Tekstblad - Editie 4 - 2021

Page 1

TIJDSCHRIFT OVER TEKST & COMMUNICATIE

JAARGANG ZEVENENTWINTIG

04 2021 NU OOK ONLINE

Strips begrijpen Het vermogen om beeld te lezen komt niet vanzelf

Duidelijke taal De eeuwige strijd tussen tekstschrijver en jurist

Geweldig!!! Op sociale media woekert het uitroepteken

Koppiekoppie Hoe slim om te gaan met SEO-copywriting

Retorische stijlen Archetypen in politiek taalgebruik


INHOUD

tekstblad  04 – 2021

Tekenen is een taal Een stripverhaal gaat op het eerste gezicht van tekening naar tekening. Maar het is gecompliceerder, vindt visueel linguïst Neil Cohn. Hij praat erover met Roel Venderbosch, ontwerper en striptekenaar. ‘Strips hebben een eigen gram­ matica.’ | pagina 12

Juristenjargon

Leontine Tacoma ervaart in de praktijk dat communicatie­ medewerkers regelmatig over­ troefd worden door juridische collega’s bij het ‘hertalen’ van tekst. Samen met Ellis Buis en jurist Anky Kloosterman geeft ze vijf argumenten om die be­ zwaren te pareren. | pagina 16

Het verslavende uitroepteken In geschreven taal wordt het uitroepteken nog maar mond­ jesmaat gebruikt, maar op sociale media is het een woe­ ker geworden. En er bewust mee stoppen, is de ervaring van Hansmaarten Tromp, kan afkickverschijnselen geven. | pagina 24 2

OMSLAGVERHAAL Archetypen in politiek taalgebruik Politieke taal dient globaal drie doelen: overreden, het eigen publiek bereiken en opzwepen of kalmeren. Een nieuw model voor politieke stijl biedt inzicht in de link tussen politieke ideeën en taalgebruik. Het karakteri­ seert politici door zes archetypen met een eigen politiek en retorisch profiel. Er is geen ‘beste’ politieke stijl; alle stijlen hebben sterke en zwakke kanten. En alle hebben hun eigen gevaar én nut voor de democratie. Om beter zicht te krijgen op de werking van politieke taal onder­ zocht Carola Schoor de structuren die onder politieke taal schuilgaan. | pagina 6

EN VERDER Kort | pagina 4 Nederlands, Nederlandser & Nederlandst – Sarah Gagestein | pagina 11 Onderhanden: schrijftrainer Henri Raven | pagina 20 Schrijven voor Google (3) – Wim Van Rompuy | pagina 22 Creatieve collectie: de spatie missers van René Dings | pagina 27 Een dag op mijn werkplek – Roel Venderbosch | pagina 30 Boeken | pagina 32 Taal van Tiggeler – Het zelfinterview van Mart Smeets | pagina 36


R E DA C T I O N E E L

COLOFON

Redactieadres Tekstblad, p/a Departement van Communicatie en Cognitie, Tilburg University, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg of redactie@tekstblad.nl. Website tekstblad.nl.

Redactie Nienke Denekamp (beeldredactie), Tef ke van Dijk (bladcoördinator), Maaike Gunsing (onlineredactie), Luuk Lagerwerf, Christine Liebrecht (hoofdredactie), Jeanine Mies,

Wim Van Rompuy, Hansmaarten Tromp (eindredactie). Redactieraad Martin van den Akker, Frank Jansen, Kees Maat, Judith Mulder, Wilbert Spooren, Hilde Van Belle, Luuk Van Waes, Ietje Zéguers. Vaste medewerkers Sarah Gagestein (column), Herman Giesbers (boeken), Gijs Klunder (cartoons), Eric Tiggeler (column). Vormgeving print Rémy Mettrop

Vormgeving digitaal Twin Media bv

Beeld in dit nummer Omslag: Gijs Mathijs Klunder; pag. 2: Neil Cohn, Gijs Mathijs Klunder, Ets

Is het overdreven, ons gebruik van uitroeptekens? Wie daar een boom over kan opzetten, is eindredacteur Hansmaarten Tromp. En dat doet hij dan ook in dit num­ mer. Wellicht maakt het nog uit in welke context het lees­ teken staat. In mijn map ‘ongewenste email’ bijvoorbeeld komen de uitroeptekens van automatische nieuwsbrieven schreeuwerig over – Gefeliciteerd! U krijgt gratis twee artikelen! – maar in stripverhalen is dat juist de bedoe­ ling. Gecombineerd met woorden als Wham, Boooom en Raaauw in puntige blokletters met zwart-rood-gele kleu­ ren weet de lezer dat er actie is.

tekstblad  04 – 2021

Actie!

van Arthur Puls Rijksmuseum, Engin Akyurt/ Pixabay; pag. 4-5: Tezar Tantular/The Noun Project, Bermix Studio/ Unsplash, Smalllike /The Noun Project; pag. 6: Gijs Mathijs Klunder; pag. 8-10: Jeroen Krul; pag. 13-14: Neil Cohn en Roel Venderbosch; pag. 16: Ets van Arthur Puls/ Rijksmuseum; pag. 18: FotoStudio XL, Tanja Saelmans, Habi Task; pag. 20-21: Caroline Bijl; pag. 24: Engin Akyurt/ Pixabay; pag. 27-29: Internetverzameling René Dings; pag. 30-31: foto’s Roel Venderbosch. Uitgever Virtùmedia, Postbus 595, 3700 AN Zeist, 030-6920677, tekstblad@virtumedia.nl, virtumedia.nl. Auteursrecht ligt bij de auteurs en de redactie van Tekstblad, redactie@tekstblad.nl. Vraag gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Tekstblad aan bij de redactie. Abonnementen Tekstblad verschijnt 6 keer per jaar, in druk en digitaal. Prijs jaarabonnement Nederland: € 54,– (bij automatische incasso).

Belangrijker nog zijn de beelden in een strip. Een goede strip tekenen is een kunst. En een wetenschap. Neil Cohn onderzoekt al jaren hoe mensen strips ‘lezen’. De opbouw, de figuren, de stijl. Net als teksten hebben ook strips een eigen grammatica en taal. Herkenbaar voor stripmaker Roel Venderbosch. Een reeks beelden vormt nog geen verhaal; elke tekening in een strip moet logisch samen­ hangen met de tekeningen ervoor en erna.

Collectieve abonnementen (Tekstnet): € 39,50 via lidmaatschap. Studenten: € 29,95. Losse nummers: € 11,–.

Aan een jaarabonnement buiten Nederland & België zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de klantenservice. Abonnementenadministratie Virtùmedia, t.a.v. Tekstblad, Postbus 595, 3700 AN Zeist. E-mail: klantenservice@virtumedia.nl. Telefoon: 085-0407400. Een abonnement kan ieder moment ingaan, wordt aangegaan voor een jaar en daarna automatisch verlengd. Opzegging geschiedt uiterlijk 2 maanden vóór verlenging. Advertenties, inserts, extra exemplaren Paul Revier, previer@ virtumedia.nl, 030 – 2027426. Sociale media twitter.com/tekstblad | linkedin.com/company/ tekstblad | facebook.com/tekstblad

Over logische samenhang gesproken: volgens Carola Schoor zijn er zes stijlen waarin politici geclassificeerd kunnen worden, zoals De probleemoplosser, De redder en De activist. Met aansprekende voorbeelden laat ze zien waarom Mark Rutte (VVD) tot de eerste categorie behoort en Ferdinand Grapperhaus (CDA) cruciale fouten maakt in zijn communicatiestijl. Politici met een eenduidige stijl verbeteren volgens haar de communicatie met de kiezer. Toch zou je stiekem ook weleens een tekstballon met Wham, Boooom of Raaauw op hen willen plakken. Met dikke uitroeptekens erbij voor actie. 3


Het Groot Dictee der Nederlandse Taal

SE RVI C E

Na een aantal jaren afwezigheid van de Nederland­ se buis, pakte Frits Spits in zijn radioprogramma De Taalstaat vier jaar geleden de handschoen op om Het Groot Dictee der Nederlandse Taal voort te zetten. In een vernieuwd jasje en op de radio. Dit jaar ook aan de buis, eh radio, gekluisterd zitten om mee te pennen? Het Groot Dictee is op 6 no­ vember in De Taalstaat op NPO Radio 1 vanaf 11.00 uur. ■

Kort REDACTIE TEKSTBLAD tekstblad  04 – 2021

Voorbeelden van inclusieve communicatie In Tekstblad 4 van 2020 schreef Marie Baarspul over inclusieve communicatie, een onderwerp dat voor tekstschrijvers van belang is omdat woordkeuze het verschil kan maken tussen doelgroepen écht betrekken of ze juist – onbedoeld – buitensluiten. De overheid streeft er ook naar dat iedereen kan meedoen in de samenleving en verza­ melt daarom onderzoek, tips en voorbeelden voor inclusieve (overheids)communica­ tie. Die vind je in het dossier Inclusieve Communicatie op de website van Communi­ catieRijk. Hier kun je overigens zelf ook suggesties insturen en reageren. communicatierijk.nl/vakkennis/inclusieve-communicatie ■

Eerste editie NPO Podcastevent Podcasts schieten als paddenstoelen uit de grond. Over klassieke muziek, waargebeurde misdaad, bijbellezin­ gen, sport, en taal natuurlijk. Maria Punch schreef in Tekstblad 5/6 van 2020 hoe tekstprofessionals hun eigen podcastregisseur kunnen worden, en sindsdien tipt ze ook goede podcasts in de digitale nummers van dit blad. De NPO haakt in op de podcasttrend en organiseert op 10 oktober het eerste podcastevent in Nederland. Pod­ castliefhebbers kunnen hier in contact komen met hun favoriete podcastmakers, naar live-opnames van pod­ castafleveringen luisteren, en natuurlijk andere pod­ castliefhebbers ontmoeten. Het event wordt gehouden in TivoliVredenburg in Utrecht. Het programma, alle deelnemers en kaartjes zijn te vinden op de website. podcastevent.npo.nl ■

4

Neurologe of neuroloog? In Nederland worden vaak mannelijke functiebenamingen ge­ bruikt, ook voor vrouwelijke werknemers. Zouden mensen vrou­ welijke werknemers anders beoordelen wanneer ze een mannelij­ ke of vrouwelijke functiebenaming gebruiken? Eva de Cocq en Theresa Redl onderzochten dit voor medisch specialisten. Verrassend genoeg bleken alleen mannelijke respondenten gevoe­ lig te zijn voor het type functiebenaming. Zij waardeerden het lager als een vrouwelijke specialist een mannelijke functie­ benaming gebruikt en vonden de vrouwelijke functiebenaming juist geloofwaardiger. Neurologe dus in plaats van neuroloog. Conclusie: mannen hou­ den van congruentie. Tenminste, als het om functiebenamingen gaat. tinyurl.com/tb-functiebenaming ■


Van screenshot naar tekst

Soms, meestal, waarschijnlijk, vaak, altijd: hoe schatten mensen zulke kanswoorden in? Heel verschillend, ontdekten onderzoekers Sanne Willems, Ionica Smeets en Casper Albers. Om vast te stellen hoe mensen kans- en frequentiewoorden inschatten, konden mensen in een onlinevragenlijst het kanspercentage per woord aangeven in zinnen zoals ‘Het team wint soms de wedstrijd’. De kansinschatting van het woord ‘soms’ varieerde van 10 procent kans tot wel 60 procent kans. Ook woorden zoals ‘mogelijk’, ‘vaak’ en ‘waarschijnlijk’ werden heel verschillend ingeschat. Over extreme woorden zoals ‘altijd’ of ‘nooit’ daarentegen waren mensen het meer eens: 'altijd' lag gemiddeld rond de 90 procent en 'nooit' rond 5 procent – al zien mensen hier dus ook nog altijd een kansje ‘zeg nooit nooit’. De onderzoekers concluderen dat kanswoorden dus tot miscommunicatie kunnen leiden. Het is volgens hen eenduidiger om kansen in percentages uit te drukken en visualisaties te gebruiken. Dat verkleint de kans op verwarring. https://blog.vvsor.nl/2021/07/hoe-vaak-is-vaak ■

Op donderdag 4 november vindt het Nationaal Con­ gres Publieke Communi­ catie (PubCom21) plaats, georganiseerd door Logeion, de Nederland­ se beroepsorganisatie voor communicatie­ professionals. Het thema van dit jaar is Het Eerlijke Verhaal; een onderwerp waarachter volgens de organisatie veel professionele dilemma’s schuilgaan. Eerlijk zijn ‘is de snelste weg naar het verdienen van vertrou­ wen. Maar zoals met alles, als je goed kijkt en (heel) eerlijk bent, is de werkelijkheid natuurlijk ingewikkeld en kent ook het eer­ lijke verhaal verschillende kanten’, is op de website te lezen. Tijdens het congres komen deze dilemma’s op tafel. Daarnaast wordt de jaarlijkse Galjaardprijs uitgereikt voor de meest inspirerende, innovatieve en impact­ volle communicatieaanpak binnen het pu­ blieke domein. Vorig jaar won #SameNSter­ ker van de NS de prijs van de vakjury en het publiek. pubcom.nl ■

tekstblad  04 – 2021

Hoe vaak is vaak?

