Zero Hunger Lab special

Page 1

ZERO HUNGER

LAB

DATA SCIENCE VOOR VOEDSELZEKERHEID Een uitgave van


Tilburg School of Economics and Management Tilburg School of Economics and Management (TiSEM) is de toonaangevende Europese speler voor onderzoek en onderwijs op het gebied van business en eonomie. Onze missie is om bij te dragen aan de ontwikkeling en overdracht van hoogwaardige kennis op alle belangrijke gebieden van business en economie, door middel van pre-experience en post-experience onderwijs, onderzoek en PhD-programma’s en maatschappelijke outreach.

Onderzoek in cijfers • #5 in Europa in de UT Dallas Business School Ranking 2021 • #6 in Europa in Economics & Business US News Best Global University 2021

Onderwijs in cijfers • 8050 studenten waarvan 18% internationaal • 7 bacheloropleidingen • 15 masterprogramma’s

• #27 wereldwijd in Economics & Business US News Best Global University 2022

• 400 wetenschappers, waarvan 50 % internationaal • 35 proefschriften in 2021

• #37 wereldwijd in Business & Economics Times Higher Education 2022 • 2 research masters • #1 in Nederland 3 bachelor- en masteropleidingen waarvan 4 met TOP opleiding onderscheiding

• 89% van onze alumni zijn tevreden over hun opleiding (National Alumni Survey 2020)

School of Economics and Management


vooraf

Deze special is gemaakt door de redactie van New Scientist in opdracht van Tilburg School of Economics and Management, Tilburg University. ZERO HUNGER LAB Hein Fleuren, Marleen Balvert, Frans Cruijssen, Miriam Crousen, Perry Heijne, Koen Peters, Meike Reusken, Melissa Koenen, Valentijn Stienen, Hezha ­Mohammed­Khan, Joris Wagenaar, Eelke Bakker, Julius Kaut Eindredactie namens TiSEM/Zero Hunger Lab Miriam Crousen, Annemeike Tan Uitgever Veen Media B.V. Hoofdredactie Jim Jansen Eindredactie Jean-Paul Keulen Aan dit nummer werkten mee Bram Belloni, Laura Bergshoef, Bob Bronshoff, Mirna van Dijk, Dick den Hertog, Marleen Hoebe, Peter de Jong, Eline Kraaijenvanger, Maaike Putman, Wouter Schreuder, Pascal Tieman, Norbert Vermeer, Sebastiaan van de Water Basisontwerp Sanna Terpstra (Twin Media bv) Vormgeving Donna van Kessel (Twin Media bv) CONTACT NEW SCIENTIST Mail redactie@newscientist.nl (voor ­pers­berichten), info@newscientist.nl ­(uitsluitend voor vragen aan redactie), klantenservice@newscientist.nl Tel +31-(0)85-6202600 Adres (post en bezoek) Oostenburgervoorstraat 166, 1018 MR Amsterdam Brandmanager Thijs van der Post (thijs@newscientist.nl) Marketing en sales Alex Sieval (alex@newscientist.nl) CONTACT ZERO HUNGER LAB Communicatiemanager Miriam Crousen Mail m.crousen@tilburguniversity.edu Tel +31-(0)13-4663347 Postadres Postbus 90153, 5000 LE Tilburg Bezoekadres Warandelaan 2, 5037 AB Tilburg Website www.tilburguniversity.edu/nl/ zerohungerlab Druk Habo DaCosta bv ISSN 2214-7403 De uitgever is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van druk- en zetfouten. COPYRIGHT Niets uit deze uitgave mag op enigerlei wijze worden overgenomen of in een geautomatiseerd gegevensbestand worden opgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten van de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die menen nog zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot de uitgever.

Intelligente bytes In juli 1963 introduceerde wereldkampioen scha­ ken en tevens professor Max Euwe samen met zijn team de eerste wetenschappelijke computer van de Universiteit van Tilburg. De verwachtingen rondom deze IBM 1620 waren hooggespannen. In de toen opkomende vakgebieden van operatio­ neel onderzoek en lineair programmeren hoopte men hier belangrijke doorbraken mee te bereiken. Sindsdien hebben de verdere opkomst en ont­ wikkeling van digitale technologieën de samen­ leving sterk beïnvloed. Dit geldt net zozeer voor de wetenschap zelf: de manier waarop onder­zoekers theorieën ontwikkelen en testen, is ­fundamenteel aan het veranderen. In dialectische termen: kwan­ titatieve stapjes leveren ­kwalitatieve sprongen op. De fundamenteel wetenschappelijke benade­ ring van complexe problemen is niet tegenstrijdig met de ambitie van onze universiteit om bij te dragen aan de oplossing van de net zo fundamen­ tele problemen van onze wereldwijde gemeen­

04 Beter helpen

Perry Heijne en Hein Fleuren stonden aan de wieg van het Zero Hunger Lab.

06 Echte impact

Maak kennis met het managementteam van het Zero Hunger Lab.

10 Structuur, liefde en taal

Margriet Sitskoorn pleit voor stabiel en stressvrij opgroeien.

11 Nanostores

Jan Fransoo neemt kleine winkels onder de loep.

12 Duurzaam gevoed Saskia de

Pee en Melissa Koenen streven naar een gezond dieet op een gezonde planeet.

14 Openhartig verslag De week

van Eelke Bakker en Julius Kaut.

16 Systemen versterken ­

Gerrit-Jan van Uffelen en Frans Cruijssen zoeken naar langetermijnoplossingen.

18 In kaart Het Zero

Hunger Lab werkt op locatie samen met allerlei organisaties.

20 Complexe logistiek Wat is

de beste manier om eten te vervoeren naar voedsel­ banken?

schap. Een van die uitdagingen staat bekend als Sustainable Development Goal nummer twee, kortgezegd zero hunger. Het is indrukwekkend om te zien hoe fantastische (data)wetenschap ngo’s en de Verenigde Naties in staat stelt om meer mensen te voeden. Het door het team van het Zero H ­ unger Lab ontwikkelde model OPTIMUS (zie pagina 22) laat zien dat intelligente bytes het aantal bites aanzienlijk verhogen. Tilburg University is er enorm trots op dit inspi­ rerende en betrokken team in onze academische gemeenschap te hebben.

Prof. dr. Wim van de Donk

Rector Magnificus en voorzitter van de Raad van Bestuur

22 Digitale ­revolutie Met

OPTIMUS maakte Koen Peters indruk bij het World Food Programme.

24 Oliemannetje ­

Myrtille Danse over de rol van het Netherlands Food Partnership.

25 Lokale veer­ kracht Marriët

Schuurman over wat Nederland gaat doen tegen de wereld­ wijde hongersnood.

26 Serieus spelen

30 Fotocheck

Deze app speurt op afstand naar ondervoede kinderen.

32 Wereld­ verbeteraars

Drie alumni van het Zero Hunger Lab over hun onderzoek.

35 Bredere inzet

Ook andere duurzame ontwikkelingsdoelen kunnen baat hebben bij analytics, zegt hoogleraar Dick den Hertog.

Drie studenten ontwikkelden games waarin je de voedselvoorziening optimaliseert.

28 Verborgen wegen Valentijn

Stienen en Joris Wagenaar leiden boeren en voedsel naar de juiste plek.

COVERONTWERP: PASCAL TIEMAN

Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 3

MAAIKE PUTMAN

COLOFON



Perry Heijne (links) en Hein Fleuren (rechts) stonden samen aan de wieg van het Zero Hunger Lab (ZHL). Fleuren: ‘We zijn nu een jaar of drie bezig, maar in de tien jaar ervoor speelde het al in mijn achterhoofd. Samen met Dick den Hertog heb ik het concept voor het Zero Hunger Lab bedacht. Met Perry heb ik het lab vervolgens ontwikkeld en uitgebouwd tot een onderzoeksinstituut met sociale impact.’ Heijne: ‘Als Hein en ik samen zitten, beginnen de ideeën meteen te stromen en opeens is daar een plan. Dat overigens ook een te ambitieus of te wild plan kan zijn. We stellen elkaar dan kritische vragen, het schuurt, er wordt gepolijst en vaak rolt daar een concreet project of onderzoek uit. Zo versterken wetenschap en praktijk elkaar enorm.’ Fleuren: ‘Uiteindelijk staat het Zero Hunger Lab voor twee dingen: noodhulp en duurzame ontwikkeling. We zetten wiskunde in om effectievere voedselhulp in rampsituaties te kunnen bieden en om ons globale voedselsysteem slimmer te maken in het belang van de gezondheid van de planeet en al haar bewoners. Met andere woorden: wij helpen om beter te helpen.’ Heijne: ‘De academische wereld en de ngo-wereld spreken niet altijd dezelfde taal. Mijn rol is om de wiskunde naar de humanitaire praktijk te vertalen en te zorgen dat de ideeën uit de wetenschap worden omarmd en echt impact hebben.’ Fleuren: ‘Perry en ik vinden elkaar altijd in ons streven om deze wereld een betere plek voor iedereen te maken: minder ­armoede, meer gelijkheid, meer welzijn, kortom, de zeventien Sustainable Development Goals. We kunnen heel enthousiast en gedreven worden als we nadenken over oplossingen voor ­bijvoorbeeld vluchtelingen, kinderarmoede, hongersnood, watervervuiling of jeugdzorg.’ Heijne: ‘Met het Zero Hunger Lab hebben we onlangs als wetenschappelijke partner van het World Food Programme de Franz Edelman Award gewonnen. Dat was echt een erkenning voor wat we doen. Veel mensen die bezig zijn met ontwikkelings­samenwerking en humanitaire hulp zien dat ­bijvoorbeeld slimme algoritmes hen verder kunnen helpen, maar ze vinden het lastig om zoiets te vertalen naar praktische oplossingen en concrete resultaten. Bij ons gaat het echt om de ­toepassing. Een treffend voorbeeld is wat we met behulp van data analytics samen met het World Food Programme hebben laten zien in Zuid-Soedan.’ Fleuren: ‘Zijn we ooit van het probleem af, wordt mij weleens gevraagd. Dat kun je op twee manieren bekijken: optimistisch of realistisch. Als je voor 800 miljoen mensen honger structureel de wereld uit wilt hebben, dan heb je ongeveer 250 miljard euro nodig, zo is becijferd. Een gigantisch bedrag. Toch: financieel en technisch gezien kunnen we dit best oplossen. Maar dan kom je bij de wereldwijde politiek en dan gaat het langzaam.’ Heijne: ‘Of in 2030 het wereldvoedselprobleem is opgelost, weet ik niet. Maar de kennis, de kunde en het geld zijn er. Ik geloof dat we samen met overheden, bedrijven, maatschappelijke en kennisinstellingen onze voedselsystemen radicaal kunnen verbeteren. En iedereen die vandaag een gezonde en duurzame maaltijd op tafel zet, helpt mee.’ Tekst: Jim Jansen

BEELD: MAAIKE PUTMAN/FOTO: ERIK VAN DER BURGT

Helpen om beter te helpen


‘Met een klein team leveren we een zinvolle bijdrage’


interview

Marleen Balvert, Hein Fleuren en Frans ­Cruijssen vormen samen het managementteam van het Zero ­Hunger Lab. Alle drie zijn ze op hun eigen manier bij het lab­ ­betrokken. Wat hen bindt, is dat ze stuk voor stuk slimme wiskundeprocessen willen gebruiken om s­ tructurele honger de wereld uit te helpen.

Tekst: Jim Jansen Foto’s: Bob Bronshoff

I

k ben iemand die graag van deze wereld een betere plek wil maken’, zegt Hein Fleuren, directeur van het Zero Hunger Lab (ZHL), als hem gevraagd wordt hoe hij dit lab tien jaar geleden mede bedacht. Het ZHL werkt zelfstandig binnen Tilburg ­University aan oplossingen voor het wereldhongerprobleem. ‘Privé ben ik veel bezig met hoe we duurzamer kunnen leven’, vervolgt hij. ‘Ik kijk hoe ik de energie­transitie in mijn eigen omgeving kan vormgeven en hoe ik ervoor kan ­zorgen dat ik minder afval produceer.’ Hoe is het ooit begonnen? Fleuren: ‘Ik was al eens bij het World Food

Programme, het WFP, in Rome geweest met een studentenreis voor econometriestudenten vanuit de Tilburg School of Economics and Management. Daar was ik diep onder de indruk van hun operaties en de schaal ­waarop ze werkten, maar vooral van de foto’s aan de wand. Die lieten zien wat ze hadden gedaan en de mensen die ze daarmee ­hadden geholpen. Zelf hebben we wiskundige modellen gebouwd van de zeer complexe logistiek van TNT Express. Zo kwamen we tot veel betere manieren van werken, die leidden tot besparingen van honderden miljoenen en een kwart miljard kilogram minder koolstofdioxide-uitstoot. V ­ ervolgens vroeg Peter Bakker, voormalig topman van TNT en PostNL,

CV

Hein Fleuren (1960) is ­hoogleraar toepassingen van business analytics en directeur van het Zero Hunger Lab, dat werkt aan het reduceren van honger in de wereld door het gebruik van data science.

