2 minute read

Column Pia de Jong

Kattenproefjes

De eerste schooldag na een lange zomervakantie. Charlotte, onze vijftienjarige dochter, zit aan de keukentafel gebogen over haar huiswerk Latijn. Kat Wollie, meeverhuisd uit Nederland, ligt luidruchtig spinnend naast haar. ‘Gaat het?’ vraag ik, als Charlotte voor de derde keer diep zucht. ‘Nee’, zegt ze. ‘De juf heeft ons een lijstje woorden gegeven en daarin moeten we het Latijnse woord onderstrepen. Alleen, ik ken niet een van die woorden.’

‘Belligerent’, leest ze voor. ‘Audacity. Sorority.’ Arme Charlotte. Het valt niet mee als je door je ouders naar Amerika bent meegenomen en je een andere taal moet leren via een taal die je nog maar nauwelijks beheerst. Maar ze laat zich niet zo gauw uit het veld slaan.

‘Defenestration,’ leest ze verder en kijkt op. ‘Wat is dat in hemelsnaam?’ Samen reconstrueren we het woord: uit het raam gooien. ‘Vreemd’, zegt ze. ‘Waarom heb je daar een woord voor nodig? Wat gooi je nou uit het raam?’ ‘Je kat’, zegt vader Robbert die binnenloopt. ‘Mensen gooien katten uit het raam.’ ‘Wat is dat voor idioots?’ zegt Charlotte terwijl ze met één beweging de kat op schoot trekt. ‘Waarom zouden mensen zoiets gemeens doen?’ ‘Om uit te vinden waarom ze altijd op hun pootjes terecht komen’, zegt Robbert. ‘Dus net als die proefjes van jou’, zegt Charlotte, met enige ironie in haar stem. Ze vertelt graag in geuren en kleuren aan haar vriendinnen hoe de boterham met pindakaas die haar broer staande op het balkon liet vallen, met de besmeerde kant op haar nieuwe jurk belandde, of over de veel te hard opgevulde waterballon die boven haar hoofd knapte, terwijl Robbert er een kaars bij hield om nu juist aan te tonen dat die ballon niet zou knappen.

‘Katten kunnen goed vallen’, zegt Robbert. ‘Er zijn katten die van de vierenveertigste verdieping van een wolkenkrabber zijn gevallen en daarna gewoon een muis gaan vangen.’ ‘De kat van de buren viel laatst uit het raam en die brak zijn poot’, zegt Charlotte wantrouwig. ‘Hoe hoger het raam, hoe groter de kans dat de kat op zijn pootjes terechtkomt’, zegt Robbert. Dat komt door de vertraagde versnelling. Eerst gaan ze heel hard vallen, tot wel tachtig kilometer per uur. Maar dan stopt het, en vallen ze niet harder. Omdat ze gewichtloos zijn geworden, gaan ze zweven. Ondertussen strekken ze zich behaaglijk uit: ze hebben niet meer door dat ze aan het vallen zijn.’ ‘Maar waarom katten?’ vraagt Charlotte, terwijl ze Wollie dicht tegen zich aan drukt. ‘Waarom niet muizen. Of konijnen.’ ‘Vroeger dachten mensen dat katten behekst waren’, zegt Robbert. ‘Ze snapten niet dat katten een val uit het raam konden overleven. Ze geloofden dat ze zeven levens hadden. Mensen waren bang voor wat ze niet begrepen.’ Wollie springt boven op haar Latijnse huiswerk. ‘Gelukkig is er nu de wetenschap’, zegt Robbert, 'en kunnen we het allemaal verklaren. Je boft maar dat je in deze tijd leeft.’

‘Ja ja’, zegt Charlotte. ‘Ik ben heel blij. En mag ik dan nu mijn huiswerk afmaken?’

‘Gelukkig is er nu de wetenschap en kunnen we ‘t allemaal verklaren'

Pia de Jong is schrijfster. Sinds 2012 woont ze met haar man Robbert Dijkgraaf en hun kinderen in Princeton, Verenigde Staten waarover zij een column voor NRC Handelsblad schrijft. Recent verscheen haar memoire Charlotte.

This article is from: