VOM_jaarboek07_TXT
30-07-2007
10:40
Pagina 120
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 1
Vereniging Oud Monnickendam
j a a r b o e k
2 0 1 0
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 2
Vereniging Oud Monickendam Voorzitter Jan Konijn Secretaris Vincent Keesmaat secretarisAoudmonnickendam.nl telefoon 0299 655167 Wendelmoet Claesdochterlaan 15, 1141 ja Monnickendam Penningmeester Bertien van der Kolk penningmeesterAoudmonnickendam.nl telefoon 0299 652580 Haringburgwal 8, 1141 at Monnickendam Vice-voorzitter Koert Kraak Bestuursleden Garrelt Bont, Ed Willms, Klaas Roos, Ton Meijer en Lise Schokking Website www.oudmonnickendam.nl Bank Rabobank rekeningnummer 342810901
2
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 3
Inhoud
Voorwoord
4
Jaarverslag VOM 2009
6
Verslag van de penningmeester over het jaar 2009
14
Verslag algemene ledenvergadering VOM 9 juni 2009
18
Jaarverslag Stadsgidsen
25
Jaarverslag Museum de Speeltoren
30
Jaarverslag Commissie Stads- en Dorpsbeheer
41
Jaarverslag Stichting IJsschuiten Gouwzee
45
Besturen
50
60 Jaar Oud Monnickendam
51
Paul Stoffels
Archeologische opgraving ’t Prooyen te Monnickendam
60
S. Gerrtitsen en R.W. Vanoverbeke (Hollandia Archeologen)
Het leven van Neeltje Klein (1892-1984)
74
Monnickendam een veilige stad?
80
ds. C.A.E. Groot
Archeologische begeleiding aan het Rondeel te Monnickendam
132
R.W. Vanoverbeke (Hollandia Archeologen)
Het cellencomplex achter de Middendam
146
Siem Koerse
Ervaringen van een Monnickendammer stadsgids
154
Rini de Weijze
Colofon
158
3
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 4
Voorwoord
Het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam is bijzonder verheugd u ook dit jaar weer een interessant jaarboekje te kunnen aanbieden. Het jaarboek 2010 geeft u niet alleen informatie over onze historische vereniging maar legt ook verantwoording af over haar activiteiten. Ook de aan de vereniging gelieerde stichtingen en groepen, zoals de Stadsgidsen, de Stichting IJschuiten Gouwzee en het Museum de Speeltoren zullen in dit jaarboek middels hun jaarverslagen openheid van zaken geven. Ook dit jaar weer presenteren diverse schrijvers en onderzoekers een artikel aan u met een schat aan informatie en historische gegevens. Wij stellen het bijzonder op prijs dat wij ook dit jaar weer konden rekenen op interessante bijdragen van onze vaste schrijvers, ds. C.A.E. Groot en dhr. S. Koerse. Maar er hebben zich ook een aantal nieuwe schrijvers gemeld, zodat de inhoud van het jaarboek tamelijk gevarieerd is geworden. Ik dank alle schrijvers voor hun inzet en enthousiasme en hoop nog vele jaren een beroep op hen te kunnen doen. Vorig jaar is gemeld dat de vereniging zich onder andere heeft ingezet met betrekking tot het handhavingsbeleid, de verkeerscirculatie en het parkeerbeleid in de oude stad. Dit heeft het afgelopen jaar geresulteerd in maatregelen tegen sluipverkeer en de aanstelling van twee BOA’s (buitengewoon opsporingsambtenaar) om het handhavingsbeleid te kunnen uitvoeren. Tevens is er een werkgroep samengesteld die bestaat uit diverse belanghebbenden uit de binnenstad om het college en de gemeenteraad te steunen bij de gedachtevorming betreffende de ontwikkeling van de binnenstad. Het VCP is een belangrijk onderdeel daarvan geworden en de Vereniging Oud Monnickendam is daarom in deze werkgroep vertegenwoordigd. Ook de bouw van het nieuwe museum heeft veel aandacht gekregen. Met vallen en opstaan heeft het bestuur van het Museum en het VOM-bestuur het gemeentebestuur zover gekregen dat niet alleen goede bedoelingen werden geuit maar dat ook tot werkelijke uitvoering is overgegaan. Het is jammer dat er veel onnodig tijdverlies is ontstaan en veel energie verloren is gegaan, maar gelukkig is de trein uiteindelijk toch op gang gekomen. 4
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 5
voorwoord
Er zijn nog veel belangrijke zaken die onze aandacht verdienen zoals onze zorg met betrekking tot het stedenbouwkundig beleid, de verdere ontwikkeling van de binnenstad in de vorm van parkeerbeleid en bereikbaarheid, het tegengaan van verpaupering en vernielingen, de verbeteringen van het onderhoud van de straten en het schoonhouden van de binnenstad waardoor alles vriendelijker en plezieriger is voor bewoners en bezoekers. Het komende jaar zal in het licht staan van ons 60-jarig bestaan. Op 26 juni a.s. is er een re端nie gepland waarvoor alle Monnickendammers en ex-Monnickendammers zullen worden uitgenodigd. Er is een omvangrijk programma samengesteld waarbij activiteiten van de VOM zullen worden gepresenteerd. Daarnaast worden er tijdens deze dag in de binnenstad veel activiteiten georganiseerd door de buurtverenigingen. U hoort hierover meer van ons in de komende maanden. Hoogtepunt in 2010 zal zijn de onthulling van de gevelsteen van Pieter Florisz., onze zeventiende-eeuwse Monnickendamse zeeheld. Deze feestelijke onthulling zal muzikaal worden omlijst door de Koninklijke Marinierskapel. Wij hopen dat u dit jaarboek met veel plezier en genoegen zult lezen. Met vriendelijke groet, Namens het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam, Jan Konijn, voorzitter Monnickendam, maart 2010
5
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 6
Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2009
Hieronder volgt naar onderwerp gerangschikt een verslag van de activiteiten van onze vereniging over het afgelopen verslagjaar. Excursies 18 april 2009 _ Voorjaarsexcursie naar Bourtange De najaarsexcursie 2008 naar Bourtange, die vanwege de problemen met de busonderneming niet kon doorgaan, heeft alsnog plaatsgevonden op 18 april 2009. Voor de eerste keer is gebruik gemaakt van de busonderneming van Mart Leek. Het aantal deelnemers bedroeg 50 personen. De excursie was een groot succes en men was zeer enthousiast over de rondleiding bij de klokkengieterij in Heiligerlee. De speeltorenklokken in Monnickendam werden herhaaldelijk tijdens de rondleiding genoemd. Bourtange is een bijzonder vestingstadje met een rijke historie. Het was prachtig weer en de mensen waren zeer enthousiast over wat ze te zien en te horen kregen. 26 september 2009 _ Najaarsexcursie naar Dokkum Ondanks het ietwat sombere weer was ook dit een zeer geslaagde dag. De rondvaart gaf een goed beeld van de vesting Dokkum en het museum en de opzet daarvan kan een goed voorbeeld zijn hoe een museum is georganiseerd en zich kan presenteren aan het publiek. Het aantal deelnemers was 93 personen. Lezingen 6 april 2009 _ Lezing door Ton Meijer over de IJsschuiten De lezing is zeer goed ontvangen en er waren ruim voldoende belangstellenden (ca. 60). 5 oktober 2009 _ Lezing van ds. C.A.E. Groot over genealogie i.s.m. Are贸pagus Dominee Groot had de lezing zeer goed voorbereid en die was van hoge kwaliteit. De lezing was zeer interessant en was bovendien een goede promotie voor genealogisch onderzoek. 10 november 2009 _ Lezing door Jan Schild over ontstaan van en leven op het eiland Marken Gezien het onderwerp werden veel bezoekers verwacht, maar helaas doordat er 6
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 7
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2009
nog andere bijeenkomsten werden gehouden in Monnickendam, viel het aantal bezoekers tegen (ca 50). Iedereen vond deze lezing zeer geslaagd. Het bestuur is van mening dat de lezingen beter onder de aandacht van de Monnickendamse bevolking moeten worden gebracht. Het bestuur vindt dat de lezingen niet alleen voor leden maar voor alle Monnickendammers toegankelijk moeten zijn. Voorlopig zorgt het bestuur voor de nodige publiciteit en zijn deze gewoon openbaar en gratis. Ook omdat een dergelijke lezing de kans biedt nieuwe leden te werven. Bebouwing Bernhardlaan In een brief van 29 september 2008 aan het gemeentebestuur heeft het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam haar zorgen geuit over deze ontwikkelingen rondom de bebouwing van de Bernhardlaan, mede omdat dit niet de laatste nieuwbouw is die op de Bernhardlaan gepland lijkt te zijn. De gemeente lijkt zich weinig aan te trekken van de protesten van de buurtbewoners en de bezorgdheid van de VOM. In antwoord op onze brief wordt verwezen naar een ‘stedenbouwkundige visie’ die door de gemeenteraad goedgekeurd zou zijn. De VOM was hier echter niet van op de hoogte en heeft hierover contact opgenomen met de gemeente Waterland om hier helderheid over te krijgen. Inmiddels is ons duidelijk geworden dat de visienota al in 2004 is ontworpen en goedgekeurd in 2008. Nogmaals is duidelijk dat transparantie over plannen ver te zoeken is, en informatie naar belanghebbenden gebrekkig. Gemeentewerf Nieuwpoortslaan In navolging op onze brief van december 2008 is op 11 december 2009 nogmaals een brief uitgegaan naar de gemeente Waterland, gezien de huidige ontwikkelingen m.b.t. de aankoop van recreatiegebied Hemmeland door de gemeente Waterland. Wij hebben de gemeente Waterland verzocht opnieuw de mogelijkheid te onderzoeken voor de verplaatsing van de gemeentewerf naar de locatie rechts van de ingang naar het Hemmeland, beter bekend als het terrein van de circustent. De VOM is van mening dat deze locatie een veel betere optie is dan de locatie Nieuwpoortslaan, die immers de ingang is tot Monnickendam. Voordelen van de locatie bij het Hemmeland zijn: _ Er is voldoende ruimte, ca 120 x 35 meter _ Er zijn geen direct omwonenden _ Er is een goede ontsluiting voor bezoekers van de gemeentewerf naar de Waterlandse Zeedijk _ Er zijn goede parkeermogelijkheden voor zowel bezoekers als eigen personeel. 7
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 8
Het bestuur is van mening dat de gemeente tamelijk bot heeft gereageerd op de brieven van de VOM. Het is niet duidelijk waarom de gemeente niet ingaat op de door de VOM aangedragen alternatieven. Pas op 25 november 2008 is de bevolking van Monnickendam op de hoogte gesteld van deze locatie! De gemeente lijkt de locatie aan de Nieuwpoortslaan uit de hoge hoed te hebben getoverd. Vacature lid CSDB Voor de vacature van de functie van M. Verweij in de CSDB heeft zich een zeer geschikte kandidaat aangemeld, namelijk ir. architect Lodewijk Duymaer van Twist (woont in Monnickendam). Het bestuur heeft hem uitgenodigd in een speciale vergadering en unaniem besloten hem voor te dragen aan B&W. Inmiddels is Lodewijk Duymaer van Twist aangesteld als lid van de CSDB. Afgesproken is dat er minstens eenmaal per kwartaal overleg is tussen hem en het bestuur van VOM. Het bestuur van de VOM heeft in een brief op 13 september aan het gemeentebestuur haar conclusies van een evaluatie van de CSDB kenbaar gemaakt. Onze conclusies zijn: Doordat het bestaande bestemmingsplan uit 1976 duidelijk verouderd is, worden veel plannen behandeld die hiermee in strijd zijn. Door het ontbreken van de juiste instrumenten (stedenbouwkundige plannen en een bestemmingsplan) moet de gemeente nu vaak ad hoc reageren op ingediende plannen, met gevaar dat precedenten geschapen worden. Vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan, ontbreekt ook een duidelijke stedenbouwkundige visie voor diverse kwetsbare locaties, zoals de gebieden aan weerskanten van het Zuideinde, waarop een zware ontwikkelingsdruk te constateren valt. Belangrijkste voorwaarde voor een nieuw bestemmingsplan is juist een stedenbouwkundige visie voor de historische binnenstad in zijn geheel en diverse kwetsbare gebieden in het bijzonder. (Het bestemmingsplan is slechts een ‘administratieve vertaling’ van een visie). Naast de inbreng van bv. de Taakgroep Versterking Binnenstad Monnickendam dient ook onze vereniging bij de voorbereiding van plannen betrokken te worden en is het van belang dat een stedenbouwkundig bureau wordt ingeschakeld om het geheel in een vorm te gieten. Daarnaast worden plannen nogal eens intern zo lang voorbehandeld, dat ze pas in een zeer ver gevorderd stadium aan de CSDB voorgelegd worden (bv. plan Klok). Tevens zijn wij als bestuur van VOM van mening dat, vooruitlopend op een nieuw bestemmingsplan, ingediende bouwaanvragen vooraf informeel moeten worden 8
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 9
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2009
besproken met de commissie. Hiermee kan worden bereikt dat in een vroegtijdig stadium de standpunten van de commissie worden verwerkt in het bouwplan waarmee vertraging en irritatie kan worden voorkomen. Tevens stellen wij het op prijs om vroegtijdig betrokken te worden bij de ontwikkeling van het nieuwe bestemmingsplan. Tot op heden is nog geen reactie ontvangen van gemeentewege. Verkeers Circulatie Plan (VCP) / Versterking binnenstad Monnickendam In het overleg met wethouder Wortel op 21 oktober 2008 werd gezegd dat in december 2008 een discussiebijeenkomst met de belangengroepen zou plaatsvinden. De VOM zou hier ook voor worden uitgenodigd. Op 22 april 2009 is er een inspraakavond met betrekking tot de binnenstad georganiseerd. Enkele bestuursleden waren aanwezig bij de informatieavonden (‘brainstormavonden’) over de kadernota versterking binnenstad Monnickendam, waarvan het VCP een belangrijk onderdeel is. Tijdens deze avonden leek er veel instemming te zijn voor de plannen verwoord in het VCP van de VOM. Er was ook een kleine meerderheid voor de Schapenwei als mogelijke parkeerplaats om de binnenstad te ontlasten. Een werkgroep versterking binnenstad (TVM) zal worden ingesteld waarin alle belanghebbenden zullen participeren , waaronder één van onze bestuurleden. De werkgroep heeft tot taak plannen en prioriteiten te ontwikkelen op grond van de gestelde kaders uit de ‘kadernota versterking binnenstad’. Hierbij gaat men ervan uit dat de uitvoering van de kadernota versterking binnenstad over meerdere jaren wordt verwezenlijkt en afhankelijk is van de verdere ontwikkelingen in de binnenstad. Met andere woorden, de visie kan gedurende de tijd aangepast worden afhankelijk van de situatie in een stappenplan. De eerste vergadering van de TVM heeft plaatsgevonden op 9 juni 2009. De gemeente heeft een plan gemaakt om het sluipverkeer tegen te gaan. Op 25 juni 2009 heeft de behandeling kaderstellende beleidsnotitie ‘parkeren en sluipverkeer binnenstad’ plaatsgevonden. Het onderwerp beperkte zich hoofdzakelijk tot de afsluiting in de ochtenduren van Monnickendam voor het sluipverkeer. Het ging met name over hoe die afsluiting gerealiseerd kan worden en wanneer de maatregel van kracht zou kunnen worden. Veel partijen vonden het voorstel van wethouder Wortel inzake het parkeren te rigoureus. Binnen de TVM is er verbaasd gereageerd op de plannen van B&W om de parkeerproblematiek met een simpele blauwe zone op te lossen. Er is geen enkel voorbeeld in Nederland waar dit heeft gewerkt. Er zouden volgens B&W twee ontheffingen per huishouden mogelijk moeten zijn. Ook dit wekte verbazing binnen de 9
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 10
TVM. De parkeerdruk blijft hierdoor enorm hoog! Voor de aanleg van een parkeergelegenheid op de Schapenwei lijkt in de gemeenteraad nog geen meerderheid te vinden te zijn. Met de parkeerplaats aan de Nieuwpoortslaan lijkt de gemeente geen haast te maken. Er worden wel weer tellingen gedaan. Vastgesteld wordt dat de teneur van de nota positief te noemen is. Er blijkt namelijk uit dat de gemeente écht iets wil doen aan de parkeerproblematiek en het sluipverkeer. Minder positief is dat er geen termijnen worden genoemd waarbinnen welke actiepunten gerealiseerd moeten worden en ook niet de volgorde waarin. Over het heikele punt van de Schapenwei is door wethouder Wortel in de nota geen beslissing genomen. Er is ook gesproken over het TIP (toeristen informatiepunt). Eén van de opties is het pand Zuideinde 2 welke onlangs door de AWM is aangekocht. Een betere en minder dure optie is om het TIP onder te brengen in ons nieuwe museum. In november werd een consultatieavond over de toekomst van ‘Oud Monnickendam’ door de gemeente georganiseerd waarbij de onderwerpen ‘Blauwe parkeerzone’en ‘Het toeristen informatiepunt’ worden behandeld. Het is nog onduidelijk wat de rol van de werkgroep TVM hierin is of is geweest. Deze werkgroep is niet geconsulteerd en het lijkt erop dat de werkgroep buitenspel wordt gezet. Het bestuur zal verdere actie ondernemen om duidelijkheid te verkrijgen over de precieze rol van de TVM. Collectie Hoek Dhr. Hoek heeft 50 jaar lang zaken verzameld die met Monnickendam te maken hebben. Het bestuur in samenwerking met het bestuur van het museum heeft te kennen gegeven belangstelling te hebben voor deze collectie. Monnickendamse uitdrukkingen en gezegden verzamelen Het bestuur heeft het besloten de Monnickendamse uitdrukkingen en gezegden te verzamelen en te registreren voor ons nageslacht. Een werkgroep zal adviseren op welke manier dit structureel moet worden aangepakt. Ook wordt in dit project het Waterlandse dialect opgenomen. Stadsmuurproject van de Stichting Troet De Stichting Troet heeft het oude plan van VOM opgepakt om het rondeel aan de vesting weer zichtbaar te maken. De VOM wil graag meewerken, want dat zoiets 10
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 11
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2009
wordt gerealiseerd is belangrijker dan wie het realiseert. VOM heeft melding van dit project gemaakt in haar mailing van begin mei aan de leden. Op de site is een link gemaakt naar de website van de Stg.Troet. Ook zal de VOM bij een eventuele stand op een lokale markt, deze delen met de Stg.Troet. Neon-dichtregel Swaensborgh Het VOM bestuur is tegen het plaatsen van een dichtregel van dichter Bert Schierbeek in neonlicht bovenop verzorgingscentrum Swaensborgh. Het idee is afkomstig van ds. R. Hoogenkamp en is reeds door de Welstandscommissie van de provincie NH getoetst en goedgekeurd. Aangezien het hier om ‘kunst’ gaat, zouden er andere criteria worden aangelegd. De VOM heeft dus weinig rechtsgrond om hier iets aan te doen. Een brief is verstuurd aan B&W (cc. gemeenteraad) waarin wordt vermeld dat het hier o.i. gaat om een vorm van horizonvervuiling vanaf de Vesting en bovendien de automobilisten zal afleiden waardoor er gevaarlijke verkeerssituaties zouden kunnen ontstaan. Inmiddels is de bouwvergunning verleend. Vuilcontainers De VOM heeft de Gemeente Waterland een brief geschreven inzake het onderwerp ondergrondse vuilcontainers. De VOM is niet tegen de plaatsing van ondergrondse vuilcontainers maar stelt wel voorwaarden daaraan. De plaatsing van de containers mag het beeld van de binnenstad niet overmatig verstoren en ze moeten deugdelijk en in overleg worden aangelegd. Onze grootste zorg is echter het gewicht van de vuilcontainerwagens in de binnenstad en de snelheid waarmee in de praktijk de vuilnisauto’s door de oude binnenstad rijden. Het bestuur is van mening dat het gewicht van deze wagens (26 ton) mogelijk schade kan toebrengen aan kwetsbare oude panden. Het lijkt erop dat de gemeente niet ontvankelijk is voor onze bezwaren. Verdere informatie is te zien op onze website. Ledenwerfactie Het doel is 250 nieuwe leden erbij. In de mailing is de nieuwe folder meegestuurd met het verzoek om een nieuw lid te werven. Ook cadeaulidmaatschappen zijn mogelijk. De folder zal voortaan door de stadsgidsen worden meegenomen bij hun rondleidingen, wellicht ook actief afgegeven worden aan bezoekers van het museum. Via de informatiemap van de Gemeente die elke nieuwe inwoner krijgt, wordt de folder ook verspreid. De VOM heeft momenteel 1143 leden. Naar aanleiding van de eerste actie hebben 11
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 12
zich 12 leden aangemeld maar er hebben 8 leden opgezegd. De actie heeft dus per saldo nog niet veel opgeleverd. Nieuwe wervingsacties zullen worden ontwikkeld vooral ook naar de nieuwe wijken. Tot nu toe heeft de wervingsactie tijdens de boekenmarkt en de kerstmarkt het meeste succes gehad. Periodiek overleg met bestuur stadsgidsen De banden tussen de VOM en de werkgroep Stadsgidsen zijn aangehaald. Het bestuur van de VOM hecht er aan dat met de stadsgidsen, als onderdeel van de VOM, regelmatig afstemming plaatsvindt over activiteiten en plannen. Reünie voor Oud Monnickendammers en de onthulling van gevelsteen Pieter Florisz Een aantal enthousiastelingen houdt zich al enige tijd bezig met de voorbereidingen van de feestweek (thema ‘Monnickendam door de eeuwen heen’) die van 25 juni tot 2 juli 2010 zal gaan plaatsvinden. Er is besloten om tijdens deze feestweek een gevelsteen te onthullen. De gevelsteen wordt gemaakt door Herman van Elteren en zal worden geplaatst in het pand Zuideinde 1 waar ook de zeeheld heeft gewoond. De kosten voor de productie van de gevelsteen bedragen H 2500,- . Klaas Roos heeft de ruwe steen belangeloos geschonken. Ook de plaatsing wordt belangeloos door Klaas Roos gedaan. Al met al komt de begroting van het gevelsteenproject op ongeveer H 3000,- uit. De Stadsgidsen hebben besloten hieraan H 1.000 bij te dragen. De VOM heeft besloten om volgend jaar tijdens de feestweek een reünie te organiseren vanwege het 60-jarig jubileum. Hiervoor is een bedrag van H 5000,- begroot. Een commissie is samengesteld om de organisatie op zich te nemen. Evenementenlijst Activiteiten van de VOM zullen worden doorgegeven aan Linda Demmers-van Es, Beleidsmedewerker Toerisme, Recreatie en Economische Zaken om die op de ‘Evenementenkaart’ te plaatsen. Bijeenkomst historische verenigingen te Edam 24 november 2009 Op initiatief van onze zustervereniging uit Edam zijn de verenigingen binnen de regio Waterland bij elkaar gekomen met het doel elkaar op de hoogte te stellen over activiteiten, kennis te nemen van problemen die wellicht ook bij andere historische verenigingen zich voordoen en om informatie uit te wisselen. Deze eerste 12
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 13
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2009
bijeenkomst was oriënterend en werd door alle aanwezigen als zeer positief ervaren. De bedoeling is dat tenminste één maal per jaar een bijeenkomst wordt georganiseerd. Planning jaarboek 2009 Om de productie van het jaarboek vlekkeloos te laten verlopen, is er een draaiboek opgesteld met daarin de ‘spelregels’ voor de schrijvers, designers, drukker, correctoren etc. van het jaarboek. Dit jaar zal het draaiboek haar waarde moeten tonen. Aanpassingen website De secretaris Vincent Keesmaat heeft een opzet gemaakt voor een ‘forum’ waar openbare stukken van VOM kunnen worden gepubliceerd en waar men via internet zijn mening kan geven. Het bestuur is zich bewust van het belang van transparantie en informatiebehoefte naar de leden toe. Tevens wil het bestuur door dit medium bereiken dat zij informatie krijgt over de meningen die leven onder de leden inzake onderwerpen die van belang zijn voor de VOM. Inmiddels zijn ook veel artikelen van de jaarboeken op de website geplaatst en is er een knop met ‘filmpjes’ toegevoegd, met bijvoorbeeld bewegende beelden van de oude stoomtram. De website wordt veel bezocht. Momenteel bezoeken om en nabij 350 bezoekers per maand onze website. Er zijn relatief veel buitenlandse bezoekers. De teller van het totaal aantal bezoekers, geteld vanaf februari 2007, staat momenteel op plusminus 9000. Nieuwe folder Er is een nieuwe folder ontwikkeld die zal worden gebruikt bij de actie ‘ledenwerving’. Deze folder is ontwikkeld door Bert van der Rijd en GRAVO heeft de folders belangeloos gedrukt, waarvoor onze hartelijke dank. Jan Konijn, voorzitter Monnickendam, februari 2010
13
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 14
Verslag van de penningmeester over het jaar 2009
Rekening van baten en lasten over 2009 2008 H Baten Contributies Opbrengst Stadsgidsen (netto) Overschot ledenactiviteiten Giften Interest Winst op verkopen Diversen (claim busmaatschappij) Totaal baten
begroting 2009 H
2009 H
12.492,58 – 294,10 100,00 2.697,42 1.333,83 – 16.917,93
14.500,00 – 0,00 0,00 2.500,00 1.000,00 – 18.000,00
15.018,50 3.008,23 579,66 109,08 2.393,78 2.544,43 1.715,50 25.369,18
Lasten Bankkosten – Porti en kopieën 4.988,12 Drukkosten jaarboek 6.144,82 Assurantie 490,06 Donatie Stg Museum de Speeltoren 3.177,00 Toevoeging Fonds Stadsgidsen – Lidmaatschappen andere ver. en KvK – Ontwikkelkosten Website 310,94 Representatie, lief en leed 0,00 Totaal lasten 15.110,94
– 5.500,00 5.500,00 750,00 3.177,00 – – 300,00 500,00 15.727,00
524,42 2.533,97 4.254,67 751,69 3.177,00 3.008,23 113,12 44,27 240,90 14.648,27
De baten bedroegen De lasten bedroegen Voordelig saldo
18.000,00 15.727,00 2.273,00
25.369,18 14.648,27 10.720,91
14
16.917,93 15.110,94 1.806,99
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 15
verslag van de penningmeester over het jaar 2009
Balans per 31 december 2009
Voorraden Vorderingen Banksaldo Stadsgidsen Kas en Bank
Vermogen Resultaat 2008/2009 Fonds aankopen ‘Museum de Speeltoren’ Fonds nieuwbouw ‘Museum de Speeltoren’ Fonds Stadsgidsen Fonds Jubileum 2010 Schulden
31-12-2008 H 1,00 270,42 13.878,44 106.326,99 120.476,85
31-13-2009 H 1,00 2.212,06 16.886,67 110.340,46 129.440,19
69.162,31 1.806,99 20.037,85 11.015,26 13.878,44 – 4.576,00 120.476,85
70.969,30 10.720,91 20.737,30 1.465,52 16.886,67 5.680,09 2.980,40 129.440,19
1.985,92 – 1.715,50 270,42
2.012,06 200,00 0,00 2.212,06
78,97 2.573,12 2.145,95 101.528,95 106.326,99
56,22 591,49 8.096,71 101.596,04 110.340,46
69.162,31 1.806,99 70.969,30
70.969,30 10.720,91 81.690,21 ›
_____ Toelichting op de balans per 31 december 2009 Vorderingen: Interest Vooruitbetaalde assurantie premie Claim busmaatschappij i.v.m. excursie
Kas en bank: Kas Postbank Rabobank Rabobank rendementrekening
Vermogen Per 31 december 2008/2009 bedroeg het vermogen Bijgeboekt het voordelig/nadelig saldo Het vermogen per 31 december 2008/2009
15
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 16
›
31-12-2008 H
31-13-2009 H
Fonds aankopen ‘Museum de Speeltoren’ Per 1 januari 2008/2009 bedroeg dit fonds Aanschaffingen Bijgeboekt aan rente Per 31 december 2008/2009 bedroeg dit fonds
22.387,31 - 1.650,00 699,46 20.037,85
20.037,85 – 699,45 20.737,30
Fonds ‘Gouwzeewerf’ cq. bouw museum Per 31 december 2007/2008 bedroeg dit fonds Museum t.b.v. carillon zichtbaar maken Kosten gemaakt voor het oprichten museum Bijgeboekt aan giften e.d. Bijgeboekt aan rente Per 31 december 2008/2009 bedroeg dit fonds
10.602,37 – – – 412,89 11.015,26
11.015,26 - 10.000,00 - 549,74 1.000,00 – 1.465,52
181,50 807,50 380,00 3.177,00 30,00 4.576,00
34,00 22,00 0,00 2.924,40 0,00 2.980,40
Schulden Ontvangen in 2008/2009 aan contributie 2009/2010 Excursies, incl. vooruitontvangen bijdragen Algemene onkosten Stichting ‘Museum de Speeltoren’ Stichting Vrienden van de Grote en Lutherse Kerk
_____ Begroting 2010 Rekening van baten en lasten 2009 H Baten Contributies Netto opbrengst Stadsgidsen Bijdrage Stadsgidsen aan gevelsteen Interest Winst op verkopen Totaal baten
16
2010 H
14.500,00 – – 2.500,00 1.000,00 18.000,00
14.000,00 3.000,00 1.000,00 500,00 1.000,00 19.500,00
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 17
verslag van de penningmeester over het jaar 2009
2009 H
2010 H
Lasten Algemene kosten, zoals drukwerk, porti, kosten ledenvergadering, lezingen enz. Drukwerk jaarboek Reünie 60 jaar Vereniging Oud Monnickendam Gevelsteen Pieter Florisz. incl. onthulling Verzekering premies Kosten website Toevoeging aan fonds Stadsgidsen Ledenactiviteiten Kosten Verkeerscirculatie en parkeren Bijdrage in exploitatie ‘Museum de Speeltoren’ Totaal lasten
5.500,00 5.500,00 – – 750,00 300,00 – – 500,00 3.177,00 15.727,00
4.500,00 5.500,00 1.000,00 4.000,00 750,00 100,00 3.000,00 750,00 – 3.177,00 22.777,00
De baten worden begroot op De lasten worden begroot op Begroot nadelig/voordelig saldo
18.000,00 15.727,00 2.273,00
19.500,00 22.777,00 -3.277,00
Toelichting algemeen _ De winst op verkopen is o.a. verhoogd doordat de boeken nu ook weer in de Grote Kerk worden verkocht.De bankkosten zijn hoog o.a. omdat er nieuwe acceptgirokaarten zijn besteld.Porti, kopieën e.d. zijn verlaagd door efficiënter werken en door oude voorraden op te maken. _ Het fonds Gouwzeewerf is opgegaan in het fonds nieuwbouw Museum de Speeltoren. Het fonds Gouwzeewerf zal worden aangewend voor het zichtbaar maken van het carillon. De vereniging heeft het museum een renteloze lening toegezegd van H 59.000 max. voor de bouw.Uit het fonds aankopen museum zal een kunstwerk van Vanni Vos worden aangeschaft. _ Het fonds Jubileum 2010 is gevormd voor de sponsors/kosten van de jubileumweek 2010. Het is de bedoeling dat de jubileumfeestweek budgettair neutraal (excl. kosten VOM) draait. _ In de begroting is een lagere renteopbrengst opgenomen i.v.m. de lagere rentepercentages én het feit dat het vermogen sterk vermindert door de lening aan het museum. _ Ledenactiviteiten dienen uit de exploitatie betaald te worden, derhalve is er een post begroot. Het negatieve saldo zal ten laste komen van het vermogen van de vereniging. 17
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 18
Verslag algemene ledenvergadering 9 juni 2009 Aanwezig : 5 bestuursleden en 43 leden; Afwezig met bericht : dhr. Ed Willms, dhr. Ton Meijer, dhr. K. Roos, mw. J. Wolf, dhr. P. Stegeman en dhr. J. Mengers
1. Opening Voorzitter Jan Konijn opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Een bijzonder woord van welkom gaat uit naar de nieuwe leden die vanavond aanwezig zijn. 2. Verslag algemene ledenvergadering d.d. 19 juni 2008 Punt 11 : ‘Stand van zaken nieuwbouw Museum’ _ N.a.v. een vraag van Siem Koerse antwoordt dhr. Frans Fontaine dat het door de gemeente Waterland toegezegde bedrag inderdaad in één keer zal worden overgemaakt. Punt 13: ‘Straatnaam voor Pieter Florisz.’ _ Jan Meijer vraagt of er op dit punt ontwikkelingen te melden zijn. Jan Konijn antwoordt dat de gemeentelijke afdeling die gaat over de straatnaamgeving heeft aangegeven dat bij de realisering van de nieuwbouw op het Galgeriet het verzoek serieus zal worden opgepakt maar dat het nu dus nog niet aan de orde is. Het verslag wordt goedgekeurd. 3. Mededelingen van het bestuur Jan Konijn wil zich verontschuldigen voor een aantal zaken die dit jaar niet vlekkeloos zijn verlopen : _ In de aankondiging van de ledenvergadering stond een verkeerde datum vermeld. Dit is met een sticker hersteld. _ Het financiële verslag van de VOM is niet geheel juist in het jaarboek afgedrukt. _ Het jaarverslag van Stichting Museum de Speeltoren is per abuis niet in het jaarboek opgenomen. _ De najaarsexcursie is door een fout bij de busmaatschappij in het honderd gelopen. 18
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 19
verslag algemene ledenvergadering 9 juni 2009
Het jaarverslag van Stichting Museum de Speeltoren zal in de volgende mailing worden opgenomen en de kosten van de mislukte excursie zullen op de busmaatschappij worden verhaald. Verder heeft Jan Konijn nog een aantal mededelingen: Het bestuur wil een aantal typisch Monnickendamse zegswijzen of uitdrukkingen verzamelen en op de website plaatsen. Indien er leden zijn die dergelijke uitdrukkingen kennen, wordt hen verzocht deze aan de secretaris te mailen. De opvolger van dhr. M.Verweij in de CSDB is dhr. L.F. Duymaer van Twist. Sinds juni 2009 is de VOM vertegenwoordigd in de Taakgroep Versterking Monnickendam (TVM). Er zijn brieven verstuurd door de VOM aan de gemeente, betreffende de voorgenomen plaatsing van de gemeentewerf aan de Nieuwpoortslaan en betreffende de plaatsing van een neonlicht-dichtregel op Swaensborch. De Stichting ‘Troet voor Monnickendam’ heeft zich ten doelgesteld een deel van de oude stadsmuur ‘het rondeel’ bloot te leggen en in het stadsbeeld terug te brengen. De VOM ondersteunt deze actie. 4. Jaarverslag van de VOM over de activiteiten in 2008 Jan Konijn leest het verslag in z’n geheel voor. Er zijn geen opmerkingen. 5. Financieel verslag van de penningmeester over kalenderjaar 2008 en goedkeuring van de begroting Bertien van der Kolk meldt dat de overdracht van de financiële administratie door Jaap Balvers uitstekend is verlopen. Bertien van der Kolk licht het verslag in vogelvlucht toe: Rekening van baten en lasten Er is dit jaar een klein voordelig saldo. Dit komt doordat de kosten van de productie van het jaarboek dit jaar lager lagen. Verder waren er dit jaar geen kosten van de VCP-werkgroep.
19
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 20
Balans Er is een bedrag van H 90.000,- weggezet op een goed renderende spaarrekening. H 70.000,- van dit bedrag is, in de vorm van een renteloze lening, geoormerkt voor het nieuwbouwproject van het museum. In het verslag is ook het vermogen van de afdeling Stadsgidsen opgenomen. Dit is weliswaar een zelfstandig opererende afdeling maar wel een volle ‘dochter’ van de VOM. Er ligt een claim van H 1700,- bij busmaatschappij Oostenrijk. Het bestuur gaat er vanuit dat dit bedrag in zijn geheel wordt terugbetaald. Begroting 2009 Hier valt te constateren dat de contributie is verhoogd. Ook de interest is hoger ingeschat. Vanwege de inflatie stijgen de algemene kosten. Voor de vrijwilligers van het museum is een ongevallen- en WA-verzekering afgesloten. Er wordt in 2009 een hoger voordelig saldo verwacht. 6. Verslag van de commissie van onderzoek van de rekening en verantwoording (kascommissie) Dhr. P. Stegeman en dhr. J. Mengers hebben samen met mw. B. van der Kolk de boeken gecontroleerd en goed bevonden. Bertien van der Kolk leest het verslag van de kascommissie voor. Er worden een aantal suggesties gedaan: Extra kosten kunnen als aparte post worden opgenomen. Het vermogen kan verspreid worden over meerdere banken. De post algemene kosten moet nader gespecificeerd worden. Er zijn een aantal reacties van de leden: Vraag: Frans Fontaine stelt voor een deel van het vermogen bij de ideële ASN-bank te stallen. Antwoord: Bertien van der Kolk zal dit in overweging nemen. Vraag: Dick Oosterveld vraagt waarom de H 70.000,- renteloze lening niet in de balans is opgenomen. Antwoord: Bertien van der Kolk antwoordt dat dit pas in 2009 is besloten. De H 20.000,- voor het doen van aankopen blijft beschikbaar. Vraag uit de zaal: Weet het bestuur dat ook de gemeente Waterland een verzekering heeft afgesloten voor alle vrijwilligers? 20
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 21
verslag algemene ledenvergadering 9 juni 2009
Antwoord: Bertien van der Kolk geeft aan dat het bestuur hiervan op de hoogte is. Vraag: Dick Oosterveld merkt op dat de omvang het jaarboek dit jaar minder groot is dan vorig jaar. Antwoord: Vincent Keesmaat geeft aan dat dit komt omdat een aanvankelijk toegezegd artikel van Hollandia Archeologie op het laatste moment weer werd ingetrokken. Dit artikel zal in het volgende jaarboek worden opgenomen. 7. Benoeming nieuwe kascommissie De kascommissie zal voor komend jaar bestaan uit dhr. J. Mengers en dhr. J. Meijer. Dhr. P. Stegeman treedt af aangezien hij deze taak twee jaar achtereen heeft uitgevoerd. Als reservelid wordt dhr. C. Karmelk benoemd. 8. Verkiezing/samenstelling bestuur Aftredend zijn de heren Vincent Keesmaat en Koert Kraak en mevrouw Lise Schokking. Allen stellen zich voor een nieuwe termijn herkiesbaar. De leden gaan akkoord met de herbenoeming van deze bestuursleden. 9. Stand van zaken nieuwbouw museum Frans Fontaine, voorzitter van de stichting ‘nieuwbouw museum’ meldt dat er sinds de vorige ledenvergadering veel is gebeurd: In augustus is er een beleidsplan gepresenteerd. Deze is downloadbaar vanaf de website. Tevens is er een ‘commissie van aanbeveling’ geformeerd met veel ‘grote’ namen. Tevens is er volop gewerkt aan de fondsenwerving en zijn er tal van subsidiënten, sponsoren en overheden benaderd. Door de gemeente Waterland is er een bedrag van H 600.000,- toegezegd plus H 25.000,- voorbereidingskosten. In totaal is er 1,3 miljoen euro nodig om het project te laten slagen. Vanwege de economische crisis loopt de fondsenwerving niet helemaal zoals verwacht. Zo hebben het VSB-fonds en de Bankgiroloterij afgehaakt. Wel zijn er toezeggingen van o.a. het Prins Bernhardfonds, de ANWB, het Cultuur- en Bouwfonds, de Woningbouwvereniging, het Hoogheemraadschap. Ook staan er nog een aantal fondsen ‘in de wacht’. Alles bij elkaar gaat het niet slecht. De grootste subsidiënt kan de Provincie Noord- Holland worden. De door hen gepresenteerde cultuurnota zit volgens Frans Fontaine dicht aan tegen het beleidsplan van de Speeltoren. Eind 2009 komt hier meer duidelijkheid over. Er is een bedrag van H 300.000,- aangevraagd. Een eis van de Provincie was wel dat de Speeltoren een officieel geregistreerd museum moet zijn en daarom aan een aantal (formele) kwaliteitseisen 21
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 22
moet voldoen. Dit is inmiddels gebeurd. Zo is de bruikleenovereenkomst met de VOM herzien en voor langere tijd vastgelegd. Een laatste grote stap is volgens Frans Fontaine het voeren van een campagne binnen de eigen gemeenschap. Er zou bijvoorbeeld een ‘club van 500’ opgericht kunnen worden en ook zouden de plaatselijke bedrijven om sponsoring gevraagd kunnen worden. Frans spreekt de hoop uit dat de financiën zo spoedig mogelijk geregeld zullen zijn, zodat er volgend jaar meer aandacht kan zijn voor de inhoudelijke aspecten. Vragen van leden: Wim van Zanen: Werkt de verslechterde economische situatie binnen de bouwbedrijven niet in ons voordeel? Frans Fontaine: Er zal op z’n vroegst pas over twee jaar worden begonnen met de bouw en dan zal de situatie weer anders zijn. Jan Meijer: Wanneer kan er gestart worden met de bouw? Frans Fontaine: Hopelijk al in 2010 maar waarschijnlijk in 2011. Er zal wel eerst verplicht archeologisch bodemonderzoek gedaan worden. Daar worden nu al voorbereidingen voor getroffen. Dick Oosterveld: Zijn de problemen met de buren al opgelost? Frans: Niet helemaal. Eén buur is van mening dat het gemeentebestuur hem niet correct behandelt. De kans is aanwezig dat de hele procedure hierdoor vertraging oploopt. Frans Fontaine hoopt er in een persoonlijk gesprek met hem uit te komen. Paul Stoffels adviseert het proces hierdoor niet teveel te laten vertragen en om gewoon te beginnen. 10. Stand van zaken verkeerscirculatieplan Jan Konijn licht één en ander toe: Als vervolg op het gesprek van de VCP-werkgroep met wethouder B. Buis in februari 2008 heeft er op 21 oktober 2008 een gesprek plaatsgevonden met haar opvolger dhr. Jaap Wortel. De wethouder gaf tijdens dit gesprek aan dat hij, direct toen hij op 26 juni jl. aantrad, kennis heeft genomen van het VCP van de VOM en dat hij de door wethouder Buis ingezette beleidsrichting daadkrachtig wilde voortzetten. Hij vertelde dat er op 30 oktober 2008 een stuk in de Raad zou komen dat voorzag in een stappenplan richting realisatie van de verkeersproblematiek. Het kaderstuk ‘parkeren’ was reeds door B&W vastgesteld. Het stappenplan kwam neer op gesprekken met de diverse belangengroepen en het laten doen van verkeersbewegingen- en parkeerdrukonderzoek. Het liefst zou de wethouder in juni 2009 dit traject heb22
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 23
verslag algemene ledenvergadering 9 juni 2009
ben afgerond, zodat er spoedig daarna gestart zou kunnen worden met een aantal concrete acties om de verkeersproblematiek aan te pakken. Maar het discussietraject zou ook langer kunnen uitvallen. Hem was inmiddels duidelijk dat de urgentie van de problematiek erg hoog is. De wethouder gaf aan dat er compromissen gevonden zouden moeten worden gevonden, want niet alle belangengroepen hebben dezelfde ideeën over de problematiek en de mogelijke oplossingen hiervoor. Wat betreft het sluipverkeer (een probleem dat ook in Uitdam speelt), dacht de wethouder serieus na over de ‘camera-oplossing’. Dit probleem zou in ieder geval als eerste aangepakt moeten worden. Op 20 maart 2009 werd in de gemeenteraad de kadernota Versterking Binnenstad Monnickendam besproken. Hierin waren ook mogelijke oplossingen voor de verkeers- en parkeerproblematiek in de oude stad opgenomen. Jan Konijn heeft tijdens deze gemeenteraadsvergadering ingesproken. Hierbij verdedigde hij nogmaals de standpunten zoals verwoord in het VCP (met name betreffende het creëren van parkeergelegenheid op de Schapenwei) en sprak hij zijn verbazing uit over het feit dat er nog geen vertegenwoordiger van de VOM was opgenomen in de Taakgroep Versterking Monnickendam. Vanaf juni 2009 zijn de bestuursleden Ed Willms en dhr. Ton Meijer vertegenwoordigd in de TVM en worden verdere ontwikkelingen en acties van de gemeente rondom de verkeers- en parkeerproblematiek in de oude stad afgewacht. 11. Het werven van nieuwe leden Bertien van der Kolk meldt dat de VOM te maken heeft met een teruglopend ledenaantal. Vandaar dat het volgens haar tijd is voor een ledenwerfactie. Bij de uitnodiging voor deze vergadering was een wervende tekst en de nieuwe folder gevoegd, die door belangeloze medewerking van Gravo Offset tot stand is gekomen. Bertien van der Kolk vraagt de leden om hun medewerking bij het vinden van nieuwe leden. Jan Meijer stelt voor deze folder huis aan huis te verspreiden en Paul Stoffels doet de suggestie om de folders persoonlijk langs te brengen en uitleg te geven over wat de vereniging allemaal doet. 12. Rondvraag Vraag Louis Ponsioen: Is het onderwerp van de plaatsing van de neon-dichtregel, waar het VOM-bestuur tegen is, niet gewichtig genoeg om de leden over te raadplegen ? Antwoord Jan Konijn: Het bestuur heeft hier zelf zijn verantwoordelijkheid genomen. 23
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 24
Frans Fontaine stelt voor dat het bestuur voor een ledenvergadering een lijst opstelt met belangrijke onderwerpen waarover gestemd moet worden en deze in de uitnodigingsbrief opneemt. Siem Koerse benadrukt nogmaals dat hij het in het geheel niet eens is met de opstelling van het bestuur betreffende de mogelijke realisering van parkeergelegenheid op de Schapenwei. Paul Stoffels zou graag zien dat het jaarboek volgens een vast format ingedeeld werd en dat naast de jaarverslagen van de VOM en alle substichtingen ook de namen van de redactieleden zouden worden opgenomen. Dick Oosterveld dringt er op aan dat er bij de volgende vergadering gebruik wordt gemaakt van een microfoon en geluidsinstallatie. Mw. A. Stam hoopt dat bij de volgende excursie niet weer wordt samengewerkt met busmaatschappij Oostenrijk. Verder is ze van mening dat de VOM bij de RABO-bank moet blijven. – pauze – Na de pauze wordt er een film vertoond van de feestelijkheden in 1973 rondom de herdenking van de Slag op de Zuiderzee. De film komt uit het privébezit van Harry Miedema. Peter van Maanenberg heeft er muziek onder gezet. Vincent Keesmaat juli 2009
24
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 25
Jaarverslag stadsgidsen 2009 Greetje de Haan- Rundervoort, december 2009
2009 Was een goed jaar voor de stadsgidsen. We begonnen het jaar traditiegetrouw met een drietal bijscholingsavonden in januari, februari en maart. Ineke Plat bezorgde ons een interessante avond in Het Beroemde Huis in Broek in Waterland, Marian Copray hield een presentatie over bouwstijlen door de eeuwen heen in Nederland en over wat we daar in Monnickendam van kunnen vinden en Jan Meijer en Rini de Weijze maakten een vragenlijst voor ons over de visserij en de tram in Monnickendam. Daarna vertoonden ze een DVD over de tram. We zijn van plan begin 2010 weer drie avonden te organiseren. Vanaf december 2009 maakt Rini de Weijze naast Joop Klaver en Greetje de Haan deel uit van het bestuur van de stadsgidsen. Hij houdt zich o.a. met publiciteit bezig. Onze plannen voor een meer uitgebreide publiciteit hebben vorm gekregen. 25
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 26
Siem Koerse ontwierp in overleg met het stadsgidsenbestuur een nieuwe folder en zette hem met technische ondersteuning van Elsa Wever in elkaar. Bert van de Ryd van Ditemsgroup bleek bereid de folder bij wijze van sponsoring te drukken. Dat resulteerde in een mooie, duidelijke folder waar we erg blij mee zijn en die op grote schaal verspreid is op toeristenlocaties in Monnickendam en alle omringende gemeenten. De gratis vrijdagavondwandeling stond dit jaar wekelijks in de Evenementenkalender. We hebben elke week een kleine advertentie in Prettig Weekend gehad. In dit blad stond in het voorjaar een uitgebreid interview. Verder hebben we diverse keren een stukje geplaatst in de huis-aan-huisbladen. We kregen veel aanmeldingen binnen via de website www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen en via ons emailadres rondleidingenAoudmonnickendam.nl. Het bestuur van de stadsgidsen vergaderde in 2009 een aantal malen met het bestuur van de VOM, hetgeen voor beide partijen tot een nuttige uitwisseling van informatie leidde. Daar gaan we in 2010 mee door. Verder hebben we positief gereageerd op de vraag om in juni 2010 mee te werken aan de dan te houden feestweek. In het voorjaar hebben we ons aangesloten bij het landelijk Gilde, afdeling Stadswandelingen. We staan op de Gilde-site vermeld. Rini en Greetje hebben, naast Rotterdam en Nijmegen, op de landelijke stadsgidsendag van het Gilde, een praatje gehouden over de Stadsgidsen in Monnickendam. Het was interessant en nuttig om te horen hoe in andere steden vorm gegeven wordt aan het stadsgidsenwerk. 2009 was voor ons een druk jaar. Vooral in de maanden juni, september en oktober hadden we veel aanvragen. In totaal hebben we dit jaar 85 rondleidingen gegeven en 1212 bezoekers ontvangen, waarvan 140 op de vrijdagavond. Daarnaast leidden we een aantal groepen schoolkinderen van de Fuut rond en daar gaan we in 2010 mee door. Er waren weer veel uitstapjes van bedrijven die een stadswandeling combineren met een boottochtje, van Waterlandrecreatie, familie-uitstapjes en vriendenclubjes, een grote groep buitenlandse studenten van de Universiteit van Utrecht, een groep blinden en slechtzienden, de Joods-liberale vrouwengemeenschap, de gemeenteraad, de winkeliersvereniging, een scholenproject met de Fuut dat in 2010 doorloopt, een delegatie van de Gemeente Zaandam enz.enz. De vrijdagavonden werden heel goed bezocht met als record vrijdagavond 8 augustus waarop Anne Lagrand 40 bezoekers rondleidde. 17 oktober maakten we ons jaarlijkse gidsenuitstapje op een mooie zonnige dag naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. 26
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 27
jaarverslag stadsgidsen 2009
We financierden als Stadsgidsen de geplastificeerde kaarten die Harry maakte voor de Grote Kerk en de spiegeltafel die na de restauratie geplaatst is. Nu de restauratie vordert, kunnen we verder gaan met ons klokkenproject. We zijn erg blij dat we in 2010 de Grote Kerk weer op kunnen nemen in ons programma. _____ FinanciĂŤle verslag Joop Klaver, Penningmeester stadsgidsen Monnickendam, 7 December 2009 Eindsaldo 2008
H 13.878,44
Rente Rondleidingen Giften
H 304,08 H 3.448,34 H 346,65
Subtotaal Onkosten Netto saldo
H 17.977,51 H 1.090,84 H 16.886,67
Deposito wordt eind december 2009 uitbetaald tegen 5%. Deposito Betaalrekening Rendementrekening In Kas Netto totaal
H 10.000,00 H 4.377,21 H 2.167,65 H 341,81 H 16.886,67
_____ Jaarvergadering Stadsgidsen op 8 december 2009 in het Weeshuis te Monnickendam Afwezig zijn met afbericht : Harry Voogel en Ed Willms. 1 _ Opening. De opening wordt verricht door de voorzitter Greetje de HaanRundervoort. Ze heet allen van harte welkom en is blij dat er zo’n goede opkomst is. 2 _ Jaarverslag. Harry Voogel had gemeld dat het aantal personen op de vrijdagavond niet 51 maar 140 moet zijn. Verder waren er geen bijzonderheden 3 _ Financieel verslag. De penningmeester de heer Joop Klaver deelt het verslag uit. 27
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 28
Er is een saldotoename van H 3.008,23 en de volgende extra uitgaven zijn er gedaan: Een spiegelwagen en geplastificeerde plattegronden/beschrijvingen voor de Grote Kerk. Dit n.a.v. een verzoek van Harry Voogel. Er wordt besloten dat het bestuur voortaan bij bedragen tot H 1.000,00 zelf mag bepalen aan welke projecten dat besteed wordt. Bedragen daarboven moeten eerst met alle stadsgidsen in vergadering besproken worden. Voor het uurwerk in de kosterij van de Grote Kerk is in principe een bedrag van H 10.000,- gereserveerd als bijdrage, mocht dit t.z.t. gaan spelen. Verder is er een vraag van de VOM over een bijdrage in de kosten van een gevelsteen. Hierover gaat het bestuur zich nog beraden. Onze folder gaat naar de gemeente om in het welkomstpakket voor nieuwe bewoners van de gemeente opgenomen te worden. Rini regelt dit. 4 _ Kascontrole zal worden verricht door Ineke Plat-Pauws en Harry Voogel. Volgend jaar worden dat Ineke Plat-Pauws en Wim van Leeuwen. 5 _ Uitbereiding bestuur en Gidsen 2010. Joop Klaver heeft te kennen gegeven dat hij als Penningmeester na volgend jaar wil aftreden. Ineke Plat-Pauws wil kijken of zij de taak van Penningmeester dan zal overnemen. Zij zal de komende tijd bij Joop in de leer gaan. Er wordt wel aangeraden om de Penningmeester als bestuurslid te laten functioneren. Alle aanwezige gidsen willen in principe volgend jaar gewoon doorgaan. Alleen Nettie Lommers gaf aan het iets rustiger aan te willen doen. In mei wordt er via de nieuwsbrief bij het jaarboek van de Vereniging Oud Monnickendam, een oproep gedaan voor aanmelding van potentiële nieuwe Stadsgidsen. Er zijn al een paar gegadigden, daarom wordt er in het najaar 2010 een nieuwe Stadsgidsencursus gepland. Harry Voogel en Anne Lagrand zijn nu al bereid als docent te willen fungeren. Jaap Balvers heeft bedankt als Stadsgids; als dank krijgt hij een fles wijn en een spontaan applaus voor zijn diensten als Stadsgids. Hij zegt dat, mocht er een behoefte zijn aan een Duitstalige gids, hij dat wel een keertje wil doen. 6 _ Publiciteit. De Gidsen zijn allemaal zeer tevreden over de nieuwe Folder. De ontwerpers worden bedankt voor de mooie lay-out. De folders zijn gratis geleverd en gemaakt door Bert van de Rijd van Ditems Group. Waarvoor onze zeer grote dank. Rini de Weijze heeft de folders verspreid, bij alle toeristenaangelegenheden in Waterland en bij alle VVV’s in de omgeving. Koert Kraak vertelt over de komende stadsfeestenweek in 2010. Gedacht wordt om op de reünie op 26 juni gratis rondleidingen door ons door Monnickendam te laten verzorgen. In die week wordt er een gevelsteen van Pieter Florisz. onthuld. Er is ons gevraagd om een financiële bijdrage. Daar gaat het bestuur zich nog over beraden. 28
VOM_jb10_01-30:M'damboek
19-04-2010
14:51
Pagina 29
jaarverslag stadsgidsen 2009
7 _ Het Gilde. Greetje vertelt dat ze met Rini naar de Gildebijeenkomst in Amersfoort geweest is waar zij beiden een presentatie hielden over hoe wij in Monnickendam werken. Voor ons is zo een bijeenkomst zeer prettig om ervaringen van andere wandelgildes te horen. Hieruit bleek dat wij als Stadsgidsen Monnickendam het zeer goed doen. Wij zijn daarom ook blij dat wij bij Gilde Nederland aangesloten zijn. 8 _ Bijspijkeravonden 2010. 18 januari: Anne en Greetje verzorgen 30 vragen. 16 februari: Marjan Copraij verzorgt een avond over het Joodse leven in Monnickendam. 17 maart: Pieter Stegeman verzorgt een avond over de bestuursvormen in vroeger tijden. 9 _ Ervaringen van Stadsgidsen. Dit werd een bijzonder leuk en interessant rondje. Ja, zo maken we als stadsgids nogal wat mee!! 10 _ Rondvraag. Joop krijgt sleutels van zowel de toren als van de Kerk. Wim van Leeuwen had gehoord dat de stadsgidsen zouden gaan samenwerken met Broek in Waterland en Edam maar dat moet de Vereniging Oud Monnickendam, Oud Broek en Oud Edam zijn. Pieternel heeft een beetje problemen met het openen en sluiten van de deuren van de toren. Rini vertelt n.a.v. ons bezoek aan het Zuiderzeemuseum dat die Stadsboerderij het voormalig huis van de Moes moet zijn en dat de rokerij die van Oosterbaan, van het Galgenriet, is. Verder vertelt hij dat hij met Harry Voogel bezig is om de grafzerk van Corn. Dirskzoon in de Grote Kerk van een aanvullende tekst te laten voorzien, en een mooie plek daarvoor te kiezen. Zij zijn het een ander aan het uitzoeken. 11 _ Sluiting door de Voorzitter en aansluitend krijgen we een prachtige eenakter van onze stadsgids Marten Horjus over het leven in Monnickendam in vroegere tijden. Rini de Weijze Monnickendam, 10 december 2009
29
VOM_jb10_01-30:M'damboek
30
19-04-2010
14:51
Pagina 30
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 31
Stichting Museum de Speeltoren – Jaarverslag 2009
Tentoonstellingen in 2009 Onvervlogen tijden. Het Waterland van fotograaf Manfred Wirtz 4 april – 16 augustus Fotograaf Manfred Wirtz (1940) woont in Monnickendam op een steenworp afstand van de Speeltoren. Het onderwerp van deze tentoonstelling ligt dicht bij huis; landschappen en mensen in en rond Waterland die de tijd overleefd lijken te hebben. Fuikenvissers, visrokers, kuipers, mollenvangers, rietsnijders, het zijn oude beroepen die nog steeds uitgeoefend worden. Beelden die werden vastgelegd in het fotoboek Oud gedaan. Eén beroep dat in ons museum zeer op zijn plaats zou zijn, maar dat nog ontbrak was de beiaardier van onze Speeltoren. Dus die is er speciaal voor deze tentoonstelling bijgemaakt. Maar ook in het landschap en het historische centrum van Monnickendam speelt de tijd met onze fantasie. Hij staat niet stil, dat zou een cliché zijn, maar beweegt zich vrijgevochten tussen tijdsvakken. Toen het stadje Monnickendam in 2005 de 650ste verjaardag van de stadsrechten vierde, ging het grootste deel van de bevolking wekenlang gekleed in Middeleeuwse dracht. Mensen van nu in een tijd van toen; soms lijken tijden niet te vervliegen. Hou’t goed. Beeldend werk van Vanni Vos 22 augustus – 10 oktober Vanni Vos woont ook op korte afstand van het museum, net buiten de kern van Monnickendam. Zijn werk bestaat voornamelijk uit beelden van hout. Hij vergelijkt de boom met de levenscyclus van de mens. Vergankelijk en toch van alle tijden, eindig en zich toch vernieuwend. Hierover zegt hij zelf: ‘Hout is de moeder van alle mate31
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 32
rie, in alle culturen gebruikt, voor alle doeleinden. Als beeldhouwer ben ik bondgenoot van de boom.’ Bewegelijke vissen vormen een allegorie voor gedachten en verhaallijnen, een spel met de zwaartekracht, licht maar niet altijd even lichtvoetig. In de buitenvitrine waren de kleurige bewegende vissen van hout en veren een boeiende combinatie met de oude veilingklok van de oude visafslag. Van recente datum waren de houten teksten. ‘Het woord, vluchtig en verdampend, het hout daarentegen van altijd en met de voeten in de aarde’. Deze tentoonstelling is tot stand gekomen in een vruchtbare samenwerking met ‘Kunst Kijken Monnickendam’.
32
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 33
stichting museum de speeltoren – jaarverslag 2009
Nieuwbouwproject Museum de Speeltoren De stand van zaken 2010 In 2009 is er hard gewerkt aan de financiering van het hele project. Gezien de economische crisis leverde dat natuurlijk veel nieten op. Belangrijke fondsen verdwenen plots van het podium. Toch kregen we toezeggingen van o.a. Prins Bernard Cultuurfonds, ANWB, Woningbouwvereniging Monnickendam en enkele sponsors in natura zoals transport en veembedrijf CJ Hendriks. Bij de BankGiroLoterij is, na een eerste afwijzing, een tweede aanvraag ingediend voor 2010. 2009 dreigde zorgelijk te worden toen bleek dat de provincie Noord Holland in juli de aanvraagcriteria wijzigde en stelde dat subsidieaanvragers voor 1 oktober al hun vergunningen definitief moesten hebben. Een bouwproject als dit in de historische kern met een monument als de Speeltoren erbij, vereist een ingewikkeld en langdurig vergunningentraject. Toch werd de hernieuwde aanvraag ingediend met veel intentieverklaringen maar met weinig definitieve vergunningen. In het najaar bleek ook dat er een aantal zaken op het gebied van vergunningen en wijzigingen van het bestemmingsplan door misverstanden in het ambtelijk apparaat niet geregeld waren. De provinciale subsidie werd dan ook niet verleend. Een noodkreet van het museumbestuur mobiliseerde de gemeenteraad van Waterland die zich zeer positief en slagvaardig opstelde waarna het hele proces weer werd vlotgetrokken. Inmiddels is er nu intensief overleg met het ambtelijke team, waaronder de burgemeester. Er lopen allerlei noodzakelijke onderzoeken zoals planschade analyses, bodemvervuiling, archeologisch programma van eisen, torenfundering etc. De eerste inspraakavond over het bestemmingsplan verliep in januari 2010 positief. Verwachting is dat er in augustus een bouwvergunning verleend kan worden. Dat is ook noodzakelijk aangezien de volgende provinciale aanvraag op 1 september binnen moet zijn en de vergunningen voor het hele project uiterlijk 1 oktober definitief verleend moeten zijn. En provinciale subsidie is onmisbaar om het laatste begrotingsgat te dichten. Aanwinsten Omdat in het jaarboek 2009 van de vereniging, tengevolge van een misverstand bij de drukkerij, ons jaarverslag over 2008 niet is opgenomen volgen nu eerst de aanwinsten die in dat jaar zijn ingebracht. Door de Vereniging Oud-Monnickendam zijn een tweetal schilderijen aangekocht. Het zijn een winters gezicht op de panden langs de Haven met de Speelto33
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 34
ren op de achtergrond, geschilderd door C. van Oel en een afbeelding van de Middendam met de Waag en de Speeltoren van de hand van J. Schuddeboom. Beide bekende kunstschilders bewoonden schepen die gedurende de oorlogsjaren 19401945 en nog enige tijd erna in Monnickendam lagen afgemeerd en hebben hier geruime tijd gewerkt. De familie Alberdingk Thym gaf ons in bruikleen een aquarel waarop afgebeeld het interieur van de Grote Kerk. De aquarel is van de hand van Elisabeth Hendrika Adriani Hovy en is gedateerd 6 juli 1912. Het museum Betje Wolff te Middenbeemster schonk een exemplaar van een in Amsterdam gedrukte ‘NIEUWJAARS-WENSCH, Bij de Aanvang van ’t jaar 1821 Opgedragen aan alle Burgers en Inwoners der Stad Monnikkendam en omleggende Dorpen; Door de Bezorgers der Nieuws-Bode en Tijdschriften’. De heer N. Neijzen te Amstelveen schonk een ingelijste prent van Middendam met Waag en Speeltoren (Springer), een vijftal oude fotoansichtkaarten in één lijst, een ‘spaarpot’ die de Rabobank Monnickendam & Omstreken in 1979 heeft uitgegeven ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan en een schilderij van de Haven met de Waag, vervaardigd door de kunstschilder J.G. Siemer die veel in Monnickendam heeft gewerkt. Verder kregen we van de heer H. van Elteren nog een viertal tekeningen van de middeleeuwse kleding die hij voor de stadsfeesten van 2005 had ontworpen; van de heer W. van Zanen een sabel die zo’n 25 à 30 jaar geleden is teruggevonden in de tuin van het pand Keerngouw 6 in Broek in Waterland; van mevrouw J. Mars 2 tegels in een lijstje, afkomstig uit een oude schouw aan het Rozendaal; van mevrouw A. Hoetmer-Schurink haar stamkaart voor de week- en maandkaarten van de vroegere Waterlandse tram; van Janneke van Son een boek over de watersnoodramp van 1916 (TerWee album) en tenslotte van een onbekende gever een viertal foto’s van ijsschuiten en bekende punten in Monnickendam. Gedurende het jaar 2009 zijn daar nog de volgende aanwinsten bijgekomen: De familie Kiewiet de Jonge bood ons schoorsteendecoraties van papier-maché aan die tijdens een verbouwing in hun huis waren gevonden. Van mevrouw Bloem Ruygrok kregen we een schilderij van J.G. Siemer, een gezicht op de hoek Zuster Bloemstraat/Willem van de Voetstraat tijdens de bouw van de eerste huizen aldaar, en een map met kopieën van historische stukken. Uit het archief van de door fusering opgeheven Rabobank ‘Monnickendam & Om34
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 35
stichting museum de speeltoren – jaarverslag 2009
streken’ ontvingen we een herdenkingsalbum ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Coöp. Graanmalerij en Koekenslagerij ‘Monnickendam en Omstreken’ in 1956 en een film gemaakt ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de bank in 1979. Mevrouw B. van der Kolk schonk een handgeschilderd delftsblauw bord met daarop een afbeelding van de Grote Kerk. Mevrouw Twaalfhoven gaf ons 6 originele foto’s uit 1912 van de Grote Kerk, de Haven en de Lijnbaansbrug. Jan Meijer bracht 2 foto’s in A4 formaat, op een is een gedeelte van de Haven met de Waag en de Speeltoren te zien en de andere is van een schilderij van de Middendam met de Waag, wagenmakerij en de Speeltoren. Van mevrouw Oosterveld-van de Blonk kregen we een gedrukte afbeelding van het bekende schilderij van J.B. Tholen ‘Kermis in Monnickendam’. Mevrouw G. Sermon gaf een in juli 1973 gemaakte film over feestviering rond de herdenking van Slag op de Zuiderzee 400 jaar geleden. En de heer K. Tolman bracht een dvd met daarop een groot aantal dia’s die hij in 1973 had gemaakt over de restauratie van de Speeltoren en het weer inhangen van de klokken. Alle schenkers hartelijk dank. Bezoekers Het totaal museumbezoek in 2009 was redelijk vergelijkbaar met dat in voorgaande jaren. Het bezoek was ook heel gelijkmatig over het hele seizoen verdeeld, waarbij alleen opviel dat het in de maand mei opvallend stil was. Waarschijnlijk lag dit aan het toen uitzonderlijk goede weer. Over het algemeen waren de bezoekers vol lof over de beide wisseltentoonstellingen die we dit jaar hebben georganiseerd. De aantallen bezoekers die wij dit jaar en in voorgaande jaren mochten verwelkomen zijn: Jaar Bezoekers
2009 1529
2008 1668
2007 2249
2006 1464
2005 1689
2004 1279
2003 1488
35
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 36
Vrienden van Museum De Speeltoren Dit jaar mochten we van 361 Vrienden van Stichting Museum de Speeltoren een bijdrage ontvangen, in de jaren ’08 / ’07 / ’06 / ’05 / ’04 waren dit er resp. 499 / 595 / 709 / 757 / 669. Het totaal van de ontvangen bijdragen was H 5.216 (’08 H 5.695 / ’07 H 6.050 / ’06 H 6.407 / ’05 H 6.618 / ’04 H 5.562). Vrienden hartelijk dank. Helaas hebben we weer moeten constateren dat het aantal vrienden is verminderd t.o.v. de voorgaande jaren. Zeker nu het bouwen van ons nieuwe museum echt in zicht komt, zijn uw bijdragen heel hard nodig om onze plannen te kunnen realiseren voor uitbreiding van de collectie, het behoud ervan en voor de exploitatie van het museum. Men kan vriend van Museum De Speeltoren worden door een bijdrage (minimaal H 5,00) over te maken op ons bankrekeningnummer 1410.74.698 t.n.v. Vrienden Stg. Museum De Speeltoren te Monnickendam. Ook kunt u gebruik maken van de acceptgirokaart die de Vereniging Oud Monnickendam in de loop van het jaar bij een mailing toevoegt. Na ontvangst van uw bijdrage krijgt u vóór het volgend seizoen een vriendenkaart die een seizoen lang gratis toegang geeft tot ons museum voor de vriend en zijn/ haar introducés. Stg. Beheer Waterlandsmuseum ‘de Speeltoren’ Op 11 december 2009 is de Stichting Beheer Waterlandsmuseum ‘de Speeltoren’ opgericht. Het doel van de Stichting is de oprichting en het beheer van het gebouw waarin het museum straks gevestigd zal worden. Voorzitter is Frans Fontaine, Bertien van der Kolk is secretaris/penningmeester en Klaas Roos is lid. Pas eind 2010 zal er een financieel verslag volgen over het verlengde boekjaar 2009/2010. Wel is te melden dat het startkapitaal bestaat uit een donatie van H 1000,- van een VOM lid, H 500,- sponsoring van het Hoogheemraadschap en H 1.500,- van de Rotary. Ook is het Gouwzeefonds overgedragen aan het museumbeheer, omdat daar specifiek de toegankelijkheid van het carillon van zal worden betaald.
36
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 37
stichting museum de speeltoren – jaarverslag 2009
Financieel verslag 2009
Balans 31-12-09 H Activa Inventaris Voorraden Vorderingen Subtotaal
31-12-08 H
1 1 4.068 4.070
1 1 4.144 4.166
Liquide middelen
52.012
47.922
Totaal activa
56.082
52.067
Passiva Vermogen
13.053
13.795
Voorzieningen Gebouw en inventaris Collectie Totaal voorzieningen
24.997 17.531 42.528
22.497 15.731 38.228
500
44
56.082
52.067
Kortlopende schulden Totaal passiva
37
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 38
Exploitatierekening
2009 H
2008 H
Baten Entreegelden Subsidie gemeente Waterland Bijdragen Vrienden van het museum Donaties en bijdragen Verkoop artikelen Rentebaten Diverse baten w.o. verhuur Totaal baten
962 250 5.216 3.704 300 1.003 1.694 13.129
979 250 5.695 3.466 199 1.125 54 11.767
Lasten Presentatiekosten Bureaukosten Collectie Gebouw en inventaris Aankoop artikelen Vaste lasten Diversen Totaal lasten
1.764 856 2.989 3.127 93 4.894 148 13.871
1.157 658 1.800 3.425 0 4.431 153 11.624
– 742
143
Exploitatiesaldo
Toelichting op de balans H Vorderingen Vereniging Oud Monnickendam Te vorderen BTW Overige vorderingen w.o. rente
Liquide middelen Kas Rabobank Postbank
38
2.924 140 1.004 4.068
108 51.449 454 52.012
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 39
stichting museum de speeltoren – jaarverslag 2009
H Vermogen 1 januari 2009 Exploitatieresultaat 2009 31 december 2009
13.653 742 – 13.053
Voorzieningen voor gebouw en inventaris 1 januari 2009 Dotatie 2009 31 december 2009
22.497 2.500 24.997
Voorzieningen voor collectie 1 januari 2009 Dotatie 2009 31 december 2009
15.731 1.800 17.531
Bij de gedane dotaties is, in verband met onze plannen voor het bouwen en inrichten van een nieuw museum, wederom de nadruk gelegd op die voor voorzieningen voor gebouw en inventaris.
Toelichting op de exploitatierekening Entreegelden Van de 1529 bezoekers die het museum gedurende het jaar 2009 hebben bezocht is een bedrag ad H 962 aan entreegelden geïnd. De toegangsprijzen bedroegen gedurende 2009 H 1,50 voor volwassenen en H 0,50 voor kinderen. De toegang is gratis voor houders van een museumkaart en voor de Vrienden van Stichting Museum De Speeltoren met hun introducés (zie voor informatie elders in dit jaarboek). Verder geldt een regeling met het Marker Museum waarbij wederzijdse bezoekers op vertoon van een recent toegangskaartje 50% korting krijgen op de toegangsprijs. Donaties en bijdragen Vrienden van het museum (zie apart hoofdstuk) Vereniging Oud Monnickendam Stichting Museumkaart Totaal
H 5.216 3.177 527 8.920
39
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 40
Verkopen De verkopen via de museumwinkel hebben gedurende 2009 geleid tot een bate van H 300,-. Diverse baten w.o. verhuur Dit bedrag wijkt dit jaar belangrijk af van het vergelijkbare bedrag in andere jaren. We genereerden inkomsten uit verhuur door ruimte te bieden aan de Omroep Waterland voor het opstellen van hun apparatuur en we kregen een belangrijk bedrag terug van de over een aantal jaren betaalde energiebelasting. Deze extra inkomsten zijn gebruikt om ten behoeve van het registreren en beschrijven van de collectie een nieuw programma aan te schaffen en tevens onze zwaar verouderde computer te vervangen. Presentatiekosten Suppoosten Publicatie, presentatie en website Diversen Totaal Bureaukosten Telefoonkosten Diversen Totaal Vaste lasten Gas, water en elektra Huur OZB, rioolrecht, verontreinigingsheffing Diversen Totaal
H 345 537 882 1.764
245 611 856
1.554 2.666 421 253 4.894
Controle jaarrekening De heren J.P.J. Konijn en K.Roos, leden van de Raad van Toezicht van onze stichting, hebben, conform het bepaalde in artikel 11, lid 3, van de statuten van de Stichting Museum De Speeltoren, de jaarrekening 2009 gecontroleerd en goedgekeurd.
40
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 41
Commissie Stads- en Dorpsbeheer Gemeente Waterland 2009
Halverwege het jaar heeft Maarten Verwey, na zes jaar de Vereniging Oud Monnickendam in de Commissie Stads- en Dorpsbeheer vertegenwoordigd te hebben, zijn lidmaatschap van deze commissie beĂŤindigd. Vanaf juni heeft de tweede ondergetekende deze taak van hem overgenomen. Wij hebben daarom in gezamenlijk overleg dit verslag opgesteld. De commissie heeft dit jaar 62 plannen ter beoordeling gekregen, waarvan 34 binnen het beschermde stadsgezicht van Monnickendam. Dit is duidelijk minder dan in voorgaande jaren, maar toch kwam het hele spectrum ook nu weer aan bod, van erfscheidingen, bergingen en garages, reclame-uitingen, dakkapellen, gevelwijzigingen, uit- en aanbouwen tot complete sloop- en nieuwbouwprojecten. De kleinere plannen laten zich over het algemeen heel goed toetsen aan de hand van de criteria uit de welstandsnota. Aandachtspunten bij aanbouwen, dakkapellen e.d. zijn in de praktijk met name de afmetingen en de relatie tot de bestaande bebouwing, maar ook materiaalkeuze, detaillering en kleur zijn dagelijkse kost. Vaak blijkt maar een vrij eenvoudige aanpassing nodig te zijn om een enigszins problematisch plan uiteindelijk toch goed in de karakteristieke bebouwing van het beschermd stadsgezicht te laten passen. Met name bij de grotere plannen, zoals projectontwikkelingen waarbij het om sloop en nieuwbouw gaat, zijn naast de welstandelijke aspecten echter nog andere factoren in het spel. Hier valt op, dat de ingediende plannen veelal in strijd zijn met het inmiddels al lang verouderde bestemmingsplan van 1976. Vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan ontbreekt tot op heden echter een duidelijke stedenbouwkundige visie, met name voor diverse kwetsbare locaties, zoals de gebieden aan weerskanten van het Zuideinde en het Noordeinde, waarop een zware ontwikkelingsdruk te constateren is. Niet zelden blijkt een plan ook met de stedenbouwkundige criteria uit de welstandsnota in strijd te zijn, wat een goede toetsing door de commissie op dat moment in de weg staat. Door het ontbreken van de juiste toetsingsinstrumenten moet de gemeente nu vaak ad hoc reageren op de ingediende plan41
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 42
nen, met het gevaar dat precedenten geschapen worden. Daarnaast worden plannen nogal eens bij de gemeente intern zo lang voorbehandeld, dat ze pas in een zeer ver gevorderd stadium aan de commissie voorgelegd worden (b.v. het plan ‘de Meubelmakerij’aan het Weezenland.) De vereniging Oud Monnickendam heeft in september in een brief aan de gemeente haar bezorgdheid over deze situatie geuit en er op aangedrongen dat – vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan – een stedenbouwkundige visie voor de historische binnenstad ontwikkeld wordt. Daarnaast heeft zij wederom de suggestie gedaan dat ingediende bouwaanvragen vooraf ook informeel met de commissie worden besproken. Dit om te bereiken dat in een vroegtijdig stadium de standpunten van de commissie worden verwerkt in het bouwplan, waarmee veel vertraging kan worden voorkomen. Hieronder volgen enkele markante plannen die in 2009 in de commissie behandeld werden: Kerkstraat 12 Zoals vorig jaar reeds gemeld, zijn de belangrijke bouwelementen die bij de vernieuwing van dit pand tevoorschijn kwamen, aanleiding geweest het pand als gemeentelijk monument aan te wijzen. De werkzaamheden worden stapje voor stapje uitgevoerd. Het pand komt dan ook sinds juni 2006 met een zekere regelmaat terug in de commissie. In grote lijnen worden de plannen dan door de eigenaar aangepast conform de gemaakte afspraken. Toch moet ook geconstateerd worden dat een aantal essentiële zaken, zoals het reinigen van de gevel en het opnieuw voegen, niet in de commissie geweest zijn. Ook is de gemeentelijke afdeling monumentenzorg – vermoedelijk bij gebrek aan capaciteit – niet bij de uitvoering en het toezicht betrokken geweest. Door agressieve reiniging en verkeerd voegwerk is de oorspronkelijke uitstraling van de gevel helaas verloren gegaan. Kerkstraat 64 Eén van de vele aanvragen voor het aanbrengen van dakkapellen in de bestaande kap. Uitgangspunt van het welstandsbeleid is maximaal behoud en versterking van stedenbouwkundige waarde. Dit houdt in dat dakkapellen ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofddak. Gezien het aantal en de afmetingen zouden de aangevraagde dakkapellen in dit geval geenszins ondergeschikt zijn, maar de bestaande dakvorm juist overheersen. Het plan werd dan ook zodanig aangepast, dat slechts één dakkapel van bescheiden afmetingen aangebracht is. Voor de benodigde daglichtvoorziening zijn de andere dakkapellen vervangen door in het dakvlak liggende dakramen.
42
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 43
commissie stads- en dorpsbeheer gemeente waterland 2009
Museum De Speeltoren Terwijl het schetsontwerp voor de gevel van het perceel Noordeinde 4, de zogenoemde ‘Vingboomsgevel’ al in 2006 goedgekeurd was, bleek de uitwerking van de gevel Middendam 1 meer tijd te vergen. Het plan kwam in 2009 vier maal in de commissie, maar nu ligt er dan ook voor deze gevel een markant ontwerp, dat tevens goed in het karakteristieke straatbeeld kan worden ingepast. De commissie ziet de nadere uitwerking van het hele plan met belangstelling tegemoet. Middendam 4 en Zuideinde 6 In de welstandsnota zijn – om excessen te voorkomen – de mogelijkheden voor het aanbrengen van reclame-uitingen duidelijk omschreven. In de praktijk blijkt de handhaving echter onvoldoende, zodat in de binnenstad nu ook afwijkende uitingen te zien zijn. Begrijpelijk, dat de aanvrager van Middendam 4 hier met zijn voorstel voor een groot verticaal spandoek een beroep op deed, en begrijpelijk ook zijn onbegrip dat de commissie dit voorstel niet kon goedkeuren. Uiteindelijk is er echter toch een zeer goede oplossing gerealiseerd. Ook bij Zuideinde 6 is een eerst te groot tekstbord tot een redelijke omvang teruggebracht. Weezenland 1-4 In juni stond het ‘Plan Klok’ (of zoals de projectontwikkelaar het noemt: ‘de Meubelmakerij’) voor het eerst op de agenda van de commissie. Opmerkelijk is dat het plan zowel in overleg met de gemeente als ook in detail al zeer ver uitgewerkt (welhaast bouwrijp) was, voordat de commissie er bij betrokken werd. De commissie kon – aangezien het volume van de hoofdgebouwen aan de straat niet wezenlijk afwijkt van de bestaande situatie – in grote lijnen instemmen met de massa, ligging en opbouw van het plan, maar zij moest echter ook constateren, dat de moedig gekozen combinatie van historiserende en moderne architectuur door de gekozen detaillering helaas onvoldoende ondersteund werd. Ook waren de getoonde details niet kenmerkend voor de binnenstad van Monnickendam. Dank zij de goede communicatie met de architect in een viertal sessies van het vervolgtraject, kon toch de architectonische uitwerking van het plan alsnog sterk verbeterd worden ten aanzien van de detaillering en de materiaalkeuze. Zuideinde 30 Het in augustus ingediende plan voor het perceel Zuideinde 30 (de laagbouw waar de drogist gevestigd is) behelst een bebouwing van twee lagen met kap over het hele grondstuk. Daarmee zou een invulling van het binnengebied tussen huizenblokken gemaakt worden, die door de momenteel beschikbare toetsingskaders van het bestemmingsplan en de welstandsnota feitelijk niet ondersteund 43
VOM_jb10_31-44:M'damboek
19-04-2010
14:52
Pagina 44
wordt, en waarvoor de gemeente ook geen specifieke stedenbouwkundige visie heeft aangeleverd. De commissie constateert dan ook, dat zonder onderliggende ruimtelijke visie een positief advies een te grote precedentwerking zou kunnen hebben voor de binnenstad. Inmiddels heeft de gemeente het plan door een extern adviesbureau stedenbouwkundig laten toetsen. Tegenover de in deze toets voorzichtig aangeduide mogelijkheden voor een dergelijk plan op dit perceel staat de commissie dan ook zeer sceptisch en heeft de gemeente nogmaals geadviseerd, eerst een stedenbouwkundige visie voor een duidelijk ruimer gebied met vergelijkbare problematiek tussen Zuideinde en Ledig Erf te ontwikkelen. Grote Noord 5 Dit plan is vooral interessant omdat het een typisch voorbeeld is hoe nieuwbouwprojecten zich wel of niet in de karakteristiek van de straat inpassen. Terwijl de bebouwing aan de Grote Noord gekenmerkt wordt door strak vormgegeven enkelvoudige panden – zowel woonhuizen als loodsen van overigens zeer verschillende afmetingen – verwees de typologie van het in augustus ingediende plan op een dubbel grondstuk, met een speels samengesteld bouwvolume, eerder naar een landhuis of villa. Het tweede, in oktober ingediende plan toont daarentegen twee stadsgevels strak naast elkaar, en past daardoor veel beter in het bestaande straatbeeld. Het plan is inmiddels geheel uitgewerkt. Zuideinde 2 Voor het voormalige sluiswachtershuis is door de Algemene woningbouwvereniging een saneringsplan ingediend. Naast het vernieuwen van de fundering wordt de verzakte achteraanbouw gesloopt en in dezelfde vorm opnieuw opgebouwd. Gezien de monumentale status van het pand wordt voor de gevel geadviseerd, alleen het werkelijk slechte voegwerk te vernieuwen en zeer terughoudend om te gaan net het reinigen van het metselwerk. Maarten Verwey, voormalig lid Lodewijk Duymaer van Twist, lid van de Commissie Stads- en Dorpsbeheer in de gemeente Waterland 1 maart 2010
44
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 45
Jaarverslag 2009 – Stichting IJsschuiten Gouwzee Peter van Maanenberg februari 2010
Twee dagen voordat het jaar 2009 zou beginnen, werden onze schuiten bij het strandje op het Hemmeland op het ijs gezet en konden wij ons gedurende bijna 14 dagen uitleven op prachtig ijs met soms een beetje te weinig wind maar wel prachtig weer. Voor de ijsschuiten ‘Prinses Alexia’ en de ‘Voorwaarts’ was het de eerste keer dat zij, na de renovatie en herbouw, weer op het ijs kwamen. (De ijsschuit ’Prinses Alexia‘ was in 2005 geschonken door het Rotterdams Maritiem Museum en had nog geen naam. Aangezien wij meerdere ijsschuiten hebben, die genoemd zijn naar leden van het Koninklijk huis, kreeg deze schuit de naam ‘Prinses Alexia’. Het jaar 2005 was namelijk haar geboortejaar en tevens het jaar dat de ijsschuit aan ons werd geschonken.) De ‘Voorwaarts’ en de ‘Prinses Alexia’ werden daarom officieel gedoopt en een behouden vaart gewenst, waarbij ook familieleden van de schippers aanwezig waren (zie foto hieronder).