of dit ook iets zou kunnen zijn voor het WFP. Ik hapte direct. Het voordeel van iemand als Peter is dat je meteen ‘bovenin’ binnenkomt. Toen is het balletje gaan rollen.’ Frans Cruijssen, lid van het ZHL-managementteam: ‘Na mijn dienstverband bij TNT Express ben ik contact blijven houden met mijn toenmalige collega Perry Heijne. Af en toe bellen of een rondje hardlopen. Hij vertelde over het ZHL dat hij met Hein aan het voorbereiden was (zie pagina 4 – red.). Ik vond het meteen een mooi initiatief. Later ben ik er dieper over gaan nadenken, toen ik overwoog te stoppen met het adviesbedrijf waar ik destijds mede-eigenaar van was. Ik had zin om meer zelf te rekenen en te ­schrijven; iets waar ik in mijn leidinggevende rol weinig aan toekwam. Het ZHL gaf me een kans om direct aan de slag te gaan. Bovendien kon ik weer samenwerken met mijn promotor Hein Fleuren.’ Marleen Balvert, managementteamlid: ‘Het onderzoek van Hein en buitenpromovendus Koen Peters met het WFP, OPTIMUS, kende ik al vanuit mijn tijd als PhD-student in Tilburg. Het is een fantastisch voorbeeld van hoe je optimalisatie kunt toepassen; zo’n verhaal doet wel de ronde door het departement. In januari 2019 – ik werkte niet meer Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 7


interview

aan intermittent fasting. Ik eet gedurende een window van acht uur; die andere zestien uur neem ik niets, behalve water of thee. Het is natuurlijk een slap aftreksel van wat ­mensen met echte honger voelen, want dat gevoel gaat dag in, dag uit door.’ Wat voor invloed heeft dit werk op jullie privésituaties? Passen jullie je ­ leef- en consumptiepatroon aan? Fleuren: ‘Zeker. Privé proberen we voor elkaar

in Tilburg – kwam ik Hein tegen op een ­congres, waar hij me vertelde over het Zero Hunger Lab. Hij had intussen de financiering rond om echt van start te gaan en het plan klonk fantastisch. Nog niet eerder had ik van een groep gehoord die zo intensief en op zo’n schaal aan de slag wilde gaan met onderzoek voor zo’n prachtig doel.’ Wat motiveert jullie om dag en nacht met een zwaar onderwerp als honger bezig te zijn? Fleuren: ‘Honger is een van de grootste

­ asisproblemen op deze wereld en aan de b oplossing kan ik vanuit mijn vakgebied ­daad­werkelijk bijdragen. Als het gaat over hongerbestrijding, krijg je te maken met

zaken als transport, het opzetten van duur­ zame ketens, het beperken van verliezen en lokaal produceren. En die kun je allemaal heel goed wiskundig modelleren. Ik zet mijn vakgebied relevant in om de wereld echt te ­verbeteren.’ Cruijssen: ‘Onze puur kwantitatieve manier van werken is vrij uniek in de humanitaire wereld. Hierdoor kunnen we met een klein team van onderzoekers een zinvolle bijdrage leveren aan de kwaliteit van beslissingen binnen ngo’s. Binnen de universiteit hebben we een speciale positie. Met ons team zijn we het thema hongeruitbanning zo lang­ zamerhand als een centraal thema binnen de universiteit aan het neerzetten. We doen mooi onderzoek en zorgen ervoor dat dit direct in de praktijk wordt toegepast.’ Balvert: ’De directe samenwerking met ngo’s is uniek. We kunnen echt impact ­hebben omdat we een breed scala aan technieken inzetten en verschillende disciplines integreren in één project, die allemaal passen onder die ene paraplu: bytes for bites.’ Jullie zijn op een academische manier de hele dag met honger bezig. Hebben jullie zelf ooit honger gevoeld? Cruijssen: ‘Eigenlijk niet. Rijkdom, in dit geval

CV

Frans Cruijssen (1979) ­studeerde econometrie in ­Tilburg en promoveerde in 2006 aan dezelfde universiteit. Na een periode van veertien jaar in het bedrijfsleven keerde hij in 2020 terug naar Tilburg om het Zero Hunger Lab te versterken.

8 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

vertegenwoordigd door de beschikbaarheid van gezond en voldoende voedsel, is zó oneerlijk verdeeld over de wereld. Ik ben opgegroeid in een horecabedrijf waar ik altijd even een Mars of iets anders uit het magazijn kon snaaien. Totale overvloed. Ik heb flink moeten sporten om daar een ­beetje voor te compenseren.’ Fleuren: ‘Ja, eigenlijk ken ik het gevoel wel een beetje. Voor mijn eigen gezondheid doe ik

te krijgen dat we nooit eten weggooien. Mijn vrouw is er een meester in om van overgebleven eten weer een totale maaltijd te maken. Verder verbouw ik zelf allerlei soorten groenten en fruit. Dat doe ik zo duurzaam mogelijk. Ik teel niet verwarmd en gebruik geen gif. Dat vind ik niet alleen leuk, ook geeft het me een gevoel voor ­hoeveel werk het is om bijvoorbeeld tot een echt goede tomaat of paprika te komen.’ Cruijssen: ‘Ik ben me inderdaad veel bewuster geworden van zowel de bevoorrechte positie die we in West-Europa hebben als van de verspilling die we hier veroorzaken. Onze situatie is lastig te vergelijken met een gezin in, zeg, Zuid-Somalië, maar mijn ­projecten met de Voedselbanken zorgen voor een duidelijkere spiegel. Armoede en honger speelt zich niet alleen af in ontwikkelingslanden. Ook om de hoek kunnen ­mensen het moeilijk hebben om tot een volwaardige maaltijd te komen. Dat geeft een verantwoordelijkheid om aan voedsel de waarde toe te kennen die het heeft. Thuis gooien we nog maar sporadisch iets weg.’ Balvert: ‘Ik ben me bewust geworden van de noodzaak van hulp die duurzaam is. Noodhulp is heel goed en het sturen van goederen en geld is noodzakelijk om mensen door een crisissituatie heen te helpen. Maar met het sturen van geld en goederen naar mensen in nood alleen zijn we er niet. Sterker nog: als je dat niet op de juiste manier doet, kan het ervoor zorgen dat mensen afhankelijk worden van hulp. We moeten met name energie steken in het bieden van hulp om duurzame oplossingen op te bouwen en mensen zelf het heft in eigen hand laten nemen. Door dit inzicht ben ik bijvoorbeeld beter gaan inzien wat het belang


‘Ik hoop vooral dat we de omslag maken om honger echt aan te gaan pakken’

CV

Marleen Balvert (1989) is universitair docent operations research & machine learning. Ze ontwikkelt wiskundige en statistische methodes om ­maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, bijvoorbeeld in de genetica en bij het Zero ­Hunger Lab.

is van microkredieten (kleine leningen aan onder­nemers, vaak vrouwen, in ontwikkelings­landen – red.). Daarnaast heeft het ZHL impact in mijn eigen keuken. We gingen thuis al bewust met onze ­voedselkeuzes om en mijn werk heeft dat bewustzijn alleen maar versterkt.’ Waar staan we in 2030? Cruijssen: ‘Dat is een gewetensvraag. Onze

tweede Sustainable Development Goal is om honger in 2030 de wereld uit te hebben. Ik denk eigenlijk niet dat we dat gaan realiseren. De wereld is te onrustig en we kampen met te veel uitdagingen. Als je terugkijkt naar de millenniumdoelen uit 2000 – voor 2015 – dan zijn die allemaal ook niet gehaald. Maar ze hebben wel degelijk geleid tot echte actie.’ Balvert: ‘In 2030 zal honger nog niet de wereld uit zijn. Acht jaar is een hele korte tijd om zo’n groot probleem op te lossen. Daarnaast hebben we met covid gezien dat er veel is dat we niet kunnen voorzien. Wel hoop ik dat we over acht jaar veel betere inzichten hebben in hoe we onze voedsel­keten kunnen verbeteren, zowel in het ­Westen als in landen met voedseltekorten, om mensen gezonder te laten leven, honger flink te reduceren én een eerlijkere verdeling van de welvaart over de wereld hebben. Ik heb er ook

vertrouwen in dat tegen die tijd een ­aantal grote stappen is gezet. We zien namelijk nu al veel vooruitgang en veel prachtige initiatieven die het verschil maken.’ Fleuren: ‘Ik hoop vooral dat we de omslag maken om honger echt aan te gaan pakken. En ik hoop dat door wetenschap de mensheid wakkerder wordt voor problemen rond gezondheid, water, honger en armoede. Dat is bij de klimaatcrisis ook gebeurd. Die bedreigt ons heel direct en toch zie je dat de mensheid nog niet aan de noodrem trekt. Maar ook die andere problemen gaan ons raken: die zullen uiteindelijk grote stromen mensen op gang brengen. En wees eerlijk: wat zou je zelf doen in zo’n situatie?’ Tot slot: krijgen we honger ooit helemaal de wereld uit? Balvert: ‘Er zullen altijd natuurlijke of mense-

lijke factoren zijn die honger blijven veroorzaken. Denk aan watersnoodrampen, aardverschuivingen of conflicten en geweld. Wel hoop ik dat we door duurzame ontwikkeling kunnen zorgen voor een stabiele basis om

zo structurele honger de wereld uit te kunnen helpen. En dat we de onverwachte schokken steeds sneller en beter kunnen opvangen met noodhulp en wederopbouw.’ Cruijssen: ‘Er zullen altijd noodsituaties ontstaan waardoor mensen plotseling kwetsbaar kunnen worden. Waar we aan moeten werken, is de veerkracht van mensen, logistieke ketens en voedselsystemen om met deze veranderingen om te gaan zonder dat ze in een ramp uitmonden.’ Fleuren: ‘Ik denk dat het met veel inspanning lukt om honger structureel aan te ­pakken en de wereld uit te krijgen. Daarnaast zou ik het mooi vinden als we er de komende jaren voor kunnen zorgen dat het aantal mensen dat lijdt aan structurele honger met honderden miljoenen afneemt en in de jaren daarna met nog eens honderden miljoenen. Op een dag kan dan een organisatie als het WFP de meer incidentele hulp geven en dan kunnen we met recht zeggen: “We hebben een klein beetje ­moeten inspringen, maar dit jaar heeft ­niemand honger gehad.” Ik ben nu 61; ik hoop dat jaar nog mee te maken.’

Prestigieuze prijs In 2021 won het WFP, mede door oplossingen van het Zero Hunger Lab, de ­internationale Franz Edelman Award. Dit is de meest prestigieuze prijs ter wereld op het gebied van toepassen van analytics, waarbij niet alleen wordt gekeken naar vernieuwing, maar ook naar impact. In voorgaande jaren werd deze prijs al meerdere keren gewonnen door Tilburg University. Hein Fleuren, directeur van het Zero Hunger Lab: ‘Honger is natuurlijk een aansprekend thema waar succesvolle toepassing van wiskunde veel impact kan hebben. Heel veel mensen reageren alleen al op de naam van ons lab. We houden vrij strak vast aan de regel dat ons onderzoek wetenschappelijk moet zijn én impact moet hebben. Als je erop toeziet dat de impact hoog is en het onderzoek wetenschappelijk gezien goed aanpakt, kun je vaak tot heel vernieuwende benaderingen en inzichten komen. Daarnaast is honger en een stabiele voedselvoorziening een dusdanig groot thema dat je al heel snel veel mensen – indirect – kunt helpen.’

Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 9


interviews

‘Zonder eten kun je niet denken’ Hoogleraar klinische neuropsychologie Margriet ­Sitskoorn hoopt samen met het Zero Hunger Lab een stabiele en stressvrije omgeving te creëren voor kinderen.

Wat is de invloed van stress op de ­ontwikkeling van kinderen?

‘Langdurige stress – bijvoorbeeld door ­honger en armoede – kan ervoor zorgen dat jonge hersenen zich niet goed ontwikkelen. Die invloed zien wetenschappers vooral in hersengebieden die met stress te maken hebben en in de prefrontale cortex, een ­gebied aan de voorkant van de hersenen. Wanneer de prefrontale cortex zich slecht ontwikkelt, kan die bijvoorbeeld het stress-systeem niet goed reguleren. Daarnaast raken mensen gevoeliger voor kortetermijnprikkels, waardoor ze eerder kiezen voor gedrag dat op korte termijn iets ­oplevert. De prefrontale cortex is namelijk ook belangrijk voor plannen en het bereiken van doelen op de lange termijn.’ Hoe is te voorkomen dat kinder­hersenen zich slecht ontwikkelen?

‘Het is allereerst belangrijk dat mensen wereldwijd geen honger meer hebben. Dat is het doel van het Zero Hunger Lab. ­Zonder eten kun je niet denken, want bij honger is daar minder energie voor. 10 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

­ aarnaast zijn er een hoop andere dingen D die kunnen helpen. Een goede omgeving met structuur en liefde is ongelooflijk ­belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen. En ook taal helpt kinderen om verder te komen.’ Op welke manier kan taal helpen?

‘Taal is belangrijk voor allerlei cognitieve vaardigheden en voor het uitdrukken van gevoelens. Als kinderen veel in aanraking komen met taal – bijvoorbeeld via hun ouders die praten, zingen en spelletjes met hen doen – helpt dat bij hun ontwikkeling. Hierdoor kunnen ze bijvoorbeeld dingen beter begrijpen. Via het project Taalschatten, waar kinder­ artsen, logopedisten, de kinderopvang en het onderwijs bij betrokken zijn, proberen we te stimuleren dat ouders veel ­interactie hebben met hun kinderen. We adviseren ouders bijvoorbeeld om steeds te praten over wat ze doen en te benoemen wat hun kinderen zien. Zo willen we ervoor zorgen dat kinderen binnen vijf jaar met voldoende taalvaardigheden op school terechtkomen en een goede ­ontwikkeling doormaken. Dat is niet ­alleen belangrijk voor nu, maar ook voor de toekomst.’

BRAM BELLONI

Tekst: Marleen Hoebe


Meer dan de helft van de wereldbevolking­ haalt zijn levensmiddelen bij kleine ­familiewinkels. Jan Fransoo, hoogleraar operations en logistiek management, onderzoekt zulke nanostores. Tekst: Marleen Hoebe

BRAM BELLONI

Waarom zijn kleine familiewinkels in ­ontwikkelingslanden zo belangrijk?

‘Mijn onderzoeksgroep schat dat er wereld­ wijd 50 miljoen van zulke winkeltjes ­bestaan en dat die 4 miljard mensen van hun levensmiddelen voorzien. Het zijn ­familiewinkels van ongeveer 10 vierkante meter waar je bijvoorbeeld in Azië en Zuid-Amerika eten kunt kopen. In elk land heten ze anders; wij noemen ze nano­ stores. Nanostores zijn belangrijk voor de werkgelegenheid en consumenten uit de buurt. Winkeliers hebben nauwe contacten. Overheden kunnen hier gebruik van maken, onder meer door via deze winkels vitamines te verspreiden en zo gezondheid onder de aandacht te brengen.’ Hoe doen jullie onderzoek naar ­nanostores?

‘Tien jaar geleden begon ik met dit onderzoek door in Latijns-Amerika mee te rijden met vrachtwagens die winkels bevoorraden. Daardoor kon ik achterhalen hoe de processen achter nanostores in elkaar zitten. We hebben bedrijven benaderd en nu krijgen we gegevens binnen van leveran-

ciers die de winkels bedienen, zoals gps-sporen van vrachtwagens. Ook werken we samen met lokale universiteiten. In Mexico hebben we bijvoorbeeld één vierkante kilometer van een stad tot onze ­beschikking gehad om te onderzoeken of bewaakte laad- en losplekken kunnen ­helpen om de ruimte beter te benutten en de parkeertijd van vrachtwagens korter te maken. Dat bleek goed te werken.’ Is het niet heel inefficiënt dat er zoveel winkeltjes bestaan?

‘Veel processen van nanostores verlopen nog niet efficiënt. Mijn collega’s en ik ­analyseren hoe die beter kunnen. In ­Mexico heeft bijvoorbeeld 70 procent van de bevolking geen bankrekening; mensen betalen daar vaak met veel kleingeld. De winkeliers betalen hun ­leveranciers ook met cash en het afhandelen van dat soort betalingen kost tijd. Wel heeft het over­grote deel van de ­bevolking een mobiele telefoon. We ­bekijken daarom of betaling via een ­digitale portemonnee efficiënt werkt. Winkeliers kunnen die portemonnee ­opwaarderen met cash en dan hun ­leveranciers betalen met behulp van ­QR-­codes. Met zulke concepten proberen we de distributie te versnellen.’

‘Processen achter nanostores ­verlopen nog niet efficiënt’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 11


‘Het is een heidens karwei om alle gegevens bij elkaar te brengen’ Met het project ENHANCE streven Saskia de Pee en Melissa Koenen naar een gezond dieet voor ­gezonde mensen op een gezonde planeet. Maar wat zo’n dieet inhoudt, kan per regio verschillen. CV

Saskia de Pee (1967) is hoofd analytics and science for food van het World Food ­Programme. Ze promoveerde in 1996 aan de toenmalige Landbouw­universiteit ­Wageningen.

12 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

Tekst: Eline Kraaijenvanger Foto’s: Bram Belloni

W

ereldwijd lijden zo’n 811 miljoen mensen honger. Op de campus van Tilburg University merk je daar gelukkig weinig van. AH to go en Starbucks prijken vlak naast het gebouw waar het Zero Hunger Lab is gevestigd. Daar, op de zesde verdieping, wordt hard gewerkt aan oplossingen om het hongerprobleem de wereld uit te helpen. Met dit idealistische doel voor ogen verdiept promovenda Melissa Koenen zich

dagelijks in cijfers en algoritmes. Zij werkt aan het ENHANCE-project, een unieke ­samenwerking tussen het Zero Hunger Lab, C ­ apgemini, de Amerikaanse Johns Hopkins-universiteit en het World Food Programme. Saskia de Pee is daar hoofd analytics and science for food and nutri­ tion en leidt het ENHANCE-project. ENHANCE focust op healthy diets for healthy people on a healthy planet. Dat zijn nogal wat voorwaarden in één zin. Saskia de Pee: ‘Tegenwoordig spreken we

over sustainable healthy diets, oftewel ­voeding die gezond is voor mens en


interview

‘Als je weet dat vitamine D in een land nooit een probleem is, hoeft dat ook niet per se in het dieet te zitten’ ­ laneet. Dat is inderdaad een enorme p ­uitdaging: voeding moet gezond zijn, veilig geproduceerd worden, betaalbaar zijn en een vorm hebben die mensen graag willen eten. Daarnaast moet de planeet er niet onder lijden.’ De voedselsituatie is niet in elk land hetzelfde. Maakt dat dit streven niet ontzettend lastig? De Pee: ‘Er zijn zelfs regionale verschillen

bínnen landen! Met ENHANCE willen we informatie aanleveren waarmee beslissingen rond voedselvoorziening op nationaal en sub-nationaal niveau weloverwogen kunnen worden genomen. Per regio stellen we daarom eerst de vraag: wat is hier het belangrijkste? Vervolgens kijken we naar waar we nu staan en hoe we die doel­ stellingen optimaal kunnen bereiken. ­Uiteindelijk willen we dat elk land bij ­hetzelfde eindpunt uitkomt.’

de ­voedingswaarde, hoe wordt het voedsel geproduceerd en wat is de invloed op de planeet? Tot dusver hebben we analyses gedaan voor Indonesië, Ethiopië en Bangladesh; die leverden een soort ­lappendekens van informatie op. Het is een heidens karwei om alle gegevens bij elkaar te brengen en te vergelijken.’ Melissa Koenen: ‘Je hebt echt een optimalisatiemodel nodig dat alle input meeneemt en afwegingen maakt. Als mens kun je best een voedselkeuze bedenken die aan een aantal nutritionele voorwaarden voldoet, maar dan houdt het op. Je vindt niet het best haalbare dieet. Het model houdt rekening met enorm veel aspecten, die vaak conflicteren: voedingswaarden, ­culturele voorkeuren, kosten, uitstoot van broeikasgassen… Al die gegevens voer je in en daar maakt ons computerprogramma een wiskundig model van.’

CV

Melissa Koenen (1996) ­promoveert sinds 2019 aan het Zero Hunger Lab van ­Tilburg University. Daarvoor studeerde ze econometrie en managementwetenschappen aan de Erasmus Universiteit ­Rotterdam.

Wat zijn de doelen voor de toekomst? De Pee: ‘Midden 2022 willen we een versie

hebben waarmee we op zijn minst de houtje-touwtje analyse die we voor Indonesië, Ethiopië en Bangladesh hebben ­gedaan makkelijker voor een ander land kunnen doen. Ook werken we aan optimalisaties van het model. Wat dat betreft ­hebben we een lange wensenlijst.’

Kunt u een voorbeeld geven?

En dan komt er een kant-en-klaar dieet uit rollen?

De Pee: ‘In Nederland is overgewicht een

Koenen: ‘Zo vind je inderdaad de goedkoop-

En wat staat daar zoal op?

probleem. Er moet dus gezondere voeding komen, terwijl ongezond voedsel langzaam moet verdwijnen. In andere landen lijden mensen honger, laat staan dat het voedsel een goede voedingswaarde heeft. Daar moet de voedseldiversiteit omhoog en moeten armen meer toegang krijgen tot voedsel. Tegelijkertijd wil je niet dat je daar over dertig jaar de problemen hebt die wij nu hebben. Je moet dus al rekening ­houden met de manier waarop het voedsel wordt geproduceerd.’

ste combinatie van voedingsmiddelen die voldoet aan alle ingevoerde voorwaarden. Maar het doel is niet per se een dieet dat je aanraadt aan mensen. Het is meer een ­inzicht dat mensen vertelt: dit is echt het allernoodzakelijkste. Idealiter geeft het model meerdere opties.’ De Pee: ‘De uiteindelijke beslissing is aan de overheid. We willen vooral inzicht verschaffen, zodat men weet wat de speelruimte is en wat de impact is van het een of ander. Je ziet ook hoe andere landen het doen. Zo zie je bijvoorbeeld: daar is de broeikasuitstoot lager voor hetzelfde voedingsmiddel. Hoe komt dat? Hoe wordt dat voedingsmiddel daar geproduceerd? En kunnen we die productiemethodes ­misschien ook hier gebruiken? Zo begrijp je beter waar je een verschil kunt maken met wat je hebt.’

De Pee lacht: ‘Nou, we willen bepaalde

En daar komen jullie in beeld. De Pee: ‘We willen een dataplatform

­ pstellen dat met name overheden inforo meert en adviseert over voedselvoorzieningen en ‘gewenste’ voedselpatronen. Dit platform bevat gegevens van vier hoofd­gebieden: wat zijn de kosten, wat is

voedingswaarden beter definiëren. Nu hebben we naast eiwitten en vetten negen vitamines en vier mineralen in het model staan. Maar eiwitten bestaan uit amino­ zuren en vetten uit vetzuren. Ook zijn er maximale en minimale waardes voor ­hoeveel vitamines en mineralen je hoort binnen te ­krijgen.’ Koenen: ‘Het zou mooi zijn om al deze specificaties in het optimalisatiemodel te zetten, die je dan per gebied aan en uit kunt zetten. Als je bijvoorbeeld weet dat vitamine D in een land nooit een probleem is, hoeft dat ook niet per se in het dieet te zitten. En dan hebben we het nog niet eens over klimaateffecten, invloed op landgebruik, biodiversiteit en dergelijke. Maar het is een ontzettend leuk project. Als je erover praat, word je vanzelf helemaal blij.’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 13


De week van Eelke en Julius Zero Hunger Lab-onderzoekers Eelke Bakker (26) en Julius Kaut (27) geven graag ­grote ­wendingen aan hun leven. En dus vertrekt zij binnenkort op de fiets naar ­Tadzjikistan, terwijl hij fantaseert over een verhuizing naar B ­ rabant, nadat hij eerder onder meer in Myanmar, Noorwegen en ­Israël woonde. Ondertussen reizen hun gedachten elke ochtend af naar de Hoorn van Afrika. Waarom? Dat maakt het duo zelf duidelijk in dit ­openhartige weekverslag. Bewerking: Sebastiaan van de Water

MAANDAG

DINSDAG

Eelke

Eelke

9.32 uur

Ons Plan B treedt vandaag in werking. Dat voelt goed na maanden voorbereiding, maar eerlijk? Plan A was nog spannender geweest. Dan zou ik vandaag op een podium hebben gestaan in Oeganda. Om data-science-­ trainingen te geven aan Oost-Afrikaanse landbouwkundigen. Niet alleen corona dwarsboomde ons plan. Visa regelen voor alle cursisten uit Zuid-Soedan en Somalië dreigde een bureaucratische nachtmerrie te worden. De trainingen dan maar schrappen? No way! Ze vormen de eerste pijler van het project dat ik samen met Julius uitvoer. We willen namens het Zero Hunger Lab de lokale slagkracht in de Hoorn van Afrika vergroten om hongersnoden te voorkomen. En dus hebben we snel brochures laten verspreiden over ons alternatief: een videocursus op maat. Zo meteen beginnen de eerste opnames. Gewoon hier in Tilburg dus. Met trui en spijkerbroek in een verlaten collegezaal.

Julius 14.20 uur

Ik hoor de vloer boven me kraken wanneer mijn ouders heen en weer lopen. Ik had ­gehoopt inmiddels ook in Tilburg te wonen, maar de huizencrisis in Nederland heb ik ­onderschat. En dus leef en werk ik al weken in de kelder van mijn ouders’ nieuwe huis in 14 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

17.44 uur

Julius’ werkplek, in de kelder van het huis van zijn ouders

Het voelt vreemd om enthousiast tegen ­vierhonderd lege stoelen te moeten praten. Normaal kijk ik graag naar de gezichten in het publiek als ik lesgeef. Al dat gefrons en ­gefluister helpt me inschatten of mijn uitleg over missing values aanslaat, of dat ik te veel doordraaf over slim kleurgebruik bij datavisualisatie. Maar alles went, zo blijkt vandaag. Ik zeg niet dat ik mijn eigen YouTube-kanaal ga lanceren, want ik moet de beelden nog terugkijken en waarschijnlijk ga ik me dan ergeren aan mijn wilde gebaren en zo. Maar toen mijn collega Miriam net speculeerde over een podcast over data science… Nou, dat lijkt me best leuk. Nu nog even mijn kom soep opdrinken hier op de universiteit en dan terug naar mijn kamertje in Tilburg.

Julius het Duitse dorp Durmersheim. Ik zit nu aan een ouderwetse schooltafel waarop twee beeldschermen staan. Een raampje laat wat daglicht binnen. Daarbuiten stroomt de Rijn en daarachter ligt Frankrijk. Maar in mijn hoofd ben ik ergens anders. Eelke en ik ­werken al maanden aan de tweede pijler van ons project: een artikel waarin we proberen de voedselzekerheid in de Hoorn van Afrika te kwantificeren. Deze week hopen we de eerste opzet af te ronden.

