5 minute read

‘Outreach houdt wetenschappers een spiegel voor’

Next Article
CID cohorten

CID cohorten

Tekst: Peter de Jong

Foto’s: Bram Belloni

Wetenschap is onmisbaar voor de samenleving, dat staat buiten kijf. Maar hoe brengen we die kennis zo goed mogelijk over aan de maatschappij? Zodat deze – al dan niet briljante – vondsten een groter bereik hebben dan alleen de academische wereld. Hoe ontsluiten we die schatkist aan wetenschappelijke kennis voor een breed publiek? En hoe krijgen we andersom weer de gegevens uit de maatschappij die van belang zijn voor het onderzoek?

Outreach – met je onderzoek de ivoren toren uit gaan – is het antwoord. Ook voor het CID. Drie CID-onderzoekers vertellen hoe outreach een prominente plek vervult in hun werk. De een gaat voetballen bij FC Utrecht, de ander zet een kleurenkruis neer op Lowlands of laat leerlingen kletsen met de burgemeester.

Gedragswetenschapper Karlijn Hermans (1990) weet van wanten als het gaat om outreach. Ze was vanuit het L-CID niet alleen betrokken bij de organisatie van het wetenschapsfestival Expeditie Next, ze zette ook het Teacher Project in de steigers, waarin onderzoekers en docenten nauw met elkaar samenwerken.

‘Het Teacher Project van het CID is de ultieme outreach. Het is een nieuwe aanpak van onderzoek doen: wij delen onze kennis over de sociale ontwikkeling van kinderen met docenten en wij leren van hun schat aan ervaring. Zij weten precies wat werkt in een klas.

Een ander project dat mij na aan het hart ligt is Alle Scholen Verzamelen. Daarin kropen drieduizend kinderen van 76 basisscholen in de huid van onderzoeker. De leerlingen stelden eerst een top 5 samen van wat zij zelf nodig hebben om sociaal te zijn, zoals meer pauze of beter luisteren. Vervolgens gingen ze volwassenen bevragen over wat zij belangrijk vonden. Een paar kinderen besloot niemand minder dan hun burgemeester te interviewen. Een van hen koppelde bijdehand terug aan zijn juf: ‘We hebben niet alles kunnen bespreken, de burgemeester is nogal een kletskous’.

Kinderen zijn heel creatief in het bedenken van onderzoeksvragen en ze houden je scherp. Zo vroeg een jongetje aan zijn meester: ‘Waarom doen wij eigenlijk mee aan dit onderzoek?’. Op deze manier komen kinderen spelenderwijs in aanraking met hoe wetenschap werkt, en sluit het onderzoek aan bij de leefwereld van kinderen. Citizen science (wetenschap waar burgers aan bijdragen, red.) in optima forma.

Het belangrijkste aan outreach is dat wij als wetenschappers niet alleen onze kennis zenden, maar ook leren van de verhalen uit de maatschappij. Wetenschap wordt wat mij betreft nog opener en laagdrempeliger.’

Sarah Durston (1974) is hoogleraar ontwikkelingsstoornissen van de hersenen aan het UMC Utrecht. In samenwerking met het CID zette zij #kletsbaar op, een verrassend project dat in heel Nederland op festivals heeft gestaan.

‘Mijn outreachproject heet #kletsbaar, kletsen over kwetsbaarheid. We willen mensen laten nadenken over psychiatrie. Psychiatrie moet geen ver-van-mijn-bedshow zijn, de betrokkene is geen persoon die samenvalt met zijn ziekte, maar iemand zoals jij en ik, die door omstandigheden de werkelijkheid anders beleeft. Iets wat ons allemaal kan gebeuren. Iedereen is kwetsbaar.

Onderdeel van mijn outreach is het Kleurenkruis, een vijfkleurig opblaaskussen met vier armen waar je in kunt. Met dat wiebelend kruis – 9 bij 9 meter groot – zijn we het land ingegaan, we stonden zelfs op Lowlands. Wat je merkt is dat iedereen die het kruis binnenstapt, ontregeld raakt. Binnen zijn namelijk vijf verschillende kleurzones, is het geluid vervormd en zie je geen duidelijke horizon. De werkelijkheid staat even op losse schroeven, net zoals bij iemand met een psychiatrische stoornis. Met de bezoekers gaan we vervolgens in gesprek over psychiatrie. In totaal zijn drieduizend mensen het Kleurenkruis binnen geweest; achttienhonderd van hen hebben meegedaan aan een onderzoek naar hun denkbeelden over psychiatrie.

Met outreach wil ik psychiatrie menselijker maken, we moeten af van het stigma dat vaak aan labels kleeft. Denk aan jongeren met het label ADHD. Zij krijgen te horen dat hun hersenen anders werken. Dan denken die jongeren: ‘O, mijn hersenen werken anders, daar kom ik nooit meer vanaf’. Terwijl eenderde van de ADHD’ers er in de puberteit al overheen is gegroeid. Ik hoorde laatst van een 20-jarige student met de diagnose ADHD, dat hij nooit had geleerd zich te concentreren. Daarvoor kreeg hij immers Ritalin. Dat is wat labels doen. Het CID gaat over kwetsbaarheid, maar ook over de weerbaarheid van jongeren. Het is ontzettend belangrijk dat we het gesprek daarover blijven aangaan.’

Psycholoog Ties Fakkel (1990) is een geboren verhalenverteller. Zo maakte hij al wandelend een vlog voor kinderen van de YOUth-studie, en nam hij een spoken word performance op over ongelijke kansen. Hij bestudeert de invloed die de sociaal-economische status van ouders heeft op de ontwikkeling van hun kinderen.

‘Het viel me op dat slechts 10 procent van de deelnemers aan mijn onderzoek een lagere sociaal-economische status heeft, terwijl deze groep eenderde van de Nederlandse bevolking vormt. Kennelijk bereiken we deze mensen niet goed. Dat is jammer, want juist kinderen die opgroeien onder moeilijkere omstandigheden zijn van grote waarde voor ons onderzoek, en omgekeerd.

Ties legt als onderzoeker niet alleensuccesvol contact met de buitenwereld, ook binnen het CID kreeg hij het voor elkaar de krachten van alle onderzoeksgroepen te verenigen voor een wetenschappelijk artikel over de ondervertegenwoordiging van jongeren met een lage sociaal-economische status. Ties: ‘Dit project heeft een bijdrage geleverd aan de discussie omtrent diversiteit en inclusiviteit in heel het CID en daarbuiten’.

Samen met collega’s ben ik op zoek gegaan naar deze doelgroep. We zochten contact met scholen, bibliotheken en buurthuizen in de volksbuurten. We zijn ook bij FC Utrecht geweest, een echte volksclub. De kinderen die er spelen komen uit alle wijken van Utrecht en zijn etnisch veel diverser dan die in ons onderzoek. We leerden hun spelenderwijs hoe actief je brein is tijdens voetbal, bijvoorbeeld met dribbelen en vrij lopen.

Veel nieuwe aanwas heeft het nog niet opgeleverd, maar we hebben genoeg geleerd. Wij mogen als onderzoekers veel meer de wijken in, écht contact maken met mensen. Dus geen academisch taalgebruik of een ingewikkelde brochure, maar veel luisteren naar wat de mensen daar belangrijk vinden. Als je bij mensen over de vloer komt, dan weet je pas echt wat hen bezighoudt. Outreach is niet alleen een kwestie van verbinding leggen. Het is ook een spiegel die laat zien in hoeverre wij wetenschappers in verbinding staan met de maatschappij.’

Jong Talent

Andrik Becht: ‘Weten wie je bent is een psychologische bron van veerkracht.’

‘De grote identiteitsvraag – wie ben ik? – ontstaat in de puberteit en ontwikkelt zich tot in de jongvolwassenheid. Je vraagt je af wie je wilt worden, welke vrienden je om je heen wilt en wat voor werk of studie je wilt gaan doen. Terugkerende twijfels over je identiteit spelen een grote rol in hoe je je voelt. Mijn promotieonderzoek bij het CID toonde aan dat jongeren die dagelijks veel identiteitsonzekerheid lieten zien, vaker angst en depressieve gevoelens ervaren. Of, als je het omdraait: weten wie je bent is een psychologische bron van veerkracht.

Hoe langer jongeren deze identiteitsvragen blijven exploreren, hoe sterker die relatie met negatieve gevoelens wordt. Dat is niet onlogisch, de maatschappij verwacht nou eenmaal dat je op een bepaald moment keuzes maakt. Die verwachtingen kunnen stress opleveren. Ik snap best dat jongeren nu veel stress ervaren, ze moeten zich tegenwoordig op zoveel verschillende punten bewijzen – en dat terwijl de maatschappij alsmaar complexer wordt. Natuurlijk bestaan er individuele verschillen in hoe iemand omgaat met het maken van keuzes: je hebt mensen die beren op de weg zien, en je hebt mensen die daar vier routes omheen zien. Maar het gaat er vooral om hoeveel je op dagelijkse basis met die keuzes bezig bent.

Ik denk dat veel jonge onderzoekers zich dankzij het CID hebben kunnen kwalificeren tot goede wetenschappers, die nu hun eigen onderzoek kunnen starten. Zo heb ik inmiddels mijn eigen onderzoek opgezet naar de ontwikkeling van ecologische identiteit. Ik heb altijd al veel aandacht gehad voor de natuur – ik ben helemaal fan van snoeien. Maar sinds ik kinderen heb, is mijn interesse in het klimaat echt aangewakkerd. Het is dan heel mooi als het lukt om je persoonlijke passie aan je professionele leven te koppelen; dat was onmogelijk geweest zonder de basis die het CID me heeft gegeven. Goede wetenschap is teamwerk en ik heb geluk gehad onderdeel te mogen zijn van de CID-gemeenschap.’

Tekst: Eline Kraaijenvanger

This article is from: