109 (1832) A 896/7 (1854) A 1177/8 (1872) A 1296 (1879). Bron: nr 15, pag. 152. Veehouder: Cornelis Honingh, geb. 12-01-1847 te Ransdorp, x 09-09-1877, was getr. met Antje Vlugt, geb. 27-08-1842 te M’dam, wede Jacob Knip, Kinderen: Jacob Honingh (1871 uit 1e huw.), Aaltje Knip (1870), Maretje Knip (1872) en Jaapje Knip (1874). Bron: nr 21, pag. 111 Veehouder: Cornelis Langenberg, geb. 14-09-1878 te Wijdewormer,overl. 23-10-1937, was getr. met Aaltje Heijn, geb.08-07-1882 te Jisp, (x 23-04-1908 te Jisp), 5 kinderen: Geertje (1909), Maartje (1912), Evert (1915), Guurtje (1920) en IJsbrand (1922), opgevolgd door zijn zoon: Veehouder: Evert Langenberg, geb. 05-04-1915 te M’dam, overl. 10-09-1976. Hij bleef ongehuwd. In het pand Oudezijds Burgwal stonden ’s winters 18 koeien, die ’s zomers naar de percelen weide- en rietland, groot 3ha43a, in de Markgouw te Zuiderwoude werden gebracht. 79
Wijk IV Noordkant
Oudezijds Burgwal nr 36 (achter Noordeinde nr 73/75), Wijknr 4-100 (1850) 4-102 (1890) 4-106 (1900) 4-107 (1918) 4-126 (1938) Kad.nrs A 83/84 (1832) A 770 (1846). Met acte nr 4433 dd. 31-12-1857 (nots Merens) verkopen Gerrit Eelting te Edam en Jan Springveld te M’dam een huis, stalling en hooiberg op de Binnendijk, kad. nr 770 aan Pieter Mooij voor ƒ 500,-. Bron: nr. 21, pag. 102 Veehouder: Pieter Mooij, geb. 22-03-1829 te M’dam, overl. 15-12-1899, zoon van: Gerrit Mooij, oud 31 jr en Aaltje van Zanen, oud 28 jr, 80
was getr. met Cornelia Booij, geb. 20-07-1839 te Ilpendam, overl. 27-04-1916. 2 kinderen: Niesje (1871) en Gerrit (1873). Opgevolgd door zijn zoon: Veehouder: Gerrit Mooij, geb. 11-07-1873 te M’dam, overl. 08-01-1934, was getr. met Aaltje Smeenk, geb. 12-10-1872 te Broek in W. Geen kinderen. De opvolger is: Veehouder: Nicolaas Bloem, geb. 01-06-1895 te M’dam, was getr. met Johanna Boots, geb. 12-06-1899 te Beemster. 6 kinderen: Gerardus (1920) Nicolaas Ant. (1921), Dievera Th. Elisab. (1926), Catharina Adr. M. (1928), Henderikus Joh. (1930), Johannes Ger. (1934). Oudezijds Burgwal nr 38 (veestalling), A 2115 (ex A 79), achter Noordeinde 81 (woning) A 78, Wijknr 4-77 (1850) 4-77 (1890) 4-78 (1900) 4-75 (1918) 4-85 (1938) Kad.nrs A 78 (1832) A 1790/1 (1900) A 2115 (1927). Bron: nr 21, pag. 105. Veehouder: Gerrit Ubbels, geb. 12-12-1862 te M’dam (x 24-04-1890), zoon van: Dirk Ubbels, landman 25 jr, x Trijntje Bark, was getr. met Dina van Vuure, geb. 28-03-1868 te Ransdorp, overl. 30-04-1916. 6 kinderen: Trijntje (1891), Sent (1892), Aaltje (1895), Dirkje (1896), Neeltje (1898) en Sent (1902). Opgevolgd door zijn zoon in mei 1933: Veehouder: Sent Ubbels, geb. 01-08-1902 te M’dam, was getr. met Grietje Keijzer, geb. 21-04-1910 te Ilpendam (x 06-1933)
Oudezijds Burgwal 38.
Uit de collectie van G. Bont
81
Opgevolgd door zijn enige zoon: Veehouder: Gerrit Ubbels, geb. 18-06-1935 te M’dam, is getr. met Hilda Tromp, geb. 15-01-1939 te Ilpendam (x 15-11-1961). 3 kinderen:Sieton Gerard (1962), Hendrik Pieter (1965) Grietje Brigitta (1967). Met acte nr 799 dd 09-04-1890 (nots. Costerus) wordt ’t huis, erf en stal, groot 2a80ca kad.nr A78 voor ƒ 700,- verkocht door Jansje Bakker, wede Maarten Sluis, aan Gerrit Bark en met acte 1021 dd 16-05-1891 verkocht Gerrit Bark dit huis weer, met ’n erf A74, groot 1a20ca en een gang, deel uitmakende van A77 met alle rechten voor ƒ. 900.- aan Gerrit Ubbels. Oudezijds Burgwal nrs 41 t/m 43 op de noordhoek van de Aertengelsteeg. Wijknr. 4-95 (1850) 4-98 (1890) 4-102 (1900) 4-103 (1918) 4-122/121/120 (1938) Kad. nrs A72 (1832) A2167/6/5 (1931) Bron: nr 21, pag. 98 Met acte 3592 dd 11-01-1855 (nots Merens) verkocht Pieter Wzn van Zalingen aan Cornelis Pietersz van Zalingen een huis, stallen en erve op de Binnendijk (OZ Burgwal) te M’dam kad. nr A72, groot 4 roeden, 30 ellen voor ƒ 1.200,- en met acte 8508 dd 29-02-1876 (nots Merens) verkocht Cornelis van Zalingen kad. nr A72 voor F. 1.800,- aan Frederik Willem Schweeke. Veehouder: Frederik Willem Schweeke, geb. 25-11-1845 te A’dam,
nrs 41-43
Binnendijk.
82
38
36
Uit de collectie van G. Bont
was getr. met Saartje Visser, geb. 01-11-1849 te M’dam, overl. 04-05-1897. 3 kinderen: Fred.Wilhelm (1875), Elisabeth (1877) en Sjoerd (1888), Opgevolgd door zijn zoon: Veehouder: Fredrik Wilhelm Schweeke, geb. 26-05-1875 te M’dam, was getr. met Trijntje Jansen, geb. 09-02-1880 te Broek in W. 4 kinderen: Frederik Willem (1907), Aart (1909), Antje (1912) en Saartje (1913). Deze boerderij werd in 1931 afgebroken en vervangen door 3 woningen. Oudezijds Burgwal nr 28 (woning met veestalling). Wijknr 4-113 (1850) 4-113 (1890) 4-114 (1918) 4-134 (1938) Kad.nr A751 (1845) Lag in 1832 achter A99 en behoorde bij A97. Bron: na 1900. Veehouder: Cornelis Ubbels, geb. 18-03-1875 te M’dam, zoon van Dirk Ubbels, geb. 03-03-1837 en Trijntje Bark, geb. 01-11-1836, beiden te Warder. Cornelis bleef ongehuwd, hij had ’n huishoudster. Jarenlang was hij wethouder in Monnickendam. Nieuwezijds Burgwal nr 40 (nu nr 41) Wijknr 4-136 (1850) 4-181 (1890) 4-182 (1918) 4-204 (1938) Kad.nrs A49 (1832) A 2641 (1960) Bron: nr 21, pag. 101 Veehouder: Jan Keijzer, geb. 22-02-1850 te Medemblik, overl. 22-02-1939 zoon van Jacob Keijzer en Naatje Rouw was getr. met Lea Gras, geb. 15-06-1857 te M’dam, x 20-07-1879, dochter van Pieter Gras (stadsomroeper) en Aaltje Dekker, overl 28-08-1868. 8 kinderen: Jacob (1879), Pieter (1881), Aaltje (1884), Johanna Elisab. (1887), Elisab. (1888), Johan Leo (1891), Maria (1892) en Cornelis (1897). Ze woonden in ’t huis dat Lea’s vader, Pieter Gras, kocht op 19-08-1835 met acte 3787 (nots Volkerse). Na het overlijden van Aaltje Dekker trouwde Pieter Gras op 10-10-1869 met Elisabeth Loef en uit dit huwelijk werd op 08-10-1870 Lea’s halfbroer geboren, de bekende kinderboekenschrijver Hendrik Gras. Hij werd niet in dit huis geboren, maar op het Bloemendaal nr 9, wijknr 1-55. Nieuwezijds Burgwal nr 49 ( woonhuis), 50 (dars of dorsvloer), 51 (stal). Wijknr 4-145/6/7 (1850) 4-188/9/190 (1890) 4-189/190/1 (1918) 4-212/3/4 (1938) 83
Kad.nrs A37/38/39/40 (1832) A 1119/1120/1148 (1867) A 1218 (1877) Bron: na 1900. Ingeschr. 04-07-1916 komende van Katwoude. Veehouder: Jan Balk, geb. 04-05-1893 te Landsmeer, overl. 19-10-1978 te P’end. zoon van: Izaak Balk (1862) x Neeltje de Vries (1862) was getr. met Lijsje de Oude, geb. 17-04-1895 te Broek in W. (x 08-06-1916 Br.in W.) 3 kinderen: Izaak Jan (1918), Cornelis (1920) en Neeltje (1936). Had ’s winters 28 koeien, 2 paarden en veulens op stal. Het land (eigendom van het N.H. Weeshuis) lag aan de Singel bij de Kloosterdijk, waar ook 25 schapen graasden. Na de 2e wereldoorlog werd ’n hooiopslagmachine gekocht, die men ‘Jacobsladder’ noemde. Op 8 juni 1961 heeft men de boerderij verlaten (huw.datum dochter), waarna de panden op 4-11-1961 zijn gesloopt. Na deze datum bleven de koeien op het land van het Weeshuis, waarvoor ’n stal werd gebouwd. Van 1904 tot 1916 huisde hier de familie Jan Poth, die is geëmigreerd. Tuinstraat nr 5. Wijknr 4-156 (1850) 4-169 (1890) 4-171 (1918) 4-194 (1938) Kad.nrs A30 (1832) A 914/5 (1856) A 1727 (1896) Bron: nr 20, pag. 157. Ingeschreven 29-05-1891 te M’dam. Veehouder: Hendrik Oud, geb.05-09-1859 te Katwoude, overl. 27-02-1913 was getr. met Klaartje Tromp, geb.06-06-1861 te Br. in W.(x 17-05-1891) overl. 25-10-1925) 5 kinderen: Klaas (1892), Muus (1895), Hendrik (1898) Geertje (1900) en Neeltje (1903). Hij werd opgevolgd door zijn zoon: Veehouder: Klaas Oud, geb. 28-02-1892 te M’dam, bleef ongehuwd. Zijn opvolger werd: Veehouder: Hendrik Hardebol, geb. 17-09-1902 te M’dam zoon van Dirk Hardebol (1870) en Eefje Walst (1872), was getr. met Neeltje Oud, geb. 16-04-1903) zie boven. 5 kinderen: Dirk (1932), Hendrik (1936), Nicolaas (1938) Hendrik (1940) en Klaartje Geertje Neeltje (1942) De boerderij week in 1956 voor woningbouw. 84
Tuintraat.
Uit de collectie van G. Bont
Naschrift: Jan Veltrop, geb. 26 maart 1898 te M’dam was de zoon van Gerrit Veltrop (slachter) en Elisabeth van Wiltenburg. Hij was ’t die het leven in de eerste 40 jaren van de vorige eeuw wel zeer scherp waarnam en vastlegde. Hij beschreef het soms van de bespottelijke kant en zo verging het ook de stadsboeren. ‘Over het algemeen’ schreef hij ‘waren het keuters, die met een juk en twee emmers hun melk aan de man brachten. Kwamen ze wat te kort dan ging er wel eens wat hemelwater in de emmers. Op melk en andere zuivelproducten bestond in die tijd geen keuring’. We zullen deze opmerking maar niet zo letterlijk nemen want misschien waren de mensen in die tijd wel eerlijker dan tegenwoordig. Er waren verschillende adressen waar men het tekort aan melk kon aanvullen en dat deed men ook, uitzonderingen daargelaten. Ik heb slechts getracht deze mensen iets meer tot leven te wekken door wat meer bijzonderheden over het gezinsverband en leefomstandigheden te beschrijven. De heren J. Balvers en G. Bont zeg ik hartelijk dank voor de geleverde foto’s. 85
Een bijzondere tegelvondst
In 1971 werd het pand Noordeinde 72 afgebroken. Eigenaar was toen de bekende Monnickendammer Dirk Stam. Het gebeurde voor een niet gering deel door zijn zoon en opvolger in zijn zaak Dick. Onder de vloer van de achterkamer werd een aan de vorige bewoners onbekende kelder ontdekt, volgestort met restanten van een brand. Het huis was daarna blijkbaar nieuw opgebouwd. De steensmuur was met oude mortel en oude stenen opgetrokken, maar van een houtskelet was niets meer te vinden. De vrij ondiepe kelder (±1.50, lang ±2.50, breed ±1.75) was betegeld. Dat is op zichzelf niets bijzonders, kelders plachten betegeld te zijn en in Monnickendam zijn daar nog voorbeelden van te vinden. Het bijzondere was dat een deel van die tegels tot de oudste die in Nederland voorkomen behoren en omstreden was of ze in Nederland gemaakt zijn. Het zijn zogenaamde ornamenttegels, geheel in spaartechniek geschilderd. De tegels zijn erg dik, ruim 18 mm en 133 bij 134 mm oppervlak. Het gewicht is ongeveer 590 gram, als ze heel goed schoongemaakt zijn nog iets minder, maar als ze vochtig zijn iets meer. Het aardewerk is geelachtig lichtroze.De kleur van de tegels is in het midden blauw, de hoeken geel en een smalle rand ertussen lichtblauw. In het midden en op de hoeken is een ornament uitgespaard en dus wit, de kleur van het glazuur. Deze manier van schilderen noemt men spaartechniek en is typisch voor oude tegels. Later schildert men de ornamenten op de witte ondergrond. 86
In het boek De Nederlandse Tegel van Jan Pluis ( Het Tegelmuseum in Otterlo en Primaverapers, Leiden 1997) waarin alle soorten Nederlandse tegels vanaf 1570 tot 1930 systematisch zijn gerangschikt staat op pagina 300 een afbeelding met als toelichting ‘Palmettenkruis in gebogen kwadraat, 1570-1600’. Eén wand was geheel met deze tegels bedekt. De andere wanden waren betegeld met zogenaamde pompadours, binnen een cartouche van vier aansluitende halve circels beschilderd met opvallend oranje vruchten, terwijl de oudste ervan, in de hoeken ornamenten in spaartechniek hebben, de latere van omstreeks 1600 en nog iets later volledig direkt beschilderd. Deze tegels zijn in tegenstelling tot de eerstgenoemde geenszins zeldzaam. Het ligt voor de hand dat ze als blijk van Oranjegezindheid gebruikt werden. Ook 17e eeuwse geheel blauwe tegels waren gebruikt.De bodem van de kelder was betegeld met de in de 15e en 16e eeuw veel voorkomende vloertegels van ongeveer 22 cm in het vierkant, om en om groen en bruin met loodglazuur.Die oude ornamenttegels worden vrijwel nooit op de oorspronkelijke plaats aangetroffen en van de exemplaren die bewaard gebleven zijn is vrijwel nooit bekend waar ze gevonden zijn. Bij de verwijdering van de tegels uit het keldertje door Dick Stam was ik zelf aanwezig en bekend met de bijzonderheid heb ik, uiteraard met toestemming van de heer Dirk Stam, een tegel meegenomen naar een congres van tegeldeskundigen. De mening was toen dat het in Antwerpen vervaardigde tegels waren, al bestond daarover grote onzekerheid. Intussen is er vooral doordat de laatste jaren vele huizen ter vervanging afgebroken zijn wel meer bekend geworden. Zo is het vrijwel zeker is dat dergelijke tegels voor 16oo in Middelburg gemaakt zijn. In Vlissingen zijn er in een pand als plint aangetroffen. Een afbeelding in kleur staat bij een artikel erover in het jaarboekje Tegel no 25, 1997, van de Stichting van vrienden van het Nederlands Tegelmuseum in Otterlo. In de 16e eeuw waren er ook al tegelbakkerijen in Haarlem en Amsterdam, maar resten van dergelijke tegels zijn er tot nog toe bij mijn weten niet gevonden.Het is vrijwel zeker dat de tegels niet op de oorspronkelijke plaats zaten. De toen in Nederland nieuwe techniek van op tinglazuur beschilderde tegels kan niet anders dan bezienswaardig en tamelijk kostbaar zijn geweest en men pronkt niet met produkten van de laatste mode in een keldertje. 87
Het gebruik van beschilderde tegels als wandbekleding is in de Nederlanden bekend geworden uit Spanje en ItaliĂŤ. Van de inrichting van de huizen van de gegoede burgerij uit de 16e eeuw weten we heel weinig. Ook de bouw van huizen is aan mode onderhevig. Wij hebben een andere woninginrichting dan onze grootouders en wanneer het geld ervoor is richten we ons huis moderner in als we al geen nieuw laten bouwen. Dat is altijd zo geweest. In de 16e eeuw is er in Holland een stijgende welvaart en vanaf het einde van de 16e en in de 17e eeuw moet er een grote activiteit in de woningbouw van de burgerij geweest zijn blijkens de vele huizen die er uit die tijd nog in Monnickendam zijn, zij het dan ook verbouwd. Het huis waarin ik zelf woon is in 1620 gebouwd op de plaats van een toen bestaand huis blijkens de aanwezigheid van restanten van een vloer van oude kleine (ongeveer 10 bij 10cm) dikke tegeltjes op ruim een halve meter onder de huidige. In 1620 was er op de begane grond een voorhuis met de deur in het midden. De vloer was bedekt met de bekende grote plavuizen, groen en geel onder loodglazuur. In het midden van de muur aan de zuidzijde bevond zich een grote open haard en de muur aan weerszijden ernaast was betegeld met zogenaamde Haarlemse tegels, die gedateerd worden omstreeks 1620. Dat dit zo was veronderstel ik omdat de muur tot een hoogte iets meer dan anderhalve meter de moeten van tegels vertoonde. Die waren keurig verwijderd, maar aan de zijkant van de open haard bevond zich een kleine nis en daar was het niet gelukt de betegeling er heel uit te krijgen en bevond zich nog een restant tegel. Aan de achterzijde van het voorhuis bevond zich blijkbaar een keldertje. Daar onder de vloer in de muur zaten tegels, waarvan enkele zelfs nog gaaf. Deze tegels waren geheel blauw en dus goedkoper, maar eveneens van een type dat algemeen als van omstreeks 1620 wordt beschouwd. In het genoemde boek van Jan Pluis staat van de tegel waarvan ik nog een paar scherfjes vond een afbeelding onder no A.01.11.82 en 83 met aantekening 1610-1640. Van het type tegel waarvan ik er nog vier geheel gaaf uit het dichtgegooide keldertje kon verwijderen een afbeelding onder A.01.11.65 met precies dezelfde tekening maar veelkleurig terwijl de mijne geheel blauw zijn en met de vermelding 1600-1630. In het laatste deel van de 18e eeuw is, nadat er voordien reeds grondig verbouwd was, voor het laatst vernieuwd. Bij die verbouwing is de vroegere 88
kelder volgestort. Erboven zijn ingebouwde kasten gekomen, voor de vloer daarvan zijn de plavuizen van het vroegere voorhuis gebruikt. Het ligt voor de hand om een soortgelijke geschiedenis van het pand Noordeinde 72 te veronderstellen, zij het dat er na een brand nieuw opgebouwd is. Het is mij niet gelukt te weten te komen wanneer die heeft plaats gevonden. Er zijn veel branden in Monnickendam geweest en veel zijn er vermeld, maar een systematisch onderzoek in de archieven heeft tot nog toe bij mijn weten niet plaats gevonden, is althans niet gepubliceerd. Gezien de grote hoeveelheid scherven uit de 18e eeuw ligt het voor de hand aan de 19e eeuw te denken, misschien eind 18e eeuw. Toen het keldertje ontdekt werd heb ik niet beseft dat een volledige inventarisatie van de inhoud van belang was. Weliswaar zijn de gevonden scherven bewaard maar het ligt voor de hand dat de minst interessante toen of later weggegooid zijn zodat een uiterste datum niet met zekerheid is vast te stellen. Verondersteld kan worden dat in de 17e of misschien 18e eeuw het oude huis dat een voorhuis betegeld met deze 16e eeuwse tegels had, afgebroken en nieuw gebouwd is. Een voorhuis met betegelde wand was toen niet meer gebruikelijk. Men heeft het uiteraard zonde gevonden de tegels, die toen in kelders, keukens en plinten nog wel gebruikt werden weg te gooien en deze voor betegeling van het keldertje gebruikt. Toen dit huis afgebrand is heeft men bij de nieuwbouw het keldertje volgegooid en er een vloer overheen gelegd. Er is helaas iets wat niet klopt in deze fantasie. Waarom is het keldertje niet helemaal met deze oude tegels betegeld? Dat er niet genoeg waren kan niet kloppen met betegeling van een hele muur in het voorhuis. Alleen de achterkant van de haard zou wel kunnen, maar eenmaal begonnen met fantaseren is er geen eind aan. Van deze vermelding van een bijzondere vondst in Monnickendam is dit voorlopig het eind. P. Stoffels
89
De molen hier nog in volle glorie.
90
Uit de collectie van G. Bont
De noodlottige brand van 7 mei 1961.