18.50 uur

Boer zijn in Somalië is toch iets anders dan een boerderij runnen hier in de buurt van het Zwarte Woud. Ik heb me vandaag verdiept in de rampscenario’s waar ze daar mee worstelen. Overstromingen en droogtes ­kunnen elk jaar het werk van meerdere ­seizoenen ruïneren. En gewassen die wél succesvol rijpen, worden vaak opgevreten door zwermen woestijnsprinkhanen. Vooral de voorbije twee jaar hebben die flink toe-


Julius Kaut

Eelke voor een lege ­collegezaal

geslagen. Toch denk ik dat hongersnood te vermijden is. We moeten alleen voedselschaarste beter leren voorspellen. Maar hoe weet je of er een sprinkhaanplaag gaat ­komen? Dat is wat Eelke en ik samen uit­ zoeken.

WOENSDAG Eelke 16.18 uur

Gevonden! Een database met sprinkhaan­ signaleringen in de Hoorn van Afrika. Er staat zelfs bij of het om een mannetje of vrouwtje gaat. En van welke soort. Dit soort bronnen kunnen echt helpen om voedsel­ tekorten te voorspellen. Helaas verloopt ons zoekwerk niet altijd zo soepel. Ik wilde ­vandaag ook w ­ eten: hoeveel zorginstellingen zijn er eigenlijk in elke provincie van ­Somalië? Onvindbaar!

Eelke Bakker

Julius 17.29 uur

Vanavond komt een jeugdvriend uit Karlsruhe langs om hier in het dorpscentrum met me te poolen. Ik ga hem een vraag stellen waar ik sinds vandaag het antwoord op ken: hoeveel gewapende conflicten vonden er de voorbije twee jaar plaats in Somalië? ACLED, een ­organisatie die geweldsincidenten in de ­wereld registreert, houdt het op exact 5000. Voor ons is ACLED een geweldige bron, want voedselzekerheid en conflicten hangen nauw samen. Maar mijn haren gaan wel overeind staan van dit soort getallen.

DONDERDAG Eelke 14.13 uur

Julius en ik hebben niet dezelfde kijk op ­dingen. Dat bedoel ik positief. We bekijken vandaag elkaars hoofdstukken en trakteren elkaar op allerlei suggesties. Dat voelt niet naar, want we willen allebei dat ons rapport zo goed mogelijk wordt en vullen elkaar graag aan. Dat is sowieso mooi aan het Zero Hunger Lab. Iedereen hier respecteert elkaars capaciteiten.

Julius 17.01 uur

Eelke houdt mij vandaag weer eens superscherp op het juiste gebruik van data. Ik ­probeer als sociaal wetenschapper juist oog te houden voor wat we verliezen als we de realiteit reduceren tot cijfers. Een voorbeeld uit mijn tijd in Myanmar. Westerse organisaties hadden daar een groot project opgezet om mensen te helpen met hét probleem ter plekke, volgens de cijfers: criminaliteit. Maar toen hulpverleners de wijken in trokken, ontdekten ze dat niemand daar wakker van lag. Voor hen was iets anders problematischer,

waar geen cijfers over waren: vuil drinkwater. Het is toen gelukt om alsnog onze middelen te richten op het verschonen van het water. Helaas slaan humanitaire interventies soms de plank mis omdat er te weinig oog is voor de lokale realiteit.

VRIJDAG Eelke 16.44 uur

Ik heb lang naar Google Maps gestaard in mijn pauzes vandaag. Nu het artikel en de trainingen praktisch voltooid zijn, denk ik vaker aan mijn volgende uitdaging. Ik wil naar Azië ­fietsen. In 2019 ben ik in mijn uppie naar ­Kopenhagen gereden, vorig jaar koerste ik door Zwitserland. En straks zal ik eerst naar Istanbul rijden. Daar ontmoet ik een Belgisch meisje, waarna we samen de weg via Iran vervolgen naar Tadzjikistan. Ik heb nog niet echt getraind, maar dat is geen probleem. Van maandenlang fietsen krijg je vanzelf een goede fietsconditie. Hoop ik.

Julius 18.12 uur

Een leeg canvas. Daar begonnen we mee. Ik heb me soms best afgevraagd: kunnen we dat wel naar verwachting vullen? Maar als ik nu zie hoe onze inspanningen samenkomen in zestig pagina’s vol analyses en aanbevelingen, voel ik trots. Tegelijkertijd weet ik inmiddels hoeveel mensen zich inzetten om de ­wereld steeds een beetje beter te maken. Toch blijven de uitdagingen waar we allemaal voor staan onverminderd groot. Soms lijken die zelfs te groeien. De illusie dat ons werk ooit afkomt, moet ik denk ik laten varen. Maar dat verandert niets aan mijn wens om mooie projecten te voltooien waar mensen echt iets aan hebben. Hopelijk was dit er ook zo een. Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 15


interview

Tekst: Eline Kraaijenvanger Foto’s: Bram Belloni

M

et datamodellen bijdragen aan ­robuustere voedselsystemen in crisisgebieden, dat is waar het Zero Hunger Lab (ZHL) en het ­Wageningen Centre for Development Innovation (WCDI) zich samen voor inzetten. Terwijl Frans Cruijssen van het ZHL zich buigt over i­ ngewikkelde data-analyses, ­bekommert Gerrit-Jan van Uffelen van het

WCDI zich vooral over de lokale situatie in de Hoorn van Afrika. Samen streven ze naar een langetermijnoplossing voor de voedselproblematiek die daar heerst. En dat is hoog­nodig, zegt Van Uffelen: ‘We zitten nu met het grootste aantal mensen in een voedselcrisis of erger ooit. Dat is de wrange ­waarheid. De manier waarop wij als internationale gemeenschap ingrijpen in dit soort gebieden schiet tekort.’ Dat klinkt ernstig. Kunt u dat uitleggen? Van Uffelen: ‘Humanitaire hulpverlening is

neutraal. Die helpt het individu te overleven, maar doet geen uitspraken over de oorzaak van de crisis. Zodra je het hebt over strijdende partijen en schuldvragen, verlies je de mogelijkheid om onpartijdige hulp te bieden. Dat is een kracht van het humanitaire systeem, maar ook een zwakte. Het ­betekent namelijk dat we landen jaar na jaar hulp geven, terwijl we niet ­kunnen kijken naar de structurele oor­zaken waarom die noodhulp nodig is.’ Cruijssen: ‘In feite ben je met noodhulp te laat. Ja, die hulp is hard nodig, maar je gaat

‘We kunnen meer bijdragen aan een betere wereld’ Noodhulp geven aan mensen in een ­voedselcrisis is hard nodig – maar veel ­ beter is het om te proberen zulke rampen te ­voorkomen door te kijken naar structurele­oorzaken en voedselsystemen te ­versterken, zeggen Frans Cruijssen en G ­ errit-Jan van Uffelen.


‘Met deze benadering zorgen we ervoor dat de werkelijkheid van ­mensen weer centraal komt te staan’ daarmee voorbij aan het feit dat je vaak slimme beslissingen had kunnen nemen om die ramp in eerste instantie te voorkomen. Juist daar wil je in investeren. Er zijn wel eens ­berekeningen gedaan: elke dollar die je investeert in acties om voedselsystemen te versterken en om problemen te voor­komen, komt overeen met zes dollar die je moet ­uitgeven aan noodhulp als het ­probleem er eenmaal is. Dat besef begint nu langzaam te komen.’ Jullie werken daarom met een relatief nieuwe methode: de voedselsysteem­aanpak. Van Uffelen: ‘Ja, hiermee kijken we naar alle

partijen samen: noodhulp, ontwikkelingshulp en vredeshulp. Zo benaderen we voedselonzekerheid als één geheel. Dat is belangrijk, want voor mensen in een voedselcrisis is het een en dezelfde werkelijkheid. Twee

CV

Frans Cruijssen (1979) is ­onderzoeker aan het Zero ­Hunger Lab van Tilburg ­University. Hij promoveerde, ook in Tilburg, op het gebied van bedrijfseconometrie.

keer per jaar krijgen we een overzicht van de voedselzekerheidssituatie voor die gebieden waarvan we weten dat de voedselzekerheid problematisch is. Zo zien we waar het best goed gaat, waar en welke groepen mensen in hoge mate van voedselonzekerheid leven, en welke mensen te maken hebben met ­ernstige hongersnood. Dat geeft ons een ­redelijk inzicht in hoe voedselsystemen werken en hoe ze veranderen. Op basis daarvan trekken we lijnen naar de toekomst: wat is er nodig om die voedselsystemen robuuster te maken?’

CV

Gerrit-Jan van Uffelen (1965) is Senior Advisor bij het Centrum voor Ontwikkeling en Innovatie, onderdeel van Wageningen University & Research. Daar stuurt hij verschillende projecten over voedselzekerheid aan.

Hoe ver zijn jullie in dat proces? Van Uffelen: ‘We staan nog redelijk aan het

begin. Een belangrijk startpunt is om te ­begrijpen wat voedselsystemen zijn en hoe ze werken. Dit project is voor ons ook een zoektocht, naar nieuwe interventies die recht doen aan de realiteit van de lokale mensen. Interventies die aansluiten op wat mensen in crisissituaties zelf bijdragen aan voedselsystemen. Dat is heel belangrijk. Ik denk dat die lokale realiteit – als je kijkt naar hoe wij internationaal hebben ingegrepen – een beetje uit het zicht is geraakt. Met deze systeembenadering kunnen we die terug op de kaart ­zetten. Dat de werkelijkheid van mensen weer centraal komt te staan. Dat klinkt heel ambitieus…’ Cruijssen: ‘...maar je kunt het ook kleiner maken. Zo hebben jullie die voorbeeld­ tuinen in de Hoorn van Afrika. Mensen vanuit de regio komen daarnaartoe om te zien hoe je groenten kunt verbouwen ­onder verschillende omstandigheden. Zo leren ze een divers dieet samen te stellen met wat ze zelf telen. Dat vind ik het mooie aan onze samenwerking: die geeft de ­cijferreeksen en modellen waar wij vanuit Tilburg mee ­werken zoveel meer kleur.’ Daarin komen het Zero Hunger Lab en Wageningen University & Research dus heel goed samen. Cruijssen: ‘Zeker. Data-analyse is toch

a­ bstracter en staat verder af van de mensen waar het om gaat. Dat is wat we goed ­kunnen en wíllen bijdragen, maar met deze samenwerking kunnen we ook recht doen

aan lokale contexten. We kunnen de interventies die wij hier bedenken daar toepassen. Dat helpt ons om betere voorspellingen te doen, waardoor de humanitaire wereld betere beslissingen kan ­nemen. Wij zetten ook in op laagdrempelige trainingen van de mensen daar, zodat ze leren wat er nodig is om simpele voedsel­analyses te doen. Die onlinetrainingen hebben wij hier al ontwikkeld en die willen we aan universiteiten en overheden daar geven, in de hoop dat zij die gaan gebruiken om tot betere programma’s en interventies te komen.’ Wat leren jullie zelf van dit werk? Cruijssen: ‘Er is geen ei van Columbus voor

het oplossen van het voedselprobleem; het is niet one size fits all. Je moet kijken naar een bepaald land, een ­bepaalde stad of dorp. Wat speelt daar? En wat kunnen wij doen om dat aan te pakken?’ Van Uffelen: ‘Wij leven in een van de ­rijkste landen ter wereld, maar we zijn veel met onszelf bezig. Dat is jammer, want ik denk dat we meer kunnen ­bijdragen aan een betere wereld, waarin mensen geen honger hoeven te lijden – althans minder dan dat nu het geval is. Dat is ook de primaire motivatie en uitdaging die ons drijft aan de WUR en het ZHL. Deze voedsel­ systeembenadering heeft de potentie om fundamenteel bij te dragen aan een andere manier van k­ ijken en van doen.’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 17


inzicht

Het hongerprobleem in de wereld is enorm. Vanavond gaan volgens de Verenigde ­Naties maar liefst 811 miljoen mensen met honger naar bed. Elke tien seconden sterft ergens in onze wereld een kind als gevolg van honger en ondervoeding. Het Zero H ­ unger Lab helpt met wiskunde om wereldwijde voedselzeker-

heid te realiseren. We noemen dat bytes for bites. Onze missie is mensen onafhankelijk te ­maken van voedselhulp, zodat ze zelf kunnen zorgen voor duurzame voedselzekerheid. Dat doen we niet in alleen in Afrika, Azië en het Midden­Oosten, maar ook in Nederland, waar meer

dan 150.000 mensen voor hun ‘dagelijks brood’ afhankelijk zijn van de voedselbanken. Om het hongerprobleem in de wereld te verkleinen, is niet alleen efficiëntere en effectievere (nood)voedselhulp noodzakelijk. Nog belangrijker is om de lokale capaciteit te versterken zodat boeren, bedrijven en ge-

HOUTEN, Nederland Vanuit Houten worden de activiteiten van 171 ­voedselbanken in Nederland ondersteund. ZHL­­on­der­zoekers helpen de vrijwilligersorganisatie met slimme oplossingen om nog meer mensen beter te helpen.

PANAMA Dit is de standplaats van de regionale coördinator van het Rode Kruis die de noodhulp voor de Amerika’s coördineert en via het Giro555-net­werk onze onderzoekers adviseert over de toepasbaarheid en impact van ZHL-oplossingen.

GHANA Tienduizenden palmolieboeren hebben de afgelopen vier jaar met Solidaridad-experts samengewerkt aan productiviteit, duurzaamheid en weerbaarheid. ZHL helpt met slimme dashboards om snel en goed wereldwijd te kunnen opschalen en impact te vergroten.