Logeions Nationaal Congres Publieke Communicatie

SE RVICE

Zo handig, tijdens het treinreizen even met je mobiel een screenshot maken van een interessante webpagina, of even een fotootje nemen van een krantentekst. Maar wat als je de tekst uit de afbeelding vervolgens wilt overzetten naar een document om te bewerken? Dit gaat goed met Microsoft Onenote. Open OneNote en plak de afbeelding in dit programma. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op ‘Tekst kopiëren van afbeelding’. Voilà, de gekopieerde tekst kun je in je tekst­ verwerker plakken en helemaal naar je zin aanpassen. ■

Taalgebruik in datingprofielteksten Datingprofielen bevatten vaak interessante stukjes tekst waar heel veel informatie uit te halen valt. Tess van der Zanden verdiepte zich vier jaar lang in deze materie en verdedigt op 22 oktober haar proefschrift ‘Language use and impression formation: The effects of linguistic cues in online dating profiles’ aan Tilburg University. In Tekstblad 5/6 van 2019 beschreef ze al wat voor taalgebruik ze vond in datingprofielteksten (informeel, spreekta­ lig, spelfouten) en dat daters hun taalgebruik aanpassen aan de datingdoelgroep van hoger- of lageropgeleiden. Het taalgebruik verraadt dus wie je bent en wat je zoekt. Verder bestudeerde ze in haar project hoe tekstuele elementen in onlinedatingprofielen invloed hebben op de indruk die iemand van de ander vormt. Vinden mensen de ander aantrekkelijker wanneer diens profieltekst origineel is? En juist minder aantrekkelijk wanneer hij taalfouten bevat? Kunnen we dit soort effecten verklaren door de associaties die we maken tussen deze talige elementen en bepaalde persoonlijkheidskenmerken? Maar ook: doen die taalfouten er eigenlijk nog wel toe als je een hele knappe ver­ schijning bent? De antwoorden op deze vragen zijn binnenkort te raadplegen op haar profielpagina van Tilburg University. De inzichten uit het promotieonderzoek zijn niet alleen bruikbaar uit professioneel oogpunt, ook privé kunnen we er ons voordeel mee doen. https://research.tilburguniversity.edu/en/persons/tess-van-der-zanden ■

5


OMSLAGVERHAAL

tekstblad  04 – 2021

Waarom zegt Mark Rutte dat mensen ‘hun bek moeten houden’? En waarom gebruiken Thierry Baudet en Sigrid Kaag vaak moeilijke woorden? Een nieuw model voor politieke stijl biedt inzicht in de link tussen politieke ideeën en taalgebruik. Het karakteriseert politici door zes archetypen met een eigen politiek en retorisch profiel. Er is geen ‘beste’ politieke stijl; alle stijlen hebben sterke en zwakke kanten. En alle stijlen hebben hun eigen gevaar én nut voor de democratie.

CAROLA SCHOOR

is Programmaleider Public Affairs aan het Centre for Professional Learning van de Universiteit

Leiden. In 2020 promoveerde ze cum laude aan

de Universiteit van Maastricht. Schoor werkt aan een boek en geeft trainingen in politieke stijl. carolaschoor.nl.

6


GIJS MATHIJS KLUNDER

Het onderzoek In haar proefschrift The politics of style (2020) ontwikkelt Ca­ rola Schoor een analysemodel voor politieke taal. Daarmee kan worden bepaald of speeches populistisch, elitistisch of pluralistisch zijn. Het model maakt gebruik van een semio­ tisch patroon in de taalstructuur dat inhoudt dat het tegen­ overgestelde van populisme altijd precies datgene is wat elitis­ me en pluralisme aan kenmerken delen. Dat geldt naar alle kanten, waardoor de concepten sterk met elkaar zijn ver­ knoopt. Hierdoor kon Schoor de drie stijlen en hun anti-stij­ len ten opzichte van elkaar definiëren en gebruiken in een analysemodel dat alle mogelijke politieke stijlen omvat. Met hulp hiervan heeft ze 72 stijlanalyses uitgevoerd van speeches uit de VS, het VK en Nederland. Een deel hiervan is verder geanalyseerd op retorische kenmerken van populisme, elitis­ me en pluralisme. De archetypen van dit artikel zijn direct afgeleid uit de zes politieke stijlen van het proefschrift. Deze archetypen zijn bruikbaarder voor professionals in de politieke communicatie dan het wetenschappelijke model. Niet alleen zijn de types toegankelijker dan de abstracte stijlen, ook zijn er geen uitvoe­ rige speechanalyses nodig omdat de stijlbepaling veel globaler is. Voor gedetailleerde stijlbepalingen is de wetenschappelijke methode geschikter.

Politieke taal dient globaal drie doelen: allereerst is er de retori­ sche functie van de overreding. Daarnaast is taal bedoeld om het eigen publiek te bereiken, zodat uiteenlopende mensen zich ver­ tegenwoordigd kunnen voelen in de politiek. Ten slotte wordt politieke taal gebruikt om op te zwepen of te kalmeren; dan is de ‘eigen’ groep al bereikt en overtuigd, maar moet deze worden gemobiliseerd of voorbereid op een compromis. De drie functies van politieke taal zijn soms met elkaar in strijd. Zo lukte het Geert Wilders (PVV) uitstekend om te polariseren met het woord ‘kopvoddentaks’, maar hij verloor er twee zetels mee in de peilingen. Om beter zicht te krijgen op de werking van politieke taal heb ik voor mijn promotieonderzoek de structuren onder politieke taal onderzocht (zie kader links).

tekstblad  04 – 2021

Over de rol van taal in de politiek

D

O M S LAGVE RH A A L

Tussen redders, boze burgers en probleemoplossers

e taal van politici is veel meer dan alleen maar een mooie verpakking van een politieke boodschap. Dat bleek bij­ voorbeeld tijdens het Afghanistandebat in augustus 2021. Terwijl het Kamerdebat ging over de vraag of de regering nog mensen uit handen van de Taliban kon redden, twit­ terde Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging een lijstje ‘moeilijke woorden’ waar ze Sigrid Kaag op had betrapt. ‘suis generis’, ‘twenty four seven’ en ‘modus operandi’. Foei mevrouw Kaag, al dat vakjargon! Taal was blijkbaar belangrijk genoeg om haar af te leiden van het drama in Afghanistan. En zo vonden duizenden mensen met haar, getuige het grote aantal retweets en likes. Er is blijkbaar meer aan de hand …

Personificaties van abstracte stijlen De zes politieke basisstijlen in dit artikel zijn personificaties van abstracte politieke stijlen. De vijftien kenmerken per stijl uit het proefschrift zijn teruggebracht tot drie vragen waarmee de types globaal kunnen worden vastgesteld. Deze vragen hebben betrek­ king op de drie bovengenoemde functies van politieke taal. De eerste vraag is of iemand bij de machthebbers (de elite) hoort of bij de machtelozen (het volk). De tweede vraag luidt of een politicus de eigen mening als absoluut ziet (de waarheid) of als relatief (een mening). De derde vraag luidt of iemand zich presenteert als poli­ ticus (de zender van de politieke boodschap) of als kiezer (de ont­ vanger van de boodschap). De verschillende combinaties van antwoorden op deze vragen leveren zes logische stijltypes op. Aangrenzende stijlen in de cir­ 7


O M S LAGVE RH A A L tekstblad  04 – 2021

kel hierboven verschillen slechts op één onderdeel van elkaar. Ze kunnen daardoor worden gecombineerd. Tegenoverliggende stij­ len in de cirkel hebben niets met elkaar gemeen. Vermenging hiervan levert intern tegenstrijdige combinaties op van elite-rela­ tief-kiezer of volk-absoluut-politicus. Deze combinaties zijn onlo­ gisch en moet je vermijden. Het onderzoek laat ook een link zien tussen politieke stijl met de retorische middelen logos, ethos en pathos. Weliswaar maken alle stijlen gebruik van de drie stijlmiddelen – precies volgens het devies van Aristoteles – maar het achterliggende retorische doel verschilt: de burger overtuigt hoofdzakelijk door pathos, terwijl ethos en logos alleen worden ingezet ter ondersteuning daarvan. Op een vergelijkbare manier overtuigt de bestuurder vooral door ethos, en de probleemoplosser door logos. Dat een van de drie stijlmiddelen prioriteit heeft over de andere is overigens niets nieuws. Zo stelde Aristoteles logos boven pathos en ethos: niet omdat dat retorisch sterker was, maar omdat hij dit moreel juist achtte. In de rest van dit artikel bespreek ik de zes stijlen, inclusief de retorische kenmerken aan de hand van politici die deze stijl han­ teren. Een moreel oordeel laat ik achterwege; ik beschrijf politieke stijlen die logisch mogelijk zijn en die in Nederland ook allemaal voorkomen, zodat we die beter kunnen begrijpen en ermee om­ gaan. 8

De probleemoplosser De probleemoplosser combineert de rol van politicus met de groepsidentiteit van het ge­ wone volk. Hij/zij is pragmatisch en sluit gemakkelijk compromissen. Mark Rutte (VVD) is zo’n typische probleemoplosser. Hij spreekt consequent vanuit zijn rol als politicus; kiezers zijn ‘mensen’ en het kabinet is ‘wij’. Rutte wordt vaak verweten geen visie te hebben, en dat hoort bij een relatieve denkstijl. En hij gebruikt straattaal als ‘gewoon je bek houden’. Dat past allemaal naadloos bij een probleemoplos­ sersstijl. Omdat hij als minister-president gauw elitair overkomt, moet hij zijn gewoonheid extra benadrukken, bijvoorbeeld door de fiets te nemen. Hiermee weert Rutte kritiek af van populisti­ sche politici op de elite; dat raakt hem niet want hij is geen elite. Bij deze stijl past transparantie. Daarom raakte de kritiek op de ‘Rutte-doctrine’ (om beleid zo veel mogelijk binnenskamers te houden) hem wel hard; het tast de geloofwaardigheid van zijn probleemoplossersstijl aan. Bij deze stijl past een sober gebruik van de retorica. Gebruik liever een anekdote dan barokke stijlfiguren als de hyperbool of een opvallend ritme. Eenvoudige taal die voor iedereen makkelijk te begrijpen is. Gebruik metaforen alleen met mate: niet om gevoe­ lens op te zwepen (dat staat rationele oplossingen in de weg) maar vooral om te verhelderen. Want alles is ondergeschikt aan de logos. Daarbij is het de kunst om niet als ongevoelig over te ko­


De redder

De bestuurder Politici met een bestuurdersstijl hebben een absolute denkstijl en zijn onderdeel van de elite. Dat moet ook, want in deze stijl heeft het volk de elite nodig. Hier is de elite de hel­ per van het volk en de politicus is de helper van de kiezer. Wopke Hoekstra en Ferdinand Grapperhaus (beiden CDA) heb­ ben een klassieke bestuurdersstijl. Hoekstra combineert dat met de samenwerkersstijl, en Grapperhaus neigt af en toe naar redder. Dan gebruikt hij veel pathos – zoals bijvoorbeeld door mensen ‘aso’s’ te noemen. Hij maakt hierbij een cruciale fout: als je ethos met pathos combineert, dan moet je altijd de positie van de kiezer

tekstblad  04 – 2021

Een redder heeft als enige persoon de abso­ lute waarheid in pacht en weet wat er in het land moet gebeuren. Tegelijkertijd voelt de redder feilloos aan wat het volk wil. Dat komt doordat hij zijn lidmaatschap van de elite combineert met het profiel van de kiezer. Hij hoort daardoor wel bij de elite, maar niet bij de politieke elite. Thierry Baudet (FvD) hoort tot dit type politicus. Deze stijl kenmerkt zich door een gecombineerd gebruik van ethos en pathos. Dat klopt bij Baudets elitaire maar ook emotione­ le woordkeuze. Zo spreekt Baudet af en toe Latijn in de Kamer, maar noemde minister Carola Schouten (CU) ook ‘de sluipmoor­ denaar van de agrarische sector’. Dat hij hiervoor werd berispt door Kamervoorzitter Khadija Arib is alleen maar goed voor een redder, die zich tegen politici keert. Ook zijn afwijzing van het rationele coronabeleid past bij dit stijltype: hierbij is logos altijd ondergeschikt aan ethos en pathos. De band met de eigen achter­ ban moet zo sterk zijn dat zij in een redder blijven geloven, zelfs als de ratio dat tegenspreekt. Het lijkt erop dat Baudet hierin toch een beetje doorschiet, want voor velen is zijn irrationele geloof in complotten toch een stap te ver.

innemen, niet die van politicus. Want anders kom je arrogant over. En Grapperhaus maakte nóg een fout: toen hij op zijn brui­ loft zijn eigen coronaregels overtrad, verdedigde hij zich met de woorden dat hij ‘ook maar een gewoon mens was’. Ook dat klopt niet met zijn bestuurdersstijl. Hij is geen gewoon mens, maar kan wel een aardig mens zijn. Dan kan hem veel worden vergeven. Een bestuurder zet dus nooit zijn eigen gevoel centraal, maar leeft zich in anderen in. Want als bevoorrechte elite moet je tonen dat je niet voor jezelf politicus bent, maar voor anderen. Als bestuurder kun je met mooie, verzorgde taal je ethos bekrach­ tigen. Door spitsvondige beeldspraak kun je blijk geven van je uitmuntendheid. Daarnaast is het belangrijk te laten zien dat je als mens aardig bent. Anekdotes waarin je blijk geeft mee te leven met het leed van anderen werken goed. Elitaire taal kan op zich voor deze stijl geen kwaad, maar het maakt wel kwetsbaar voor aanvallen door boze burgers. Zorg ervoor niet in hun anti-elitaire frame te trappen; in jouw stijl is de elite niet corrupt, maar heeft het land de elite juist nodig.

O M S LAGVE RH A A L

men. Gevoelens zijn altijd nodig, maar in deze stijl alleen ter on­ dersteuning van de rationele boodschap.