Uit de collectie van G. Bont
91
De geschiedenis van de houtzaagmolen ‘De Vriendschap’ Of de molen waarvan de herkomst bij verkoop in 1852, noch door de eigenaar, noch door de notaris kon worden opgegeven of vastgesteld, terwijl dit toch eenvoudig was te vinden. L. Appel Vakmanschap is een combinatie van hetgeen voorzien is in de hersenen en door de handen wordt uitgevoerd. Vandaar ’t verschil tussen timmerman en molenbouwer, de timmerman timmert altijd en voorziet soms, de molenbouwer voorziet altijd en timmert soms. Anton Sipman. In april 2002 kreeg ik de eerste nieuwsbrief van de Stichting Vrienden van de zaagmolen ‘De Vriendschap’. Keurig opgesteld, uitstekend verzorgd met alle informatie over het bestuur, de aanzet tot herbouw, donaties en sponsering maar geen woord over de geschiedenis van de molen. Ik vroeg mij af of er wel iets over bekend was. De krant van 7 augustus 1999 meldde dat met Kris Dekker de vierde generatie Dekker was aangetreden in de houtzagerij en dat het bedrijf in 1929 in het bezit kwam van de familie. Van oudsher was er al houthandel op deze plek, die zeer geschikt was voor wat wind en aanvoer van hout over het water. Verdere geschiedkundige informatie was alleen de blikseminslag en de daardoor ontstane brand die in 1961 het einde betekende van de houtzaagmolen op die plek. Een krant van 8 mei 1961 meldde dat de houtzaagmolen de afgelopen nacht door brand was verwoest. Van de molen zelf kon niets worden behouden, want om kwart voor 2 stortte het ruim drie eeuwen oude bouwsel met donderend geweld in elkaar. Dus ‘ruim driehonderd jaar’ oud? Uit ’n aanvullend bericht van 12 mei d.o.v. bleek dat deze enige zeskante 92
bovenkruier-zaagmolen met stelling in ons land uit ongeveer 1640 dateerde maar dat alleen de oude transportacten in het gemeente- of rijksarchief uitsluitsel zouden kunnen geven. Van 23 november 1951 vond ik ’n krantenbericht waarin de heer Dekker, naar aanleiding van de klaargekomen restauratie van de driehonderd jaren oude zaagmolen ‘De Vriendschap’ meedeelde dat voor zover hem bekend de molen in 1852 in ’t bezit kwam van de heren Sligcher. In 1910 werd hij eigendom van de firma Teengs uit Edam en dat de heer Dekker zelf in 1928 eigenaar van de molen was geworden. Hij vertelde dat de dreiging van slopen vaak boven de molen had gehangen maar dat dit gevaar door de restauratie was verholpen. De molen was nu weer in de oude toestand teruggebracht. Dekker jr. vertelt ‘In 1935, op de verjaardag van mijn vader, sloeg de bliksem in de molen. De gewoonte was altijd, ter voorkoming van blikseminslag, de wieken schuin te stellen. Toen hij dat een keer vergat (wat hem nú nog hoog zit) en de wieken rechtstandig stonden, gebeurde het ongeluk. Door doortastend optreden werd een ramp voorkomen’. Verder dan 1852 kwam ik niet, ook niet door W. van der Voet en Isaak Tirion te raadplegen in hun beschrijving over Monnickendams verleden. De waarheid kwam uit een oud belastingboek van M’dam, O.A. nr 280, ’Het quohier van de 100e penning’, lopende vanaf 1734 tot 1787, waar ik in ’t eerste jaar wel ’t bestaan van de oudere houtzaagmolen ‘De Noordstar’, gelegen aan de Singel, buiten de Saksteegpoort , van Jacob Teerhuijs en later Roelof de Leeuw onder verp.nr 659 ad 13 gld en 7 st. per jaar ontdekte, maar niet ‘De Bonsem’, de oorspronkelijke naam van ‘De Vriendschap’, (zie jaarboek 1999 blz 110/1). Pas op 5 febr. 1766 (42 jaar nadien) vond ik op een blad achterin, onder de titel ‘Vervolgens de stadsgoederen waarvan profijt werd getrokken’ onder het verp. nr 680 de houtzaagmolen aan de Kloosterdijk van Albert van Wallendal, die toen pas 10 gld en 5 st. verponding per jaar ging betalen en dat deed tot en met 1787. Aanvankelijk dacht men de bouwdatum van deze molen in transportacten te vinden maar de bouw van een molen wordt nooit in een transportregister vermeld, dit gebeurt alleen bij een verkooptransactie. Daarom is de eerste vermelding in een verp. register wel een bewijs dat de zaagmolen in 1766 voor ’t eerst werkte. 93
Een ander gegeven is de aanwezigheid in de stad van de eigenaar of de bouwer. Op 5 november 1757 verzocht namelijk de heer ‘Cappiteijn ter Zee’, Albertus van Wallendal, het burgerrecht van de stad M’dam te mogen kopen, hetgeen geaccepteerd werd mits hij ƒ 6.- daarvoor betaalde. (O.A. M’dam, nr 36 blz 63). Reeds vanaf 1761 behoort Albertus van Wallendal, die ’n zoon was van de Edammer burgemeester (9x) Jan Gasparusz van Wallendal en Elisabeth Cornelia Swedenrijk, dochter van de A’damse burgemeester Albertus Swedenrijk, tot de elite van de stad M’dam en wordt op 23 juni 1761 tot vroedschap gekozen. Hij trouwt de Edamse vrouwe Ludewina Teengs, de wede van Dirk Tijssen, op 29 nov. 1764 en wordt op 9 aug. 1765 gekozen tot burgemeester van M’dam, nadat hij van 3 dec. 1763 tot 9 aug. 1764 de burgemeester Dirk Tijssen verving die op 14 november 1763 overleed. ’t Was dus ’n gewaardeerd bestuurder, maar ’t bleek ook ’n wijs man te zijn want toen in mei 1766 ’n geweldige twist in de vroedschap ontstond over de toekenning van stedelijke ambten vroeg hij na tal van ruzies zijn demissie (ontslag) en kreeg die op 26 april 1767, nadat het gehele raderwerk een jaar lang in de stad had stilgestaan. Eigen belang en onrechtmatig handelen waren aan de orde van de dag, (zie ‘De onenigheid tussen de regenten in 1766’ op pag. 22 - 48 in jaarverslag 1990 O.M.) Hij heeft sindsdien alle aangeboden funkties afgewezen en nooit meer ’n bestuursfunktie van de stad vervuld. Op 12 november 1791 blijkt dat mr. Albertus van Wallendal ook de helft van het eigendom in de houtzaagmolen ‘De Noordstar’ bezit met de werf, loodsen en knechtswoningen, alsmede gereedschap (verp. nr 659), staande even buiten de Saksteegpoort aan de Noordersingel, op de hoek van de Molensloot. Hij verkoopt deze aan Jacob Teengs, die reeds de wederhelft in eigendom heeft, voor ƒ 3.000,-. Twee maanden later, op 6 januari 1792 (ORA nr 3580) verkoopt hij ook de houtzaagmolen ‘De Bonsem’ met de daarbijstaande huizingen, loodsen en verdere getimmerten, benevens alle gereedschappen aan de Kloosterdijk (verp. nr 680) bij de spekmolens (waarschijnlijk de molens van de traankokerijop ’t eiland B 133, kad. nr 1832) en achter uitkomende op ’t Stinkevuijl, gelegen op een stuk land, zijnde een uiterdijk, groot 681 roeden (nr 4) met ’n grondpacht(?) van 4 gld. 94
en 18 st., (later in 1832 kad.nr. B 134/135) eveneens aan Jacob Teengs, oud Pres. Schepen en Raad van de stad M’dam, voor ƒ 4,500,-. (De hier genoemde 681 roeden land werden op 9 juli 1757 door Hoogheemraden en Secrts. van Waterland getransporteerd ten behoeve van de domeinen van de Ed. Groot Mogendheden in de Banne van M’dam. Vandaar dat dit land onder de stadsgoederen werd geschaard, zodat grondpacht in rekening kon worden gebracht. Dit is waarschijnlijk i.v.m. de bouwplannen van de molen in 1757 gedaan op verzoek van Albertus van Wallendal). Albertus van Wallendal voelde waarschijnlijk zijn einde naderen toen hij beide bezittingen op korte termijn verkocht want op 31 maart 1792 werd hij begraven in choorgraf rij 6, nr 7. Jacob Teengs was op 3 juli 1784 als Raad in de Vroedschap van M’dam gekozen, maar werd op 19 juli 1788 geëxcuseerd (ontslagen) door Prins Willem V vanwege zijn verlichte ideeën. Op 13 october 1798 liet de burger Jacob Teengs weten een van zijn zaagmolens te willen verkopen met het verzoek deze te mogen afbreken en naar elders in de Bataafse Republiek te mogen transporteren op voorwaarde dat hij ‘de Bonsem’ aan de gang zou houden. (GA M’dam nr 45).
Uit de collectie van G. Bont
95
Op 14 maart 1799 (ORA M’dam nr 3581) wordt de houtzaagmolen ‘de Noordstar’ met zijn gereedschappen, houtloods annex zomerhuisje, gelegen aan de Noordersingel, voor ƒ. 5.000,- verkocht door Jacob Teengs, wonende te M’dam aan de burger Johannes Rudolf IJlers als daartoe gemachtigd door de burger H.A. Nap en comp., wonende in de Pekel A in Groningen. Op 15 augustus 1808 laat Koning Lodewijk Napoleon een overzicht maken in welke toestand de fabrieken en trafieken zich bevonden in zijn Koninkrijk Holland. Door invoering van het Continentaal stelsel in 1806 werd door Napoleon alle handel met de Britse eilanden geblokkeerd. Alle verkeer tussen Groot-Brittanië en het Continent werd verboden om Engeland economisch te vernietigen, maar daarmee kwam ook het handelsverkeer in Nederland stil te liggen. Producten werden schaars en de prijzen stegen onrustbarend, zo ook in de houtsector. Men schrijft over de houtzaagmolen in dit rapport dat de handel nagenoeg uitgedroogd is. Op 20 januari 1809 verkoopt Jacob Teengs, lid van de Raad, zijn houtzaagmolen ‘de Bonsem’ met al het hierbij behorende gereedschap, huizinge en koepel, staande bij de Kloosterdijk in wijk 3, nr 76 (ex verp. nr 680) voor ƒ 3.500,- aan Sieuwert Beezem, wonende alhier, onder beding dat de verkoper gedurende zijn leven lang gebruik zal kunnen maken van de koepel wanneer hij zulks verkiest. (ORA 3582, acte 25). Jacob Teengs overleed 6 mei 1820 te M’dam in zijn huis wijk 2 nr 49, op ’t Weezenland, tegenwoordig huis nr 1 en werd begraven 10 mei 1820 in choorgraf rij 5, nr 10. Hij werd te Edam geboren op 15 november 1749 en trouwde te M’dam op 15 december 1776 met Maria Tijssen, ’n dochter van Dirk Tijssen en Luijdewina Teengs, (die reeds eerder genoemd werd). Sieuwert Beezem werd op 5 februari 1769 te M’dam geboren als zoon van Cornelis Beezem en Grietje Sieuwerts Waijer. Hij was mr.timmerman toen hij op 17 april 1796 trouwde met Sijtje Schuurman, geb. 3 maart 1771 a.d. Beets, dochter van Pieter Schuurman en Trijntje Kramer. Op 3 juni 1797 werd hun zoon Cornelis geboren en geref. gedoopt op zondag, de 1e pinksterdag, de 4e juni. Hij trouwde, 25 jaar oud, op 20 juni 1822 met de 26 jaar oude Johanna Nooij, dochter van Jan Nooij en Elisabeth 96
van Dalen. De getuigen kwamen uit gegoede families: Frans Nooij, haar broer, 29 jaar oud, van beroep apotheker, Jan Roelof Boerlage, 34 jaar, koopman, eerder ontvanger stedelijke belastingen en Anth. Göckel, 28 jaar, koopman en vrederechter. Zijn vader, Sieuwert, overleed op 12 december 1831, 62 jr. oud en zijn zoon Cornelis volgde hem op als mr.timmerman op de houtzaagmolen en was toen 34 jaar. Er werden 7 kinderen geboren, 6 meisjes en als 7e een zoon. De drie laatste kinderen stierven en de 4 dochters die overbleven waren: Sijtje geb. 18 mrt. 1823, Elisabeth Johanna ” 28 jan. 1825, Cornelia ” 3 nov. 1828, Catharina Petronella ” 12 okt. 1830. Hun vader, Cornelis Beezem, de houtzaagmolenaar, overleed, 54 jaar oud, op 18 nov. 1851, zonder ’n opvolger na te laten, in zijn huis Noordeinde, wijk 3, nr 34, het tegenwoordige huisnr 50. Uit de overlijdensacte blijkt dat als getuige Adriaan Sligcher optrad, kennelijk een vriend van de familie. Op 11 maart 1852 werd met acte 2952 (van nots Merens) de houtzaagmolen zijnde een bovenkruier met knechtswoning, houtloodsen en verder getimmertens, gelegen aan de Kloosterdijk, kadastr. sectie B 135, groot 21 roeden en 50 ellen en B 134, groot 50 ellen, door mejuffr. Johanna Nooij, weduwe en erfgename van Cornelis Beezem, voor een vierde en de vier meerderjarige, nog ongehuwde dochters, voor de rest verkocht aan Adriaan Sligcher, lid van de gemeenteraad en koopman van beroep, voor ƒ 5,000,-. Betreffende de oorsprong van de onroerende goederen wordt vermeld dat ze behoorden tot de nalatenschap van de heer Cornelis Beezem, die het eigendom verkreeg als enige erfgenaam van wijlen zijn ouders, Samuel Beezem en Sijtje Schuurman, doch dat er geen bewijzen van eigendom aanwezig waren, terwijl het ook onbekend was of er een overschrijving bij het hypotheekkantoor had plaatsgehad. Er waren echter zelfs twee aankoopacten te vinden, de eerste onder acte 25 op 20 januari 1809, (protocolletter M fol. 63 verso) in ORA 3582 en onder hetzelfde nr en datum in ORA 3584, hierin wordt de naam ‘de Bonsem’ heel duidelijk gespeld. Was het onderzoek begonnen in 1910 dan was de kans groot geweest dat men in 1852 gestrand zou zijn. 97
Het was de derde zaagmolen die aan het bezit van de firma Sligcher & Co, houtkopers, werd toegevoegd. Twee in Nieuwendam en nu een in M’dam. (zie pag. 54 t/m 81 van jaarverslag 1986 OM ). In genoemd verslag over de familie Sligcher wordt uit Adriaan’s 1e huwelijk met Diderica Peereboom, (enige erfgename van de rijke nalatenschap van Trijntje Boterkooper en Neeltje Pater), o.a. geboren: Pieter op 13-04-1829, terwijl uit zijn 2e huwelijk met Johanna Maria Houttuijn worden geboren: Dirk op 20-10-1838, Willem op 24-01-1844, Leonard Pieter op 03-03-1849. Deze vier zoons vormen tesamen de oorspronkelijke directie van de firma Sligcher & Co., houtkopers, die o.a. de houtzaagmolen ‘de Bonsem’ beheerden. Op 25 mei 1882, na het overlijden van hun vader, Adriaan, besluiten Pieter
Een prachtig gezicht op de molen. Dat wist deze Marker ook want hij ging (ook ongevraagd) in beeld zitten en vroeg daarna de fotograaf om een bijdrage. Uit de collectie van G. Bont
98
en Willem de firma tesamen onder de oude naam voort te zetten. Zestien jaren werkten deze broers samen toen Pieter Sligcher (oud 68 jaar) besloot ermee op te houden. De broers kwamen overeen de vennootschap onder firma te ontbinden met ingang van 1 januari 1898, waarbij Pieter, die naar Amsterdam vertrok, zijn helft in de volle eigendom van de firma, waaronder de zaagmolen, verkocht aan Willem Sligcher, (’n vrijgezel). Laatstgenoemde, de houthandelaar, overleed 20 november 1909 in zijn huis op de Kerkstraat, huisnr 36/38. In 1910 werd de houtzaagmolen aan de firma Teengs verkocht waarvan ik geen acte in mijn verzameling heb. Uit de krant vernam ik dat in 1929 de molen in eigendom overging van de familie Dekker.
Aanvullende informatie Een verklaring voor de benaming ‘Bonsem’ is er niet. Uit het frans vertaald betekent ‘bonze’: ‘hoge ome’, in het nederlands ‘invloedrijke persoon’. De ‘m’ is er misschien wel achter gevoegd door de familie Beezem. ‘Bonzen’ kan te maken hebben met dreunende, galmende of steunende geluiden die de zaagmolen veroorzaakte tijdens de productie. De Vriendschap (of de Bonsem) was de enige zeskante bovenkruier-zaagmolen in ons land. De bouwkosten waren minder hoog dan die van de achtkante, maar deze molens stelden aan de houtbouw van de voet de bijzondere eis dat er geen stijlen op de zaagvloer mochten staan. Zeskante houtzaagmolens kenden dit bezwaar niet, omdat bij dit type de sleden vrij langs de beide zeskantstijlen gingen, die op de hartlijn van de vloer stonden. Deze wijsheid haalde ik uit het boek ‘Molenbouw’, geschreven door Anton Sipman en uitgegeven in 1990 door de Walburg Pers te Zutphen. Mijn dank aan Garrelt Bont voor het beschikbaar stellen van de foto’s.
99
De ingang van het Weeshuis, Weezenland 16.
100
De vaders en moeders van het weeshuis van Monnickendam
‘Hier treurt het Weeskind met geduld dat arm is sonder sijne schuld en in sijn armoe moet vergaen indien ghij ’t weigert by te staen’.
Met deze woorden van Joost van den Vondel (1587-1679) eindigde in 1992 een verhaal over het wel en wee van het weeshuis van Monnickendam1). Dit artikel gaat over hen die de weeskinderen wilden ‘by staen’. Mannen en vrouwen die hebben bijgedragen aan de opvoeding en vorming van kinderen uit Monnickendam en elders, waarvan de ouders vroegtijdig zijn gestorven. Mensen die, met een beperkte pedagogische kennis, de kinderen die aan hun zorg werden toevertrouwd, hebben voorbereid op een zelfstandig bestaan in de toenmalige maatschappij. De meesten hebben, in de context van hun tijd en omgeving, goed werk verricht. Enkelen moesten hun werkzaamheden wegens kwalijk gedrag voortijdig beëindigen.
De bronnen Over de binnenvaders en moeders van het weeshuis in de 19e en 20e eeuw vinden we aantekeningen in de notulenboeken van het weeshuis. De regenten hebben hun bijeenkomsten vanaf 1837 tot 1933 genotuleerd. Over de 17e en 18e eeuw is die informatie mondjesmaat. Tot 1830 moeten we het vooral doen met spaarzame mededelingen in de Memorialen van de burgemeesters van Monnickendam.
Twee weeshuizen worden samengevoegd Veel weeshuizen in de steden van de Republiek zijn ontstaan tussen 1550 en 1600, hoewel er ook voor die tijd al weeshuizen bestonden. Het eerste weeshuis in de Noordelijke Nederlanden dateert van 1491 en stond in Utrecht ‘voor alle ellendighe weeskynderen, knechtkens en meechdekens, die van alle menschelicken troost verlaten sijn’. Deze weeshuizen voorzagen in een behoefte die in de loop van de 17e en 18e eeuw alleen maar groter zou worden. Wat Monnickendam betreft, volgens de heer Appel was het gebouw dat lange tijd als pesthuis diende in 1561 nog niet als weeshuis in gebruik, maar in 1589 wordt het bewoond door een ‘gasthuijs vader ende moeder (...) omme goede acht ende toesicht opde weeskinderen te nemen’. 101
Het ankerjaartal 1638 op de muur van het voormalige weeshuis.
Het ankerjaartal 1638 op de muur van het voormalige weeshuis is dus niet het bouwjaar maar het jaar van restauratie waardoor het ongeveer zijn huidige vorm heeft gekregen. Volgens de heer Appel zou het gebouwd kunnen zijn op de fundamenten van dat oude pesthuis2). Toen er rond 1630 op de Zarken een tweede weeshuis werd gebouwd, noemde men het weeshuis op het Weeseland het Oude, dat op de Zarken het Nieuwe weeshuis3). Het oude, ook wel Burgerweeshuis genoemd, was voor kinderen van Monnickendammers die niet van ondersteuning afhankelijk waren. Het nieuwe, ook wel Armenweeshuis genoemd, was voor kinderen van ouders die van de bedeling moesten leven. Wel konden kinderen van behoeftige inwoners in het Burgerweeshuis worden ondergebracht, maar dan moesten familieleden of de diakenen van de Gereformeerde gemeente jaarlijks een bedrag voor hun onderhoud betalen. In 1704/1705 maakte het stadsbestuur bekend dat de beide weeshuizen zouden worden samengevoegd. ‘De Heeren Burgemeesteren en Vroetschappen deser Stadt Monnickendam, notificeeren en maken bij desen aende goede burgeren en ingesetenen bekent 102
Het ‘oude’ Burgerweeshuis aan het Weezenland, voor kinderen die niet van ondersteuning afhankelijk waren. Uit de collectie van G. Bont
dat haar E:A: met advijs van de Regenten van beijde de weeshuijsen om verscheijde goede redenen ende consideratien (overwegingen) ende wel specialijk tot betragtinge van meerdere menagie (uitgaven, kosten) hebben goet gevonden en verstaen beijde de voorz: weeshuijsen tot Een te brengen ende de kinderen uijt het nieuwe weeshuijs te verplaatsen in het oude weeshuijs ende te voegen bij de kinderen in ‘t selve oude weeshuijs werdende opgevoedt, ’t welk vervolgens al bereijts is geschiet’. Net als voorheen, zullen er jaarlijks twee collecten worden gehouden, ‘te weten den enen op pinksteren en den anderen op nieuwe jaars dagh dat telkens op de middagh sal geschieden, omme te versamelen ’t guut een ijder borger uijt loutere mildadigheijt en om de liefde Christi wille sal gelieven te geven, derhalven wert een ijder alhier met vriendelijke en om Godes wille gebeden met vast vertrouwen dat Godt den Heer sulks niet ongeloont sal laten, dewijl Hij in Sijn woort belooft heeft, dat alle ’t gene wij den armen in sijnen name gedaen sullen hebben, Hij het selve sal rekenen en een ijgelijk vergelden off ’t aan Hem selfs geschiet waer, ’t welk versogt wert dat een ijder met ontsluijtinge van de ingewanden der barmhartigheijt gelieve te behar tigen’4). 103
De opheffing van het nieuwe weeshuis had volgens een notitie van 30 april 1705 niet alleen organisatorische maar ook financiële voordelen. Immers men behoefde nog maar één weesmoeder te betalen, hetgeen een besparing van f 150.-.- per jaar opleverde, de kost en inwoning daar niet bij gerekend. Hoewel de samenvoeging van de twee weeshuizen rond 1704/1705 organisatorisch rond was, blijkt uit een notitie van de raadsvergadering d.d. 14 februari 1706, dat de kinderen uit het burgerweeshuis kort voor of pas rond die datum in het oude weeshuis zijn ondergebracht5). Merkwaardig blijft dat er, ondanks deze ‘fusie’, tot ver in de 19e eeuw een kas van zowel het oude als van het nieuwe weeshuis heeft bestaan6).
Regenten en Regentessen Het weeshuis werd vanouds bestuurd door regenten die door het stadsbestuur werden aangesteld7). Tot ongeveer het einde van de 18e eeuw waren dat leden van de vroedschap. De Franse tijd heeft daar echter verandering in
Dakkapel van het Weeshuis met links de boerenjongenspot van de regentessen en rechts de tabakspot van de regenten.
104
gebracht, want na de dans om de vrijheidsboom in 1795, zien we dat ook personen uit, zeg maar de middenklasse, hun bestuurlijke kwaliteiten mogen tonen. De regenten beschikten in het weeshuis over een eigen, zogeheten regen tenkamer die alleen werd gebruikt voor vergaderingen en de installatie van nieuwe collega’s. In een ijzeren kist werd ook het aanwezige kasgeld bewaard. Tenzij bijzondere omstandigheden daar aanleiding voor gaven kwamen de regenten gewoonlijk om de veertien dagen bijeen. In de 19e eeuw is er twee keer per jaar een vergadering met de regentessen samen.
Financiën Anders dan in de 19e eeuw, die een eeuw van grote armoede is geworden, waren er in het eerste kwart van de 18e eeuw voldoende financiële middelen om het weeshuis draaiende te houden. In 1720 bijvoorbeeld was het vermogen van het weeshuis ongeveer f 125.000.-.- aan obligaties en losrenten. Omdat de regenten ook optraden als algemene armenvoogden waren zij daarnaast verantwoordelijk voor de kas van de zogeheten ‘huiszittende armen’, goed voor nog eens f 75.000.-.-. Voorwaar geen geringe bedragen voor die tijd. Naast vrijwillige bijdragen uit diverse collectes kreeg zowel het oude als het nieuwe weeshuis heel wat legaten en schenkingen. Er is een boek bewaard gebleven waarin deze schenkingen vanaf 1633 tot 1804 staan opgetekend. Met name in de ‘Gouden Eeuw’ werd er heel wat gelegateerd en geschonken, soms ook in natura (een os). De economische teruggang in de loop van de 18e eeuw zie je echter ook weerspiegeld in het schenkingenpatroon.
Verandering In 1837 vond er een belangrijke verandering plaats. Het weeshuis dat voordien eigendom van het stadsbestuur was geweest, werd in dat jaar aan de Nederlands Hervormde Gemeente overgedragen. Dat een en ander niet geheel gladjes verliep zal later duidelijk worden. Vanaf 1837 werden de bestuurders door de Kerkeraad van de Hervormde Gemeente gekozen. Drie mannen, nog steeds regenten genoemd, bijgestaan door drie regentessen. Ging het in de 17e en 18e eeuw meest om vrouwen van vroetschapsleden, in de 19e eeuw komen we de echtgenotes van notabe len en gegoede burgers tegen. 105
Deze regentessen die geacht werden lid te zijn van de Gereformeerde gemeente en liefst moeder van een eigen gezin, hielden toezicht op de ontwikkeling van de kinderen, met name de meisjes in de leeftijd van 5-23 jaar. Zij controleerden de weeshuisvader en moeder, waar het de orde, reinheid, kleding en voedselvoorziening betrof.
Vaders en moeders Regenten en regentessen werden buitenvaders en buitenmoeders genoemd. De dagelijkse leiding was in handen van een zogeheten binnenvader en/of binnenmoeder. Tesamen probeerden zij zoveel mogelijk de gezinssituatie te benaderen. De woorden die lange tijd boven de ingang van het weeshuis in Zwolle hebben gestaan, zouden ook voor Monnickendam kunnen gelden: ‘Verarmde burger, leg uw hoofd gerust vrij neer. Uw ouderlooze wees vindt hier zijn ouders weer’. De regenten en regentessen golden als plaatsvervangers voor de ouders, maar de binnenvader- en/of moeder hadden de dagelijkse leiding, zoals ook uit de reglementen blijkt. Er waren perioden dat er alleen een binnenmoeder was, al dan niet bijgestaan door een naaivrouw. Maar gaandeweg zijn het vooral echtparen die de leiding van het weeshuis toegewezen krijgen. Het beeld is echter niet consistent, want er zijn ook perioden dat er een vader en een moeder de scepter zwaaien, zonder dat er sprake is van een huwelijksverbintenis. Als weeshuisvader en moeder had men graag een echtpaar zonder kinderen waardoor belangenverstrengeling tussen eigen kinderen en die van het weeshuis werd voorkomen. We zullen echter vaders en moeders tegenkomen die wel kinderen hadden en waarvan een zoon of dochter bij hen in het weeshuis woonde.
Hulpdiensten Zoals u zult begrijpen was er heel wat te naaien, te breien en te verstellen en moesten er veel schoenen worden gelapt. Daarom werd de weesmoeder wel bijgestaan door een naaivrouw en waren er (in de 18e eeuw) schoenmakers aan het huis verbonden, die daarvoor een vast bedrag per jaar ontvingen. In het laatste kwart van de 18e eeuw waren er nog andere betaalde krachten, de catechiseermeesters, die het godsdienstonderwijs voor hun rekening namen. Over hen later meer.
Instructie voor de binnenvader en moeder 106
In 1692 was er een weesmoeder die de leiding had bij de dagelijkse gang van zaken. Zij moest haar werkzaamheden verrichten overeenkomstig de in dat jaar opgemaakte ‘instructie voor de weeshuismoeder van het oude weeshuis’. Omdat deze instructie, bestaande uit 24 artikelen, vanwege het handschrift moeilijk te lezen is, neem ik hier de herziene versie van 1751 over. Het geeft een indruk van de werkzaamheden die de weeshuisvader en/of moeder moesten verrichten. art. 1 Eerstelijk sal de binnen vader en moeder het eten van de kinderen regulieren na de ordre en ordonnantie daarvan sijnde, sonder dat de kinderen haar van eenige verdere ofte andere spijs sullen mogen bedienen als die hun door de vader of moeder volgens de ordre werd geschaft. art. 2 De vader en moeder sullen ook gehouden wesen met de kinderen aan tafel te eten. art. 3 Des morgens ten agt ueren, vier ueren en savonts sal de vader en moeder aan de kinderen broot voorsnijden, het selve boteren of met caas voorsien. art. 4 De vader en moeder sullen gehouden wesen de clocke negen uuren het vuur te rekenen (bedekken) ende de deur te sluijten, sonder dat sij sullen vermogen eenige kinderen na die tijt in huijs te laten ende des morgens aan de president regent bekent maken wie dat ’s nagts uijtgeweest is. art. 5 De moeder sal ook gehouden wesen met de ouste meijsjens te wassen en het huijs schoon te maken en te houden en wert verders dese saak gedemandeert (overgedragen) aan de buijten moeders om een hulp van buijten aan de selve toe te staan dan niet. art. 6 Ook met de outste meijsjes de kinderen haar hoofden te kammen en haren ende in siekte van de kinderen op te passen en gemak en gerak te doen en haar te geven dat na gelegentheijt van saake wordt verijst. art. 7 De moeder sal ook gehouden sijn met en beneffens de oudste meijsjes alle het nieuw linnen soo ten lijve van de kinderen als ten dienste van de verdere huijshoudinge na behooren te maken en het oude wolle en linnengoet behoorlijk te onderhouden, verstellen en repareren, sal ook de moeder van tijt tot tijt gehouden sijn aan de Regenten en Regentessen te verantwoorden het linnen en wollen dat sij tot het nieuw maken en verstellen heeft ontfangen, mitsgaders de kinderen knap en wel te onderhouden sonder deselve met gescheurde cleederen, gaten in de kousen etc. te laten lopen. art. 8 De vader en de moeder sullen ook gehouwen sijn de kinderen des morgens en ’s middags naar school te senden en de meijsjes na het naijen en ook te vernemen off sulkx bij haar al wert gedaan. art. 9 De knegjens die op ’t ambagt gaan sal de vader en moeder alle dagen te werk senden en wan-
107
neer de basen geen werk voor deselve hebben, naar school te senden, soos wel bij dagh als avonts sonder te versuijmen. art. 10 De vader en moeder sullen ook worden gehouden sijn met de kinderen alle sondagen des Morgens en ’s Middags na de kerk en uijt de kerk naar huijs gaan met bequame en geschikte ordre twee aan twee. Eerst de knegjens, dan de meijsjens, de jongste eerst. art. 11 Sullen ook de kinderen sondags onder de middagmaaltijd gehouden sijn capitelen (hoofdstukken) te laten lesen alvorens sij van de tafel komen op te staan, beginnende van de oudste af en soo vervolgens, mede na de Middagh op het Choor te catigiseren en van de Catigisatie na huijs komen sonder onderschijt van knegjens of meijsjens, soo wel jonk als oud. art. 12 Sullen ook wel toesien en scherp letten dat de kinderen niet vloeken nogh te sweren ofte gods woort ligtvaardigh in de mondt nemen maar deselve in alle tugt en gemaniertheijt op te voeden. art. 13 Sullen ook niet toelaten dat eenige kinderen in of buijtenshuijs eenigh werk voor anderen doen van wat natuur ’t selve soude mogen wesen, gelijk ook de vader en moeder niet sullen vermogen enige goederen van ‘t weeshuijs uijt te leenen, nogh wegh te geven. art. 14 Sullen ook met helder en klaar weer de vensters van de saatsolders open setten ofte laten open setten ende met dijsigh ende regenachtigh weer toe te doen, ook wel op te passen dat geen venster bij nagt open staan en te sien of de kinderen het zaad met ordre komen te verschieten (met een schop verplaatsen of door elkaar werken om broeien te voorkomen) en als het zaat werd gesakt daar na te sien of het alles met orde toegaat en ook besorgen dat geen saat wert gestort, versuijmt ofte verwaarloost. art. 15 Sullen ook gehouden wesen op de doodkleeden en stricken te passen, ende selve schoon te maken, en alle weken op te geven wie en wat dootkleet of stricke ieder heeft gebruijkt. art. 16 Sullen ook gehouden wesen aan de Regenten op te geven alle welke ’t guut dat uit huijs is geconsumeert en ’t gene sij komen te verschieten, sullen ’t selve alle maanden op een behoorlijke reekeningh stellen en specificeren van waar voor ‘t verschot is gedaan. art. 17 Sullen ook niet vermogen des winters na vijf ueren en des somers na seven ueren sonder consent (toestemming) van de President Regent ofte andere Regenten uijt te gaan, en verders soos wijnigh uijt gaan als ‘t mogelijk is. art. 18 Sullen ook gehouden sijn alle ’t gene haar van de Regenten of Regentessen in der tijt sal werden geordonneert (opgedragen) sonder tegen spreken te doen. art. 19 Sullen ook gehouden sijn goede sorge te dragen dat alles ten meeste dienste en minste kosten van ‘t weeshuijs wert gebruijkt en verders in allen deelen stiptelijk doen observeren na de ordonnantie aangaan de opvoedinge der kinderen aan haar ter handt gestelt.
Aldus gedaan en gearresteert bij de heeren Burgemeesteren en Regenten van 108
het Weeshuijs binnen dese Stadt, present de heren Burgemeester Dirck Minnen, Nicolaas Houtingh, Roelof de Leeuw en Hubertus Gerardus Nahuijs; Regenten Jan Oossaan, Claas Coel, Jan Caats, Dirk Moij en Dirk Craij, desen 11e December 1751.
De weeshuisvaders en moeders Na deze inleidende notities begint dit verhaal over de vaders en moeders van het weeshuis rond 1690 als er ongeveer 30 weeskinderen te verzorgen zijn. Hun namen zullen in chronologische volgorde de revue passeren. Wie weet zit er een voorouder van u bij. Note: Wanneer er over ‘lidmaat’ wordt gesproken gaat het altijd over het lidmaatschap van de Gereformeerde gemeente, na 1795 de Hervormde kerk geheten. Eefje Jacobs Spanjaert Eefje Spanjaert staat in 1688 als lidmaat van de Gereformeerde gemeente ingeschreven. In 1715 of kort daarna is er (met een ander handschrift) aan haar naam toegevoegd: ‘olim (voormalig) Wesemoeder’8). Of zij weesmoe der van het Oude of Nieuwe weeshuis was en wanneer, heb ik niet kunnen achterhalen9). Het zal voor of rond 1690 zijn geweest. Eefje is al weduwe wanneer ze op 17 januari 1683 te Broek in Waterland ondertrouwt met Heert Pieters Kos. Meester metselaar Heert Kos was als weduwnaar op 18 juni 1656 ondertrouwt met Neeltje Cornelis Appelboom die op 2 april 1681 in de kerk is begraven, rij 48, graf 15, weduwe van Dirk Jansz Luijt (van de Zedde), met wie zij op 26 januari 1653 was ondertrouwd. Het huwelijk van Heert en Eefje heeft iets meer dan drie jaar geduurd. Op 17 mei 1686 wordt Heert in het zelfde graf als zijn eerste vrouw begraven. Er zijn geen kinderen meer geboren en Eefje is niet opnieuw getrouwd. Op donderdag 1 april 1717 wordt ook zij in de kerk begraven, rij 51, graf 15. Over Eefjes werkzaamheden als weesmoeder wordt in de Memorialen van de Burgemeesters niets gezegd. Misschien is ze na de dood van Heert als zodanig aangesteld. Claasje Claas (1694-1696) In het Memoriaal van de Burgemeesters dat vanaf 1692 bewaard is gebleven, staat op 12 juni 1694 genotuleerd: ‘Tot moeder in het oude weeshuijs hebben de heren Burgemeesteren benevens de Regenten Simon Beths ende Cornelis 109
Ringh vercooren Claesjen Claes op soodanigen ordre en instructie als daer van reets is gemaeckt, welcke haer daer ten hande sal worden gestelt’. Die ‘ordre’ moet de instructie voor de weeshuismoeder van 1692 zijn geweest, waaraan ik eerder refereerde. Omdat er geen familienaam wordt genoemd (zo zij die al had) en er verschil lende vrouwen in die tijd Claasje Claas heetten, is niet duidelijk over welke Claasje het gaat. Ik vermoed echter dat zij de Claasje Claas is die op 19 februari 1668 als weduwe ondertrouwde met Willem Pieters Klerck, de laatste vermoedelijk voor haar aanstelling overleden. Willem en Claasje krijgen op 18 september 1670 een dochter dat Geertje wordt genoemd. Deze Geertje ondertrouwt op 14 oktober 1690 met Sijmon Jaspers Roem. Op 30 augustus 1691 wordt er een zoon Willem gedoopt die echter al op 17 oktober van dat jaar wordt begraven. Kort daarna is ook Geertjes man Sijmen overleden, vermoedelijk begraven op 24 december 1691. Uit een notitie in het Memoriaal, twee weken na haar aanstelling, blijkt dat Claasje Claas inderdaad een dochter heeft die bij haar in het weeshuis woont en voor wie zij jaarlijks f 70,- kostgeld betaald. En dan te bedenken dat het jaartractement van de weesmoeder f 100,- bedroeg. Deze dochter kan door naaiwerk te verrichten echter f 25,- per jaar verdienen. Claasje zelf daarentegen vindt f 50,- kostgeld per jaar voldoende ‘ofte anders voor de kost ’t huijs te benaijen’. Na overleg met de burgemeesters gaan de regenten akkoord met f 50,-.- kostgeld. Als deze dochter de in 1670 geboren Geertje is, dan was ze dus weduwe en 23 jaar oud toen haar moeder als weesmoeder werd aangesteld, een leeftijd waarop ze wel enige werkzaamheden kon verrichten. Claasje Claas is maar een kleine twee jaar weesmoeder geweest. Op 12 mei 1696 meldt het Memoriaal dat de moeder van het oude weeshuis, Claasgen Claas, is overleden. Volgens het begraafboek is ze op 25 april van dat jaar in de kerk begraven. Claasje Jans Roos (1696-1705) Hoewel de jaren 1698-1702 in het Memoriaal ontbreken, blijkt uit andere bronnen dat Claasje Roos in ieder geval vanaf mei 1699 -1703 weeshuismoeder is geweest, vermoedelijk van het oude weeshuis10). Ook Claasje had een dochter die bij haar in het weeshuis woonde en waarvoor zij twee keer per jaar (in het jaar 1703 in mei en november) f 30,- kostgeld betaalde. Van het tractement van Claasje ad f 100,- bleef dus slechts 110
f 40,- over. Claasje Roos, geboren rond 1650, is voor 1675 getrouwd met Cornelis Gerrits Sem, begraven op 18 april 1684. Cornelis is zeer waarschijnlijk een zoon van Gerrit Jans Sem die op 16 juli 1645 ondertrouwt met Annetje Cornelis. Cornelis en Claasje krijgen drie zonen en een dochter die Annetje wordt genoemd. Het meisje is, samen met haar tweelingbroertje Willem, op 15 augustus 1683 gedoopt. Op 21 februari 1705 melden de regenten van het weeshuis aan de burgemeesters dat de binnenmoeder haar functie tegen mei van dat jaar heeft opgezegd. De naam van die weesmoeder wordt niet genoemd, maar het moet wel om Claasje Jans Roos gaan. Misschien was ze ziek, want al op 5 maart 1705 wordt er een nieuwe moeder benoemd, terwijl het begraafboek aangeeft dat er op 13 mei 1705 een Claasje Jans Roos in een eigen graf in de kerk is begraven. Vermoedelijk heeft dochter Annetje na het overlijden van haar moeder enige tijd bij haar broer Jan gewoond. Jan is rond 1701 getrouwd (niet in Monnickendam) met Marijtje Ket en Annetje is doopgetuige bij hun kinderen. Jan assisteert zijn zus Annetje bij haar ondertrouwaangifte. Hij was overigens niet haar oudste broer, dat was Gerrit, maar die was naar OostIndië vertrokken, zoals blijkt uit een artikel van wijlen Drs. Bos uit Amsterdam11). Annetje Cornelis Sem, alias Annetje Cub, is in 1709 lidmaat van de Gereformeerde gemeente geworden. Ze trouwt op 25 december 1707 met Pieter Dircks Braack, woont in 1717 op de Middeldam en wordt op 4 september 1726 begraven. Over de aktiviteiten van haar moeder Claasje Jans Roos heb ik geen notities gevonden. Stijntje Cornelis (1705-1710) Claasje Jans Roos wordt in maart 1705 opgevolgd door Stijntje Cornelis. Zoals boven werd vermeldt, waren de twee weeshuizen kort daarvoor samengevoegd. Bij haar aanstelling wordt Stijntje ‘weduwe van Jan de Jager’ genoemd. Het huwelijk van Jan en Stijntje komt niet in de boeken voor en ook het doopregister vermeldt geen kinderen van dit echtpaar. Dat het voor een vrouw alleen niet altijd even gemakkelijk was om leiding te geven blijkt in 1707. Op 3 december melden de regenten aan de burge 111
meesters dat enkele weesjongens aan tafel een handgemeen hebben gehad. Oorzaak - te veel drank. Met name Jan Steijnman heeft ‘de ordre van de binnenmoeder niet willen gehoorsamen’. Toen de weesmoeder een stok nam om de vechtenden te scheiden heeft Jan enkele ‘vuijle woorden’ gesproken. De regenten hebben hem daarop gezegd ‘dat hij op z’n knieën behoorde te vallen en vergiffenis moest vragen’. Dat heeft hij niet gedaan en daarom is hij aan het blok gesloten. Een zwaar stuk hout dat aan een been werd bevestigd waardoor de bewegingsvrijheid zeer werd beperkt, zo niet onmogelijk gemaakt. De burgemeesters geven als advies dat ‘bij nalatigheijt de regenten gequalifi ceert zijn om hem in ’t gat te water en te broot te setten tot soo lange hij obedieert’. In gewoon nederlands, zo lang hij weigert zijn excuses aan te bieden blijft hij opgesloten en aan het blok vastgebonden met dagelijks alleen wat water en brood. Hoe deze zaak is afgelopen vertelt de geschiedenis niet. (Jan Steijnman, gedoopt op 12 februari 1688, is 20 februari 1694 in het weeshuis opgenomen, zoon van Jan Jansz (Steijnman) en Geertje Claas, alias Griet in den rechten Geert). Na iets meer dan vijf jaar ‘moeder van het weeshuis’ te zijn geweest, geeft Stijntje Cornelis in februari 1710 aan de heren burgemeesters te kennen dat ze haar dienst in mei van dat jaar wenst te beëindigen. Stijntje heeft daarna nog ruim drie jaar geleefd. Ze wordt op 19 juli 1713 in de kerk begraven, rij 57, graf 18. Maritje Claas (1710-17)12) Maritje Claas is weduwe als ze op 3 augustus 1710 tot weeshuismoeder wordt gekozen. Ze was rond 1675 getrouwd met Jacob Last, een man met een alcoholprobleem, waardoor hij vloekte en zijn vrouw sloeg ‘hetgeen grote ontrigting in de gemeenschap geeft’. Dat had van Maritje een bittere vrouw gemaakt. Op 17 december 1706 wordt hun ‘beijder argerlijke en godloos gedrag in quaad, inhoudende vloeken, verwijtingen en de voortdurende dronkenschap van de man’ in de Kerkeraad besproken, met als gevolg dat zij tot nader bericht niet mogen deelnemen aan de viering van het Avondmaal. Een tuchtmaatregel dus. Jacob Last assisteert zijn dochter Trijntje, als deze op 30 april 1707 in onder trouw gaat met Cornelis Jansz Burger, afkomstig uit Edam en lidmaat in 1708. Zij krijgen drie kinderen en moeder Maritje Claas is getuige bij de 112
tweede, Jacob, die op 15 september 1709 gedoopt wordt. De jongste van de drie, Jan, wordt op 24 februari 1712 begraven. Als Jacob Last in 1709 is overleden (begraven op 5 februari) notuleert de scriba op 10 februari 1709: ‘Bij ’t overlijden van Jacob Last is de weduwe vermaant, nu de hinderpaal eeuwig genoomen sijn, voortaan neerstig tot het gehoor van Gods Woord te komen en te zijner tijd weer tot de H(eilige) tafel te naderen, ‘t geen sij aangenoomen heeft’. Blijkbaar heeft ze haar leven gebeterd want zoals gezegd, op 3 augustus 1710 wordt zij de nieuwe weesmoeder. Op 16 april 1712 vraagt Maritje of haar dochter bij haar in het weeshuis besteed mag worden. Dat wordt goedgevonden maar ze moet voor die dochter wel kostgeld betalen. Mogelijk ging het Maritje lichamelijk niet zo goed en was dat (mede) de reden voor haar verzoek. Op 24 december van dat jaar 1712 wordt ze begraven, een klein jaar later, op 20 oktober 1713, gevolgd door haar dochter Trijntje. Of deze Trijntje de dochter degene is die in het weeshuis bij haar moeder is gaan wonen, heb ik niet kunnen achterhalen. Trijntje had namelijk twee kinderen van 6 en 4 jaar. Maritje Claas heeft niet meegemaakt dat deze kinderen, Trijntje en Jacob, op 12 januari 1719 in het weeshuis zijn opgenomen. Jacob, 15 jaar oud, is daar op 1 maart 1725 overleden en op 4 maart 1725 begraven. Trijntje heeft het weeshuis in oktober 1727 verlaten en ondertrouwt als Trijntje Cornelis Schuijt op 17 mei 1732 met Jacob Jansz Booij (Buij), net als Trijntje in het weeshuis opgegroeid. Grietje Andries (1713-1715) Al snel is er een nieuwe weesmoeder gevonden: Grietje Andries. Ze staat in 1685 als lidmaat ingeschreven met achter haar naam de woorden ‘olim (voormalige) wesemoeder’. Grietje is in 1696 getrouwd met Huijbert Wagenaar, de man van haar overleden zuster Hilgont Andries. Dat huwelijk moet rond 1686/87 hebben plaatsgevonden. Hilgont, begraven op 14 januari 1694, is vernoedelijk overleden als gevolg van de geboorte van haar laatste kind Steven dat op 20 december 1693 werd gedoopt. Huijbert en Grietje krijgen één zoon, Willem, die op 30 november 1700 wordt gedoopt. Dat huwelijk heeft echter voor heel wat commotie gezorgd, zoals blijkt uit de notulen van de Kerkeraad van 1696: ‘Alsoo Grietje Andries getrouwt is met haer overleden susters man,’t geen met de wet Gods en die van onze soevereine Overigheijt strijdig is, soo heeft de 113
E: vergadering met eenparigheijt van stemmen geoordeelt, dat sij tot de gemeenschap van des Heren tafel niet kan werden toegelaten, het welke haer door de gedeputeerden des kerkeraeds is aengesegt’. In februari 1699 is dit zogeheten censura morem nog steeds van kracht. De notulen spreken over ‘het bloedschandig houwelijck van Grietje Andries’ die op de Haven woont. De Kerkeraad wacht ‘wat de politijcke regter in desen doen sal’, maar ook in 1701 wordt ze nog steeds tot de ‘argerlijke lidmaten’ gerekend. Pas als haar man Huijbert op 1 november 1710 wordt begraven, komt er aan de censuur een einde. In de notulen lees ik: ‘Grietje Andries weduwe van Huijbert Wagenaar die om dat bloedschenderig houwelijck tot zo lange van de tafel des Heren afgehouden is, nu dat huwelijk door de dood van haar man gedissolveert (ontbonden) is…’ Dan volgt een notitie dat de Censura Morem is opgeheven. De Kerkeraad heeft dat tweede huwelijk van Huijbert dus zeer hoog opgenomen. Toch blijkt het geen verhindering om Grietje Andries twee jaar later, op 31 december 1712, tot weesmoeder aan te stellen. Hoe ze haar taak vervuld heeft, is onbekend. Er moeten echter problemen zijn ontstaan, want in januari 1715 wordt Grietje Andries het weeshuis uitgezet. Omdat de Kerkeraad al haar aandacht besteedde aan het beroepen van een nieuwe predikant (Ds. van Schaijck was op 23 december 1714 overleden), vermelden de kerkeraadsnotulen niet wat daartoe de aanleiding was. Het Memoriaal heeft: ‘Dewijl Grietje Andries vermits haar quade conduijte (slecht gedrag) als binnenmoeder in ’t weeshuijs gehouden uijt ’t weeshuijs is geset, soo is in desselfs plaats voor den tijt van een jaar en op ‘t oude tractment tot binnenmoeder bij eenparigheijt van stemmen aangestelt Lijsje Arents, ‘welcke aanstellinge met geen of dat oogmerk wert gedaan om moeder voor een jaar te sijn’. Grietje Andries is op 2 september 1720 begraven. Lijsbet Arends (1715 - 1717/1718) De nieuwe weeshuismoeder heet dus Lijsbeth Arents of Aris. Haar aanstelling ‘op het oude tractement’ is voor een jaar maar kan steeds met een jaar worden verlengd. Ze heeft, net als haar voorgangsters, wel een opzegtermijn van drie maanden. Lijsbeth is, samen met haar zus Grietje, in 1710 lidmaat van de Gereformeerde gemeente geworden. Als Ds. van Daverveld in 1715 een nieuw lidmatenboek aanlegt, zet hij bij het overschrijven van de nog levende lidmaten uit het voorgaande boek achter Lijsbeths naam ‘nu wee 114
semoeder’. Lijsbeth had een zus, Grietje Aris, die lange tijd als dienstmeisje bij de weduwe Houting heeft gewerkt. Ze was ongehuwd en is op 4 april 1737 als Grietje Aris de Groot in een eigen graf in de kerk begraven, rij 18, graf 12, waarbij de begrafeniskosten door Willem Houtingh werden betaald. Hoe lang Lijsbeth weeshuismoeder is geweest, blijft onduidelijk. In juli 1718 wordt er in het Memoriaal over een weeshuisvader en moeder gesproken, die al enige tijd in functie zijn. Hun aanstelling wordt echter niet vermeld. Dat zou te maken kunnen hebben met de overstroming die aan het einde van het jaar 1717 heeft plaatsgevonden, de zogeheten kerstvloed, waarbij ook dorpen van Waterland geheel of gedeeltelijk zijn overstroomd en er administratief een en ander achterwege is gebleven. Lijsbet werd op 28 maart 1725 als Lijsje Arends (de) Groot begraven in hetzelfde graf als haar zus Grietje. Jan Arends Schaap (1718-1724) Voor het eerst is er sprake van een weeshuisvader: Jan Arends Schaap. Vermoedelijk gaat het om de uit Graft afkomstige Jan Arends die, samen met zijn vrouw Grietje Ilp, in 1716 als lidmaat zijn ingeschreven. Op 16 juli 1718, wanneer de regenten besluiten het jaarlijks tractement voor de binnenvader en moeder vanaf 1 mei 1718 met f 25,-.- te verhogen, zijn zij al in funktie. Op 28 april 1723 wordt beslist dat de weeshuisvader per 1 mei een ‘meijd mag inhuren’. Dat zou te maken kunnen hebben met het overlijden van Grietje Ilp, die op 26 april 1721 in de kerk is begraven. De impost wordt betaald door Pieter Gerrits, zie onder. Die ‘meijd’ is weduwe Rachel Hendriks die bij haar aantreden twee hemden en een paar muilen en schoenen krijgt. Rachel is in 1686 lidmaat van de gemeente geworden en op 24 oktober 1705 ondertrouwt met weduwnaar Hendrick Huijberts van Hardenberg, lidmaat in 1706. Hendrick wordt op 22 februari 1715 begraven zonder kinderen na te laten. In mei 1724 geeft Jan Arends Schaap te kennen dat hij en Rachel hun taak zullen neerleggen. Zij zijn niet meer in staat ‘om ’t selve waar te nemen’. Vermoedelijk om gezondheidsproblemen, want kort daarna is Jan overleden en op 30 mei 1724 begraven. De impost (f 3,-.-) wordt betaald door ene Pieter Gerrits, zeer waarschijnlijk degene die hem als weesvader is opgevolgd. Zie onder. Ook Rachel Hendriks leeft niet lang meer. Ze wordt zes weken na Jan Schaap 115
op 19 juli 1724 begraven, waarbij de f 3,-,- impost door Trijntje Hendriks (zus?) wordt betaald. Pieter Gerrits Gooijer en Trijntje Claas Ilp (1724-1727) Opnieuw is er sprake van een echtpaar. Pieter Gooijer en Trijntje Ilp zijn op 21 april 1691 te Monnickendam onder trouwd en een jaar later lidmaat van de Geref. gemeente geworden. Vermoedelijk was Pieter de zoon van Gerrit Pieter Goijer die op 11 november 1663 ondertrouwt met Jannetje Heijndricks. Is dat juist dan is Pieter op 28 juli 1669 gedoopt. Trijntje Ilp, gedoopt op 2 augustus 1668, is de dochter van Claas Pietersz Ilp die op 17 januari 1666 ondertrouwt met Weijntje Pieters van Overleek. Pieter en Trijntje kregen twee dochters die allebei jong zijn gestorven: * Wijntje, dp. 5.2.1692, begr. 22.2.1692 * Wijntje, dp. 19.7.1693 begr. 20.8.1693 De aanstelling van Pieter en Trijntje in mei 1724 is voor een jaar maar kan elk jaar verlengd worden. De opzegtermijn van een ‘vierendeel jaar’ blijft van kracht. Ze zijn een kleine drie jaar vader en moeder van het weeshuis geweest als Pieter Gerrits Goijer op 6 april 1727 wordt begraven. Trijntje betaalt de f 3,-,- impost. Ze heeft het weesmoederschap niet voortgezet of kunnen voortzetten en wordt op 26 oktober 1729 begraven. De f 3.-.- impost wordt door Claas Ilp betaald. Jan Cornelis Gooijer en Lijsbet Jans van der Lely (1727-1732) De nieuwe weeshuisvader heet Jan Cornelis Goijer, gedoopt op 16 november 1677, zoon van Cornelis Heijndricks die op 30 september 1668 ondertrouwt met Neeltje Jaspers. Jan was op 20 september 1704 ondertrouwd met Lijsbet Jans (van der Lely). Uit dat huwelijk zijn vijf kinderen geboren: Cornelis, dp. 23.8.1705, begr. 10.10.1707 Cornelis, dp. 29.12.1707, begr. 29.01.1708 Cornelis, dp. 25.7.1709, begr. 13.4.1710 Jan, dp. 12.4.1711, begr. 8.9.1713 of 3.1.1714 Cornelis, dp. 13.9.1714. (Het is mogelijk dat er verwantschap is tussen Pieter Gerrits Gooijer en Jan Cornelis Gooijer. De moeder van Pieter heet Jannetje Heijndricjs, de vader van Jan heet Cornelis Heijndricks, mogelijk broer en zus). Jan Cornelis, bijgenaamd ‘dicke Jan’ en Lijsbet Jans zijn in 1722 lidmaat geworden, de laatste met attestatie van Amsterdam. 116
Ze worden aangenomen op het oude contract en beginnen hun taak in mei 1727. Over hun werkzaamheden wordt in de Memorialen niets meegedeeld. Op 29 maart 1732 wordt er een Lijsbet Cornelis begraven. In het begraafboek staat erbij geschreven: ‘de moeder van het weeshuis’. De kosten worden betaald door echtgenoot Jan Cornelis. Hoogst waarschijnlijk heeft er een verschrijving plaatsgevonden en gaat het om de weeshuismoeder Lijsbeth Jans. Na de dood van zijn vrouw is het met Jan Cornelis niet goed gegaan, want in de notulen van de Kerkeraad van 2 november 1732 lezen we: ‘Jan Corne lisz, gewezen binnenvader van het WH heeft gemeenzaam conversatie gehad met een meisje uit het weeshuis, Annetje Sisselaar, tot grote ergernisse en opsprake der gemeente’. Hij wordt onder censuur gesteld, hetgeen in de praktijk neerkwam, zoals we eerder zagen, op afhouding van het Avondmaal ‘totdat die conversatie ophoudt en de gegeven ergernis wort weggenomen’. Gesproken wordt van een ‘onbetamelijke verkering’. Mogelijk had dat te maken met een groot leeftijdsverschil want Annetje was 22 jaar en Jan Cornelis moet ruim 50 zijn geweest. Annetje Sisselaar, op 20 maart 1710 gedoopt, is de dochter van Madeleentje Samuels. Vaders naam wordt niet genoemd. Deze Annetje is in september 1722 in het weeshuis opgenomen en krijgt haar eerste uitzet op 23 oktober 1732, hetgeen betekent dat ze toen het weeshuis heeft verlaten. Zo’n uitzet bestond uit een set kledingstukken ter waarde van ongeveer f 25,-.Op 1 februari 1733 blijkt dat noch vriendelijke vermaningen, noch de censura morum effect resorteren ‘en dat meijsje tot vele ergernisse bij zich behoudend’. Annetje Sisselaar woonde dus bij hem in huis. Op 26 april 1733 - Annetje was toen al in verwachting - is Jan met haar getrouwd. Zij krijgen vier kinderen: eerst een tweeling, Jasper en Cornelis, gedoopt op 14 mei 1733, daarna Neeltje, doop 7 juli 1735 en Maritje die op 26 september 1737 wordt gedoopt. Vermoedelijk is één van de tweeling gestorven want op 24 mei 1733 wordt er een kind van Jan Cornelis begraven. De censuur blijft gehandhaaft en tijdens huisbezoeken wordt Jan steeds weer gemaand om zijn schuld te belijden, maar hij is onvermurwbaar. Tot 2 februari 1738. Dan lezen we: ‘Jan Cornelisz heeft tijdens de laatste huijsbezoeking met tranen in de ogen zijn smartelijk berouw en leedwezen over zijne zonde en gegeven ergernis betuigt’. De censuur wordt opgeheven. Het zou me niet verbazen als hij op z’n ziek/sterfbed tot inkeer is gekomen, want op 26 mei 1738 wordt er een Jan Cornelis op het kerkhof begraven. Annetje Jacobs Sisselaar wordt lidmaat van de gemeente in 1740 en is op 27 117
februari 1772 in Monnickendam begraven. Omdat Jan in het nieuwe lidmatenboek van 1745 niet meer wordt genoemd komt de Jan Cornelis die op 15 juli 1746 wordt begraven niet in aanmerking. Terug naar het weeshuis. Op 10 mei 1732 vermeldt het Memoriaal dat Lijsbeth Jans is overleden en dat Jan Cornelis Gooijer is gedesisteert, d.w.z. ontheven van zijn taak. Daarom wordt er een nieuw echtpaar benoemd. Het zijn Gerrit Lammerts Veenendaal en Eefje Claas Mars (1732-1741) Gerrit Veenendaal is de zoon van Lammert Gerrits, bijgenaamd de diender (in dienst van justitie). Het eerste huwelijk van Gerrits vader met ene Geertje komt niet in de boeken voor, wel zijn tweede huwelijk op 4 december 1701 met Jannetje Adriaans Hommerts. Na hun trouwen vertrekken ze naar Purmerend. Vermoedelijk is Jannetje daar overleden, want op 21 oktober 1703 ondertrouwt Lammert, als weduwnaar uit Purmerend, met weduwe Claasje Dirks Coningh, vermoedelijk begraven op 16 december 1713. Misschien is er ook nog sprake van een vierde huwelijk, want op 26 sep tember 1723 ondertrouwt er een Lammert Veenendaal met Lijsbet Cornelis Bleus, de laatste begraven op 10 september 1748. Lammert Gerrits wordt op 13 september 1749 in de kerk begraven. Weesvader Gerrit Veenendaal trouwt op 15 december 1715 met Eefje Claas Mars, gedoopt op 12 september 1694, dochter van Claas Outgers (Mars) en Jacomijntje Cornelis. Gerrit, Eefje en de vader van Gerrit worden alle drie in 1722 als lidmaat ingeschreven. Gerrit en Eefje krijgen drie kinderen: * Geertje, dp. 20.8.1716. Zij trouwt in 1734 met schoenmaker Jan Jansz van der Veer. * Klaas, dp. 11.11.1717. * Jacomijntje, dp. 24.11.1718. Jacomijntje woonde bij haar ouders in het weeshuis die ‘costpenningen’ voor haar betaalden, kostgeld dus. Ze is op 20 september 1739 op het kerkhof begraven. Gerrit Lamberts Veenendaal is bijna tien jaar weesvader geweest als hij op 21 februari 1741 in de kerk wordt begraven, rij 4, graf 15. Eefje Claas, die de begrafeniskosten betaalt, wordt van haar functie ontheven en trouwt op 3 118
september 1741 met Jan Pieters Smit, alias Jan Alkmaar. Ze wordt op 9 november 1754 in het graf van haar eerste echtgenoot begraven. Mens Gerrits Vos en Geertje Cornelis (van Santen) (1741-1746) Als weeshuisvader en moeder werd meestal een wat ouder echtpaar gekozen. Dat is ook nu weer het geval. Mens Vos is op 18 januari 1688 gedoopt, zoon van Gerrit Mens Vos, begraven op 9 mei 1713 en vóor 1684 getrouwd met Neeltje Jacobs Boot, begraven op 10 maart 1694, vermoedelijk als gevolg van de geboorte van haar laatste kind. Mens is dus al 53 jaar en zijn vrouw 50. Evenals zijn vader was Mens Vos broodbakker. Hij trouwt 18 december 1712 met Geertje Cornelis, gedoopt op 27 november 1691, dochter van Cornelis Jans van Santen (Zanten), lidmaat in 1688, begraven 5 mei 1721 en voor 1683 getrouwd met Maartje Cornelis Olij, lidmaat in 1678. Mens Vos en Geertje van Santen zijn in 1713 als lidmaat ingeschreven, waarbij Geertje als familienaam ‘Hoeck’ heeft. Het paar krijgt 10 kinderen waarvan er acht jong overlijden. Ook bij de doop komt de naam ‘Hoek’ voor. Als Mens en Geertje hun werkzaamheden beginnen, zijn de in leven gebleven kinderen (Neeltje, 1713 en en Gerrit, 1727) al meerderjarig en dus groot genoeg om voor zichzelf te zorgen. De aanstelling van de 53-jarige Mens en 50-jarige Geertje vindt plaats in januari 1741 ‘op het oude tractement’, voor de tijd van een jaar met de mogelijkheid van continuering. Ook zij hebben drie maanden opzeg termijn. Als Mens Gerrits Vos op 1 september 1745 wordt begraven is hij ruim vier jaar weesvader geweest. Het Memoriaal meldt op 4 september dat Geertje Cornelis haar werkzaamheden mag voortzetten op hetzelfde tractement. Dat is echter maar van korte duur geweest, want het jaar daarop overlijdt Geertje en wordt op 2 juni 1746 begraven. Jacob Dirks Wagter en Trijntje Jans Bruijn (1747-1751) Mogelijk heeft men niet direct een geschikt echtpaar kunnen vinden, want pas op 22 maart 1747 lezen we in het Memoriaal: ‘Vermits het overlijden van Geertje Cornelis van Santen, in haar leven binnenmoeder in ’t weeshuis deser Stadt, het selve ampt is komen open te vallen, soo is met eenparigheijd van stemmen tot binnenvader en moeder in het selve weeshuijs aangesteld Jacob Dirks Wagter en desselfs vrouw Trijntje Jans Bruijn op het oude tractement, mits dat één van beide komende te overlijden ’t selve weer vacant sal zijn, dogh dat de langstlevende weder opnieuw sal mogen solliciteren; gelijk 119
ook Jacob Dirks Wagter is aangesteld tot schoenlapper op een tractement van f 36, per jaar’. (Het kan ook zijn dat oorlogsdreiging, invasie van Franse troe pen, alle aandacht opeiste). Jacob en Trijntje hebben ‘een vierdejaars opzegtermijn’. Als ze binnen die tijd ‘hun ampt niet opseggen sullen desselve worden gehouden voor gecontinueert’. Jacob, gedoopt op 1 november 1696, is de zoon van Dirk Gerrits (Wagter), lidmaat in 1692, die voór 1689 trouwt met Trijntje Jans. Lidmaat in 1720 ondertrouwt Jacob op 18 juli 1722 met Trijntje Bruijn, die in dat jaar tot lidmaat is aangenomen. Zij krijgen tussen september 1723 en juli 1735 zes kinderen, waarvan er tenminste drie jong zijn overleden. Jacob en zijn vrouw zijn nog maar een half jaar in funktie als Trijntje overlijdt en op 5 augustus 1747 wordt begraven. Vader Wagter is niet opnieuw getrouwd, maar hij krijgt hulp van Niesje Jans Swaarvat ‘thans naaister in het weeshuis om met de binnenvader de huishouding waar te nemen’. Jacob moet haar uit zijn eigen tractement betalen. Niesje, geboren in 1711, is de dochter van Jan Cornelis Swaarvat en zijn tweede vrouw Trijntje Harmens Hage. Zij trouwt in 1754 met Claas Gerrits Sipersma en vertrekt dan naar Edam. Uit het inkomsten- en uitgavenboek van het weeshuis blijkt dat er in het weeshuis een zoon van vader Wagter verbleef, zeer waarschijnlijk de laatst geboren Gerrit (dp. 24.7.1735), waarvoor Jacob ieder kwartaal f 10,-.- kostgeld betaalde. Jacob Dirks Wagter is op 8 december 1751 in de kerk begraven, rij 47 graf 3. Lubbert Jansz Marsman en Grietje Martens Besem (1752-1759 Jacob wordt, met eenparigheid van stemmen, opgevolgd door Lubbert Jans Marsman en Grietje Martens Besem12), beiden in 1722 lidmaat. Op 19 april 1726 verkoopt hij zijn huis aan het Weeselant aan Ds. Petrus Nahuijs, waarbij hij bedingt er tot 1 mei 1727 te mogen blijven wonen13). Lubbert en Grietje zijn op 2 juni 1720 getrouwd en krijgen twee kinderen: Stijntje, doop 2 maart 1721 en Cornelis, doop 28 november 1723. Lubbert, sijdeverver van beroep en gedoopt op 6 oktober 1695, is de zoon van Jan Benjamins en Stijntje Lubberts die ca. 1687 zijn getrouwd. Een jonger zusje van Lubbert, Aagje, is in mei 1719 in het weeshuis terecht gekomen. Ze trouwt in 1733 met Hark Jansz Schoneveld. Grietje Besem, gedoopt op 16 december 1692, is de dochter van Marten Pieters Besem, alias Marten Kaper, lidmaat in 1687 en ca. 1686 getrouwd 120
met Trijntje Cornelis Kool, lidmaat in 1685, begraven in 1767. Gelet op hun geboortejaar waren Lubbert en Grietje, toen ze hun taak begonnen, al aardig op leeftijd, resp. 56 en 59 jaar.
Reglement voor weeshuisvader en moeder en de kinderen Als Lubbert en Grietje hun werkzaamheden als vader en moeder beginnen, doen zij dat overeenkomstig het reglement van 1751 dat aan het begin van dit artikel staat. Een jaar later wordt er ook een (nieuwe?) ordonnantie voor de weeskinderen opgesteld, waarin de plichten van de jongens en meisjes wordt aangegeven. Omdat het een goed beeld geeft van het leven in het weeshuis laat ik het hier in z’n geheel volgen: art. 1 De kinderen sullen gehouden zijn het eeten dat haar van de binnenvader en moeder geschaft wert en gegeven sonder eenig tegen spreeken te consumeeren. art. 2 Des ’s morgens van het bed komende sullen alle de kinderen behoorlijk haar wassen en ’t haar uijt te kammen en des middags eer zij aan tafel gaan insgelijks des avonds op poene van geen eten en drinken de sullen werden gegeven. art. 3 Sullen ook gehouden zijn eer en alvorens zij ’s middags aan de tafel en des avonds gaan aansitten om te eten, behoorlijk te bidden en van de tafel opstaande behoorlijk te danken, sullende het selve aan de keuze staan van de binnenvader wie daartoe gebruikt zal werden en sullen niet vermogen uijt te gaan voor dat zij haar eten ofte stukken ordentelijk hebben opgegeten. art. 4 De kinderen die op ’t werk gaan sullen gehouden wesen alle morgen en des middags aan haar bazen te verneemen ofte zij voor haar werk hebben. Soo niet dan sullen deselve als scholieren na school toe gaan om daar leren leesen en schrijven en niet langes de straat te loopen. art. 5 Sullen ook gehouden wesen langs de straat gaande voor een ieder de hoed beleeft af te nemen en een ieder in alle beleeftheijt eenen goede dagh te zeggen. art. 6 Ook sullen de knegjes niet vermogen tabak te rooken langs de straaten op geen der handen manieren, ook niet langs de straaten ofte in huijs te vloeken ofte sweeren alsmede niet te dobbelen of te speelen en sulks bevonden wert tegens deze ordonnantie te doen na bezit van saaken te werden gestraft. art. 7 Des sondaaags uijt de kerk en van ’t choor komende sullen alle de kinderen, geene uijtgezondert, haar vervoegen ter plaatse alwaar de binnenvader sulks goetvint om met de Vader te catigiseren en de vragen opseggen. art. 8 De kinderen sullen ook gehouden sijn hetgeene haar van de binnenvader en moeder geordonneert wert sonder eenig tegenspreeken te doen, dogh soo seij vermeenen van de binnenvader en
121
moeder beswaart te wesen sal het haar vrij staan om haar beklag te doen aan de Regenten.
Aldus gedaan en gearresteert bij de heren burgeneesters en Regenten van het Weeshuijs binnen deze Stadt dezen 5 februarij 1752. U merkt, veel artikelen draaien om gehoorzaamheid en een goede maat schappelijk-christelijke houding van de kinderen. Op 16 maart 1752 ontvangt Lubbert Jansz Marsman zijn eerste kwartjaar tractement, een bedrag van f 37.10.-. De laatste uitbetaling vindt plaats op 3 oktober 1754 want een maand later, op 5 november, wordt Lubbert in de kerk begraven, rij 37, graf 6. Grietje heeft haar werkzaamheden als weesmoeder nog enkele jaren mogen voortzetten. Haar laatste afrekening dateert van begin januari 1759. Nog in diezelfde maand, op 18 januari, wordt ze op het kerkhof begraven. Op 24 januari 1759 ontvangt dochter Stijntje Marsman, getrouwd met Reijer Jansz, een telg uit het bekende Monnickendamse geslacht Blankevoort, nog wat geld dat haar moeder toekwam, een bedrag van f 16.10.-. Jacob Vos Lubbert en Grietje hebben tijdens hun verblijf in het weeshuis moeilijke momenten gekend. Zo kregen zij te maken met een geval van suïcide. Op 5 september 1754 is ene Jacob Vos in het weeshuis opgenomen, maar dat blijkt geen goede keus. Het Memoriaal heeft op 14 september: ‘Jacob Vos in het weeshuis kan vanwege krankzinnigheid daar niet blijven’. Hij zal naar een ‘verbeterhuis’ in Alkmaar worden overgebracht. Ook de Kerkeraadsnotulen berichten over deze Jacob. Op 9 oktober wordt een brief van de Burgemeesters met de volgende inhoud voorgelezen: ‘De Regenten van ‘t weeshuijs binnen dese stadt hebben ons gecommuniceert dat Jacob Vos het hoe langer hoe erger in ‘t weeshuis komt aan te stellen, met alles aan stukken te breeken en te dreigen zichzelve te willen ombrengen, hetgene bij dreigementen niet heeft gelaten, maar op gepasseerde saturdagmorgen even voor de middag zich zelven aan zijn neusdoek heeft opgehangen, doch bij toeval gelukkig is afgesneden, dat ’t zedert dien tijd het met denzelven nog al erger is geworden, dat geen moment alleen is betrouwt, om welke redenen de heren Burgemeesters hebben geresolveerd om Jacob Vos, vermits in ’t weeshuis niet langer kan worden gehouden, en om alle onrusten die daar uit zouden mogen resulteren, voor te komen, dat selve Jacob Vos naar Alkmaar voor gemeene rekening van Regenten van het weeshuis en 122
Diaconen van de Gereformeerde kerk binnen deze stad in securiteit te laten brengen, als voor deze in gelijke gevallen bevorens meermalen gebruikelijk is geweest’. Nadat de brief is voorgelezen wordt besloten om de Burgemeesteren er op te wijzen ‘dat zodanige personen die wegens razernije en krankzinnigheid naar een beter-huis gezonden worden ende geene objecten zijn, welke ten laste van de diakonie behoren te komen’. U begrijpt het al, het gaat weer om een centenkwestie. Geen woord van begrip, medelijden of bewogenheid over de deerniswekkende toestand van Jacob. Nog diezelfde avond schrijft de Kerkeraad een brief aan de burgemeesters waarin zij aangeven dat de persoon feitelijk voor rekening van het stadsbestuur behoort te komen. Uit die brief blijkt ook dat Jacob Vos ‘niet lang geleden uit de stad van Hoorn krankzinnig in onze stad gekomen was’. Op 11 oktober wordt Jacob naar het tuchthuis van Alkmaar gebracht. Hij krijgt een bed met toebehoren en een reeks kledingstukken mee. De rest van zijn spullen wordt in het weeshuis bewaard. Een half jaar later, op 15 maart 1755, komt het bericht dat Jacob Vos uit Alkmaar terug zal komen en door de regenten van het weeshuis zal worden onderhouden. Op 12 april is hij terug in Monnickendam en vraagt hij om zijn eigendommen die hem door de regenten, aan de hand van de door hem getekende inventaris, worden teruggegeven. Wat er nu precies aan de hand was en hoe het met Jacob Vos verder is gegaan wordt niet vermeld. Annetje Sijberts Bleus en Jannetje Jans Coppenhagen Lubbert en Grietje hadden met nog meer moeilijke personen te maken. Zo bijvoorbeeld met Annetje, de dochter van Sijbert Jacobs Bleus die in september 1735 getrouwd was met Claartje Jacobs Decker. Na de dood van Claartje die op 26 april 1750 wordt begraven, zijn drie kinderen, Jacob van 11, Frans van 9 en Annetje van 3 in het weeshuis opgenomen. De oudste, Grietje, gedoopt op 7 februari 1736 is gaan dienen in Hoorn en Amsterdam. In januari 1758 wordt de dan 11-jarige Annetje Sijberts Bleus ‘om cleijne dieverij’ vastgezet. Bij navraag zegt ze dat ze het gestolene aan haar oudere zuster, die niet in het weeshuis verblijft, heeft gegeven, maar dat blijkt niet juist. Ze heeft het gestolene aan Jannetje Koppenhagen gegeven, een vrouw van 43, die zelf vanaf haar negende jaar in het weeshuis opgenomen was geweest, dochter van Jan Pieters Koppenhagen die op 25 oktober 1692 ondertrouwt met Grietje Jans. 123
Deze Jannetje Jans Coppenhagen had op 21 april 1735 het weeshuis verlaten en was op 21 januari 1736 ondertrouwd als Jannetje Jans Marboom met Gerrit Pieters Decker. Maar dat huwelijk spoorde niet. Op 4 mei 1765 verschijnt Jannetje op de kamer van de burgemeesters en zegt dat ze geen huisje in de stad kan krijgen. Of de burgemeesters de goedheid willen hebben om ‘van de goede handt te leenen’ om haar met haar man weder te vereenigen om onderlingh bij den ander te kunnen wonen. Haar man Gerrit Pieters Decker wordt gehoord, ‘doch elkander niet kunnende verstaan, soo heeft sij deselve haare man met onbehoorlijke dingen beschuldigt, die alle eer en liefde te boven gingen en die bij ondersoek gebleeken sijn onwaar te weesen’. De burgemeesters hebben besloten om Jannetje wegens ‘deze slegte en onbehoorlijke daadt in bewaring te houden en te stellen voor de tijt van veertien dagen te water en op droog broodt’. Na veertien dagen vast gezeten te hebben verschijnt Jannetje opnieuw voor de burgemeesters. Ze heeft berouw, vraagt vergiffenis, zal zich beter gedragen en vraagt om ontslagen te worden van haar straf. Na ernstig te zijn toegesproken mag ze gaan. Vanaf 1779 (in november van dat jaar was haar man Gerrit Dekker begraven) tot aan haar dood in november 1788 krijgt Jannetje vervolgens diakonale bijstand.
Terug naar de gebeurtenis in 1758 Als Jannetje Coppenhagen bij de regenten in het weeshuis ontboden wordt en navraag gedaan wordt naar de ontvreemde goederen zegt ze, waar Annetje Sijberts Bleus zelf bijstaat, van niets te weten. Omdat de regenten er eigenlijk geen raad mee weten worden de burgemeesters geraadpleegd. Annetje zal gestraft worden en de heren regenten krijgen van de burgemees ters toestemming om ‘een dienaar te moogen gebruijken’. Het wordt niet vermeld, maar vermoedelijk gaat het om slaag. Als Jannetje bij de heren burgemeesters is ontboden en haar haar slechte gedrag is voorgehouden, wordt haar ‘ten scherpste verbooden van haar ofte ooijt met weeskinderen op te houden off dat anders uijt de Stad sal sijn gejaagd werden’. Jannetje houdt echter vol dat ze aan de dieverij part nog deel heeft gehad. In 1765 moet de dan 18-jarige Annetje Bleus vanwege slecht gedrag uit het weeshuis vertrekken en zelfs binnen 8 dagen de stad verlaten. Ze moet echter weer teruggekomen zijn want in 1768 is ze als lidmaat van de Geref. gemeente aangenomen. In 1770 krijgt ze haar eerste, in 1771 haar 124
tweede uitzet. Het is dus blijkbaar toch nog goedgekomen met dit meisje. Ze vertrekt in 1770 met attestatie naar Edam en trouwt daar op 29 april als jongedochter met Pieter Jansz Commelter, j.m. van Edam. Jacob Sijberts Het kan vreemd gaan met kinderen uit éen gezin. Neem nou de broer van Annetje, Jacob Sijberts Bleus, geboren in 1738. Hij krijgt van eind 1762 tot 1765 les van verschillende organisten, waaronder de bekende Jacob Reijnders14). Het in- en uitgavenboek van het weeshuis heeft op 11 augustus 1762 een betaling aan Willem Vierhouten en Gerrit Sibersma voor 12 maanden onderwijs op het Clavier en costgeld aan Jacob Sijberts Bleus, een bedrag van f 243.18.- Vermoedelijk woonde Jacob bij Gerrit Gerritsz Sibersma in huis, een man die zelf ook in het weeshuis gezeten. Dat in- en uitgavenboek heeft nog de volgende posten: 17 augustus 1763 ‘aan Willem Vierhouten en Jacob Reijnders voor onderwijs en Gerrit Sibersma f 113.5.-. 15 augustus 1764 ‘aan Jacob Reijnders en Dirk Eeksel voor onderwijs van Jacob Sijberts Bleus f 98.5.9 juli 1765 Aan Jacob Reijnders en Dirk Eeksel voor onderwijs van Jacob Sijberts Bleus f 71.-.Op 11 mei 1765 deelt organist Reijnders de burgemeesters mee dat Jacob ‘voldoende vordering heeft gemaakt en dat deze kan solliciteren als er een plaats vacant is’. Jacob Sijberts verving zo nu en dan de vaste organist bij een avonddienst, zo blijkt uit het Memoriaal. Jammer genoeg heeft Jacob maar kort van zijn muzikale opleiding gebruik kunnen maken. Hij wordt kort na de Kerstviering van 1767, op 27 december begraven, nog geen dertig jaar oud. Het weeshuis heeft wel meer organisten voortgebracht. De weeskinderen Claas Janse Buij, alias Claas Jankeboij 15) en Hendrik Jans, alias Heijneman, waren Jacob al voorgegaan in het bespelen van het kerkorgel. Teunis (van) Velsen en Jannetje Jans Bruijn (1759-1772) Na het overlijden van Grietje Besem, begin 1759, wordt op 20 januari van dat jaar met eenparigheid van stemmen een nieuw echtpaar gekozen: Teunis Velsen en Jannetje Jans Bruijn, op 22 februari 1727 te Monnickendam 125
ondertrouwt. Jannetje kwam uit Leiden en is geen familie van de eerder genoemde Trijntje Jans Bruijn, de echtgenote van Jacob Dirksz Wagter. Teunis was timmerman. In januari 1750 had hij aan de burgemeesters gevraagd of hij zijn proef als timmermansbaas mocht afleggen. Teunis, gedoopt in Schermerhorn op 17 augustus 1704, is een zoon van Claas Teunis Velsen alias Backer (Claas zal dus bakker geweest zijn), die op 11 november 1703 in Schermerhorn trouwt met Willemijntje Wouters Hoogmoet, ook wel als Hoomoet of Homoed geschreven. Claas Teunisz, afkomstig uit Beverwijk, is op 21 december 1704 als Gereformeerd lidmaat van Schermerhorn ingeschreven. Vier jaar later vertrekt het echtpaar naar Alkmaar en wordt daar op 30 mei 1708 lidmaat van de Gereformeerde gemeente van Alkmaar. Ze wonen dan in de Limmerhoek. Op 13 mei 1708 wordt in Alkmaar een zoon Jan gedoopt. In 1710 vertrekt het echtpaar met attestatie naar Monnickendam waar op 22 mei 1710 een tweeling wordt gedoopt die Abraham en Izaak worden genoemd. Op 22 juni 1710 en op 1 mei 1712 worden er totaal drie kinderen van Claas Teunis Velzen begraven. Na het overlijden van zijn vrouw Willemijntje die op 30 juni 1712 wordt begraven, trouwt Claas Teunisz Velzen op 31 september 1713 met Beertje Jans Kool, vermoedelijk gedoopt op 19 november 1680. Als deze datum juist is, is zij een dochter van Jan Cornelis en Trijntje Jans. Beertje is op 22 mei 1718 in de kerk begraven, rij 55, graf 3. Uit dat huwelijk zijn geen kinderen geboren. Claas Teunis wordt op 13 juni 1738 begraven. Teunis Velsen en Jannetje Bruijn, krijgen twee dochters die allebei vroegtij dig overlijden. Het echtpaar wordt aangenomen ‘op het oude kontrakt’. Het reglement is hen ter hand gesteld en zolang er geen klachten zijn wordt de aanstelling steeds met een jaar verlengd. Zijn eerste halfjaar tractement ontvangt Teunis op 8 augustus 1759, hetgeen betekent dat hij in februari met zijn werkzaamheden is begonnen. Op 26 januari 1763 krijgt Teunis (eenmalig) bij zijn half jaar tractement f 25,- uitbetaald. Een extraatje, meestal douceurtje genoemd, dat we vaker tegen zullen komen. Hilletje Schuijn Tijden het weesouderschap van Teunis en zijn vrouw zijn er problemen met enkele kinderen. Zo komen er bij de regenten klachten binnen dat Hilletje 126
Schuijn haar dochter, die zich in het weeshuis bevindt, leert stelen. Schuijn is niet de echte achternaam van Hilletje. Ze heet Hilletje Gerrits Portugies, gedoopt op 17 juni 1714, dochter van Gerrit Jansz Portugies die op 24 oktober 1711 ondertrouwt met Trijntje Adriaans Besem. Deze Hilletje ondertrouwt op 18 april 1739 met Pieter Tijmens Knop. Uit dat huwelijk worden vijf kinderen geboren waarvan het laatste kind, Trijntje, gedoopt op 9 april 1750, op 15 december 1762 in het weeshuis wordt opgenomen en is dus die zojuist genoemde dochter. Het meisje heeft haar dieverij bekend, maar haar moeder ontkent elke aantijging. Daarom wordt op 6 oktober 1764 besloten om Hilletje 14 dagen met het blok te laten lopen en moet ze elke dag bij de heren burgemeesters verschijnen. Als dat niet helpt dan wordt haar straf verlengd zolang ‘als de heren regenten dat sullen komen goet te vinden’. Twee weken later vragen de heren burgemeesters aan de regenten of Hilletje al bekend heeft. Omdat het antwoord ontkennend is, zal ze niet eerder van haar straf ontslagen worden dan wanneer ze haar vergrijp opbiecht. Daarna zal ze de stad moeten verlaten. Op 3 november wordt Hilletje van het blok ontslagen, waarvoor zij de heren burgemeesters komt bedanken. Ze heeft blijkbaar bekend, maar dat verhindert echter haar uitzetting niet. ‘En is na dat haar alvorens de schandelijkheijt en gevaarlijke gevolgen van sulke daden voor ogen was gesteld, ingevolgde de resolutie van 20 oktober aangezeijt dat de heren burgemeesters haar van de winter nog sullen laten onderhouden, dog dat sij haast moest maken den 1e meij 1765 de stad te verlaaten en daarin niet in gebreken te blijven van aan die orders te voldoen off dat haar iets ergers boven soude komen’. Maritje Heertjes In hetzelfde jaar 1765 is er nog een akkefietje. Op 17 maart verschijnen de regenten Jan Bent en Pieter Lantman, als vertegenwoordigers van hun mederegenten, ter kamer van de heren burgemeesters ‘te kennen gevende tot haar leetweesen klagten te doen over ‘t qualijk gedrag van eene Maritje Heertjes, in ‘t weeshuijs wonende’. Het gaat om Maritje Jans Heertjes, op 13 december 1739 gedoopt, dochter van Jan Jacobsz Heertjes, overleden begin september 1757 en Klamensje Alberts, begraven op 28 januari 1751. Maritje is onlangs gestraft vanwege ‘begane misslagen’ maar heeft zich opnieuw met ‘quade praktijquen opgehouden’. Het komt er op neer dat ze een gedeelte van haar goederen in de Lombaart (lommerd) heeft gebracht 127
met het doel om die goederen later weer te lossen ‘en daar geen gelt toe hebbende, nu in ’t korte een hemdrok met knoopen van iemandt der jongens in ’t weeshuijs tot sig genomen hebbende en ’t mede in de Lombaart hadde doen brengen, dat sij heeren Regenten na gedane onderzoek hadden ontdekt, dat de inbrengers van die goederen in de Lombaart waaren geweest Willem Mobron en Maritje Gerrits (Schuttenius), de huisvrouw van Hessel Doekes’. Willem Mobron en Maritje Gerrits hebben dat toegegeven waarop de Regen ten, om erger te voorkomen, Maritje Heertjes ‘doen stellen op water en droogh broot’. Maar dat is nog niet alles. In het bijzijn van alle kinderen zal de binnenvader (Teunis Velsen dus) haar ‘strengelijk doen geeselen’. Ze mag daarna tot 1 mei in het weeshuis blijven maar moet daarna de stad verlaten ‘ten eijnde geene andere kinderen door haar in ’t weeshuijs souden kunnen werden verleijd’. Ook Willem Mobron en Maritje Gerrits moeten bij de burgemeesters komen, maar op 23 maart is alleen Willem present, omdat Maritje vanwege ‘lighaams swakte’ niet kan verschijnen. Willem belooft ‘dat hij voortaan sulks niet meer sal doen’. In de kantlijn is later bijgeschreven: Maartje Gerrits niet gecompareerd sijnde is verschenen den 1.6 (ruim twee maanden later dus) en haar selve als Willem Mobron voorgehouden en heeft aangegeven sig daar voortaan van te wag ten’. Annetje Mager Nog een meisje dat in 1769 de aandacht vraagt is Annetje Jacobs Mager, opgenomen in het weeshuis op 25 juni 1754. Annetje is op 8 september 1743 gedoopt, dochter van Jacob Meijnderts Mager uit Kolhorn die op 26 juni 1734 ondertrouwt met Anna Maria de Bruijn uit Haarlem. Het meisje is tijdens haar verblijf in het weeshuis in verwachting geraakt en krijgt dus een ‘onegt’ kind dat, volgens het doopboek, Huijbert is genoemd. Wie de vader is blijft onvermeld. Grietje Bolman heeft ‘gebakerd’ en krijgt daar op 7 september 1768 f 2,-.- voor. Annetje is regelmatig over haar ‘haar swangerheijt’ aangesproken, maar heeft steeds ontkend dat ze zwanger is. Totdat het kind metterdaad geboren werd. Ze krijgt een pittige straf, want als ze voldoende hersteld is van de bevalling, moet ze 14 dagen met het blok aan het been lopen en ‘eens daags publicq 128
over straat gaan met het kind op de arm’. Daarna zal ze uit het weeshuis worden verwijderd. Vanwege de geboorte van dit ‘onegte kind’ worden Teunis Velsen en Jannetje Jansz Bruijn bij de heren burgemeesters ontboden ‘en haar op het sterkste niet alleen gerecommandeert maar ook aanbevolen voortaan goed toesigt op de kinderen en huijshouding te nemen, alles conform de instructie hen opgelegt’. Het werd Teunis en zijn vrouw dus aangerekend dat ze niet voldoende toezicht zouden hebben gehad. Teunis koopt kindergoed voor Annetje Mager en krijgt daar op 17 augustus 1768 f 5.12.- voor uitbetaald. De kleine Huijbert heeft echter maar drie maanden geleefd en wordt op 28 november 1768 op het kerkhof begraven. Het is toch nog weer goed gekomen met Annetje. Ze wordt in 1771 lidmaat van de Gereformeerde gemeente en is op 15 december 1770 ondertrouwd met Jan Jacobs Vreugd, weduwnaar van Lijsbeth Willems van Sadelen met wie hij op 25 mei 1738 in het huwelijk was getreden. Annetje heet dan niet meer ‘Mager’ maar ‘Bos’. Als Annetje Jacobs Bos wordt ze dan ook op 14 januari 1786 in de kerk begraven, rij 6, graf 11, hetzelfde graf waar op 12 maart 1784 haar echtgenot Jan Vreugd in was begraven.
Feestelijke gebeurtenissen Er waren niet alleen probleemsituaties die opgelost moesten worden. Tijdens het weesvader- en moederschap van Teunis Velsen en zijn vrouw zijn er ook enkele feestelijke gebeurtenissen. Op 8 maart 1766 is prins Willem V op achttien-jarige leeftijd ingehuldigd als erfstadhouder16). Het jaar daarop trouwt hij op 4 oktober 1767 in Berlijn met de 16-jarige Wilhelmina van Pruisen. Op 29 november 1770 wordt er een prinsesje geboren dat Louise wordt genoemd. In het Memoriaal vinden we de volgende aankondiging: ‘Het heeft den hemel behaagt H.K.H. mevrouwe de princesse van orange nassau heden morgen om agt uure voorspoedig te doen verlossen van een princesse dewelke zig met de vorstelijke moeder redelijk wel bevinden’. De geboorte wordt bekendgenmaakt via een bericht ‘van den stadhuijze, als ook door ’t laten wajen van den vlag van de tooren en een uur speelen der klokken, allen hetselve te beginnen om elf uur’. Feest dus ook in Monnickendam. Taakbeëindiging Teunis’ laatste uitbetaling dateert van 6 mei 1772. Op die dag krijgt hij zijn 129
kwart jaar tractement, een bedrag van f 43.10.-. Op 18 april meldt het Memoriaal dat Teunis Velzen en zijn vrouw ‘genegen sijnde om af te staan van ’t binnenvader en moeder plaats in ’t weeshuis, geeft daarvan kennis aan heren Burg. en verzoekt om zijn demissie, ’t welken is toegestaan’. Beiden hebben nog een paar jaar geleefd, want Teunis wordt pas op 2 januari 1777 begraven, 73 jaar oud. Zjn vrouw Jannetje het jaar daarna, op 11 maart 1778. Jacob van Sanen en Maritje Meeuwis (1772-1787) Op 2 mei 1772 wordt er een nieuw echtpaar aangesteld ‘op het oude tractement als ’t vorige binnenvader en moeder hebben genoten en verder na ’t huijsreglement ter hand te stellen’. Hun aanstelling is voor de tijd van een jaar ‘mits het wel makende en geen klagten inkomende dan sullen kunnen continueren’. Jacob van Sanen bedankt een week later de heren burgemeesters voor de gunst hem bewezen ‘en is deselve gerecommandeert alle middelen aan te wenden om een goede geschikte huijshouding te houden, ’t geen hij heeft aangenomen’. Jacob van Sanen kwam uit de Beemster. Op 26 september 1738 kreeg hij toestemming om in Monnickendam te komen wonen, mits hij zijn burgerrecht zou betalen, een bedrag van f 6,-.-. Op 16 mei 1742 trouwt hij in Monnickendam met Maretje Mewis en vertrekt diezelfde dag met betoog naar Beemster. Op het adres ‘Aen de Buurt’ worden zes kinderen geboren. Jacob is op 18 maart 1770 tot diaken van de gereformeerde gemeente van Beemster gekozen. Op 19 mei 1772 geeft het lidmatenregister van Beemster aan dat hij met attestatie is vertrokken naar Monnickendam om daar eind 1772 ingeschreven te worden. Er gaat echter nog een verhaal aan vooraf Jacob, in Monnickendam geboren en op 13 juli 1713 gedoopt, is de zoon van koster Heijn van Sanen die als weduwnaar op 29 juni 1708 ondertrouwt met Neeltje Mens Cuijp. Deze Neeltje is vermoedelijk ten gevolge van de geboorte van haar laatste kind overleden en op 28 september 1719 in de kerk begraven, rij 40, graf 4. Heijn is blijkbaar van slag geraakt en brengt vier zilveren avondmaalbekers naar de bank van Lening waarvoor hij f 72.-.- ontvangt. Met dat geld plus zijn laatste tractement is hij met de noorderzon vertrokken17). 130
Zijn zoon Jacob komt voor rekening van de diakonie. Vermoedelijk is hij bij iemand ondergebracht of besteed, want de diakenen betalen jaarlijks kostgeld en voorzien hem tussen 1721-1737 van kleding. In 1738 wordt Jacob lid van de Geref. gemeente en vertrekt hij, zoals gezegd, in 1742 naar Beemster. Jacob van Sanen krijgt voor het eerst op 4 november 1772 een half jaar tractement uitbetaald, een bedrag van f 62.10.-. Zijn jaarlijks inkomen was f 125,-.- maar in 1775 krijgt hij op verzoek f 25,-.- extra. Dat extraatje was in het reglement opgenomen, maar de weeshuisvader moest er wel om vragen.
Feestelijkheden Ook tijdens het ‘ouderschap’ van Jacob en Maretje viert Monnickendam feest als er op 24 augustus 1772 een prinsje wordt geboren, de latere koning Willem I. Anderhalf jaar later is er alweer sprake van festiviteiten, wanneer op 15 februari 1774 Frederik het levenslicht ziet. Het Memoriaal maakt melding van ‘dankzegging in de kerken’ en de heren predikanten wordt gevraagd ‘hun gebeden aan God voor HKH in dankzegging te veranderen’. De vlag zal de hele dag van de toren (van het stadhuis) waaien. Er is klokkenspel van 10-11 uur (het carillon) en van 11-12 zullen de klokken luiden, ik neem aan, die van de grote kerk.
Nieuwe psalmberijming Nog een andere gebeurtenis vraagt de aandacht. Bijna twee eeuwen (vanaf 1578) waren in de Gereformeerde kerk de zogeheten psalmen van Petrus Dathenus gezongen, maar op 19 juli 1773 werd, in tegenwoordigheid van stadhouder Willem V, een nieuwe psalmberijming gepresenteert, die op 1 januari 1775 in alle kerken ingevoerd moest zijn. Het memoriaal heeft op 24 december 1774: ‘... is vastgesteld om de nieuwe psalmberijming in de Gereformeerde kerken dezer landen in te voeren’. De regenten zullen er op toezien dat er na 22 januari 1775 ‘geene andere Psalmen en Gesangen dan de nieuwe bereijming sal werden gebruijckt’. Ook de schoolmeester wordt verzocht deze liederen te zingen. In de kerkeraad komt de nieuwe psalmberijming op 23 oktober 1774 aan de orde. Jan Gorter zal worden gevraagd om 14 geheel nieuwe bijbels met de vernieuwde psalmen te bezorgen en ‘uit het getal der oude bijbels een ses-tal vernieuwde met de Psalmen te doen zamenstellen voor Leden van den ouden 131
Kerkeraad. Zullen de gelden tot het een en ander nodig door Broederen Diaconen worden uitgeschoten, doch op de beste wijze wederom aan Hun gerembougeert werden’
Reglement voor de Regenten In de 19e eeuw vergaderden de regenten, spoedeisende zaken daargelaten, eens in de veertien dagen in een kamer in het weeshuis. De vergaderfrequentie in de 18e eeuw heb ik niet kunnen achterhalen maar zal vermoedelijk niet anders zijn geweest. Op 16 augustus 1775 wordt er een reglement ‘gearresteert’ waarna de Heeren regenten van het weeshuis der Stad Monnickendam zich hebben te gedragen. Hier volgt de tekst: art. 1 Alle bijeenkomsten, zo ordinair als extra ordinair ider 2 stuijvers presentiegeld bij ieders aankomst. art. 2 Die een quartier uur nadat het Collegie beleijt is comt, verbeurt 2 stuijvers, na een half uur 4 stuijvers, na een uur zes stuijvers. art. 3 Alle bijeenkomste moet ider Regent sijn sleutels bij de eerste aankomst bij hem hebben en selfs niet komende als dan zorgen dat sijn sleutels een uur nadat het Collegie beleijt is aan de present sijnde Heeren in het Weeshuijs wert overgegeven op de verbeurte in beijde de gevallen van 6 stuijvers voor iedere sleutel. art. 4 Iemand van de Regenten uit de bijeenkomst gaande, terwijl de kas nog open is, zal verbeuren voor een quartier uurs uijtblijvens 2 stuijvers, een half uur vier stuijvers en een uur zes stuijvers. art. 5 So er een kint uijt het weeshuijs wert begraven, sullen de Regenten in de Commissie sijnde meede te begravenis moete gaan op verbeurten van 6 stuijvers en die niet in de Commissie is 3 stuivers. art. 6 Die op maantgeld niet met een rok gekleet in het weeshuijs komt verbeurt 6 stuivers. art. 7 Eijndelijk indien er indeese voorn: Art: eenige duijsterheijd mogt sijn of dat den een of ander Heer mogt seggen dit of dat staat niet letterlijk in ons Regelement, so sal daar over bij het Collegie van de Heeren Regenten bij meerderheijt van stemme werden geëulisideert (evolueren??) en gedecideert (besloten), waar meede Partij ook moet genoegen neemen zonder te mogen appelleeren. art. 8 Indien ’t mogte gebeuren dat Imant van de Heeren belet wierd door ziekte ofte eenige ander toevalle in ‘t Weeshuijs of Collegie te komen, zal dezelve voor d’eerste reijs de boete schuldig zijn dog langer ziek of indispoost (niet beschikbaar) blijvend alleen met betalen van ’t Presentiegeld kunnen volstaan tot so lange hij weder in staat is. Egter indien beweezen kan
132
werden tusschen beijde uijtgeweest te sijn dan weeder de boeten subiect te zijn.
Op een niet nader genoemd tijdstip zijn, met een ander handschrift, nog twee artikelen toegevoegd. art. 9 Soo wanneer iemand met een Pijp bij d’opene Kasse komt sal verbeuren twee stuijvers. art. 10 Indien men de sleutels aan het weeshuijs besorgt voor en al eer de Regente vergadert zijn, sal verbeuren twee stuijvers.
Zoals u ziet is er in het Reglement veel aandacht voor de kas van het weeshuis. Daar ging men heel zorgvuldig mee om, zodat niemand kans kreeg om zich ten onrechte geld toe te eigenen.
Naaivrouwen Afhankelijk van het aantal wezen, was er veel brei-, naai- en verstelwerk. Daarom werden de weeshuisvader en moeder wel bijgestaan door een naaivrouw. Een paar van deze naaivrouwen worden in de kasboeken genoemd. Op 12 december 1772 zijn er klachten over de naaister Margaretha (Margrietje) Bruijn, lidmaat van de Geref. gemeente in 1751. Ze gedraagt zich niet ‘conform de ordre in ‘t weeshuijs’. Daarom wordt ze van haar dienst ontslagen en moet ze per 1 januari 1773 het huis verlaten. In goed overleg met de buitenmoeders (de regentessen dus) wordt Margrietje opgevolgd door Engeltje Goedhart, gedoopt op 15 augustus 1743, dochter van Cornelis Bartelsz Goedhart en Aaltje Jans Koot. Ze is drie jaar naaivrouw geweest als ze 3 januari 1776 op het kerkhof wordt begraven. Elf januari 1777 neemt Aagje Poulus Meij haar taak over. Weesvader Jacob heeft Aagje niet meer meegemaakt want op 25 januari 1777 delen regenten aan de burgemeesters mee dat Jacob van Sanen is overleden en dat ‘de vader plaats vacant is geworden’. Jacob is de 14e januari in de kerk, waar hij een eigen graf had, begraven. De taak van Jacobs echtgenote, Maretje Mewis als binnenmoeder wordt echter op 8 februari met een jaar verlengd. Ze bedankt de heren burgemees ters ‘voor de gunst haar bewezen’ en wordt bijgestaan door de zojuist genoemde naaivrouw Aagje Meij, gedoopt op 7 mei 1741, lidmaat in 1764, begraven op 28 juli 1808, een dochter van Poulus Sijmons Meij en Grietje Jacobs Kos. Maretje is nog heel wat jaren weeshuismoeder geweest. Ook zij krijgt, naast haar jaartractement van f 125,-.- zo nu en dan een 133
extraatje. Zo bijvoorbeeld in mei 1781, een bedrag van f 25,-.Meestal staat ze in de boeken vermeldt als ‘de weduwe van Jacob van Sanen’ maar op 2 oktober 1782 wordt voor het eerst haar eigen naam genoemd, Maretje Meeuwis. De voorlopig laatste vermelding van een uitbetaling aan Maretje vindt plaats op 1 augustus 1787, maar we zullen nog van haar horen.
Nieuw artikel In 1787 wordt het reglement voor de weesvader en moeder uit 1751 aange vuld met een nieuw artikel: ‘Dat het geldt welke bij Pinksteren bij ’t omgaan met de Pinksterbloemen werd opgehaald alleen bij de kinderen zal werden genoten, welk bij haar thuiskomst alle avonden door de vader ofte moeder in een bussche sal werden gedaan en de heeren Regenten bij de eerste zitting na goedvinden aan de kinderen werden uitgedeeld zonder door de vader ofte moeder iets daarvan te werden genoten’.
Nog meer naaivrouwen Naast de zojuist genoemde naaivrouwen worden er in het laatste kwart van de 18e eeuw nog een paar genoemd. Op 22 september 1781 wordt Bijtje Klaver aangesteld. Ze vertrekt in 1783 met attestatie naar Watergang en ondertrouwt daar op 21 juni met weduwnaar Jesse Sijbrands Foekema. In 1786 wordt Jannetje Louis Nooij de nieuwe naaivrouw, gedoopt op 7 januari 1759, dochter van Louis Nooij en Geertje Pieters van der Lely. Deze Jannetje Nooij trouwt op 25 december 1791 met Ariaan Reurs, gedoopt op 18 maart 1765. Adriaan, de zoon van Arie Reurs en Elisabeth van As, is een jongen die het weeshuis van binnen kende, want hij verbleef er van 1781 tot 1784. Betalingen aan Jannetje Nooij vinden plaats op 7 november 1787, te weten 16 stuivers, op 27 februari 1788 f 1.8.-, op 2 juli 1788 18 stuivers en op 30 juli 1788 f 1.16.- Daarna wordt ze niet meer genoemd. Jannetje is op 25 juni 1791 opgevolgd door Geertje Godfried Stephan, dochter van chirurgijn Godfried Stephanus, getrouwd met Geertje Karmelk. Geertje Stephan ondertrouwt op 10 december 1796 met weduwnaar Cornelis van Sanen, een zoon Jacob van Sanen en Maritje Meewis, in de Beemster geboren en daar op 27 aprl 1746 gedoopt. Vanaf 1 april tot 30 september 1795 is er een nieuwe naaivrouw in het wees134
huis werkzaam om de weeshuismoeder te assisteren, maar haar naam wordt niet genoemd. Beiden krijgen, via de zoon van Maritje Meewis Jacob, per 14 dagen f 10,- uitbetaald.
Catechiseermeesters Volgens het reglement voor de weeshuisvader en moeder van 1751, had de vader een belangrijke taak bij o.a. het bijbellezen en bidden aan tafel en bij de kerkgang. In het laatste deel van de 18e eeuw krijgen de kinderen cathechisatie van een daarvoor aangestelde catechiseermeester. Uit het reglement van 1751 zou je kunnen opmaken, dat de catechisatie in de kerk werd gegeven, maar rond 1780/1795 gebeurde dat in het weeshuis zelf. Vermoedelijk heeft de notitie over catechisatie in de kerk te maken met de zogeheten Catechismusprediking in de middagdienst. Die catechisatie was overigens niet alleen bedoeld om aanstaande nieuwe lidmaten de hoofdlijnen van de Gereformeerde religie bij te brengen. Het ging er evenzeer om, niet-gereformeerde leringen buiten de (kerk)deur te houden. Daar onder werden verstaan: het pausdom (RK), de Mennonieten (volgelingen van Memmo Simons, ook wel Wederdopers genoemd) en de Remonstranten of Arminianen. De laatsten waren volgelingen van Dr. Arminius die leefde van 1560-1609. Tegenover het Gereformeerde denken dat grote nadruk legt op de souvereiniteit van God, benadrukte Arminius de verantwoordelijkheid en het keuze element van de mens zelf. Beide gedachtegangen kom je tot op vandaag in de kerken tegen. Om deze ‘vreemde leringen’ tegen te gaan moest er, overeenkomstig diverse synodebesluiten, daterend uit de 17e eeuw, in de huizen, in de kerken, op de scholen en in de wees- en armenhuizen aan oud en jong onderwijs worden gegeven over de fundamenten van de ware Gereformeerde religie18). De weeskinderen werden dus van jongs af aan in de Gereformeerde leer onderwezen. Ik neem aan dat de catechiseermeesters met de kinderen de Heidelbergse Catechismus hebben doorgenomen, een leerboek voor geloofsonderricht, met lesstof verdeeld over 52 zondagen, in de 16e eeuw te Heidelberg ontstaan en sinds 1563 in gebruik in de Gereformeerde kerken. Maar ook de Apostolische geloofsbelijdenis, ook wel Credo of de XII artikelen genoemd, het Onze Vader en de Tien geboden zullen de kinderen hebben moeten leren. En ongetwijfeld kregen ze uitleg over de betekenis van de doop en het avondmaal. In het inkomsten/uitgavenboek van het Weeshuis worden enkele catechi135
seermeesters bij name genoemd. Roelof Cornelis van Singerland Eén van hen is Roelof Cornelis van Slingerland, in 1734 lidmaat geworden. Hij was eerder hondeslager, d.w.z. hij moest honden die onder kerktijd het kerkgebouw binnenliepen naar buiten werken, zeg maar meppen. Dat zal best wel eens moeilijk zijn geweest in zo’n grote hallenkerk. In 1755 wordt Roelof aangesteld tot cathechiseermeester, een taak die hij ongeveer 17 jaar heeft vervuld. Zijn eerste betaling dateert van november 1755, de laatste betaling (aan zijn weduwe) van november 1772. Al die jaren is zijn verdienste gelijk gebleven: f 25.-.- per jaar. Wanneer Roelof geboren is, blijft onduidelijk. Zijn doop komt in de registers niet voor, maar gelet op het jaar van zijn huwelijk moet dat ongeveer 1700 zijn geweest. Hij was dus ca. 55 jaar toen hij zijn taak als catechiseermeester begon. Zijn vader, Cornelis Roelofs van Slingerland, ondertrouwt op 2 februari 1697 te Monnickendam met Aafje Pieters. In oktober 1710 wordt er in het weeshuis een Roelof Cornelis opgenomen. Zijn leeftijd en de naam van zijn ouders worden niet genoemd maar aangezien de naam Roelof weinig voorkomt, gaat het vrijwel zeker om deze Roelof. Hij is vanaf 1718 tot 1723 besteet geweest bij Claas Jansz Man en krijgt op 24 juni 1723 zijn eerste uitset, op 29 juni 1724 zijn tweede, hetgeen betekent dat hij in 1723 meerderjarig moet zijn geworden. Roelof Cornelis ondertrouwt op 19 april 1727 met Trijntje Erasmus, op 1 april 1703 gedoopt, dochter van Erasmus Jelles Kroeger die op 23 mei 1700 trouwde met Niesje Pieters. Ook Trijntje kende het weeshuis van binnen. Ze verbleef er van november 1718 tot 1 november 1725. Roelof en Trijntje worden beide in een kerkelijk graf begraven, rij 42 graf 10. Roelof op 3 november 1772, Trijntje op 4 mei 1773. Zij kregen zeven kinderen, zes meisjes en één zoon. Dirk Mars Roelof wordt als catechiseermeester opgevolgd door Dirk Mars, een man uit een zeer oud Monnickendams geslacht. Hij was op 20 mei 1770 getrouwd met Elbrig de Haas, maar het huwelijk bleef kinderloos. Dirck is de zoon van schoenmaker Gerrit Dirks Mars en Neeltje Cornelis Karmelk die op 19 mei 1743 zijn getrouwd. Betalingen aan Dirk, f 25.-.- per jaar, zijn er tussen november 1773-1788. Hij is dus vijftien jaar catechiseermeester geweest. 136
Dirk, gedoopt op 2 mei 1745, wordt in 1765 als lidmaat van de gereformeerd gemeente aangenomen. Vanaf 1778 is hij meerdere jaren diaken en vanaf 1795 maakt hij deel uit van de Kerkeraad. Als hij op 4 februari 1799 wordt begraven hebben de notulen op 21 februari als openingszin: ‘Door de treffende dood van de kundige Dirck Mars…’. Inderdaad, Dirck was een veelzijdig man. Hij was schepen geweest en één van de oprichters van het Departement Monnickendam der Maatschappij tot nut van ’t algemeen in 179319). Hij woonde toen op de Zarken en was in 1786 lid van het hoofdbestuur dat in Edam zetelde. Dirk was als secretaris van de Maatschappij zeer actief, hetgeen mag blijken uit het feit dat hij gemiddeld 2 x per jaar een voordracht hield. Zo sprak hij bijvoorbeeld over het nut om kundigheden aan te kweken, over de voordelige invloed van de godsdienst, over het nut van mens- en karakter kunde. Maar de grootste bekendheid genoot Dirk Mars als gemeentesecreta ris, een taak die hij vanaf 1795 vervulde. Kortom, Dirck was een belangrijk figuur binnen de Monnickendamse gemeenschap. Zijn vrouw Elbrig, lidmaat in 1768, is gedoopt op 10 juni 1745 als dochter van Cornelis de Haas en Trijntje Klaas Bakker. Ze is op 11 december 1800 in de kerk begraven, rij 59, graf 7, hetzelfde (eigen) graf waarin ook Dirck is begraven20). Opvolger Op 23 februari 1799 bespreekt de municipaliteit een ingekomen request van die ochtend, afkomstig van loodgieter Dirk Sluijs, die naar de openstaande post als stadssecretaris solliciteert. Omdat Dirk Sluijs zich echter ‘tegen eenige leeden van deze vergadering partijdig heeft gedragen’ wordt zijn aanstelling ongewenst geacht. Er wordt een advertentie in de Haarlemse en Amsterdamse krant gezet waarop elke stemgerechtigde burger kan reageren. Nog vóór het overlijden van stadssecretaris Dirk Mars, begin februari 1799, wordt zijn broer Cornelis Mars (1747-1814) echter als ‘clercq’ aangesteld omdat Dirk reeds ziek was. Op 8 juni van dat jaar vindt de aanstelling plaats van 2 secretarissen, de genoemde Cornelis Mars en een volkomen onbe kende figuur, H.G. van der Hoeve. Laatstgenoemde krijgt al op 17 mei 1800 zijn ontslag’21). Willem Zwart Na Dirck Mars is het de beurt aan Willem Zwart, die op 23 december 1788 als schoolmeester voor de Stads-armenschool is beroepen22). Hij kwam met 137
kerkelijke attestatie van Obdam, maar woonde in Spierdijk. Willem was getrouwd met Antje Kool, uit Obdam afkomstig. Op 14 februari heeft hij de eed op de constitutie ‘in handen van heren burgemeesters afgelegd’. Zijn tractement bedroeg f 6.5.- per kwartaal, dus net als zijn voorgangers f 25,- per jaar. Van inflatie was blijkbaar geen sprake. Zijn eerste uitbetaling dateert van 3 februari 1789, vervolgens elk kwartaal tot 1 februari 1797. Op 7 januari 1792 krijgt meester Zwart van de burgemeesters permissie om een ‘kostkind’ uit de purmer ‘aan zijn huijs te mogen logeren, mits dat niet moet strekken tot nadeel van de arme kinderen’. Het weeshuis inkomsten/ uitgavenboek geeft aan dat het Teunis Majesteit is. Gedoopt op 14 maart 1773 als zoon van Cornelis Teunis Majesteit en Stijntje Claas Groot. Willem Zwart wordt op 3 mei 1797 begraven. Antje heeft geprobeerd de kinderen verder op te voeden, maar blijkbaar is dat niet gelukt. Op 25 maart 1798 komen twee kinderen in het weeshuis terecht: Jacob, geboren 2 februari 1789 te Obdam en Reinder, geboren op 20 april 1792 te Monnickendam. Moeder Antje is op een niet genoemde datum naar Sijbecarspel vertrokken. De verkoop van haar boedel op 9 mei 1798 levert f 309.1.6 op. Tijmon Kater De taak als catechiseermeester wordt overgenomen door Tijmen Claas Kater de oude, gedoopt op 6 januari 1750 als zoon van Claas Kater en Grietje Tijmens van Slooten en lidmaat van de gemeente in 1773. Tijmen trouwt op 29 mei 1774 met Maretje Keijser, dp. 27 augustus 1752, lidmaat in 1772, dochter van Degenaar Keijser en Hilletje Katwoude. Het kan verkeren. Op 4 januari 1789 is Tijmon in opspraak geraakt toen hij tijdens het zingen in de ochtenddienst, terwijl Ds. ten Ham al op de preekstoel stond, uitriep: ‘Als ik gedacht had dat Ds. de Roock predikte dan had ik teruggekeerd’. Die woorden hebben veel opschudding gegeven waarbij zelfs de burgerlijke overheid aan te pas is gekomen. Blijkbaar is alles weer op z’n pootjes terechtgekomen want de Kerkeraadsnotulen van 27 augustus 1797 hebben het volgende bericht: ‘Tijmon Kater, aangesteld als catechiseermeester in het weeshuis, verzoekende als zodanig geëxamineerd en toegelaten te worden, waarop de kerkeraad hem als hebbende verscheidene jaren openlijk voor de gemeente gecatechiseerd, zonder onderzoek vrijheid gaf om dat werk te verrichten, alleenlijk verklaarde hij het Woord van God te houden voor het eenig rigtsnoer van gelooven en leven, terwijl hij beloofde niets te zullen leren dat met dat Woord van God, overeenkomstig onze formulieren strijdig ware, waarna hij met zegenbede tot het catechiseerambt werd 138
toegelaten’. Tijmon is vanaf de tachtiger jaren meerdere keren diaken geweest en wordt o.a. in 1813 tot ouderling gekozen. Zijn vrouw Maretje Keijser wordt op 27 november 1811 begraven in de kerk, rij 12, graf 3. In datzelfde graf wordt op 2 juli 1827 ook Tijmon begraven. Tijmon en Marijtje hadden geen kinderen.
Terug naar de weeshuisvaders en moeders Op 21 juli 1787 geeft Maretje Mewis te kennen dat ze haar taak als binnen moeder wil beëindigen. Burgemeesters en regenten gaan akkoord en stellen een nieuw echtpaar aan. Dirk Claasz Hoogeboom en Maretje Sweris (1787-1794) Dirck Hoogeboom is op 4 december 1740 in Schellingwoude geboren, zoon van Claas Hoogeboom en Neeltje Dekker. Hij vertrekt in 1763 naar Broek in Waterland, komt in 1764 terug naar Monnickendam en trouwt op 19 augustus 1764 met Jannetje Tak, de dochter van loodgieter en leidekker Jacob Bernardus Tak, op 22 april 1741 getrouwd met Geertje Cornelis. Jannetje, op 1e paasdag 25 maart 1742 gedoopt, is nog maar dertig jaar wanneer ze op 16 oktober 1772 in Monnickendam wordt begraven. Dirk Hoogeboom trouwt dan op 11 juli 1773 met Maretje Gerbrands Swerus, afkomstig uit Buiksloot, dochter van Gerbrand Swerus en Grietje Jacobs Teerkoper. In januari 1777 wordt Dirk stadsmetselaarsbaas genoemd, maar hij stopt met zijn bedrijf en krijgt daarom zijn ontslag. Op 1 februari 1777 wordt in het Memoriaal zijn hele voorraad materialen opgesomd, waaronder moppen en dakpannen. Een indrukwekkende lijst. Met Maretje Sweris is Dirk volgens het lidmatenregister in 1784 naar Durgerdam vertrokken maar staat hij september 1787 weer opnieuw te Monnickendam ingeschreven, waarna hij als weeshuisvader wordt aangesteld. Maretje Sweris is dus de weeshuismoeder. Ze wordt op 14 januari 1796 begraven, waarna Dirk op 11 november 1797 voor de de derde keer trouwt, met Elisabeth Raggers, geboren in Alkmaar, dochter van Klaas Gerrits Raggers en Neeltje Klaas van Brederode23). Over Dirk en zijn vrouw Maretje valt wat meer te vertellen. Nog geen jaar na hun aanstelling heeft het Memoriaal op 8 augustus 1788 dit bericht: ‘Dirk Hoogeboom en huisvrouw over haar vorig wangedrag omtrent de Publique zaken gereprimeerd (berispt) en hebben aangenomen zig voortaan na de 139
vermaning van de heren burgemeesters te sullen gedragen’. Twee jaar later lezen we: ‘De binnenvader ‘is gereprimeerd ter zake dat deselve sijn dogter zonder kennisgeving deed logeeren in ’t weeshuis en voorts aange zegd deselve ten spoedigste uijt het weeshuis te doen vertrekken. En is de president regent van het weeshuis daarvan kennis gegeven met belasting van op de executie (uitvoering) daarvan te letten’. Blijkbaar heeft Dirk toch toestemming gekregen om zijn dochter in het weeshuis bij zich te hebben, want op 20 augustus 1791 lezen we: ‘Aan Dirk Hogeboom is op sijn verzoek prolongatie verleend voor nog een jaar om zijn dochter in ’t weeshuis te mogen houden op vorige condities’. Zo ook op 18 augustus 1792 (per abuis wordt Dirk dan Jacob Hoogedoorn genoemd) en augustus 1793. Op 1 augustus 1792 krijgt Dirk zijn jaar tractement uitbetaald, een bedrag van f 125,- Dat gebeurt ook in 1793 en 1794, maar in 1794 krijgt hij op verzoek f 25,-.- extra. Het jaar daarop is er een incident dat gevolgen zou hebben. Op 10 mei 1794 geven de notulen van de Burgemeesters aan, dat de regenten ‘nauwkeurig toezigt op de directie van het weeshuis’ moeten houden ‘en wel voornamentlijk betreffende de vader en moeder in het selve. Hun en sijnde versogt de vader en moeder te gelasten ter naaster vergadering van Burgemeesters te compareren’. In gewoon nederlands: de vader en moeder moeten bij de burgemeesters op het matje komen, hetgeen een week later het geval is. De vader en moeder worden ‘onder ’t oog gebragt zijnde haar infame (schandelijke) manier die zij heden en wel voornamentlijk de moeder in ’t weeshuis gebruiken van deselve vloeken als anderszinds en daar door te maken dat de kinderen in ’t wilde en zonder opvoeding lopen; en is voorts aan haar lieden geordonneert (bevolen) ’t geld welk weg geraakt was uit het potje, door de kinderen bij de anderen verzamelt en ’t welk door de moeder is bewaart geworden te supleren (aanvullen) tot de gehele somma toe. Laatstelijk is haar lieden geordonneert om haar heden over een maand weer op de kamer van de heren burgemeesters te komen verschijnen en haar intusschen christelijk te zullen hebben gedragen aan haar ordonnantie op poene (straffe) van gedeporteert te zullen worden’. Een maand later blijkt echter dat de vader en moeder niet van deze vermaningen gediend zijn geweest.‘Hebben heren burgemeesteren te kennen gegeven dat de vader en moeder in ’t zelve weeshuis niet hebbende kunnen goedvinden te obedieren (gehoorzamen) aan correctie en vermaningen aan hun meermalen gedaan. Burgemeesters hebben goedgevonden deselve van hun 140
voorzijde posten te ontslaan en deselve posten mitsdien vacant te verklaren tegen ultimo julij eerstkomende’. Deze beslissing krijgen Dirk Hoogeboom en zijn vrouw meegedeeld op de kamer van de burgemeesters. Op 30 juli 1794 ontvangt Dirk zijn laatste jaar tractement van f 125,- en nog f 25,- extra. In januari 1796 is Maretje Swerus overleden. Blijkbaar heeft zijn derde vrouw, Elisabeth Raggers, een gunstige invloed op Dirk gehad want in 1796, 1800, 1801, 1804, 1805, 1808 en 1809 wordt hij tot ouderling van de Gereformeerde Gemeente gekozen. Dirk Hoogeboom is op 9 oktober 1813 overleden, Elisabeth Raggers ruim twintig jaar later op 29 oktober 1834. Maretje Mewis (1794-1795) Als Dirk en zijn vrouw zijn ontslagen, wordt er in een Amsterdamse en Haarlemse courant een advertentie gezet voor een nieuwe vader en moeder. Ondertussen wordt er ene Maretje van Sanen tot weeshuismoeder benoemd. Het blijkt de weduwe van wijlen Jacob van Sanen te zijn, Maretje Mewis dus, die dan zo’n 70/75 jaar is. Ze heeft haar werkzaamheden, samen met de hierna te noemen nieuwe weesvader, verricht tot 6 augustus 1795. Op die dag wordt Maretje ‘de afgaande weesmoeder’ genoemd en vertrekt ze op 8 december 1795 naar Den Ilp. Omdat het voor Maretje een tijdelijke funktie is, krijgt ze per maand betaald. Deze betalingen worden door haar zoon, die, evenals haar overleden echtgenoot ook Jacob heet, verzorgd. Over hem later meer. Teunis Alblas (1794-1795) Na het ontslag van Dirk Hoogeboom zijn er op 21 juni 1794 drie sollicitanten: Teunis Alblas, Joris Backer en Martinus Wolman. Op 28 juni komen daar nog Witse van Sijp + huisvrouw en C.J. Weman uit Alkmaar bij. Martinus Wolman woont in Monnickendam maar kwam oorspronkelijk uit Edam. Joris Backer is een Monnickendammer, op 7 april 1770 als weduwnaar getrouwd met Grietje Schut. Ook Witse van Sijp komt uit de stad zelf. Hij is lidmaat in 1787, gedoopt op 4 april 1751 als zoon van Cornelis Witse van Sijp die op 5 november 1740 ondertrouwt met Pietertje Jacobs uit Leeuwarden. Op 19 juli 1794 wordt echter de ongehuwde Teunis Alblas uit Hazerswoude door Burgemeesters en Regenten tot binnenvader aangesteld met naast hem, zoals gezegd, Maretje Mewis als moeder. Op 16 augustus 1794 krijgt Teunis 141
toestemming om in de stad te mogen wonen en legt hij op de kamer van de Burgemeesters de eed als burger en de eed op de constitutie af. Een maand later wordt hij als lidmaat van de Gereformeerde gemeente inge schreven. Gelet op de betalingen is hij rond 1 september zijn werkzaamheden begonnen.
Nieuw reglement voor de vader, moeder en de kinderen van het weeshuis In juli 1794 wordt er een nieuw reglement van kracht voor zowel de vader en moeder van het weeshuis als ook voor de kinderen. Omdat er wijzigingen zijn ten aanzien van het reglement van 1751, neem ik het in z’n geheel over. art. 1 Sullen sij (de vader en moeder) hen omtrent het eeten van de kinderen moeten reguleeren naar de ordre daarvan zijnde of die na dezen gegeven mogte werden, zonder dat de kinderen haar van eenige verder off andere spijse of drank sullen mogen bedienen als die hun zal werden geschaft. art. 2 Sullen de vader gehouden wanneer de kinderen aan tafel gaan om te eeten daar bij tegenwoordig te zijn en zoo langen te blijven tot alle de kinderen hebben gegeten, en goede toezigt houden dat alles behoorlijk en in order werden verrigt en geen onbehoorlijke dingen onder het eeten werden gedaan. art. 3 Sullen ’s morgens en ’s avonds voor de kinderen het brood voorsnijden en behoorlijk met boter of kaas voorzien. art. 4 Sullen naukeurig agt nemen dat des morgens, ’s middags en ’s avonds, zo voor als na den eeten, de gebeden en dankzegginge in ’t openbaar door een der kinderen in ’t bijzijn van de vader en moeder of ten minste één van beijde met de vereischte eerbied werden gedaan en aangehoord. art. 5 Sullen dagelijksch zo dikwils daartoe bequamen gelegenheijd sal sijn en vooral gedurende de maaltijd ofte eer die ge-eijndigd zal zijn, of de kinderen opstaat, door Een der kinderen bij beurten, Een of meerdere Capittelen uijt den Bijbel doen voorlezen en sal de Vader met deselve een of meerdere psalmen moeten zingen en toesien dat het zelve distinkt (beschaafd) en met de vereijschte eerbied geschied. art. 6 De Vader en Moeder beijde sullen des zondaags, des morgens en des middags met de kinderen na en uijt de kerk gaan, in bequame en geschikte ordre twee en twee. Eerst de Knegtjes en dan de Meijsjes, de jongsten vooraan ende sulks so tijdig dat dezelve met ’t begin van ‘t luijden van de Klok in de kerk sijn. art. 7
142
Na ’t eijndigen van den Nademiddags Godsdienst zullen dezelve de kinderen houden tot de Bijwoning van de publiequen catechisatien en wijder toezien dat de catechisatien in ’t huijs op den gewoonen tijd en in de vereijschte ordre geschied. art. 8 Sullen de Kinderen houden in goede discipline, dezelve behoorlijken beleefdheijd en ondergeschiktheijd inscherpen en sulks zowel buijten als binnenhuijs geschied. art. 9 Sullen nauwkeurig toezigt nemen, dat de kinderen niet vloeken, zweeren of Gods H: Naam in Woord niet ligtveerdig gebruijken en misbruijken in hunne gesprekken en so veel in hun is deselven eerbied voor God en d’overigheijd inscherpen. art. 10 Sullen des ’s avonds ten 9 uuren het vuur rekenen (doven en met as bedekken) en de deuren sluijten en sullen niet vermogen eenige kinderen na dien tijd in ’t huijs te laten, maar zullen des ’s morgens aan den president Regent kennis moeten geven wien die nagt niet in huijs is geweest. Zullen aan de kinderen niet mogen toestaan om na sonnenondergang bij de straat te gaan, dan alleen die en op zodanigen tijd als regenten sullen hebben gepermitteerd. Mits dezelve kinderen aan de Vader en Moeder kennis geven bij wiens dezelve gaan of sijn geweest. Zullen de Vader en Moeder zig op de waarheijd daarvan zig informeeren, zo dikwils sij sulks nodig sullen agten en van hunnen bevinding aan regenten behoorlijk kennisse geven. art. 11 Sullen de kinderen des ’morgens en ’s middags tijdig naar ’t school doen gaan. En de meijsjes die op ’t naijen gaan op de gewone tijd in den naaijkamer doen sijn, en sullen nauwkeurig zig informeeren op de vorderinge die zij maken. En in ’t een of ander Nalatigheijd off onwilligheijd bespeurende daarvan bij den eersten sitting aan Regenten of Regentessen kennis te geven. art. 12 Alle hetzelve zal door de vader moeten werden geobserveerd aan de knegtjens die een ambagt leeren en zo hunnen bazen geen werk voor hun mogte hebben, zal de vader hen ter school zenden. art. 13 De moeder zal goede toezigt moeten nemen op het wassen ende schoonhouden van de goederen in ’t huijs en zal geen assistentie van werksters mogen nemen dan bij noodzake en dan nog niet dan met toestemming van de Regenten of regentessen. Maar sal zo veel mogelijk de oudsten meijsjes daartoe als mede tot ’t huijs en keukenwerk op te leijden en bequaam maken. art. 14 De moeder sal met de oudste meijsjes de kinderen hare hoofden moeten kammen en rijnigen en zorg dragen dat bij ziekte en andere ongelegenheden de kinderen behoorlijk werden opgepast en ’t benodigde naar tijds en gelegenheijd werde gegeven. art. 15 De moeder sal mede goede toezigt houden, dat de meijsjes onder directie van de naaijvrouw op de gestelde tijden aldaar sijn en blijven en aan Regenten of Regentessen van haar bevinding kennis geven en verantwoorden het linnen en wollen dat voor het maken en verstellen is gebruijkt. En zal moeten nauwkeurig toezien dat de kinderen met geen gescheurde kleederen gaan, nog met gaten in de kousen.
143
art. 16 De vader en de moeder zullen nauwkeurig letten dat de doodkleeden en stricken schoon en zuijver werden gehouden en ter behoorlijken tijd werden gelugt, gevouwen en geperst. En sullen ‘wekelijks aan Regenten moeten opgeven wie en welke doodkleden zijn gebruijkt. art. 17 Sullen meede ’s weekelijks aan regenten opgeven hetgeen in ’t huijs is geconsumeert en ’t geen zij sullen komen te verschieten (verbruiken), waarvan maandelijksch een behoorlijke rekening sal werden geformeert. art. 18 Sullen niet permitteeren dat eenige goederen tot ’t weeshuijs behorende werde uitgeleend of weggegeven. art. 19 Den vader sal met helder en goed weer de vensters van de Zaatsolders open setten of doen opensetten en met dijnzig of regenachtig weer die te sluijten en toezien dat bij Nagt geen vensters open staan; zal wijders goede toezigt houden dat den bakker het zaat ter behoorlijker tijd komen te verschieten (verplaatsen om broeien te voorkomen). En als het zaat werd gezakt na te zien of in alles den vereijschte ordre werd gehouden, en dat geen zaat werd gestort, verzuijmd of verwaarloost. art. 20 De vader en moeder sullen niet vermogen zonder consent van regenten of van den President derselve zig uijt ’t huijs te absenteeren en vooral niet beijden tegelijk en des avonds na 8 uuren. art. 21 Het geld dat bij de kinderen uijt eenige hoofde werd gecollecteerd zal direct bij den vader of moeder in een busse werden gedaan en door regenten na goedvinden aan de kinderen werden uijtgedeeld. art. 22 De Vader en moeder sullen alle mogelijke suijnigheijd en menagement in ’t gebruijk der goederen en eetbaare waare observeeren en naukeurig toezien dat geen verghisting en misbruijk ter vervreemding derzelve plaats heeft. art. 23 Sullen stiptelijk nakomen de ordres op de opvoeding der kinderen in dit weeshuis gearresteert. art. 24 Hetgeen de Vader en Moeder door regenten en Regentessen zal werden geordonneert, rakende de directie van ’t huijs, zullen derzelven gehouden sijn, zonder tegenspreeken op te volgen. art. 25 Voor jaarlijks tractement sal genieten de Vader f 80.-.-, de moeder f 80.-.-. Boven en behalve de vrije inwonning kost en ’t geen tot heden aldaar bij dezelve sijn genoten, dog sijn de douceurs van geld onder ’t voorz: tractement begreepen.
Ter toelichting Het weeshuis verhuurde kleden die gebruikt werden bij een begrafenis en die na gebruik moesten worden gewassen. 144
Dat leverde de kas van het weeshuis in 1794 (afgerond) f 130,-,- in 1796 f 285,-,-, en in 1797 f 256,-,- aan inkomsten op. Wat ook opvalt is dat het douceurtje van f 25,- per jaar nu niet meer naast het tractement wordt uitgekeerd maar van het tractement deel uitmaakt. De economische crisis die in de volgende eeuw voor veel financiële problemen zal zorgen, werpt hier zijn schaduwen vooruit. Tegelijk met dit nieuwe reglement voor de vader en moeder van het weeshuis is er ook een ‘ordre voor de kinderen in het weeshuijs’ opgesteld. Het ziet er als volgt uit: art. 1 De kinderen sullen gehouden sijn het eeten dat haar vanaf de Vader en Moeder werd geschaft zonder eenig tegenspreeken te moeten gebruijken. art. 2 Des morgens van het bed komende sullen alle der kinderen behoorlijk haar wassen en ’t haar uijtkammen. En des middags, eer zij aan den tafel gaan insgelijks alsmede des avonds op poene van geen eeten en drinken te sullen werden gegeven. art. 3 Sullen gehouden sijn d’ordre van bidden, lezen en psalmzingen als mede van den huijscatechizatien te moeten opvolgen, hetgeen hun ook de vader zal worden geordonneert en sal ’t staan aan de keus van den vader wien hij tot het voorleezen en ’t openbaar gebed zal komen te verkiezen. art. 4 Sullen niet vermogen van den tafel op te staan voor daartoe permissie van de vader te hebben verkreegen. art. 5 De kinderen die op ’t werk gaan en geen werk bij hunen bazen vinden, zullen op ordonnantie van den vader ter schoole gaan om zig te laten onderwijzen in ’t lezen, schrijven en rekenen. art. 6 Sullen langs de straat gaande een ijder met ’t afnemen hunnen hoed behoorlijke reverentie en eerbied bewijzen. art. 7 Sullen met geen pijp langs de straaten mogen gaan, veelmin op de straat of in huijs te vloeken of Gods H. Naam of Woord te misbruijken, als mede niet te dobbelen of te speelen, op poene van na bevind an zaken daar over te worden gecorrigeert. art. 8 Des sondags uijt de kerk komende sullen alle de kinderen haar vervoegen ter plaatz alwaar de Binnenvader sulks sal goed vinden om met de Vader of Catechiseermeester te catechiseren en den vragen op te seggen. En zullen niet vermogen op zondag of andere dagen buijten ’t huijs te gaan, dan met kennis en toestemming van de Vader en Moeder. art. 9 Alle hetgeene de kinderen door de Binnenvader en Moeder werden geordonneert sullen dezelve gehouden sijn zonder eenig tegenspreeken op te volgen en na te komen.
145
Dog so deselven voldoende redenen konden allegueeren (aangeven), dat dezelve door de Vader of Moeder wierden bezwaard, zullen zij vrijheijt hebben hun beklag te doen aan Regenten, mits in ’t bijzijn van de Vader of Moeder.
Aldus gedaan en gearresteert, gerenoveert en geamplieert (aangevuld) bij heeren burgemeesteren en Regenten van ‘t weeshuijs der stad Monnickendam. Present als burgemeesteren de heeren Soet, van Marle, van Alsem van Lingen en van Maurik en als regenten de heeren Pereboom, Baan, Gorter en Karres. Den 15: Julij 1794 En sijn op de voorz: instructien bij burgemeesteren en regenten aangesteld tot vader Theunis Alblas en tot moeder Maretje Meeuwes. Actum Monnickendam den 15e July 1794, ondertekend door Anthony van Maurik. Teunis Alblas en Maretje Mewis zijn in 1794 dus de vader en moeder van het weeshuis. Op 8 oktober doet Teunis afrekening vanwege betaling aan de stadsturfdragers, een bedrag van 9.15.-, een week later nog eens 5.-.- aan Evert van Oosten die 110 tonnen turf heeft gedragen. Op 3 december 1794 krijgen de vader en moeder elk f 20,-.- uitbetaald, zijnde een kwartaal tractement. Zo ook op 4 februari 1795. Ze kregen dus allebei f 20,-.- per kwartaal. Teunis Alblas is maar acht maanden in funktie geweest. Op 17 maart beveelt de Franse commandant dat het weeshuis als kazerne voor een deel van zijn manschappen moet gaan dienen. Diverse burgers moeten tijdelijk een bed afstaan dat ze bij het vertrek van de soldaten weer terug zullen krijgen. De bakkers moeten elke dag 130 tot 140 kg brood leveren en de vleeshouwers 30 tot 40 kg goed vlees. Ook voor de kinderen heeft deze inkwartiering gevolgen, want ze moeten elders in de stad onderdak vinden24). Luuwtje Jennes wordt ondergebracht bij Andries Blauw (en na diens overlijden in augustus 1795, bij zijn weduwe). Dirk Waterland bij Jan Blankevoort. Gerrit Schonevelt en Cornelis van Keren bij Huijbert Kroon. Cornelis van Son en Jan Moen bij Joris Bakker. Dirk Roos en Hendrkik Moen bij Gerrit Kroon. Twee kinderen van Pier Ipes bij Cornelis Staal en twee andere kinderen van Pier Ipes bij de weduwe Doesburg terwijl Teunis Majesteit een plekje bij meester Zwart krijgt. Tijdens de inkwartiering (150 manschappen) worden Pieter Hoek en (jawel) 146
Dirk Hoogeboom tot oppassers aangesteld, hetgeen hen f 6,- per week oplevert. Pieter Hoek, getrouwd met Trijntje Hendriks Alders, is op 4 juli van zijn taak ontheven en wordt stadsarbeider. Zijn dochter Anna wordt in november 1811 in het Weeshuis opgenomen, waar ze op 17-jarige leeftijd is overleden, 15 oktober 1820. Als gevolg van de inkwartiering moet ook vader Alblas het huis verlaten. Hij krijgt een onderkomen bij zijn streekgenoot Anthony van Maurik, in december 1788 als lidmaat ingeschreven, gekomen van Rijnsaterswoude. Vier maanden later, op 26 juli 1795, vertrekken de soldaten en wordt het weeshuis met man en macht schoongemaakt. Op 27 september 1795 komen de kinderen terug in het weeshuis, maar Alblas zien we als weeshuisvader niet meer terug. Op 18 maart 1795 ontvangt hij nog een kwart jaar salaris, f 20,-.-, maar uit een brief van 30 mei 1796 blijkt dat hij is ontslagen. Het is een beetje vreemd verhaal dat je zou kunnen typeren als ‘belastingontduiking’. Er is op 24 mei een brief van de gemeente Hazerswoude binnengekomen waarop de municipaliteit op 30 mei het volgende antwoord: ‘... dan dat T. Alblas weleer binnenvader in ’t weeshuijs alhier zedert zijn ontslag zig wel heeft opgehouden binnen deze stadt, dog geensins bij ons is geconsidereerd als burger maar alleen als iemand die voor eenige tijd zig alhier ophield ten huijze van den burger A. v Maurik alhier en dies volgens geene declaratoire der Negotiatie van 17 july 1795 betrekkelijk van ons heeft kunnen ontvangen en ook alhier niets geformeerd heeft. Dat derhalven hier uijt consteerd dat het voorwenzel van T. Alblas van zijn domicilium alhier te houden met geen ander oogmerk is geschied dan om de geldheffing te ontduijken en dat die noncomparant en bij Uw Committé van onderzoek duijdelijk bewijst dat hij niet gefourneerd heeft ten minste een nauwkeurig onderzoek vreest’. Vervolgens is er op 8 juni een brief van Hazerswoude ontvangen waarop het stadsbestuur Alblas tracht te vinden. De stadsbode informeert bij Anthony van Maurik maar die heeft Alblas in geen vier maanden gezien. Vervolgens is het stadsbestuur nagegaan of Alblas ‘zig bij een of andere van zijn denkwijze schuijl hield’. Maar ook dat levert niets op. Hij zal niet ‘gemakkelijk reciceeren zig hier te laten zien als wel bewust er hier niet gunstig over hem gedagt wordt’. In Hoorn woont nog een zoon van Alblas, werkzaam als commies of klerk op een gemeen landscomptoir (kantoor). ‘Of de vader zig aldaar verschuijld is ons niet wel bekend dan het zoude door UE: des begerende nader kunnen onderzogt worden’. 147
Als deze brief op 13 juni aan Hazerswoude is verzonden volgt er drie dagen later weer een brief waaruit blijkt dat Teunis Alblas boven water is gekomen. Hij bevindt zich in de stad en heeft zich eergisteren, de 14e dus, ‘aan de oudste secretaris geadresseert, zeggende een quitancie bij zig te hebben, welke hem heeft gezegt te zullen informeren of hij deselve alhier behoorde te doen exhibeeren of wel te Hazerswoude welke laatste hem waarschijnlijk voorkwam’. Waarschijnlijk voelde hij nattigheid en heeft hij zich alsnog gemeld om te betalen wat hij verschuldigd was. Omdat Alblas in Monnickendam niet (meer) als burger ingeschreven staat, wordt hij naar zijn plaats van herkomst - Hazerswoude - verwezen. Teunis belooft zich in Hazerswoude bij de burgemeester te melden, waarmee de kwestie Alblas is opgelost. Op 4 augustus 1795 wordt er door het stadsbestuur en de regenten van het weeshuis gesproken over het beroepen van een nieuwe vader en moeder. Regenten en regentessen menen dat ‘twee echtelieden behoorden beroepen te worden’. Maretje Mewis krijgt, samen de naaivrouw, nog tot 30 september maande lijks een uitkering van f 10,-.- waarvan de betaling door Jacob van Sanen wordt verzorgd. Op 6 augustus 1795 wordt besloten om de afgegane moeder Maretje Mewis jaarlijks een ‘douceur van f 25,- te geven, haar leven lang. Secretaris (Dirck) Mars ‘wordt versogt dit aan gemelde Maretje Mewis op de geschikste wijze te kennen te geven’. Op 8 augustus ‘doet de secretaris rapport wegens sijne aansegging aan Maretje Mewis, voorheen moeder in ’t weeshuijs alhier, ’t welk is geapprobeerd en deselve bedankt’. Op 9 oktober 1796 krijgt ze dat douceurtje voor het eerst uitbetaald. Pieter de Boer en Neeltje Jans Ruijter (1795-1799) Er zijn uit een hele reeks aanmeldingen vier echtparen genomineerd. Op zaterdag 5 september zal er een keus worden gemaakt tussen Alexander de Vos en echtgenote uit Enkhuizen, Cornelis Bruijne uit Amsterdam, Pieter de Boer uit Opmeer en Cornelis Ruijter uit Jisp. Een week later wordt de beslissing bekendgemaakt: ‘De regenten van het weeshuijs alhier, ter vergadering gecompareerd zijnde, geven rapport dat so wel bij hen als bij regentesssen en wel bij het lot tot verkiesing van een vader en moeder in ’t weeshuis ’t selve was gevallen op Pieter de Boer en desselfs huisvrouw’. 148
Die huisvrouw is Neeltje Jans Ruijter, net als haar man afkomstig uit Opmeer, met wie hij op 26 december 1778 in Sijbekarspel is getrouwd. Ze worden in 1795 als lidmaat van de Geref. gemeente ingeschreven, geko men met attestatie van Spanbroek en Opmeer. Ook Piets tractement bedraagt f 125,- per jaar. Hij begint zijn werkzaamheden in september 1795. Zijn eerste half jaar tractement ontvangt hij op 20 april 1796. Op 27 februari 1799 krijgt Piet de Boer zijn laatste (twee maanden) tracte ment, een bedrag van f 22.10.-. want er zijn klachten over het slechte gedrag van de binnenvader van het weeshuis binnnengekomen, zo blijkt uit een brief van 23 februari. Piet wordt bij de regenten ontboden en krijgt aange zegd dat hij nog diezelfde avond het weeshuis moet verlaten. Op staande voet ontslagen dus. De reden blijft onvermeld maar de volgende regels spreken boekdelen. Hij wordt door de president van de municipaliteit ‘een nutteloos persoon, wiens slegt gedrag overvloedig is gebleken’ die ‘zijn post geheel onwaardig is’. Niet mis dus. Volgens het lidmatenboek is hij, samen met zijn vrouw, op een niet genoemde datum naar Ursem vertrokken. Geertje Gerbrands Floor De 64-jarige Geertje Gerbrands Floor neemt enkele weken de honneurs in het weeshuis waar. Ze krijgt op 10 april 1799 als verschot f 22.15.10 en een douceurtje van f 10.-.- voor het bijhouden van de administratie over de periode 23 februari-16 april. Een verschot was een geldbedrag voor het doen van allerhande betalingen, waarvan nauwkeurig verantwoording moest worden afgelegd. Geertje, Gereformeerd lidmaat in 1760, op 10 maart 1735 gedoopt, is de dochter van Gerbrand Jansz Floor die op 31 augustus 1720 ondertrouwt met Annetje Jacobs Soet. Zij kregen 13 kinderen waarvan er velen jong zijn overleden. Geertje zelf was op 13 september 1760 ondertrouwd met Jan Aartse Decker die na zeven jaar huwelijk op 7 november 1767 werd begraven. Ze kregen drie kinderen. Geertje treedt tot 1795 regelmatig op als doopgetuige bij kinderen van haar broers en zuster en enkele aangetrouwde familieleden. Ze is 75 jaar als ze op 2 mei 1809 in de kerk wordt begraven, rij 22 graf 9. Jacob van Sanen (1799-1801) 149
Na het ontslag van Piet de Boer wordt opnieuw besloten om in Haarlemse en Amsterdamse couranten een advertentie te zetten voor een echtpaar zonder kinderen. De regenten van dat jaar vragen ondertussen advies aan het stadsbestuur wat ze moeten doen als er burgers solliciteren waarvan men niet in strikte zin kan zeggen dat ze geen kinderen hebben. De municipaliteit geeft de regenten de ruimte om te handelen naar eigen inzicht. Op zaterdag 16 maart 1799 berichten de regenten aan het stadsbestuur dat hun keus is gevallen op Jacob Jacobs van Sanen en zijn vrouw Antje Brouwer en vragen daarvoor goedkeuring. Een bekende naam, denkt u. Inderdaad, Jacob is de zoon van de voormalige weesvader Jacob van Sanen en weesmoeder Maritje Mewis. Eerder schreef ik dat Jacob en Maritje na hun huwelijk in 1742 naar de Beemster zijn vertrokken. Daar werden zes kinderen geboren waaronder deze Jacob die op 18 juli 1751 is gedoopt en op 6 september 1770 in de Beemster belijdenis deed. Op de lidmatenlijst van Beemster, opgemaakt in september 1778 komt zijn naam niet meer voor omdat hij te Monnickendam blijkt te zijn ingeschreven. Het memoriaal heeft op 26 september 1778: ‘Jacob van Sanen uit de Beemster is geaccordeert alhier te mogen wonen, mits betalende zijn burgerrecht’. Vanaf 1797 tot zijn aanstelling als weesvader is Jacob diaken in de Geref. gemeente. Zoals gezegd, op 16 maart 1799 worden Jacob en Antje tot weeshuisvader en moeder benoemd. Hij vraagt om ontslag als capitein over de ‘buurebijten’ en als koksvoogd ‘welk versoek wordt geaccordeert’. Wat het woord ‘buurebijt’ betekent is niet geheel duidelijk. Ik vermoed dat Jacob belast was met het toezicht (capiteijn) op een aantal huizen van de stad in verband met brand, met name in de winter. ‘Buur’ staat dan voor buurt en ‘bijt’ voor een in het ijs gemaakte opening. Als iemand een betere uitleg heeft, dan hoor ik dat graag. Jacob is op 13 november 1779 te Monnickendam met Antje ondertrouwd. Ze krijgen vijf kinderen: Maretje, dp. 11.2.1781; Antje, dp. 3.7.1783; Jacob, dp. 14.8.1785 (begr. 20.8); Elisabeth, dp 18.4.1790 (begr. 21.4.), Jacob, dp. 6.10.1793 (begr. 12.10). Bij alle kinderen is (oma) Maretje Meeuwis doopgetuige. Voor het eerst krijgt het echtpaar het tractement uitbetaald op 6 november 1799: f 62.10.- voor een half jaar, zo ook op 2 april 1800 en 12 november 1800. 150
Jacobs naam wordt in het inkomsten/uitgavenboek voor het laatst genoemd op 4 februari 1801. Kort daarna is hij overleden en op 25 februari 1801 in de kerk begraven, rij 57, graf 19. Jacob en zijn vrouw hadden de zorg voor zo’n veertig kinderen. Op 27 februari 1800 wordt een nieuw contract van kracht, waarin het gemeenschappelijk onderhoud van o.a. de weeskinderen door diakenen en regenten wordt geregeld25). Antje Brouwer en Commer Kleijn (1801-juli 1803) Jacobs weduwe Antje Brouwer krijgt op 28 februari 1801 toestemming van het stadsbestuur om haar werkzaamheden als binnenmoeder voort te zetten. Ook de regenten en regentessen zijn ‘ten volle overtuigd van de beste besturing en getrouwe waarneming van gemelde weduwe’. Er wordt echter wel een advertentie gezet voor een vader tussen de 35 en 50 jaar die bovendien ‘het handwerk van schoenmaaken kundig moet sijn’. Zo iemand wordt gevonden: Commer Kleijn, afkomstig van de Leur bij Breda. In 1801 wordt hij als lidmaat van de Gereformeerde gemeente ingeschreven. Zijn eerste tractement ontvangt hij op 1 december 1802 en krijgt hij ook loon uitbetaald voor het maken van schoenen. Hoewel Antje Brouwer en Commer Kleijn op 1 juni 1803 nog een half jaar tractement uitbetaald krijgen (f 31.5.-.) blijkt op 2 juli 1803 dat de twee niet ‘met elkander te kunnen harmonieeren’. Het Memoriaal meldt tevens dat ‘sij ook dikwijls te buijten gingen met te veel sterke drank te gebruijken, waardoor sij onbekwaam waaren om het bestuur in gemelde huijs langer te kunnen waarnemen’. Daarom wordt besloten om de vader en moeder van hun post te ontslaan. Via advertenties zal gezocht worden naar een ander gerefor meerd echtpaar zonder kinderen. Commer Kleijn blijft wel aan als schoenmaker. Tot halverwege het jaar 1805 repareert hij schoenen van weeshuisbewoners. Op 27 januari 1807 wordt Commer in een eigen graf in de kerk begraven, rij 60, graf 20.
Schoenmakers Evenals de voormalige weesvader Jacob Wagter was ook Commer Kleijn dus schoenmaker. Dat was best handig, want de inkomsten en uitgavenboeken van het weeshuis laten zien dat er heel wat schoenmakers schoenen ten behoeve van het weeshuis leverden of repareerden. Ik lees over schoenen, dunne schoenen en muilen, waarbij muilen volgens van Dale ‘schoeisel zonder bedekking van de hiel is en gewoonlijk ook zonder hak waar de voet 151
gemakkelijk inschiet’. Muiltjes werden vooral door de meisjes gedragen. Hier wat namen van schoenmakers die in de 18e eeuw regelmatig voor het huis schoenen lapten. Jacob en Hendrik Alders, Jacob Veerdig, Gerrit Mars, Dirck Roos, Klaas Klaver, Pieter van Salingen, Gerrit Claasz Voerman, Gerrit Hondius, Claas Willems de Moes, Bartel Nooij, Dirk Jans Overmolen, Jacob Jans van Dijk, Dirck van Son, Jan Kroon, Cornelis van Santen, Jan Lonning, Jan Donker en Antonie Rietsnijder. Daarnaast waren er ook schoenmakers die blijkbaar een overeenkomst met het weeshuis hadden en per kwartaal werden betaald, gewoonlijk een bedrag van f 32.10.Zo iemand is bijvoorbeeld Pieter Jansz Buij, alias Jankeboij die vanaf 1752 tot aan zijn dood in mei 1764 voor het weeshuis heeft gewerkt. Pieter kwam uit een groot gezin, waarvan in maart 1719 acht kinderen in het weeshuis waren opgenomen, waaronder Pieter zelf. Allemaal kinderen van stadswaker Jan Lamberts Buij, overleden rond mei 1719, die op 10 mei 1698 ondertrouwde met Trijntje Jans Blau. Beiden werden lidmaat van de Geref. gemeente in 171026). Na het overlijden van Pieter heeft Jan Jansz van (der) Veen zijn taak overgenomen, op hetzelfde tractement. Hij lapt schoenen voor het weeshuis tot zijn dood in oktober 1779. Jan van Veen was sinds 1762 ook klokkenluider van de grote kerkklok, een betaalde funktie. Op 27 oktober 1779 ontvangt zijn weduwe, Geertje Gerrits Veenendaal, een dochter van de voormalige weesvader Gerrit Lammerts Veenendaal, nog f 18.5.-. Terug naar de weesvaders en moeders. Gerrit Hendriks (van) Faasse (1803) Het lidmatenboek geeft aan dat Antje Brouwer is vertrokken, maar wanneer en waarheen staat er niet bij. Het moet echter in de tweede helft van 1803 zijn geweest, want op 21 september van dat jaar krijgt Gerrit Hendriks van Faasse f 9,-.- uitbetaald voor het oppassen als vader in het weeshuis gedurende de tijd van 5 weken. Gerrit was onderwijzer. Hij is rond 1775 in Rhenen geboren en vóór 1798, vermoedelijk in Amsterdam, getrouwd met Anna Maria Cramer. Beiden zijn in 1797 naar Monnickendam gekomen en daar als lidmaat van de Geref. gemeente ingeschreven. In Monnickendam worden vier kinderen geboren. Van Willem Wijsman uit Ilpendam is de notitie dat een kleindochter van Gerrit, Trijntje van Faasse, in 1841 te M’dam geboren, in het laatste deel van de 19e eeuw hoofd geworden is van het Armenhuis te Ilpendam. De familie 152
van Faasse had blijkbaar een boven modaal sociaal-maatschappelijk besef. Gerrit Horst Na het vijf weken durende weesvaderschap van Gerrit Faasse wordt er een nieuw echtpaar gezocht. Uit een lijst van sollicitanten worden op 6 augustus 1803 Gerrit Horst en zijn vrouw Anna Elwijk gekozen. Afkomstig uit Amsterdam krijgen zij toestemming om in de stad te komen wonen. Op 20 augustus bedanken zij de raad ‘voor de gunstige approbatie (toestemming) hun lieden verleend’. Gerrit (doopnaam Gradus) Horst is op 1 januari 1760 in Steenderen geboren, zoon van Dirk Horst, gedoopt in Vorden op 9 maart 1725, die op 29 september 1753 in Hengelo trouwt met weduwe Theodora Maria Eggink, overleden op 20 september 1780. In 1793 woont Dirk te Voorst. Gerrit is op 17 maart 1793 te Amsterdam getrouwd met de eerder genoemde Anna Elwijk, ca. 1758 geboren te Halfweg bij Haarlem. Zij krijgen twee kinderen. Gerrit Horst krijgt op 4 januari 1804 4,5 maand tractement uitbetaald, een bedrag van f 46.17.8, hetgeen betekent dat hij rond 15 augustus 1803 zijn werkzaamheden als weeshuisvader is begonnen. Op 2 mei 1804 ontvangt hij een kwart tractement, een bedrag van f 31.5.-, en zo verder met daarbij een jaarlijks douceurtje van f 25,Het jaarsalaris is dus nog steeds f 125,Met vader Horst en zijn vrouw zijn we in de 19e eeuw beland en eindigt dit artikel. In het jaarboekje van 2004 hoop ik u verder te informeren. En omdat er, zoals ik aan het begin schreef, over de 19e en 20e eeuw meer bronnen bewaard zijn gebleven, valt er nog heel wat te vertellen over het wel en wee van de vaders en moeders van het weeshuis en de aan hen toevertrouwde kinderen. Met dank aan allen die mij, op verzoek, van informatie hebben voorzien. Voor vragen kunt u mij mailen: cae-groot@zonnet.nl C.A.E. Groot
Noten
153
1) Jaarboekje Oud Monnickendam (in het vervolg als OM geschreven) 1992 blz. 44. 2) OM 1976 blz. 47,48 en de aanvulling in OM 1981 blz. 31. Zie ook OM 93 blz. 62. 3) Volgens een notariële akte van 20 juli 1631 was het nieuwe weeshuis op dat tijdstip klaar om bewoond te worden, OM 95 blz. 38. 4) Concept tekst van de vroedschap uit ca. 1704/1705. 5) Register van de instructiën en ordonnantiën voor de stedelijke ambtenaren en instellingen, 1625-1786. Oud Archief (voortaan als OA geschreven) M’dam 60. 6) Zie de inkomsten- en uitgavenboeken van het weeshuis. 7) Hun namen - vanaf 1640 - kunt u vinden in de zogeheten ‘Klein-Amptenboeken’ die zich bevinden in het Waterland-archief te Purmerend (OA M’dam 87-89). De namen van de regenten en regentessen vanaf 1704 (het jaar van samenvoeging van de twee weeshuizen), zijn als bijlage aan het eind van dit artikel opgenomen. 8) Het oudste lidmatenboek dat bewaard is gebleven, dateert van 1715. Daarin staan alle lidmaten van de Gereformeerde gemeente van 1661 en daarna die in 1715 nog in leven waren. 9) Uit OA van M’dam nr. 746 blijkt dat het Nieuwe weeshuis op de Zarken in 1688/1690 een moeder had, maar haar naam wordt niet genoemd. Van het Oude weeshuis zijn de moeders vanaf ca. 1694 bekend omdat bijna elke aanstel ling en vervanging in de Memorialen van de Burgemeesters worden genoemd. 10) OA 744 en 745 11) OM 82 blz. 77 12) In mijn eerste artikel over het weeshuis (OM 1992) noemde ik op blz. 40 Grietje Martens. Dat ze weeshuismoeder was, was toen nog niet duidelijk. 13) OM 95/41. 14) Zie voor Jacob Reijnders OM 84 blz. 109 vv. en 87/49. Ook in het Memoriaal wordt op 25.9.1762 over Reijnders gesproken. Hij was niet alleen organist en clockenist maar moest ook het commissarisschap van zowel het oude als het nieuwe veer waarnemen. Voor zijn aanstelling moest hij f 200,- afleggeld betalen en ook zorgen voor een acte van Indenmiteit voor zijn vijf kinderen, af te geven door de stad Naarden. Jacob moet zich gedragen volgens de instructies die hem van tijd tot tijd ter hand zullen worden gesteld. 15) OM 1992 blz. 34. 16) Hoe dat in Monnickendam gevierd werd, kunt u lezen in OM 1987 blz. 48v. 17) Meer daarover in OM 1999 blz. 141v. 18) Kerkelijke middelen tot het voortplanten van de waere Gereformeerde Religie, beslooten bij den Christel. Synodis van Noord-Holland, aangelegd in 1720 door Ds. A. van Schaijck en aangevuld door Ds. F. van Davervelt. 19) OM 84 blz. 90 e.v. 20) Zie voor Dirck Mars ook het artikel van de heer Appel in OM 99 blz. 85 vv. 21) Citaat van de heer Appel in OM 2001 blz. 67. 22) Zie ook OM 84 blz. 99v 23) Over de familie Raggers, zie OM 89 blz. 30v 24) Zie ook OM 2001 blz. 78.