BURUNDI ZOA heeft veel geïnvesteerd om terugkerende vluchtelingen in Burundi te helpen een bestaan op te bouwen. Wij helpen de experts van ZOA met de analyse van hun CASH-programma’s om zo steeds betere ­keuzes te maken in het belang van de vluchtelingen. 18 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab


INFOGRAPHIC: PASCAL TIEMAN

meenschappen zelf voor duurzame voedselzekerheid kunnen zorgen en ze onafhankelijk van steun worden. Daarom werken de onderzoekers van het Zero Hunger Lab niet alleen vanaf de campus in Tilburg, maar vooral ook op locatie met organisaties die veilige toegang hebben tot mensen in nood, die goed

begrijpen hoe je gemeenschappen weerbaar en hun voedselsystemen duurzaam kunt maken, en die samen met diezelfde gemeenschappen oplossingen met duurzame impact co-creëren. Binnen het lab zijn meer dan twintig onderzoekers van Tilburg University actief. Zij

­ erken samen aan meer dan veertig onderw zoeksprojecten met tal van partners zoals: World Food Programme, Voedselbanken Nederland, Solidaridad, Welthungerhilfe, Oxfam, ZOA, Wereldbank, INSEAD Humanitarian Research Group, Wageningen University & Research, Nuffic en Giro555.

SUMATRA Als 70 procent van de wegen onbekend is, hoe breng je dan hulpgoederen efficiënt van A naar B? We ­hebben met gps-sporen infrastructuur in kaart ­gebracht en advies gegeven.

SOMALIË Met de specialisten van Wageningen University & Research, FAO en Somalische studenten ontwikkelen we data-sciencetrainingen zodat de mensen in de Hoorn van Afrika zelf hun ZHL-tools kunnen ontwikkelen en toepassen.

MOZAMBIQUE Met de data van recente natuurrampen in bijvoorbeeld Mozambique en de humanitaire experts van Welthungerhilfe hebben we onderzoek gedaan om ervoor te zorgen dat hulpgoederen sneller en beter bij mensen in nood terechtkomen.

ZUID-SOEDAN Het World Food Programme (VN) organiseert de voedselhulp in Zuid-Soedan. Samen met de noodhulpexperts hebben wij een innovatieve oplossing ont­wikkeld waardoor met hetzelfde geld 20 procent meer mensen kunnen worden geholpen; niet alleen in Bentiu, maar binnenkort in tachtig landen waar het WFP helpt. Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 19


Meike Reusken

Pieter Nijman

Logistiek onder de l ep Wekelijks kunnen zo’n 150.000 mensen terecht bij een van de Nederlandse voedselbanken. Hoe is al het eten dat daar wordt uitgedeeld op een zo efficiënt mogelijke manier op de plek van bestemming te krijgen? Tekst: Laura Bergshoef Foto’s: Bram Belloni

M

et zijn telefoon in zijn hand en mappen onder zijn arm komt Pieter Nijman vlug de kantine van de voedselbank en het distributiecentrum in Tilburg binnengelopen. ‘Sorry dat ik te laat ben’, zegt hij. ‘Ik moest net een zeecontainer vol makrelen redden. Ze stonden op het punt vernietigd te worden, vanwege regelgeving, maar de vissen zelf zijn in prima staat. Dat is toch bizar? Ik 20 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

belde er net snel achteraan. Als het gelukt is, heeft iedere klant van de voedselbank straks een vis.’ Voedselverspilling en voedseltekort zijn belangrijke thema’s voor Nijman. Al zo’n twee en een half jaar is hij bestuurslid van de logistieke afdeling van de Vereniging van Nederlandse Voedselbanken. In Nederland leven meer dan een miljoen mensen onder de armoedegrens. Mensen die de boodschappen niet kunnen betalen, krijgen tijdelijk een keer per week een ­aanvullend voedselpakket. Hoe gaat dat in zijn werk? En wat kan er beter?

Knelpunten ‘De logistiek achter de voedselbanken is heel complex’, zegt Nijman. De voedselbanken krijgen het eten van bijvoorbeeld bedrijven, supermarkten en inzamelingsacties. Dat eten wordt eerst verdeeld over tien distributie­centra. Van daaruit gaat het naar 171 voedselbanken en de meeste voedselbanken hebben weer meerdere uitgiftepunten. Daar halen zo’n 150.000 klanten eens per week een voedselpakket op. ‘Al het voedsel, dat vaak vers is, willen we zo eerlijk mogelijk over verschillende klanten door heel N ­ ederland verdelen met zo min moge-


lijk verspilling én zo weinig mogelijk af te leggen kilometers’, vertelt Nijman. ‘En dat terwijl we nooit precies weten hoeveel voedsel we ­krijgen en het aantal klanten per voedselbank varieert met de tijd.’ Om de logistiek inzichtelijker te maken en te optimaliseren, ontwikkelde Meike Reusken van het Zero Hunger Lab afgelopen zomer samen met masterstudenten twee wiskun­ dige modellen. ‘Grote bedrijven als Albert Heijn hebben heel veel data beschikbaar. Daar kunnen wiskundige modellen voorspellingen mee doen’, zegt Reusken. ‘Albert Heijn weet bijvoorbeeld van tevoren elke dag hoeveel mensen op elke locatie komen winkelen en welk voedsel ze daarvoor in de schappen moeten klaarleggen. Ik wil de voedselbank helpen met soortgelijke modellen.’ Het eerste model van Reusken kan het aantal klanten in de toekomst voorspellen, net als het model van Albert Heijn. ‘Begin 2020 waren de voedselbanken bang dat het aantal klanten enorm ging stijgen door de coronapandemie, maar ze hadden geen idee hoe groot die toename zou zijn’, zegt Reusken. ‘Die onzekerheid maakte een goede voorbereiding op die stijging onmogelijk.’ Het tweede model berekent waar de ­knelpunten zitten in de logistiek, bijvoorbeeld waar te weinig transportmiddelen zijn en waar vervoersmiddelen efficiëntere ­routes kunnen rijden. ‘Wat opviel, was ­bijvoorbeeld dat voedsel, landelijk gezien,­

Het Tilburgse Regionaal Distributiecentrum van Voedselbanken Nederland is pas vernieuwd.

‘Het aantal kilo­meters kan naar beneden als de verschillende voedselbanken ­vervoermiddelen delen’ e­ fficiënter kan worden verdeeld als de ­Voedselbank opslagloodsen van bepaalde distributiecentra vergroot.’

Twaalfhonderd broden In Tilburg loopt Nijman een steile trap af, de gigantische loods van het distributiecentrum in. Torenhoge metalen stellagekasten zijn gevuld met kartonnen dozen in allerlei maten. Vrijwilligers in oranje-zwarte voedsel­bankfleecevesten roepen dingen naar elkaar, andere rijden rond in heftrucks. ‘Dit is echt een juweeltje’, zegt Nijman trots. ‘De loods is pas vernieuwd. We kwamen ruimte te kort.’ Een ander bestuurslid, Will de Laat, knikt bevestigend. ‘En de ruimte is nu ook efficiënter ingericht.’ Hij wijst naar een van de voorste gigantische kasten. ‘Hier ligt al het voedsel dat binnen een week weer weg moet, want dit is allemaal vers.’ In een hoek van de loods snijdt een jonge man geconcentreerd verse broden met een glinsterende snijmachine. ‘Twaalfhonderd per dag’, zegt De Laat. Even verderop staan grote deuren open. ‘Daar laden de vracht­ wagens in en uit; soms zijn ze wel 18 meter lang. Hier in Brabant zijn er 29 voedselbanken die met eigen vervoersmiddelen eten op

komen halen.’ Maar dat worden er minder. Het model berekende dat het aantal kilo­ meters naar beneden kan als de verschillende voedselbanken vervoermiddelen delen. Dan worden er in plaats van 29 losse ritten 5 ritten gemaakt met verschillende voedselbanken als tussenstop. ‘Dat vind ik misschien wel het mooiste aan het model’, zegt Nijman. ‘Het laat de 171 individuele voedselbanken beter samenwerken. In plaats van ons af te vragen wat voor iedere individuele voedselbank het handigst is, kijkt het model naar wat het beste werkt voor heel Nederland.’ Reusken: ‘Met 171 individuele voedsel­banken is het lastig overleggen. Het model zoekt van bovenaf naar mogelijke regionale samenwerkingsverbanden.’

Wiskundige trucjes Voor Reusken überhaupt met wiskunde en computers aan de slag ging, verzamelde ze eerst gegevens over de voedselbank. ‘Dat was een gigantische klus. De voedselbank heeft niet zo veel data als bijvoorbeeld Albert Heijn. We stelden eerst een enquête op met honderd vragen over de logistiek. Vervolgens gebruikte ik die gegevens voor de bouw van het logistieke model. Dat komt erop neer dat we de gegevens vertalen naar wiskundige formules. Vervolgens berekenen de modellen hoe je de logistiek kunt optimaliseren, zoals het maken van zo min mogelijk kilometers. Voor het andere model, dat voorspelt hoeveel klanten de voedselbank in de toekomst krijgt, zoekt het model met wiskundige trucjes patronen in oude data. Mocht er ooit nog een pandemie komen, dan heeft het model nu data van de huidige pandemie, zodat we ons op die volgende kunnen voorbereiden.’ In de loods in Tilburg lopen Nijman en De Laat door de deur van de vrieskast. Een krakend koude wind waait ze tegemoet. De Laat controleert de ruimte en pakt een stapel lege kartonnen dozen. ‘Ik moet er weer snel vandoor’, roept hij ons na terwijl hij snel wegloopt. ‘Ik ga eten ophalen bij een school.’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 21


Van vreemde eend tot vaste waarde Koen Peters stond aan de wieg van het programma OPTIMUS, dat deel uitmaakt van een digitale revolutie­binnen het World Food ­Programme. De besparingen die daardoor mogelijk ­werden, leverden genoeg geld op om 2 miljoen m ­ ensen een jaar lang van v ­ oedsel te voorzien. Tekst: Mirna van Dijk

D

at het oplossen van logistieke problemen zijn toekomst zou worden, wist Koen Peters als student econometrie al. Maar of hij zijn wiskundeknobbel zou verzilveren in het bedrijfsleven, daaraan twijfelde hij bij elk college meer. ‘Heel vaak ging het over dezelfde soort bedrijfs­kundige voorbeelden: logistiek, vervoer, investeringen, hoe zet je een pensioenstelsel op... Je leert om dat soort zaken op te lossen met ­behulp van data en wiskunde, maar ik vond de onderwerpen allemaal niet zo spannend.’ Daarom zocht Peters buiten de gebaande paden naar werkvelden die wat minder voor de hand lagen. Tijdens een conferentie over voedselonzekerheid viel het kwartje. ‘Daar vertelde een voormalig landbouwminister dat er 800 miljoen mensen zijn die niet ­genoeg te eten hebben, terwijl er wereldwijd wel voldoende voedsel beschikbaar is. Dat klonk als het soort probleem dat ik graag ­wilde tackelen: hoe krijg je die producten op het juiste moment op de juiste plaats?’

Koen Peters: ‘Het kostte een aantal jaar om iedereen binnen het World Food Programme te overtuigen van wat je kunt met data science en analytics.’

22 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

BRAM BELLONI

Dertig specialisten Binnen Tilburg University ging Peters op zoek naar afstudeeropties. Hij kwam terecht bij Hein Fleuren, nu directeur van het Zero Hunger Lab. Samen met hem regelde hij een masterstage bij het World Food Programme (WFP) van de VN. Tijdens zijn stage in 2014 stond Peters aan de wieg van het ingenieuze software­ programma OPTIMUS, een model voor het samenstellen en distribueren van voedsel-


Gebruiksvriendelijke oplossingen

pakketten dat alle denkbare variabelen, ­benodigdheden en beperkingen kan ver­ werken. Het model maakt deel uit van een organisatiebrede digitale revolutie binnen het WFP, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en tech-savvy universiteiten zoals die van Tilburg. Daarmee heeft de organisatie in totaal al zo’n 150 miljoen dollar bespaard – genoeg om 2 miljoen mensen een jaar lang van voedsel te voorzien. Tijdens zijn stage was Peters als data­ onderzoeker echter nog een behoorlijk vreemde eend in de humanitaire bijt. Samen met slechts twee collega’s stond hij voor de uitdaging om een prototype van OPTIMUS werkend te krijgen voor de bevoorradingsketen van een WFP-voedselprogramma in Syrië. Inmiddels beschikt WFP over een team van dertig dataspecialisten: het Supply Chain Planning & Optimization-team.

Stap voor stap De humanitaire wereld is eraan gewend te werken in heel complexe situaties, onder onvoorspelbare omstandigheden met

CV

Koen Peters (1991) behaalde in 2014 zijn master operations research & management science aan Tilburg University. Nu is hij head of optimization van het World Food Programme en ­buitenpromovendus aan het Zero Hunger Lab.

Koen Peters werkt parttime als buitenpromovendus voor het Zero Hunger Lab. Zijn promotie moet ervoor zorgen dat waardevolle kennis en ervaring van het WFP ook toegepast kunnen worden door ngo’s en overheden in ­dezelfde sector. Daarnaast onderzoekt Peters hoe

technische opleidingen hun studenten beter ­kunnen voorbereiden op de dagelijkse praktijk van de humanitaire wereld, een groeiend werkveld voor wiskundigen en dataonderzoekers. Hij pleit voor een curriculum met meer focus op de operationele uitdagingen die

­ ngelooflijk veel variabelen. Denk aan o ­natuurrampen die voor acute noodsituaties zorgen, conflictsituaties die gevaar en on­ zekerheid opleveren, en gebieden die in ­regentijd of na een overstroming soms maandenlang niet bereikbaar zijn voor ­wegverkeer. Systemen die in de commercie al veel langer geïmplementeerd en geoptimaliseerd zijn, waren door de complexe ­humanitaire logistiek niet toereikend voor voedselhulporganisaties, ook al werken die volgens dezelfde wiskundige principes. Naast snelheid en kosten moesten ook ­lokale omstandigheden en voedings­ waardes in de logistieke planning kunnen ­worden meegewogen. Toen Peters met het OPTIMUS-prototype naar Jordanië vloog voor de jaarlijkse planningsworkshop van Syrië, was dat vol spanning over de vraag of de wiskundige puzzel die in theorie was opgelost ook een werkend systeem zou opleveren. ‘Ik ben gaan praten met de lokale experts en heb gekeken naar alle data. Wat zijn de kenmerken waarmee we rekening moeten houden? Welke producten mogen erin? Wat kosten die op dit moment? Zo heb ik alles bij elkaar gepuzzeld in een wiskundig model.’ Het model deed wat het beloofde, het team in Syrië hield geld over om meer ­monden te kunnen voeden en Peters mocht niet meer weg bij het WFP. ‘Een van de ­belangrijkste succesfactoren was de pragmatische aanpak. We zien in dit werkveld vaak dat dataspecialisten het probleem erg ­theoretisch aanpakken, of al meteen rekening willen houden met alle uitzonderingen. OPTIMUS hebben we stap voor stap opgebouwd op basis van de data die we daad­ werkelijk hadden.’

j­ onge wiskundigen zullen tegenkomen ná het ontwikkelen van een mooi model. Peters: ‘Ze leren heel veel over het oplossen van de puzzel, maar de vervolgstappen naar ­gebruiksvriendelijke software en de implementatie daarvan: daar is weinig aandacht voor.’

Lange, hobbelige weg Inmiddels, zo’n zeven jaar later, is het ­model na een uitgebreide testfase en een nog veel langere implementatiefase zo ver doorontwikkeld dat elke medewerker in de keten zonder kennis van wiskunde er ­makkelijk mee kan werken. Met een paar klikken zie je wat de opties zijn als je binnen een operatie bijvoorbeeld meer ijzerhoudende producten aan een pakket moet ­toevoegen of meer voedsel van lokale o ­ ndernemers wilt ­afnemen. Peters zelf is de programmeerfase inmiddels ruim ontstegen. Hij helpt vooral zijn collega’s wereldwijd met hun data-analytics-vragen. Ook is hij het aanspreekpunt voor andere ngo’s die hun humanitaire ­doelen willen optimaliseren met behulp van data. ‘We kunnen met onze ervaring het ­model toepassen en geschikt maken voor hun specifieke puzzel.’ De weg naar het – inmiddels – hoge ­niveau van automatisering en het opereren vanuit data science binnen het WFP was lang en soms hobbelig, vertelt Peters. ­‘Humanitairen hebben decennialang ­gewerkt vanuit de ervaring dat bouwen op data gevaarlijk kan zijn, doordat de gegevens verouderd, incompleet en daardoor onbetrouwbaar waren. Het heeft een aantal jaar gekost om iedereen binnen de organisatie te overtuigen van wat je kunt met data science en analytics. Nu is het de operationele ­cultuur geworden. Er was bij het WFP geen twijfel over de manier waarop we met een globale crisis als covid moesten omgaan. Het blijft prachtig om te zien hoeveel mensen we elke dag kunnen helpen. Met wiskunde, of all things!’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 23


interviews

‘Wij zijn het oliemannetje van de voedselzekerheid’ Ook zorgen we ervoor dat Nederlandse organisaties leren van de mensen in de ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld over de veranderende klimaatomstandig­ heden waarmee de boeren daar te ­maken hebben. Je ziet aan de ene kant gebieden verwoestijnen en aan de andere kant meer overstromingen in de kustgebieden. Gebieden waar voorheen koffie prima te verbouwen was, hebben nu te maken met ziektes en plagen die normaliter in warmere gebieden ­voorkomen.’

BOB BRONSHOFF

Gaan we het halen: geen honger meer op de wereld in 2030?

Het ­Netherlands Food Partnership brengt partijen rond voedselzekerheid met elkaar in contact. Directeur Myrtille Danse: ‘Het Zero Hunger Lab kijkt met een frisse blik naar dit vraagstuk.’ Tekst: Peter de Jong

Welke doelen heeft het Netherlands Food Partnership?

‘Het NFP is een onafhankelijke stichting die in het leven is geroepen om de Nederlandse bijdrage aan de voedselzekerheid te optimaliseren. We hebben vier uitdagingen: gelijke toegang en distributie van voedsel, gezonde voeding, veerkrachtige ecosystemen, en vrede, rechtvaardigheid en stabiliteit. 24 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

Wij helpen bij het leggen van de juiste ­lijnen tussen de partijen hier in Nederland en die in de ontwikkelingslanden. Wij zijn het oliemannetje in de wereld van de ­voedselzekerheid. Wij brengen bijvoorbeeld een zaad­ veredelingsbedrijf als Rijk Zwaan in ­contact met kennisinstellingen en boeren­organisaties in ontwikkelings­ landen, zodat zo’n bedrijf haar kennis over professioneel telen van groente en fruit zo goed mogelijk kan overbrengen op de lokale boeren.

‘Wij zijn de eerste generatie die in staat is om dat doel te bereiken. Daarnaast gaan we voor gezond voedsel, want ook in ­ontwikkelingslanden is overgewicht een probleem doordat mensen te veel goedkoop, ongezond, dikmakend voedsel eten. Het is in dat kader interessant dat het nieuwe kabinet gezond voedsel ­goedkoper wil maken.’ Wat is de rol van het Zero Hunger Lab?

‘We werken pas kort samen, sinds 2021, maar de ervaringen met het ZHL zijn ­prima. De humanitaire hulpverlening kan hun statistiek en modellen heel goed gebruiken. De onderzoekers van het ZHL kijken met een frisse blik naar het voedselvraagstuk. Ze zijn pragmatisch en denken graag outside the box. Met hun data science helpen ze bij de digitalisering van boeren in ontwikkelingslanden, zodat kennisoverdracht naar en communicatie met de boeren zo ­efficiënt mogelijk verloopt. Als de boeren daar straks veel zaken digitaal kunnen regelen, leidt dat tot een hogere en betere productie van voedsel – en daar is het ­natuurlijk allemaal om te doen. Ja, het is heel nuttig om het ZHL in ons ­netwerk te hebben.’


BOB BRONSHOFF

‘ Het frustrerende is dat honger niet nodig is’ Nederland spant zich in om 32 miljoen mensen blijvend uit een staat van ondervoeding te helpen, vertelt Marriët Schuurman, directeur Stabilisatie en ­Humanitaire Hulp bij Buitenlandse Zaken. Tekst: Peter de Jong

Hoe groot is de hongersnood?

‘Op dit moment lijden circa 811 miljoen mensen honger; dat is 10 procent van de wereldbevolking. En dat aantal stijgt. De klimaatverandering is daar een belangrijke oorzaak van. Extreme droogte en overstromingen zijn funest voor de landbouw. De

honderd armste landen van de wereld zijn verantwoordelijk voor slechts 3 procent van de koolstofdioxide-uitstoot. Terwijl die wel het meest te lijden hebben onder de klimaatverandering. Conflicten blijven helaas een tweede bron van honger in ontwikkelingslanden. ­Mensen worden uitgehongerd en verjaagd. Zelfs hulpkonvooien worden aangevallen. En vergeet covid niet. Ook in ontwikke-

lingslanden moeten de mensen binnenblijven vanwege het virus, terwijl ze er veel vaker op het land werken om aan de kost te komen. En ze hebben er geen steun­ pakketten voor noodlijdende sectoren, ­zoals hier. Het frustrerende is dat hongerlijden niet nodig is. Er is in principe genoeg voedsel voor alle mensen op de wereld. Klimaat, conflicten, ziekte... De mensheid is zelf de oorzaak.’ Wat gaat Nederland daaraan doen?

‘In 2030 willen we 32 miljoen mensen ­blijvend uit een situatie van ondervoeding hebben geholpen. We zetten in op lokale veerkracht, zodat de mensen daar zichzelf kunnen ontwikkelen en een menswaardig bestaan kunnen opbouwen. Het Zero ­Hunger Lab helpt ons daarbij.’ Wat is de meerwaarde van het ZHL?

‘Door hun algoritmes kunnen we de voedselpakketten efficiënter inkopen en distribueren. Daarbij kopen we natuurlijk het liefst in op de lokale markten, zodat ook de boeren er profijt van hebben. Dankzij het ZHL is er in Syrië een kostenbesparing van 20 procent gerealiseerd, waardoor we 1 miljoen mensen extra konden helpen. Het lab kijkt ook kritisch naar wat er in het noodvoedselmandje komt te zitten. ­Zodat de mensen een gezond dieet krijgen dat aansluit bij hun gewoontes. De data van het ZHL komen verder heel goed van pas bij het voorspellen van humanitaire crises. 20 procent daarvan is voorspelbaar, de helft voorzienbaar. Eerder hulp verlenen is humaner en goedkoper, zodat we meer geld overhouden voor ­andere projecten. Wat mij betreft wordt de data science van het ZHL op nog grotere schaal gedeeld binnen de Verenigde Naties, zodat we nog meer mensen kunnen helpen.’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 25


NORBERT VERMEER/WWW.FIJNEDAG.PRO

Spelen met eten Hoe optimaliseer je de voedselvoorziening op een akker, in een dorp of zelfs in een heel land? Drie Tilburgse studenten bouwden hun eigen games om die vragen te tackelen. Tekst: Wouter Schreuder

I

n 1798 publiceerde econoom Thomas Malthus een essay waarin hij de bevolkingsgroei afzette tegen de groei van de landbouwcapaciteit. Doordat de bevolking exponentieel groeit en de landbouw26 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

capaciteit lineair, zou er onvermijdelijk een snijpunt aankomen waarna de ­bevolking groter was dan de voedsel­ productie aankon. ‘Snijpunt’ is hier een wiskundig eufemisme voor de start van een gruwelijke hongersnood. Door technologische ontwikkelingen waar ­Malthus geen rekening mee had gehouden, werd die ramp echter uiteindelijk vermeden.

Toch is dit vraagstuk vandaag de dag nog steeds relevant. De Verenigde ­Naties schatten dat de wereldbevolking in 2050 ongeveer 10 miljard mensen ­bedraagt. Ondertussen zal de hoeveelheid beschikbare landbouwgrond als gevolg van k­ limaatverandering eerder af- dan toenemen. Malthus dreigt dus alsnog gelijk te krijgen.


Om zijn snijpunt ook in de 21e eeuw te voorkomen, ontwikkelen drie studenten econometrie en operationele research aan Tilburg University voor hun bachelorscriptie ieder een game waarbij telkens een optimalisatieprobleem in de voedselvoorziening centraal staat. Onder begeleiding van Hein Fleuren proberen Mas van Gagel­ donk, Juliëtte Tillie en Mark Smolenaers elk een wiskundig optimum te vinden om met zo min mogelijk middelen zo veel mogelijk mensen te voeden. Alle drie kwamen ze via een gastcollege in ­aanraking met het Zero Hunger Lab. ­Gageldonk: ‘Ik vond het heel gaaf dat ­econometrie ook nog maatschappelijke doeleinden kon hebben. Het vakgebied is vaak redelijk theoretisch, met het doel om zoveel mogelijk geld te verdienen. Het leek me daarom heel leuk om mee te werken aan een toepassing waar mensen echt iets aan hebben.’

voor heeft hij een landkaart van het ­Afrikaanse land gemaakt, waarbij per regio de bodemsoort is ingevoerd. ‘Het overkoepelende doel van mijn game is om een zo groot mogelijk percentage van de bevolking van alle voedingstoffen voldoende binnen te laten krijgen. Dat doe je door op elk stukje grond verschillende voedsel­ types te verbouwen. Al die stukjes hebben

‘Het doel van de games is om spelers duidelijk te maken hoe complex de afwegingen rond voedselproductie zijn’

Lastige afweging Tillie probeert het denkbeeldige Afrikaanse dorp Agriville geheel zelfvoorzienend te maken in zijn voedselproductie. Hierbij ligt de focus ook op de effecten die een ­bepaald gewas heeft op de rest van het ecosysteem. Zo moeten er bijvoorbeeld bijen aanwezig zijn om de gewassen te ­bestuiven. Daarnaast hebben deze insecten nog een ander voordeel, namelijk dat ze olifanten wegjagen. ‘De eerste stap is het verhogen van de voedselproductie om te zorgen dat de ­inwoners van Agriville überhaupt genoeg voedingsstoffen binnenkrijgen’, zegt Tillie. ‘Daarna kijken we hoe we zoveel mogelijk bijen kunnen aantrekken zonder dat dit ten koste gaat van de benodigde voedingstoffen voor de bevolking. Om bijen aan te trekken, moeten wel op ongeveer 25 procent van de landbouwgrond bloemen groeien. Met een wiskundig model probeer ik hier een optimale balans in te vinden.’ Van Gageldonk kijkt qua schaal naar een hoger niveau. Zijn game richt zich op de voedselproductie in heel Nigeria. Daar-

een eigen bodemsoort, waardoor niet elk voedseltype overal kan worden gepro­ duceerd. Ook varieert de opbrengst per hectare voor elk voedseltype. Daarnaast bevatten al die voedseltypes hun ­eigen voedingsstoffen, waardoor niet aan elk type evenveel behoefte is. Dat levert ­uiteindelijk een lastige afweging op van wat je waar moet verbouwen om zoveel mogelijk mensen te voeden.’ In het spel zitten 29 voedseltypes, 18 bodemsoorten en 19 voedingsstoffen. Voor al die voedingstoffen geldt een aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. De score in het spel wordt bepaald door hoeveel mensen de aanbevolen hoeveelheid van iedere voedingsstof kunnen binnenkrijgen. Als achttien van de negentien voeding­ stoffen ruim voldoende geproduceerd worden, maar één niet, heb je dus alsnog een slechte score.