De activist De tegenpool van de degelijke bestuurder is de activist: de aanvoerder van mensen die niet aan de macht zijn. Deze stijl is opstandig. Lilian Marijnissen (SP) en Esther Ouwehand (PvdD) hebben bijvoorbeeld deze stijl, maar ook de ex-CDA’er Pieter Omtzigt – hij combineert de activist met de burgerstijl. Deze politici zijn onderdeel van het volk en hun ideeënstijl is rela­ tief omdat zij ingesleten waarheden in de maatschappij bekritise­ ren (en dus erkennen dat er meerdere waarheden bestaan). Zij doen dit met veel pathos, waardoor ze vaak absoluut overkomen. Achter hun pathos zit echter altijd een rationele analyse, geen subjectief gevoeld gelijk zoals bij De redder of De burger. Ze willen de politiek beïnvloeden door mensen van buiten de politiek te mo­ biliseren. Daarom profileren zij zich meer als kiezer dan als politi­ cus. Deze stijl is moeilijk te combineren met bestuursfuncties; net als de burgerstijl is het meer een oppositiestijl door de combinatie van de elementen ‘kiezer’ en ‘volk’. Dit type politicus heeft, als tegenpool van De bestuurder, een anti-ethos; dus gebruik vooral géén gepolijste, elitaire taal. Geef 9


O M S LAGVE RH A A L

scherpe analyses (logos) en breng deze met veel vuur (pathos) aan de man. Alles moet weliswaar goed doordacht zijn, maar ook warm overkomen en voor iedereen direct te begrijpen. Emotione­ le en beschuldigende taalelementen, bijvoorbeeld metaforen of herhaling, passen uitstekend bij deze stijl. Nadeel is dat je gauw drammerig overkomt.

tekstblad  04 – 2021

De burger Burgerpolitici horen bij het volk en vertol­ ken de rol van de kiezer. Omdat hun denk­ stijl absoluut is, zijn zij als het ware de kiezer die voor zichzelf opkomt. Politici met deze stijl vechten tegen de elite, want die zijn volgens de burger alleen voor hun eigen gewin in de politiek. Het is een negatieve stijl die overal crisis ziet, tegenovergesteld aan de positieve stijl van De samen­ werker, die overal de zonnige kant van belicht. In Nederland is Geert Wilders een duidelijke vertegenwoordiger van deze stijl. Maar ook Caroline van der Plas draagt de stijl uit. Het verduidelijkt haar kritiek op Kaags elitaire taal: in haar visie moet je als politicus ‘gewoon’ zijn, want anders hoor je bij de cor­ rupte elite. Kaag kijkt heel anders naar de elite; dat zijn de helpers van het volk. Kaag heeft dan ook geen burgerstijl, maar een ge­ combineerde samenwerkers-bestuurdersstijl. Retorisch leunt de burgerstijl volledig op pathos. Dat vraagt om emotionele taal, hyperbolen en opvallende metaforen: alles om het gevoel aan te wakkeren. Rationele argumenten die het gevoel tegenspreken kunnen volgens de burger niet kloppen. Gebruik geen nette taal of eloquent betoog, dat lijkt al gauw elitair. Spreek vooral recht uit het hart en ongepolijst.

De samenwerker Dit type politicus gelooft in het ‘grotere goed’; in oplossingen waarin tegengestel­ de belangen en ideeën elkaar vinden. Deze politici zijn positief. Bijvoorbeeld zoals Hugo de Jonge (CDA) telkens weer de positieve kant van het coronabeleid probeert te laten zien. Want als iedereen de hand naar elkaar uitsteekt, kom je verder. Waar voor De burger subjectieve ervaringen de basis vormen voor 10

de waarheid, gelooft De samenwerker wél in objectieve feiten. Beleid dat gebaseerd is op wat ‘objectief’ het beste is, leidt tot beter beleid voor iedereen. Het compromis is dan niet zomaar een com­ promis (zoals bij De probleemoplosser) maar gaat richting con­ sensus: een mening waarover iedereen het eens is, moet wel waar zijn. Retorisch bouwt deze stijl én op de ratio (logos) én op vertrouwen in de politicus (ethos). Goede argumenten maar ook empathie voor andere meningen zijn belangrijk. Het moet prettig zijn om naar deze politicus te luisteren. Taal mag best gepolijst zijn, maar kalmerend en enthousiasmerend, niet opzwepend: te veel pathos (gevoel) staat samenwerking in de weg. Het overdadige gebruik van metaforen door Hugo de Jonge is hierbij iets te veel van het goede. Op zich staan De Jonges metaforen altijd ten dienste van de ethos of de logos; ze leggen uit (logos), sporen aan ‘het goede’ te doen (ethos) en zijn nooit opzwepend (pathos). Maar ook een goe­ de maatvoering is voor je ethos belangrijk. Overdaad schaadt wel­ iswaar niet de burger (die volledig leunt op pathos), maar wel De samenwerker, voor wie ethos belangrijk is.

Gebalanceerd optreden Ten slotte: wat heb je hieraan? Allereerst levert deze andere kijk op politiek vaak verhelderende inzichten. Alle politici passen ergens in dit model, dat immers alle logische en onlogische stijlcombina­ ties omvat. Een stijlanalyse levert hoe dan ook verdiepend inzicht op en kan ertoe bijdragen iemands communicatie te verbeteren. Politiek succes is overigens nooit gegarandeerd want ook de poli­ tieke tegenstanders en de omstandigheden bepalen mee. Een crisis helpt een boze burger die overal crisis ziet. Een roep om sterke leiders helpt een bestuurders- of redderstype, enzovoort. Het is echter hoe dan ook belangrijk dat politici meer op stijl let­ ten. Politieke communicatie draait tegenwoordig om visuele me­ dia, waarin het beeld centraal staat. Door je politieke boodschap beter in balans te brengen met het beeld, ben je eenduidig en verbetert de communicatie met de kiezers. En zullen meer men­ sen zich hopelijk beter vertegenwoordigd voelen in de politiek. ■ Literatuur Schoor, C. (2020). The politics of style: political performance caught between populism, elitism, and pluralism. Dissertatie Maastricht University. https://tinyurl.com/tb-the-politics-of-style.


CO LU M N

Nederlands, Nederlandser & Nederlandst SARAH GAGESTEIN

k word zelf altijd een paar procentjes Nederlandser als ik naar de Olympische (of voor sommigen: Olumpische) spelen zit te kijken. Sporten waarvan ik eigenlijk niet eens wist dat ze bestonden, leiden ineens tot hartkloppingen als er een sportman of sportvrouw met een oranje pak tussen zit. Zwemmen op open water? Ge-wel-dig. Hockey? Vooral de dames! En 10.000 me­ ter is toch echt mooier dan 1500, eigenlijk? Ik kan er niks aan doen, het is gewoon mooi als ‘wij’ winnen, nietwaar? Die winst van ‘ons’ of soms ook ‘ons’ ver­ lies blijft toch een beetje een vreemd feno­ meen. Precies op dat soort emotionele momenten kun je het menselijk brein op zijn raarst in actie zien en dat hoor je ook goed terug in taal. Juist bij winst of verlies is het interessant om je oren te spitsen: met welke woorden wordt dat uitgedrukt? Een paar dingen vallen dan op.

Winst is van ons In de eerste plaats is het opvallend vaak ‘onze’ winst, maar ‘hun’ verlies. Winst danken we aan een soort groepssucces, terwijl we verlies het liefst op andermans conto schrijven. Zo lees ik op AD.nl over Dafne Schippers: ‘De Spelen werden een groot drama voor het Utrechtse sprintwon­

der’. Haar drama, niet per se het onze. Of nou ja, misschien een beetje voor Utrecht. Verderop in het artikel staat ook dat ze een herkansing kreeg op de estafette. Opnieuw hier niet ‘wij’, maar ‘zij’. Wie nog niet wist hoe deze wedstrijd is afgelopen, kan die conclusie nu zelf trekken uit dit ene woordje.

maakt dat we van hen verloren minder lullig.

Hoe Nederlands is de winst?

Winst en verlies binnen een gewenst frame

In de derde plaats een pijnlijk puntje. Want ‘wij winnen, zij verliezen’ geldt blijkbaar niet voor iedereen als het om Sifan Hassan gaat. Dat kwam bij de beslissing om natio­ nale held Sifan de vlag te laten dragen op de sluitingsceremonie helaas weer boven­ drijven in de uithoeken van het publieke debat. Een reactie op Nu.jij: ‘Hassan gaat bij voorkeur om met de Ethiopische ge­ meenschap in Eindhoven, spreekt Neder­ lands als Romario en is het grootste deel van haar leven in de VS tegenwoordig’. Nou ja zeg, ze wint bijna alles, is het nog niet goed.

In de tweede plaats zijn we ook goed in het mentaal maximaliseren van winst- en verlieslogica. Sporten waar we goed in zijn, die maken we bijvoorbeeld belangrij­ ker in ons hoofd. Weer op AD.nl: ‘Neder­ land is een waterland en dat zagen we ook weer bij deze Spelen. Ondanks dat de roei­ ploeg geplaagd werd door coronaproble­ men wisten ze toch te schitteren’. Deze winst die telt, want die vertelt ons wie we zijn. In dat kader ook deze kop op Nu.nl: ‘Handbalsters Oranje-beul Frankrijk ver­ overen eerste olympische titel’. Fijn dat Frankrijk tenminste gewonnen heeft, dat

Een wat raar gevoel kreeg ik ook bij de vraag van een journalist of ze de Snollebol­ lekes kende. Zijn hit had blijkbaar in het stadion tijdens de race opgestaan. Dit frag­ ment kwam eerst online met de titel: ‘Si­ fan Hassan na goud: ‘Snollebollekes? Nee die ken ik niet’. Na aardig wat publiek commentaar, kreeg de video een nieuwe titel: ‘Hassan na gouden race: moet me­ daille zien om het te geloven’. Lijkt me wat relevanter. Zo zie je maar weer dat sommi­ gen blijkbaar liever hardnekkig hokjesden­ ken dan winnen. Jammer. ■

Zo zie je maar weer dat sommigen blijkbaar liever hardnekkig hokjesdenken dan winnen. Jammer

tekstblad  04 – 2021

I

is framing-expert bij taalstrategie.nl

11


DE BESCHOUWING Who Understands Comics? Het nieuwste boek van Neil Cohn, visueel linguïst en psycholoog, bracht Tekstblad op het idee hem in gesprek te brengen met Roel Venderbosch, ontwerper en striptekenaar. De eerste tekstblad  04 – 2021

doet theoretisch onderzoek, de ander werkt in de praktijk. De een denkt in tekst, de ander in beeld. O ja? Zo overzichtelijk blijkt het niet te zijn. Een gesprek tussen Neil en Roel over visuele taal: wijdverbreid, maar minder gekend en onderzocht dan gesproken taal en gebarentaal. Het gesprek werd opgetekend door Corien Unger.

NEIL COHN

is onderzoeker en universitair hoofddocent bij de masteropleiding Communicatie en Cognitie, Tilburg University.

ROEL VENDERBOSCH

is zelfstandig stripmaker, illustrator en grafisch vormgever en docent Comic Design aan hogeschool Artez, Zwolle. roelvenderbosch.com.

CORIEN UNGER

is tekstschrijver bij artcopyteam.nl en lid van Tekstnet.

N

eil was op de middelbare school al striptekenaar. Ook tijdens zijn studie tekende hij veel, waaronder een boek over de Amerikaanse politiek. Hij studeerde Aziatische studies, sociale wetenschappen en psychologie aan ver­ schillende Amerikaanse universiteiten. Tijdens zijn promotie richtte hij zich op linguïstiek en cognitieve wetenschappen, in het bijzonder visuele taal. Hierover publiceerde hij drie boeken: The Visual Language of Comics, The Visual Narrative Reader en nu dus Who Understands Comics?1 .

Voor Roel was altijd duidelijk: ik word kunstenaar. Na zijn afstu­ deren aan de kunstacademie in Den Bosch begon hij als grafisch ontwerper en vormgever en groeide uit tot cartoonist, illustrator en striptekenaar. In 2015 verscheen zijn eerste graphic novel, KSX 2 . Begin 2021 volgde Hoe noemen we de band, een auto­ biografisch beeldverhaal over de muzikant die Roel ook is.

Tekenen is een taal Neil is altijd blijven tekenen en doet dat nog steeds. Hij werkt nu aan een graphic novel voor een breed publiek over zijn onderzoe­ ken. Het inzicht dat tekenen ook een taal is, wil Roel weten, kwam dat in een flits? Neil: “Ja, in een college linguïstiek. Ik was gefascineerd door de theorieën van Scott McCloud over de bouwstenen van strips. Hij ging ervan uit dat in striptekenen het verhaal ontstaat door stap voor stap van tekening naar tekening te gaan – in jargon: panel naar panel. Maar in mijn werk zag ik dat het gecompliceerder is. Er moeten ook andere verbindingen tussen de panels zijn, ze vormen groepen en de voorste en de achterste moeten ook verbon­ den zijn. Dan heb je het over taal.” Voor een taal is grammatica nodig, legt Neil uit, een overkoepe­

Het vermogen om 12


Neil Cohn

DE BE S C H O U WIN G tekstblad  04 – 2021

Roel Venderbosch

lende structuur. De basis van een grammatica is dat ons brein patronen – van klank, beweging, woord, beeld – in bepaalde op­ eenvolgingen zet. Sequencing wordt dat genoemd. Het brein kan maar een beperkt aantal patronen in een bepaalde volgorde zet­ ten. Daarom maakt het ook grotere brokken: het zet patronen in groepen en categorieën.

Talen kun je leren Roel: “Je hebt dus visuele taal: een grafisch systeem. Daarmee vertel je een visueel verhaal: een opeenvolging van afbeeldingen. Maar kun je beeldtaal en gesproken taal wel zo vergelijken? Is gesproken taal niet veel abstracter?” Dat valt mee. De klank ‘kat’ en het beeld ‘kat’ communiceren op verschillende manieren. De tekening van een boom heeft niets van een echte boom, maar betekent wel ‘boom’. Het is een repre­ sentatie.

Neil: “Tekeningen zijn visuele representaties van onze gedachten. Mensen die niet kunnen tekenen, mankeren niets aan hun ogen. Er zit niet voor elk soort uiting een apart vakje in je brein. Het gaat om hetzelfde proces, dezelfde acties: sequencen, groeperen, cate­ goriseren, stukje voor stukje in kaart brengen.” Roel: “Dus of het nu om muziek, beeld of woorden gaat: we kun­ nen die talen allemaal leren?” Neil: “Ja, het vermogen om een taal te leren begrijpen en gebruiken is gespecificeerd in het brein. Ook als je niet leert tekenen, heb je wel het vermogen om te leren teke­ nen.”

Zelfde beeld, andere betekenis Er is wel een externe stimulus nodig om het leerproces op gang te brengen. Dat brengt Roel en Neil op de getekende handleidingen van internationale bedrijven als Ikea en Lego. Het idee is dat ze wereldwijd worden begrepen.

beeld te lezen komt niet vanzelf 13


DE BE S C H O U WIN G

‘Wie niet met strips is opgegroeid, hanteert een ander tekensysteem’

tekstblad  04 – 2021

“Klopt niet,” zegt Neil. “Er moet enige exposure zijn geweest. Wij stripmensen zien dat een figuur – in jargon: character – in het ene panel hetzelfde character is als dat in een volgend of een daar­ op volgend panel. De situatie kan anders zijn, maar we ervaren continuïteit. Wie niet met strips is opgegroeid, begrijpt ze an­ ders.” Zo kregen in experimenten mensen met en zonder ‘stripervaring’ vier panels te zien met een man met een steeds langere baard. De eerste groep zag vier keer dezelfde man met een baard die langer werd: ‘groeien’. De tweede groep zag vier bebaarde mannen die op elkaar lijken: ‘broers’.

Van reeks naar verhaal Ook het vermogen om beeld te lezen, komt niet vanzelf. Neil: “Het begint ermee dat je met kinderen plaatjes kijkt. Relaties tussen beelden ontdekken ze vanaf een jaar of twee, drie. Tussen vier en zes jaar gaan ze opeenvolgingen begrijpen. Tekst lezen komt later tot ontwikkeling en verloopt vergelijkbaar: individuele woorden, relaties tussen woorden, opeenvolgingen begrijpen. Dan leren ze combinaties te maken. Ze zijn zes tot acht jaar als ze strips gaan lezen.” Een reeks beelden is nog geen verhaal. Denk aan de tekeningen op de veiligheidsinstructies in vliegtuigen: gordel, positie rugleu­ ning, zuurstofmasker, zwemvest, nooduitgangen. Het verband is niet zonder meer duidelijk. “Ons brein moet gaan sequencen,” legt Neil uit. “Het maakt een verhaal door een mentaal model te bouwen waarin betekenissen 14

vorm krijgen. Het helpt als je daar een establisher voor krijgt. Een opening, een vertrekpunt, een introductie van characters: dat is de basis van verhalen vertellen, of het nu om strips, films of tek­ sten gaat.” Toegang krijgen tot betekenis vraagt aanvankelijk een intensieve hersenreactie. Als de basis er is, wordt het makkelijker en is er minder hersenreactie nodig. Daarom hebben we technieken voor storytelling ontwikkeld, denkt Neil. En Roel leert zijn studenten: doseer tekst in je beeldverhaal, zodat je aanknopingspunten voor betekenisvorming biedt.

Beeldtaal en autisme Het gesprek komt op autisme waar Neil ook onderzoek naar doet. Bij zenuwaandoeningen verloopt het bouwen van het mentale model anders. Roel: “Is beeld is voor kinderen met autisme niet juist makkelijker te verwerken dan tekst? Ik ken een gezin met autistische kinderen waar plaatjes worden opgehangen, bijvoorbeeld van dingen die ze


Dat kent Roel. “Ik hoor vaak van ouders: ‘mijn kind wilde nooit lezen, maar toen het strips eenmaal leuk vond, ging het ook tek­ sten lezen’. Strips lijken informatie op een hoger niveau begrijpe­ lijk te maken door de combinatie van tekst en beeld. Zijn we in de afgelopen 40 jaar opgeschoven van lezen naar beeld?” Nee. Neil is ervan overtuigd dat mensen van nature meerdere communicatiekanalen gebruiken. “We maken gebaren bij het praten. We combineren tekst en beeld. Dat segmenteren van ons, dat is cultureel. Tekst, muziek, gebaren of beeld: ze zitten alle­ maal in ons systeem. Wat we voorop zetten varieert.” “Op een gegeven moment hebben we gesproken en geschreven taal voorop gezet,” vervolgt Neil. “De opening van de Bijbel met: ‘In den beginne was het woord’ is cultuur. We hebben een cultu­ reel vooroordeel tegen kanalen combineren. Maar de nadruk op één kanaal leggen is een beperking. De effectiviteit van strips is dat ze meerdere kanalen gebruiken en zo een rijker signaal vor­ men.” Daardoor werken strips goed in educatie, weet Neil uit on­ derzoek. En dat is sterker het geval naarmate mensen vaardiger zijn in de taal van strips.

is dat ze meerdere kanalen gebruiken en zo een rijker signaal vormen’

op educatie en entertainment voor kinderen van 7 tot 12 jaar. In­ middels staat de 9e editie op stapel. Het lijkt Neil een grote aan­ winst. “Een strip hoeft niet alleen educatief te zijn om goed te zijn voor kinderen en hun leren. Als kinderen iets leuk vinden leren ze ervan,” zegt hij. “En ik denk dat dit ook voor volwassenen geldt.”

tekstblad  04 – 2021

Meer kanalen, rijkere signalen

‘De effectiviteit van strips

DE BE S C H O U WIN G

op een middag gaan doen.” Het zal zeker helpen, denkt Neil, maar het blijven afzonderlijke beelden. Bij het begrijpen van strips lopen de informatiestromen anders. “Ik ken een studie waarin jongeren met autisme teksten en strips te lezen kregen. Ze waren in beide even slecht. Maar in een gemengde groep van jongeren met en zonder autisme kwam iets verrassends naar vo­ ren: de frequentie waarmee ze strips lezen, maakt voor beide groepen verschil, maar maakt voor autisten opvallend veel ver­ schil. Als zij eenmaal strips lezen – dus vaardigheden ontwikke­ len en oefenen – gaat het begrijpen sprongsgewijs vooruit.”

Hij laat het boek Mysteries of the Quantum Universe4 zien. “Gaat dit echt over kwantummechanica?” vraagt Neil, verrast. “Ja,” zegt Roel, “en ik was ervan overtuigd dat ik dat nooit zou snappen. Nu begrijp ik er een heleboel van, dat doet deze graphic novel volgens mij erg goed.” Neil: “Waarom gebruiken we dit niet vaker? Kana­ len combineren wérkt, bij leren en bij betekenis geven!” Roel wil nog één ding weten. Welke nieuwe inzichten belooft het boek over zijn onderzoeken dat Neil nu tekent? “Ik wil laten zien welke intuïties we al hebben en – onbewust – al gebruiken,” zegt Neil. “Dáár wil ik het publiek mee verrassen. Het wordt een graphic novel van zo’n 500 pagina’s, ik ben nu bij hoofdstuk 8 van de 12.” De praktisch onderlegde wetenschapper en de wetenschappelijk geïnteresseerde praktijkman weten: dat is heel veel werk. ■

Educatie en entertainment

Meer lezen? Zie voor de onderzoeksactiviteiten, publicaties en blogs van Neil Cohn: visuallanguagelab.com Zie voor het werk van Roel Venderbosch ook: hoenoemenwedeband.nl en brulblad.nl Op pagina 30 van dit nummer laat Roel Venderbosch zijn werkplek zien.

Roel weet dat uit de praktijk. Hij maakt al langer educatieve strips3 en is aangesloten bij een groep striptekenaars die striple­ zen stimuleert. Via crowdfunding hebben ze in 2018 de lancering van het kinderstripblad Brul! kunnen financieren. Het is gericht

Literatuur 1 Bloomsbury, respectievelijk 2013, 2016, 2020. 2 De Harmonie, 2015. 3 Prof Oja-Aha, deel 1 t/m 4, Uitgeverij Roeland, 2010-2021 (deel 5: november 2021). 4 Burniat, Mathieu en Damour,Thibault. Mysteries of the Quantum Universe. Penguin Books, 2020.

15


DE BESCHOUWING

tekstblad  04 – 2021

Vaak gaat het zo: je herschrijft als communicatiemedewerker een tekst in begrijpelijke taal, waarna de jurist de tekst nog een keer toetst. En dan begint een heen en weer ge-e-mail waarin de jurist vasthoudt aan uitdrukkingen als: ‘de zienswijze, die het bevoegd gezag meeneemt in zijn besluitvorming’ of ‘de justitiabele die ter kantore moet verschijnen’. En niet zelden krijgt de jurist het laatste woord.

ELLIS BUIS

is schrijftrainer en -coach. Auteur van o.a. Verleid je lezer online en Noteer jij dit even? Ze helpt organisaties om teksten te schrijven in eenvoudige, duidelijke taal.

LEONTINE TACOMA

is trainer, coach en spreker vernieuwende klantcommunicatie en duidelijke taal op niveau. Auteur van Dat klopt! Zakelijk schrijven voor iedereen en Duidelijke taal. Ook voor juristen!

ANKY KLOOSTERMAN

is jurist en tekstschrijver. Zij schrijft juridische teksten in begrijpelijke taal. 16


Begrijpelijk of rechtsgeldig: wat telt het zwaarst?

Bezwaar nr. 1 zonder de juiste termen is een tekst niet rechtsgeldig Dit is het hoofdbezwaar waar juridische schrijvers mee komen. En inderdaad: het kan niet zo zijn dat de tekst waarmee een B1-lezer helemaal in zijn nopjes is, voor een organisatie nadelig uitpakt tijdens een rechtsgang. Wat weegt voor een goe­ de, eerlijke rechtsgang zwaarder: de let­ Jurist in de rechtbank (1890). Ets van Arthur Puls/Rijksmuseum

terlijke verwijzing naar juridische begrip­ pen, of dat de burger de tekst moet kun­ nen begrijpen? Wanda Everts, oud-rechter en liefhebber van duidelijke taal: “Rech­ ters hanteren vaste criteria waarmee ze beoordelen hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd: wat heeft iemand rede­ lijkerwijs mogen begrijpen, rekening houdend met machtsverschil, juridische deskundigheid, taalvaardigheid en wat de kennelijke bedoeling van de overeen­ komst is.” Hoopgevend is een belangrijke bepaling in de Algemene Verordening Gegevens­ bescherming artikel 12. Dat wetsartikel gaat over hoe bedrijven met persoonsge­ gevens van burgers moeten omgaan en schrijft voor om duidelijk te communice­ ren. De wettekst zegt dat informatie be­ knopt moet zijn, toegankelijk en begrijpe­ lijk. Wanda Everts: “Juristen leren in hun opleiding om zo dicht mogelijk bij de wettekst te blijven zodat ze minder risico lopen. Maar het gaat bij rechtsgeldigheid niet om een specifieke term, maar om zorgvuldig taalgebruik: heel precies de correcte informatie overbrengen.”

tekstblad  04 – 2021

L

eontine Tacoma bracht met mede­ werking van Ellis Buis en jurist Anky Kloosterman het boekje Duidelijke Taal uit, met als veelzeg­ gende ondertitel: Ook voor juristen! Zij zien in hun praktijk dat communicatie­ medewerkers regelmatig overtroefd worden door juridische collega’s bij het ‘hertalen’ van tekst. Alsof begrijpelijk Nederlands en juridisch waterdichte inhoud niet zouden samengaan. In dit artikel weerleggen Leontine, Ellis en Anky vijf veelgebruikte bezwaren van juristen en geven ze de communicatiemedewerker concrete argu­ menten om die bezwaren te pareren.

DE BE S C H O U WIN G

De eeuwige discussie met de (bedrijfs)jurist Dat luistert nauw en betekent dat je als schrijver moet weten of die precisie in het geding is als je een andere, bijvoorbeeld een meer B1-term gebruikt. Moet een term er echt in staan? Ga dan voor het compro­ mis: gebruik de term en geef een toelich­ ting. Mr. Pauline Kreuwel is sectormana­ ger Juridische Zaken bij de Provincie Noord-Holland: “Als juridisch jargon niet te vermijden is, leg dan uit wat er staat. Ik tip collega’s ook om de telefoon te pakken. Een telefonische toelichting werkt vaak prima.” Bezwaar nr. 2 artikelen moeten voluit in de hoofdtekst staan Sommige juristen claimen dat wetsartike­ len voluit uitgeschreven moeten worden (liefst vóór de handtekening) omdat ze anders niet rechtsgeldig zijn. Maar dit belast enorm de bodytekst. Gelukkig is dit bezwaar achterhaald door de praktijk. Ook rechters accepteren dat verplichte alinea’s over bezwaar en beroep onder de afteke­ ning, in een bijlage of achter een link staan. Een prima plek, want de hoofdtekst blijft begrijpelijk voor alle lezers. En rechtsgeldig, zeker met de toevoeging dat

17


DE BE S C H O U WIN G tekstblad  04 – 2021

Leontine Tacoma

Tip: houd voor de juristTip: zichtbaar houd voor welkdewetsartikel jurist zichtbaar waar staat welk in wetsartikel je nieuwewaar tekststaat in je nieuwe tekst.

Ellis Buis

Anky Kloosterman

het onderschrift, de bijlage of tekst in de link juridisch bindend is. Bezwaar nr. 3 voorwaarden moeten in een als-dan-zin staan De jurist verwerkt voorwaarden bij voor­ keur in een samengestelde zin: ‘Voor zo­ ver/Indien/Als u recht heeft op, dan geldt…’ De communicatiespecialist schrijft ze liever los in een vraag met ant­ woord: ‘Heeft u recht op…? Dan geldt…’ Ook hier wint de communicatiespecialist met vlag en wimpel. De vraag-antwoord­ constructie is leesbaarder én doet niets af aan inhoud: een gevalletje win-win. Bezwaar nr. 4 het werkt makkelijker in de juridische keten Schrijven in het jargon van je beroeps­ groep heeft voordelen. Het scheelt de in­ spanning van het hertalen en is direct

18

herkenbaar voor iedereen in de juridische praktijk. Ook daarom vinden juristen het prettiger om letterlijke woorden en zinnen te gebruiken uit wetteksten. Gerechts­ jurist Hans Braam en schrijfcoach Pauline Alblas-Meijer voeren op de Direct Duide­ lijksite prachtige argumenten aan om dit bezwaar weg te nemen. Zie hun lezens­ waardige tweegesprek op https://tinyurl.com/tb-direct-duidelijk Bezwaar nr. 5 een tekstwijziging maakt controle lastiger De jurist wil bovenal dat alle vitale infor­ matie behouden blijft in een tekst. Houd daarom voor de jurist overzichtelijk welke informatie waar blijft in je hertaling. Ag­ nes Korebrits, projectleider B1-schrijven bij Vegro: “Al herschrijvend kwamen we erachter dat de volgorde van onze algeme­ ne voorwaarden ook duidelijker kon. Maar


DE BE S C H O U WIN G tekstblad  04 – 2021

Het hertalen van juridische tekst in de praktijk. Uit: Duidelijke taal. Ook voor juristen!

de jurist wil graag kunnen controleren dat alle relevante informatie erin staat. We houden daarom in een document bij welk wetsartikel van de oude tekst op welke plek in de nieuwe tekst staat. Met deze werkwij­ ze maken we de toetsing gemakkelijker.”

Verzamel succesvolle voorbeelden Je hoeft niet het wiel uit te vinden. Veel organisaties hebben de weg van juridisch naar begrijpelijk al bewandeld. Het helpt om die voorbeelden aan je juridische colle­ ga te laten zien. Aysegul Demirci en Theo­ dora Verploegen werden tien jaar geleden samen de projectleiders Klare Taal bij de

Hertalen van juridische tekst in de praktijk. (uit Duidelijke taal. Ook voor juristen!)

gemeente Oss. Verploegen: “We hebben heel veel argumenten, voorbeelden en voordelen verzameld om mensen te over­ tuigen makkelijk te schrijven. Het hielp om vanuit die kennis al die weerstanden per afdeling te bespreken en er samen een oplossing voor te vinden. Iedere afdeling heeft nu taalcoaches. Daar zijn ook juris­ ten bij. Zij begrijpen de weerstand van hun eigen collega’s natuurlijk het beste en we­ ten ook precies voor wie de teksten zijn.”

Accepteer dat verandering tijd en moeite kost De tekstschrijver en de jurist hebben uit­ eindelijk hetzelfde doel: een nauwkeurige,

eenduidige en geldige boodschap over­ brengen die opgevolgd wordt door de lezer. Beiden zijn experts en beiden zijn talig opgeleid. Dat pleit voor een intensieve, open en gelijkwaardige samenwerking. Maar onderling afstemmen kost tijd. Dat herkent ook Pauline Kreuwel van de Pro­ vincie Noord-Holland. Zij parafeert als leidinggevende de teksten van haar juridi­ sche afdeling en is een bevlogen pleitbe­ zorger van duidelijke taal. “Ik toets op inhoud, maar zeker ook op taal. Ben ik daar niet tevreden over, dan ga ik in ge­ sprek. Dat kost me tijd, soms meer dan me lief is.” ■

De tekstschrijver en de jurist hebben uiteindelijk hetzelfde doel: een nauwkeurige, eenduidige en geldige boodschap overbrengen die opgevolgd wordt door de lezer. Beiden zijn experts en beiden zijn talig opgeleid 19


U I T D E P R A KT I J K In deze rubriek neemt de redactie het onderhanden werk van een tekstprofessional onder de loep. Dit keer: Henri Raven, schrijftrainer en argumentatiecoach bij Hendrikx Van der Spek (HvdS). Hij studeerde

‘De lezer in een fotolijstje’

Moderne Letterkunde en Taalbeheersing aan de UvA en bemande daar ook de Taallijn, een telefonische taalhulpdienst. In 1996 kwam hij in dienst bij HvdS. Sinds 2010 is hij er mede-eigenaar en verantwoordelijk voor de trainingsafdeling.

REDACTIE JEANINE MIES

B

Henri Raven

ureau Hendrikx Van der Spek doet het zonder oprichters Hendrikx en Van der Spek? Klopt. Willem Hendrikx en Erik van der Spek hebben inmiddels een stapje terug gedaan, al is Erik nog wel ver­ bonden aan ons bureau. Samen met Annelies Buurman ‘run’ ik het nu. In die zin zijn Buurman en Raven de nieuwe Hendrikx en Van der Spek.

klant. Bijvoorbeeld doordat je meehelpt om hun standaardteksten te herschrijven, een e-learning ontwikkelt waarmee ze zelf verder kunnen of klanten waarbij je jarenlang mag terugkomen om het geleerde ook echt te borgen. Verder vind ik over het algemeen ‘zorggroepen’ het leukst om te trainen: ongelooflijk gemotiveerde en leergierige mensen die je nooit hoeft te overtuigen van het nut van helder schrijven.

Wat voor trainingen geven jullie? HvdS verzorgt schrijftrainingen in de breedste zin van het woord. Van framing en advies- en beleidsteksten tot corresponderen en wervende offertes schrijven. Dat doen we voor werkelijk iedere denkbare doelgroep: medewerkers van banken en verzekeraars, advocaten, secretaresses, psychiaters, gemeenteambtenaren, in­ genieurs, IT’ers. We trainen ook in mondelinge communicatie – denk aan debatteren en presenteren – maar schrijftrainingen zijn altijd onze specialiteit geweest.

Met welk project ben je nu bezig? Op dit moment begeleid ik samen met enkele collega’s een groot traject bij een GGZ om hun verslaglegging en rapportagetechniek te verbeteren. De uitdaging is om 2200 medewerkers het belang in te laten zien van helder en objectief rapporteren in onder ande­ re patiëntdossiers, nu patiënten die ook vaak zelf kunnen inkij­ ken. Daartoe leiden we tientallen taalcoaches op die de kennis moeten gaan overbrengen op de rest van de organisatie. Wij ver­ zorgen de trainingen en ondersteunen de coaches met een toolkit, een schrijfwijzer, didactische hulp en een e-learning voor alle medewerkers.

Welke geef jij het liefst? Elke trainer heeft zijn eigen voorkeuren. Ikzelf ben onze ‘overtui­ gingskrachtman’ en geef dus veel trainingen op het gebied van argumenteren en overtuigen, maar ook een spellingtraining vind ik heel fijn om te doen. Het leukste zijn die klussen waarin je ook echt bijdraagt aan een verandering in de communicatie van een 20

Wat maakt het voor jou boeiend en uitdagend? In zo’n klus komen al onze vaardigheden en specialismen samen: het trainen zelf natuurlijk, maar ook het schrijven en het coachen. Het is ontzettend leuk om van enorm gemotiveerde mensen (ver­


Utrecht, met wie ik eenmaal per jaar de colleges Academisch en professioneel schrijven verzorg in de master Communicatie en Organisatie.

Wat doe je deze week nog meer? Ik spit vooral sollicitatiebrieven door, want we zoeken een nieuwe collega. Ook werk ik aan een aantal kennisclips, laagdrempelige filmpjes die overbekende stilistische problemen behandelen. Dat doe ik samen met Daniël Janssen, mijn collega aan de Universiteit

tekstblad  04 – 2021

Hoe pak je dat aan? Net als in veel organisaties merk je dat medewerkers vaak schrij­ ven zoals ze dat nu eenmaal gewend zijn. Vaak gedreven door een format en vooral ‘voor elkaar, door elkaar’, van de ene naar de andere collega dus. Dat is logisch, maar daardoor raakt de uitein­ delijke lezer vaak uit beeld, of dat nu een andere hulpverlener, een patiënt of diens naaste is. Door een doelgroepprofiel te maken en dat om te zetten naar een ‘fotolijstje’ gaan ook díé lezers voor de schrijver leven en krijgen ze bijna letterlijk een gezicht. Dat vertaalt zich vaak direct naar veel beter op de lezer afgestemde teksten.

U I T DE PRA KTIJK

uit de meesten hebben zichzelf als taalcoach opgegeven) ook goede schrijfcoaches te maken. Dat ze niet alleen weten waarom bijvoor­ beeld een alinea een goede alinea is, maar dat ze die kennis ook nog eens over weten te dragen aan hun collega’s. Dat is uitdagend omdat ze helemaal geen talige achtergrond hebben. Ze doen het puur uit betrokkenheid bij de organisatie en bij de patiënt. Daartoe moeten ze op een hele andere manier naar teksten gaan kijken.

Welke werkgebeurtenis vergeet je nooit meer? Pfff, dat zijn er vele, maar ik kies voor een van de ‘mindere’ mo­ menten; die blijven je vaak helaas het beste bij. De allergênantste was de keer dat ik een dubbele boeking had. Ik stond die ochtend in Nijmegen een aantal medewerkers van het Radboudziekenhuis wat uit te leggen over het vermijden van tangconstructies of zo, toen ik telefoon kreeg: in Hilversum bleken 12 mensen al uren op mij te wachten voor een tweedaagse training, waarvan ik dacht dat die pas de dag erna zou starten. Ik ben halsoverkop naar Hil­ versum gereden waar ik om 14.00 uur arriveerde. Ik heb toen doorgetraind tot 23.30 uur om het programma in te halen. De groep was op zijn zachtst gezegd zeer cynisch en enorm ont­ stemd, maar aan het eind van de tweede dag was iedereen geluk­ kig om. Sindsdien heb ik mijn agendabeheer drastisch omge­ gooid – minder op het geheugen vertrouwen. Wat ik zelf het bevredigendst vind aan mijn werk zijn mensen die jaren na dato nog eens mailen met een tekstvraag en die dan aan­ geven door mijn training écht bewuster te zijn gaan schrijven. Daaruit haal ik iedere keer nog steeds veel voldoening. Wat heb je geleerd en wil je graag doorgeven aan collega’s? Dat, als je wilt dat mensen écht anders gaan schrijven, ze daar­ voor ook de ruimte en de ondersteuning moeten krijgen van hun leidinggevenden. Hun commitment is een absoluut noodzakelij­ ke voorwaarde. En zij moeten, net als jijzelf als trainer, daarbij ook eens wat vaker de ‘groene’ redactiepen hanteren, in plaats van alleen maar de ‘rode’. In elke tekst zit wel iets goeds: begin daar en werk vandaaruit toe naar het optimale. Door mensen ook te ver­ tellen wat ze goed doen in plaats van wat ze fout doen, raken ze veel gemotiveerder om écht te veranderen. ■

Overtuigingskrachtpatser In 2011 publiceerde Henri Raven samen met Karin Pijper het boek De Argumentatiecoach en startte HvdS de gelijknamige afdeling, speciaal voor trainingen in overtuigingskracht. Zie argumentatiecoach.nl. Meer over het bureau vind je op hvds.nl. 21


U I T D E P R A KT I J K Hoe maak je Google duidelijk op welk zoekwoord je webpagina mikt, zonder dat de SEO-optimalisatie je lezers irriteert? Daarover gaat dit derde deel van de SEO-copywriting-reeks. Ontdek hoe vaak en op welke plaatsen Google je zoekwoord verwacht. En hoe hij checkt of je hem niet om de tuin leidt.

WIM VAN ROMPUY

is copywriter en bedrijfsleider van het Belgische tekstbureau Schrijf.be copy en content.

tekstblad  04 – 2021

SCHRIJVEN VO Koppiekoppie SEO-copywriting

O

oit was optimaliseren voor zoek­ machines kinderspel. Je propte je pagina vol met je zoekwoord, en ze schoot als een raket omhoog in de Google-resultaten. Ga je vandaag zo te werk? Dan bestempelt Google je als ‘black hat’: een SEO-spammer. Het katapulteert jouw pagina niet naar zijn toppositie, maar haar eigenaar naar zijn blacklist. Het gebruikt hiervoor zijn gepa­ tenteerde AI-technieken die de context chec­ ken, gevoed door 60.000 zoekopdrachten per … seconde!

Schrijf voor je lezer Google hamert er in zijn richtlijnen op: het uitgangspunt voor SEO-webteksten moet de lezer zijn, niet de zoekrobot. Schrijf je met hem in gedachten? Dan schrijf je automa­ tisch voor Google. Verwacht dus niet dat je met korte, ongestruc­ tureerde teksten hoog zult scoren. En even­ min met krampachtige die de lezer door op­ zichtige SEO-technieken irriteren (zie kader). 22

Kondig je zoekwoord aan Waar verwacht Google je zoekwoord? Boven­ al in je title tag (ook page title genoemd). Dit is níét de titel van je tekst, wel de titel die jij in de paginacode zet. Hij duikt op als eerste lijn van je Google-re­ sultaat en in de browsertab. Maak die title tag uniek en kort. Tip: het huidi­ ge jaartal toevoegen verhoogt de kans op in­ stinctieve kliks. En omdat mobiele gebruikers vaak mondeling hun vraag aan Google stellen, doet een vraag in een title tag het ook goed.

De meta keyword tag heeft geen enkel SEO-effect, en ook de description tag niet. Toch is die laatste extreem belangrijk voor je call to action: meer daarover in het volgende artikel.

Plaats je zoekwoord strategisch Oké, door je page title weet Google waarover je pagina gaat. Hoe bevestig je nu dat hij het bij het rechte eind heeft? Door het zoekwoord ook te laten opduiken in je zichtbare pagina­ titel (H1) en de alineatitels/tussenkopjes (H2

Zo irriteer je Google. Niet doen dus! Keyword stuffing Het abnormaal vaak herhalen van het zoekwoord – in de tekst of eromheen; Verborgen tekst Tekst die de zoekmachine ziet, maar de lezer niet. Bijvoorbeeld tekst in de achtergrondkleur of onder een beeld verstopt; Dubbele content Meerdere webpagina’s met dezelfde inhoud. Bijvoorbeeld voor elke provincie, waarbij alleen de provincienaam verschilt. Wat wel mag? Dezelfde pagina op jouwsite.NL en jouwsite.BE; Omleidtechnieken Elk trucje waardoor de Google-gebruiker andere inhoud te zien krijgt dan Google zelf.


U I T DE RAKT I J K

slechtziende lezer stelt dit op prijs. Boven­ dien duikt het beeld, met als bestandsnaam het zoekwoord, in de Google-resultaten op. Gebruik dat zoekwoord trouwens ook in je pagina-url (bijvoorbeeld fietsenkoning.nl/ damesfiets-kopen-zaandam). En in een grotere website ook in het broodkruimelpad.

En dan de broodtekst: hoe vaak mag/moet je zoekwoord daarin opduiken? Ach, de opti­ male ‘keyword density’ zou rond de 1 tot 2 procent liggen. Maar mijn pragmatische antwoord is: zo vaak dat het je lezer net niet stoort. En hoe lang moet een webpagina voor Google zijn? Dat weet niemand, al is er con­ sensus over ‘minimaal 300 tot 500 woorden’.

Google meet hoe snel een zoeker terug stui­ tert van een webpagina. En ziet dat niet graag gebeuren, omdat de inhoud blijkbaar niet is wat de zoeker ervan verwacht. Jouw pagina verliest zo wat van zijn glans.

Houd je lezer vast

niet omdat de context van het zoekwoord dan niet klopt. Optimaliseer je bijvoorbeeld voor ‘SEO-copywriting’? Dan verwacht de zoek­ machine ook verwante woordvormen zoals ‘SEO-copywriter’, synoniemen zoals ‘SEO-tekstschrijver’ of omschrijvingen zoals ‘schrijven van teksten voor Google’. In die contextualisatie wordt Google steeds beter. Met LSI (Latent Semantic Indexing) zoekt hij naar de verborgen relatie tussen woorden om de informatie beter te vatten. Zoals bij homoniemen: gaat het om een bank om op te zitten of om een plek waar je geldza­ ken regelt? Je kunt trouwens onder de Google LSI-motorkap kijken. Typ je zoekwoord in en check wat er opduikt als ‘autocomplete’ of onderaan in de ‘related searches’. Zo verzeker je je ervan dat de essentiële elementen voor je zoekwoord op je webpagina aan bod kwa­ men. Je lezer blij? Google blij! ■

U I T DE PRA KTIJK

& H3). De ‘H’ staat voor ‘header’, zoals die waarmee je tekstdocumenten structureert. Waarom Google hieraan zo veel waarde hecht? Omdat hij dan weet dat hij zijn klant naar een pagina verwijst die scanbaar is. Een pagina waarover hij snel zijn ogen laat glijden om met lezen te beginnen waar het interes­ sant voor hem wordt.

Een SEO-copywriter krijgt extra bewegings­ ruimte omdat Google blind is voor lidwoor­ den, voorzetsels, leestekens, enzovoort. Is je zoekwoord ‘damesfiets kopen Zaandam’? En schrijf je ‘Wilt u een damesfiets kopen? Dan is Zaandam the place to be.’ Perfect, want Google ziet je exacte zoekwoord staan, omdat het ‘? Dan is’ weglaat. Terwijl je lezer de zoek­ woordengroep niet eens opmerkt. Wordt vaak vergeten: de ‘image alt tag’, die beschrijft wat er op een beeld te zien is. De

SEO van een Tekstblad.nl-pagina.

Hoe voorkom je dat? Door kwaliteitsinhoud aan te bieden, aangepast aan het schermle­ zen. En door de lezer vast te houden op je website. Verweef in je tekst snuggere links naar andere eigen pagina’s. Blogs doen dit ook via ‘Verwante onderwerpen’, ‘Lees ook’, enzo­ voort. Google houdt van die clusters rond een begrip, omdat ze de vakexpertise bevestigen. Voeg ten slotte ook enkele externe links toe naar waardevolle inhoud op websites die Google hoog aanslaat.

Omring je zoekwoord Een zoekwoord perfect positioneren op een pagina met dummytekst? Dat pikt Google

tekstblad  0x – 2020

OR GOOGLE (3) In het vierde en laatste deel van de SEO-copywriting-reeks kleuren we buiten de lijntjes. En palmen we opvallende plaatsen op de Google-resultatenpagina in.

Gemiste SEO-kansen Kopjes geen H1/H2/H3 Onkundige web­ bouwers maken van de (tussen)kopjes geen headers, maar formatteren ze bijvoorbeeld met ‘kopjegroot’ en ‘kopjeklein’. Daarvan kan Google geen chocola maken; Paginatitel niet uniek Hebben meerdere van je webpagina’s dezelfde page title? Dan beconcurreren ze elkaar en scoren ze geen van alle hoog; Verkeerde woorden gelinkt Hyperlink de woorden waardoor Google weet waar hij gaat terechtkomen. Dus niet: ‘Hoe onder­ houd je je damesfiets? Klik hier.’ Wel: ‘Zo onderhoud je je damesfiets’. 23


DE BESCHOUWING

tekstblad  04 – 2021

De inflatie van het uitroepteken Het uitroepteken is een eigenzinnig leesteken. Het laat zich voor elk karretje spannen. Met de opkomst van sociale media begint het ook een steeds luidruchtiger indringer te worden.

HANSMAARTEN TROMP

is zelfstandig tekstschrijver en eindredacteur van Tekstblad. 24

D

e Amerikaanse journalist en statisticus Ben Blatt laadde voor zijn boek Nabokov’s Favorite Word Is Mauve duizenden romans – voornamelijk Angelsaksische klassiekers en hedendaagse bestsellers – in verschil­ lende databanken met uiteenlopende zoekopdrachten en liet er gespecialiseerde software doorheen bladeren. Bijvoorbeeld om te bepalen of de favoriete auteurs van hedendaagse lezers conventionele schrijf­

adviezen volgen over het gebruik van clichés, bijvoeglijke naamwoorden en de lijdende vorm (wat ze vaak doen). Of om uit te zoeken of algoritmes een schrijver kunnen identificeren aan de hand van zijn of haar prozastijl (dat kan). Ook liet hij uitzoeken welke auteurs de meeste uit­ roeptekens gebruik(t)en (daar val je van achterover). Om dit laatste maar meteen te verklappen: James Joyce, die het in zijn drie romans klaarspeelde om 1105 uitroep­


tekens per 100.000 woorden te gebruiken. Dat zijn er grofweg tien op elke twee ge­ typte A4’tjes.

Aan de randen van ons toetsenbord bevin­ den zich de leestekens die de letters die ze insluiten betekenis en context geven. Ze hebben een specifieke functie als punt, komma, gedachtestreep of vraagteken. Het uitroepteken is het enige leesteken dat weigert zich aan een vastgelegde rol te houden; het kan enthousiasme uitdruk­ ken, lik op stuk geven, ironiseren en aan­ sporen. Het is een allemansvriend, een meeloper, een draaikont: Verstappen wint in kolkend Zandvoort! En jij maar denken dat ik me aanstel! De zegeningen (!) van het kapitalisme. De tolk van Java verpulvert alle clichés over Nederlands-Indië. Lezen! Maar het kan, toegegeven, soms ook le­ vens redden: Duiken!

Intensiverende typografie Taal maakt gebruik van intensiveringen, een stilistisch middel waarmee een uiting

leesteken dat weigert zich aan een vastgelegde rol te houden. Het is een allemansvriend, een meeloper, een draaikont

ken of af te zwakken. Leestekens, kapita­ len en accenten versterken een uitleg op een visuele manier (Liebrecht, 2015), wat te vergelijken is met het verheffen van de stem om een gesproken uiting kracht bij te zetten (dat hebben jullie voor elkaar gekre­ gen!). Eind negentiende, begin twintigste eeuw werden met name uitroeptekens in de Angelsaksische wereld en overal in Europa juist ingezet als verduidelijkende emotie­ dragers. Vooral de Victorianen waren er dol op. Voor hen schreef Anton Tsjechov waarschijnlijk zijn korte verhaal ‘Het uit­ roepteken’ (1885) – over een ambtenaar die zich beledigd voelt omdat een collega hem verwijt dat hij hem in zijn 40-jarige loop­ baan nog nooit een uitroepteken heeft zien gebruiken. De protagonist heeft er nacht­ merries over, waarin alle beelden in lugu­ bere uitroeptekens veranderen.

tekstblad  04 – 2021

Het uitroepteken als buitenbeentje

Het uitroepteken is het enige

In de eerste helft van de vorige eeuw nam het gebruik van het uitroepteken af, wel­ licht (ook) door toedoen van schrijfhand­ boeken en steeds wijdverbreider taal- en grammaticaonderwijs. Zo werd aanko­ mend journalisten en copywriters op Amerikaanse universiteiten met een non-fictiecurriculum op het hart gedrukt in hun hele carrière hoogstens één uit­ roepteken te gebruiken. En in de academi­ sche wereld zijn uitroeptekens altijd taboe geweest, behalve als ze onderdeel zijn van een aanhaling of een (boek)titel. Niemand zou het in haar hoofd halen om op de titel­ pagina van haar dissertatie te schrijven: Mijn proefschrift onderzoekt het effect van zuurstofgehaltes in de hogere luchtlagen op de cytokinese van plantencellen!

DE BE S C H O U WIN G

Hoewel Joyce kan worden beschouwd als een van de belangrijkste auteurs van de vorige eeuw, schreef hij zijn boeken in strijd met de nog steeds geldende regel dat uitroeptekens slechts spaarzaam moeten worden gebruikt; vaak dienen ze als vals accentje achter een zin die, indien beter geschreven, zo’n toevoeging helemaal niet nodig heeft. F. Scott Fitzgerald had er in elk geval een gruwelijke hekel aan: ‘Een uitroepteken is als lachen om je eigen grap.’

kracht wordt bijgezet. De meest voorko­ mende intensiverende elementen zijn bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden om een uiting te versterken of te bagatelli­ seren. We spreken ook van intensiverende typo­ grafie, waarbij niet voor woorden wordt gekozen om iets te benadrukken, verster­

Intussen bestaat er algemene consensus over het gebruik van uitroeptekens: geniet ervan, maar zeer met mate. Renkema noch Tiggeler maakt er veel woorden aan vuil, hoewel de laatste in zijn Vraagbaak Nederlands met gevoel voor ironie opmerkt dat sommige schrijvers het uitroepteken ‘te pas en te onpas’ gebruiken om de lezer bij de les te houden ‘of om nadruk te vesti­ gen op een lollige of bijzondere formule­ ring’. Maar deze en andere schrijfhandboeken gaan over voor publicaties of beleidsrap­ porten geschreven teksten. Op het gebied van sociale media vertellen ze niets over hoe met leestekens om te gaan.

Een woeker op sociale media Bijna ongewild is er door de toenemende populariteit van Twitter en WhatsApp ook een wildgroei aan leestekens ontstaan. Waarbij het vraag- en uitroepteken de kroon spannen. Met name het uitroepte­ 25


ken laat de inflatie van dit leesteken op sociale media zien. DE BE S C H O U WIN G tekstblad  04 – 2021

Ikzelf raakte zonder het me bewust te zijn verslaafd aan !. Het tikt zo lekker weg en je bespaart veel woorden om duidelijk te maken wat je bedoelt. Hoe erg het met me was gesteld, werd mij duidelijk toen ik alweer een tijdje geleden het volgende appje kreeg: Is het handig om je van Schiphol op te halen, met al die bagage van je? Hoe te reageren? Fijn. Fijn! Geweldig!!!

De eerste reply kan koud en onverschillig overkomen. Hij zoekt het maar uit. Er rijden ook treinen. Het tweede antwoord oogt al enthousiaster. En het derde impli­ ceert dat ik als teruggekeerde reiziger nooit mijn huis zou kunnen bereiken zonder het bereidwillige aanbod. Hier doet zich iets vreemds voor. Ik zet mijn uitroepteken in de tweede reply weliswaar in om een prettige emotie aan de zender terug te sturen, maar bij nader inzien vind ik dat niet genoeg om duide­ lijk te maken dat ik zonder hulp echt niet thuiskom. Dus ik versterk mijn reply door een enthousiaster klinkend woord

te gebruiken en zet er – voor de zeker­ heid!!! – drie aanhalingstekens achter. En blijf achter met de vraag of de afhaler ook gewoon na één uitroepteken naar Schip­ hol zou zijn gekomen. Sindsdien neem ik mij op nieuwjaarsdag voor om de komende twaalf maanden hoogstens vijf uitroeptekens in mijn app­ verkeer te gebruiken. En als het maar even kan, geen enkel. Gebruik ik er een, bijvoorbeeld achter een cynisch of humo­ ristisch bedoelde opmerking, dan lach ik na versturen besmuikt om mijn eigen grap. ■

Uitroeptekens!!! De Tekstwijzer (1995) van Karel Treebus vermeldt dat het uitroepte­ ken waarschijnlijk van Latijnse afkomst is: ‘(...) volgens één verkla­ ring was het oorspronkelijk io, een uitroep van vreugde. Dit evolu­ eerde tot i en nog later kwam de punt ook onder de i, waarna het nog maar een kleine stap naar ! was.’ Ook al is het uitroepteken niet meer weg te denken, taalhistorisch gezien is het een betrekkelijk jong verschijnsel. Het bestaat pas een eeuw of wat. En tot begin jaren zeventig van de vorige kwam het uitroepteken niet eens op schrijfmachines voor. Je tikte een punt, schoof de wagen met de terugtoets een positie naar links en zette een enkel aanhalingsteken boven de punt. In Groot-Brittannië ontstond in 1966 ophef over de regels voor het gebruik van het uitroepteken, opgesteld door de toenmalige rege­ ring-Wilson. Daarin stond dat basisschoolleerlingen in toetsen over grammatica, spelling en leestekens alleen punten konden krijgen voor ‘het juiste gebruik van een uitroepteken’. Volgens de richtlij­ nen mocht een zin alleen op een uitroepteken eindigen als hij be­ gon met het woord what of how (What a lovely day! en How exciting!). De regel veroorzaakte veel ophef en kranten werden bedolven onder lezersbrieven. In vele daarvan werd de vraag opgeworpen of de

26

regering niet een ander doel had met de regel, namelijk het terug­ dringen van de populariteit van het uitroepteken. Van demissionair minister-president Mark Rutte is bekend dat hij veel via sms communiceert. En met heel veel uitroeptekens. Dat weten we dankzij de Volkskrant, die een beroep deed op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om diens berichten vrij te geven. Een paar voorbeelden van zijn korte sms’jes, met altijd twee uitroep­ tekens: Zeker!!, Eens!!, Te gek!!, Super!!, Top!! In zijn lied Uitroepteken! bezong Drs. P de gebruiksmogelijkheden van dit ‘onmisbare’ leesteken: Ontaarde booswicht! Leve de Chine­ zen! / Te gek! Hojo! Laat schallen nu de luit! / In prijs verlaagd! De Here zij geprezen! / Ha ha ha ha! Free kick! Daar komt de bruid! Een correspondentie in leestekens, zo kun je dit apocriefe verhaal wel noemen. Een paar dagen na de publicatie van zijn Les Misérables (1862) was Victor Hugo zo nieuwsgierig naar de verkoop ervan, dat hij zijn uitgever een telegram stuurde met alleen ‘?’ erin. Waarop deze, in zijn nopjes met inmiddels 6000 verkochte exemplaren, enthousiast met ‘!’ reageerde. Bron: William S. Walsh, Handy-book of Literary Curiosities (1892)


U I T D E P R A KT I J K 3

1

tekstblad  04 – 2021

Creatieve collectie

Spatie missers Als tekstprofessional hebben wij een antenne voor gekke woordkeuzes, ambigue typografie, verwarrende zinsconstructies of opvallend beeldgebruik; we signaleren in een oogopslag fascinerende tekstfenomenen. In dit nummer deelt René Dings zijn collectie spatiemissers.

RENÉ DINGS

is ontwerper en schrijver. Van zijn hand verschenen de boeken Weg om legging (2010), Over straatnamen met name (2017) en Van appelbol tot Zeeuwse bolus (2019). Kijk voor meer informatie op dinx.nl of volg René op twitter.com/rndngs.

I

n 2004 besloot ik het platform Signalering Onjuist Spatiegebruik (SOS) op te richten, allereerst om te strijden tegen het spatie­ misbruik maar daarnaast vooral als bron van taalvermaak. Sindsdien verzamel ik foto’s van spaties en dan natuurlijk vooral spaties op plekken waar ze niet horen. Lunch pauze 1 De tekst op dit bord was zeventien jaar geleden de aanleiding om de website Signalering On­ juist Spatiegebruik te beginnen. Ik was een dag met wat vrienden op pad en zij bleken zich net als ik te verbazen over al die spatiefouten. De ‘lunch pauze’ op dit bord in de Leuvehaven in Dordrecht vormde de spreekwoordelijke druppel. Want hoe kan iemand nou denken dat er in ‘lunch pauze’ een spatie moet maar een veel moeilijker woord als ‘scheepvaartver­

2

keerspost’ wél goed schrijven? Het was tijd om in actie te komen. Fijn gesneden spinazie 2 Na de start van de website (spatiegebruik.nl) bleek al snel dat veel meer mensen struikelden over al die onjuiste spaties. Het was makkelijk om voorbeelden te vinden bij de plaatselijke middenstand en in huis-aan-huisblaadjes. Maar ook grote organisaties met enorme bud­ getten voor marketing en verkoop bleken slor­ dig met hun spaties om te gaan. Waarom noemt Albert Heijn de spinazie in een kleine verpakking ‘fijn gesneden’ en die in een grote ‘fijngesneden’? Dames hakken 3 Met alle inzendingen groeide het platform SOS en daarmee ook mijn spatiecollectie. 27


6 U I T DE PRA KTIJK tekstblad  04 – 2021

4

5

Sommige voorbeelden werden zo vaak ingestuurd dat ze de status van spatie­ klassieker kregen. Er was een tijd dat ik zeker eenmaal per week werd gewe­ zen op de schoenmaker in metrostati­ on Beurs in Rotterdam waar je voor 5 euro dames kon hakken. Tamme konijnen bouten 4 Nog zo’n spatieklassieker komt uit een advertentie van een slager uit Zoeter­ meer. Weet je wat zijn tamme konijnen doen? Die bouten in de pruimensaus! En ik maar denken dat die zwarte puntjes in de saus stukjes pruim wa­ ren. Dit voorbeeld is uit 2006, maar in de jaren daarna kwamen er nog regel­ matig boutende kippen en konijnen voorbij. 28

Bezoekers passen 5 De mooiste voorbeelden van onjuist spatiegebruik zijn de teksten waar door de extra spatie een grappige nieuwe betekenis ontstaat. Zo zag ik ooit bij de ingang van een groot kantoorgebouw ‘Bezoekers passen in de blauwe doos’ op een briefje staan. In die blauwe doos past natuurlijk nooit een bezoeker, dat zie je zo. Maar aan de kreukels kun je zien dat er misschien toch een paar bezoekers waren die het even gepro­ beerd hebben. Weg om legging 6 De inzendingen kwamen niet alleen uit Nederland. Deze foto is bijvoorbeeld gemaakt bij de Gemaalweg in Nickerie, in Suriname. De tekst op het bord ver­

7

telt door de onjuiste spaties een treurige seven word story over een man die wilde scheiden vanwege de legging die zijn vrouw droeg. Wat moest hij bij de bur­ gerlijke stand voor reden opgeven als ze vroegen waarom hij als gemaal zijn gemalin had verlaten? Simpel: Gemaal weg. Brug gesloten. Weg om legging. Weg om legging werd ook de titel van het boek dat ik schreef over onjuist spatie­ gebruik. Het werd een bestseller. Inkomsten belasting 7 De Algemeen Fonds-kaart op deze foto komt uit het Monopoly-spel dat ik als kind speelde en dat nu bij mij thuis in de spellenkast ligt. Een persoonlijk voorbeeld dus, maar tegelijk ook een onjuiste spatie waar hele generaties


8

10 U I T DE PRA KTIJK tekstblad  04 – 2021

9

Nederlandse kinderen mee zijn opge­ groeid. Wie weet wat dat voor invloed heeft gehad op hun taalkundige ontwik­ keling? De kaart met de onjuiste spatie zat al in de allereerste Nederlandstalige editie van het Monopolyspel uit 1940. In de volgende edities veranderde er van alles aan het spel, maar de onjuiste spa­ tie bleef staan. Pas in de jubileumeditie uit 1995 – Monopoly bestond toen inter­ nationaal zestig jaar – werd ‘inkomsten­ belasting’ netjes aaneengeschreven.

ophef die ontstond toen een grote Ame­ rikaanse webshop een ‘Black kids com­ puter desk’ in de aanbieding deed. Ze probeerden nog uit te leggen dat het een zwart tafeltje was en dat het meubel echt niet speciaal voor zwarte kinderen was, maar toen was het al te laat. En waar waren de bisschoppen van het nieuwsbericht op deze foto het nou precies over eens? Als je aan elkaar schrijft wat bij elkaar hoort, is daar geen onduidelijkheid over.

Bishops agree sex abuse rules 8 Er zijn mensen die zeggen dat de Engel­ se regels beter en duidelijker zijn, en dat we dus maar beter alles los kunnen schrijven. Er zijn genoeg voorbeelden die het tegendeel bewijzen, zoals de

Vergeten groentesoep 9 Ik verzamel inmiddels heel lang onjuis­ te spaties. De spatiefouten komen nog dagelijks voorbij maar ik heb ermee leren leven. Als ik in de winkel een zak vergeten groentesoep zie, moet ik stie­

11

kem toch even lachen. Wie is er nou weer zijn groentesoep vergeten? Weer wolf 10 Als je zo lang bezig bent met onjuiste spaties ga je ze soms ook zien op plek­ ken waar helemaal geen onjuiste spa­ ties staan. Is het vreemd dat ik heel even dacht dat er een weerwolf gesig­ naleerd was? Een, twee of drie? 11 Ik sluit af met een doe-het-zelfop­ dracht. Deze pijl zag ik ooit in een boekwinkel hangen boven een tafel met de beste tien boeken in de Engelse taal. Weet jij welke spaties niet thuisho­ ren in deze ‘Engels talige BOEKEN TOP 10’? ■ 29


U I T D E P R A KT I J K Lijstjes

tekstblad  04 – 2021

Ik ben in 1996 voor mezelf begonnen en doe dit werk dus al 25 jaar. Ik ben altijd van de lange termijn en kan goed meer dan een paar weken vooruitkijken. Bij de start heb ik bedacht dat ik mijn pensioen moest regelen en moest zorgen voor een goede stoel zodat ik niet krom zou zitten. Dat is gelukt. De grote lijnen heb ik in mijn hoofd maar in planning op de korte ter­ mijn ben ik slecht; ik weet nooit wat ik een dag later ga doen. Op mijn bureau liggen briefjes en lijstjes, maar die zijn dan van drie weken geleden. Als het heel druk is, moet ik met lijstjes werken. Anders word ik knettergek in mijn hoofd. En iets als de btw-aangifte moet wel op tijd.

Roel Venderbosch (52) ging na zijn studie aan de kunstacademie in Den Bosch aan de slag als grafisch ontwerper van illustraties, cartoons, strips, characters en animaties. Door zijn liefde voor muziek maakte hij onder meer ontwerpen voor artiesten als Daniël Lohues, Frank Boeijen, Racoon en Navarone. Ook tekende hij strips voor verschillende jeugdbladen. Roel heeft verder ‘een lieve vrouw en drie etters van kinderen’.

REDACTIE TEFKE VAN DIJK

Muziek Mijn dag is redelijk gestructureerd. Met drie tieners sta ik op tijd op. Ik ben geen ochtendmens maar ik heb het altijd een goede gewoonte gevonden om een dagrit­ me aan te houden. Meestal begin ik tussen negen en half tien met gitaarspelen, even een paar akoestische liedjes zingen en spelen. Ik heb een paar gitaren en probeer nu ook de banjo te spelen. Popmuziek van de jaren vijftig tot nu vind ik fijn. The Beat­ les speel ik van jongs af aan en Roy Or­ bison heeft ook prachtige liedjes. Thuis word ik voor de grap ‘man zonder emotie’ genoemd. In muziek mag alle emotie eruit én het is goed voor de ademhaling. Ik ein­ dig de dag ook vaak met muziek.

Zolder Ik heb een jaar geprobeerd op zolder te werken, maar dat was zo’n donker hol dat 30

ik er depressief van werd. Ik ben gaan denken over een werkplek buitenshuis en dat is uiteindelijk een blokhut in de tuin geworden. Zo ben ik toch dicht bij huis en kon ik de kinderen zien opgroeien. De blokhut is een werkhok van 2 bij 3 meter. Een groot atelier van 5 bij 6 is ook fijn, met grote tafels en zo, maar uiteindelijk vind ik

klein en knus het allerfijnst. Het voelt be­ schermd en alles ligt er voor het grijpen.

Blokhut Op de lagere school heb ik veel gelezen. Dan zat ik altijd achter een gordijn in een hoek van de woonkamer, vlakbij de verwarming. Dat was een comfy plek voor mij, net als de


U IT D E P RA KTIJK tekstblad  04 – 2021

Verslaafd

U I T DE PRA KTIJK

Een dag op mijn werkplek

Allemaal schetsen en aantekeningen, als een naslagwerk van denkprocessen en dagboek van werkperiodes. Ik vind de dummy’s fantas­ tisch, maar ben toch overgestapt op het pro­ gramma Procreate op de iPad Pro. Die digitale mogelijkheden geven zo veel extra vrijheid tijdens het schetsen en tekenen, dat ik niet meer anders wil. Ik ben superlui, dus het is altijd goed als iets efficiënter kan. Het liefst besteed ik mijn tijd aan mijmeren, fietsen of in bad zitten, maar in de praktijk komt daar niets van. Tijd vult zich automatisch met nieuwe dingen.

Ik ben makkelijk verslaafd te krijgen en kon vroeger gerust een paar uur gamen. Nu ben ik streng voor mezelf en mag ik na de lunch één spelletje doen. Dat duurt hooguit een kwartier­ tje. Ik weet van mezelf dat ik het veel te leuk vind maar als iets een goede reden heeft, kan ik het inbouwen in mijn dagelijkse routine. Net als tanden flossen. Dat vind ik niet interessant, maar het is wel goed als het gebeurt.

Kluizenaar

blokhut nu. Ik heb veel ramen en openslaan­ de deuren, zodat alles open kan bij mooi weer. Dan voelt het als buiten werken. In de winter is het wel lastig om warm te blijven. Ik heb daarom twee bureaulampen boven mijn handen, die zijn dan als twee kuiken­ tjes die warm moeten blijven. Ook hangen er een infraroodpaneel en een kacheltje in

mijn hok, voor als het vriest. Dat werkt goed, maar bij -5 moet ik toch echt naar binnen.

Superlui Meteen in het begin heb ik enkele planken tegen de muur gemaakt en ik kon me niet voorstellen hoe die vol zouden raken. Nu staan ze tjokvol met een stuk of 45 dummy’s.

Op mijn computer heb ik de app SelfControl en hiermee kan ik twee of drie uur alle pro­ gramma’s uitzetten die te veel afleiden, zoals Facebook. Ik ben snel afgeleid. Dat is handig, want daardoor ontstaan leuke gedachtespron­ gen. Maar ook onhandig, want je gaat snel andere dingen doen. Zelfdiscipline is belang­ rijk. Doodse stilte is helemaal niet fijn. Ik heb een app gehad met geroezemoes van een café of bieb. Als het werken thuis niet lukt, ga ik fysiek naar de bieb of een café in de stad. Dat werkt vooral goed bij scenarioschrijven. Ik kom dus wel uit mijn blokhut, anders zou ik een kluizenaar worden. ■ Meer lezen? Kijk op vinkegas.nl en/of venderbosch.com.

31


SERVICE

Boeken REDACTIE HERMAN GIESBERS tekstblad  04 – 2021

Drogredenen. Herkennen en weerleggen Paula Steenwinkel (2021) Boomuitgevers, Amsterdam 208 pagina’s, € 20,00 ISBN 978 90 2443 201 1 Iedereen redeneert, argumenteert en dis­ cussieert voortdurend en ook iedereen gebruikt daarbij wel eens een drogreden. Ook zichzelf kritisch noemende mensen ontkomen hier niet aan, zoals Steenwinkel terecht nog maar eens aanstipt bij het be­ spreken van de metadrogreden: iemand beschuldigt een ander van een drogreden en concludeert daaruit dat zijn/haar stand­ punt ‘dus’ niet waar of correct kan zijn. Ten onrechte: een ongeldige redenering leidt niet per se tot een onware stelling. Drogredenen behandelt, alfabetisch geor­ dend, niet minder dan 43 van zulke drog­ redenen, elk in een kort hoofdstukje van 4 bladzijden: twee bladzijden met uitleg en waar nodig met een nuancering van de mogelijke ernst of impact van de drogre­ den en twee bladzijden met ‘herkennen & weerleggen’. Dat herkennen en weerleg­ gen laat Steenwinkel zien aan de hand van zeer herkenbare, concrete en niet zelden 32

heel actuele voorbeelden uit de politiek, sociale media en publieke discussies. Zo zien we als een voorbeeld van tone policing – een ad hominem om een persoon ten onrechte te bekritiseren voor het uiten van emoties zonder op de inhoud in te gaan – de inmiddels bijna klassiek geworden opmerking van Rutte tot Sylvana Simons: ‘Wat klinkt u geïrriteerd, mevrouw Si­ mons’, uiteraard met Simons’ weerwoord. Met haar voorbeelden van minder of zelfs niet gangbare benamingen van drogrede­ nen laat Steenwinkel zien dat zij subjectief te werk is gegaan en niet per se de gangba­ re drogredenindelingen heeft gevolgd. Zo komen de hij/zij-bak, het jachtgeweer en de Gish-gallop voorbij. Bij dit laatste con­ fronteert een debater een tegenstander met een snelle reeks van vele misleidende argumenten, halve waarheden en verkeer­ de voorstellingen. De techniek wordt ook wel de Trumptirade genoemd. Die subjectiviteit licht zijzelf ook uitge­ breid toe in het inleidende hoofdstuk. Een drogreden als de post hoc ergo propter hoc zal in andere bronnen als onderdeel van de ‘causaliteitsdrogreden’ gepresenteerd wor­ den. Overlappingen als de bekende jij-bak en de red herring worden apart gepresen­ teerd, en over wat nu wel of niet een ad hominem is, kan gediscussieerd worden. Wellicht was dan ook een titel als ‘Discus­ sietrucs’ o.i.d. zeker zo toepasselijk ge­ weest, een term die de auteur ook als syno­ niem met ‘drogreden’ ziet. Maar Drogredenen pretendeert dan ook zeker geen (popu­ lair-) wetenschappelijk werk te zijn, zoals het welbekende en veel gebruikte Argumentatie van Van Eemeren & Snoeck Hen­ kemans. Dat neemt niet weg dat dit een waardevol en bruikbaar boek kan zijn voor

iedereen die oprecht wil ‘debatteren’ en zich wil wapenen tegen ‘discussietrucs’. Een cartoon van Fokke & Sukke bij elk hoofdstukje maakt dit bladerboek, zoals de auteur het zelf terecht noemt, extra aan­ trekkelijk. Vraagbaak Nederlands. Van spelling tot stijl: snel een helder antwoord op taalvragen Eric Tiggeler (2020) Boomuitgevers, Amsterdam 272 pagina’s, € 37,95 ISBN 978 90 2442 818 2 Tiggelers Vraagbaak Nederlands mag zo langzamerhand ook wel tot de monumen­ ten onder de taaladviesboeken gerekend worden. Vorig jaar verscheen alweer de 8e druk na het eerste verschijnen in 2001. De uitgever is veranderd, de vertrouwde inde­ ling op basis van vijf hoofdvragen niet: Hoe schrijf je dat? (velerlei spellingkwes­ ties); Welk woord is het juiste? (over het correcte gebruik van verwijswoorden, lidwoorden, voegwoorden, werkwoords­ vormen en verwarrende woorden); Hoe gebruik je leestekens?; Hoe verbeter je


Schrijfwijzer compact Jan Renkema (2021) Boomuitgevers, Amsterdam 219 pagina’s, € 29,95 ISBN 978 90 2443 476 3 In Tekstblad 2020-2 hebben we uitgebreid aandacht besteed aan de laatste editie van Renkema’s Schrijfwijzer, die nu is gecom­ primeerd tot Schrijfwijzer compact, in zijn eigen woorden de madurodamversie, ge­ schikt om mee te nemen naar de flex- of studieplek. Deze compactversie is zelfs iets compacter dan de 2e editie uit 2016, 219 versus 275 bladzijden. Maar de belang­ rijkste wijziging, beter: aanvulling, zal ongetwijfeld zijn dat nu ook de compact­ versie een website met oefeningen heeft. In tegenstelling tot de website bij de ‘grote’ Schrijfwijzer is deze website in zijn totali­ teit alleen toegankelijk met de unieke toe­

gangscode in het boek. Maar iemand die al toegang heeft tot de schrijfwijzer-website kan dan weer wel via die weg terecht. De oefeningen zijn namelijk – begrijpelijk – dezelfde. De Compact is vooral ingekort door de meer beschouwende, theoretische hoofd­ stukken en/of paragrafen weg te laten, maar gelukkig is de uitleg over het CCC-model gebleven, zij het eveneens ingekort. Een inleidend hoofdstuk over het schrijfproces ontbreekt nu, evenals de algemene inleidende en prettig genuan­ ceerde subhoofdstukken bij het thema Taalkwesties over wat nu goed taalgebruik is, en over misverstanden over taal. Het­ zelfde geldt voor het inleidende subhoofd­ stuk bij het onderdeel Spelling. Verder zal de gebruiker het nu moeten doen zonder paragrafen zoals die over schijnprecisie, eufemismen, de toonzetting van een tekst, afkortingen, of een actuele kwestie als politiek correct taalgebruik. We zeggen het Renkema dan ook graag na: de Compact is het handige praktische boekje voor dage­ lijks gebruik, de Schrijfwijzer is het hand­ boek voor op het bureau of in de boeken­ kast.

tekstblad  04 – 2021

zinsbouw en stijl?; Hoe schrijf je goede e-mails, brieven en rapporten? Gebleven is ook de Zoeksleutel op de binnenkant van het omslag als derde mogelijkheid om snel iets op te zoeken naast het uitgebreide re­ gister en de gedetailleerde inhoudsopgave.

In Stijl geeft Kilian 30 heldere tips om effectief te schrijven, ‘lekker leesbaar’, om écht contact te maken met de lezer, als met een vriend. De tips zijn bedoeld voor ieder­ een die al schrijft, van copywriter tot wijn­ makers en IC-verpleegkundigen, maar die heel goed wil leren schrijven. In de tips wordt overigens dan wel voornamelijk verwezen naar blogs en bloggers en dat zal er ongetwijfeld mee te maken hebben dat de auteur sinds 2011 docent zakelijk blog­ gen en copywriting is en haar eigen web­ site De Blogacademie heeft, met nog meer schrijftips.

S E RVI C E

Stijl. Waarom lezers lezen (en waarom niet) Kitty Kilian (2021) De Blogacademie,Utrecht 104 pagina’s, € 22,50 (alleen te koop via De Blogacademie) ISBN 978 90 9034 306 8

Dat alles neemt uiteraard niet weg dat haar tips evenzogoed relevant en uiterst bruik­ baar zijn voor, inderdaad, iedereen die al schrijft. De tips zijn verdeeld over 4 delen: Structureren, Versimpelen, Verbeelden en Versieren. Het is bijna onvermijdelijk dat bekende tips de revue passeren, zoals over de lijdende vorm en de tangconstructie, maar daarnaast blijven er genoeg originele tips over: over ‘plaatjeswoorden’, over hoe vergelijkingen te gebruiken die werken, en over het gebruik van ritme, humor door te overdrijven, of over hoe een verhaal te be­ ginnen. Dit alles in een boekje dat prachtig is vormgegeven met meerkleurendruk, functionele foto’s en naar nostalgie zwemende retrofoto’s. Ook de tekst is, ge­ heel conform de boodschap van het boek, speels, concreet, en vooral ook gebaseerd op veel concreet voorbeeldmateriaal ■ 33


SE RVICE

tekstblad  04 – 2021

34


V O LG E N D N U M M E R

Tekstblad 5/6 verschijnt hybride: in druk en digitaal op 7 december.

Hoe professioneel zijn emoji? Waarom volwassenen stiekem kinderboeken lezen IK BEN ER NIET!!! Alles over de auto-reply bij afwezigheid

ABONNEREN

Nog geen abonnee? Ga nu naar tekstblad.nl/abonnement

vragen die je bij het publiek veronderstelt te benoemen en beantwoorden. Politici hypoforeren er weleens op los als ze zich verantwoorden: ‘Had dit beter gekund? Ja. Hebben we lessen geleerd? Zeker.’ Maar Smeets kiest voor een eigen toepassing: ‘Ben ik heilig geweest? Nee. Is dat belang­ rijk voor dit gesprek? Absoluut niet. Degra­ deer jij jezelf door ernaar te vragen? Ja. Je moet beter kunnen.’ Het zijn de sleutelzinnen uit het gesprek. De drie vragen-en-antwoorden die Smeets formuleert, beginnen nog met een half-kritische zelfbespiegeling die enigs­ zins te herleiden is tot de kwestie rond zijn affaire: ‘Ben ik heilig geweest? Nee.’ Maar wat volgt, is niets anders dan een persoon­ lijke aanval op de vragensteller, verpakt in een stramien van quasi-objectieve vragen en antwoorden: ‘Is dat belangrijk voor dit gesprek?’ en ‘Degradeer jij jezelf door ernaar te vragen?’ Het zijn vragen die nie­ mand zou stellen, behalve Smeets zelf, om zo het podium vrij te maken voor het af­ keurende ‘Absoluut niet’ en het neerbui­ gende ‘Ja. Je moet beter kunnen.’ Aan het begin van het interview wordt Smeets geïntroduceerd als iemand ‘die zich niet makkelijk in de ziel laat kijken.’ Als het gaat om directe, openhartige ant­ woorden is dat zo. Maar als je kijkt naar wat hij zegt en hóé hij het zegt, biedt dat misschien wel een onthullender blik op zijn binnenwereld. ■

tekstblad  04 – 2021

Verwacht in Tekstblad 5/6, 2021

TAAL VAN T I G G E L E R

Taal van Tiggeler - Vervolg van pagina 36

Eric Tiggeler is tekstschrijver, ontwikkelt

communicatietrainingen voor het Taalcentrum-VU en schrijft taaladviesboeken. Zie ook schrijfgids.nl.

35


MONIQUE KOOIJMANS

TA A L VA N T I G G E L E R

Het zelfinterview van Mart Smeets

tekstblad  04 – 2021

I

n het vijf pagina’s lange interview dat de Volkskrant met sportverslaggever Mart Smeets publiceerde, valt iets op: de martsmeetsigheid van zijn ant­ woorden. Het is moeilijk om er de vinger op te leggen, maar door de tekst heen ont­ staat de indruk dat Smeets heel graag ver­ telt wat hijzelf kwijt wil en zijn eigen ant­ woorden regisseert, maar veel minder behoefte heeft om in te gaan op kritische vragen van journalist Sara Berkeljon. Waar zit dat in? Wat is er bijzonder aan Smeets’ manier van antwoorden?

160 ikken Eerst dacht ik dat het te maken had met de oververtegenwoordiging van Smeets’ ego in de tekst en telde hoe vaak zijn antwoor­ den het woordje ‘ik’ bevatten. Het resul­ taat: ruim 160 keer. ‘Ik kan koppig zijn’, ‘Ik vind een heleboel dingen’, ‘Ik maak dat zelf uit’, ‘Ik zag alles’, ‘Ik doorzag alles’, ‘Ik heb opmerkelijk veel vriendschappen met …’, ‘Ik heb mijn eigen standaarden’. Het ik heeft een onmiskenbare glansrol. Maar toch, 160 ikken mogen veel lijken, ver­ deeld over vijf pagina’s interviewtekst is het niet het bijzonderste taalverschijnsel.

Van ik naar je Wat meer zegt, is dat Smeets soms juist overstapt van ‘ik’ naar ‘je’ als hij het over 36

ERIC TIGGELER

zichzelf heeft. Wanneer het over zijn hoge bloeddruk gaat, spreekt hij in het algeme­ ne ‘je’: ‘Daar krijg je dan weer pillen tegen, en die pillen hebben bijwerkingen, en tegen die bijwerkingen krijg je weer nieu­ we pillen.’ Hoe persoonlijker het onder­ werp, hoe groter de afstand die de geïnter­ viewde op die manier schept. Als hij de vraag krijgt of hij in zijn decennia als sportverslaggever niet te weinig aanwezig is geweest in zijn gezin, antwoordt hij: ‘Er waren jaren dat ik vijf, zes, zeven maanden weg was […]. Was dat leuk? Natuurlijk. Je werd er ook moe van. En je bent niet thuis. De spijt daarover, die was er te laat.’ ‘Je’

Smeets grijpt naar een klassiek stijlmiddel, de hypofoor. Dat is een soort zelfinterview om kritische vragen zelf te benoemen en beantwoorden. Politici hypoforeren er weleens op los als ze zich verantwoorden: ‘Had dit beter gekund? Ja. Hebben we lessen geleerd? Zeker.’

werd moe, ‘je’ was niet thuis, en dat leidde tot ‘de spijt’. Geen ‘ik’ meer te bekennen wanneer het om gevoelens gaat, of om reflecteren op de schaduwzijden van de carrière.

Antwoorden met een tegenaanval Het bijzonderste ontwijkingsmechanisme dat Smeets toepast, duikt later in het inter­ view op. Dan staat de vragensteller stil bij een zaak uit het verleden: Smeets is als getrouwde dertiger het bed in gedoken met de 18-jarige schaatsster Ria Visser. Wanneer de interviewer hem daarmee confronteert, kiest Smeets voor een per­ soonlijke aanval: ‘En een Volkskrant-jour­ nalist, heeft die nooit ergens een wipje gemaakt?’ Een brute jij-bak in de vorm van een retorische vraag. Journalisten in het algemeen maken weleens ergens een ‘wip­ je’, dus daarmee is elke vraag naar wat Smeets sjiek zijn ‘vrijage’ noemt, direct gediskwalificeerd.

Over naar het zelfinterview In een poging de regie over het interview definitief naar zich toe te trekken, grijpt Smeets tot slot naar een klassiek stijlmid­ del, de hypofoor. Dat is een soort zelfinter­ view, dat je kunt gebruiken om kritische Lees verder op pagina 35


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.