154
25) 26)
OM 2001 blz. 116 vv en OM 2002 blz. 85. Zie ook OM 1992 blz. 34.
Geraadpleegde bronnen: De hieronder genoemde bronnen bevinden zich in het Streekarchief Waterland te Purmerend (SWAP) en het Kerkelijk archief te Monnickendam (KAM).
SWAP Memorialen van de Burgemeesters 1692-1795 (OA 33-39) Missieveboeken van de Burgemeesters, Vroedschap, Municipaliteit en Raad 1667-1811 (OA 40-48) Register van instructiën en ordonnantiën voor de stedelijke ambtenaren en instellingen (OA 60). Klein-Ambtenboeken 1640-1806 (OA 87-89) Rekeningen van ontvangst en uitgaaf 1689-1703 (OA 744-747)
KAM Weeshuis Resolutieboek 1748-1768 Weeshuis Ontvangsten en uitgaven 1749-1807 Notulen Kerkeraad Gereformeerde Gemeente tot 1800 Jaarboekjes Oud-Monnickendam, verkrijgbaar bij de secretaris van de vereniging, tijdens de openingsuren van de grote kerk (zomer) en in het Speel torenmuseum.
155
Bijlage 1 Buitenvaders van het Weeshuis vanaf 1704 (In dat jaar kwam het oude en nieuwe weeshuis onder één bestuur)
aug. 1704 aug. 1705 aug. 1706 aug. 1707 aug. 1708 aug. 1709 aug. 1710 aug. 1711 aug. 1712 aug. 1713 aug. 1714 aug. 1715 aug. 1716 aug. 1717 aug. 1718 aug. 1719 aug. 1720 aug. 1721 aug. 1722 aug. 1723 aug. 1724 aug. 1725 aug. 1726 aug. 1727 aug. 1728 aug. 1729 aug. 1730
156
Dirck van de Poel, Pieter Teerhuijs, Claes Molenaer, Isaac Balck Dirck Bruijn, Remmet Boekweijt, Claas Molenaar, Isaac Balck, Willem Coningh Remmet Boekweijt, Pieter Ketel, Pieter Oossanen, Jan Teerhuijs, Dirck van Hoorn Pieter Ketel, Pieter Teerhuijs, Dirck van Hoorn, Ijsbrand Gort, Claas van Neck IJsbrand Gort, Claas van Neck, Pieter Oossanen, Jan Teerhuijs, Jacob Roos Pieter Oossanen, Jan Teerhuijs, Jacob Roos, Jan Harckestee. Pieter Lantman Jan Harckestee, Pieter Lantman, Dirck Bruijn, Claes Boot, Claes Teerhuijs Claas Boot, Claas Teerhuijs, Claas van der Poel, Willem van Sanen, Cornelis Butonius Claas van der Poel, Willem van Sanen, Cornelis Butenius, Pieter Ketel, Jacob van Berckhout Pieter Ketel, Ijsbrand Gort, Claas Teerhuijs, Claas van Neck, Claas Teengs IJsbrand Gort, Claas Teerhuijs, Claas van Neck, Claas Teengs, Albert Drebbel Albert Drebbel, Pieter Ketel, Pieter Oossanen, Jan Bloem, Johannes Futs Pieter Ketel, Jan Bloem, Willem van Sanen, Jacob Nic. Bruijn, Pieter Butenius Jacob Nic. Bruijn, Cornelis Braar, Dirck Teerhuijs, Jan Mau, Jan Minnen dezelfden Jacob Bruijn, Jan Bloem, Pieter Baan, Tadeus Lantman, Claas Pranger Jan Bloem, Pieter Baan, Tadeus Lantman, Claas Pranger, Cornelis Roos Cornelis Roos, Claas van Neck, Claas Koel, Dirk Minnen, Jan Bruijn Claas Koel, Jan Bruijn, Dirck Teerhuijs, Pieter Baan, Reijnier de Widt Dirck Teerhuijs, Pieter Baan, Reijnier de Widt, Dirck Minnen, Pieter Molenaar Dirck Teerhuijs, Reijnier de Widt, Jan Oossaan, Cornelis Roos, Cornelis Gaafs Pieter Molenaar, Claas Jansz Groot, Gerrit Bruijn, Adriaan Boekweijt, Seger van den Berg dezelfden Gerrit Bruijn, Adriaan Boekweijt, Seger van den Berg, Jan Ketel, Jacob Teerhuijs Jacob Teerhuijs, Tadeus Lantman, Cornelis Roos, Ewout Os, Nicolaas Houtingh Cornelis Roos, Ewout Os, Nicolaas Houting, Cornelis Braar, Pieter Mostert Pieter Mostert, Jan Oossaan, Pieter Molenaar, Roelof de Leeuw, Olifier Bloem
aug. 1731 aug. 1732 aug. 1733
Pieter Molenaar, Olifier Bloem, Gerrit Lakeman, Jan Post, Dirk Wal足beek Gerrit Lakeman, Jan Post, Dirk Walbeek, Roelof de Leeuw, Willem Muus Roelof de Leeuw, Willem Mostert, Pieter S. Molenaar, Melis Koele足maij, Jacob Dirks Teerhuijs aug. 1734 Roelof de Leeuw, Pieter Sijm. Molenaar, Jacob D. Teerhuijs, Dirk Heijns (inderdaad 4) aug. 1735 Dirk Heijms, Jan Post, Adriaan Valstrik, Jan Kaats, Claas Teerhuijs aug. 1736 Jan Post, Adriaan Valstrik, Jan Kaats, Claas Teerhuijs, Claas Koel aug. 1737 Claas Koel, Jan Oossaan, Gerrit Pruijs, Dirck Walbeek, Bruijning Karmelck aug. 1738 Jan Oossanen, Gerrit Pruijs, Dirck Walbeek, Bruijning Karmelck, Gerrit Lakeman aug. 1739 Gerrit Lakeman, Jan Winkel, Jan Bent, Jan Kaats, Claas Jans Teer足huijs aug. 1740 Jan Bent, Jan Kaats, Claas Jansz Teerhuijs, Jan Winkel, Jacob Vos aug. 1741 Jacob Vos, Dirck Walbeek, Claas Kous, Hendrik Boon, Claas Lake足man aug. 1742 Dirck Walbeek, Claas Kous, Claas Lakeman, Roelof de Leeuw, Arent van Sanen aug. 1743 Arent van Sanen, Jan Oossaan, Jacob Dirks Teerhuijs, Hendrik Boon, Jan Roos aug. 1744 Jacob Dirks Teerhuijs, Hendrik Boon, Jan Roos, Hendrik Nahuijs, Dirck Teerhuijs aug. 1745 Hendrik Nahuijs, Pieter Molenaar, Dirck Walbeek, Dirck Tijssen, Claas Jansz Teerhuijs aug. 1746 Dirck Walbeek, Claas Jansz Teerhuijs, Hendrik Boon, Arent van Sanen, Jan Kerk aug. 1747 Hendrik Boon, Arent van Sanen, Jan Kerk, Jan Roos, Claas Pieters Molenaar aug. 1748 Jan Roos, Claas Pieters Molenaar, Jan Oossaan, Dirk Mooij, Dirk Craaij aug. 1749 Jan Oossanen, Dirck Mooij, Dirck Craaij, Claas Koel, Jan Kaats sept. 1750 gecontinueert sept. 1751 gecontinueert sept. 1752 gecontinueert aug. 1753 Jan Oossanen, Jan Kaats, Hendrik Boon, Dirk Mooij, Dirk Craaij aug. 1754 Jan Kaats, Hendrik Boon, Dirk Craaij, Adriaan van Daalen, Willem Mostert aug. 1755 gecontinueert aug. 1756 Jan Bent, Pieter Boon, Dirk Teerhuijs, Jan Kerk, Pieter Lantman aug. 1757 gecontinueert aug. 1758 Jan Bent, Pieter Boon, Dirck Teerhuijs, Pieter Lantman, Cornelis Teerhuijs aug. 1759 gecontinueert aug. 1760 gecontinueert aug. 1761 gecontinueert aug. 1762 Jan Bent, Pieter Boon, Pieter Lantman, Cornelis Teerhuijs, Claas Claasz Molenaar aug. 1763 gecontinueert aug. 1764 Jan Bent, Pieter Boon, Pieter Lantman, Cornelis Teerhuijs, Jan Mostert aug. 1765 gecontinueert aug. 1766 Jan Bent, Pieter Lantman, Cornelis Teerhuijs, Jan Mostert, Claes Jansz Man
157
aug. 1767 aug. 1768 aug. 1769 aug. 1770 aug. 1771 aug. 1772 aug. 1773 aug. 1774 aug. 1775 aug. 1776 aug. 1777 aug. 1778 aug. 1779 aug. 1780 aug. 1781 aug. 1782 aug. 1783 aug. 1784 aug. 1785 aug. 1786 aug. 1787 aug. 1788 aug. 1789 aug. 1790 aug. 1791 aug. 1792 aug. 1793 aug. 1794
158
gecontinueert Claas Jansz Man, Adriaan van Dalen, Claas Gaafsz, Abraham Bolman, Jan Appel Adriaan van Dalen, Claas Gaafse, Abraham Bolman, Jan Appel, Jan P. Mostert Jan Pietersz Mostert, Pieter Stil, Willem van Daalen, Jan Mooij, Johannes Mulder. Willem van Daalen, Jan Mooij, Johannes Mulder, Claas Gaafse, Jan Engel Claas Gaafse, Jan Engel, Dirk Walbeek, Jan Bent jr, Pieter van Santen Dirk Walbeek, Jan Bent jr, Pieter van Santen, Jan Mooij, Dirk Bloem Jan Mooij, Claas Gaafse, Johannes van Wans, Claas Boterkoper, Sijmon Alderkamp Johannes van Wans, Sijmon Alderkamp, Jan Bent, Hendricus van Doorn, Jan Minnen Boon Jan Bent, Henricus van Doorn, Jan Minnen Boon, Remmet Kous Bos, Jan Gojewijn jr. Hendricus van Doorn, Remmet Kous Bos, Johannes van Wans, Cornelis Boterkoper, Jacob Teengs Johannes van Wans, Cornelis Boterkoper, Jacob Teengs, Adriaan ‘t Hooft, Jan Engel Jacob Teengs, Adriaan ‘t Hooft, Jan Engel, Remmet Kous Bos, Pieter Boon jr. Remmet Kous Bos, Pieter Boon jr, Johannes Mulder, Jan van Dalen, Cornelis Boterkoper Johannes Mulder, Jan van Dalen, Cornelis Boterkoper, Jan Engel, Jacob Teengs Jan Engel, Jacob Teengs, Remmet Kous Bos, Pieter Boon jr, Jacob de Vries Remmet Kous Bos, Pieter Boon jr, Jacob de Vries, Jan van Dalen, Cornelis Boterkoper Jan van Dalen, Cornelis Boterkoper, Dirk Boon, Jan Appel, Cornelis Engel Cornelis Boterkoper, Jan Appel, Cornelis Engel, Pieter Boon, Adriaan Gojewijn Pieter Boon, Adriaan Gojewijn, Remmet Kous Bos, Pieter Boterkoper, Jacob Soet Remmet Kous Bos, Pieter Boterkoper, Jacob Soet, Jan van Daalen, Claas Molenaar jr. Jacob Soet, Jan Bent, Jan Gorter, Jan Baan, Jan Schaap, Jacob Bent, Jacob Hooijkaas, Dirk Caps, Pieter Boterkoper, Jan Gojewijn Jan Bent, Teunis Hondius, Jan Gorter, Jan Willemsz Baan, Jacob Karres Jan Bent, Jan Gorter, Jacob Karres, Adolf Leonard Thierens, Dirk Keijser Jan Bent, Adolf Leonard Thierens, Pieter Schouten, Jacob Vos, Bruijning Nicolaas Craaij Adolf Leonard Thierens, Nicolaas Ewoud Pereboom, Jan Baan, Jan Gorter, Jacob Karres Nicolaas Ewoud Peereboom, Lieve Paulus Cornelis Thierens, Dirk Keijzer,
aug. 1795 aug. 1796 aug. 1797 aug. 1798 sept. 1799 sept. 1800 sept. 1801 sept. 1802
Jacob Vos, Henricus Jacobus van Marle Adriaan Gojewijn, Jacob Vos, Bruijning Nicolaas Craaij, Claas de Haas, Pieter Kous Bos Adriaan Gojewijn, Bruijning Nicolaas Craaij, Claas Molenaar, Frederik Altman, Jacob Bent Bruijning Nicolaas Craaij, Claas Molenaar, Jacob Bent, Willem van Daalen, Pieter Salm gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert
159
Bijlage 2 Buitenmoeders van het weeshuis vanaf 1704.
aug. 1704 aug. 1705 aug. 1706 aug. 1707 aug. 1708 aug. 1709 aug. 1710 aug. 1711 aug. 1712 aug. 1713 aug. 1714 aug. 1715 aug. 1716 aug. 1717 aug. 1718 aug. 1719 aug. 1720 aug. 1721 aug. 1722 aug. 1723 aug. 1724 aug. 1725 aug. 1726 aug. 1727 aug. 1728 aug. 1729 aug. 1730 aug. 1731 aug. 1732 aug. 1733 aug. 1734 aug. 1735
160
Trijntje Roos, Eva van Sanen, Reijntje van der Poel, Jannetje Hagen Adriana Schmidt, Geertje Ketel, Grietje Pieters Oomes, Aaltje IJs足brands Geertje Ketel, Aaltje Sluijs, Hillegond Pereboom, Neeltje Keulen Hillegond Pereboom, Neeltje Keulen, Aaltje Korthals, Jannetje Hagen Aaltje Korthals, Jannetje Hagen, Geertje Ketel, Welmoet Adriaans Geertje Ketel, Welmoet Adriaans, Aaltje Sluijs, Lijsbeth Pieters Aaltje Sluijs, Lijsbet Pieters, Anna van der Gracht, Welmoet Baan Anna van der Gragt, Welmoet Baan, Lijsbeth Hagen, Reijnoutje van der Poel Lijsbteh Hagen, Reijnoutje van der Poel, Neetle Keulen, Lijsbeth Pieters Neeltje Keulen, Lijsbeth Pieters, Weijntje Bonteboer, Grietje Pieters Weijntje Bonteboer, Grietje Pieters, Aaltje Korthald, Jannetje Hagen Aaltje Corthals, Jannetje Hagen, Neeltje Keulen, Lijsbeth Pieters Neeltje Keulen, Lijsbeth Pieters, Lijsbeth Hagen, Grietje Pieters Lijsbeth Hagen, Grietje Pieters, Beertje Mars, Geertje Melis Hagen Beertje Mars, Geertje Melis Hagen, Aaltje Corthals, Jannetje Hagen Aaltje Corthals, Jannetje Hagen, Lijsbeth Pieters, Niesje Buijes Lijsbeth Pieters, Niesje Buijes, de wed. van burg. Lantman (Grietje Pieters Oomes), de wed van Jan Drebbel (Beertje Dircks Mars) Grietje Oomes, Beertje Mars, Aaltje Corthals, Welmoet Baan Aaltje Corthals, Welmoet Baan, Jannetje Hagen, Geertje Melis Hagen Jannetje Hagen, Geertje Melis Hagen, Trijntje Sluijs, Trijntje Gerrits Roemer Trijntje Sluijs, Trijntje Gerrits Roemer, Lijsbeth Jacobs Koolman, Geertje Heijns Backer Lijsbeth Jacobs Koolman, Geertje Heijns Backer, Marijtje Kneel, Dieuwertje Rietsnijder Marijtje Kneel, Dieuwertje Rietsnijder, Welmoet Baan, Marijtje Mol Welmoet Baan, Marijtje Mol, Jannetje Hagen, Trijntje Gerrits Roemer Jannetje Hagen, Trijntje Gerrits Roemer, Lijsbeth Jacobs Koolman, Geertje Heijns Backer Lijsbeth Jacobs Koolman, Geertje Heijns Backer, Engeltje Boom, Geertje Ringh Engeltje Boom, Geertje Ringh, Dieuwertje Rietsnijder, Anna Kneel Anna Kneel, Geertje Heijns Backer, Maretje Mol, Lobberich Bruijn Geertje Heijns Backer, Marijtje Mol, Lobberich Bruijn, Geertje Ringh Geertje Ringh, Lijsbeth Pieters, Catharina Gansneb Tengnagel, Clasi足na Ketel Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters, Geertje Heijns Back足er, Grietje Roos Geertje Heijns Backer, Grietje Roos, Engeltje Boom, Ana Kneel
aug. 1736 aug. 1737 aug. 1738 aug. 1739 aug. 1740 aug. 1741 aug. 1742 aug. 1743 aug. 1744 aug. 1745 aug. 1746 aug. 1747 aug. 1748 aug. 1749 aug. 1750 aug. 1751 aug. 1752 aug. 1753 aug. 1754 aug. 1755 aug. 1756 aug. 1757 aug. 1758 aug. 1759 aug. 1760 aug. 1761 aug. 1762 aug. 1763 aug. 1764 aug. 1765 aug. 1766 aug. 1767 aug. 1768 aug. 1769 aug. 1770 aug. 1771 aug. 1772 aug. 1773
Engeltje Boom, Anna Kneel, Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbet Pieters Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters, Geertje Heijns Back足er, Grietje Roos Geertje Heijns Backer, Grietje Roos, Maritje Mol, Anna Kneel Maritje Mol, Anna Kneel, Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters, Geertje Heijns Back足er, Grietje Roos Geertje Heijns Backer, Grietje Roos, Engeltje Boom, Anna Kneel Engeltje Boom, Anna Kneel, Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters, Geertje Backer, Grietje Roos Geertje Backer, Grietje Roos, Maritje Mol, Anna Kneel Maritje Mol, Anna Kneel, Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters Catharina Gansneb Tengnagel, Lijsbeth Pieters, Geertje Backer, Grietje Roos Geertje Backer, Grietje Roos, Maretje Mol, Engeltje Boom Maritje Mol, Grietje Roos, Anna Kneel, Lijsbeth Pieters Anna Kneel, Lijsbeth Pieters, Catharina Gansneb Tengnagel, Immetje Gort gecontinueert gecontinueert gecontinueert Anna Kneel, Lijsbeth Pieters, Catharina Gansneb Tengnagel, Engeltje Boom Anna Kneel, Catharina Gansneb Tengnagel, Engeltje Boom, Catharina Johanna Swedenrijk gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert Anna Kneel, Catharina Gansneb Tengnagel, Catharina Johanna Swedenrijk, Maria Bent Catharina Gansneb Tengnagel, Catharina Johanna Swedenrijk, Maria Bent, Eva Teengs gecontinueert Catharina Gansneb Tengnagel, Eva Teengs, Grietje Minne, Lobbetje Vreught Eva Teengs, Grietje Minne, Lobbetje Vreught, Elisabeth Houting gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert Geertruijde Flietner, Hilletje Cadwoud, Hillegond Pruijs, Eegje Welver足sind Er is een notitie dat de regentessen voor 2 jaar worden aangesteld. gecontinueert Hillegond Pruijs, Eegje Welversind, Pauline van Helmond, Geertruijda Os Pauline van Helmond, Geertruijda Os, Margrietje Roos, Elisabeth Bruijn
161
aug. 1774 aug. 1775 aug. 1776 aug. 1777 aug. 1778 aug. 1779 aug. 1780 aug. 1781 aug. 1782 aug. 1783 aug. 1784 aug. 1785 aug. 1786 aug. 1787 aug. 1788 aug. 1789 aug. 1790 aug. 1791 aug. 1792 aug. 1793 aug. 1794 aug. 1795 aug. 1796 aug. 1797 aug. 1798 aug. 1803
162
Margrietje Roos, Elisabeth Bruijn, Lijsbeth Mostert, Hilletje Vijselaar Lijsbeth Mostert, Hilletje Vijselaar, Geertruijda Flietner, Adriana Post Geertruijda Flietner, Adriana Post, Hillegond Pruijs, Trijntje Wever Hillegond Pruijs, Trijntje Wever, Liefje Kronenberg, Trijntje Bruijning Hillegond Pruijs, Trijntje Wever, Liefje Kronenberg, Trijntje Karmelk Pauline van Helmond, Geertruijda Os, Catharina Wilhelmina van Sanen, Maria Lakeman gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert Lijsbeth Schut, Aaltje Meij, Neeltje Aker, Maretje Appel gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert gecontinueert Clasina Tijsen, Elisabeth Claus, Niesje Jans Mostert, Margrietje Molenaar gecontinueert gecontinueert gecontinueert Clasina Tijsen, Elisabeth Claus, Niesje Mostert, Margrietje Molenaar
Nogmaals ‘Monicdam’
Op verzoek van mevrouw Addy van Overbeeke -Jaarboek 201, blz. 222- hierbij een grotere foto van het stadswapen van Monnickendam gehecht aan een oorkonde van 27 november 1361. Met het randschrift Monicdam en het familiewapen van de Persijnen en de Waterlandse zwaan.
Foto Alg. Archief, Den Haag
163
164