MONIQUE KOOIJMANS
TA A L VA N T I G G E L E R
Het zelfinterview van Mart Smeets
tekstblad 04 – 2021
I
n het vijf pagina’s lange interview dat de Volkskrant met sportverslaggever Mart Smeets publiceerde, valt iets op: de martsmeetsigheid van zijn ant woorden. Het is moeilijk om er de vinger op te leggen, maar door de tekst heen ont staat de indruk dat Smeets heel graag ver telt wat hijzelf kwijt wil en zijn eigen ant woorden regisseert, maar veel minder behoefte heeft om in te gaan op kritische vragen van journalist Sara Berkeljon. Waar zit dat in? Wat is er bijzonder aan Smeets’ manier van antwoorden?
160 ikken Eerst dacht ik dat het te maken had met de oververtegenwoordiging van Smeets’ ego in de tekst en telde hoe vaak zijn antwoor den het woordje ‘ik’ bevatten. Het resul taat: ruim 160 keer. ‘Ik kan koppig zijn’, ‘Ik vind een heleboel dingen’, ‘Ik maak dat zelf uit’, ‘Ik zag alles’, ‘Ik doorzag alles’, ‘Ik heb opmerkelijk veel vriendschappen met …’, ‘Ik heb mijn eigen standaarden’. Het ik heeft een onmiskenbare glansrol. Maar toch, 160 ikken mogen veel lijken, ver deeld over vijf pagina’s interviewtekst is het niet het bijzonderste taalverschijnsel.
Van ik naar je Wat meer zegt, is dat Smeets soms juist overstapt van ‘ik’ naar ‘je’ als hij het over 36
ERIC TIGGELER
zichzelf heeft. Wanneer het over zijn hoge bloeddruk gaat, spreekt hij in het algeme ne ‘je’: ‘Daar krijg je dan weer pillen tegen, en die pillen hebben bijwerkingen, en tegen die bijwerkingen krijg je weer nieu we pillen.’ Hoe persoonlijker het onder werp, hoe groter de afstand die de geïnter viewde op die manier schept. Als hij de vraag krijgt of hij in zijn decennia als sportverslaggever niet te weinig aanwezig is geweest in zijn gezin, antwoordt hij: ‘Er waren jaren dat ik vijf, zes, zeven maanden weg was […]. Was dat leuk? Natuurlijk. Je werd er ook moe van. En je bent niet thuis. De spijt daarover, die was er te laat.’ ‘Je’
Smeets grijpt naar een klassiek stijlmiddel, de hypofoor. Dat is een soort zelfinterview om kritische vragen zelf te benoemen en beantwoorden. Politici hypoforeren er weleens op los als ze zich verantwoorden: ‘Had dit beter gekund? Ja. Hebben we lessen geleerd? Zeker.’
werd moe, ‘je’ was niet thuis, en dat leidde tot ‘de spijt’. Geen ‘ik’ meer te bekennen wanneer het om gevoelens gaat, of om reflecteren op de schaduwzijden van de carrière.
Antwoorden met een tegenaanval Het bijzonderste ontwijkingsmechanisme dat Smeets toepast, duikt later in het inter view op. Dan staat de vragensteller stil bij een zaak uit het verleden: Smeets is als getrouwde dertiger het bed in gedoken met de 18-jarige schaatsster Ria Visser. Wanneer de interviewer hem daarmee confronteert, kiest Smeets voor een per soonlijke aanval: ‘En een Volkskrant-jour nalist, heeft die nooit ergens een wipje gemaakt?’ Een brute jij-bak in de vorm van een retorische vraag. Journalisten in het algemeen maken weleens ergens een ‘wip je’, dus daarmee is elke vraag naar wat Smeets sjiek zijn ‘vrijage’ noemt, direct gediskwalificeerd.
Over naar het zelfinterview In een poging de regie over het interview definitief naar zich toe te trekken, grijpt Smeets tot slot naar een klassiek stijlmid del, de hypofoor. Dat is een soort zelfinter view, dat je kunt gebruiken om kritische Lees verder op pagina 35