45
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 46
Door het bestuur is, via de burgemeester en de Commissaris van de Koningin, nog een uitnodiging naar het koninklijk huis gestuurd met de vraag of Prins Willem Alexander, Prinses Maxima en hun kinderen naar Monnickendam wilden komen voor een tochtje met een ijsschuit en om de ijsschuit ‘Prinses Alexia’ te dopen. Helaas bleek dit op zo’n kort termijn niet haalbaar. Beide ijsschuiten bleken prima te zeilen. Een heel uniek moment was er deze winter, toen de lange brug weer open ging en een aantal van onze ijsschuiten de haven binnen en weer uit konden zeilen (zie foto’s hieronder).
Onze vrijwilligers hebben ook nog verschillende keren als hulpdienst gefungeerd om andere ijsschuiten uit een wak te halen. Een van deze slachtoffers heeft ons als dank een mast geschonken. Deze mast is door Henk Kalshoven aangepast voor de ‘Oranje’ (zie foto hiernaast). De laatste ijszeildag was op zondag 11 januari en tevens onze nieuwjaarsbijeenkomst bij de familie Schilder. Een mooiere afsluiting van een winterperiode was haast niet denkbaar.
46
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 47
jaarverslag 2009 – stichting ijsschuiten gouwzee
Deze bijeenkomst werd door 63 mensen bezocht dus nagenoeg door alle vrijwilligers met hun partners. Maandag 12 januari werd er nog gezeild met één van onze snellopers uit 1932 ’De IJspegel‘. Dit liep helaas niet goed af, want hij belandde in een scheur in het ijs en brak dwars door midden. Kort daarna werd besloten om deze schuit weer nieuw te bouwen (zie foto hiernaast). In 2009 hebben wij ook een aantal nieuwe vrijwilligers mogen begroeten, te weten: Bert Jonker, Timo Boven (derde generatie van de fam. Boven), Jan Konijn, Cees de Boer en Gerard Winkel. Het afgelopen jaar zijn er weer veel nieuwe zaken opgestart zoals: _ ‘IJsvogel’ (geschonken door fam. Van Goor) is gerenoveerd en klaar. _ Opbergstellingen voor de ijsschuiten zijn nu klaar. _ Bodem, spanten en dek van de ‘Maris Stella’ zijn vernieuwd (zie foto’s hieronder). _ Renovatie van de ‘Grijze Haai’ loopt nog. _ Mast voor de Oranje. _ Schaatsslijpinrichting is klaar en voldoet goed.
47
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 48
Op 7 april hield Ton Meijer op uitnodiging van de Vereniging Oud Monnickendam een spreekbeurt over onze stichting en de historie van onze schuiten. Op 12 april was de opening van het seizoen voor de bruine vloot in Monnickendam, waar ook een ijsschuit van ons aanwezig was. Zaterdag 28 maart was de laatste werkdag voor het winterseizoen 2008-2009. Op dinsdag 31 maart werd onze jaarvergadering gehouden in de Doopsgezinde 48
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 49
jaarverslag 2009 – stichting ijsschuiten gouwzee
Kerk in Monnickendam. Deze jaarvergadering werd bezocht door ca 60 vrijwilligers, vrienden van onze stichting en collega zeilers van De Robben. Zaterdag 3 oktober was de openingsvergadering voor de vrijwilligers en tevens de start van het nieuwe winterseizoen. Vanaf dat moment waren onze vrijwilligers weer elke zaterdagmorgen actief in de werkplaats. De twee nieuwe leden Jan Konijn en Cees de Boer hebben er voor gezorgd dat de ijsschuiten makkelijker verplaatst kunnen worden vanaf het ijs naar het land. De kosten daarvan zijn aan de stichting geschonken. Dank daarvoor. In oktober kregen wij er ook een ijsschuit bij genaamd de ‘Piet Hein’. Deze prachtige ijsschuit uit 1899 komt oorspronkelijk uit Monnickendam en is geschonken door E. Spaas uit Bodegraven (zie foto hiernaast). In het weekend van 6, 7 en 8 november waren wij met ijsschuiten aanwezig op de internationale Beurs Klassieke Schepen in Enkhuizen. Ook werden al onze activiteiten permanent geshowd op een TV- scherm in de hal. Zondag 15 november was onze jaarlijkse open dag, die door veel van onze vrienden en donateurs werd bezocht. Ook onze populaire koek-en-zopietent met warme chocolademelk en soep ontbrak niet. Bezoekers konden ook kerstkaarten laten maken, zittend in een sleetje of ijsschuit met een prachtig winters landschap. Een week voor de Kerst begon de echte winterperiode en op 28 december stonden de eerste ijsschuiten voor de tweede keer in 2009 op het ijs van de Gouwzee. De schuiten zijn daarna in 2009 niet meer van het ijs geweest en tot 19 februari 2010 op het ijs gebleven. Donderdag 25 februari waren alle schuiten weer op de zolder om gerepareerd en opgepoetst te worden voor het volgende seizoen.
49
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 50
Besturen Bestuur VOM www.oudmonnickendam.nl (zie pagina 2 voor overige contactgegevens)
Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: Vice-voorzitter: Leden:
Jan Konijn Vincent Keesmaat Bertien van der Kolk Koert Kraak Garrelt Bont Ed Willms Klaas Roos Ton Meijer Lise Schokking
Bestuur Stichting Museum de Speeltoren www.despeeltoren.nl
Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: Leden:
Frans Fontaine Bart Kuilman Paul van ‘t Hof Nelleke Persoons Bertien van der Kolk Garrelt Bont Arjen Ouwehand
Bestuur Stadsgidsen www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen | rondleidingenAoudmonnickendam.nl
Voorzitter: Penningmeester: Publiciteit:
Greetje de Haan-Rundervoort (tevens organisator van de rondleidingen) Joop Klaver Rini de Weijze
Bestuur Stichting IJsschuiten Gouwzee www.ijsschuiten.nl
Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: Bestuursleden:
50
Klaas Roos Peter van Maanenberg Jan Konijn Ton Meijer Lise Schokking Nico Lammers Henk Kalshoven
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 51
60 Jaar Oud Monnickendam Paul Stoffels
Dit jaar bestaat onze vereniging 60 jaar. Zoals eerder bij het 25-,40-,45- en het 50- jarig bestaan wordt daar aandacht aan besteed. Toen het 50 jaar geleden was heb ik op verzoek van de voorzitter een geschiedenis ervan geschreven en nu voldoe ik graag aan eenzelfde verzoek. Ik zou dus kunnen volstaan met een overzicht over de laatste tien jaar. Een bezwaar acht ik echter dat niet alle leden van nu het jaarboek 2000 in bezit zullen hebben. Ik zal dus weer bij het begin beginnen en daarbij zo min mogelijk hetzelfde vermelden. In het vooruitzicht van de herdenking in 1955 (ik geef de voorkeur aan het destijds vermelde jaartal boven de exacte berekening) van het 600-jarig bestaan van het recht zich stad te noemen, heeft Jan Nierop, de broer van drukker en boekhandelaar Klaas Nierop, zich in de geschiedenis verdiept en daarbij ontdekt dat het oudste wapen van de stad gelijk was aan dat van de landsheer Persijn: negen St Andreas-kruisen en een zwaan, binnen een band waarop staat ‘sigillum monnickendam’. Voor een duidelijke tekening verwijs ik naar de wat verouderde nog te verkrijgen stadsgids en voor een foto naar Jaarboek 2003 p.163 bij een artikel erover van Addy van Overbeeke in Jaarboek 2001. Nierop wilde zijn onderzoek samen met anderen doen en nam daartoe het initiatief tot oprichting van een studieclub. Dat gebeurde op 22 September 1949 ten huize van Ossebaard. De andere leden waren Jan Mol (niet de aannemer), Engelvaart, J. Oosterveld (de vader van erevoorzitter Dick) en Nierop als voorzitter. De enige van hen die men historicus kan noemen was Oosterveld. Hij was Hoofd van de Christelijke School, in zijn opleiding tot onderwijzer had geschiedenis gezeten, maar bovendien had hij het kerkelijk archief vanaf de tijd van de hervorming bestudeerd en zich in de oudste geschiedenis van Monnickendam verdiept. Van Leen Appel heb ik gehoord dat hij van de oude heer Oosterveld veel geleerd had. Leen is begonnen zonder enige opleiding in de geschiedenis, maar als onderzoeker van zijn eigen genealogie en daarna van de familie Engel, evenals die van zijn eigen voorouders, afkomstig uit Monnickendam. Nierop zocht dus naar uitbreiding en sprak in zijn opening de wens uit dat er een vereniging Oud Monnickendam zou opgericht worden naar het voorbeeld van Edam. Dat is gebeurd op 23 januari 1950 op het stadhuis. Burgemeester Kelder, 51
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 52
met de wethouders aanwezig, juichte de oprichting toe. Hij achtte de vereniging van groot belang voor Monnickendam en verzekerde deze van volledige steun. Voorzitter werd Jan Nierop, secretaris Engelvaart. Men toog aan het werk. Er zijn stukken van belang voor de geschiedenis bijeen gebracht, de inventarisatie uit 1952 vermeldt 350 nummers. Aan een museum is gedacht. Van Tijen, toen eigenaar van DE BONTEN OS, bood deze te koop aan, maar de vraagprijs was te hoog en een gevraagde huur van fl. 1000,- kon niet betaald worden. Er werd een restauratiefonds opgericht en daaruit zijn bijdragen van 4% van restauratiekosten betaald. Door de overheid (OKW) werd subsidie verleend, in 1951 en ’52 fl. 500, in ’53 fl.1000, in ‘54, ’55, ’56 telkens fl. 1500. De gemeente heeft tot en met 1958 jaarlijks fl. 100,- geschonken. In 1959 en ’60 fl. 50, in 1961 fl. 25 en vanaf 1963 fl. 100. De contributie was fl. 2,50 en het aantal leden in 1950 22 en in 1958 46. In 1959 blijkt van geen activiteit, er is toen geen contributie geheven. Mede ter voorbereiding van de stadsfeesten hield meester Oosterveld op 23 december 1952 een lezing over de stadsrechten. Die voorbereiding bracht de vereniging op de rand van de afgrond. Er was een organisatie ‘600 jaar stad’ waarvan Jb Nierop, de vader van Jan Nierop, voorzitter was. Om deze niet in de wielen te rijden had zoon Jan alle activiteiten als voorzitter van Oud Monnickendam gestaakt. De kritiek hierop leidde tenslotte tot een nieuw bestuur en tot bedanken als bestuurslid Van Nierop op de jaarvergadering van 21 februari 1956. De feesten, waar de vereniging nog wel een bijdrage aan had geleverd door een expositie van archiefstukken en ook de eretekens van Bossu die heel veel belangstelling had genoten, brachten een nieuwe activiteit die bijna het definitieve einde van onze vereniging zou betekenen. Mr. Delphine van Tijen, die een deel van de tegelverzameling van haar vader – arts in Monnickendam van 1903 tot 1921 – had behouden, was erdoor op de gedachte gekomen haar vader als tegelverzamelaar te eren door een blijvende expositie ervan in Monnickendam. In maart 1956 nam zij daartoe contact op en bood daarvoor een groot deel verzamelde ceramiek aan op conditie van tentoonstellingsbruikleen. Over deze collectie staat een artikel in Jaarboek 2005 p.190 e.v. Het bestuur aanvaardde de bruikleen. De tegels waren voor het grootste deel ongeordend en niet vrij van de restanten cement waarmee ze bevestigd waren geweest. Er was dus werk aan de winkel. Men slaagde erin ruimte in de Waag te huren en ging aan het werk, te beginnen met een expositie van Bijbelse tegels. Toen mijn vrouw en ik in februari 1957 in Monnickendam waren komen wonen zagen we op een van onze wandelingen op een deur van de Waag een papier geprikt: ‘Aankondiging van tentoonstelling van Bijbelse tegels door de vereniging 52
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 53
60 jaar oud monnickendam
Oud Monnickendam.’ Wij hebben die bekeken, in ouderwetse vitrines lagen wat tegels met de bijpassende tekst uit de Bijbel erbij. Aardig, maar niet om over naar huis te schrijven. We zijn lid geworden. Van de vereniging hebben we niets meer gehoord behalve een uitnodiging voor de ledenvergadering, waar naast het bestuur een paar leden aanwezig waren. Op de eerstvolgende ledenvergadering op 8 december 1959 waren er ook maar een paar. Het bestuur stelde toen voor de vereniging op te heffen wegens gebrek aan belangstelling; op de tegelexpositie waren immers nauwelijks bezoekers geweest. Ik ben opgestaan en heb bezwaar gemaakt, daarbij opmerkend dat men geen belangstelling voor het vele verdienstelijke werk kan verwachten als de enige aankondiging een papiertje op een deur van de Waag is. Voorzitter Engelvaart antwoordde: ‘U weet kennelijk beter hoe het moet. Wij treden af en U gaat maar in het bestuur.’ Ik kon moeilijk anders dan de toegeworpen handschoen oppakken. Het nieuwe bestuur moest, gezien de door Stoffels geuite kritiek, belangstelling van het publiek voor de tegels en van de leden voor de vereniging wekken. Van tegels had geen van de bestuursleden verstand. Nadat hij met Delphine een bruikleencontract had afgesloten, waarbij de vereniging recht en gedeeltelijk zelfs plicht van aankoop tegen een afgesproken matige prijs kreeg, heeft Stoffels zich om advies en hulp gewend tot deskundigen, met name Jkvr. Dr. C. H. de Jonge van het Rijksmuseum en Petra Clarijs. In het bijzonder de bekende schrijfster Petra Clarijs heeft geholpen een selectie voor een tentoonstelling te maken. De architect De Jong uit De Rijp heeft het ontwerp voor een opstelling op de zolder van de Waag gemaakt. Op 25 Mei 1963 werd deze geopend. Het werd een groot succes. Het eerste jaar kwamen er 500 bezoekers. Er moest een tweede druk van het tentoonstellingsgidsje komen. De belangstelling is gebleven tot de opheffing in 1969 omdat de toezichthoudster, de buurvrouw Van Zanten verhuisde en geen opvolging werd gevonden. Het bestuur, dat de meeste werkzaamheden, zoals het schoonmaken en op borden bevestigen van de tegels zelf deed, had het er druk mee maar heeft zich niet slechts met de tegels bezig gehouden. Omdat die in Monnickendam verzameld waren en een beeld van de 17e eeuwse wandbekleding gaven, viel die expositie nog wel binnen de doelstelling maar was niet het belangrijkst. In de eerste plaats moesten de leden bij de vereniging betrokken worden. Als het lidmaatschap niet meer inhoudt dan contributie betalen en eens in het jaar een ledenvergadering kan men niet verwachten dat er veel leden zullen zijn. Het bestuur is dan ook meteen begonnen met het organiseren van activiteiten. In het navolgende zal het vermelden ervan telkens gevolgd worden door de voortzetting vanaf 2000.
53
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 54
LEZINGEN
De eerste lezing werd in 1960 gehouden door de toen enige kenner van de geschiedenis van Monnickendam, meester Oosterveld. Een groot succes. Nadien zijn er ieder jaar lezingen gehouden, vanaf 1978 meestal twee. In 2005 werden vier lezingen over Monnickendam in de loop der eeuwen gehouden in samenwerking met Areópagus, afgesloten door bezichtiging van vier panden en daarna een drankje en hapje met muziek in de Lutherse Kerk. In 2006 werden er aldus drie gehouden over de Grote Kerk. EXCURSIES
De eerste excursie was in 1960 naar de Grote Kerk die toen gerestaureerd werd. Het succes ervan is geweldig geweest. Normaal werden er ieder jaar twee georganiseerd, een voor een halve dag met eigen vervoer en een verder weg met bussen vanaf ‘s morgens. Zo werden vanaf 2000 ieder jaar tot en met 2007 Groningen, Delft, Dordrecht, Zierikzee, Gouda, Amersfoort, ’s-Hertogenbosch bezocht. In 2008 mislukte het omdat er geen bus verscheen, maar in 2009 gingen we alsnog naar Bourtange. RONDLEIDINGEN
Zelf ontvingen we leden van zusterverenigingen die we Monnickendam lieten zien. In 1994 heeft het bestuur een commissie benoemd om deze te organiseren met een opleiding voor stadsgids. In ’95 werd de eerste rondleiding gegeven en sindsdien kan men geregeld groepjes mensen door de stad zien wandelen luisterend naar een gids. In 2000 waren het er 1300 in 57 wandelingen met 21 gidsen. Het enthousiasme van de eerste voorzitter Harry Voogel en zijn opvolgster Anne Lagrand-Groenewoud zijn daar niet vreemd aan. In 2001 werd er met succes iets nieuws geïntroduceerd, een wandeling gecombineerd met eten in vier restaurants. De zaak is financieel zeer gezond. Op vrijdag is de rondleiding gratis, de andere dagen wordt een kleine bijdrage gevraagd. De medewerkers ontvangen uiteraard niets en dat moet zo blijven. De fooien die ze op vrijdag krijgen weigeren ze niet, maar worden wel afgedragen. Mooi, mooi! PUBLICATIES
In 1960 kwam het eerste contact met Leen Appel tot stand. Hij vroeg om subsidie voor zijn bestudering van de doop- en huwelijksregisters van de Hervormde, destijds Gereformeerd genoemde, kerk. Door langdurende misverstanden kwam het eerste persoonlijke contact pas in 1965 tot stand, wat tenslotte in 1973 geleid heeft 54
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 55
60 jaar oud monnickendam
tot de eerste publicatie van de vereniging, ‘De Slag op de Zuiderzee’, en daarna tot zijn bijdragen aan het jaarverslag. Ook in 1973 publiceerden we een boekje met afbeeldingen van de gevelstenen. Op p.83 van jaarboek 2000 vindt men de verdere uitgaven van onze vereniging tot dan toe. In 2005 verscheen ‘De Grote Kerk’ door Harry Voogel en werd samenwerking verleend aan ‘Monnickendam in Waterland’ door Addy van Overbeeke. Daarna werd uitgegeven ‘Gevelstenen’ door Harry Voogel. In 2004 werd tijdens de intocht van Sinterklaas een jeugdboek aangeboden, ‘Koen van Monnickendam’, geschreven door Hans Keyzer en geïllustreerd door Herman van Elteren. De belangrijkste publicatie is het jaarverslag, dat sedert 1999 jaarboek heet. In 1973 besloot het bestuur tot uitgifte van het jaarverslag met de bedoeling grotere bekendheid aan het werk van Oud Monnickendam te geven in het bijzonder onder de vele nieuwe bewoners en in de hoop dat er bijdragen van leden in zouden verschijnen. Vanaf 1975 is dit in toenemende mate gebeurd. Leen Appel is naast de kerkelijke archieven het stedelijk en notarieel register gaan lezen en heeft daaruit puttend talrijke artikelen geschreven. In het jaarboek 2004 schreef hij : ‘Na dertig jaar met veel plezier verhalen geschreven te hebben voor de Vereniging Oud Monnickendam heb ik gemeend te moeten stoppen. Er moeten toch meer leden zijn die door hun medewerking het jaarboek in de huidige vorm in stand kunnen houden.’ Zijn grote verdienste is het voorbeeld dat hij gegeven heeft: iemand zonder geschiedkundige opleiding die historisch belangrijke stukken schrijft. Zijn belang is door de vereniging erkend door hem erelid te maken. Het voorbeeld van Appel heeft er ook toe geleid dat er geregeld niet geschiedkundige stukjes in het Jaarboek te vinden zijn. Om een voorbeeld te noemen van iemand die in het begin een belangrijke bijdrage aan de technische kant van het laten verschijnen van het jaarverslag heeft geleverd: ik zal niet de enige zijn die met lering en vermaak leest wat Siem Koerse erin schrijft. Het is Oud Monnickendam niet ontgaan dat er een nieuwe vorm van publicatie is gekomen, het internet. In 2007 is een website in gebruik gebracht, www.oudmonnickendam nl. Men kan daarop de meeste artikelen uit het jaarboek vinden en nog veel meer. Ook het museum heeft een website, www. despeeltoren.nl. Zowel het museum alsook secretaris en penningmeester van de vereniging hebben uiteraard een e-mail adres. OPGRAVINGEN
Aan Monnickendam zou in 1355 geen recht zich stad te noemen zijn verleend wanneer het toen onbelangrijk zou zijn geweest. Het was toen een welvarende plaats. De kleine kerk waar de Kerkstraat op uitkwam is men omstreeks 1400 dan ook gaan vervangen door een Grote Kerk, uiteraard aan de buitenkant want bin55
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 56
nen was geen ruimte. Het optimisme over de groei van de stad is onterecht gebleken. Amsterdam overwon. In Edam ziet men hetzelfde. De restanten van die oude tijd bevinden zich nog in de bodem. Toen ik een deel van mijn tuin drie spaden diep omspitte trof ik het restant van een welput, een stukje muur met fragmenten van 16e eeuwse tegels en een stukje vloer met oude tegeltjes . Tijd voor opgraven had ik niet en het ligt er dus nog. Bijzonder is het niet. Wanneer je in Monnickendam gaat graven vind je wat en dat is bekend. In 1974 heeft het bestuur dan ook een opgravingscommissie gevormd. Een probleem is dat voor opgraving toestemming vereist is en de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek verleent die niet graag aan amateurs. Toen de percelen Kerkstraat 49-53 afgebroken zouden worden kreeg de commissie toestemming om onder no. 49 te graven, hetgeen veel 17e eeuwse voorwerpen heeft opgeleverd. Door de oplettendheid van Tolman bleken onder de naastliggende percelen oudere restanten te liggen, hetgeen een opgraving door het Instituut voor Proto- en Praehistorie tot gevolg heeft gehad. Het restant van een smeltoven voor ijzer is in het museum te zien. Geen opgraving in technische zin maar wel met een soortgelijk resultaat was het legen van een oude put achter de woning van Herman van Elteren en Mevrouw Salomons. De resultaten zijn in het museum te zien. Eveneens in ’84 werden aan de Zuidervesting de restanten van een rondeel en een aansluitend stukje stadsmuur opgegraven. Deze zijn in dit jaar gerestaureerd. In 2007 stuitte men bij de nieuwbouw aan het Prooyen op restanten van waarschijnlijk kalkovens. BEHOUD VAN HET OUDE
In 1961 werd door de gemeente een plan tot sanering van de binnenstad voorbereid. Dat gebeurde zoals toen gebruikelijk in geheime raadszittingen. De bevolking kende geruchten maar wist het ware niet. De secretaris wist onder geheimhouding via Monumentenzorg inzage in de plannen te krijgen. Essentieel was een verbindingsweg dwars door Monnickendam van de nieuwe wijk naar de provinciale weg, waardoor een groot deel gesloopt zou worden. Het bestuur besloot tot actie.Tien jaar later is bij KB van 21 Januari 1971 het plan vernietigd. Intussen was in overleg met Monumentenzorg Monnickendam tot Beschermd Stadsgezicht verklaard. Sindsdien moeten bouwplannen goedkeuring van een commissie krijgen waarin een vertegenwoordiger van onze vereniging zitting heeft. In ons jaarboek wordt geregeld verslag gedaan en daaruit blijkt dat er door toedoen van wat thans heet Commissie Stads- en Dorpsbeheer Gemeente Waterland heel wat schendingen van het aanzicht voorkomen zijn. Van belang daarbij is dat de mentaliteit van kort na de bezetting ‘weg met die oude troep’ vervangen is door waar56
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 57
60 jaar oud monnickendam
dering van behoud. Belangrijke successen waren de aanpassing van de bebouwing op de Westelijke vesting in 2000, behoud van het Schapenweitje en de bouw aan ’t Prooijen in 2001. Ook het verkeersplan moet genoemd worden al is het nog niet tot uitvoering gekomen. De gemeentelijke molens werken langzaam. De activiteit van de commissie betreft vooral kleine en niet zo in het oog vallende projecten maar is heel groot en draagt veel bij aan het behoud van de karakteristiek van onze oude stad en ook het gezicht erop. Dat daarvan in dit overzicht weinig vermeld wordt betekent geenszins dat die activiteit gering en van minder belang is. RESTAURATIE
Van het begin af heeft restauratie op het programma van het bestuur gestaan. In de eerste tien jaar van het bestaan is er zelfs een subsidieregeling geweest waarbij 4% van de restauratiekosten werd vergoed. Restauraties kosten echter veel en de bedragen die ermee gemoeid zijn gaan ver uit boven ons vermogen. Dat geldt niet voor klein herstel zoals van stoepen en ook daarvoor is reeds lang geleden een subsidie van de helft van de meerkosten van herstel van de oude stoep en een betonnen stoep toegezegd. Van die regeling is weinig gebruik gemaakt. De stadsgidsen kregen zoals hierboven vermeld de beschikking over geld. De vraag rees wat men daarmee doen moest. Dat resulteerde in het besluit subsidie te verlenen aan het restaureren van de gevelstenen. Met grote inzet van Harry Voogel, die een subsidie van 50% van de gemeente wist te verkrijgen heeft restaureur Jan Hilbers de hele zomer eraan gewerkt met als resultaat dat vrijwel alle gevelstenen in Monnickendam weer in goede staat en van kleur voorzien zijn. Als bijkomend resultaat zij vermeld dat de onderste regel van de tekst boven het Westelijk toegangsportaal van de Grote Kerk nu eindelijk vast staat; ‘bidt voor die ziel’. Harry heeft zich ook ingezet voor restauratie van de stoepen. De stoep is een uit de Middeleeuwen stammend zakelijk recht op het smalle stukje bestrating voor de ingang van de woning. In die tijd was er nog geen straat, d.w.z. een met stenen geplaveide weg, dus na regen een modderpad. Die stoep verhinderde dat je uit de deur komend in de modder stapte. Je had hem zelf aangelegd en hij was dus je eigendom maar hij lag wel op de straat, dus op gemeentegrond. Vrijwel overal zijn die met stilzwijgende of uitdrukkelijke toestemming vervangen door trottoirs, wel eigendom van de gemeente. De subsidie kan dus uitsluitend verleend worden voor herstel van de oude stoep en niet voor door de gemeente aangelegd trottoir. In 2005 is de subsidieverlening door de gemeente beëindigd. Intussen zijn er een 50 stoepen gerestaureerd. De bewoners zijn, omdat het hun eigendom is, uiteraard verplicht die te onderhouden.
57
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 58
STEUN AAN ANDERE ORGANISATIES
In 1990 attendeerde Engelvaart op de mogelijkheid de verzameling ijsschuiten vanW.P. van Acker te verwerven. Het behoud van die oude ijszeilers valt binnen de doelstelling van onze vereniging maar kon moeilijk bij de werkzaamheden ingepast worden. Het initiatief is toen genomen tot oprichting van een aparte stichting, Stichting IJsschuiten Gouwzee, financieel onafhankelijk maar wel met een subsidie. Een enthousiast stel vrijwilligers is aan het werk getogen die oude schuiten weer zeilree te maken. Klaas Roos heeft een grote zolder ter beschikking gesteld waar de schuiten liggen en hersteld worden, soms vrijwel nieuwbouw. Zeilen kan slechts als er ijs is en dat is er niet iedere winter. Om het toch te kunnen doen heeft men het Noordelijker gezocht. De tocht naar Zweden in jaarboek 2001, p.32 beschreven is een boeiend verhaal, maar niet het enige. Onze vereniging heeft ook de stichting tot herbouw van de molen aan het Stinkevuil gesteund maar daar valt over activiteit nog niets te melden. HET MUSEUM
Van het begin af zijn er pogingen gedaan om na de sluiting van de tegelexpositie op de zolder van de Waag een ruimte te vinden. In 1980 hebben we tenslotte de beschikking over het vroegere politiegebouw bij de speeltoren gekregen. Van degenen die voor het niet geringe werk van de inrichting hebben gezorgd noem ik slechts Prof. Borger die voor het duidelijke geschiedkundig overzicht op de verdieping heeft gezorgd. Mede dank zij de vele vrijwilligers is het een succes gebleken en in feite een apart onderdeel van de vereniging geworden. In 2000 is de consequentie daaruit getrokken en het museum in een aparte stichting ondergebracht, zij het als onderdeel van Oud Monnickendam. Ook is er een ‘Vrienden van het Museum’ opgericht ter geldelijke ondersteuning. Het bestuur heeft om het bezoek aantrekkelijker te maken op de begane grond wisselende exposities georganiseerd. Dat er een groot tekort aan ruimte is kan niet verwonderen. In overweging zijn geweest het Weeshuis, het oude ‘Stadhuis’, In De Bonten Os. Vergelijking van de locaties heeft na besprekingen met het gemeentebestuur tenslotte geleid tot voorkeur voor een door Klaas Roos geopperd idee tot verbouwing van het huidige gebouw naar het voorbeeld van de vroegere gevel. Doordat er dan een verdieping op komt ontstaat de mogelijkheid van bezichtiging van het speelwerk in de aangrenzende toren, iets waarvoor bij bezoekers van het museum grote belangstelling bestaat. Het komt herhaaldelijk voor dat een bezoeker wanneer hij verneemt dat de toren niet toegankelijk is rechtsomkeert maakt. 58
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 59
60 jaar oud monnickendam
Het overleg met de gemeente over steun aan onze vereniging is altijd moeizaam geweest en dat is in de afgelopen tien jaar nadat in 2000 een duidelijk voorstel in die geest was gedaan niet veranderd. Er is een werkgroep onder voorzitterschap van Frans Lafontaine geformeerd en van de kant van onze vereniging ontbreekt het niet aan activiteit maar het is moeilijk werken wanneer men zoals een keer voorgekomen is een jaar moet wachten op een antwoord van de gemeente. Op dit ogenblik is er in principe overeenstemming. Ik ga op de problemen die er nog zijn niet in omdat er nog teveel onzeker is en evenmin op het verloop van de besprekingen gedurende de laatste tien jaar omdat het verhaal te droevig is. Voor mij en niet alleen voor mij is onbegrijpelijk dat in Monnickendam, waar het toerisme zo belangrijk is, het plaatselijk bestuur geen oog heeft voor het belang ervan. Het grote succes van de rondleidingen door de stadsgidsen en ook van het museum ondanks de huidige primitieve huisvesting zou de ogen toch moeten openen. Maar er bestaat niet eens een VVV! TOT SLOT
Het verslag over de eerste vijftig jaar eindigde ik met de wens dat onze vereniging welvarend de honderd jaar zou bereiken. Daarvan zijn er nu tien om en de vereniging vaart nog wel. Er is echter een reden tot zorg. Financieel is onze vereniging gezond. Voor de vrienden is bovendien de A.N.B.I.-status verkregen hetgeen betekent dat de bijdragen bij de belastingaangifte afgetrokken mogen worden. Het aantal leden is echter niet toegenomen, het aantal medewerkers gelukkig wel. De vermelding van al die enthousiastelingen zou teveel plaats innemen en volledigheid niet bereikt worden. Ik maak een uitzondering voor enkele overledenen . De intiatiefnemer voor de oprichting Jan Nierop is in 2004 overleden evenals Gerrit Bloem, de eerste voorzitter van het nieuwe bestuur in 1960. In 2005 is Leen Appel, die een jaar daarvoor tot erelid was benoemd, overleden. In hetzelfde jaar hebben we de grote activiteit van Cees Lagrand verloren doordat hem een herseninfarct heeft getroffen. In 2009 overleed de vrouw van onze erevoorzitter Dick, Janny Oosterveld, nooit op de voorgrond getreden maar wel verdienstelijk. Hetzelfde geldt voor de in 2004 overleden Jan Groot. Tenslotte van de nog levende leden om hun nooit aflatende grote activiteit, waarbij ik me beperk, tot Klaas Roos, vanwege zijn belang niet alleen voor de vereniging maar ook daarbuiten voor het behoud van het oude in onze stad. De vermelding is symbolisch en in zoverre willekeurig, wanneer uitmaken van wie de grootste verdiensten heeft niet mogelijk is. Voor de toekomst van onze vereniging geeft het grote aantal vrijwilligers dat in de afgelopen tien jaar nog toegenomen is reden tot optimisme. Op naar de 100 jaar!
59
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 60
Afbeelding 1: Een van de aangetroffen ovens tijdens de opgraving.
60
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 61
Archeologische Opgraving ’t Prooyen te Monnickendam S. Gerritsen & R.W. Vanoverbeke februari 2010
1. Inleiding In januari 2008 werd in opdracht van Leguit & Roos door Hollandia Archeologen een opgraving uitgevoerd op het terrein aan ’t Prooyen 2-3 in Monnickendam, gemeente Waterland. ’t Prooyen ligt in het oude centrum van de stad Monnickendam, dewelke in het jaar 1355 stadsrechten verkreeg. De middeleeuwse nederzettingskern is waarschijnlijk ontstaan op een aantal eilandjes rond de monding van de rivier de ‘Waterlandse Die’. Mogelijk mondde deze rivier via een delta-achtig gebied met kreken uit in de Zuiderzee. Het lijkt erop alsof het gebied direct rond ’t Prooyen zelf tot in ieder geval de 16de eeuw onbebouwd is gebleven. De oudste kern ligt waarschijnlijk bij de Kerkstraat of de Middendam en het Zuideinde. Op de kaart van Van Deventer uit omstreeks 1565 is het gebied aangegeven zonder huizen of andere gebouwen. Het is opvallend dat, hoewel er een aantal stadsuitbreidingen naar het zuiden en westen hebben plaatsgevonden in de 14de en het begin van de 15de eeuw (De Cock 1975), het terrein van de vindplaats tot in de late 16de of vroege 17de eeuw niet in gebruik is genomen als bouwgrond. De steden hadden in de Late Middeleeuwen in vergelijking met de moderne tijd een veel meer agrarisch karakter. Mogelijk is het terrein dan ook lange tijd in gebruik geweest als tuin, boomgaard of weideland. Tijdens een inventariserend veldonderzoek dat voorafging aan de definitieve opgraving werden reeds twee ronde ovens ontdekt (Gerritsen, 2007). Tijdens de laatst uitgevoerde opgraving werd nog een derde oven blootgelegd, evenals het gebouw waarin de ovens zich bevonden. Door een grondige bestudering van de opgravingsgegevens, gecombineerd met historisch kaartmateriaal en de uitkomsten van historisch onderzoek door Appel (1989), konden de ovens en het gebouw worden geïdentificeerd als de resten van de zoutkeet ‘De Oranjeboom’, die werd opgericht in de vroege 17de eeuw. Binnen de archeologische resten van deze zoutkeet konden twee bouwfasen worden onderscheiden (fase 1a en fase 1b). De zoutkeet werd opgegeven in 1729. Tus61
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 62
sen 1729 en het derde kwart van de 19de eeuw lag het plangebied grotendeels braak. Achter op de percelen stond een gebouw, waarvan slechts de paalfundering werd aangetroffen (fase 2). In de late 19de eeuw werd het plangebied in gebruik genomen door een visrokerij. De bebouwing van deze visrokerij bleef tot diep in de 20ste eeuw in min of meer ongewijzigde vorm bestaan. In de laatste kwart eeuw werd het pand vervangen of onherkenbaar verbouwd. Onder het diepst opgegraven vlak lag een ophogingspakket van zand. Mogelijk zijn er nog oudere, archeologisch belangwekkende resten onder dit pakket aanwezig. 2. Zoutkeet De Oranjeboom Blijkens vermeldingen in oud kaartmateriaal moet een groot deel van de (zee)havensteden in Holland in de 16e en 17e eeuw vol hebben gestaan met zoutketen. Desondanks is er archeologisch weinig bekend over deze vroeg-industriële complexen. In historisch onderzoek, uitgevoerd door Appel (1989) is gepoogd om een reconstructie te maken van de locatie van de scheepshellingen en de zoutketen in de periode tussen de 15e en de 18e eeuw, in het havengebied en langs ’t Prooyen in Monnickendam. De oudste aanwijzing voor de aanwezigheid van zoutketen in Monnickendam heeft toevalligerwijs betrekking op de door Hollandia Archeologen onderzochte zoutziederij. De opgegraven zoutkeet droeg de naam ‘De Oranjeboom’ en werd voor het eerst genoemd in een acte over huwelijkse voorwaarden die is uitgegeven in 1614. Gezien de hoeveelheid beschikbare bronnen en de frequentie waarmee ‘De Oranjeboom’ in latere geschriften wordt genoemd is het waarschijnlijk dat de zoutkeet in het begin van de 17e eeuw werd gebouwd. De zoutziederij wordt verschillende malen genoemd in verpondingsboeken, verkoopactes, transportactes, overeenkomsten e.d. Het proces van zoutzieden met ruwzout verschilt niet veel van het proces zoals dat bij darinkdelven 1 plaatsvond. Aan het ruwzout werd zeewater toegevoegd. De aldus ontstane zoutoplossing werd ‘pekel’ genoemd. Het zeewater werd aangevoerd door een zoutwaterschip. De pekel werd in grote pannen verwarmd waarin zich door de indamping zoutkristallen begonnen te vormen. Het verwarmen vond plaats door het stoken van een turf- of kolenvuur onder de pannen. De onzuiverheden in de pekel, vormden een vlies aan het oppervlak. Dit vlies werd vlak 1 De laag veen die zich onder de zeeklei of zand bevindt, wordt darink genoemd. Het steken hier-
van is darinkdelven. Dit werd verbrand in speciale zoutketen om zout uit het veen te winnen.
62
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 63
archeologische opgraving ’t prooyen te monnickendam
voor het einde van het zoutziedproces verwijderd (Harteveld 1968). Wat overbleef was geraffineerd zout, klaar voor gebruik in de voedselverwerkende industrie en in de keuken. De temperatuur van de oven bepaalde de grootte van de zoutkristallen. Voor de bereiding van fijn zout was een temperatuur dicht bij het kookpunt nodig, waardoor het mengel continu in beweging beleef. Voor de productie van grof zout was een temperatuur tussen de 40 en de 70 graden voldoende.
Afbeelding 2: Zoutbereiding in de 17de eeuw. Naar Van Beverwijck (1652)
3. De opgravingsresultaten 3.1 Fasering structuren en reconstructie Op basis van de opgravingsresultaten was het mogelijk om binnen de aangetroffen sporen een fasering op te stellen. In afbeeldingen 3 en 6 is een vereenvoudigde weergave van de aangetroffen sporen en structuren afgebeeld. De nummering van de structuren in de afbeeldingen komt overeen met de nummering in onderstaande tekst. Uitwerking van de sporen en structuren heeft geleid tot de volgende fasering:
63
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 64
Fase 1: zoutkeet ‘De Oranjeboom’: ≤ 1614 – 1729. Fase 2: 1729 – derde kwart 19e eeuw. Fase 3: laatste kwart 19e eeuw – laatste kwart 20e eeuw. 3.1.1 Fase I: zoutkeet ‘De Oranjeboom’ : ≤ 1614 – 1729 Van de zoutkeet werden voldoende resten aangetroffen voor een reconstructie van de opgegraven delen. Er konden op basis van stratigrafische ligging en detailonderzoek van oude afbeeldingen twee bouwfasen worden vastgesteld. De oorspronkelijke bouw (fase 1a) bleek op een bepaald moment te klein geworden. De zoutkeet werd daarom vergroot en uitgebreid met diverse aanbouwen op het achtererf (fase1b). De exacte datum van deze verbouwing kon echter niet worden achterhaald. In de kaart van De Wit is deze verbouwing echter voltooid, waarmee vaststaat dat de verbouwing voor 1672 gerealiseerd was.
Afbeelding 3: Een vereenvoudigde weergave van de aangetroffen sporen en structuren. De structuurnummers (Romeinse cijfers) verwijzen naar de nummers in de tekst.
64
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 65
archeologische opgraving ’t prooyen te monnickendam
3.1.1.1 Fase 1a: ≤ 1614 – 1672 (afbeelding 6) De oudste fase (fase 1a), structuur IV, bestond uit een min of meer vierkant, driebeukig gebouw, waarbij de lengteas parallel lag aan ’t Prooyen. De breedte van het pand bedroeg oorspronkelijk 16,5 m bij een lengte van 20 m. De beuk aan de straatzijde was 4,5 m diep. De middenbeuk 8,5 m en de beuk aan de achterzijde was 7 m diep. De beuken van het gebouw en de gevels waren herkenbaar aan de ligging van bakstenen poeren. Op de voorgevel aan de straatzijde na, waren de ruimtes tussen de poeren opgevuld met metselwerk in verschillende baksteenformaten en -kleuren. In het algemeen kan gesteld worden dat oranje-rode bakstenen met formaat 18,5 x 9 x 4 cm de boventoon voerden, zowel voor de wanden als voor de poeren. De poeren dienden als fundering voor het houtskelet van de wanden en de kapconstructie. Het is opvallend dat aan de voorzijde van het gebouw een bakstenen fundering ontbrak. De voorgevel van het pand lag net buiten het opgegraven terrein. Toch kan een indruk verkregen worden van het uiterlijk en het interieur door een blik te werpen op afbeelding 5. Deze bewerkte detailuitsnede uit de kaart van De Wit toont een voorgevel van verticale planken. De zout-
Afbeelding 4: De werkput na een nacht regen. Op de voorgrond ligt oven nr. 1. De foto is richting het zuidoosten genomen. Door het regenwater is de verzakking aan de westzijde goed waarneembaar.
65
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 66
keet was voorzien van een pannendak. De knik ter hoogte van de dakkapellen komt overeen met de positie van de poerenrij die het dichtst bij ’t Prooyen is aangetroffen. Centraal in de middenbeuk stonden twee ovens, structuur I en II. Elke oven stond in een aparte ruimte van 8 x 10 m. Vermoedelijk hield dit verband met de hitte die de ovens verspreidden. Dankzij deze compartimentering werd het in de overige ruimtes van de zoutkeet minder heet, vochtig en rokerig, hetgeen ten goede kwam aan zowel het werkklimaat als aan de kwaliteit van het eindproduct, geraffineerd droog zout. Structuur I was een ietwat ovale oven. Gemiddeld had de ovenwand een breedte van 0,6 m. De ovale vorm is het resultaat van verzakking. Een verzakking die enerzijds veroorzaakt zal zijn door het grote gewicht van de constructie en anderzijds ook door de belading van de zoutpan, waarin honderden tot duizenden liters pekel ingedampt kon worden. De buitenste diameter varieerde tussen de 5,9 en 6,4 m. De structuur was opgebouwd uit gele tot oranje bakstenen met een afmeting van 17 x 8 x 3,5 cm. In plaats van mortel was grof geel zand gebruikt als voegmiddel. De hoogte van de onderzijde verschilde nogal. Zo werd aan de zuid- en zuidwestzijde een hoogte van -0,18 m en aan de noordoostzijde een hoogte van +0,01 m NAP gemeten. De onderzijde was aan de zuidwestzijde verzakt. Dit is waarneembaar op afbeelding 4. Mogelijk had dit te maken met de manier van constructie, waarbij deze zijde meer gewicht te dragen kreeg. Het ligt echter meer voor de hand dat de verzakking werd veroorzaakt door lokale verschillen in de draagkracht van de ondergrond. De opbouw van de ovenwand was niet overal gelijk. Zo vertoonde de binnenzijde aan de zuidkant zes versnijdingen, terwijl de rest van de ovenwand niet of nauwelijks versnijdingen liet zien. Hierdoor werd aan de zuidzijde een soort komvorm gecreÍerd, een vorm die doorliep richting het midden van de oven. Het grijswitte zand, waarop de ovens gefundeerd waren, was hier niet meer aanwezig. Vermoedelijk is dit vergraven tijdens het legen van de oven. Structuur II was ronder van vorm. De gemiddelde breedte van de ovenwand was 0,5 m. De buitenste diameter varieerde tussen de 6,2 en 6,3 m. De oven was opgebouwd uit oranje tot oranjerode baksteen met afmetingen van respectievelijk 18,5 x 9 x 5 cm en 18 x 8,5 x 4 cm. In plaats van mortel was ook bij deze oven geel grof zand gebruikt als voegmiddel. De onderzijde was eveneens aan de zuidwestzijde verzakt, waardoor een maximaal niveauverschil van 0,15 m kon worden genoteerd. De hoogst gemeten bovenzijde van de ovenwand ligt op +0,34 m NAP. Rondom de ovens werden hier en daar nog resten van rommelig gelegde vloeren aangetroffen. Doordat ze erg gefragmenteerd waren is er geen eenduidige uitspraak te doen of overal rondom de ovens vloeren hebben gelegen of dat ze zich 66
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 67
archeologische opgraving ’t prooyen te monnickendam
beperkt hebben tot een aantal bepaalde plaatsen waar meer gewerkt werd (bijvoorbeeld in de buurt van de stookgaten). Over het gebruik van de achterste beuk van de oorspronkelijke zoutkeet, structuur IV, is niets bekend, maar in de meest noordelijke muur werd een drietal uitsparingen in de onderste twee lagen van de muur aangetroffen. In een van de uitsparingen was nog een houten goot aanwezig. Mogelijk werd dit deel van het gebouw gebruikt als een denne, de opslag- en droogplaats van het zout. De uitsparingen zouden dan voor de aanvoer van warme lucht afkomstig van de ovens kunnen zorgen. Een restant van een gebogen, steens gemetseld muurfragment (Structuur XIV) tegen de binnenzijde van de achtergevel is lastig verklaarbaar. Gedacht kan worden aan de locatie van een trap naar de bovenverdieping. Binnen de beuk aan de voorzijde van het gebouw (de zijde van ’t Prooyen) werd een bakstenen kelder, structuur VII aangetroffen. De kelder was opgemetseld in watervaste gele bakstenen met afmetingen van 18 x 8,5 x 4 cm. De kelder was 2 m breed bij 3 m lang. De kelderwanden waren tijdens de opgraving nog 40 cm hoog, waarmee duidelijk wordt dat de kelder oorspronkelijk een inhoud van meer dan 2,5 m3 heeft gekend. Meest waarschijnlijk heeft de kelder gediend voor de opslag van zeewater. Dit werd in de zoutkeet gebruikt als oplosmiddel voor het ruwzout. Aan de zuidoostzijde van de oorspronkelijke zoutkeet lag een steeg, structuur VIII. De steeg was bestraat met hergebruikte rode baksteen en geglazuurde plavuizen van verschillende afmetingen. Waarschijnlijk werd dit straatje gebruikt voor de toevoer van ruwzout en de afvoer van geraffineerd zout. De toegang tot de steeg is in afbeelding 5 waarneembaar in de vorm van een poortje, links van de grootste dakkapel. De vloer van de steeg was minimaal 3 maal opgehoogd en vervangen. Dit gebeurde waarschijnlijk in reactie op verzakkingen in de slappe ondergrond. 3.1.1.2 Fase 1b: < 1672 – 1729 (vergelijk afbeeldingen 5 en 6) Achter de oorspronkelijke zoutkeet werden drie bijgebouwen gerealiseerd, waarvan de noklijn parallel lag aan het hoofdgebouw. Van deze bijgebouwen werden er twee aangesneden tijdens het inventariserend veldonderzoek en de opgraving, structuur X en XI. Bijgebouw X was bereikbaar via steeg VIII en lag tegen de oorspronkelijke achtergevel van de zoutkeet, structuur IV. Dit bijgebouw lag buiten de grenzen van het op te graven terrein. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is van het bijgebouw echter wel een muur aangesneden. In combinatie met de bijzonder gedetailleerde afbeelding in de kaart van De Wit, bleek het mogelijk de ontbrekende delen van de omtrek te reconstrueren. Bijgebouw X deelde de noordoostelijke gevel met de oorspronkelijke zoutkeet, structuur IV. De zuidwestelijke gevel werd opgetrokken in steens metselwerk van voornamelijk rode en enkele gele bakstenen met formaat 18 x 9 x 3,5 cm en schelpkalkmortel als voegmiddel. Bijgebouw X had buitenwerks een breedte van 3 m. Afgaande op de af67
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:07
Pagina 68
Afbeelding 5. Een detail van het onderzoeksgebied in een uitsnede van de kaart van Frederik de Wit uit 1698 (kaartbeeld gebaseerd op gravures door Blaeu, te dateren tussen ca. 1660â&#x20AC;&#x201C; 1672). De oorspronkelijke zoutkeet is rood ingekleurd (fase 1a, bouwjaar in of voor 1614). Geel ingekleurd is een aantal aanbouwen die (gedeeltelijk) werden opgegraven. Deze aanbouwen behoorden tot een latere uitbreiding die niet nader gedateerd kon worden (fase 1b). De Romeinse cijfers komen overeen met de structuurnummers in de tekst. De zoutkeet werd gesloopt in 1729. De niet ingekleurde bouwdelen vielen geheel buiten het opgegraven areaal.
beelding in de kaart van De Wit was de nokhoogte ongeveer gelijk aan de oorspronkelijke zoutkeet. Het dak van het bijgebouw was op dat moment gedekt met dakpannen. Bijgebouw XI lag achter bijgebouw X. Ook dit bijgebouw lag buiten de grenzen van het op te graven terrein. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is van het bijgebouw echter wel een muur aangesneden. In combinatie met de bijzonder gedetailleerde afbeelding in de kaart van De Wit, bleek het ook in dit geval mogelijk de ontbrekende delen van de omtrek te reconstrueren (vergelijk afbeeldingen 5 en 6). Bijgebouw XI deelde de noordoostelijke gevel met bijgebouw X. De zuidwestelijke muur werd opgetrokken in afwisselend gele en rode bakste68
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 69
archeologische opgraving ’t prooyen te monnickendam
Afbeelding 6: Mogelijke reconstructie van de sporen en structuren in fase 1. De palen worden bij deze en de tweede fase afgebeeld, aangezien niet voor alle palen de fasering kon worden aangetoond.
nen met formaat 17 x 7 x 4 cm en schelpkalkmortel als voegmiddel. Deze muur lag wat uit het lood, waardoor bijgebouw XI geen rechthoekige maar een licht-trapeziumvormige plattegrond had. Gedetailleerde bestudering van de afbeelding in de kaart van De Wit leert dat ook deze situatie overeenkomt met de toenmalige situatie. Bestudering van de kaart van De Wit leidt tot de conclusie dat de nokhoogte lager was dan de bebouwing aan ’t Prooyen. Het dak van het bijgebouw was op dat moment gedekt door middel van dakpannen. Ook is te zien dat de erfafscheiding, een schutting, langs de noordwestzijde van het erf doorloopt langs bijgebouw XI. Hieruit kan afgeleid worden dat zich tussen deze erfafscheiding en bijgebouw XI een open ruimte bevond. De afmetingen van deze open ruimte zijn niet te bepalen. De steeg (structuur VIII) werd opgenomen in een uitbreiding aan de zuidzijde van het driebeukige pand aan ’t Prooyen (structuur IX). Een deel van de oudere vloerniveaus binnen de steeg werd overbouwd door de noordwestmuur van deze aanbouw. Het pand aan ’t Prooyen kreeg door deze uitbreiding een lengte van 26 m langs ’t Prooyen, bij een breedte van 20 m. De aanbouw is goed herkenbaar in de kaart van De Wit, door de afwijkende gevelbekleding (zie afbeelding X). Uiterst links zien we dat deze bestaat uit dakpannen, vergelijkbaar met de gevelbekle69
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 70
ding van nog bestaande kapschuren en -bergen in Noord-Holland. De gevelbekleding van de oorspronkelijke delen van het pand bleef bij deze verbouwing intact. Door de uitbreiding werd de voormalige steeg (structuur VIII) opgenomen binnen het pand, waardoor een gang met een breedte van 1,5 m ontstond. Binnen de aanbouw werd een derde oven gebouwd, structuur III. De exacte vorm van deze oven was niet te achterhalen, aangezien een groot deel buiten de werkput viel. De aangetroffen delen wijzen echter in de richting van een zeer vergelijkbare constructie als de ovens I en II. De breedte van de ovenwand lag tussen de 0,8 en 1,2 m. De hoogst gemeten bovenzijde was +0,47 m NAP. Het muurwerk leek naar binnen toe te zijn gedrukt door het gewicht van de zoutpannen. Aan de buitenzijde van de westkant is de onderzijde op +0,14 m gemeten. Aan de binnenzijde van de oven was de onderzijde op +0,01 m NAP gelegen. Er is geen sluitend archeologisch bewijs gevonden dat de aanbouw een vergelijkbare driebeukige constructie kende als het oorspronkelijke pand. Indirect zijn er wel aanwijzingen voor. De kapconstructie van de aanbouw wijkt namelijk niet af van het oorspronkelijke pand. Dit zou ook niet erg waarschijnlijk zijn geweest. Over het algemeen wordt bij de realisering van een aanbouw verder gegaan op de ingeslagen weg, met het oog op problemen bij de aanhechting tussen bouwdelen en het risico van plaatselijke verzakkingen door drukverschillen. In het zuiden van de aanbouw werd een muurfragment aangetroffen dat op 1 m afstand parallel liep aan de gang, structuur XIII. Wanneer men in gedachten een loodlijn over dit muurfragment plaatst, dan ziet men dat structuur XIII ruimtelijk niet verder noordelijk kon hebben gereikt dan de zuidwand van oven III. Het gaat dus om een lokaal bouwelement. De breedte van de ruimte tussen het wandje en de gangmuur was van dien aard dat het slechts geschikt was als verbindingselement tussen twee ruimten. Waarschijnlijk bevond zich in de ruimte tussen structuur XIII en de gang een trap naar de bovenverdieping. De oudere trap, structuur XIV, kan zijn afgebroken op het moment dat deze nieuwe verbinding met de bovenverdieping tot stand kwam. Achter de aanbouw van het hoofdgebouw verrees een langgerekte schuur of loods, structuur XII. Hiervan viel slechts de noordwesthoek binnen de begrenzingen van het op te graven terrein. De funderingen waren steens opgemetseld met rode bakstenen van formaat 18 x 8 x 4 cm en schelpkalkmortel als voegmiddel. Inpandig waren nog resten van een plankenvloer aanwezig. De planken waren in de lengterichting van het gebouw gelegd. Het vloerniveau lag op -0,18 m NAP. Afgaande op de weergave van structuur XII in afbeelding 5 was het dak gedekt met verticale planken. Een pannendak is niet weergegeven. In afbeelding 5 wordt structuur XII weinig gedetailleerd weergegeven. Men dient zich dan ook afvragen of de spaarzame detaillering voldoende accuraat is om er conclusies aan te verbinden aangaande het uiterlijk en de gebruiksmogelijkheden.
70
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 71
archeologische opgraving ’t prooyen te monnickendam
3.1.2 Archeologische aanwijzingen voor het productieproces van zoutkeet ‘De Oranjeboom’. Hoewel de ovens op het eerste gezicht op elkaar lijken, zijn er enige verschillen. Zo zijn voor oven I en II verschillende typen baksteen gebruikt, al dient hierbij te worden opgemerkt dat niet alle bakstenen zijn bekeken. Van oven nr. III werden in het beste geval nog maar twee baksteenlagen aangetroffen. Deze waren geheel verpoederd door de hoge temperaturen in de oven, waardoor de formaten niet konden worden vastgesteld. Belangrijker dan de kleine arbitraire verschillen zijn de overeenkomsten tussen de ovens. Zo werd bij alle ovens zand in plaats van mortel gebruikt. Dit heeft mogelijk met het tegengaan van barsten te maken. Een gemetselde muur zal veel minder kunnen uitzetten en krimpen dan een waarbij zand is gebruikt. Een andere overeenkomst zijn de stookgaten (afbeelding 6). Bij ovens I en II werden vier stookgaten waargenomen, die de ovenwand verdeelden in vier min of meer gelijke parten. Oven III had op de westelijke helft twee stookgaten, waardoor het erg waarschijnlijk is dat deze er eveneens vier heeft gehad. De breedte van de opening mat 0,4 tot 0,5 m. Waar de bodem van het stookgat nog intact was werd een vloertje aangetroffen van één laag straatklinkers die op hun lange zijde, in de lengterichting, waren neergelegd. Het grootst gemeten verschil tussen de bodem van het stookgat en de bovenzijde van de muur bedroeg 0,45 m. Alle stookgaten waren opgevuld met zeer grof baksteenpuin en as. Waarschijnlijk werden de stookgaten aan het eind van het stookproces opgevuld met dit materiaal om zo het vuur te smoren. Bij geen enkele oven werden binnen de ronde muren resten van stookvloeren aangetroffen. Het lijkt erop alsof rechtsreeks op het grijswitte zand werd gestookt. Naast de ovens werden wel restanten van vloeren aangetroffen. Deze waren gemaakt van rode geglazuurde vierkante plavuizen van verschillende afmetingen. De bakstenen aan de binnenzijde van de oven waren – waarschijnlijke door de verhitting in slechte staat van conservering. De bovenzijde van de muren waren in een nog slechtere staat. Hier waren de afzonderlijke bakstenen niet meer te onderscheiden. Een opvallende overeenkomst is de terugkerende verstoring van de muren aan de noordzijde van de drie ovens. Een blik op de profielen leert dat deze vergraving heeft plaatsgevonden nadat de ovens buiten gebruik waren gesteld. Een interpretatie als uitgegraven werkplek of extra stookgat lijkt hiermee uitgesloten. Waarschijnlijk hebben de verstoringen te maken met de ontmanteling van de ovens, waarbij de zoutpannen werden afgevoerd voor hergebruik of als oud ijzer. Het aardewerk uit deze kuilen kon bij benadering worden gedateerd in de 17e/18e eeuw. Na de bedrijfsbeëindiging in 1729 werden de zoutkeet en de ovens afgebroken en het terrein geëgaliseerd. 3.1.3 Fase 2: 1729 – derde kwart 19e eeuw De tweede fase werd vertegenwoordigd door een gebouw waarvan de muren en funderingen verdwenen zijn (structuur V, afbeelding 3). Na de sloop van de zout71
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 72
ziederij werd op het terrein een rechthoekig gebouw aangelegd waarvan de exacte afmetingen niet meer te achterhalen zijn. De oriëntatie van het gebouw was noordwest-zuidoost. Of de aanleg direct na de sloop plaatsvond of dat het terrein eerst een tijdje braak heeft gelegen is niet meer aan te tonen. Waarschijnlijk had het gebouw een breedte van 3 á 4 m en een lengte van 8 á 9 m. Vermoedelijk is dit het gebouw dat is afgebeeld op de kadastrale minuut van 1827. Het gebouw werd in ieder geval grondig gesloopt, er werden geen muurresten teruggevonden. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de functie van het gebouw. 3.1.4 Fase 3: laatste kwart 19e eeuw – laatste kwart 20e eeuw. Structuur VI was een gebouw waarvan de afmetingen 5 bij 11,5 m bedroegen. Het gebouw was opgedeeld in vijf kamers met afmetingen van 2 m bij 5 m en een gang voor de achterste kamer van 1 m bij 5 m (zie afbeelding 3). De funderingen waren opgebouwd uit afwisselend rood en geel baksteen van verschillende afmetingen. Waarschijnlijk betreft het hier een visdrogerij of -rokerij. Uit historische bronnen is bekend dat er in 1832 vier rokerijen in Monnickendam stonden. In dat jaar wordt er echter nog geen rokerij op ’t Prooyen vermeld. In 1876 gebeurd dit voor het eerst. In de militaire ‘Bonnebladen’ van 1877 is in ieder geval een gebouw weergegeven met eenzelfde oriëntatie als structuur V. In iets gewijzigde vorm blijft dit gebouw afgebeeld worden in de topografische kaarten van 1949, 1960 en 1969. In 1981 is het langgerekte pand vervangen of onherkenbaar verbouwd. 3.2 Dateringsonderzoek Dankzij historische bronnen (Appel 1989) kon zoutziederij d’ Oranjeboom bij benadering worden gedateerd in het eerste kwart van de 17e eeuw. In 1614 verscheen de zoutziederij voor het eerst in de geschriften en er zijn geen aanwijzingen dat het bedrijf al veel eerder werkzaam was. De materiële cultuur sloot hierop aan. Er werden enkele fragmenten aardewerk aangetroffen, die een vrij lange looptijd hadden en die gedateerd konden worden tussen de 15e en de 17e eeuw, maar het merendeel van het aardewerk behoorde aan de periode 17e tot en met de 18e eeuw. De oudste scherf die aan een relatief korte tijdspanne kon worden toegeschreven is de eerder genoemde scherf van het majolica bord, aangetroffen tijdens het inventariserend veldonderzoek (Gerritsen 2007). Deze kon in de tweede helft van de 17e eeuw geplaatst worden. De door historische bronnen overgeleverde einddatering van de zoutziederij valt in de eerste helft van de 18e eeuw (1729) en sluit eveneens aan op de materiële cultuur. Er zijn ten noorden van de ovens een aantal kuilen aangetroffen die aan de hand van het aangetroffen aardewerk in de 17e of 18e eeuw kunnen worden gedateerd. Eén van de kuilen kon zelfs door de aanwezigheid van een tweetal majoli72
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 73
archeologische opgraving ’t prooyen te monnickendam
caborden en een steengoed mineraalwaterkruik in de eerste helft van de 18e eeuw worden gedateerd. De kuilen konden op stratigrafische grond ná de buitengebruikstelling van de ovens en vóór verder gebruik van het terrein gedateerd worden. Het materiaal sluit hier dus wederom goed aan bij de historische bronnen. Het totaal aantal gevonden scherven was opvallend laag (n = 263). Het merendeel van de fragmenten valt in de periode 17e/18e eeuw. Er zijn slechts 5 fragmenten (2 %) die met zekerheid aan de 19e eeuw konden worden toegeschreven. Het overgrote deel (60 %) van het aardewerk bestond uit rood geglazuurd aardewerk. In afnemende percentages kwamen verder voor: faience (17 %), wit groen of geel geglazuurd aardewerk (15 %), geglazuurd steengoed (4 %), industrieel wit (2 %), porselein (1 %) en majolica (1 %).
Literatuur Appel, L. 1989: Scheepstimmerwerven en zoutketen te Monnickendam, in: Jaarverslag ‘Oud Monnickendam’. Cock, J.K. de, 1975: Historische geografie van Waterland, Holland 7, Amsterdam, pp 329-349. Gerritsen, S, 2007: Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) aan ’t Prooyen, Monnickendam, gemeente Waterland Hollandia reeks 169, Zaandijk. Gerritsen, S & G. van den Berg, 2009: ‘Sout beter als Gout’, Een archeologische opgraving van een zeventiende-eeuwse zoutziederij aan ’t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland, Hollandia reeks 216, Zaandijk. Harteveld, R.B., 1968: Zoutwinning en zoutzieden in Nederland, in: Forbes (ed.), Het zout der aarde.
73
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Het huis van juffrouw Blankevoort, Noordeinde 9
74
Pagina 74
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 75
Het leven van Neeltje Klein (1892-1984) 1
De sociale geschiedenis staat sterk in de belangstelling. Geen wonder: binnen een of twee generaties heeft zich in de sociale verhoudingen in Nederland een ware revolutie voltrokken. Een zestig jaar geleden nog omvangrijke beroepsgroep is als van de aarde weggevaagd: het huispersoneel. Voor meisjes uit arbeidersgezinnen waren er voorheen nauwelijks andere mogelijkheden om het brood te verdienen. Een echt Waterlands dienstbodenverhaal wordt hieronder verteld door de Monnickendamse Neeltje Klein (1892–1984), naar een bandopname uit 1983. Vader stierf, toen was hij pas tweeenveertig. Een paar jaar heeft hij gesukkeld, dan moest hij overdag slapen en wij, de kinderen, mochten geen lawaai maken. Janny, die nu vierentachtig is, was toen pas twee, die heeft daar erg onder geleden. De mensen hadden het niet breed, niemand hoor, in heel Monnickendam. Vader was dijkwerker, of liever kleiwerker, bij Blankevoort. In mei begon dat werk, in Edam of op Marken, bij Schellingwou, net waar de dijk aanbesteed was om te worden opgeknapt. En dan vertrokken ze ’s morgens om half drie, met z’n veertienen in de jol, met twee ploegen, roeien naar het werk. Ze deden dan eigenlijk werk wat de dijkwerkers niet doen wilden: uitputten, schuiten vullen met bagger. Dat was heel zwaar werk, en ’s zomers stonden ze dan in hun blote body met een baaien broek an, het was ’s middags veel te heet om te werken, om twee uur scheden ze er mee uit, drie uur was vader weer thuis. Om acht uur, half negen lag hij alweer in bed. Zo was het leven vroeger. Wat hij bij Blankevoort verdiende, weet ik niet: dat heeft moeder me nooit verteld. Maar ze waren al blij als ze zonder schulden de winter ingingen. ’s Winters moesten ze vaak op de pof kopen, en dat werd dan als ’t goed ging de volgende zomer weer ingehaald. Maar als het vroor, en er lag sterk ijs, dan gingen ze er ook op, en de mensen hadden dan wat extra: rijke mensen uit Amsterdam lieten zich met de slee naar Marken duwen, vader met de schaats erachter. Een rijksdaalder heen en een rijksdaalder terug, dat stond ervoor hè? 1 Dit artikel is eerder verschenen in de ‘Waterkrant’ nummer 60 van de vereniging tot behoud van
Waterland, in december 1985
75
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 76
Nou, die mensen gingen dan het eiland bezichtigen, en vader zat bij De Jong, kreeg een kop koffie voor de Olympia, dat was al afgesproken. Zo kon hij ’s ochtends een vrachtje doen én ’s middags, want als het donker werd was ’t afgelopen. Vijf gulden, dat was erg veel. En iedereen moest helpen om bij te verdienen – de jongens met banken, helpen schaatsen aanbinden, met planken stonden ze bij de post. Elke cent telde mee. Er waren toen veel strengere winters; er is nog eens een ijspaleis gebouwd op zee, daar is nog een stel in getrouwd ook. Dus bij strenge winters hadden ze het goed, op hun manier dan. Je was blij als je weer een warme pot eten had. Maar toen vader stierf – moeder heeft toen eerst een collecte gehad, en daarna een oliewijkje.
Jan Oosterbaan (links) liet het huis van Blankevoort afbreken.
76
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 77
het leven van neeltje klein (1892-1984)
Een bus olie gekocht, en wij waren een grote familie, de familie Klein, dus de man twee kan- dan had je omzet. Iedereen gebruikte petroleum, dus zodoende. Zo is moeder door het leven gerold. Nou, in 1900 was ik acht, dus ik kon al wat verdienen met boodschappen lopen, een dubbeltje in de week, later glazen wassen, 15 centen. Maar Piet, die was achttien, die ging al gauw de grote wereld in: in de kost op Nieuwendam. Dus daar had moeder weinig aan. Ze werd er niet veel beter van. Tinus ging op het Hulpbetoon kistjes maken, en Steef op de helling bij Dirk Kater, Jacob later ook. Die pekjongens konden in het begin niks, als jenever halen voor de werkmensen hun twaalf uur. Er werd een hoop gezopen hoor op die werven. De jongens moesten dan een heel oortje halen, of als het geld op was zowat, vrijdags of zaterdags, een hallef oortje. Dat was dus een half flesje. Zo is de aanspreker ook aan zijn bijnaam gekomen: ‘jij bent hallef oortje’. Hij weet het misschien zelf niet. Ik was net twaalf geweest in juni, toen juffrouw Groenewoud tegen moeder zei: ‘Vrouw Klein, kan ik Neeltje niet helemaal hebben?’ Ik was daar al voor boodschappen lopen, maar nu zou ik dan helemaal. Moeder zei: ‘ ’t Is een goed tehuis en voor mij lucht het op.’ Dus ging ik van school. Maar dat mocht nog niet. Ik mocht er pas af in september. Toen kreeg moeder nog een boete van zeveneneenhalve gulden van het kantongerecht in Purmerend. Maar Tinus had gevaren op een logger met Piet Bond, van Gerrit Bond een broer, dus die had een beetje over. Hij zegt: ‘Moeder, geen zorgen, ik zal het wel effe betalen op ’t postkantoor.’ Bij Groenewoud verdiende ik vijfenzestig centen, maar ik moest op ’t laatst het bijltje erbij neerleggen. De juffrouw verwachtte alle jaren weer een kind. Dus het was ’s ochtends de kamers doen, de koppies wassen, luiers wassen, aardappels schillen. Om twaalf uur moest ik me opknappen, dan ging ik naar huis, Sjaan aan de ene hand en Trien aan de andere- die scheelden een jaar. Die kwamen graag bij buurvrouw Klein, want moeder bakte pannekoeken met slaolie. Om twee uur werd ik dan op pad gestuurd met de kinderwagen, de jongste erin en de op een na jongste eraan, dan moest ik van twee tot vier maar wandelen. Met de zomerdag kon je de vesting op, op een bankje zitten, maar bij slecht weer – ja dan ging ik wel eens naar moeder in de Schoolsteeg, op de stoep koffie drinken, of moeder haalde de wagen binnen. Om vier uur moest ik de schoolgaande kinderen ophalen, na het theedrinken, en dan wéér wandelen. De kinderen liepen met me mee, en hun vriendjes; een fanfarekorps was er niks bij. Ik werd op den duur zo ziek, ik gruwde ervan, het ging boven mijn krachten. Elke dag lopen van twee tot zes achter de wagen, en kwam je om half zes terug dan was het te vroeg, kon je weer een slag om. Moeder nam me mee naar ouwe dokter Van Tijen. Die zei: ‘Denk erom, dat meissie gaat eraan.’ Toen heeft moeder me meteen weggehaald. 77
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 78
Maar ik had wel al die tijd thuis geslapen hoor. Bij moeder in de bedstee, met Janny in de kreb bij moeder, zo ging dat immers, als ze groter werden gingen de meisjes naar achteren, en de jongens naar boven. Dus ik zegde op bij Groenewoud. De juffrouw zei: ‘Zo’n meisje krijg ik nooit weer.’En dat kreeg ze ook niet,want er was daar alle jaren een nieuwe baby – wie wil dat? Maar wat wil het geval? De oude juffrouw, mevrouw Blankevoort dus, die zat zonder: Marie Bruin raakte weg, een zuster van Anna, maar dat was mijn vriendin nog niet – maar haar zus, Bocheltje Bruin van ’t Wagenpad, die bedoel ik. Toen kwam Wijven-Annemie, de boordenstrijkster: ‘buurvrouw Klein, zou Neeltje daar geen zin in hebben? Dan heeft ze het makkelijk.’ Nou ik heb me daar doodgewerkt, van mijn zestiende tot mijn zesendertigste jaar, want mevrouw Blankevoort, was al achtenzeventig voordat ik kwam. Ik hoor het moeder nog zeggen: ‘t is een mens van de dag. Vandaag of morgen ligt ze dood.’ Maar ze werd achtennegentig jaar en vier maanden. Op ’t laatst kon ik niet meer buiten haar en zij niet buiten mij: als moeder en dochter. Maar ik kon daar in het begin helemaal niet wennen, ik woonde voor het eerst van mijn leven niet meer bij moeder. In dat hoge holle huis moest ik slapen. Waar nou Arie Oosterveld woont, maar het was een ander huis: Jan Oosterbaan heeft het gekocht en die heeft de hele tent afgebroken. Vroeger was ik altijd om zeven uur thuis, gezellig koffie drinken en kousen stoppen. Lezen was er nog niet bij hoor, moeder had geneens een krant. Bij Blankevoort kreeg je ook niet elke dag vlees, welnee, meestal stamppot met pekelspek. Het was een groot huis, ik heb me daar doodgewerkt. De marmeren gang, twaalf meter lang moest je boenen met schulpzand. Maar ik kon het niet met de luiwagen, ik had het aan mijn rug vanwege dat sjouwen met de kinderen, ik moest maar alles op mijn knieën doen. Je had een voorkamer, een tussenkamer, daar sliep ik, en een achterkamer, waar de juffrouw sliep in een bedstee. En dertien kasten met overal laatjes voor dat en voor dit. Het was tenslotte een bedrijf hè, Blankevoort. De grote stenen kast, voor het serviesgoed daar kon je wel in slapen en in de klerenkast met stoppen om je goed op te hangen. Het was allemaal met hout beschut, en goed gemaakt, want ze hadden een eigen timmerman. En alles betegeld ook, in de achterkamer werd op een gegeven moment behangen over de tegeltjes heen. ’t Is eeuwig zonde. Nou, en dan kwam er weer een gangetje en dan de keuken. Er stond wel een fornuis, maar dat staken we enkel aan als er gasten waren, maar we kookten dagelijks op petroleum en gas. Er stond zo’n stelletje op de rechtbank. De kachel en de doofpot moesten wel elke week gepotlood worden, nou, schei maar uit, mijn neusgaten zaten vol, en dan moest het inzetpotje van de kachel nog.
78
VOM_jb10_45-80:M'damboek
19-04-2010
15:08
Pagina 79
het leven van neeltje klein (1892-1984)
En ze had zoveel kopergoed. Mooi hoor, maar ik was er ’s zomers elke week een dag mee bezig, van tien uur af, en je mocht blij zijn als je om drie uur klaar was. Ze had twee koperen strijkijzers en een standaard en zo’n grote kandelaar met drie dikke kaarsen, een theestoof, de grote waterketel, een machine om worst te stoppen, koperen tangetjes, noem maar op. Daar gebruikte ik poetspommade voor, zo’n doosje met een rood randje. Dat was de beste. Maar vooral het uitpoetsen was zwaar werk. Het eerste jaar werkte ik daar voor negentig cent in de week, toen voor een gulden. We hadden een glazenwasser, en moeder deed voor ons de was gelukkig. In het begin moest ik óók nog wassen, de juffrouw werkte zelf mee, met haar achtenzeventig jaar. Dan moest je zo’n kuiltje maken en daar was zeepsop in. Maar ik kon het niet aan, toen zei moeder dat zij dan wel zou wassen. Daar kreeg ze ook een gulden voor in de week. Maar ze dee het eigenlijk voor mij. Ik deed de blauwe stoep ook, en de bel schuren natuurlijk want dat deed iedereen. De bel had de vorm van zo’n handje, weet je wel. En alles wat ik verdiende ging naar moeder. Moeder had bedongen dat ik op de zang mocht blijven, op maandag, want dat was mijn afleiding. En op woensdagavond van acht tot tien had ik uitavond. Ja, wat dee ik dan? Met Anne Bruins een slag om naar Broek. Daar verkochten ze zulke lekkere Jodenkoeken, vijf voor een dubbeltje. Die aten we dan op bij mijn moeder. Moeder nam er één, en wij elk twee. Toen gebeurde er iets. Janny die werkte bij G. de Moes, daar hadden ze een kast in de keuken, die alle weken gewitteld moest worden. En in die kast kookten ze! Dus het zag elke week zwart. Daarom ging Janny daar weg. ‘Ik ben niet gek’, zei ze. De oude Piet van Zalingen, op het Singeltje, een van die zes eerste huisjes, die had een werkster uit Broek, en die had in haar weduwestijd een kind gekregen, Katrien. Katrien werkte in Amsterdam bij de dames Asscher. Dus toen daar een ander meisje ging trouwen, vroegen ze aan Katrien: ‘Weet jij nog een net buitenmeisje?’ Dat werd Janny. Ze moest daar katoenen japonnen dragen en witte schorten, daar heb ik stof voor wezen kopen met haar bij Karels, waar een verpleegster achter de glazen stond voor reclame te maken dan. Een pop dus. Je kreeg onmiddellijk geld als je je eigen verhuurde, en voor de japonnen en de schorten. Ik was met Janny meegeweest, en toen ik thuiskwam zat de juffrouw te huilen. Ik zeg: ‘wat doet U nou?’ ‘Ja’, snikte ze, ‘Nou ga jij natuurlijk ook weg om je te verhuren. Ze geven daar meer geld.’ Dat was omdat Janny bij de dames Asscher zo goed werd betaald. ‘Welnee’, zei ik. ‘Nou’ zei ze, ‘ik zal je nou ook maar een rijksdaalder in de week geven, als je maar blijven wil.’ Dat was dat, en ik was natuurlijk zo blijd als blik.
79
VOM_jb10_45-80:M'damboek
Nachtwaker
80
19-04-2010
15:08
Pagina 80
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 81
Monnickendam een veilige stad? Vier eeuwen wachtmeesters, nachtwakers, portiers, boomsluiters, veldwachters en agenten Ds. C.A.E. Groot
Na een bijdrage over verlichting (2008) en verwarming (2009) gaat het dit keer over veiligheid. Hoe veilig waren onze Monnickendamse voorouders binnen hun stadsmuren en poorten? Wie waren in voorgaande eeuwen de veiligheidsbeambten en wat was hun functie? De beschikbare bronnen geven het antwoord. (1) Stadsgeschiedenis De geschiedenis van Europa kent verschillende perioden. Tot ongeveer 500 jaar na Chr. waren de Romeinen hier de baas. Toen kwamen de Middeleeuwen. In de vroege Middeleeuwen (500–1000 na Chr.) ging het vooral om monniken, ridders, kloosters en kastelen. In de late Middeleeuwen (1000–1500 na Chr.) ontstonden in ons deel van Europa de steden. Die steden vervulden een spilfunctie voor de directe of wijdere omgeving. Ze vormden het centrum van economische (handel), juridische (rechtspraak), sociale (jaarmarkt, kermis) en religieuze (kerken, kloosters) activiteiten. Stadsleven Het stadsleven zag er in de late middeleeuwen wel wat anders uit dan vandaag. De mensen leefden dicht opeengepakt binnen de grachten, wallen, muren en poorten. Overal zag en hoorde je in het huisvuil wroetende varkens, koeien en kippen, want veel stedelingen waren in het begin nog boer. Leidingwater was er niet, wel vervuilde grachten. Kunstlicht ontbrak, kaarsen verspreidden slechts een zeer bescheiden licht. Hygiëne en milieuvervuiling, wie had er oog voor? Als er een epidemie uitbrak, waren de chirurgijns volstrekt kansloos. Huizen waren voor het overgrote deel van hout. Rampen, veroorzaakt door pest, brand of oorlog, vernietigden vaak grote delen van een stad en kostten veel inwoners het leven. In de vroege steden waren geen winkels, maar kerken en kloosters des te meer. Handel en ambacht vonden op straat plaats, meestal voor de deur van de eigen woning. Uithangborden gaven aan, wie waar zijn beroep uitoefende. Stadsbestuur Toen Monnickendam in 1355 van hertog Willem van Beijeren stadsrechten kreeg, had dat gevolgen op het gebied van bestuur, financiën, rechtspraak en veiligheid. 81
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 82
Zo kwam er met betrekking tot de rechtspraak een schout, geassisteerd door schepenen. De schout vertegenwoordigde in de eerste periode van het stadsbestaan de landsheer, de schepenen werden door de stadsbewoners – de poorters – gekozen. De invloed van de adel werd echter gaandeweg minder belangrijk omdat de vroedschappen en de burgemeesters steeds meer bestuurlijke beslissingen overnamen, die voorheen de adel naar zich toe getrokken had. Poorters Het poorterrecht (het mogen wonen in de stad) werd door velen fel begeerd. Immers, in de late Middeleeuwen waren op het platteland veel mensen in de positie van ‘horige’, geheel of voor een groot deel afhankelijk van de grote landheren en kasteelbezitters. Maar binnen de stadsmuren konden ze rekenen op bescherming van leven en eigendom en een onbelemmerde uitoefening van handwerk en/of bedrijf. Dat poorter- of burgerschap moest worden gekocht. Daarmee gaf je indirect aan, dat je niet armlastig was, maar in je eigen onderhoud kon voorzien. Bij twijfel deed het stadsbestuur onderzoek naar het gedrag en de financiële draagkracht van de aanstaande burger. In Monnickendam betaalden nieuwe burgers tot aan het eind van de 18e eeuw zes gulden. Hij moest ook een eed afleggen, waarmee hij beloofde zich te houden aan de plaatselijke voorschriften. Het stadsbestuur was verantwoordelijk voor het handhaven van de orde. Geen simpele opdracht, immers, de mannen en vrouwen die van het platteland waren gekomen, moesten meestal flink wennen aan hun vrijheid, die evenwel haar grenzen kende in de door de magistraat uitgevaardigde, keuren en willekeuren, zeg maar de plaatselijke verordeningen (2).
Kaart 1543
82
Stadsverdediging Het grondgebied van de stad was omgeven door een wal. Door het afgraven van de aarde, die daarvoor werd gebruikt, ontstond een gracht. Nadat in de 12e eeuw de fabricage van bakstenen mogelijk was geworden, werden de wallen gaandeweg vervangen door stadsmuren, voorzien van rondelen, bolwer-
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 83
monnickendam een veilige stad?
ken en poorten. Voor de verdediging had elke stad een schutterij, die in roerige tijden het stadsbestuur bijstond, om de orde en rust te bewaren (3). Vroege geschiedenis van Monnickendam Als we de spaarzame gegevens uit de beschikbare bronnen naast elkaar zetten, dan is er sprake van een ontwikkeling op het gebied van de stadsveiligheid. Rond 1400 was de stad nog ‘vrijwel volledig in hout gebouwd. Het had als afscherming niet meer dan een houten schutting en twee of drie houten poorten’ schrijft mevrouw van Overbeeke (4). In 1426 bleek dat niet voldoende om de Kennemers o.l.v. Willem Nagel, buiten de stad te houden. Gelet op de volgende alinea, zal er waarschijnlijk een aarden wal om de stad zijn geweest, maar van een stenen muur was in die 15e eeuw nog geen sprake. Een bijna alles verwoestende, grote brand in 1513 was reden ‘om huere poorten, bruggen ende vesten te repareren, die mitten brande mede verbrant sijn’ (5). Voortdurende dreiging, zowel vanaf het land als vanaf zee, gaf aanleiding om, naast het herstel van huizen, de stad te versterken (6) ‘Dat heeft de stadskas 4000 gulden gekost ‘ende daerenboven hadden zy te coste aen cruijt, loot, artillerie ende andere gereetscip, dienende tot defensie van der stede, wel 600 gulden’ (7). Hoe een klein deel van de beveiliging er toen uitzag, ziet u op de oudste tekening van Monnickendam uit 1543. De stad had een wal en een gracht, zoals uit de volgende alinea blijkt. Fortificatie Omdat de aanvalskracht van vijandelijke legers steeds groter werd, moesten de steden daar rekening mee houden. In de tweede helft van de zestiende eeuw was er regelmatig sprake van confrontaties met de koning van Spanje, Kaart van Deventer de tachtigjarige oorlog (1568–1648). De heer Appel schrijft dat er in 1573 een besluit werd genomen tot fortificatie. Om de stad goed te kunnen verdedigen, moest er rondom een nieuwe gracht en een ‘nieuwe walle’ gemaakt worden (8). Die is er gekomen. 83
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 84
‘Monnickendam was aen de land-zijde rontom met een aarden wal omcingelt en een wijde diepe gracht buijten deselve. De wal die voor de leste vergrooting geweest heeft, is meestendeel met een muijr omgeven, welke eerst omtrent den jare 1580 gemaakt is; drie volle en twee ongeschikte bolwerken aen beijde de eijnden van de wal aen de zeekant, met nog vijf rondeelen in de muijr, versterken de wal, soo dat de Stadt wel ten deelen sterk gemaakt; maar van natuijre seer sterk is. Vier poorten zijn er door welke men de Stadt in en uijgaat’ (9). Omdat de fortificatie van Monnickendam erg veel leek op die van Alkmaar en Naarden, denkt men dat het het werk is geweest van vestingbouwkundige mr. Adriaen Antonisz (10). Deze latere burgemeester van Alkmaar heeft voor meer steden van Holland de verdedigingswerken verzorgd. Tik z’n naam maar eens in op internet.
Adriaan Anthonisz
Rondeel (boven); bolwerk
84
Bij opgravingen, met als doel de oude vestingmuur bij de Zuiderpoort te traceren, stuitten onderzoekers in 1984 op de fundamenten van een rondeel met een dikte van 61 cm. Een rondeel is een ronde of halfronde toren in een vestingmuur, van belang wanneer de stad en dan vooral de poorten, verdedigd moesten worden. Aan de hand van de gebruikte steensoort en de bouwstijl, werd met enige voorzichtigheid vastgesteld, dat dit rondeel rond 1560/ 1565 gebouwd moet zijn. Op de kaart van Jacob van Deventer uit diezelfde periode, is deze versterking aangegeven. Bij die opgravingen werd ook een stuk muur, met een dikte van 81 cm, blootgelegd (11). De fortificatie van de stad heeft meerdere jaren geduurd en was rond 1580 voltooid, zoals de kaart van Bartelmicus Simonsz de Vijl uit 1589 laat zien.
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 85
monnickendam een veilige stad?
Kaart de Vijl
Vier poorten In de ommuring waren vier poorten aangebracht (12). De Zuideinderpoort en de Noordeinderpoort waren in de vroegste periode van de stad de belangrijkste. Voor de brand van 1513 waren – u las het al – de poorten van hout. Ze zijn op een later tijdstip vervangen door een stenen constructie (13). De derde – de Kerkpoort – stond achter de Grote of St. Nicolaaskerk en was alleen door de kerk te bereiken Dat zou je althans kunnen opmaken uit de tekening van 1543. Ook de kaart van Van Deventer lijkt in die richting te wijzen. Volgens Bruigom (14) was deze kerkpoort niet meer dan een opening in de stadsmuur, later afgedekt met een driehoekig fronton (een topgevel met versiering, caeg). De poort is, vermoedelijk vanwege de aanleg van de ‘wagenwegh’ naar Broek in Waterland en Amsterdam, vervangen door een bouwwerk dat de Nieuwe- of Broekerpoort is gaan heten. Dan hebben we het over het eerste kwart van de zeventiende eeuw (15). Als je de verschillende kaartjes naast elkaar legt, lijkt het er op, dat de Nieuwe- of Broekerpoort 25-50 meter meer naar het westen is neergezet en bereikt kon worden om de kerk(toren) heen. Aan de westkant van de Sarcken, op de weg van en naar het buurtschap Overleek, bevond zich de Saksteegpoort. Uit de vroedschapnotulen van 1582 blijkt, dat die poort toen al bestond. Hij zal in de loop van de zestiende eeuw gebouwd zijn. 85
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 86
Op 3 november 1585 wordt genotuleerd dat alle vier de burgemeesters een sleutel van de stadspoorten en bomen moeten bewaren. De veiligheid werd blijkbaar goed in het oog gehouden. Veilig wonen? Het klinkt allemaal vrij solide, maar Monnickendammers waren binnen hun stadsmuren toch maar beperkt veilig. ‘Hoewel Monnickendam nooit op de proef is gesteld, kan wel worden aangenomen dat zij geen sterke vesting is geweest’ concludeert Bruigom (16). De stad was kwetsbaar vanwege haar ligging aan het water, hoewel in 1504 een aanval van 700, over de Zuiderzee gekomen Harderwijkers onder leiding van Karel van Gelre, succesvol werd afgeslagen (17). De woorden van Bruigom lijken te kloppen als we kijken naar de toestand van de stadsverdediging in het rampjaar 1672. Een spannende tijd voor de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die werd aangevallen door Engeland in het westen, Frankrijk in het zuiden en de legers van de bisschoppen van Keulen en Münster vanuit het oosten. ‘Het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’, zo leerde ik destijds. De precaire situatie waarin de Republiek zich bevond, ging ook Monnickendam niet voorbij. Op 12 maart 1672 meldden de vroedschapresoluties dat er goedkeuring was om het bolwerk van de hoek van de vleugel aan de westkant van de Langebrug tot het huis van Mr. Jochem te ‘roijen’ en het bolwerk ‘met palen te laten beschoeijen’. Op 19 juni van dat jaar werden drie ongeschikte kanonnen en affuiten verwisseld voor betere. Drie vroedschapsleden, de heren Admiraal, Rijser en Mars, werden belast met het ‘examineren in welcker voegen de wallen en de vesten deser Stadt op het bequamste tot securiteijt van dese Stadt ende de goede ingesetenen van dien behooren te worden geforticifeert en in postuijt (positie, staat, caeg) van defensie gebracht’. Twee dagen later hadden de drie heren hun rapport over de verdedigingswerken van de stad klaar. Er moest van alles gebeuren aan de borstwering, het bolwerk waar de Noorderkorenmolen opstond, de slagboom bij de ingang van de haven met daarbij het canon. De buitenvaarten moesten worden ‘vergraven’ (verlegd, caeg). ‘Tot defensie noodigh twee uijtleggers om ’t paelhuijsje en wagthuijs te repareren, alle de binnenboomen te sluijten, de burgers bij nacht vijftigh! sterck te maken, het kruijt of buspoeder uijt de cruijtmolen te doen halen en niet zonder consent (toestemming, caeg) af te leveren’. Vijftig man extra bewaking moesten er o.a. voor zorgen, dat de inwoners redelijk gerust konden gaan slapen. Landlopers, bedelaars, zakkenrollers Maar er waren ook andere gevaren die een bedreiging voor de veiligheid waren. Regelmatig bezochten landlopers en bedelaars de stad. In de Criminele rol (18) 86
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 87
monnickendam een veilige stad?
staan verschillende processen genoteerd tegen mannen en vrouwen, die met verkeerde bedoelingen de stad hadden bezocht. Vooral de jaarmarkt en de daarmee verbonden kermis, trok lieden met kwade intenties aan. Kermisgangers waren meestal een gemakkelijke prooi voor dieven en zakkenrollers. Rond die dagen was er dan ook extra bewaking, niet in het minst, omdat overvloedig alcoholgebruik nogal eens voor problemen zorgde, zoals verderop nog zal blijken. De kruitmolen Een andere bedreiging vormde de kruittoren, de opslagplaats (en mogelijk de productie) van buskruit (19). De tekening van het Galilea-convent laat zien, dat deze kruittoren rond 1540 niet ver van de grote kerk stond. Wat er met deze toren is gebeurd, heb ik niet kunnen achterhalen. In october 1611 wordt hij nog geBedelaars noemd in een Vroedschapresolutie, maar is vermoedelijk kort daarna afgebroken. Een paar maanden eerder (juli) was er namelijk een kruitmolen bij het Noordeinder blockhuis gebouwd, niet ver van de korenmolen. Een zekere Heijndrick wordt in 1617 en 1620 als ‘cruijtmaecker’ genoemd, in december 1630 heet ene Willem Jans, gesworen mr. cruijtmaker. Blijkbaar had hij er geen dagtaak aan want hij vroeg of hij ook het bierdragers-ambt mocht vervullen in plaats van de overleden Cornelis Dircks. De kruitmolen van Monnickendam is in 1623 ontploft en verbrand. ‘In Augustus des jaars 1623 sprong de Kruidmolen van Pieter Jacobs en Pieter Berthold. Drie arbeiders lieten er ’t leven terwijl er twee zwaar gekwetst werden. In dese stad geschiedde ook eenige schade door den slag aan glasen en huisraad’ (20). De kruitmolen is weer herbouwd, maar de vroedschap bepaalde op 7 september dat deze niet ‘nader aende stadt sal worden geset als hondert en vijftig roeden’. De roede verschilde per stad of regio. De Monnickendamse roede, vrijwel gelijk aan die van Waterland, was 4.23 mtr. De nieuw gebouwde kruitmolen stond dus zo’n 635 meter buiten de Noorderpoort. Vermoedelijk was er bij de kruitmolen ook een opslagplaats voor het buskruit, want de vroedschapresoluties spreken regelmatig (o.a. in 1627) over een ‘kruithuis’. In maart 1638 werd de burgemeesters gevraagd te zoeken naar een goede plaats om een ammunitiehuis (een opslagplaats voor munitie, caeg) te kunnen timmeren. Blijkbaar is zo’n plaats gevonden en het oude kruithuis afgebroken, want op 13 april 1641 kreeg Pieter de molenaar toestemming, om zijn gortmolen neer te zetten op de plaats ‘daer het oude Cruijthuijs heeft gestaan’. 87
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 88
In october 1654 wordt, om problemen te voorkomen, het stadscruijt dat nu in het Sa....huijsgen (?) ligt te verplaatsen naar de kruitmolen van confrater Gerrit Smit. Dat de opslag van al dat kruit toch een voortdurende bedreiging was, bleek nog eens in maart 1655. Er had een ongeval plaatsgevonden door ‘opspringen van het kruithuis. Dat kan m.i. niets anders betekenen, dan dat er (opnieuw) een ontploffing was geweest. Blijkbaar werd de kwaliteit van het buskruit gaandeweg minder, want in november 1662 werd geopperd, om het kruit, dat in het kruithuis van confrater Gerrit Smit ligt, te verkopen. Maar ook werd besloten ‘dat bij dese stadt ten allen tijden tot noodige defensie van de Stadt sal werden behouden telckens twee a drie vaetgens cruijt’. In 1695 kwam de heer Jan Berrewoudst uit Amsterdam bij de burgemeesters. Hij was voornemens ‘de kruijtmolen even buijten de Stadt gelegen te koopen’ en vroeg de heren ‘hem met het kruijtmaecken te genereren’ (toestemming om kruit te maken, caeg). Aldus gebeurde. Overstromingen Als het gaat over zaken die de veiligheid van de stad en haar inwoners bedreigden, moeten we ook kijken naar het water. Stormvloeden en dijkdoorbraken, met als gevolg landverlies, vormden regelmatig een gevaar. Waterland heeft voor 1795 heel wat overstromingen gekend, o.a. in 1164, 1509, 1625, 1675, 1717 en 1775 (21). Bouwvallige huizen Slecht onderhouden huizen vormden eveneens een gevaar. In de vroedschapresoluties en de Memorialen van de Burgemeesters wordt regelmatig gesproken over zeer bouwvallige huizen, die met instorten werden bedreigd. Zo bijvoorbeeld in juni 1692. Burgemeesters en twee commissarissen hadden de stad geïnspecteerd en deden verslag van ‘het groot verval van de huijsen waarmede de Stad niet alleen tot een deplorabele ontsieringe maar oock tot het alderuijterste verloop van de verpondige werd gedreijght’. Wat dat laatste betreft, als die huizen moeten worden afgebroken, zou dat geld kosten, omdat de verponding minder zou opleveren. Daarom stelden de heren voor om een keur te maken ‘waarbij iedere eijgenaar van huijs of huijsen wierd belast ende bevolen sijn bouwvallige huijsen te brengen in een behoorlijcke staet en vervolgens deselve als mede alle andere huijsen van tijt tot tijt na behooren te repareren en beknopt te onderhouden. En ‘aangesien voornamentlick niet in die staet daardoor de menschen en naaburige huijsen cricul? (gevaar, caeg?) soude lopen van beschadight te worden, als mede dat bij de voors. keure behoorden gearresteert (vastgelegd, caeg) te worden dat als eenige huijsen ofte scheuren door brand, storm of andere ongeluckige toevallen worden vernietight, onder ende voed gesmeten ofte ten eenemaal geruineert, dat de eijgenaar van deselve grond gehouden sal sijn, het voorz. erff met een behoorlijcke schuttinge te beheijningen ende af te schutten’.
88
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 89
monnickendam een veilige stad?
Gevaarlijk bruggen Ook bruggen bleken niet altijd betrouwbaar. In 1694 notuleerden de burgemeesters ‘dat de brugh buijten de Nieuwe Poort deser Stadt in soodanige slegten staet is, dat te bedughten staet, een groot ongeluck daar door te sullen komen, of niet soude cunnen resolveren om de gemelde brugh te amoveren (afbreken, caeg) en weg te nemen ende in plaets van dien te slaen een aarden dam, die met seer weinigh costen soude kunnen werden gemaeckt met aarde uijt de Zingel’. Reparaties aan bruggen bleken regelmatig nodig. Ze worden in de notulen van de burgemeesters regelmatig genoemd. Omgewaaide molen En wat te denken van een omgewaaide molen! In de nacht van 6 op 7 januari 1654 was de korenmolen van Reijer en Adriaan Pietersz ‘die bij de Noorderpoort op stadsgrond staat door een extraordinaire groote storm omgewaijt’’ (22). Maar goed dat het nacht was, anders had het misschien wel mensenlevens gekost. Brand. Vanwege de vaak spaarzame ruimte binnen de stadsmuren werden huizen, geheel of gedeeltelijk van hout, dicht op elkaar gebouwd. Als brandstof werd tot ver in de 19e eeuw gebruik gemaakt van turf (23). De bronnen maken dan ook melding van
Van der Heijden (links); brandemmer
89
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 90
heel wat kleine en grote branden, waarbij die van 1499 en 1514 (de laatste op donderdag na Pinksteren) wel zeer ingrijpend zijn geweest (24). Middelen om een brand te blussen waren zeer beperkt. Tot de uitvinding van de brandspuit door de Amsterdammer Jan van der Heijden (1637–1712), was de brandemmer, gemaakt van leer of zeildoek, het enige middel om een brand te bestrijden. Vanaf de waterkant vormden burgers een lange rij en werden de brandemmers aan elkaar doorgegeven. Die waren echter vaak al half leeg, voor ze in de brandhaard gestort konden worden. In Monnickendam waren zulke emmers per wijk opgeslagen. Brandvoogden waren er verantwoordelijk voor. Per wijk moesten ook enkele lieden er voor zorgen dat, als de grachten bevroren waren, er gaten in het ijs werden gemaakt, om water te kunnen putten, voor het geval er ergens brand zou uitbreken. In 1653 beschikte Monnickendam over 669 emmers, verdeeld over 11 wijken. Er waren 27 lantaarns die gebruikt konden worden bij nachtelijk blussen. Op 24 juli 1677 werd in de vroedschapvergadering voor het eerst gesproken over de aanschaf van een ‘bequame waterspuijt, de spuijt van cooper en de back van hout’. Die is er gekomen en dat was een hele verbetering, maar lang niet altijd voldoende om het afbranden van een huis, schuur, hooiberg of anderszins te voorkomen. Dat was ook niet het geval toen er in 1694 nog eens twee brandspuiten werden aangekocht. Omdat er in juli 1693 wordt gesproken over de reparatie van de ‘lederen emmers’, zou je daar uit kunnen opmaken, dat de gewoonte van het doorgeven van emmers bij brand ook toen nog bestond.
Molen Noordeinde
90
Er zijn door de eeuwen heen in de stad heel wat branden geweest. Een voorbeeld. Op 25 juli 1701 had Andries Leenderts (Blauw) uit Hoorn voor 2900 gulden de korenmolen van Jan Arendsz de Haan gekocht. Toen Andries in april 1728 was overleden, nam zoon Leendert de korenmolen van zijn vader over. Dat ging zo’ n veertig jaar goed, maar op 31 mei 1769 sloeg het noodlot toe. Door een ‘swaar onweer’ is de korenmolen van Leendert Andriesz Blauw bij de Noorderpoort volledig in vlammen opgegaan. Zijn vrouw, Niesje Ipes, is daar bij omge-
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 91
monnickendam een veilige stad?
komen en ook Leendert zelf is gewond geraakt. Omdat hij geen eigen middelen had om de molen te herbouwen, gaf het stadsbestuur hem toestemming om onder de burgerij een collecte te houden. Meel was immers onmisbaar voor de bakkers en brood voor de inwoners. Die inzameling heeft geholpen. Op 24 juni kreeg Leendert toestemming om de grond te mogen opruimen ‘en weder een andere moolen daar op te bouwen’. Deze molen heeft tientallen jaren bij de Noorderpoort gestaan, maar is in 1894 afgebrand. Roekeloos gedrag Vanwege het permanente brandgevaar moest het stadsbestuur de inwoners regelmatig op hun, soms roekeloos, gedrag wijzen. Zo werd er op 8 december 1770 bij het stadhuis een waarschuwing aangeplakt ‘hoedat veele en wel meerendeels vrouwspersonnen door verregaande onagtsaamheijd, bij onstuijmig weer en harde windt, seer onvoorsigtig en roekeloos te werk gaan, van met stooven, waarin testen met vuur langs de straten, en ook na de kerk te gaan, waardoor dikwerf komt te gebeuren dat niet alleen vonken, maar selfs geheele koolen vuurs langs de straten heen, ja selfs tot op en over de daken der huijsen vliegen en gemerkt aan de gevolgen van brand, die daar uijt seer ligt soude kunnen ontstaan, doch waar voor ons God genadelijk behoede, niet dan met de alleruijterste schrik, voor al met stormwind te denken is, soo is ’t dat mijne Heeren van den Geregte voornoemt, om soo veel mogelijk alle gevreesde onheijlen voor te komen, alle ende een iegelijk bij desen wel ernstig hebben willen waarschouwen, om niet alleen alle voorsigtigheijd, bij vervolg daar omtrent in agt te neemen, maar ook dat degeenen, die sig voortaan met stoven, waar in testen met vuur, langs de straten laten vinden, gehouden sullen sijn, sorge te dragen dat deselve stooven met behoorlijke schuijven sijn voorsien, op poene dat diegeene, die daar omtrent nalatig sal werden bevonden, na bevinding sullen worden gecorrigeert’ (25). Onzichtbare gevaren Naast de zichtbare waren er ook de onzichtbare gevaren. Ziekteverwekkers bijvoorbeeld lieten (en laten) zich niet door een stenen omheining tegenhouden. Perioden waarin de pest ongenadig toesloeg, betekende voor menige Monnickendammer een vroegtijdige dood van een, meestal toch al, kortstondig leven (26). Een schrijnend gebrek aan hygiëne, gaf allerlei micro-organismen ruim baan. Vooral kraamvrouwen en baby’s werden er het slachtoffer van. Door slechte huisvesting en eenzijdige voeding was de weerstand, vooral die van de lagere bevolkingsklassen, uiterst laag. Vandaar dat de levensverwachting ver achter bleef bij die van ons in de 21e eeuw. Kortom, voor een deel anders dan vandaag, loerde op allerlei manieren het gevaar, zichtbaar en onzichtbaar, van buitenaf en van binnenuit. En dat de stad er niet altijd even fraai uitzag, is u uit dit korte overzicht wel duidelijk geworden, om over 91
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 92
stank nog maar te zwijgen. Het gezegde ‘stadslucht maakt vrij’ mag dan in figuurlijke zin waar zijn (steden die langzamerhand machtiger geworden waren, waardoor ze zich onafhankelijker en vrijer konden opstellen tegen adel en vorst), de letterlijke betekenis gaat zeker niet op. De nachtwacht van Monnickendam Wanneer het stadsbestuur van Monnickendam voor het eerst mensen inzette, om de veiligheid van haar inwoners te waarborgen is, vanwege het gebrek aan bronmateriaal, niet na te gaan. Maar, gelet op berichtgeving in andere steden van Holland, zal dat al vrij vroeg in haar bestaan zijn geweest. De oudste informatie hierover komt uit de tweede helft van de zestiende eeuw. Het begin van een tijdvak waarin gaandeweg de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond, met als startpunt de Unie van Utrecht in 1589. Dat de Republiek regelmatig werd bedreigd door Engeland, Frankrijk, Duitsland en niet te vergeten ‘de koning van Hispanje’, is u inmiddels wel duidelijk geworden. Voortdurende waakzaamheid was daarom geboden. Toen in 1561, met het oog op de verponding, de huizen werden getaxeerd, werd dit kohier afgesloten met het noemen van enkele betaalde krachten, in dienst van de stad. Naast een schoolmeester en de ‘vroemoer’ (vroedvrouw) waren dat vier stadswakers, een boomsluiter en twee portiers. De portiers hielden de wacht bij de Noordeinder- en Zuideinderpoort en regelden het verkeer over land. De boomsluiter was verantwoordelijk voor het openen en sluiten van de buitenboom bij de haven. De stadswakers zullen, zoals dat in later tijd het geval was, ’s nachts hun ronde door de stad hebben gelopen. In politiek spannende tijden werd de bewaking van de stad uitgebreid. ‘Verbieden oock bij desen alle burgeren, die de wacht deser stede hebben, geen vreemde luijden te laeten passeren ofte in de stede te laeten comen’, aldus een willekeur van 10 augustus 1572 (27). Tijdens de vroedschapvergadering van 26 augustus 1579 wordt besloten ‘dat men enige mannen sullen huuren die de wagt in de twee poorten sullen houden’. Op 27 februari 1586 notuleert de secretaris dat ‘onse burgers ende ingesetenen die in ’s Heeren dienst zijn, soo wel te water als te lande mede sullen wagte houwen als andere burgers’. Iedereen werd blijkbaar (bij toerbeurt?) ingezet om de veiligheid van de stad te waarborgen’. Er was dus sprake was van een bescheiden (nacht)wacht, maar ook andere burgers moesten bij toerbeurt waken. Schutters In de eerste jaren van de Opstand, hadden in veel Hollandse steden de schutterijen (28) een doorslaggevende rol gespeeld en daarmee politieke invloed weten te veroveren. Na 1572 werden zij, evenals de ambachtsgilden, als vertegenwoordi92
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 93
monnickendam een veilige stad?
Schutters
ging van de burgerij, geregeld geraadpleegd bij belangrijke politieke aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld de voorgenomen overdracht van de soevereiniteit aan prins Willem van Oranje. Door veel stadsbestuurders werd deze inspraak echter verafschuwd. Zij waren van mening dat het land alleen geregeerd diende te worden door regenten, die van Hogerhand met bestuurlijke macht waren belast. Tussen 1580 en 1585 kwam er dan ook een einde aan deze â&#x20AC;&#x2DC;inspraakâ&#x20AC;&#x2122;. Maar de schutterij bleef een factor om rekening mee te houden. De Hollandse Ste93
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 94
den bezaten binnen het staatsbestel van de Republiek een grote mate van autonomie. De regenten waren op bestuurlijk gebied behoorlijk zelfstandig, maar moesten ook zorg dragen voor de bewaking van hun stad en de handhaving van de openbare orde. Voor deze twee taken beschikten de heren naast betaalde krachten – de dienaars van justitie, de nachtwakers en soms stadssoldaten (waardgelders) – over de voornoemde schutterij. Een gewapende burgerwacht die voortgekomen was uit de middeleeuwse schuttersgilden en geleid werd door een hiërarchisch georganiseerd officierenkorps. Bij toerbeurt waren de schutters verplicht wacht te lopen en in tijden van nood moesten zij zich op hun loopplaatsen verzamelen om de orde te helpen handhaven. In tijden van oorlog konden ze ingeschakeld worden voor een militaire taak buiten de stad. Op 26 augustus 1586 werd besloten ‘dat alle de schutters dese aenstaende marckt met heur sijdt geweer sullen gaan naar voorgaende oude usentie (gewoonte, caeg)’. Het ging om hun aanwezigheid tijdens de jaarmarkt/kermis. Er was dan veel volk van buiten de stad aanwezig en dat bracht een groter gevaar van ongeregeldheden met zich mee. Verderop wat voorbeelden van wangedrag tijdens die dagen. Het jaar 1629 Over de periode 1596–1622 zijn geen vroedschapresoluties bewaard gebleven en is het onduidelijk hoe het in die jaren met de bewaking van de stad is gegaan. Uit de betalingen van de stadsthesaurier (29) blijkt dat er ook in 1606/07 vaste wakers in dienst waren. Hun aantal wordt niet genoemd. We maken een sprong in de tijd en komen uit in 1629. Het blijkt dat er dan een groot aantal mannen bij de veiligheid van de stad betrokken is. Een paar berichten uit de vroedschapnotulen: 15 augustus 1629 _ ‘voorgestelt sijnde of men de wacht die volgens laatste resolutie met 10 man ’s nachts gedaen wort, sal vergroten. Wordt goedgevonden met 4 man deselve nog te versterken, mede dat men de poorten als Suijder en Noorder bij dagh met elck vier schildwachts sal laten bewaken. Oock mede een musquetier op de Lange Brugge ende dat men voorts de waght, ’s avonds en ’s morgens met de trom sal op ende ontslaan, oock de poorten met eenige wachten openen en ’s avonds sluiten. De twee wachten die gestelt sullen worden inde poorten is verstaan deselve te huren voor loon omdat de burgerije cleijn van vermogen sijnde’. Gelet op de maand (augustus) kan dit bericht te maken hebben met de eerder genoemde jaarmarkt/kermis, maar ook nationale en zelfs internationale dreigingen kunnen op de achtergrond een rol gespeeld hebben. 24 augustus 1629 _ ‘is gearresteert dat men de oude stadswakers zullen casseren (uit hun dienst ontslaan, caeg) ende voortaan waken sullen met schutters en burgershalf en half te verdelen: 16 schutters opt stadhuijs, te weten 12 die de ronde gaen en 4 voor het stadhuis te schilderen (op wacht staan, caeg), versien met een vroedschap, een grijse officier. Ook vijf schut94
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 95
monnickendam een veilige stad?
ters op de lange brug waer onder een Corporaal, mitsgaders 4 burgers op het paelhuisje te schilderen, noch op de Noorderpoort 5 burgers daaronder een van de schutters die de bequaamste is bij de waeckende vroetschap als corporaal sal gestelt worden. Noch op de Suijderpoort 5 gelijcke borgers, noch 5 gelijcke achter de kerck, samen 40 man sterk’. 10 oktober 1629 _ ‘noch in communicatie geleijt ende goedgevonden i.p.v. 20 schutters en twee hoofds soo nog toegebracht hebben voortaan sullen waecken 14 schutters en twee hoofden waaronder de wachtmeester een is, die met het andere hooft de eerste ronde sal doen of te iemand in zijn plaats’. 24 november 1629 _ ‘is goedgevonden de waght te stellen weder op den ouden toer, mits dat een goed bekwaam hooft die het opperste gezag en gebiet onder wackers hebben zal, sullen aannemen daar toe bij de heren burg. geautoriseert werden ende dat men sijne gagie sal collecteren van de schutters en burgerije die gestelt sullen van 12 op 15 stuivers en van 6 op 7,5 stuiver. Om de nieuwe ordonnantie op de wagt te stellen als ook die nog sullen moeten waecken, is gestelt in handen van burgemeesters om nogh drie vroetschappen nevens haar te kiesen’.
Vestingkaartje 1654
Aandacht genoeg voor de veiligheid in dat jaar, maar het lijkt er op dat er vanaf 1630 wat meer structuur in de bewaking van de stad is gekomen.
Betaalde krachten De ommuring van de stad was belangrijk. Maar om de veiligheid van de inwoners te garanderen, was meer nodig. Net als de andere steden van Holland, had dus ook Monnickendam stadswakers (30). Deze mannen, meest gerecruteerd uit de maatschappelijk wat lagere groepen van de bevolking, werden door het stadsbestuur aangesteld en betaald. Sommigen waren portier en/of boomsluiter, anderen moesten ’s nachts éen of meer ronden door de stad lopen (nachtwacht), om te zien of er geen onverlaten waren binnengekomen of konden komen en dat er geen ‘sluikerijen’ (smokkelen, caeg) plaatsvonden. In crisistijd werd er ook buiten de stadsmuren gesurveilleerd. 95
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 96
Waakgeld De kosten die het stadsbestuur maakte om de stadswakers te betalen, werden verhaald op de inwoners. Zij betaalden waakgeld, waarvan de hoogte werd bepaald door het huizen- of gebouwenbezit (31). Op 19 november 1679 melden de vroedschapnotulen ‘dat men het quohier van ’t waeckgelt soodanig soude verbeteren dat (daer het nu niet boven de 500 glds beloopt, hoewel het in den jaere 1672 wel ruim 900 glds heeft opgebragt) het suijvere provenu (opbrengst, caeg) daervan quame te monteren sa 700 glds soude ’t profijt dan sijn’. De inkomsten waren dus behoorlijk teruggelopen. Dat had alles te maken met een teruggang van de economie in de Republiek, waar ook Monnickendam onder leed (32). Reputatie In blijspelen of kluchten uit die tijd, kwamen nachtwakers er vaak niet goed vanaf. Ze zouden meer in herbergen te vinden zijn dan in wachthuizen of langs de straten. Dat laatste is, wat Monnickendam betreft, wel wat overdreven, maar dat niet iedereen zijn taak naar behoren uitvoerde, zal straks duidelijk worden.
Nachtwacht
De wachtmeester of stadsmajoor (33) De wakers en de portiers werden aangestuurd door een wachtmeester, ook wel de stadsmajoor genoemd. De eerste wachtmeester die ik in de bronnen tegenkwam is Dirck Sijes. Hij werd in juli 1581 aangenomen op een tractement van vier gulden per maand. Zijn taak was om de ‘wagts op en af te setten’, d.w.z. hun werkzaamheden te regelen. In april 1630 wordt een substituut (vervangend, caeg) wachtmeester genoemd, Heijndrick Jans. Hij volgt de overleden wachtmeester Evert Heijns op.
Wachtlopen Een gedeelte van de wakers stond op wacht bij een van de poorten. Anderen liepen ’s nachts een ronde door de stad. Dat was bepaald geen pretje. De straten waren eeuwenlang vies en glibberig vanwege menselijke en dierlijke uitwerpselen en de stad was vrijwel onverlicht. De nachtwakers zullen een lantaarn met een kaars bij zich hebben gehad, maar kaarslicht is nu niet bepaald een sterke lichtbron (34). 96
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 97
monnickendam een veilige stad?
Reglementen Wat de werkzaamheden van de wachtmeester en zijn mannen waren, leert ons het reglement van 1730, dat teruggaat op een instructie uit 1669 (35). Omdat de voorschriften tot het einde van de achttiende eeuw vrijwel geen veranderingen hebben ondergaan, kunnen we deze artikelen lezen als maatgevend voor hun activiteiten in de zeventiende eeuw. Ik voeg wat verklarende aantekeningen toe. Art. 1 Eerstelijk sal den wagtmeester gehouden sijn ’s avonds, als de wagt gezet is, in de wagt te zijn en ook alle wagten ten minste twee maal de ronden mede over de stadt te doen en voorts in de wagt te blijven tot ’s morgens toe als de wagt afgaat. Van tien uur ’s avonds tot half zes ’s morgens waren er vier wachters die elkaar na anderhalf uur afwisselden. Art. 2 Sullen alle waakers bij de heren burgemeesters deser Stadt aangenomen en gegageert werden gehouden zijn des ’s avonds op de gesette tijt op de Wagt te komen en daar goede wagt te houden tot des ’s morgens wanneer de poort Clock sal geluijt hebben, en wien contrarie wert bevonden sal telkens verbeuren ses stuijvers. Die poortklok, ongeveer 45 a 50 kg zwaar, hing in de toren van het oude stadhuis, maar werd, vanwege bouwvalligheid van dit torentje, rond 1696 verplaatst naar de Speeltoren. Het luiden van de poortklok gaf aan wanneer de poorten en bomen moesten worden gesloten. De reizigers op weg naar de stad wisten dan dat ze haast moesten maken, anders zou een overnachting in een herberg buiten de poort noodzakelijk zijn. En dat was uiteraard niet gratis. Art. 3 Alle waakers off wagts sullen gehouden zijn voor dat de klok tien uuren geslagen sal hebben dadelijk op haar wagt te zijn ende clok tien uuren de schildwacht uijt te setten op gelijke boeten, exempt die geene die het zijn beurt is des ’s avonds de poort clok te luijden die gehouden sal sijn op sijn tijt int stadhuijs te wezen om de Poort Clok te luijden op sodanige uuren als binnen dese Stadt gebruickelijk is. Het klokje werd om half tien ‘s avonds geluid en was het teken dat de wakers geacht werden hun post in te nemen. Ook ‘s morgens vroeg (tijdstip was afhankelijk van de maand van het jaar) luidde de klok en wist iedereen dat de poorten open gingen. Art. 4 Soo wie bevonden wert op sijn schildwagt slapende off van sijn schildwagt afgegaan te zijn voor besetten tijt, sal verbeuren agt stuijvers. 97
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 98
Art. 5 Wanneer iemand zijn tijt van schildwagt uijt gestaen heeft sal mogen gaan in de cortegaart om anderen te porren die in sijn plaats moet staan, dogh sal wederom ten eersten op sijn post moeten gaan om schildwagt te houden tot dat de geporden hem komt aff te lossen op een boete van vier stuijvers. Naast de Speeltoren was een ruimte – de cortegaart – waar de hoofdwacht was gevestigd. Een lokaliteit om te slapen, voorzien van behoorlijk beddengoed voor hen die gedurende een aantal nachtelijke uren op dat moment geen wacht hadden of hun ronde behoefden te doen. De dienstdoende schildwacht moest zijn collega, wanneer deze aan de beurt was ‘porren’ wakker maken dus. Totdat
Toren met daarnaast het voormalige wachthuis
98
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 99
monnickendam een veilige stad?
de ‘geporde’ zijn taak kon beginnen moest de dienstdoende wacht op z’ n post blijven. ’s Winters brandde er in de cortegaart een kachel. Voor de (gratis) turf en kaarsen voor de verlichting zorgde het stadsbestuur. In economisch slechte tijden werd daar overigens behoorlijk op beknibbeld. Het wachthuis werd 1 x per jaar door de heren wachters schoongemaakt. Dat leverde hen een paar stuivers de man beloning op. Art. 6 Niemand sal hem vervorderen dronken of beschonken op de wagt te komen op poene van op sijne kosten een ander in sijn plaats gehuurt te werden ende daar en boven nogh verbeuren een boete van 4 stuijvers. Geen overbodig artikel, want op dit punt ging er nogal eens wat mis. Dronkenschap kwam behoorlijk veel voor, zoals de stedelijke en kerkelijke berichtgeving laat zien. Art. 7 Item de perzoonen die bescheijden sijn om ronde te doen, sullen gehouden zijn bij beurte twee aan twee teffens met de ratel ten tien uuren twee aan twee gaan en daar mede uur om uur continueeren tot een uur voor dat de poort Clok geluijt sal worden ook alle uuren op alle hoeken van de Straaten te ratelen en te roepen hoe laat de klok geslagen heeft, ook de poorten en boomen te gaan visiteren off die wel gesloten zijn als mede Stads straten en wegen te bezoeken, sal ook ieder die de ronden gedaan heeft de andere die de ronde mede moeten doen roepen of porren om ten eersten uijt te gaan op poene dat die geene welke ter contrarie (ingaan tegen, caeg) wert bevonden telkens sal verbeuren ses stuijvers. De heren die niet op wacht stonden liepen – twee aan twee – een uur lang een ronde door de stad. Zij hadden een ratel bij zich, waarmee elk uur moest worden gerateld (36), waarna op de hoeken van de straten met krachtige stem werd geroepen hoe laat het was. Als ze na een uur bij de hoofdwacht terugkwamen, liep één van hen met een nieuwe collega een tweede ronde. De eerste ronde was van tien tot elf, de laatste van drie tot vier. In februari 1771 besloten de burgemeesters om, ‘in plaats van twee wagts tesaamen, een wagt alleen te laaten loopen en de tweede man te gebruijken om een geheele andere wegh te gaan off om Halver weg te doen weederkeeren, soo nogthans dat hij majoor althoos kan reekenen waar die stillen wagt op seckeren tijt moet koomen’. Het wordt niet expliciet in deze ordonnantie genoemd, maar de wachters moesten bij hun ronde ook een oogje houden op plaatsen waar werd gestookt. Dat blijkt uit een reprimande die wachtmeester Schut op 5 februari 1774 kreeg. Hij ‘moet gaan sien na de fabriequen wanneer des nagts kwaamen te stooken’. Een week 99
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 100
later kreeg nachtwacht Cornelis Klomp van de wachtmeester te horen dat dat toezien op de fabrieken bij zijn taak behoorde. Als hij in gebreke bleef, zal zijn gage worden ingetrokken. Art. 8 Alle waakers quaatgerugt hoorende ofte bij iemand van de burgers op eenige klagten van rebellie ofte moetwilligheijdt aangesproken en versogt zijnde, sullen gehouden zijn haar dadelijk naar sodanige plaats te vervoegen om de moetwillige so veel doenlijk is voor te komen op poene van uijt de wagt gekasseert (ontslagen, caeg) te werden, ofte soodanige boeten als de heren burgemeesters daar toe sullen gelieven te stellen. Van dat ‘kwaad gerucht’ verderop wat voorbeelden. Art. 9 Niemand sal hem ook vervoorderen int wagthuijs te comen na besetten wagt dan alleenlijk die op de wagt bescheijden sullen zijn op de boeten van ses stuijvers. Art. 10 Ook sal niemandt op de wagt beschijden zijnde een ander in sijn plaats mogen senden, sonder consent van de wachtmeester op de boeten van drie stuijvers. Als iemand niet in staat was, bv. door ziekte of zwakte, zijn taak uit te voeren, mocht een ander zijn plaats innemen, mits men daarvan de wachtmeester tijdig op de hoogte stelde. Art. 11 Niemand sal sig verstouten om den wagtmeester te slaan of qualijk te bejegenen off den wagtmeester sal gehouden zijn soodanige persoon aanstonds in arrest te doen setten, ’t geen de gemeene wakers op sijn ordne gehouden sullen sijn te doen, welke perzoon als dan aan de heren burgemeesters sal werde overgegeven die met dezelve booswigh sullen doen en handelen als na exegentie (onderzoek, caeg) van Saaken vermeinen sullen te behooren. Art. 12 Alle welke voornoemde boetens sullen werden verdeelt in twee deelen, de ene helft voor de Wagtmeester en de andere helft voor de gemeene waakers, dogh die geene welke in die boete wert bekeurt sal dezelve ten eersten prompt moeten voldoen en sal daar niet van mogen profiteeren, maar door de Wagtmeester ende andere gemeene Waakers werden verdeelt en genoten. Art. 13 Voort werden de portiers en boomsluijters wel expresselijk gelast haare poorten en boomen op sijn tijt te sluiten ente openen, en wanneer dezelve open bevonden werden, sal soodanige por100
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 101
monnickendam een veilige stad?
tier ofte boomsluijter ’t elkens verbeuren eene gulden, de eene helft voor de armen dezer Stadt, ¼ voor den wagtmeester en ¼ voor de gemeene Stadswaakers. De portiers/boomsluiters hadden een eigen ordonnantie. Over hen straksmeer.
Nachtwaker
Art. 14 Laastelijk sullen alle questien en verschillen hier uijt ontstaande staan ter decisie en beslissingh van de heren burgemeesters in der tijt die aan haar reserveeren deze ten allen tijden te kunnen veranderen, vermeerderen en verminderen als verstaan sullen te behooren. Dat lijkt me duidelijk. Het stadsbestuur had bij onvoorziene omstandigheden het laatste, beslissende woord.
Wisselend aantal wakers Het aantal wakers was niet altijd gelijk. Wanneer er sprake was van oorlogsdreiging of binnenlandse spanningen, dan werden er extra wakers aangesteld. Een slecht gevulde stadskas betekende meestal vermindering van hun aantal. In 1669 bijvoorbeeld werd er een advies uitgebracht om het aantal wachters, portiers en boomsluiters sterk te verminderen, het tractement van de boomsluiters af te schaffen en de portiers hetzelfde te betalen als de wachters. Men kwam geld tekort. Die personele inkrimping zou van korte duur zijn, want drie jaar later, tijdens het rampjaar 1672, werden er, naast de wakers, ook nog eens veertien wachtgelders ingezet. Als deze wachtgelders in 1673 worden afgedankt, bestaat de wacht uit achttien ‘coppen’, de wachtmeester niet meegerekend. Was het voor 1600 vooral de schutterij die, tijdens kermisweek, extra toezicht hield, in de zeventiende eeuw werden er door het stadsbestuur tijdens die dagen extra wakers ingehuurd. Op 2 augustus 1668 besloot de vroedschap om de burger101
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 102
Inkomsten
wacht met twee man te versterken ‘om des te beter dieverijen ende andere moetwille bij nacht voor te komen’. Uit de betalingen van de thesaurier blijkt dat er gemiddeld zo’n twaalf wachters waren, maar door omstandigheden als bijvoorbeeld ziekte, kwam de wachtmeester wel eens mensen te kort en moesten de wakers soms twee of driedubbele wachten lopen. Daarom ging wachtmeester Jan Carts Bruijn op 31 oktober 1716 naar de burgemeesters met het verzoek om drie wachters extra. Die kwamen er, zij het tijdelijk, want op 6 maart 1717 werden ze weer ‘afgedankt’. Het waren Benjamin Jansz, Wijnand Claas (Groot) en de zoon van wachtmeester Jan Carts Bruijn (Pieter of Kars). Economische terugval De achttiende eeuw vertoont het beeld van, landelijk gezien, een economische terugval. Die ging ook Monnickendam niet voorbij. Nadat er in 1745 nog sprake was van een verhoogde waakzaamheid, werd tijdens de vroedschapvergadering van 9 augustus 1746 besloten ‘wanneer de wachtmeester of stadsmajoor deser werelt komt te overlijden geen ander in desselfs plaats aan te stellen en ook de wagts te laten uijtsterven op agt personen’. Wachtmeester Jan Jacobs Donker, bleek echter een ‘taaie’. Hij heeft van1719 tot zijn dood in 1756 zijn ‘ambt’ vervuld, maar het aantal wakers nam na 1746 sterk af. Zo sterk, dat er in 1758 genotuleerd wordt: ‘dat den 9 augustus 1746 was geresolveert, vermits de slegte toestand van de stads finantie, om de stads wakers te laten uijtsterven op agt personen, dat sulks al enige tijd uitgestorven is geweest, dat nu met en beneffens de majoor maar ses man des nagts in het Stadshuijs zijn, welke de ronden om de stadt, alsmede de schildwagt moeten waarnemen, ’t geen de heren burg. van gedagten sijn dat sulks niet in ordre kan wor102
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 103
monnickendam een veilige stad?
Kopie thesaurier
den waargenomen en daar door swarigheden uijt soude komen ontstaan, of men niet soude konde resolveren om het getal van de Stadswakers te augmenteren (verhogen, caeg) met vier persoonen en dus ’t getal weder te brengen op twaalf personen, de majoor en de twee portiers daaronder begrepen’... Aldus gebeurde. Er kwamen vier stadswakers bij: Jan Heijns, Hark Schoneveld, Gerrit Lammerts en Jan Willems. Gerrit Lammerts haakte al binnen een week af en werd vervangen door Dirk Schaasbergen. In juli 1763 kwamen de burgemeesters terug op het besluit om, als de wachtmeester zou zijn overleden, geen nieuwe wachtmeester aan te stellen. Men vond het nodig dat er iemand was, die de aansturing van de heren wachters kon verzorgen en ‘enige directie van saken’ had. Er kwam dus een nieuwe wachtmeester die hetzelfde zou verdienen als de vorige, de inmiddels overleden Jan Donker. Men koos voor Harmanus Keijzer (de latere stadsbode), maar die vroeg een week later al zijn ontslag (37). De nieuwe wachtmeester heette Klaas Schut. Inkomsten van de majoor en de wakers Het salaris van de majoor van de wacht bedroeg in 1581 acht en veertig gulden, in 1589 vijf en zestig gulden per jaar. Gaandeweg zou daar verbetering in komen. Het inkomen van de stadswachters was niet hoog. In 1606/07 verdienden zij samen maandelijks 36 gulden. Omdat er geen aantal wordt genoemd, valt niet na te gaan wat ieder afzonderlijk kreeg, maar gelet op betalingen later die eeuw, denk ik aan een man of negen. Met zo’n bescheiden inkomen is het niet verwonderlijk, dat verschillende wakers nog een tweede betaalde functie hadden, zoals blijkt uit de Memorialen van de Burgemeesters. De uitgaven voor de nachtwacht op de begroting In1661 werd er op een totale begroting van fl. 16.292.17.7 aan tractement voor de wachtmeester, de wachten, de constabel (kannonier, caeg) en schoonmaker van het geweer (de man die verantwoordelijk was voor het onderhoud van de geweren van de wacht en schutterij), plus turf en kaarsen voor de wachthuizen f 1904.3.6 uitgegeven. Ongeveer 8,5% van de uitgaven van dat jaar. 103
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 104
De wachtmeester is er eind zeventiende eeuw flink op vooruit gegaan. Jan Kars Bruijn kreeg in 1697 f 28.-.- per kwartaal. De twaalf stadswakers, moesten het doen met 53.8.- per maand, d.w.z. vier gulden en 12 stuivers de man. In 1723 kwam er een dertiende waker bij en betaalde de thesaurier nu maandelijks 57.8.– uit. Een karig inkomen als je dat vergelijkt met bv. het tractement van een organist – 200 gulden per jaar. In onze tijd zouden zulke mensen bovendien toelages krijgen vanwege nachtelijke arbeid. En mochten de heren wakers achterstand hebben als het bijvoorbeeld ging om het betalen van de verponding, dan had de thesaurier het recht om een deel van hun gage in te houden. Dat was o.a. het geval bij de later te noemen portier Cornelis Wijnands Groot. Omdat er nog steeds sprake was van een krappe kas, werden halverwege de achttiende eeuw alle beloningen van de stadsambtenaren opnieuw bekeken. Een van de burgemeester ging zelfs naar Hoorn, om te vernemen wat de wachtmeester en de wakers in die stad voor hun diensten ontvingen, aldus een geheim rapport van 4 april 1751. In 1780 verdiende de wachtmeester (Claas Schut) precies hetzelfde bedrag als honderd jaar eerder. De ‘gemeene wakers’, elf ‘coppen’ totaal, kregen samen 49.8.–. Geen cent verhoging dus. Merkwaardig, terwijl het leven gaandeweg de 18e eeuw steeds duurder was geworden. Maar nee, geen compensatie vanwege inflatie. Eed voor de stadswakers Iedereen die van stadswege een baantje aangeboden kreeg, moest een eed zweren. Voor de nachtwakers luidde die als volgt:
Eed
104
‘Wij belooven ende sweeren dat wij de Stadt Monnickendam ende de Heeren burgemeesteren en de vroetschappen, mitsgaders de ingesetenen derselve, gehouw en getrouw zullen wesen, ’t stadshuijs met de poorten, lange brugh
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 105
monnickendam een veilige stad?
ende wallen, elk naer de last ons gegeven met alle sorghvuldicheijt te bewaecken ende waar te nemen, dienvolgens op alles wat de wacht aengaet neerstelijk te letten, ende alle onheijlen die der soude mogen comen met alle mogelijcke devoir (frans voor plicht, vermoedelijk bedoeld: plichtsbesef, caeg) te weeren, ende voor te comen ende ons verders te reguleeren naar de ordonnantie alreede bij heeren burgemeesteren ende regeerders op ’t stuck van de wacht gemaeckt, als namaels (in het vervolg nog, caeg) te maecken, soo waarlijck moet ons Godt Almaghtigh helpen’. Mooie woorden, maar de werkelijkheid was vaak anders. In de notulen van de burgemeesters komen vermaningen aan het adres van de wachtmeester, wakers en portiers/boomsluiters regelmatig aan de orde. De een had wat meer plichtsbesef dan de ander. Hier wat voorbeelden van plichtsverzuim en wangedrag. ‘Quad comportement’ Op 30 juni 1708 moest waker Melis Kooijer op het matje komen. Hij werd beschuldigd van ‘quad comportement (slecht gedrag, caeg) die hij ten huize van Neeltje Claas, alias Neelen Caet, had gepleegd. Melis werd daarover ‘heftig bestraft’ en kreeg een boete van een zilveren ducaat ten behoeve van de (andere) wachters. Ook Claas Winter moest zich verantwoorden. Hij had voornoemde Melis Kooijer geslagen, maar beloofde zich in het vervolg ‘ordentelijck’ te gedragen. Te weinig gerateld Op 29 november 1729 kreeg majoor Jan Donker te horen dat, als iemand van de wakers niet ratelde, of niet op tijd op z’n post was, deze persoon dan een boete van zes stuivers zou moeten betalen. En als iemand de majoor ‘qualijck bejegent’ volgde Ratel een dubbele boete: twaalf stuivers. Die boeten kwamen, volgens het reglement, ten goede van de majoor en/of de wakers. Het was dus een stok achter de deur om elkaar niet de hand boven het hoofd te houden. Immers de overtreding van een waker leverde zijn collega’s financiëel voordeel op. Te weinig toezicht van de wachtmeester In november 1737 werd de majoor (Jan Donker) weer eens ontboden bij de burgemeesters. Hij kreeg te horen dat ook hij alle wachten ‘present mede soude waken en int stadhuijs in de hoofdwagt present sijn, alsmede de ronde doen’ alles volgens zijn instructie. Er volgen nu geen waarschuwingen meer, er wordt direct overgegaan, bij nalatigheid, van 105
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 106
‘suspentie (schorsing, caeg) van eenige tijt te straffen’. Hij moest er rekening mee houden dat het stadsbestuur zo nodig een ander in zijn plaats zou aanstellen. Het was ook de plicht van de wachtmeester om de schildwachten op hun post te houden. Tenslotte moest hij er acht op geven dat de bomen en poorten op tijd werden gesloten en geopend. Ontslagen Dat zulke bedreigingen ook werkelijk werden uitgevoerd, heeft Jan Mooij ondervonden. Omdat hij in de nacht van 3 op 4 juli 1761 had zitten slapen’ is geresolveert deselve direct aftesetten, so dat nimmermeer sal mogen waken’. En Sijbert Tak had zich de 23 oktober 1763 ’s nachts niet naar behoren gedragen. Hij was ‘van sijn post afgelopen’, werd ontslagen en zal ‘nooijt weder in die post werden aangestelt’. Echtelijke ruzie Onze voorouders hadden ook wel eens onmin met elkaar. Op 29 januari 1762 was Jacob Meijer, op verzoek van zijn vrouw, Jaapje Veerdig, door de wacht in de cortegaart gehaald. Beiden waren daarna bij de burgemeester ontboden en werden vermaand ‘sig in ’t toekomende vriendelijker te gedragen tot malkander, op poene (straf, caeg) van het eerste gerugt dat burgemeesters horen, dat deselven sig tegen den anderen onvrindelijk gedragen, haar aanstonds de stad te doen verlaten’. Niet mis! Dronken Jan Gerrits Sipersma kreeg in juni 1764 te horen dat hij niet dronken naar de wacht mocht komen, anders zou hij worden afgezet. Een half jaar later was het echter weer mis. Jan had zich in de wacht opnieuw slecht gedragen en met verwijzing naar de vermaning in juni, werd hij ‘gedeporteerd’ (ontslagen, caeg). Ongedierte Op 17 april 1776 melden de notulen dat Jan Gerrits Kroon ‘sig altoos bevindt vol ongedierte en een slegt gedrag heeft aangenomen’. Het betekende zijn ontslag en zijn plaats werd vacant verklaard. Misschien had dat ongedierte te maken met de slaapplaats in het wachthuis, dat slechts één keer per jaar werd schoongemaakt? Nachtelijk rumoer Dat er soms krachtig moest worden opgetreden door de wachtmeester en de wachters blijkt uit de volgende voorbeelden. De boel op stelten gezet 30 maart 1647 meldt de secretaris van de vroedschap, dat een ‘seeckere stoelemacker 106
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 107
monnickendam een veilige stad?
die nacht de pijpen gesteld hadde tegen de waght ende andere persoonen’. In gewoon nederlands, de man had de boel op stelten gezet en was daarvoor in hechtenis genomen en voorgeleid aan de officier van justitie. Straatgerucht Op 18 mei 1664 was er sprake van ‘het rijden van een wagen bij nacht en het maken van straatgerucht door eenige jongeluijden tusschen de 10e en de 11e deser maendt’. Het voorval was door de stadswachtmeester aan de heren burgemeesters doorgegeven. Omdat we van die tijd geen Memorialen van de Burgemeesters hebben, weten we niet hoe het afgelopen is. Bedreigd en geslagen Het is 3 september 1701 als wachtmeester Jan Carts Bruijn bij notaris Nicolaas Admiraal en twee getuigen een verklaring aflegt. De avond ervoor hadden twee personen, Wouter Adriaans en Caspar Pieters, (vermoedelijk uit Jisp, caeg) de herbergier van de Vergulde Eenhoorn (de herberg stond aan het Noordeinde), Jacob Gerrits Visscher, bedreigd en geslagen. Deze was daarop stilletjes naar de wachtmeester gegaan, die, vergezeld van enkele wachters, naar de herberg was gekomen en deze heren had meegenomen, eerst naar het wachthuis en later naar de Schuttersdoelen. Daar waren ze gegijzeld en gevangen gehouden, tot ze de volgende morgen, door de stedehouder mr. Nicolaas Bruijn werden ontslagen. Diefstal? Op 30 november 1715 werd een nachtelijke ‘ontmoeting’ genotuleerd. Wachtmeester Jan Carts Bruijn had, samen met wachters Luijcas Jansz. Carmelck en Benjamin Jans, in de nacht van zondag 17 op maandag 18 november rond de klok van één uur de ronde gedaan. Op dat tijdstip hadden ze twee personen over de Scholebrug zien lopen, richting de kerk. Benjamin meende gezien te hebben dat een van de twee Poulus Bon, de zoon van Simon Bon was. Hij had iets over de arm. Ze waren er achteraan gegaan maar tevergeefs (donker!). Echter op het Sonnepad ontmoetten zij enkele mensen, waaronder Jan Jacobsz Donker en Adriaan Cornelis Appel, die zij hadden gevraagd of ze iemand hadden zien lopen. Deze luitjes wilden eerst niets zeggen, maar op hun aanhoudend vragen was hun antwoord dat het Jan Mars, de keetmeester in het Zuideinde, was, met wit goed onder zijn arm, ‘sijnde in sijn camingsool’ (onderhemd, caeg). Bij navraag ontkende Jan Mars in alle toonaarden dat zij hem buiten hebben gezien. Hij was op bed bij zijn vrouw geweest. Men wist er niet goed raad mee en daarom werd de kwestie doorgeschoven naar de heer officier van de stad. Omdat de Criminele Rol er geen melding van maakt, zal de zaak, wegens onvoldoende bewijs, zijn geseponeerd. 107
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 108
Ruzie om een vrouw In de nacht van 22 op 23 september 1720 heeft de 20-jarige Gerrit Valentijn‘ ten huijse van Ernst, waert int Hoekhuijs’ ruzie gekregen om een ‘seeker vroumens’. Gerrit was behoorlijk dronken en de wacht moest er aan te pas komen. Toen die kwam, heeft Gerrit de benen genomen. Maar het verhaal is nog niet af. ’s Nachts om vier uur ‘wanneer de wagt af was, eerst de soon van Willem Proot, alias Jan Oostinje, die dien nagt voor een ander waekte niet is tegen gecomen, soo als hij doende was te porren en tegen hem seijde: nu is je wagt af, wil ik je nou eens in het water goijen en daerop deselve een klap drie a vier om de kop gegeven, dat hem verder een van de waghts met name Cornelis Heijnsz Brant int gemoet quam, die hij ook een klap of twee voor de beck heeft gegeven, en verder Steven Wagenaar ontmoetende seijde tegens hem, wel GASJE FLUS wilde ghij mij helpen vangen, nu is je waght af, nu sal ik jou wat anders leeren’. Tot op de vismarkt is hij door een gedeelte van de wachters achterna gezeten, waarop Gerrit een steen heeft gegooid en daarmee Swarte Kees (waker Cornelis Willems Koot, caeg) op de schouder heeft getroffen. Daardoor vloog die steen tegen het lijf van Jacob Donker. Uiteindelijk is Gerrit door de wachters in z’n kraag gegrepen en in het turfhok opgesloten. Zijn straf? Een week lang op water en brood in de cel van het cipiershuis. Poging tot moord Op 7 september 1726 moesten Claes Pieters Luijt en Benjamin Jansz in actie komen. Om tien uur hadden ze het stadhuis verlaten om de ronde te doen. In het Noordeinde, ter hoogte van zadelmaker Claes Lefebre (hij woonde bij de Noordeinderpoort), riep Joris Lowijsz Schut hen toe, dat er sprake was van een poging tot moord ten huize van Michiel Barentsz Lijnes. Michiel had ‘rumoer’ gemaakt met zijn broer Christiaan Barents Lijnes, 28 jaar, afkomstig uit Ankum bij Osnabrugge. Er was gevochten en daarbij had Michiel een mes getrokken, waarmee hij zijn broer op het Noordeinde had achtervolgd. Drank speelde daarbij weer eens een belangrijke rol. Benjamin Jans was naar het stadhuis gegaan om meer wachters te halen. Uiteindelijk hadden zij Michiel kunnen overmeesteren en in het turfhok opgesloten. In de turfmolm hadden de wachters twee messen gevonden die de majoor in bewaring had genomen. De twee wachters hadden bij de overmeestering enige ‘beschadigingen’ opgelopen. Wat precies blijft ongenoemd. Uiteindelijk werd alleen Christiaan Lijnes bestraft. Twee maanden op water en brood, maar als hij betaalde en om vergeving vroeg, zou hij uit zijn detentie worden ontslagen. Bovendien mocht hij zich de komende vier maanden niet meer in Holland en West-Friesland ophouden.
108
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 109
monnickendam een veilige stad?
Kruiwagen op straat Een gebeurtenis op 5 december 1738 om tien uur ‘s avonds. De joodse inwoner Michiel Salomons werd voor de tweede keer gewaarschuwd dat hij zijn kruiwagen in het donker niet op straat mocht laten staan. Dat leverde gevaar op voor late wandelaars. De nachtwacht in het stadshuis had, op bevel van de burgemeester, de kruiwagen opgehaald. Zes december kreeg Michiel, via bode Loekers, te horen dat hij de kruiwagen terug kon krijgen als hij de wacht een drinkgeld gaf van een daalder. En mocht de kruiwagen nog eens op straat aangetroffen worden, dan zou hij zonder pardon de stad uit worden gezet. Steekpartij Tot nu toe ging het om ingrijpen van de nachtwacht bij gebeurtenissen die anderen betroffen. Maar ook de wachters zelf waren geen lieverdjes. Op 24 oktober 1763 werd de 21-jarige Hendrik Hendriks Moen (een broer van wacht Ruth Moen), door de burgemeesters aan hoofdofficier Nahuijs overgegeven. Hij was die nacht door de majoor in bewaring genomen omdat hij had zitten dobbelen met nachtwacht Sijbert Willemsz Tak. Vermoedelijk vanwege verlies, had hij Sijbert een mes in de borst gestoken. Hoe het met hem afliep, leest u in de Criminele rol (38). Baldadigheid in de Kerkstraat In de nacht van 5 op 6 februari 1770, zo rond de klok van twaalf uur, hadden jongelui uit baldadigheid in de Kerkstraat allerlei naam- en beroepsbordjes weggehaald en elders in de stad opgehangen. Het bordje van apotheker Theodorus Egbertus van Marle was bij burgemeester van Sanen neergezet en dat van Johannes Broos met de woorden: tabak, kaas, boter en spek, stond bij Ds. Pereboom in de tuin. Het bordje van Mens Schaap ‘Kousen te koop’ werd in het water teruggevonden. Ook was er bij huizen in de Kerkstraat, het Noordeinde en de 1e Molensteeg aangebeld, waardoor de bewoners in hun slaap waren gestoord. Een van de relschoppers was Abraham Bolman geweest. Hij woonde in de Kerkstraat, schuin tegenover de speeltoren. De zaak werd hoog opgenomen. Alle nachtwachten plus wachtmeester Claas Schut, moesten de volgende dag op het stadhuis verschijnen: Louis Nooij, Dirk Schaesbergen, Jan Lammerts Rietsnijder, Rut Moen, Jan Willems, Harmen Lammers, Jan Heijns, Jan Besem en Benjamin Harksz Schoneveld. De laatste had de plaats van Dirk Nooij ingenomen, die zich niet lekker had gevoeld. Ze werden een voor een over het nachtelijk rumoer gehoord. Merkwaardig genoeg hadden de heren, in het bijzonder de schildwachten in het wachthuis bij de Speeltoren, niets vreemds waargenomen of gehoord, terwijl een en ander toch in hun directe omgeving had plaatsgevonden! 109
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 110
Om een lang verhaal kort te maken, omdat wachtmeester Claas Schut zijn post niet correct had waargenomen werd hij zes weken geschorst. Let wel, zes weken geen inkomen dus! De oudste wachter, Louis Nooij, zou gedurende die weken zijn taak overnemen. Ruth Moen en Jan Willemsz werden ontslagen. De eerste omdat hij zijn post niet naar behoren had waargenomen, de tweede omdat hij had gelogen. Ze werden vervangen door Benjamin Harks Schoneveld en Luijcas Kardoes. Van de ontslagen Jan Willems (Heijder), oorspronkelijk afkomstig uit Luneburg bij Hannover, valt nog meer te vertellen. In de nacht van 14 op 15 december 1770 moest wachtmeester Schut assistentie verlenen ‘vanwege de vrouw van Jan Willems (Catharina Breulmans, caeg), ’t welke seer bebloet in de wagt was gekoomen, als hebbende een gat in ’t hooft gekreegen, waar omme sij versogt had haar man te willen haalen, dat sij ook hadden gedaan en reets nog in bewaring hadden gehouden’. De vrouw van Wijngert van Dijk werd als getuige over het gebeurde gehoord en alles met elkaar zag men reden om Jan Willems ‘bij provisie voor agt daagen te water en te brood te setten en omtrent het versoek door de vrouw gedaan om te mogen worden gesepareert haar te ranvoijeren (in handen stellen van, caeg) aan de heren schepenen van de stad’. Op 21 december was Jan Willems uit zijn gevangenschap ontslagen en ‘sterk gereprimenteert sig voortaan beter te gedragen, t geen hij heeft aangenomen’. Hij moest wel de kosten van zijn detentie betalen. Gebrek aan plichtsbesef bij brand Zeer ernstig was het gebrek aan plichtsbesef bij de stadswakers in 1773. In de nacht van 6 op 7 mei brandde de zeepziederij van de familie Bruijnvis aan de Oude Zijds Burgwal totaal af (39). Een fikse brand in het centrum van de stad dus, dicht achter het Noordeinde. Op 8 mei werden zowel de majoor – Claes Cornelis Schut – als de negen nachtwachten ter verantwoording geroepen. De burgemeesters waren woedend. Niet de wachtmeester of een van de wakers had de brand gemeld, maar nota bene een burger, Arent van den Berg. Hij was bij het wachthuis gekomen en vond alle wachters slapende! Een fikse reprimande volgde en de heren moesten één voor één beloven om hun post ‘getrouwelijk en vigilanter (waakzamer, caeg) waar te nemen’. Dat zullen ze ongetwijfeld plechtig beloofd hebben. Maar nog geen veertien dagen later werden twee van hen, Jan Lammers en Benjamin Harks Schoneveld, uit hun functie ontslagen, omdat ze in de nacht van 19 op 20 mei hun ronde niet hadden gelopen. Onverbeterlijk gedrag zullen we maar zeggen.
110
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 111
monnickendam een veilige stad?
De nachtwacht bij executies Op 7 juli 1753 wordt melding gemaakt dat Claas Calf ‘met de coorde sal werden gestraft dat er de dood na volgt’. Hij was gesnapt toen hij paal- en ijzerwerk van de Waterlandse Zeedijk achterover drukte. Zo’n executie vond plaats op een schavot dat voor die gelegenheid tegenover het stadhuis werd neergezet. Daarbij was het gebruikelijk dat ‘alle wagts gewapend rondom hetselve werden gestelt’. Ook de turf- en coorndragers, bierdragers, buitenboomsluiter en de stadsomroeper stonden rondom het getimmerde schavot opgesteld, 21 mannen totaal. Om half vier werd de klok geluid, ten teken dat de poorten en bomen moesten worden gesloten. Na de executie gingen die weer open. Stadstimmerman Pieter Bleus kreeg voor het ‘maken, stellen en bergen van het schavot’ 17 gulden, 18 stuivers en 8 penningen. De tien mannen die ‘bij nagt en dagh bij de gevangene, nadat hem de doot is aangesegt’ hebben gewaakt, kregen elk een gulden, de wachtmeester twee gulden. Degenen die bij de executie betrokken waren geweest, hadden samen een vierde anker wijn ‘verdronken’, dat is 35 liter. Het toekijkende volk mocht een half vat bier opmaken. Een bijna soortgelijk verhaal kan verteld worden bij twee strafmaatregelen kort achter elkaar: 5 september en 24 oktober 1778. Vanwege diefstal was ene Andries Jansz Schreuder, alias Andries Sweertjes, 26 jaar, geboren in de Broekermeer, opgepakt. Eind april had hij, samen met zijn broer Jan Schreuder, twee fuiken van Gerrit Veltrop gestolen. De eerste verdachte had bovendien, samen met zijn baas Gerrit Purmer, bij wie hij op Overleek werkte ‘so hij segt door verleijding en aanraading van deselve in de maandt Julij deeses jaars 1778 helpen steelen drie fuijcken, staande aan de andere kant van het Schouw onder Landsmeer’. Dit keer geen doodstraf, geseling door de scherprechter en gedurende twaalf jaar verbanning uit Holland en West-Friesland. Zijn broer Jan werd zestien jaar verbannen. De 37-jarige Gerrit Purmer die officieel Gerrit Jans Smit heet, onderging hetzelfde lot, met dit verschil dat hij niet twaalf maar twintig jaar uit de provincie Holland werd verbannen. En alsof het nog niet genoeg is, nog op 30 augustus 1794, dus een maand of vijf voor de Patriotten de macht overnamen, volgde er nog zo’n strafmaatregel. Ook dit keer alleen geseling van een gevangene wiens naam niet genoemd wordt. Maar de ‘wagts’ moesten weer plaats nemen rondom het schavot, met de gebruikelijke ‘beloning’, een gulden de man. Zomaar wat gebeurtenissen waarbij de nachtwacht in positieve of negatieve zin betrokken was. Gewone mensen met plussen en minnen, net als wij.
111
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 112
Bewapening De wachters waren gewapend. Op 16 augustus 1766 heeft wachtmeester Claas Schut ‘de hartsvangers van de wagts aan de heeren burgemeesters vertoont en zijn deselven wel bevonden’. Een hartsvanger is een tweesnijdend jachtmes of krom zwaard in een schede. Je kon het gebruiken als bajonet. De nachtwakers hadden ook een snaphaan (geweer, caeg) ter beschikking. Of dat vanaf het begin zo is geweest, heb ik niet bevestigd gevonden.
Hartsvanger
Geweerschoonmaker (40) Voor het gebruiksklaar houden van die snaphanen en de bijbehorende kruithoorns, was er in de achttiende eeuw de geweerschoonmaker. In 1747 kreeg geweerschoonmaker Gerrit Barning er dat jaar 100 snaphanen bij om te onderhouden en daardoor ging zijn salaris van twintig naar vijftig gulden per jaar. Een deel van de snaphanen werd bewaard in de Doelen en behoorde toe aan de schutterij. Die van de nachtwakers zullen vermoedelijk in het wachthuis zijn opgeslagen. Aan die geweren mankeerde nogal eens wat. De technische bekwaamheid van de geweerschoonmaker was blijkbaar niet altijd even groot en misschien was hij ook wel eens wat aan de luie kant. Regelmatig blijkt namelijk dat de snaphanen in slechte staat zijn en daardoor onbruikbaar. Dat leidde er toe dat, ongeveer vanaf het midden van de achttiende eeuw, de geweerschoonmaker elk half jaar de geweren en toebehoren – ter controle – moest laten zien aan de wachtmeester, die dan vervolgens aan de burgemeesters meldde of het materiaal al of niet in orde was. Daar werd goed naar gekeken, vooral in de jaren tachtig van de achttiende eeuw, toen de spanningen tussen de Oranjegezinden en Patriotten opliepen en de weerbaarheid van de stad in het geding was. Op 26 juni 1784 blijkt dat geweerschoonmaker Germet Jansz de geweren dusdanig heeft verwaarloosd, ‘dat het genoegsaam buiten staat sijn bevonden omme daar eenig 112
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 113
monnickendam een veilige stad?
gebruik van te kunnen maken’. Hij wordt onmiddellijk ontslagen. Zijn opvolger is Claas Takke, maar ook hij bakt er weinig of niets van en, het kon niet uitblijven, ook hij kreeg zijn demissie (ontslag, caeg). Politieke spanningen Vanwege politieke spanningen werd in de tachtiger jaren van de achttiende eeuw de waakzaamheid opgevoerd. Er lag een garnizoen in de stad o.l.v. capt. Hessel van Dinter. Elke dag stonden er acht man met een sergeant en een korporaal op wacht bij de Waag. Ook de Nieuwepoort en de Noorderpoort werden extra bewaakt. Bij de hoofdwacht was zelfs 24 uur bewaking. En ook wanneer de burgemeesters en/of de vroedschap vergaderde, moesten er twee grenadiers voor het stadhuis op wacht staan. De achtergrond van deze verhoogde paraatheid zal te maken hebben gehad met de nederlaag van Nederlanders, Oostenrijkers en Engelsen bij Fontenoy. De zogeheten barrièresteden waren daarbij in handen van de Fransen gevallen. Oranjegezinden en Patriotten. De opgelopen spanningen waren voor het stadsbestuur reden om een nieuw reglement voor de nachtwachten te maken. Zo moesten de wachters niet alleen hun ronden binnen, maar ook buiten de stadsmuur lopen ‘en op alles nauwkeurig agt geven en soo eenige onaangenaamheeden hun mogten voorkomen, daar van directelijk aan de hoofdwagt kennisse te geven’. In 1787 moest iedereen die in stadsdienst was, opnieuw een eed van trouw zweren aan het Oranjehuis. Ook volgde een maatregel, die tien jaar later ook toegepast zou worden, maar dan in omgekeerde richting. Het stadsbestuur ging over tot het aanleggen van een lijst van stadsambtenaren en andere diensten, plus een lijst van leveranciers aan de stad. Iedereen die zich niet Oranjegezind had gedragen, maar blijk had gegeven patriottische sympathieën te koesteren, werd uit zijn functie ontheven. Dat gold ook voor de vroedschap. De maatregel heeft voor heel veel verdriet, pijn en narigheid gezorgd. Ook leden van de nachtwacht zouden er de gevolgen van ondervinden, maar dat leest u in het jaarboekje 2011. De bewaking van de stad opgevoerd Toen in november 1787 de leden van de krijgsraad (schutterij) van hun posten waren ontslagen, kon er geen beroep meer op deze mensen worden gedaan. Maar ‘vermits de omstandigheden van tijden niet wel permitteren, wil men binnen deze Stadt voor onaangenaamheden bewaart blijven, een dubbele wagt te doen houden’. Daartoe werden er tijdelijk acht nieuwe wachters aangesteld: Cornelis Majesteit, Pieter de vuijlnisman, Heijn Deun, Sijbrant Jansz, Gerrit Kroon, Jan Dirks Pasterkamp en Ipe Blauw. Ze kregen de instructie voorgelezen, legden de eed af en verdienden samen 41.2.– per maand. 113
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 114
Schoenen aantrekken Op 5 februari 1791 was Jan Schreuder tot stadsmajoor aangesteld. Net als zijn voorgangers moest hij de geweren laten ‘visiteren’ door het stadsbestuur. Ze werden in orde bevonden, maar de majoor moest er wel voor zorgen dat de wachters voortaan op schoenen zouden lopen. Wat ze daarvoor aan hun voeten hadden? Klompen wellicht? Portiers/boomsluiters (41) Dat er al vroeg in de stadsgeschiedenis portiers bij de stadspoorten waren, blijkt uit het verslag van de overval van de Watergeuzen in de nacht van vrijdag 2 op zaterdag 3 maart 1571 (42). De weduwe van de portier aan de Noorderpoort werd ’s avonds tussen negen en tien uur door twee ingezetenen aangesproken. Zij vertelden de vrouw dat ze buiten de stad hadden zitten drinken en daardoor de tijd vergeten waren. Ze beloofden haar een stuiver als ze hen zou binnenlaten. Niets kwaads vermoedend opende de vrouw de poort, waarna ze stevig werd vastgegrepen en gewond raakte. In plaats van twee, drong er een hele groep mannen – Watergeuzen – de stad binnen. In de vroegste geschiedenis van de stad waren er dus al portiers bij de Noorder- en de Zuiderpoort, zeg maar de doorgaande route door de stad. In de zeventiende eeuw is daar de bewaking van de Kerkpoort (de latere Nieuwe- of Broekerpoort) en de Zaksteegpoort bijgekomen. De portiers waren verantwoording schuldig aan de wachtmeester. Taak van de portier De taak van de portier krijgt wat meer inhoud, als we het reglement erbij nemen. Ik vat de instructie uit 1669 voor u samen en licht een paar zaken toe. Hij had de plicht om de hele nacht, samen met twee andere wakers, de wacht te houden bij de Noorderpoort. Dat was toen de belangrijkste poort van de vier. De poorten gingen op verschillende tijden open en dicht. Dat hing af van het jaargetijde en had te maken met de invallende duisternis. In oktober was de sluitingstijd van de poorten 18.30 uur, om om 5.30 uur weer open te gaan. In november waren de tijden 18.00 uur dicht, 6.00 uur open. In december en januari was dat 17.00 uur dicht en 7.00 uur open. De sluitings- en openingstijden werden aangegeven door de poortklok. Het luiden begon een kwartier voor sluitingstijd en gebeurde door een van de wachters. Het was ook het teken dat mensen zich niet meer op straat mochten bevinden en de lantaarns aan of bij de huizen moesten worden gedoofd. Soms was er een correctie nodig, zo bijvoorbeeld op 31 augustus 1776. De stadsmajoor Claas Jorisz Schut moest de wachters vertellen dat zij persoonlijk de 114
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 115
monnickendam een veilige stad?
poortklok moesten luiden en dat niet mochten overlaten aan hun vrouw of aan een van hun kinderen. De portier moest van 1 november (Allerheiligen) tot Pasen, bij het luiden van de poortklok aan het begin van de avond, zowel de Zuiderpoort als de Zaksteegpoort sluiten. Niemand mocht door die poorten de stad meer in of uit. Dat kon alleen door de Noorder- en de Kerkpoort. De portier moest tot half tien ’s avonds oppassen bij de Noorder- en de Kerkpoort, d.w.z. bij de Noorderpoort moest hij zelf aanwezig zijn, bij de Kerkpoort een familielid of éen van de wachters. Als de poortklok ’s avonds om half tien had geluid, moesten beide poorten en de bomen
Zuideinderpoort
nauwkeurig worden gesloten. De sleutels van de poorten moesten bij de eerste ronde (22.00–23.00 uur) door de stad aan de majoor in de hoofdwacht bij de Speeltoren afgegeven worden. Alleen de sleutel van de Noorderpoort mocht de portier houden om na half tien ’s avonds personen in of uit te laten. Elke morgen moest de portier de drie sleutels bij de majoor ophalen en als de poortklok luidde, de poorten zelf of door een wachter laten openen. Voor zijn dienst kreeg hij dezelfde beloning als de wachters. Mensen die na half tien naar de jaagschuit wilden of van de jaagschuit af kwamen, moesten een klei115
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 116
nigheid aan de portier betalen. Hetzelfde gold voor mensen die met een kar, een wagen of slee naar binnen wilden. De laatste bepaling van het reglement spreekt voor zich: De portier zal in ‘alles wesen getrouw ende de dienst vande stadt na sijn vermogen behartigen ende d’heeren burgemeestern gehoorsamen ende voorts in alles te doen tgene een eerlijck, vroom ende opregt portier schuldigh en gehouden is te doen’. De leden van de stadsregering en de officieren van de krijgsraad behoefden niet te betalen voor het in- en uitgaan door poorten. Dezelfde bepaling gold ook voor de
Broekerpoort met wachthuis
‘geremoveerde Raden en Vroedschappen’, d.w.z. degenen die in het conflict tussen de Oranjegezinden en Patriotten op non-actief waren gesteld. Als compensatie kregen de portiers daar ieder jaar elk zes gulden voor. De wachthuisjes bij de poorten De schildwachten stonden niet in weer en wind, maar beschut in een wachthuisje. Zij kregen olie, kaarsen en katoen om de lantaarns aan de poort te kunnen laten branden. Het wachthuisje bij de Noorderpoort bleek in april 1726 echter zo 116
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 117
monnickendam een veilige stad?
vervallen, dat er een nieuw gebouwd moet worden. Maar de realisatie daarvan zou nog wat jaren op zich laten wachten. In december 1738 vroeg Cornelis Wijnands Groot, portier van de Nieuwepoort of er een vertrekje getimmerd kon worden (eventueel door hem zelf betaald) dat tevens tot woonhuis kon dienen. Zijn collega aan de Noorderpoort, Sijmen van Dalen, had hetzelfde gevraagd. Maar beide verzoeken werden afgewezen. Echter, in april 1742 werd er aan de Nieuwepoort toch een wachthuis getimmerd, waarvoor de portier jaarlijks vijftien gulden zou gaan betalen. In februari 1755 deed portier Sijmen van Dalen een nieuwe poging. Er zou een vertrekje aan het huidige wachthuis kunnen worden gemaakt, maar het dak van dat wachthuis zou ook moeten worden vernieuwd. Alles met elkaar zou dat zo’n 330 gulden gaan kosten. De burgemeesters legden het voorstel voor aan de vroedschap. Deze ging accoord, mits de portier en zijn opvolger(s) jaarlijks twintig gulden betalen voor het verblijf in dat vertrekje. Twee jaar later werd de Noorderpoort volledig herbouwd. Klaas Valk was de aannemer en had als borgen Jan Sijberts Tak en Jan Jacobs Ketelaar. Plichtsverzuim van de portiers Ook de heren portiers namen hun taak niet altijd serieus. De secretaris notuleerde regelmatig dat een of meerdere van hen bij de burgemeesters op het matje moesten komen. Zo bijvoorbeeld portier Claas in ’t Oor. Op 28 augustus 1705 was burgemeester Koeslager met de nachtschuit uit Amsterdam gekomen. Hij had de portier van de Nieuwepoort geroepen, maar die gaf niet thuis. Koeslager en enkele andere mensen waren daarop naar de Saksteegpoort gegaan en daar hadden ze, door te roepen, wel gehoor gekregen. Het voorval had gevolgen. Claas in ’t Oort werd zes weken geschorst, was dus zes weken zonder inkomsten. En dat terwijl de wachters en portiers toch al niet ruim beloond werden. Op 19 september vroeg Claas of hij weer in zijn functie kon worden hersteld. Met een ernstige vermaning om beter op te passen, mocht hij weer aan ’t werk. Op 30 juni 1708 werd Pieter Jansz Ilp, waker aan de Noorderpoort, aangesproken omdat hij gedurende zijn wachttijd had liggen slapen. Hij verweerde zich dat hij ziek was, maar moest desondanks acht stuivers boete betalen en beloven zich beter te gedragen. Portier Cornelis Wijnants Groot op het dievenpad Samen met zijn vrouw Guurtje Jans stond Cornelis Groot op 30 december 1745 terecht. Cornelis vanwege diefstal in de nacht van 30 op 31 oktober van een borstrok bij Marijntje Pieters, de huisvrouw van Pieter Claasz Somer en enkele stukken vlees; Guurtje vanwege heling, want ze had, terwijl ze op de hoogte was van de 117
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 118
diefstal van haar man, de borstrok voor twaalf stuivers aan ‘arme Peetje’ verkocht. De straffen waren niet mis: geseling en daarna tien jaar verbanning uit Holland en West-Friesland. Hun drie minderjarige kinderen Dirk, Wijnand, en Jan, respectievelijk gedoopt op 26 februari 1743, 19 october 1741 en 27 januari1737, werden in het weeshuis ondergebracht (43). Michiel Mobron nam functie van portier over. Nog eens nachtelijk rumoer Hendrik Stroo, portier aan de Nieuwepoort, was betrokken bij een nachtelijk rumoer. Wat was het geval. Vier personen uit Broek in Waterland hadden op 3 januari 1769 ’s avonds om zes uur in de herberg van Roelof Roelofs en Grietje Foppes Palm drie borrels gedronken en waren daar vandaan de stad ingegaan (44). Na een uurtje waren ze teruggekomen en hadden nog wat drank in de herberg genuttigd. Even over twaalven waren ze vertrokken, zonder iets verkeerds te hebben gedaan. Er was alleen wat ongenoegen over het feit dat ze van de vrouw des huizes een stuiver te weinig hadden teruggekregen. Nadat Grietje de deur van de herberg had gesloten, waren de heren kort daarna teruggekomen en hadden ze zich zeer gewelddadig gedragen door, onder vloeken, hard tegen de deur te schoppen, met een mes in de deur te kerven en bedreigingen te uiten aan het adres van eigenaar Roelof Roelofsz. Portier Hendrik Stroo had het kabaal en de scheldwoorden gehoord en besloot om er, samen met zijn buurman Harmen, heen te gaan en ook de nachtwacht om hulp te vragen. De wachters waren gekomen en hadden de vier personen ontdekt in een schuitje in de Broekervaart. Met een stok hadden de wachters het bootje naar de wal getrokken en drie van de vier personen aangehouden en overgebracht naar de cortegaert. De vierde wist te ontsnappen. In het bootje lag ook wat klein houtwerk, dat van het erf van de herbergier was meegenomen. De daders waren Christoffel Craaij, 42 jaar, uit Hannover, Hendrik Karsseboom, 35 jaar uit Bremen en Jan Nieuwenhuis, 28 jaar uit Kuilenburg. Alle drie hadden in Broek gewerkt, de eerste twee als metselaar, de derde als timmerman. De eis van de hoofdofficier R.J. Nahuijs was, dat de drie heren naar het donkere gat (cipiershuis, niet ver van het stadhuis, caeg) zouden worden gebracht en daar zes! weken op water en brood zouden moeten zitten en ook de kosten van het proces zouden moeten betalen. De uitspraak van de ‘rechtbank’ was wat milder. De heren kregen een boete van dertig gulden opgelegd ‘en bij gebreeken van dien van heeden tot over agt daagen te water en te brood te sitten in het donkere gat’. Alle kosten voor rekening van de gedetineerden. Waakzaamheid geboden November 1737. De portiers kregen te horen dat als er overdag of ‘s nachts personen in de stadspoorten kwamen ‘die er niet al te wel uijt sien, om daer ten eersten aan de hoofdwacht kennisse te geven’. 118
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 119
monnickendam een veilige stad?
Een soortgelijke opmerking op 9 februari 1765. Als er vreemd volk voor de poort staat moet de hoofdwacht daarvan op de hoogte worden gesteld. De buitenboomsluiter (45) Tot besluit van dit eerste deel over veiligheid, nog een paar aantekeningen over de buitenboomsluiter. Volgens een ordonnantie van 1686 was de man belast met het sluiten van de boom/bomen, waarmee ’s nachts de toegangen tot de vaarwegen binnen de steden werd afgesloten.De belangrijkste buitenboom bevond zich bij de ingang van de haven in de buurt van de Langebrug. Ook deze functie was van oude datum. Toen de Watergeuzen in 1571 de stad binnendrongen, hebben ze ‘de boomsluiter (van de haven) met geweld genomen en hem gedwongen den boom te openen; daarna zijn zij met den buit uit de stad vertrokken en scheep gegaan’ (46). De ordonnantie van 2 oktober 1751 zegt het volgende over hun werkzaamheden. 1. De buijtenboomsluijter sal gehouden sijn om alle avonden na ’t luijden der poortklok de boom exactelijk te sluijten en des ‘morgens wanneer de Poort klok begint te luijden deselve weder te openen. 2. Een ieder sal gehouden sijn van ieder schip ofte schuijt voor het opnenen van de boom ’s avonds de clokke tien uuren toe aan de boomsluijter te betalen drie stuijvers. 3. Dogh dat na de voorsz Clok tien uuren betaalt sal moeten werden vier stuijvers, sijnde de overmeerdere eene stuijver voor de wagt die als dan de boomsluijter gaat porren. 4. Dat niemand met eenig vaartuijgh sal vermogen over de boom ofte uitten de paalen deur te halen, op de boeten van een pont tot profijte van den bekeurder. 5. Sal ook niemand vermogen binnen ende de andere van buijten malkanderen persoonen goet ofte haringh over te nemen op de boeten als voren. 6. Gelijk nogh niemand van buijten over de palen nogh bomen sal mogen klimmen en met enig vaartuijgh na land toe te varen, mede op te boeten als voren. De buitenboomsluiter had een belangrijke functie. Om diverse redenen moest het stadsbestuur op hem aan kunnen. Maar ook deze functionarissen deden niet altijd wat van hen verwacht werd. Op 10 september 1707 klaagde imposteur Gerrit Mens Popma bij de burgemeesters, dat de Zuiderwoude (slag)boom ’s nachts dikwijls open bleef. Dat bood kwaadwilligen de mogelijkheid om zonder betaling van impost (belasting) goederen binnen te brengen. Smokkelen dus. Alle boomsluiters werden gemaand de (slag)bomen op tijd te sluiten. Sluiken Dat smokkelen (‘sluiken’) had, vooral na het pachtersoproer van 1748, voortdurend de aandacht van het stadsbestuur. Tijdens een overleg in november 1751 van 119
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 120
de vijf steden van het Noorderkwartier te Hoorn, werd genotuleerd dat ‘tot weeringe van de sluijckerijen sorge wert gedragen dat de poorten, boomen en hecken binnen de stad Monnickendam behoorlijk werden gesloten, en alle andere toegangen belet en voorgekomen en dat aan de bediendens van de collecteurs hadden gelast het oogh te houden dat sulks na behooren geschiede’ (47). In de jaren vijftig van de 18e eeuw was er een conflict met de Marker vissers, waarbij ook de buitenboomsluiter een rol speelde. Zijn naam wordt niet genoemd, maar het is Poulus Lowijs Schut die toen al 46 jaar die taak vervulde (48) In aanloop naar de Franse tijd De waakzaamheid van alle betrokkenen (wachtmeester, nachtwachten, portiers, boomsluiters) werd opgevoerd, nadat in 1787 de coup van de Patriotten had plaatsgevonden. Niet lang daarna moesten ze ijlings vluchten, vanwege steun aan ons land door Frederik Willem van Pruisen. In oktober van dat jaar kregen de wachtmeester en zijn mannen opdracht tot een intensiever wachtlopen, met name ook buiten de wallen. Ze moesten daarbij nauwkeurig acht geven op alles wat verdacht was en dat meteen melden. Een maand later werden ook schutters van de schutterij ingezet en zeven extra wachters ingehuurd, die gedurende de wintermaanden mede de bewaking op zich namen en rondes door de stad liepen. Ze kregen daar 4,5 gulden de man per maand voor. In maart 1788 volgt de mededeling dat ‘alle de nagtwagts de klokke 9 uuren op de wagt moeten zijn en van daar alle uuren met twee patrouilles tot de klokke twaalf in de stad rond te gaan en als dan van twaalf uuren tot dat de nagtwagt is afgelopen met drie patrouilles door de stad te gaan en nauwkeurig na te zien alle de huijzen of er buijten aan derselve die het doen der illuminatie eenig ongemak moogt zijn en zulks bevindende daar van met den eerste kennisse te geven op dat er (..?) in kunnen werden voorzien. Zullende een ieder der nagtwagten tot een douceur genieten 5,5 stuiver’. Vanwege de spanning tussen de twee groepen burgers wordt op 7 februari 1789 besloten dat een aantal burgers hun geweren moeten inleveren. Het ging om mensen die sympatiseerden met het Patriottisch ideaal. Het stadsbestuur wilde, kostte wat kost, elk gevaar van een ‘opstand’ voorkomen. Frankrijk De oorlog met Frankrijk zorgde voor nieuwe spanningen. Tijdens de vroedschapvergadering van 7 maart 1793 werd genotuleerd: ‘neemende de bedenkelijke tijdsomstandigheden door de oorlog met Vrankrijk en de verschillende denkwijse der ingesetenen aan de eene en de gelegenheid (ligging, caeg) van dese stad om daar zelvs van een gering aantal quaatwilligers te kunnen werden ontrust aan de andere zijde, hebben (de burgemeesters) 120
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 121
monnickendam een veilige stad?
gemeend zig onverantwoordelijk te stellen, zoo zij niet amplecteerde (verm. bedoeld ampifliceren = vergroten of uitbreiden, caeg) de middelen die hun zijn voorgekomen in dezen ter geruststelling van de goede burgerij en ingesetenen deser stad te moeten amplecteeren. Onder welke hun zijn voorgekomen het in functie te doen stellen van een burgerwagt op zoodanige wijze als bij de manhafte krijgsraad dezer stad zal werden gereguleerd’. De vroedschap gaat akkoord en zal alle daar aan verbonden kosten betalen ‘die tot bevijling (beveiliging) dezer stad noodzakelijk bevonden zullen werden te doen’. Een vertrek op de stadswaag werd gebruikt als hoofdwacht, zoals dat ook in 1787 het geval was geweest. Het ging dus om extra beveiliging, naast de bestaande nachtwacht. Bij het begin van de Franse tijd – januari 1795 – eindigt het eerste deel van dit verhaal over de nachtwacht van Monnickendam. Hoe het de wachtmeesters, nachtwakers, portiers en buitenboomsluiters is vergaan tijdens de Franse tijd, de negentiende en een deel van de twintigste eeuw, leest u volgend jaar.
Nachtwacht kwartet
Hebt u reacties op dit artikel? Deze kunt u sturen aan: cae-grootAzonnet.nl
121
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 122
Geraadpleegde boeken en geschriften met tussen haakjes de afkorting * Monnickendam in Waterland (MiW), A. van Overbeeke, stichting Matrijs Utrecht 1988 (1) en 2005 (2) * Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem deel 28 en 30, G.F. Theonville, Leiden 1904 (Bijdragen) * Korte Beschryvinge der Stad Monnickendam, Henrik Meyer, 1767 ( Korte beschrijving) * Enqueste ende Informacie over de landen van Hollant en Vrieslant 1494 en 1514, E.J. Brill, Leiden 1876 en A.W. Sijthoff, Leiden 1866 (Informacie) * Hedendaagsche historie of Tegenwoordige staat van alle volken, 15e deel, in ’t byzonder Holland, Thomas Solman e.a, Tirion, Amsterdam 1744 (Hedendaagse historie) * Waterland, getekend door Cornelis Schoon, A.P. Bruigom, Alphen ad Rijn 1979 (Waterland) * Jaarboekjes Oud Monnickendam (JOM + jaar en blz.) Noten 1. Het eerste deel van dit verhaal eindigt in 1795. De bronnen kunt u vinden in het Oud Archief Monnickendam (OAM): * Vroedschapresoluties 1573–1795 ( OAM 1-19) * Memorialen van de burgemeesters 1692–1795 (OAM 33-39) * Oud-Rechterlijk-Archief Monnickendam (ORA) 2. De keuren – met index – vind u in OAM 61-66 3. Meer over de schutterij in JOM 1994 blz. 23vv. 4. MiW 2 blz. 50. 5. Informacie 1514 6. MiW 1 blz. 49,50 7. Informacie 1514 8. JOM 1985 blz. 42 en ‘De slag op de Zuiderzee, L. Appel, Walburgpers, Zutfen, 1973 blz. 58. Zie ook MiW 2 blz. 61 9. Korte Beschrijving, opgenomen in JOM 1993 blz. 63. Zie ook Waterland blz. 40. Op blz. 41 het kaartje van de Vijl. De duiding ‘ongeschickte Bolwercken’ betreft de aan de zeezijde, naast de Noordeinderpoort en de Zuiderpoort gelegen verhoogde schans met molen. 10. Adriaan Anthonisz werd in 1527 in Metz (Frankrijk) geboren, was eerst landmeter en vanaf 1578 fortificatiemeester, in 1580 ook burgemeester van Alkmaar, waar hij in 1607 is gestorven. 11. JOM 1984 blz. 22, 23 met een aanvulling in JOM 1985 blz. 91. 12. JOM 1993 blz. 86vv en JOM 2004 blz. 131vv. 13. Daarbij verbrandden ook poorten, bruggen en vesten, Bijdragen deel 30 blz. 345 en Informacie 1514. 14. Waterland, blz. 52 15. De aanleg van de wagenweg vond plaats tussen 1608 en
122
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 123
monnickendam een veilige stad?
16, zie JOM 1997 blz.29vv. 17. Zie noot 15 blz. 64 18. JOM 1993 blz. 66 en MiW 2, blz. 55 19. ORA nrs. 3563-3565. 20. Kruit is een poeder voor bussen of bossen (bus of bos is een oude naam voor een geweer, caeg), voor het eerst toegepast zo rond 1350. Men sprak destijds dan ook van bussencruyt en bossencruyt. Kruit bestaat uit een licht ontbrandbaar mengsel van houtskool, salpeter en zwavel. Het was een gevaarlijk goedje en de stadsbestuurders van weleer probeerden het zoveel mogelijk buiten hun muren te houden. Terecht lijkt me. 21 Hedendaagse historie. 22. Van Flevomeer tot IJsselmeer, R. Borman, Terra, Zutfen; Rampzalige vloed, watersnoodrampen in prenten en kaarten uit de provinciale atlas van Noord-Holland. 23. ORA 3573 d.d. 3.12.1654 24. JOM 2009 blz. 31vv. 25. Informacie 1514 26. OAM 64 blz. 50 27. JOM 2006 blz. 13vv. Zie ook ‘De priorij van Galilea nabij Monnickendam, D.J.M. Wüstenhoff, blz. 139 28. OAM 61 d.d.10.8.1572 29. Wanneer de schutterij van Monnickendam is opgericht is onduidelijk. Ze wordt voor het eerst genoemd 15671 (OAM 256 blz. 78). Echter een vroedschapresolutie van 26.10.1579 leest ‘is bij de meeste stemmen geresolveert dat men de schutterije sal oprichten’. 30. OAM 207. De thesaurier was, zeg maar, de penningmeester van het stadsbestuur. 31. Hun namen in bijlage B 32. OAM 224 met tabellen uit 1668. 33. MiW 2 blz. 71vv 34. Hun namen in bijlage A 35. Pas in de zeventiende eeuw werd er een begin gemaakt met het verharden van de straten. Daarvoor hebben we het over zandpaden, in de regentijd een en al modder, met hier en daar wat ‘verharding’ door het gebruik van schelpen. De bestrating is in de loop van de 18e eeuw ter hand genomen. De uitgavenboeken van de stadsthesaurier maken regelmatig melding van de aanvoer per schip van duizenden (gele) klinkers uit o.a. Friesland. Zie ook JOM 1976 blz. 37v 36. OAM 60 blz. 432, 435, 437 37. Dat met de regelmaat van de klok ratelen was een oud gebruik. In een vroedschapresolutie van 20 maart 1640 kwam ik er al een opmerking over tegen. 38. Harmanus Keijser wordt in mei 1767 aangesteld als stadsbode. 39. ORA 3563 blz. 167vv 40. JOM 1985 blz. 80 41. Hun namen in bijlage E 42. Hun namen in bijlage C
123
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 124
43. De slag op de Zuiderzee, L. Appel, blz. 13; Het verraad van het Noorderkwartier, H. van Nierop blz.70, ontleend aan: Nederlandse opstand tegen Spanje in zijn eerste wording, J van Vloten. 44. JOM 1995 blz. 119 45. Het gaat om de herberg buiten de Nieuwepoort, de zogeheten ‘Stadsherberg’, in 1761 gekocht door Roelof Roelofs Ruijling. 46. Hun namen in bijlage D 47. Bijdragen dl. 30 blz. 346 48. JOM 2009 blz. 64 49. JOM 1978 blz. 37v Bijlagen Een overzicht van wachtmeesters (A), nachtwachten (B), portiers en boomsluiters (C), buitenboomsluiters (D) en geweerschoonmakers (E) van Monnickendam, vanaf 1580 tot 1795. Over een groot aantal van deze mensen is meer bekend dan ik heb vermeld. Van sommigen is de aanstelling onbekend, omdat die vermoedelijk voor 1692 heeft plaatsgevonden (in dat jaar begint het memoriaal van de burgemeesters) of tijdens de jaren 1698–1702 die in dat memoriaal ontbreken. Achter de naam de datum van aanstelling. Een streepje onder de naam betekent ontslag wegens wangedrag. De afkorting N betekent Nachtwacht; SN – Substituut Nachtwacht. A. Wachtmeesters * Dirck (Cornelis) Sijes, aanstelling juli 1581, krijgt daarvoor vier gulden per maand; was ook substituut schout. Woonde tussen de Oude Steeg en de Dam. Op 15.6.1585 wordt er een nieuwe wachtmeester aangenomen in plaats van Dirck Sijes. Geen naam genoemd. Op 27.9.1587 mogen de burgemeesters een nieuwe wachtmeester aannemen. Ook nu geen naam genoemd. In augustus 1589 krijgt hij voor zijn functie 65 gulden per jaar. * Dirk Jacobs, genoemd in 1606, 1607 * Evert Heijnsz, aanstelling onbekend, in functie in 1625. Woonde op de Groote Noord. * Heijndrick Jansz, was eerst bierdrager, op eigen verzoek op 1.1.1630 aangesteld als substituut (vervangend) wachtmeester en neemt op 30.4.1630, als Evert Heijnsz. overleden is, diens taak over. Woont 1644 in de 1e Molensteeg. * Jan Heijnsz (kistemaker), volgt 20 november 1644 zijn vader op. Hij woonde op de Niessenoort. Jan Heijnsz, de wachtmeester wordt op 7 januari 1652 begraven in de kerk. Dan woont hij op de Sarken. * Dirck Arendsz Kloot, aanstelling vermoedelijk begin 1652, is in januari 1671 langdurig buiten dienst, daarom Gerrit Adriaans als substituut wachtmeester aangesteld. * Gerrit Adriaans Baars of Grobben, aanstelling in 1674, bij zijn overlijden wordt hij Gerrit Adriaans Grobben genoemd,
124
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 125
monnickendam een veilige stad?
* Jan Kars Bruijn, aanstelling 29.4.1693, was ook overman van de jaagschuiten, overleden 1719; Tr. (1) ca. 1686 Geertje Pieters, begr. 5.5.1694, otr. (2) 25.2.1696 Welmoet Gerrits vd Velde, begr. 2.6.1751 woont september 1751 in het Noordeinde. Jan en Welmoet begraven in de kerk graf 54/17. * Jan Jacobsz Donker, aanstelling 6.8.1719, wachtmeester tot 1756, 27.6.1763 begraven. Was eigenaar van de lijnbaan ’s ‘Lands welvaren’, zie OM 1994 blz. 113vv. Een vermaning op 16.11.1737, idem op 22.7.1752 met de dreiging van ‘gedeporteert worden’(ontslag dus). Hij krijgt 28 gulden per kwartaal, f 112,- per jaar. * Martinus Wolleman, woonde eerst in het zelfde huis als de familie Donker. Martinus neemt begin 1756 voor Jan Donker waar, wordt in maart 1756 zijn opvolger en is op 25.12.1797 begraven. Zijn zoon Jan wordt veroordeeld wegens diefstal (Cri. Rol blz. 174v. Martinus woonde 1793 op het Doelenpad. * Harmanus Keijser, wordt op 29.7.1763 tot wachtmeester benoemd, maar dient al een week later zijn ontslag in Hij wordt een paar jaar later, op 9 mei 1767, stadsbode * Klaas Schut, aanstelling 6.8.1763, in 1770 zes weken geschorst vanwege plichtsverzuim, vraagt in 1785 ontslag, wordt 13.6.1789 begraven. * Coenraad Harmanus Volkert, aanstelling 5.2.1785. Wordt 20.11.1790 tijdelijk ontslagen met inhouding vn zijn tractement en na een tweede ‘nalatigheid’ op 29.1.1791 definitief. Oudtse wagt, Tijmen van Hoorn, neemt waar. * Jan Schreuder, aanstelling 5.2.1791, bedankt op 18.2.1792 maar moet aanblijven tot er een opvolger is. * Tijmen van Hoorn, aanstelling 25.2.1792. Vanwege zijn Oranjegezindheid is hij tijdens de Franse Revolutie ontslagen, maar op 24.12.1802 weer aangenomen, begraven 21.9.1808. Was in 1789 ook brugophaler. Trouwt Metje Pieters Esselman. Woont maart 1795 op het Nieuweland. B. Nachtwakers Job van Sparendam, Cornelis Maet, Jan Sijmes en Gerrit Jacobs, wachters bij de Noorderpoort, genoemd december 1583. Jan Sijmes ook nog in 1616. Michiel, de stadswaecker, genoemd juni 1625 Cornelis Heijndricks Prins, genoemd maart 1641, woonde in de Brugsteeg Cornelis Sijmons Duijst, genoemd maart 1649 Jan Dirksz Jager, in juni 1649 wacht buiten de Kerkpoort. Jacob Knaep, genoemd december 1652 Luijckas Jansz Karmelck, 25.5.1692, was ook enkele jaren boomsluiter en portier van de Zuiderpoort, zie bij portiers. Jan Lammerts Fittel, 16.6.1703, overl. 1712. Jelmer Jacobs, 14.7.1703, tijdelijk geschorst wegens dronkenschap in 1724, overleden november 1725
125
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 126
Jan Olij, 20.10.1703 Klaas Willems, 2.5.1705 Marten Jacobs (Kist), 2.5.1705, was ook turfdrager, 1.8.1711 tijdelijk voor Jelmer Jacobs (gaat naar Oost-Indie). Klaas Pietersz Winter, aanstelling onbekend, voor juni 1708 Melis Koijer, aanstelling onbekend, voor juni 1708, had ook de zorg voor de brandspuiten Pieter Jansz Ilp, waker bij de Noorderpoort, 14.7.1703, maart 1710 als portier van de Noorderpoort genoemd, overleden 1719 in Oost-Indie. Jan Benjamins (Marsman), 17.1.1711, overleden 1719, was ook verantwoordelijk voor het onderhoud van de brandspuiten en emmers. Benjamin Jans (zijn zoon) 30.11.1715, neemt in 1724 waar als zoutmeter voor Sijmon Duijf die naar zee gaat. Jan van Dalen, 7.2.1711 Cornelis Heijnsz, 19.11.1712, i.p.v. Jan Lammerts Fittel, Cornelis was ook postmeester. Sijmen Pouwels Duijf, 5.3.1713, was ook zoutmeter, gaat in 1719 varen, voor hem zolang een vervanger, idem in 1724. Wijbrand Pietersz Mars, 17.12.1713; op 29.12.1731 wordt besloten dat hij vier maanden zal waken bij het stadhuis en de andere acht maanden bij de Noorderpoort, overleden april 1736 Op 31 oktober 1716 worden er tijdelijk drie stadswakers extra aangenomen: Benjamin Jansz, Wijnand Klaas (Groot) en de zoon van wachtmeester Jan Carts Bruijn (d.i. Pieter Jansz of Kars Jansz Bruijn). Ze worden op 6 maart 1717 bedankt voor hun diensten. Jasper Hendrik Muijs, 30.4.1718, i.p.v. Luijcas Jansz Karmelk overl. december 1718, Jasper was ook vleessouter Jan Lamberts Buij, 24.12.1718 i.p.v Jasper Muijs, overleden december 1719 Cornelis van Leeuwen, 6.5.1719 i.p.v. Jan Lamberts Buij Klaas Pieters Luijt, 6.5.1719, i.p.v. Jan Benjamins; Klaas tijdelijk geschorst wegens dronkenschap in 1724. Wijnand Klaasz Groot, 5.12.1719 Jacob Jansz Donker, aanstelling onbekend Cornelis Willems Koot, alias swarte Kees, aanstelling onbekend Claas Cornelis Maet, 11.10.1720, overleden 1721 Sijmen Verhaal, 17.5.1721, i.p.v. Claas Cornelis Maet Heijn/Hendrik Cornelis Brant, 11.12.1723, i.p.v. Cornelis Heijnsz (vermoedelijk zijn vader). Hendrik overleden 1761. Sijmon Doijer, mei 1724, neemt waar voor Jelmer Jacobs. Wagenaar (verm. Steven Willemsz), 18.11.1724 bij provisie aangesteld i.p.v. Sijmen Duijf Harmanus Barnings, 24.11.1725, i.p.v. Jelmer Jacobs; Harmanus bedankt eind 1763 Jan Jansz Overleek, 27.12.1727 i.p.v. Claas Oossanen; Jan was ook portier vd Nieuwepoort Frans Adriaans Vennip, 15.5.1728 i.p.v. Melis Koijer; Frans was ook verantwoordelijk voor het smeren van de brandspuiten en schoonmaker stadsgeweer.
126
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 127
monnickendam een veilige stad?
Reijer Slingerland, 11.11.1730, net als Wagenaar (zie boven) bij provisie aangesteld voor Sijmon Duijf. Gerrit Everts Visser, 28.4.1731 Benjamin Jans, 15.3.1732 Cornelis Bommel, 7.8.1734 Cornelis Wijnands Groot, 25.9.1734. In januari 1746 heeft hij zich ‘geabsenteerd’. Was ook zouter van het vlees. Dirk Nooij, 11.2.1736, was ook bierdrager en haringteller;17.2.1770 is niet in staat zijn post goed waar te nemen (voorheen had Ben Harks Schoneveld hem vervangen, maar die is op 10.2 zelf als waker aangesteld. Een nieuwe vervanger, Jan Jacobs Besem, ‘is de burgemeesters niet aangenaam’. Wel Carel v Otigem, aanstelling op 24.2.1770. Dirk Nooij overleden januari 1771. Jacob Verhaal, 11.2.1736 Cornelis Kater, 21.4.1736 i.p.v. Wijbrand Mars Pieter Gras, 8.8.1737, bedankt in 1761. Jan Decker, 11.1.1744, i.p.v. Cornelis v Hoorn (van deze Cornelis geen aanstelling bekend). Jan Koeslager, 23.1.1745, overleden 1754 Michiel Mobron, 15.1.1746 i.p.v. Cornelis Wijnants Groot. In februari 1751 krijgen Jan Koeslager en de zonen van resp. Hendrik Brant, Harmanus Barningh en Dirk Nooij, die de wacht voor hun vader waarnemen, een reprimande. Zij moeten de wachtmeester gehoorzamen. Louis Dirksz Nooij, 9.3.1754, i.p.v. Jan Koeslager; is in 1770 tijdelijk wachtmeester i,p.v. de geschorste Claas Schut. Vraagt ontslag 30.4.1785. Hark Jansz Schoneveld, 3.6.1758; is erg ziek in 1765, zijn zoon Benjamin neemt waar. Jan Heijnsz, 3.6.1758 (ontslag op eigen verzoek 15.9.1770) Jan Willemsz (Heider), 3.6.1758, was ook waarnemend bierdrager, ontslagen 6.2.1770 Gerrit Lammerts, 3.6.1758 gekozen als wacht, maar heeft de job niet aangenomen Dirk Schaatsbergen, 17.6.1758 i.p.v. Gerrit Lammerts. Dirk ontslagen op 10.1.1776 wegens slecht gedrag als wagt. Jacob Comin/Komen, 17.1.1761 i.p.v. Hendrik Brant Jan Mooij – aanstelling niet gevonden, ontslagen in juli 1761 Sijbert Willemsz Tak, 25.7.1761, ontslagen wegens wangedrag, 29.10.1763 Ruth Hendriks Moen, 29.4.1763, i.p.v. Jacob Comin; krijgt reprimande in 1768, is onwillig om orders aan te nemen, ontslagen 6.2.1770 Jan Lammerts Rietsnijder, 29.10.1763 i.p.v. Sijbert Willemsz Tak; Jan ontslagen wegens plichtsverzuim 22.5.1773 Jan Gerrits Sipersma, 5.11.1763, i.p.v. Harmanus Barning; Jan ontslagen december 1764 vanwege dronkenschap en schelden tegen de wachtmeester. Op 30.10.1773 moet hij op eigen kosten 8 dagen op de Ridderkamer doorbrengen (gevangenschap) wegens slecht gedrag. Jan Jansz Besem, 8.12.1764; voor Jan Gerrits Sipersma; Jan Besem aangesteld als portier aan de Noorderpoort op 7.9.1776.
127
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 128
Jan Harmensz Lammerts, 4.3.1765, i.p.v. Hark Jansz Schonevelt Benjamin Harks Schoneveld, 10.2.1770, i.p.v. Jan Willems Heijder; Benjamin wegens plichtsverzuim ontslagen 22.5.1773. Luijcas Kardoel, 10.2.1770 i.p.v Ruth Moen Carel van Otigem neemt 24.2.1770 waar voor Dirk Nooij. Willem Appel, 22.9.1770, i.p.v. Jan Heijnsz; Willem was ook bierdrager en varkensschouwer. Verzoekt zijn demissie als wagt op 26.8.1780. Jan Gerritsz Kroon, 26.1.1771, i.p.v. Dirk Nooij, overleden 1771; Jan ontslagen 17.4.1776 omdat hij altijd vol ongedierte zat. Gerrit Nannings Kroon, 13.4.1771 Cornelis Jansz Klomp, 23.5.1772, i.p.v. Nanning Kroon die zijn ontslag heeft gevraagd. Cornelis had een gebrek aan zijn arm, mag 5.6.1773 schildwacht blijven. Jan Sijmens Vreeling, 29.5.1773 Jan Vlugh,29.5.1773, vraagt ontslag 5.2.1785 Huijbert Kroon, 29.5.1773, bedankt 27.5.1780, was in 1785 turfdrager. Klaas Booij, 2.3.1776, i.p.v. Dirk Schaatsbergen Arie Reurs, 27.4.1776, i.p.v. Jan Gerrits Kroon Tijmen van Hoorn, 7.9.1776, i.p.v. Jan Jansz Besem de jonge; Tijmen later wachtmeester. Adriaan Jansz van Leusen, 3.6.1780, was ook vleessouter. Dirk Klaasz, 2.9.1780, i.p.v. Willem Appel Albert Barning, 17.2.1781, was in 1791 ook turfdrager; reprimande op 5.7.1783 Cornelis Deun, 2.6.1782, i.p.v. Jan Vreeling Christiaan Schaatsbergen, 2.6.1782, i.p.v. Cornelis Klomp, in augustus 1800 zes weken geschorst. Overleden mei 1826. Er wordt een Christiaan Schaatsbergen aangesteld op 28.12.1802, was ook bierdrager, eind 1815 zes weken geschorst. Vermoedelijk dezelfde. Claas Dirks, 27.7.1782 Jan Klaasz de Jong, 20.9.1783, heeft bedankt in 1784. Alewijn Graaff, 18.9.1784, i.p.v. Jan Klaasz.; Alewijn afgezet wegens slecht gedrag 10.12.1785 Reijer Cornelisz, 12.2.1785, i.p.v. Jan Vlug; Reijer vraagt 1.10.1785 ontslag Jan Vreeling,14.5.1785 i.p.v. Louis Nooij. Willem Vlugt, 1.10.1785, i.p.v. Reijer Cornelisz. Willem bedankt 19.1.1788 Adam Klaver, 17.12.1785, in augustus 1800 zes weken geschorst. Vraagt op 8.11.1803 of hij weer in de stad mag komen wonen, zie ook 1.5.1802. Jan Groen, 26.8.1786. Zeven extra wachters op 1.11.1787 voor de wintermaanden: Cornelis Majesteit, Pieter de vuilnisman (verm. Pieter Kok); Heijn Deun; Sijbrant Jansz; Gerrit Kroon; Jan Dirksz Kasterkamp (verm. Pasterkamp, caeg) en Ipe Blauw. Vanwege een coupe van de patriotten die echter hals over kop moeten vluchten. Bezetting in de stad door een bataljon infanterie. Cornelis Majesteit, 19.1.1788 i.p.v. Willem Vlug. Cornelis overleden mei 1789 Karsten Kemp, 24.5.1789, i.p.v. Cornelis Majesteit,
128
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 129
monnickendam een veilige stad?
Jochem Pietersz Esselman, ratelwacht 25.2.1792; in maart 1792 zorgt hij voor de koffie op de nagtwagt en krijgt daarvoor f 8.5.– per week. Dirk Heemskerk, 2.11.1793, ontslagen in 1798 vanwege zijn Oranjegezindheid, heeft december 1799 zijn geweer ingeleverd. C. Portiers/boomsluiters Monnickendam Cornelis Jansz, poortsluiter 1607 Pieter de smit, portier van de Noorderpoort, januari 1609 Claas Lamberts – portier en boomsluiter van de Noorderpoort, ook sluiswachter, januari 1624 Marten Jacobs Soudtdrager, portier Noorderpoort, 1625, idem 1632, krijgt 2 gulden per jaar meer, vanwege het sluisje buiten de Noorderpoort. Jan Bruijn, de portier, begraven 3.12.1659 Gerrit Pouwels (Kroon?), portier Zuiderpoort, januari 1669, begr. 12.11.1690 Jacob Sijmonsz Calis, portier Kerkpoort, januari 1669, begr. 7.4.1673 Lambert Claasz Heijn, boomsluiter Zuiderpoort, februari 1674, begr. 24.5.1692 Luijcas Jansz Karmelck, 1692 boomsluiter en portier Zuiderpoort, overl. april 1718 Claas in’t Oor, portier en boomsluiter Nieuwepoort, aanstelling onbekend, voor 1704 Jacob Cadwoud, aanstelling voor 1705 Claas Sijmons Oossanen, portier Nieuwepoort, aanstelling voor 1708; tijdelijk geschorst wegens dronkenschap in 1724; ook januari 1726 een schorsing, overleden december 1727. Jan Jansz van Overleek, waker en portier vd Nieuwepoort, 27.12.1727 i.p.v. Claas oossanen. Pieter Jans Ilp, was waker 14.7.1703, in 1710 portier bij de Noorderpoort Michiel Verstijlen, aanstelling voor juli 1711 Lowijs Claas Schut, boomwachter en portier, aanstelling voor juli 1711, begr. 9.2.1736 Heijn van Sanen, april 1718 i.p.v. Luijcas Jansz Karmelck; Heijn was ook koster van de grote kerk, is eind 1719 spoorloos verdwenen. Jan van Dalen, portier Noorderpoort, 11.2.1719, i.p.v. Pieter Jansz Ilp die in Oost-Indie is overleden. Jan van dalen overleden mei 1722. Jan Pieters Mars, 9.12.1719, portier Zuiderpoort en boomsluiter, i.p.v. Heijn v Sanen; Jan krijgt waarschuwing september 1737, september 1741 en october 1746. Sijmon Jansz van Dalen, mei 1722, portier Noorderpoort i.p.v. zijn vader Jan van Dalen. Sijmen overleden 1776. Jan Jansz van Overleek, 17.11.1727 portier Nieuwepoort, mei 1733 zes weken geschorst. Cornelis Wijnands Groot, 8.8.1734, portier Nieuwepoort i.p.v. Jan Jansz (v Overleek?); Cornelis was ook zouter van het vlees. Heeft zich in 1746 afgemeld. Michiel Mobron, januari 1746, portier Nieuwepoort i.p.v. Cornelis Wijnands Groot Hendrik Stroo, portier Nieuwepoort 7.7.1755, i.p.v. Michiel Mobron. Hendrik is getuige in een proces, zie cri. Rol blz. 171vv. Hendrik was ook vleessouter. Willem Mars, 25.3.1758, portier en boomsluiter Zuiderpoort i.p.v. zijn vader Jan Mars; Willem re-
129
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 130
primande op 18.12.1762. Jan Besem, 8.12.1764 portier Noorderpoort Jan Jansz Besem de jonge, portier Noorderpoort 7.9.1776, i.p.v. Sijmen van Daalen. Jan krijgt 9.10.1779 een vermaning. Is nog steeds portier in september 1803, begr. 3.6.1815 Jan Jansz Meij, portier Nieuwepoort 19.5.1781, is dat nog steeds in 1807. Wordt in oktober 1790 ook (buiten?) boomsluiter genoemd. Hem wordt in juli 1795 gezegd dat hij de Saksteegpoort als vanouds moet openen, begr. 22.12.1802 Christiaan Schaatsbergen, portier en boomsluiter Zuiderpoort 20.3.1790 i.p.v. Willem Mars die vrijwillig afstand heeft gedaan, Willem begr. 19.5.1804 D. Buitenboomsluiters (uit de gegevens is niet altijd duidelijk of het om een boomsluiter van een van de poorten of om een buitenboomsluiter gaat). 1586 een nieuwe boomsluiter, geen naam Sijmon Huijbers, in 1607 Pieter Claasz, boomsluiter in 1600 Jan Frederiks, boomsluiter in 1606, 1607 Klaas Jansz Backer, januari 1669 Claas in ’t Oor, 1704 boomsluiter van de boom voor de jaagschuiten Lowijs Claasz Schut, buitenboomsluiter, aanstelling voor 1697, begr. 9.2.1736 Poulus Lowijs Schut, 7.5.1712; october 1758 krijgt zijn neef Joris Schut toestemming om bij slecht en donker weer de buitenboom te mogen sluiten. Poulus vraagt vanwege zijn hoge ouderdom ontslag op 12.3.1785, begr. 25.8.1787. Joris Brand, buitenboomsluiter van en oppasser bij de Lange Brug, 12.3.1785 i.p.v. Poulus Schut; Joris ontslag 20.3.1798 wegens zijn Oranjegezindheid, was ook turfdrager en keurmeester van de vis (haring), begr. 27.12.1808 E. Geweerschoonmakers Hendrik, de dienaar = Hendrik Jans Ruijghaver, aanstelling onbekend Hendrik Hendriks Ruijghaver, aanstelling 15.5.1706, ‘ in plaets van sijn overleden vader’, begr. 29.11.1705 Jan Benjamins Leertouwer, 16.10.1706 Willem Michiels Schut, aanstelling 9.7.1719 i.p.v. Jan Benjamins. Willem ontslagen wegens ‘kwaad gedrag’ 10.8.1726 Melis Pietersz Kooijer, 10.8.1726 i.p.v. Willem Michiels Schut. Melis was ook brugophaler, overleden mei 1728. Frans Adriaansz van Gennip, 15.5.1728, i.p.v. Melis Koijer; bij zijn overlijden (1745) ook veerman genoemd. Hij krijgt augustus 1737 f 20,– per jaar.
130
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 131
monnickendam een veilige stad?
Gerrit Barningh, 26.8.1747, krijgt in 1749 25 gulden per half jaar omdat er 100 nieuwe geweren zijn aangeschaft. Omdat hij de geweren verwaarloosd heeft, krijgt hij in februari 1751 niet zijn halfjaars tractement. Dat is gegeven aan Harmen Jansz die â&#x20AC;&#x2DC;hem te hulp is gekomenâ&#x20AC;&#x2122;. Gerrit bedankt 16.3.1765 voor zijn job, ook voor het onderhoud van de brandspuitslangen.. Nanning Kroon, 27.3.1765, i.p.v. Gerrit Barning. Krijgt maart 1767 vanwege de a.s. exercitie van de schutterij 25 gulden bovenop zijn tractement. Nanning vraagt 6.12.1777 om zijn ontslag, begr. 19.12.1782. Germet Jansz de oude, 6.12.1776, i.p.v. Nanning Kroon; Germet ontslagen 26.6.1784 wegens ernstige verwaarlozing van de geweren. Begr. 20.11.1784, was toen varkensschouwer Klaas Takke, 7.8.1784; ontslag 30.7.1787 vanwege verwaarlozing van de geweren; is november 1789 vanwege wangedrag uit de stad verbannen. Gerrit Boerlager, 6.10.1787, begr. 5.2.1810 Tjadde Hendriks Rickels, 21.3.1789, begint 1.5, bedankt oktober 1792 ontslag, woonde op de Gooijsche Kaaij. Doeke Hessels, 13.10.1792 i.p.v. Tjadde Rickels.
131
VOM_jb10_81-132:M'damboek
19-04-2010
15:33
Pagina 132
Afbeelding 1: Kaart van Monnickendam door de F. Wit, 1689. In de uitsnede is het Rondeel duidelijk weergegeven. Het noorden is rechts.
132
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 133
Archeologische begeleiding aan het Rondeel te Monnickendam R.W. Vanoverbeke, Hollandia Archeologen februari 2010
1. Inleiding Op 16 en 17 november 2009 is door medewerkers van Hollandia Archeologen een â&#x20AC;&#x2DC;archeologische begeleiding protocol opgravenâ&#x20AC;&#x2122; uitgevoerd aan de Zuidervesting te Monnickendam. De aanleiding voor dit onderzoek was het voornemen van de stichting TROET om de contouren van het Rondeel, waarvan de resten zich in de ondergrond bevonden, in het zicht te brengen. In 1984 werd door de vereniging Oud Monnickendam (dhr. M. Martis), onder supervisie van het toenmalige IPP, op dezelfde locatie reeds een opgraving uitgevoerd. Toen werden de resten van het Rondeel al aangetroffen. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de exacte locatie, aard en omvang van het Rondeel door middel van het documenteren van vlakken en profielen. Tevens kon door het onderzoek de gaafheid en conservering en de datering/ fasering worden vastgesteld en werden de nog aanwezige archeologische resten, voor zover zij door de werkzaamheden verloren dreigden te gaan, ex situ veilig gesteld. In het onderstaande volgt een verslag van de resultaten van de archeologische begeleiding. 2. Bekende historische waarden In 1356 krijgt Monnickendam het stadsrecht en in de periode tot het begin van de 15e eeuw wordt de stad mogelijk een aantal malen uitgebreid. Het verwerven van de stadsrechten hield ook het recht in om de nederzetting te omgeven door een aarden wal of stenen muur en een gracht. Dit ter bescherming van de stad en diens inwoners en bezittingen, maar ook ter beheersing van het omliggende platteland (van Ham 1996). In de loop van de 15de eeuw neemt de vuurkracht van de kanonnen snel toe en wordt er niet meer volstaan met een stenen ommuring. Als antwoord op deze stijgende vuurkracht werden brede aarden wallen aangelegd, in vele gevallen tegen het bestaande metselwerk aan. Deze evolutie heeft zich 133
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 134
hoogstwaarschijnlijk ook in Monnickendam voltrokken. De versterking van de stad, deels in de vorm van muurwerk en deels in de vorm van wallen wordt vanaf 1575 vernieuwd met vier poorten en vier bastions. Uit een aantal karakteristieke kenmerken kan gesteld worden dat de omwalling te Monnickendam werd ontworpen door Adriaen Anthonisz., die onder andere te Alkmaar en Naarden aan het werk is geweest (Schukking et al. 1963). Tezelfdertijd werden de stedelijke voorzieningen verbeterd en de stad verfraaid, maar dit alles kon een periode van neergang na 1650 niet voorkomen. Aan de onderzoekslocatie, de Zuidervesting, werd op een nog onbekend tijdstip het Rondeel aangelegd. Met het zwaarder worden van de kanonnen werd namelijk uit de waltoren een nieuw type ontwikkeld, een rondeel: een cirkelvormige, voor de stadsmuur uit gebouwde, toren zonder dak, even hoog als de vestingmuur, met binnenin één of twee overwelfde ruimten en daarboven een open weergang. Het eerste exemplaar binnen Nederland zou te Zutphen hebben gestaan en wordt reeds vanaf 1457 vermeld in geschreven bronnen. Het rondeel was in de meeste gevallen halfopen, met de opening aan de stadszijde (zie afbeelding 1). Deze ontwikkeling kwam er om een betere flankdekking mogelijk te maken (Janse/ van Straalen, 2000). Boven de overwelfde ruimte was een afdekking met grond waarop de kanonnen in open lucht kwamen te staan. Zo had men geen last van kruitdampen (Weve 2009). In het geval van het Rondeel te Monnickendam was deze dekking nodig ter verdediging van de iets oostelijker gelegen Zuideinderpoort. De ruimtelijke ontwikkeling van Monnickendam is vanaf het midden van de 16e eeuw te volgen met behulp van historisch kaartmateriaal. Op de kaarten van onder andere Jacob van Deventer (ca. 1560), De Wit (1689, afbeelding 1) en Tirion (1743) is duidelijk te zien hoe de verdedigingswerken van de stad zich ontwikkelen en hoe de bebouwing van de stad zich uitbreidt. Op de eerste twee bovengenoemde plattegronden wordt het Rondeel afgebeeld. Echter op de kaart van Tirion is het Rondeel niet meer te bespeuren. Op een nog onbekend tijdstip vóór 1560 werd dus de stadsmuur met het Rondeel aangelegd. Het is onduidelijk of het Rondeel gelijktijdig met de stadsmuur werd gebouwd of dat deze later werd toegevoegd. Het Rondeel was aan het eind van de 17de eeuw nog aanwezig, maar lijkt vóór 1743 verdwenen te zijn. De nog resterende stadsmuur is in 1766 verlaagd (Appel 1985) en in de loop van de 19de eeuw geslecht.
134
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 135
archeologische begeleiding aan het rondeel te monnickendam
3. Opgravingsresultaten 3.1 Stratigrafie Tijdens het archeologische veldwerk werd geen enkele keer buiten of dieper dan de opgraving van 1984 gegraven, waardoor alle uitgegraven grond uit de toenmalige â&#x20AC;&#x2DC;verstoringâ&#x20AC;&#x2122; afkomstig was. Het documenteren van een profiel was daarom niet relevant en zou geen extra informatie toevoegen. De eerste verdedigingswerken rond een stad bestonden meestal uit het graven van een gracht. De uitgegraven grond werd gebruikt voor het opwerpen van een wal (Janse 2000). Later werd de stadsmuur aangelegd op een stadswal, de verdediging bestond dus uit een combinatie van een aarden wal met een stenen muur. Aan de binnenkant van de muur, de stadszijde, bevond zich op het wallichaam een pad. Zoals in afbeelding 6 goed te zien is, kwam de stadsgracht, aan de veldzijde, niet tot aan het muurwerk, maar was deze als het ware ingebed in een grondlichaam (zie ook afbeelding 7). Op dit grondlichaam heeft in latere periodes klaarblijkelijk veel grondverzet plaatsgevonden, zodat een duidelijke stratigrafie op deze plaats niet meer te herkennen is. Uit de opgravingsverslagen van dhr. Martis (1984) valt een deel van de opbouw van deze wal te reconstrueren. Op de eerste dag van de op-
Afbeelding 2: Overzicht van het opgegraven Rondeel. Op de voorgrond de verstorende kabels. De metalen pennen met oranje markering geven de locatie van de slieten weer. Foto richting noorden.
135
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 136
gravingen toen, bleek onder het gras een enorme concentratie van puin en scherven te zitten. Het vondstmateriaal werd gedateerd in een periode vanaf circa het eind van de 16de eeuw tot en met de 20e eeuw. Uit nader onderzoek is toen gebleken dat in de jaren 30 van de 20e eeuw verschillende grachten werden uitgebaggerd en de vesting opgehoogd. Naarmate men in 1984 de sleuf in de vesting verder ging uitdiepen, kwamen op verschillende dieptes dergelijke puinlagen van baksteen- en dakpanconcentraties aan het licht. Echter de lagen tussen deze concentraties worden niet beschreven, ĂŠĂŠn enkele keer treft men tussenin een pakket vette zeeklei aan. Op welke diepte zich de natuurlijke ondergrond bevond, wordt niet vermeld in het verslag. Het zou ook kunnen dat deze in 1984 niet werd bereikt. Het oudst gedateerde artefact dat werd aangetroffen betrof een eind 15eeeuws geel koperen kledinghaakje, maar of die nu afkomstig was uit een pakket opgebaggerde grond of het originele wallichaam, is uit het opgravingsverslag niet te achterhalen. 3.2 Sporen Op de vermoedelijke locatie van het Rondeel, werd een aanvang genomen met het verwijderen van de bovengrond. Al snel bleek dat het vermoeden juist was en kwamen de eerste resten van de vestingmuur en het Rondeel aan het licht. Na afloop van de werkzaamheden in 1984 heeft men de bouwrestanten afgedekt met een zwarte plastic. Deze actie wordt vermeld in de dagrapporten van dhr. Martis en werd tevens gauw waargenomen tijdens dit onderzoek. Dit maakte het tijdens het graven een stuk makkelijker de contouren van het Rondeel te volgen, waardoor in een korte tijdspanne het gehele Rondeel kon worden vrijgelegd. De conditie en het uiterlijk van het bouwwerk bleken in eerste instantie niet veel te verschillen met de opgravingsresultaten van 1984. De kop van het Rondeel, het meest zuidelijke punt, was echter nog meer gesloopt, dit door de aanleg van diverse kabels en leidingen. Tijdens het archeologisch onderzoek werden in totaal 8 archeologische sporen herkend: deze bestaan respectievelijk uit de verstoorde ophogingslaag van het archeologisch onderzoek uit 1984 (S1), de niet verstoorde ophogingslaag onder het muurwerk van het Rondeel (S2), het Rondeel zelf (S3), de houten fundering van het Rondeel (S4), delen van de vestingmuur (S5 en S6), de omgevallen muurbrok (S7) en een puinlaag binnen het Rondeel (S8) (zie afbeelding 3). De vestingmuur, S5 en S6, bevond zich deels onder het vestingpad, waardoor de meest noordelijke begrenzing niet kon worden opgespoord. Het pad mocht immers niet vergraven worden. Ook de aanwezigheid van twee bomen zorgde ervoor dat slechts een klein stuk ervan te onderzoeken viel. Tussenin de twee delen van 136
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 137
archeologische begeleiding aan het rondeel te monnickendam
Afbeelding 3: De veldtekening.
de stadsmuur, S5 aan de westkant en S6 aan de oostkant, bevond zich het Rondeel, S3. Het verband tussen de muur en het Rondeel was niet geheel duidelijk, de bouwresten waren niet meer in verband, maar waren ook niet koud tegen elkaar aangebouwd. Aan weerszijden bevond zich een scheur in het muurwerk. Het Rondeel bleek als het ware losgetrokken van de vestingmuur (hierover later meer). Tussen S5 en S3 was de verschuiving 0,20 m, tussen S6 en S3 0,25 m. Ook in het opgravingsverslag van 1984 wordt gewag gemaakt van â&#x20AC;&#x2DC;twee enorme scheurenâ&#x20AC;&#x2122;. Het meest westelijke deel van de stadsmuur, S5, was opgebouwd uit voornamelijk oranje-rode bakstenen van 21 x 10 x 4,5 cm, toch werden hier en daar ook kleinere bakstenen gebruikt. De vijf-lagen maat bedroeg 0,28 m, de tien-lagenmaat 0,57 m. Een harde schelpmortel hield alles tezamen. De vestingmuur was aan de basis breder dan aan de bovenzijde. Dit taps aflopen, zonder versnijdingen, was duidelijk waar te nemen. De diktes van de vestingmuur konden niet achterhaald worden, omwille van het vestingpad, maar in de resultaten van 1984 werd een breedte van 0,81 m opgemeten. Deze maat is echter dubieus. Voor de dikte van het Rondeelmuurwerk geeft dhr. Martis in het verslag een maat van 0,68 m. In het programma van eisen wordt deze maat herleid tot 0,61 m. Tijdens dit onderzoek werd de dikte van de Rondeel-muur verscheidene malen gemeten en de breedte varieerde tussen 0,67 m en 0,71 m, bijna 0,10 m verschil. Bij een reconstructie (aangegeven 137
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 138
in afbeelding 3) wordt de stadsmuur dikker geschat, namelijk 0,9 m – 1 m (hoogstwaarschijnlijk 3 voet: circa 0,92 m). Uitgaande van de gebruikte bakstenen zou het metselverband dan uitkomen op 4,5 steens. Bij een breedte van 0,81 m en de gebruikte bakstenen is namelijk geen goed metselverband te reconstrueren. Het oostelijke stukje vestingmuur, S6, kende dezelfde baksteenformaten en afmetingen. Tussen S5 en S6 zat het Rondeel als het ware ‘opgesloten’. Dit deel van het vestingwerk kon beter onderzocht worden. Zoals in 1984 reeds waargenomen, was het Rondeel geen halve ronde, zoals op historisch kaartmateriaal weergegeven, maar over een afstand van respectievelijk 2,3 m aan de westelijke zijde en 2,4 m aan de oostelijke, liepen de muurdelen eerst haaks op de stadsmuur om dan pas de kromming aan te gaan. Wat ook opviel is dat de veldzijdelijn van de vestingmuur niet gelijk loopt met de lijn van het Rondeel (zie afbeelding 3), dewelke ongeveer 0,35 m meer noordelijker ligt. De breedtes van de haakse muren varieerde tussen 0,67 m en 0,71 m. De afstand tussen de buitenzijden van de twee haakse muren bedroeg 4,9 m, de afstand tussen het meest zuidelijke punt van de kromming en de (vermoedelijke) stadszijde van de stadsmuur 4,8 m. Het Rondeel was opgebouwd uit hergebruikte baksteen: hoofdzakelijk oranje-rode baksteen van 18,5 x 9,5 x 4,5 cm. Hier en daar stak ook een gele baksteen van 16,5 x 8,5 x 4 cm en langs weerszijden was nog slechts een restant van 1 baksteenlaag met grotere maten aanwezig: rode baksteen van 21 x 10 x 5 cm. Het (gesloopte) bovendeel was dus hoogstwaarschijnlijk opgebouwd uit deze grotere bakstenen. Het metselverband was 3,5 steens: drie stenen in de lengte en aan de kant 1 rij gestrekt, dit verband alterneerde per laag. De vijf-lagenmaat van het Rondeelmuurwerk was 0,26 m, de tien-lagenmaat 0,52 m. Op basis van de baksteenformaten is het soms mogelijk een bouwwerk te dateren. In Amsterdam heeft men baksteenmonsters van 642 afzonderlijke bouwwerken uit de 13de tot 19de eeuw systematisch geïnventariseerd. Op basis van de resultaten was het mogelijk een ontwikkeling van baksteensoorten binnen deze periode op te stellen (Gawronski/Veerkamp 2004). Algemeen wordt gesteld dat in de loop der tijd (periode tussen 1200 en 1900) de bakstenen steeds kleiner van formaat worden, dit dient toch met enige voorzichtigheid benaderd worden, daar tijdens dezelfde periode verschillende steenformaten in gebruik waren en formaten op zichzelf niet als absolute dateringstechniek gehanteerd mogen worden. Wanneer we de baksteenformaten van de vestingmuur en het Rondeel vergelijken met de resultaten van het Amsterdams onderzoek, komen twee periodes naar voren. Een eerste tussen 1500 en 1600 en een tweede periode tussen 1700 en 1800. Uit histo138
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 139
archeologische begeleiding aan het rondeel te monnickendam
risch onderzoek is echter gebleken dat het Rondeel in de loop van deze 2e periode gesloopt werd, dus gaat de voorkeur uit naar een bouwperiode in de 16de eeuw. Zoals reeds vermeld was het muurwerk aan de zuidzijde van het Rondeel grondig gesloopt (zie afbeelding 2). Tijdens de opgraving van 1984 werd dit voor de eerste keer duidelijk. Op het meest zuidelijke punt van de ronding was de steenbouw afwezig, enkel de houten funderingspalen bevonden zich nog in situ. Ook de aanleg van de twee kabel-tracés heeft hoogstwaarschijnlijk voor extra verstoring gezorgd.
Afbeelding 4: Een voorbeeld van een roosterfundering (uit: Gawronski/Veerkamp 2003).
Over een afstand van circa 2,2 m, gemeten uit de noordoostelijke buitenhoek en naar het zuiden toe, bedroeg het niveauverschil van de twee haakse muren maximaal 3 baksteenlagen, in de daaropvolgende 1,3 m was het muurwerk over minstens 17 baksteenlagen verwijderd, veroorzaakt bij de (vermoedelijk) negentiende eeuwse sloopwerkzaamheden. De kromming aan de westzijde ging nog ongeveer 0,60m verder met drie baksteenlagen, het oostelijke deel nog 5 lagen over een afstand van 1,1 m. Vanaf daar was het oorspronkelijke muurwerk helemaal verwijderd en restte enkel nog het funderingshout. De fundering van het Rondeel was er één op kleef: diverse stammen werden dicht naast elkaar in de grond geslagen, deze groep palen of slieten zoog zich zo vast in de slappe ondergrond en zorgde voor een grondverdichting (Gawronski/Veer139
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 140
kamp 2003). Er werd bij het Rondeel geen gebruik gemaakt van langshout, het metselwerk werd rechtstreeks op de slieten gebouwd. De onderste metsel laag bestond uit fragmenten rode dakpannen en fragmenten van diverse baksteensoorten en -formaten, aan elkaar gekit met een dik pak keiharde mortel. De slieten onder het Rondeel hadden diverse afmetingen: van rond met een diameter van 0,10 m tot rechthoekig met een zijde van circa 0,30 m. Er werd dus geen gebruik gemaakt van een uniforme maat, noch van houtsoort, zowel els als spar kwamen voor. Ook het patroon waarin de palen gezet waren vertoonde geen logica. In het verslag van dhr. Martis wordt vermeld dat er tussen de slieten horizontale palen waren gevlochten. Tijdens dit veldonderzoek werd daarvan slechts 1 exemplaar teruggevonden. Aan het meest zuidelijk punt van de ronding bevonden zich vooral grote stevige rechthoekige ingeheide palen, op zâ&#x20AC;&#x2122;n minst 4 naast elkaar. Deze zone in het muurwerk moet immers de grootste neerwaartse druk te verduren gekregen
Afbeelding 5: Een roosterfundering waarbij het roosterwerk zich op een dieper niveau bevindt (uit: Gawronski/Veerkamp 2003).
hebben. Van diverse funderingspalen werden houtmonsters ten behoeve van dendrochronologie genomen. De resultaten van dit onderzoek worden verderop besproken. Bij een fundering op kleef werd ook dikwijls een roosterwerk rondom de slieten aangebracht. Dit werd vooral gedaan bij omvangrijke bouwwerken om het uiteenschuiven van de slieten in de slappe grond tegen te gaan. Deze techniek werd gedurende de hele 15de eeuw toegepast, met een doorloop tot het eerste kwart van de 16de eeuw (Gawronski/Veerkamp 2003). 140
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 141
archeologische begeleiding aan het rondeel te monnickendam
Echter werden bij het Rondeel geen sporen van zo’n roosterwerk aangetroffen. Tussen twee van de vierkante palen werd wel een horizontale balk aangetroffen, maar de afmeting ervan (0,68 m lang) is te kort om als onderdeel van roosterwerk te dienen. Een andere mogelijkheid is dat het roosterwerk zich niet aan de koppen van de slieten bevindt, maar een meter dieper, zoals in afbeelding 5 is weergegeven. Een opvallend gegeven in verband met de fundering is dat aan de zuidzijde enkele funderingspalen werden aangetroffen net naast de muur van het Rondeel, namelijk aan de binnenzijde ervan. Ook tijdens de opgraving van 1984 werd een palenrij net naast de westelijke haakse muur van het Rondeel aangetroffen. Dit doet dit vermoeden dat de hele constructie verschoven is naar het zuiden toe. Dit gegeven zou dan weer de scheuren in het metselwerk tussen de stadsmuur en het eigenlijke Rondeel kunnen verklaren. Ook in het nog resterende ronde muurgedeelte aan de oostkant werd een duidelijke verzakking geconstateerd. Dwars over het midden van dit muurwerk liep een brede scheur. Ten zuiden van deze scheur helde het muurvlak schuin naar beneden toe. Het niveauverschil over deze kleine afstand bedroeg maar liefst 0,15 m. Al deze gegevens bij elkaar wijzen in de richting van een verzakking van het Rondeel. Dit verklaart dan misschien ook weer het feit dat men op een gegeven ogenblik (in het jaar 1766, Appel 1985) de constructie heeft afgebroken, wegens instabiliteit. Het wegzakken van muurdelen in de slappe ondergrond was namelijk een gekend fenomeen. Ook te Edam kreeg men hiermee in de 16de eeuw te kampen, daarom werd aldaar besloten om de stadsmuur ‘niet al te hoog’ te maken (Speet 2007). Te Edam waren de muren dus redelijk bescheiden van afmetingen, de hoogte wordt er geschat op ‘manshoog’ de breedte slechts anderhalf steens, circa 0,30 m (Boschma-Aarnoudse 2007). Aan de binnenzijde van het Rondeel werden tijdens het vrijleggen van het noordelijke muurwerk vijf uitsparingen in de bovenzijde van het metselwerk ontdekt. Deze binnenmuur liep, net zoals de vestingmuren, schuin af naar beneden toe, een stelselmatige verbreding naar de basis toe, zonder versnijdingen. Deze ‘gaten’ bevonden zich op een regelmatige afstand van ongeveer 0,85 m uit elkaar, met breedtes die varieerden tussen 0,20 m en 0,34 m, ook de dieptes waren verschillend. De functie van deze uitsparingen is voorlopig nog onduidelijk, maar wijst toch in de richting van bevestiging voor draagbalken. Ook dhr. Martis vermeldt in zijn opgravingsverslagen ‘...twee uitgehakte gaten, waarin mogelijk zware dragende balken hebben gelegen’. Dit impliceert dan dat er een dak boven het Rondeel moet gestaan hebben, men maakt immers geen houten vloer zonder bescherming tegen regen en ander guur weer. De aanwezigheid van een (punt-)dak strookt dan weer met het historisch kaartmateriaal, hierop wordt immers nergens een dakbedekking weergegeven (zie bijvoorbeeld afbeelding 1). 141
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 142
Een hypothese is dat er zich onder de weergang een ruimte bevond. Het niveau van de vloer zou zich dan ongeveer ter hoogte van het hoogst aangetroffen muurdeel bevonden hebben, namelijk ongeveer de hoogte van het vestingpad, met daarop een gewelfde bovenbouw die tot de hoogte van de stadsmuur reikte (afbeelding 5). De oorspronkelijke hoogte van de stadsmuur en het Rondeel kon hier echter niet achterhaald worden. Aan de westzijde van de werkput werd een uitbreiding gemaakt, op zoek naar de omgevallen muurrest die in 1984 werd aangetroffen en nader onderzocht diende te worden. Dit muurfragment werd wel (deels) aangetroffen, maar kon/mocht niet verder vrijgelegd worden, omwille van de aanwezigheid van een boom. De muurbrok was opgebouwd uit oranje-rode bakstenen van 21,5 x 10 x 5 cm, met harde schelpmortel gemetseld. De vijf-lagenmaat bedroeg 0,30 m, de tien-lagenmaat 0,62 m. Qua baksteenformaat en lagenmaten vertoonde dit stuk muurwerk meer gelijkenissen met de stadsmuur dan met het Rondeel of de verdwenen bovenbouw van het Rondeel. De ronde uitsparingen waarvan sprake in het PvE, werden niet waargenomen. Maar op basis van het ronde karakter ervan en de uitsparingen heeft het misschien deel uitgemaakt van het desbetreffende bovenbouw van het Rondeel. Als we namelijk afbeelding 6 nader bekijken, (omwalling te Delft) vallen de schietgaten/ sleuven op. Misschien zijn de ronde uitparingen, waarvan sprake, hier onderdeel van. 3.3 Vondstmateriaal Het weinige aangetroffen vondstmateriaal was allemaal afkomstig uit de verstoring van 1984. Het materiaal uit deze ophoging werd gedateerd tussen 1400 en 2000. Het oudste artefact was een bodem van een Langerwehe steengoedkan, het jongste een plastic munt van Videoland (4e kwart 20e eeuw). Uit dit vondstcomplex blijkt duidelijk het geroerde karakter van de grond. In de kleilaag onder de muur, S2, werd een fragment van een faience-bord aangetroffen dat in de eerste helft van de 17de eeuw werd geproduceerd. Bij het vrijgraven van een van de funderingspalen, ter monstername, werd een randfragment van een roodbakkende grape gevonden. Deze werd gedateerd tussen 1400 en 1600. Alle hoop voor een goede datering van het bouwjaar van het Rondeel rustte op de resultaten van het dendrochronologisch onderzoek. Tijdens het veldwerk werden van de slietenfundering niet minder dan 10 houtmonsters genomen, zowel van de forse rechthoekige als de kleinere ronde slieten. Vijf van deze houtmonsters werden geschikt bevonden voor verder onderzoek en door het Deutsches Arch채ologisches Institut Zentrale, Referat Naturwissenschaften / Dendrochronologie te Berlijn onderzocht. Van de vijf onderzochte dendromonsters gaf geen enkele een 142
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 143
archeologische begeleiding aan het rondeel te monnickendam
Afbeelding 6: Het rondeel te Delft met de ronde uitsparingen. Detail uit de randprent van Kaart Figuratief (1675-1678).
sluitend resultaat. De monsters van sparrenhout waren zeer onregelmatig gegroeid en alhoewel enkele van de elsenhouten monsters van de dikke slieten afkomstig waren, bleken er toch te weinig jaarringen aan te zitten. Els is een heel snel groeiende houtsoort en heeft daardoor dikke ringen. Voorzichtige schattingen door de dendrospecialist laten de bouw echter nรก 1508 dateren, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. Op het moment van dit schrijven worden nog meerdere houtmonsters onderzocht. Hopelijk leveren deze een sluitend resultaat. 4. Samenvatting en Conclusie
Afbeelding 7: Doorsnede van het Rondeel.
Op 16 en 17 november 2009 werd door Hollandia Archeologen een archeologische begeleiding uitgevoerd aan het Rondeel te Monnickendam. De aanleiding van het onderzoek werd gevormd door het voornemen om de in 1984 aangetroffen resten van het Rondeel in het zicht te brengen. Het doel van het onderzoek was het vaststellen van de exacte locatie, aard en omvang van dit deel van de historische vestingwerken van Monnickendam. 143
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 144
Tijdens het onderzoek werden de resten van het Rondeel en de vestingmuur aangetroffen. Op basis van voorlopige dendrochronologische resultaten wordt de bouw van het Rondeel ná 1508 gesitueerd en zeker vóór 1560, wanneer het Rondeel afgebeeld wordt op de kaart van Jacob Van Deventer. In 1766 zou het Rondeel afgebroken zijn. Een mogelijke reden hiervoor is te zoeken in het feit dat het zijn functie als verdedigingselement van de stad hoogstwaarschijnlijk had verloren. Samen met het feit dat de hele constructie ook bleek te zijn verzakt, werd het Rondeel overbodig en onbruikbaar.
Literatuur Allan, P., 1857: De stad Edam en hare geschiedenis. Edam. Appel, L., 1986: Herinneringen... Opgraving van een rondeel op de Zuidervesting. In: Jaarverslag vereniging ‘Oud Monnickendam’ 1985, p. 91, Monnickendam. Bos, J.M., 1989: A 14th century industrial complex at Monnickendam (Prov. North Holland) and the preceding events, in: H.A. Heidinga & H.H. van Regteren Altena, Medemblik and Monnickendam, aspects of medieval urbanization in Northern Holland (Cingula 11). Boschma-Aarnoudtse, C., 2007: Edam, behouden stad. Houten en stenen huizen. 1500-1800. Utrecht. Gawronsky, J. / J. Veerkamp, 2003: Over staal, kleef en stuit. Funderingen in Amsterdam. In: Monumenten & Archeologie 2. p. 10-23. Amsterdam. Gawronsky, J. / J. Veerkamp, 2004: Bakstenen. Bouwstenen van Amsterdam. In: Monumenten & Archeologie 3. p. 10-23. Amsterdam. Gerrets, D.A., 2009: Programma van Eisen archeologische begeleiding protocol opgraven, Rondeel te Monnickendam, gemeente Waterland, CENH-50283. Ham, W.A. van, 1996: Vestingbouwkundige ontwikkelingen. In: Atlas van historische vestingwerken in Nederland. Noord-Brabant. p.39-43. Utrecht. Janse, H. / Th. van Straalen, 2000: Middeleeuwse stadswallen en stadspoorten in de Lage Landen, Zaltbommel. Martis, M., 1985: Opgraving van een rondeel op de Zuidervesting. In: Jaarverslag vereniging ‘Oud Monnickendam’ 1984, p. 22-23, Monnickendam.
144
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 145
archeologische begeleiding aan het rondeel te monnickendam
Martis, M., 1984: Rapportering Veldwerk. Opgraving rondeel Zuidervesting Monnickendam 1984. Weve, W., 2009: Delft in de verdediging. In: Delf. Cultuurhistorisch magazine voor Delft. Jaargang 11, nr. 4, winter 2009. p. 4-7. Delft. Schukking, W.H., C.A. de Bruin, L.J. Spanjaerdt Speckman, J. Belonje & A.H. Mohr, 1963: Atlas van historische vestingwerken in Nederland. Deel IIIb: de provincie Noordholland. Speet, B., 2007: Edam, duizend jaar geschiedenis van een stad. Zwolle.
Afbeeldingen 1. Kaart van Monnickendam door de Wit, 1689. In de uitsnede is het Rondeel duidelijk weergegeven. Het noorden is rechts. 2. Overzicht van het opgegraven Rondeel. Op de voorgrond de verstorende kabels. De metalen pennen met oranje markering geven de locatie van de slieten weer. Foto richting noorden. 3. De veldtekening. 4. Een voorbeeld van een roosterfundering (uit: Gawronski/Veerkamp 2003). 5.Een roosterfundering waarbij het roosterwerk zich op een dieper niveau bevindt (uit: Gawronski/Veerkamp 2003). 6. Het rondeel te Delft met de ronde uitsparingen. Detail uit de randprent van Kaart Figuratief (1675-1678). 7. Reconstructietekening van de doorsnede van het Rondeel, met vloerwerk en gewelf. (R.W. Vanoverbeke).
145
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 146
Constructie voor de bovenbouw. Dubbel gesmeed traliewerk met daartussen een ruimte. De niet originele toegangsdeur naar de cel. Wel origineel is de haak om de deur te openen of te sluiten. De onderste haak is niet zichtbaar en zal door ophoging waarschijnlijk onder de grond zitten. Aan de linkerzijde van de toegang tot de cel is nog een oog aanwezig om de cel met een grendel af te sluiten.
146
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 147
Het cellencomplex achter de Middendam Siem Koerse
Op een woning aan de Noordzijde van de Middendam nr. 3 staat op de lijstgevel de tekst ‘cipiershuis’. Dat geeft te denken. Bij een cipier hoort meestal een cel. U wordt op uw wenken bediend, als u de dubbele poort doorgaat links van de woning. Het kost nu niets om deze cel te bekijken, maar als het nieuwe museum gebouwd is, moet er worden betaald of met de museumjaarkaart worden gewerkt. Dit is echter alweer achterhaald door een presentatie op 19 februari 2010 over de plannen voor ons nieuwe museum. Als het museum wordt gerealiseerd is de ‘openbare ruimte’, waar de cel(len) te zien zijn, niet meer voor publiek toegankelijk. Maar dit terzijde. De gevangenis Aan de achterkant van het huis is nog een deel intact van het voormalige cellencomplex van Monnickendam. Er wás een originele toegangsdeur naar de cel met daarboven een opening voor de hoognodige frisse lucht. Deze opening is voorzien van tralies, maar niet in de traditie die we kennen. Deze tralies bestaan uit haaks gekruist gesmeed ijzerwerk. In de opening staan twee van deze tralies met daartussen een kleine ruimte. Er werd geen risico genomen in Monnickendam. Als je eenmaal ‘onder de toren zat’ in de zestiende/zeventiende eeuw was het moeilijk om daar uit te komen. De ‘originele deur’ werd verwijderd en waarschijnlijk naar de Breek (braak) gebracht. (Voormalige vuilnisstort langs de Zeedijk op ca. één kilometer ten zuidoosten van Monnickendam.) De term ‘onder de toren’ werd zo’n zestig jaar geleden nog gebruikt voor kinderen die niet met de gevestigde orde meeliepen. (Deze term sloeg niet op deze oude cellen maar op de cellen in het toenmalige politiebureau naast de Speeltoren!) En om je nog meer in het gareel te houden, een soort dreigement: ‘Als je niet oppast kom je nog eens onder de toren!’ 147
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 148
Aan de achterzijde van de woning aan de Middendam is dus nog één oude cel direct zichtbaar. Bijzonder is dat het deel vóór de cel overkapt is. Maar er is meer. Binnen in de woning is nóg een cel geweest, maar die is in de zestiger jaren gesloopt. De ruimte die daardoor binnen ontstond én de ruimte van het overkapte gedeelte werden bij het toenmalige woonhuis getrokken. De overkapping moet dus langs de twee cellen hebben gelopen.
Links: Boven de schuine kant met de constructie waar de bovenverdieping is op gebouwd. Rechts: naar voren gebrachte muur, met pannen dakje van de voormalige cel.
Aan het Noordeinde naast de Speeltoren moet een gebouw en later een stadhuis hebben gestaan. Op de kaart van de De Wit/Blaeu, ca. 1660/1680, is dit bouwwerk waarneembaar. Het bouwwerk liep langs de nog aanwezige cel ver door naar de De Haven. Om dit te verwezenlijken moest aan de bovenkant een schuine hoek worden gemaakt aan de achterzijde van Middendam 3. Het kan ook zijn dat het bouwwerk er al heeft gestaan. Dit houdt in dat er later een verdieping boven de cellen is gebouwd en daardoor een schuine hoek moest worden gemaakt om het een en ander te realiseren! Als men de woning aan de buitenkant bekijkt, zie je ook dat de achterzijde van de woning, over de breedte van de twee cellen, voor een deel naar achteren verspringt ten opzichte van de woning aan de voorzijde.
148
19-04-2010
15:52
Pagina 149
het cellencomplex achter de middendam
De getoonde foto is ca. 80% van de totale breedte van de cel.
VOM_jb10_133-158:M'damboek
149
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 150
De interne verbouwing tot kantoor De geschiedenis maakt soms rare sprongen. Ondergetekende werd door mevrouw T. Wolters-Buter er op gewezen dat ze wat hadden gevonden in hun woning op de Middendam 3. Of dat misschien iets was voor Oud Monnickendam. Het woonhuis werd beneden namelijk verbouwd tot kantoor. Tijdens het slopen van de later
Korte zijde van de linkerwand van de cel
aangebrachte muurbekleding kwamen er delen van muren te voorschijn van de tweede weggesloopte cel. De muren waren besmeerd met kalk en danig aangevreten. In deze kalk waren tekeningen gekrast door mensen die, naar we moeten aannemen, ‘onder de toren’ hadden gezeten. Er moest haast worden gemaakt want de interne verbouwing mocht geen vertraging oplopen. De enige manier om de tekeningen vast te leggen was om er foto’s van te maken. Dat viel niet mee, de gekraste tekeningen vielen namelijk weg in de ‘witte’ achtergrond. Om de tekeningen duidelijk te krijgen moest gebruik worden gemaakt van houtskool om de contouren in te vullen. Het verdient geen schoonheidsprijs en zal door de deskundige op dit gebied zeker zijn afgekeurd. Maar nood breekt wetten, de tekeningen moesten worden vastgelegd voor het nageslacht. Zoniet, dan zouden ze achter een moderne laag stucwerk verdwijnen en in de vergetelheid opgaan! Het voorgaande is mede ingegeven door het behoud van de gevelsteen – hulpbetoon – aan de Kermergracht. Als daar niet was ingegrepen was deze ook achter een stuclaag verdwenen. 150
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 151
het cellencomplex achter de middendam
De verdwenen cel Terug naar de cel. Het geheel wordt interessanter. Door de houtskool kwamen de tekeningen naar voren. Van de oorspronkelijke cel was alleen nog de achterzijde en linkerkant aanwezig. De gebogen bovenkant van de cel stond los van het plafond van de bovenbouw. De rechterkant en voorkant waren in het verleden gesloopt om meer ruimte te maken binnen de woning. Aan de buitenkant is dat nog waarneembaar. De ‘voorzijde’ van de cel is dan ook naar voren geplaatst gelijk met het overdekte gedeelte. Detail linkerwand van de cel
De afbeeldingen Door de tekeningen in de muur kregen we een blik in een ver verleden. De schepen, een afbeelding van een figuur met een kraag (16e/17e eeuw?) en niet te vergeten de merkwaardige tekening op de linkerkant van de muur. Maar er is meer, een Spaanse naam: Felipe. Als het een naam is, van wie zou die zijn geweest daar in die donker cel? Zou hij hebben gevochten in een van de zeemanskroegen of was hij wegens openbare dronkenschap terecht gekomen in de cel ‘onder de toren’ in Monnickendam? Het was waarschijnlijk een varensgezel of een technische jongen, gezien de tekeningen. Maar hij kan ook uit de zestiende eeuw komen. U weet nog wel: 1573 Slag op de Zuiderzee. Misschien is de man wel als Spaans souvenir meegenomen door Admiraal Cornelis Dircksz., burgemeester van Monnickendam. De tekeningen zijn natuurlijk niet in één keer aangebracht. Om deze tekeningen in de muur te krassen, viel niet mee. Er was weinig licht in de cel. Er was een overkapping en tot slot liep daar ook nog een groot Gebouw/Kerk voor langs. Het was krap in het steegje dat voor de twee overkapte cellen langs liep! Maar hoe was de toegang naar deze donkere en verlaten hoek in de stad? Toegang tot de cellen Aan de Middendam, tussen het cipiershuis (zie tekening De Wit/Blaeu) en de Speeltoren, stond een woning. Er kan een andere toegang zijn geweest. Aan De Haven, tussen de eerste woning en de Waegh, is een poortje. De toegangsdeur wordt omsloten door halfrond metselwerk, met in het midden een gehakt mannenkopje. 151
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 152
Naam in de linkerwand van de cel
Dat poortje hoeft er natuurlijk niet altijd geweest te zijn, maar het heeft wel iets officieels. Als je werd opgebracht ging je door het steegje op niveau naar je cel toe. De heer Appel schreef in het boekje â&#x20AC;&#x2DC;De slag op de Zuiderzeeâ&#x20AC;&#x2122; (1973) over een raadhuis langs de Middendam. Met daar achter het Willem Lappensteeghje. Nu staat er een grote kast in het steegje voor de uitbater van het restaurant in het gebouw De Waegh. Even verder in het steegje staat een klein bouwwerkje bedekt met pannen. Dit laatste sluit de doorgang naar de cellen volledig af.
152
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 153
het cellencomplex achter de middendam
Als deze later aangebrachte objecten weg zouden zijn, is het steegje, met aan één kant de geweldige achtergevel van De Waegh, nog volledig intact. De tekening van De Wit/Blaeu geeft aan dat het steegje in het begin niet zo smal was. De achterkant van de verdieping boven de twee cellen heeft, zoals reeds vermeld, een schuine hoek. Dat kan er op wijzen dat er een bestaand bouwwerk langs liep. Op de kaart van de De Wit/Blaeu staat op deze plaats een Gebouw/Kerk. Echter de hoek komt niet overeen met de hoek van het huidige Museum/ oude Raadhuis naast de Speeltoren. Terug naar de cellen Door deze ontwikkelingen achter de Speeltoren dwalen we af van waar het om gaat. Door de medewerking van de familie Wolters konden de nog resterende tekeningen in deze cel worden vastgelegd en voor de toekomst worden bewaard. En om te besluiten met de laatste zin van een bekend TV-programma uit onze tijd, Dit was het nieuws: ‘Gelukkig hebben we de foto’s nog.’
_____ Gedeelte van het Noordeinde Marktplein? Door het ‘onderzoekje’ van de voormalige gevangenis ontdek je op de kaart van De Wit/Blauw steeds weer nieuwe details. Als we de tekening bekijken zien we dat het Gebouw/ deKerk niet náást, zoals ons huidige museum, maar áchter de Speeltoren staat. Het zou er op kunnen wijzen dat de rooilijn van het Noordeinde in vroegere tijden naar achteren heeft gelegen. Het klokje dat aan de Noordkant van de Speeltoren hangt, zit op een moeilijke plaats. Deze kan eventueel nu worden geluid vanuit de binnenkant van de Speeltoren. De situatie van de tekening geeft aan dat het klokje toen vanaf de ‘straat/marktplein’ zou kunnen zijn geluid. Als straks met de nieuwbouw van ons Museum wordt begonnen, zal er een archeologisch grondonderzoek plaatsvinden. Misschien geeft dat dan duidelijkheid over de juiste plaats van het Gebouw/ de Kerk ten opzichte van de Speeltoren en het Noordeinde.
153
VOM_jb10_133-158:M'damboek
154
19-04-2010
15:52
Pagina 154
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 155
Een wandeling met een Monnickendammer stadsgids Rini de Weijze
Tijdens mijn rondleidingen als Monnickendammer stadsgids vind ik het altijd leuk te ervaren wat mensen extra boeiend vinden. Hieronder geef ik in vogelvlucht weer langs welke historisch interessante plekken er zoal wordt gewandeld. Ik begin mijn rondleiding bij de Grote Kerk. Vanaf de Vestingzijde hierop uitziend, vestig ik de aandacht op de drie verschillende bouwstijlen van de kerk. Met een vluchtige blik op de kerk valt je dat in eerste instantie niet op, maar als je goed kijkt, zie je de verschillen. Ook het gegeven dat er ongeveer 250 jaar over de bouw van de kerk is gedaan, is een interessant feit waar ik als stadsgids graag even bij stilsta. Verder is het leuk om de kleine steentjes te laten zien die gebruikt werden voor de kortelingen om de steiger te kunnen bouwen. Maar er valt natuurlijk nog veel meer aan de kerk te ontdekken: de consoles aan de toren voor de eventueel beelden, de kleine gevelsteen met tekst boven de ingang van het rechterportaal en de verschillende punten waaraan te zien is dat de Grote Kerk gebouwd is als Rooms Katholieke Kerk Als ik met de geĂŻnteresseerde toehoorders verder de Zarken op loop, wijs ik ze op de waterput achter het oorlogsmonument, die zelfs nog tijdens de tweede wereldoorlog gebruikt werd en ook op de twee oorlogsmonumenten in het Zarkenplantsoen. Verder vestig ik hun aandacht op het pand De Zarken 2 met het wapen van Monnickendam en de spreuk boven de deur, de bevestigingspunten van de bovenleiding van de tram aan twee panden aan de Zarken en natuurlijk de konkelbankjes. Op het punt De Zarken-Lindegracht-Heerengracht en Kerkstraat vertel ik het verhaal dat in de jaren â&#x20AC;&#x2122;60 van de vorige eeuw de Gemeente de gracht hier wilde dempen om daar een toegangsweg te maken, van de nieuwbouw naar de toenmalige E10 nu N 247. Iedereen is dan altijd zeer tevreden dat dat niet gebeurd is! Verder de stad inlopend schenk ik aandacht aan de gevelsteen van Leo Hordijk in de Kerkstraat en in de Schoolstraat vertel ik het verhaal van de huizen en van de woning/kerk van architect Piet Blom. 155
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 156
Natuurlijk is een uiteenzetting van de geschiedenis van de Speeltoren één van de boeiendste onderwerpen van de rondleiding want maar weinig mensen weten dat de Speeltoren het oudste, oorspronkelijke, nu nog bespeelbare carillon ter wereld heeft! Aanbeland op de Middendam toon ik de mensen de Waegh, het Zuideinde en het Noordeinde met de diepe stoepen en vertel dat dit een gedeelte is van de dijk van Amsterdam naar Monnickendam, Volendam, Edam, Hoorn en Enkhuizen etc. Op het Noordeinde laat ik in mijn verhaal het voormalige Gemeentehuis, de rolstoepen , de Bonte Os en het voormalig Klooster de revue passeren. Aan de haven staan we stil bij het winkelcentrum de Rokerij en vertel ik dat hier vroeger enkele visrokerijen stonden en dat enige daarvan nu in het Zuiderzeemuseum staan en ook vertel ik dat we nu nog maar één visrokerij in Monnickendam hebben. Op de Lange brug genieten we van het mooie uitzicht op de Gouwzee en de Speeltoren en dan vertel ik het verhaal van de winters met de IJsschuiten en de schaatstochten naar Marken en Volendam. Aan de Gooische Kade laat ik de hoogwaterhuizen zien en op het Zuideinde de Lutherse kerk die als schuilkerk heeft dienst gedaan. En tenslotte vestig ik de aandacht van de gasten op onze Joodse begraafplaats met de oude stadmuur en het kijkgat er in en ook nog op de steentjes in de straat waar de oude Zuideinderpoort heeft gestaan. Dit zijn dan zo’n beetje de ‘highlights’ van onze prachtige oude stad maar ik ben dan eigenlijk nog lang niet uitgepraat want er zijn nog veel meer historisch interessante plekken waar een verhaal over verteld kan worden. Indien u, als lid van de vereniging Oud Monnickendam zelf nog nooit een stadswandeling met een Stadgids hebt gemaakt, dan kunt u in de maanden mei t/m september iedere vrijdagavond een gratis wandeling meemaken (niet voor groepen). De start is om 19.30 uur bij de Speeltoren. Heeft u een groep dan kunt u een afspraak maken op het tijdstip dat het u uitkomt. De kosten bedragen H 3,00 p.p.met een minimum van 6 personen. Een stadswandeling duurt ongeveer anderhalf uur. Ook is het mogelijk dan de toren van de Grote Kerk te beklimmen. 156
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Pagina 157
een wandeling met een monnickendammer stadgids
U kunt contact opnemen met: 0299-653904 Greetje de Haan of 20299-652041 Joop Klaver. De website is: www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen/ Het emailadres is: rondleidingenAoudmonnickendam.nl De stadgidsen zijn ook aangesloten bij Gilde Nederland.
157
VOM_jb10_133-158:M'damboek
19-04-2010
15:52
Colofon
Š 2010 Vereniging Oud Monnickendam Redactie De redactie van het Jaarboek van de Vereniging Oud Monnickendam was dit jaar in handen van Vincent Keesmaat en Lise Schokking. Grafische vormgeving Rolf Hermsen, www.gitsamsterdam.nl Productie Drukkerij Ten Brink, Meppel
158
Pagina 158
VOM_jaarboek07_TXT
30-07-2007
10:40
Pagina 120