2 minute read
pagina
Het zelfinterview van Mart Smeets
ERIC TIGGELER
Advertisement
In het vijf pagina’s lange interview dat de Volkskrant met sportverslaggever Mart Smeets publiceerde, valt iets op: de martsmeetsigheid van zijn antwoorden. Het is moeilijk om er de vinger op te leggen, maar door de tekst heen ontstaat de indruk dat Smeets heel graag vertelt wat hijzelf kwijt wil en zijn eigen antwoorden regisseert, maar veel minder behoefte heeft om in te gaan op kritische vragen van journalist Sara Berkeljon. Waar zit dat in? Wat is er bijzonder aan Smeets’ manier van antwoorden?
160 ikken
Eerst dacht ik dat het te maken had met de oververtegenwoordiging van Smeets’ ego in de tekst en telde hoe vaak zijn antwoorden het woordje ‘ik’ bevatten. Het resultaat: ruim 160 keer. ‘Ik kan koppig zijn’, ‘Ik vind een heleboel dingen’, ‘Ik maak dat zelf uit’, ‘Ik zag alles’, ‘Ik doorzag alles’, ‘Ik heb opmerkelijk veel vriendschappen met …’, ‘Ik heb mijn eigen standaarden’. Het ik heeft een onmiskenbare glansrol. Maar toch, 160 ikken mogen veel lijken, verdeeld over vijf pagina’s interviewtekst is het niet het bijzonderste taalverschijnsel.
Van ik naar je
Wat meer zegt, is dat Smeets soms juist overstapt van ‘ik’ naar ‘je’ als hij het over werd moe, ‘je’ was niet thuis, en dat leidde tot ‘de spijt’. Geen ‘ik’ meer te bekennen wanneer het om gevoelens gaat, of om reflecteren op de schaduwzijden van de carrière.
zichzelf heeft. Wanneer het over zijn hoge bloeddruk gaat, spreekt hij in het algemene ‘je’: ‘Daar krijg je dan weer pillen tegen, en die pillen hebben bijwerkingen, en tegen die bijwerkingen krijg je weer nieuwe pillen.’ Hoe persoonlijker het onderwerp, hoe groter de afstand die de geïnterviewde op die manier schept. Als hij de vraag krijgt of hij in zijn decennia als sportverslaggever niet te weinig aanwezig is geweest in zijn gezin, antwoordt hij: ‘Er waren jaren dat ik vijf, zes, zeven maanden weg was […]. Was dat leuk? Natuurlijk. Je werd er ook moe van. En je bent niet thuis. De spijt daarover, die was er te laat.’ ‘Je’
Smeets grijpt naar een klassiek stijlmiddel, de hypofoor. Dat is een soort zelfinterview om kritische vragen zelf te benoemen en beantwoorden.
Politici hypoforeren er weleens op los als ze zich verantwoorden: ‘Had dit beter gekund? Ja. Hebben we lessen geleerd? Zeker.’
Antwoorden met een tegenaanval
Het bijzonderste ontwijkingsmechanisme dat Smeets toepast, duikt later in het interview op. Dan staat de vragensteller stil bij een zaak uit het verleden: Smeets is als getrouwde dertiger het bed in gedoken met de 18jarige schaatsster Ria Visser. Wanneer de interviewer hem daarmee confronteert, kiest Smeets voor een persoonlijke aanval: ‘En een Volkskrantjournalist, heeft die nooit ergens een wipje gemaakt?’ Een brute jijbak in de vorm van een retorische vraag. Journalisten in het algemeen maken weleens ergens een ‘wipje’, dus daarmee is elke vraag naar wat Smeets sjiek zijn ‘vrijage’ noemt, direct gediskwalificeerd.
Over naar het zelfinterview
In een poging de regie over het interview definitief naar zich toe te trekken, grijpt Smeets tot slot naar een klassiek stijlmiddel, de hypofoor. Dat is een soort zelfinterview, dat je kunt gebruiken om kritische
Lees verder op pagina 35