Inspirerend project Als je elk jaar hetzelfde gewas op een akker laat groeien, raakt de bodem van-

zelf uitgeput. De oplossing hiervoor is het strooien van kunstmest, maar dat brengt weer nieuwe problemen met zich mee. Zo levert het belangrijke ­milieuproblemen op, in Nederland ­bekend als de stikstofcrisis. Ook dreigt de wereldwijde voorraad aan ­fosfaat, een cruciaal ingrediënt van kunstmest, in de loop van deze eeuw op te raken. Daarnaast is deze voorraad sterk geconcentreerd in China en ­Marokko, wat een ongemakkelijke afhankelijkheid kan opleveren. Smolenaers gooit het over een andere boeg en kijkt naar hoe je met het af­ wisselen van verschillende gewassen bodemuitputting kunt voorkomen. ‘Door verschillende soorten gewassen met elkaar af te wisselen, blijft de ­bodem langer gezond’, zegt hij. ‘Elk type gewas heeft een bepaalde zaaidatum en een bepaalde oogstdatum. Als je die ­optimaliseert, kun je bijvoorbeeld in mei het ene gewas oogsten en in juni alweer een ander gewas zaaien. Vasthouden aan één soort gewas betekent dat je daar een jaar mee moet wachten. In het spel dat ik maak, moeten spelers de ­opbrengst over een periode van vijf jaar maximaliseren door gewassen in de juiste volgorde te verbouwen.’ Het is niet de bedoeling beleid op de games te baseren. ‘Het doel van de games is meer om spelers duidelijk te maken hoe complex de afwegingen zijn die bij voedselproductie komen kijken’, zegt Tillie. Ook zal er, voordat de games echt als spel kunnen worden ingezet, nog wel wat moeten gebeuren aan de ­grafische vormgeving. Toch blijkt het project erg inspirerend. Smolenaers: ‘Toen we in oktober de tussenpresentatie hadden, kwam een student uit een ander groepje ­achteraf vragen of ze misschien stage kon lopen bij Zero Hunger Lab. Dat laat wel zien hoe enthousiast mensen ­hiervan worden.’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 27


interview

‘Elke euro die boeren besparen aan benzine, kunnen ze investeren in het voeden van mensen’ Om boeren zo snel mogelijk bij handelaren te krijgen én om eten zo snel mogelijk te kunnen vervoeren naar rampgebieden, ontwikkelen Valentijn Stienen en Joris Wagenaar modellen. Nu hebben ze hun zinnen gezet op het terugdringen van voedselverspilling. Hoe stop je het weer én de wegen samen in een model?

Tekst: Laura Bergshoef Foto’s: Bob Bronshoff

Wagenaar: ‘De eerste stap is om alle wegen

G

a naar Thuisbezorgd.nl en vul je postcode in. Of: open Google Maps en zoek de dichtstbijzijnde supermarkt. In Nederland weet je altijd wel waar je snel voedsel kunt vinden, ‘want hier zijn alle wegen bekend’, zegt promovendus Valentijn Stienen. ‘Maar dat is niet overal zo. Neem Indonesië. Veel lokale boeren hebben daar geen idee hoe ze hun voedsel het effi­ ciëntst kunnen wegbrengen. Op sommige plekken, zoals in jungles, is het wegennetwerk niet volledig in kaart gebracht. En stel je voor: daar vindt een ramp plaats. Dan zitten tienduizenden mensen zonder voedsel. Het is dan van levensbelang dat hulpposten ­weten hoe ze snel eten ­kunnen brengen.’ Om het wegennetwerk in Indonesië in kaart te brengen, bouwt Stienen een wis­ kundig model. Dat doet hij samen met zijn proefschriftbegeleider Joris Wagenaar. ­Beiden zijn ze verbonden aan het Zero ­Hunger Lab en de Tilburg School of Economics and Management. ‘Het weer is ook een belangrijk onderdeel van ons model’, vertelt Wagenaar. ‘Regel­ matig lopen wegen volledig onder door ­regen­buien. Een boer wil weten hoe de weg loopt en of hij er überhaupt overheen kan rijden.’

in Indonesië te verzamelen in het model. We hebben gps-trackers aan vrachtwagens ­gehangen die elke minuut hun locatie ­door­sturen. Soms zien we meerdere vracht­ wagens van een bekende weg af rijden, de wildernis in. Dan zit daar blijkbaar een weg die nog onbekend is.’

Valentijn Stienen 28 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

Stienen: ‘De tweede stap is om de wegen­

data te koppelen aan weerdata. Met de data van de gps-trackers kunnen we ­bijvoorbeeld berekenen hoe snel vrachtwagens onder ­bepaalde weers­omstandig­ heden over een specifieke weg rijden. Een weg waar vrachtwagens ­tijdens ­hevige ­regenbuien massaal ­omkeren, staat vanaf een bepaalde ­hoeveelheid neerslag onder water.’


Hoe wordt dit model straks gebruikt? Stienen: ‘Op de eerste plaats is dit model

bedoeld voor lokale boeren, zodat die ­inzicht krijgen in de transportlogistiek en planning. Voor hen is het belangrijk om te weten wat de snelste route is naar de handelaren. Elke euro die ze besparen aan ben­ zine, kunnen ze investeren in het voeden van meer mensen. Tijdens het bouwen van het model kwamen er andere toepassingen bij, zoals rampen. Daar hebben we een extra model voor gebouwd.’ Wat voor model was dat dan? Wagenaar: ‘Als ergens een ramp plaatsvindt,

brengen hulpverleners eten naar het rampgebied vanuit plekken waar voedsel opge­ slagen ligt voor noodsituaties. Die plekken ­heten hubs. Verspreid over de wereld zijn er zes hubs, die twintig jaar geleden zijn gebouwd. We hebben nu twintig jaar aan data van de afstanden tussen de hubs en de locaties van de rampen. Daarmee kunnen we de ideale plek voor de zevende hub berekenen.’ Stienen: ‘Van belang is wel dat rampen ­onvoorspelbaar zijn. Als alle rampen in de

‘Toen ik in Tilburg econometrie ging ­studeren, had ik nooit gedacht dat ik later ooit iets met voedsel zou doen’ a­ fgelopen twintig jaar in de buurt van een bepaalde plek plaatsvinden, wil je niet al je hubs daar hebben. Het kan namelijk zomaar gebeuren dat de volgende ramp aan de ­andere kant van de wereld plaatsvindt. Maar dat is nu juist het mooie aan computer­ modellen. Daarin kun je die onzekerheid en onvoorspelbaarheid meenemen. Alleen: daarvoor is twintig jaar aan data niet veel.’ Wat maakt voedsel zo’n aantrekkelijk ­thema voor jullie? Stienen: ‘Toen ik in Tilburg econometrie

ging studeren, had ik nooit gedacht dat ik later ooit iets met voedsel zou doen. Ik heb het altijd al leuk gevonden om problemen op te lossen met wiskunde en modellen en ik heb aan veel verschillende soorten problemen gewerkt. Een poosje terug werkte ik nog aan modellen voor de KLM die berekenen hoe het aantal vertragingen omlaag kan. Nu werk ik aan voedsel. Het leuke daaraan is dat je direct impact ziet. Als modelleurs

­ erken we veel met cijfers en achter de w computer, ver van het probleem vandaan. Maar het doel van modelleren is per definitie om een zo realistisch mogelijk model van de echte wereld te bouwen. Daarom werken we nauw samen met mensen uit het veld, zoals lokale hulporganisaties. Dan zie je ­gelijk wat het model voor hen doet.’ Wagenaar: ‘Ik zie ook steeds meer econometriestudenten, die net als Valentijn ­geïnteresseerd zijn in thema’s binnen duurzame ontwikkeling, in plaats van alleen in het ­bedrijfsleven.’ Waar komt dat door? Stienen: ‘Tijdens mijn opleiding gingen de

studieboeken vooral over het maximaliseren van winst en het minimaliseren van kosten voor bedrijven. Maar de jongere generatie is zich steeds meer bewust van de grote problemen in de wereld. Sommige studenten zoeken manieren om hun kennis toe te ­passen op die problemen.’ Blijven jullie zelf in de toekomst ook met het voedselthema werken? Wagenaar: ‘Jazeker!’ Stienen: ‘We willen hierna methodes

­ edenken om voedselverspilling te kwantifib ceren. Dat je als consument weet hoeveel voedsel er verspild is voor een bepaald ­product. Voedselverspilling vindt echt ­belachelijk veel plaats.’ Wagenaar: ‘Een goed voorbeeld is patat. Ik zag laatst een machine die aardappels schilt en om in de machine te passen, moesten de aardappels een bepaalde vorm hebben. Aardappels die te dun of te dik waren, ­werden weggegooid. In dit geval was dat zo’n 30 procent van de aardappels. Bizar. Ik wil de hoeveelheid voedselverspilling per product op de verpakking zetten, zodat consumenten bewust kunnen kiezen. Hoe minder ­voedsel­verspilling, hoe minder voedsel­tekort.’

Joris Wagenaar Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 29


Virtueel consultatiebureau Om ondervoeding tijdig op het spoor te komen, werken onderzoekers van het Zero Hunger Lab aan een app die foto’s van kinderen beoordeelt. Als bonus verzamelt deze Child Growth Monitor data waar een schreeuwend gebrek aan is. Tekst: Mirna van Dijk Illustratie: Maaike Putman

30 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

V

oor Nederlandse ouders is het vanzelfsprekend: professionals houden desgewenst de groei en ontwikkeling van je kind vanaf de geboorte nauwlettend in de gaten. Wegen en meten zijn daarbij essentieel. Want vroege detectie van ondervoeding – of juist obesitas, in rijke landen een grotere bedreiging voor de volksgezondheid – redt levens. Daarom wordt er aan Tilburg University in samenwerking met de Duitse ngo Welthungerhilfe onder de vlag van het Zero Hunger Lab onderzoek gedaan naar detectie van ondervoeding op afstand, via een app. Een algoritme kan namelijk op


‘De app genereert data waarmee ­voedselhulp veel gerichter kan worden ingezet’ ren ­inschat op basis van een foto. Dat klinkt ingewikkeld – en dat is het ook, om te beginnen doordat openbare datasets van kinder­ foto’s niet bestaan, zegt Postma. ‘Het verzamelen van foto’s van halfnaakte kinderen is om ­begrijpelijke redenen een probleem, dus we zijn daarvoor op zoek naar oplossingen. ­Onder meer willen we kijken of we deepfake-­ technologie kunnen inzetten om niet-­ bestaande kinderen te genereren waarbij je lichaamskarakteristieken varieert. Daar ­kunnen we dan de AI-systemen mee trainen.’

Vermijdbare gevallen

basis van beeldmateriaal ‘zien’ of een kind ondervoed is of dreigt te raken. De Child Growth Monitor, zoals de app heet, is te zien als een virtueel consultatie­ bureau. Een door Welthungerhilfe ontwikkeld prototype wordt nu al gebruikt door professionals in het veld. Uiteindelijk ­moeten ouders de app zelf kunnen gebruiken om een foto naar een medisch team te sturen zodat de detectie en behandeling van ondervoeding sneller gaan. PhD-student Hezha MohammedKhan en professor artificial intelligence Eric Postma werken samen met Marleen Balvert, universitair docent operations research, en Çiçek Güven, universitair docent cognitive science & AI, aan a­ lgoritmes voor de detectie van ondervoeding uit beelden of video’s. Ze ontwikkelen een deep-learning-systeem dat onder meer lengte, omvang en gewicht van kinde-

Met een alternatieve dataset, bestaande uit 3D-scans van volwassen lichamen, heeft het team al veelbelovende resultaten geboekt waar het nu op voortborduurt. Er is ­inmiddels een samenwerkingsverband met kinderartsen van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg. Deze artsen zijn enthousiast over het idee en denken mee, zegt Mohammed­Khan. ‘De volgende stap in ons onderzoek is het trainen van ons model op verschillende datasets. Het model heeft honderdduizenden afbeeldingen nodig om nieuwe afbeeldingen te leren herkennen. We hebben nu een dataset die ten opzichte van de vorige gevarieerder is in kleuren, lichaamsvormen, belichting en afstand tot de camera. Dat zijn allemaal aspecten die bijdragen aan de ­werking van het algoritme in de praktijk. ­Uiteindelijk zal ons model moeten worden getest op afbeeldingen van echte kinderen, maar zo ver zijn we nu nog niet.’ 240 miljoen kinderen lijden honger en jaarlijks overlijden meer dan 3 miljoen kinderen aan ondervoeding, wat voorkomen had kunnen worden door vroege detectie. Dit zijn verouderde cijfers, want ­tijdens ­corona kan er in het veld minder worden gemeten. Bovendien zal dit getal door de pandemie nog aanzienlijk stijgen. Niet alleen kan de app miljoenen levens redden, ook kan hij in het veld data verzamelen waar nu een schreeuwend gebrek aan is,

zegt MohammedKhan. ‘De huidige methode voor bijvoorbeeld afgelegen gebieden is dat er wordt geschat hoeveel ondervoeding er heerst, omdat recente gegevens vaak ontbreken. Men weet dat er miljoenen ondervoede kinderen zijn, maar niet altijd wáár precies. In die behoefte voorziet de app ook. Die ­genereert data waarmee voedselhulp veel gerichter kan worden ingezet.’

