1 minute read
Onvermoeibaar Gerard
KROONJUWEEL
‘Toen ik aan mijn proefschrift werkte, waren er veel grote vragen in de natuurkunde over elementaire deeltjes en de krachten die daartussen werken’, vertelt Gerard ’t Hooft, hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Universiteit Utrecht. ‘Het was een mooie tijd; iedere paar jaar was er een ontdekking die alles op zijn kop zette.’
Met zijn promotor Martinus Veltman werkte ’t Hooft destijds aan de regels van een van de krachten: de zwakke kernkracht. ‘Als je daaraan rekende, dan convergeerden de berekeningen niet goed; uitkomsten waren vaak oneindigheden. Maar de natuur weet niet wat oneindig is, dus dat betekende dat er iets niet klopte.’ Met Veltman vond hij een oplossing, die het tweetal in 1999 de Nobelprijs voor de natuurkunde opleverde.
Inmiddels worden elementaire deeltjes en hun onderlinge krachten goed beschreven door het standaardmodel van de deeltjesfysica. ‘Maar we weten dat dit niet het hele verhaal is. De quantummechanica, waar het standaardmodel op gebaseerd is, werkt namelijk niet goed als je haar combineert met de zwaartekracht. Je krijgt dan weer oneindigheden.’ Dit probleem stak in de jaren zeventig de kop op. ‘Destijds dachten we dat we dit ook wel in een jaar of tien zouden oplossen. Zo was het immers gegaan bij de deeltjesfysica. Maar inmiddels zijn we vijftig jaar verder.’
‘Sommigen denken dat we er nooit achter komen. Dat geloof ik niet. Kijk maar naar de geschiedenis van ons vak. Als we goed de koppen bij elkaar steken, krijgen we de foute ideeën wel uit ons systeem. Zou het duizenden jaren duren voordat we de juiste werkwijze gevonden hebben? Laat dat zo zijn, we geven niet op. Over duizend jaar kom ik terug met de antwoorden.’ Tekst: Dorine Schenk