Mens in de loop MohammedKhan is moeder van een jongetje van anderhalf. O ­ ok zet ze zich al sinds haar jeugd in voor diverse humanitaire initiatieven. Bovendien is ze actief als spreker – onder meer gaf ze TEDx Talks – op het gebied van oorlog, ­armoede en empowerment van minderheden. Ze groeide op tijdens oorlog en bezetting, en leed als kind honger. Mede daardoor is ze zo gepassioneerd over haar werk, vertelt ze. ‘Werken bij het Zero Hunger Lab past perfect bij mij. Ik wil mijn leven en carrière wijden aan samen­ levingen zoals die waar ik vandaan kom, Iraaks-Koerdistan, waar het aan zo ongeveer alles ontbreekt. De impact van dit project is enorm; dat zeg ik ook als moeder. In Nederland wordt mijn kind gecontroleerd en ik ben ontzettend dankbaar voor de bevestiging dat hij goed groeit en gezond is. En dan ben ik nog hoogopgeleid. Als je geen scholing hebt gehad, is het heel moeilijk om te weten of je kind gezond is en wat goede voeding is.’ Postma benadrukt dat de monitor moet worden gezien als een hulpmiddel; niet als iets wat mensen gaat vervangen. ‘Het herkennen van een specifiek patroon is typisch iets waarin een krachtige machine superieur is aan een mens, bijvoorbeeld omdat hij nooit moe wordt. Maar zo’n machine begrijpt niets van onze wereld en kijkt daar niet naar zoals een mens dat doet. Dat is het ­grote verschil tussen artificiële en natuur­ lijke intelligentie. Die vullen elkaar aan en daarom moet er altijd een mens in de loop zitten die de context begrijpt.’ Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 31


Drie jonge ­ ereldverbeteraars w Franka ­Schellekens, Laurentiu-Cristian Ciobotaru en R ­ omée Geelen schreven alle drie hun afstudeerscriptie bij het Zero ­Hunger­ Lab. Ze kijken terug op hun projecten en denken na over hun drijfveren. Tekst: Peter de Jong Foto’s: Bram Belloni

‘Ik krijg er een fijn gevoel van als ik mensen kan helpen’

32 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

Franka Schellekens (24) studeerde

vanaf 2015 econometrie aan Tilburg University. Eigenlijk was dat wel logisch, met zoveel wiskundig bloed in de familie, vertelt ze. ‘Mijn moeder, mijn tante én mijn oma zijn wiskundigen. Het was een heel leuke studie. Ik hou van moeilijke puzzels oplossen en dat gaat prima bij econometrie. Na mijn afstuderen in augustus 2021 ben ik gaan werken bij Rhythm, een bedrijf gespecialiseerd in


zorglogistiek. Ik ben nu bezig met een opdracht waarbij ik het beddenhuis van een ziekenhuis zo efficiënt mogelijk ­indeel. Ik kan het iedere student aanraden om de afstudeerscriptie bij het Zero Hunger Lab te schrijven. Iedereen staat klaar om je te helpen; er heerst daar een echte teamspirit. Mijn scriptie gaat over absorptie­ capaciteit. Simpel gezegd: hoeveel hulpgoederen kunnen daadwerkelijk aan

slachtoffers worden uitgedeeld nadat een ramp heeft plaatsgevonden? Ik heb bij het ZHL veel geleerd over de ­humanitaire hulpverlening. Wist je dat de ­organisatie van hulp bij rampen ­overeenkomsten heeft met een festival? Ga maar na: er komen ineens heel veel mensen op een plek die allemaal ­moeten eten, drinken, slapen en ­toiletteren. Ook opvallend zijn de mondiale verschillen tussen de netwerken die de lo-

kale hulpverleners aanleveren bij een ramp. In Afrika is dat vaak de kerk, in Zuid-Amerika de voetbalsupporters en in sommige delen van de wereld zijn er zelfs bendeleden die voor een eerlijke verdeling zorgen.’ En is ze een wereldverbeteraar? ‘Vind ik moeilijk te zeggen. Hein ­Fleuren en Perry Heijne van het ZHL zijn dat zeker wel. Ik krijg er in elk ­geval een fijn gevoel van als ik mensen kan helpen.’

‘Het verhaal van armoede­bestrijding ­inspireert me. Ook Roemenië kent armoede’ Het Zero Hunger Lab kent ook buitenlandse studenten. Een daarvan is de Roemeen Laurentiu-Cristian ­Ciobotaru (24). In 2019 schreef hij zich in voor de master econometrie en wiskun­dige economie aan Tilburg University. ‘Ik had me sowieso al voor­genomen om in het bui-

tenland te gaan studeren. Het is goed voor je ontwikkeling als mens als je een tijdje in het ­buitenland zit. Nederland is een leuke, open samenleving met een goede onderwijskwaliteit. Of er verschillen zijn? Ik noem er twee: Nederlanders zijn directer dan Roemenen. En jullie

eten vooral om energie te krijgen; voor ons is het vooral ook een sociale gebeurtenis. Anders ­gezegd: Roemenen leven om te eten, ­Nederlanders eten om te ­leven. Voor mijn scriptie bij het Zero Hunger Lab heb ik onderzoek gedaan naar cash

Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 33


transfers in Burundi, Soedan en Nigeria. Dat is het schenken van contant geld aan getroffen burgers, zodat die naar ­eigen inzicht een bestaan kunnen opbouwen. Dat heeft niet alleen een ­positief effect op de voedselzekerheid van de mensen, het is ook heel goed voor hun eigenwaarde. Verder is geble-

ken dat het voor het succes van de cash transfer niet uitmaakt of er een man of vrouw aan het hoofd van het gezin staat. Terwijl je misschien zou v­ erwachten dat de vrouwen iets efficiënter met het geld zouden omspringen. Ik heb een mooie tijd gehad bij het Zero Hunger Lab. Iedereen is heel

­ evlogen. Het is net een kleine familie; b ­‘gezellig’, zoals jullie zeggen. Het verhaal van armoede­bestrijding inspireert me. Ook Roemenië kent armoede. Er waren gezinnen waar maar een van de kinderen naar school kon. Dat heeft indruk op me gemaakt. Ja, ik wil graag de wereld beter maken.’

‘De kennis die we hier opdoen, ­kunnen we ook in de derde wereld toepassen’ Romée Geelen (24) is een blijvertje bij

het Zero Hunger Lab. Na het voltooien van haar studie econometrie werd ze ­g­­evraagd voor een promotietraject. Het eindcijfer dat ze voor haar scriptie kreeg, een negen, zal daar vast aan hebben bijgedragen. ‘Ik ga werken aan het Zero Waste Project. Dat gaat over het verminderen van voedsel­ verspilling in Europa’, vertelt ze enthousiast. ‘Bij ons wordt er natuurlijk minder ­hongergeleden dan in de derde wereld, maar de kennis die we hier opdoen ­kunnen we daar later ook toepassen. 34 | New Scientist | Special Zero Hunger Lab

Mijn scriptie bij het ZHL gaat over dieet­ optimalisatie. Dat past bij me; ik ben ­altijd wel bezig met gezond eten. Ik heb ­onderzoek gedaan naar de goedkoopste diëten voor Indonesië, met lokale producten zoals cassave, maïs, tofu en ­pinda’s. Waarbij mensen natuurlijk wel ­genoeg eiwitten, mineralen en vitamines binnenkrijgen. Een gemiddeld huishouden van acht personen is daar ongeveer 66.000 roepie per dag aan kwijt; dat is omgerekend zo’n 4 euro. Een vegetarisch dieet is iets duurder.

Of het gezellig was bij het ZHL? Ik moet zeggen dat ik vanwege covid alleen bij mijn afstuderen op de universiteit was, maar de sfeer was heel relaxed. Er wordt weleens geklaagd door studenten over de begeleiding tijdens stages, maar die van mij was top. Ik kreeg een schone dataset aange­ leverd en kon gelijk aan de slag. Ik kreeg veel vrijheid in mijn onderzoek; daar ben ik zelfstandiger van geworden.’ En, als ze straks is gepromoveerd, de wijde, derde wereld in? ‘Wie weet. Ik hou van reizen en ontdekken.’


opinie commentaar

Zet analytics ook in voor andere duurzame ontwikkelingsdoelen Dankzij analytics kunnen miljoenen meer mensen worden gevoed, zo heeft het Zero Hunger Lab laten zien. Tijd om diezelfde aanpak los te laten op andere humanitaire doelstellingen, betoogt hoogleraar Dick den Hertog.

H

et gebruik van data en algoritmes om betere beslissingen te kunnen nemen, is de afgelopen tientallen jaren sterk toegenomen. Analytics is tegenwoordig voor veel bedrijven essentieel voor hun succes. Het is opmerkelijk dat het gebruik van analytics door ngo’s nog erg laag is. Hier liggen veel onbenutte kansen, namelijk om analytics in te zetten voor de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. Dit is exact wat het Zero Hunger Lab (ZHL) van Tilburg University doet: analytics inzetten om met name bij te dragen aan de tweede SDG: zero hunger. Het ZHL heeft al in diverse projecten gedemonstreerd dat net zulke verbeteringen als waar commerciële bedrijven baat bij hebben ook mogelijk zijn voor SDG-2-­ toepassingen. Een mooi ­voorbeeld is het Food Supply Chain Optimization-project voor het World Food Programme. Daarin heeft het ZHL laten zien dat door het gebruik van analytics miljoenen meer mensen kunnen worden gevoed. Wat zijn de redenen voor het succes van ZHL? Ik zie er minstens drie. De eerste reden

Volgens Dick den Hertog zijn de methodes van het Zero Hunger Lab ook toe te passen op andere Sustainable Development Goals, zoals schoon water en sanitaire voorzieningen voor iedereen. ISTOCK

is dat het ZHL expert is in alle drie essentiële onderdelen van analytics: descriptive, predic­ tive en prescriptive (beschrijvend, voorspellend en voorschrijvend – red.). En alle drie de onderdelen zijn belangrijk voor succesvolle analytics­ toepassingen. De tweede belangrijke reden is dat de onderzoekers van het ZHL veel ervaring ­hebben met succesvolle analytics­toepassingen. Op veel ­universiteiten wordt onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld humanitaire logistiek. Daar zijn dan ook honderden wetenschappelijke artikelen over geschreven. Maar slechts een klein deel van deze artikelen heeft impact gehad in de praktijk. Veel onderzoekers op universiteiten hebben weinig expertise in het daadwerkelijk implementeren van analytics.

Bovendien zijn ze vaak voornamelijk gericht op het schrijven van wetenschappelijke publicaties. Het ZHL heeft daarentegen wel de focus op impact in de praktijk. De derde reden is dat het ZHL weet aan te sluiten bij een sterk toenemende behoefte bij met name jonge mensen om betekenisvol werk te doen. Er is een enorm tekort aan analytics­experts, maar het ZHL is zeer in trek bij talentvolle jonge studenten en onder­zoekers. De reden is dat het inzetten van analytics voor een betere wereld – het terugdringen van honger in de wereld – voor die jonge ­mensen betekenisvol werk is en veel voldoening geeft. Het is hoog tijd om dezelfde succesformule van het ZHL toe te passen op de andere SDG’s. Geïnspireerd door het

ZHL hebben we daarom bij de Universiteit van Amsterdam een Analytics for a Better ­World-instituut opgericht, in samenwerking met het bedrijf ORTEC en het Massachusetts Institute of Technology. Met dit instituut willen we analytics inzetten voor de andere SDG’s.

Dick den Hertog is hoogleraar operations research aan de faculteit economie en bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam.

Special Zero Hunger Lab | New Scientist | 35


facts & figures

811 MILJOEN

Vandaag gaan volgens de Verenigde Naties 811 miljoen mensen met honger naar bed.

DROOM

OPRICHTERS

21

2000 BIJNA 2000 DEELNEMERS HOORDEN ONS VERHAAL OVER DE VOORDELEN VAN DATA SCIENCE

We vinden het belangrijk dat veel mensen horen over de mogelijkheden van data science bij het werken aan een betere wereld.

20 ACTIEVE

PARTNERS EN MEER

10 SECONDEN Elke tien seconden sterft ergens in onze wereld een kind als gevolg van honger of ondervoeding.

geen honger

MEER DAN

10

1

ACTIEVE GEMEENSCHAPPEN Onze oplossingen hebben meer impact als we samenwerken in consortia waarbij ook andere expertise betrokken is.

ZERO HUNGER LAB

Er is maar één Zero Hunger Lab dat met wiskunde wereldwijde voedselzekerheid helpt te realiseren.

PRIJSWINNEND LAB FRANZ EDELMAN AWARD

Prijs gewonnen met het WFP voor ons gezamenlijke project Towards Zero Hunger with Analytics. Deze prijs erkent en beloont uitmuntend operationeel onderzoek, managementwetenschap en geavanceerde analytics.

40

MEER DAN ONDERZOEKSPROJECTEN

Onze partners spelen een sleutelrol bij het oplossen van problemen met data science, maar ook bij het helpen vinden van pro­ blemen en de benodigde ­kennis.

23 MASTER

THESIS STUDENTEN

Onze studenten zijn betrokken bij een breed scala aan SDG-2onderzoeksprojecten en leveren nieuwe inzichten voor onze partners die vaak als een mooie opstap dienen voor toekomstig Zero Hunger Lab-onderzoek.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.