Voor pr oef j e
Uzi eteensel ect i eui tons l edenmagazi neVogel s. Wor dl i denont vangdi tpr acht i ge magazi ne5xperj aart hui s.
Jip, de stadsvogelbeschermer
foto: Barend van Gemerden
PIMPELMEES Bas Sula
TEKST NADJA JANSMA
Toen de huismus in 2 004 op de Rode Lijst kwam, was dat een grote schok. Zo’n algemene soor t, de kwetterende buur tgenoten van haast iedereen, bedreigd? Vogelbescherming kwam in actie en lanceerde het Actieplan Huismus, in 2 00 6 gevolgd door het Actieplan Stadsvogels. Het plan werd een programma, met Jip Louwe Kooijmans van Vogelbescheming als voor trekker. > VO G E LS 03/17•9
‘Soortbescherming is het meest effectief in het belangrijkste leefgebied van die soort; voor veel stadsvogels is dat, zoals hun naam al impliceert, de stad’ Jip Louwe Kooijmans
Pionieren in de stad “Je bezighouden met stadsvogels was in die tijd eigenlijk not done; om de natuur te bestuderen en te beschermen moest je de stad uit”, grinnikt Jip. “Zelf was ik al een tijdje bezig de vogels in mijn woonplaats Amsterdam te inventariseren en ik ontdekte dat die in mijn straat heel andere dingen deden dan in de boekjes stond. Dat vond ik vreselijk boeiend. De houtduif bijvoorbeeld, die je vanaf mei als broedvogel mocht rekenen, zat soms al vanaf kerst op de eieren! Het was een nieuw werkveld, echt pionierswerk, ook voor Vogelbescherming. Nestkastjes bestaan al meer dan honderd jaar, maar aan concrete en doordachte bescherming deden we nog niet.” Natuur in eigen buurt Het programma kent twee doelstellingen: de stad als leefomgeving voor vogels verbeteren en mensen enthousiasmeren voor de bescherming van vogels en natuur, om te beginnen in hun eigen buurt. Jip: “Soortbescherming is het meest effectief in het belangrijkste leefgebied van die soort. Voor veel vogels, zoals de huismus en de huiszwaluw is dat, zoals hun naam al impliceert, de stad. En veel mensen komen voor het eerst in aanraking met de natuur in hun eigen buurt, park of tuin. Voor het draagvlak voor natuurbescherming is dat heel belangrijk. Er is geen plek waar je zoveel over te zeggen hebt als over je eigen tuin! En al die tuinen samen vormen een enorm oppervlak: het leefgebied voor al die stadse soorten.”
Mensen maken het verschil Er is veel bereikt en in gang gezet in tien jaar: in samenwerking met Monier is ruim veertig kilometer Vogelvide aangelegd, waar huismussen in kunnen nestelen. Er zijn 150 huiszwaluwtillen geplaatst en het Bouwbesluit is op initiatief van Vogelbescherming aangepast ten gunste van vogels en vleermuizen. Maar de samenwerkingsverbanden die zijn aangegaan zijn voor Jip het waardevolst. “Met heel onverwachte partners, zoals bouwbedrijven, het Havenbedrijf Rotterdam, de KNVB, gemeenten, bleken we zomaar een gemeenschappelijk belang te kunnen definiëren! Dat vond ik zelf één van de allermooiste dingen. Overal zijn mensen die het onderwerp leuk vinden, en als je die mensen vindt, dan gaat het opeens makkelijker. Dat maakt zó het verschil! En we hebben een
HOUTDUIF Henny Brandsma/Buiten-Beeld
netwerk van fantastische en supergedreven Op naar een duurzame stad vrijwilligers, in veertig steden zijn stadsvogel“We willen bereiken dat de stad zelf duurzamer adviseurs actief die samen met gemeenten en wordt. Zo’n vogelvide is leuk, maar als het lokale vogelwerkgroepen werken aan een leefgebied niet op orde is komen de mussen er groenere stad, en honderd tuinvogelconsulenecht niet broeden. Er zijn een heleboel manieten geven bewoners persoonlijk advies over ren waarop je in de dagelijkse praktijk de stad vogelvriendelijke tuininrichting.” veel beter zou kunnen maken als leefgebied. Een ander belangrijk nieuw aspect was onderBestrating van tuinen en openbare ruimten is zoek. “Toen de huismus achteruit kachelde, bleek lang niet altijd nodig, en maak van alle platte dat we geen exacte gegevens hadden van de daken vegetatiedaken! Meer groen is goed als stadsvogelstand. Met de oprichting van het Meetwaterretentie, klimaatbeheersing, leefbaarheid net Urbane Soorten (MUS) gingen we de aantalvoor mensen in het algemeen. En voor vogels len en verspreiding vastleggen van stadsvogels. natuurlijk. Op sommige plaatsen is het aantal En ruim 8000 mensen doen inmiddels mee aan huismussen verdubbeld, en voor een deel komt de Jaarrond Tuintelling, waarmee we een schat dat zeker doordat mensen bewuster met hun aan informatie krijgen over alles wat leeft in de omgeving omgaan.”• Nederlandse tuinen; tegelijk betrekken we mensen bij de natuur in hun eigen tuin.”
VO G E LS 03/17•11
TEKST MONICA WESSELING
KIJKTIP2
Naar het stadspark voor vogels! Het Sonsbeekpark met het aangrenzende Zijpendaal kan de wandelaar niet anders dan behagen. Het beukenbos en het Engels landschapspark zijn oogstrelend, de vogelbevolking is aangenaam divers. Van boomklever tot grote gele kwikstaart en van huiszwaluw tot aalscholver: je treft ze daar. e watervogels zijn het makkelijkst te bekijken: ze zitten open en bloot. Sommige zijn bovendien prettig opvallend gekleurd. De mandarijneend bijvoorbeeld met zijn merkwaardige roestbruine zeilen of de ijsvogel, de bekende blauwe schicht. Regelrecht spectaculair is de grote gele kwikstaart die hier – dankzij het heldere stromende water waarin hij op insecten jaagt – zelfs tot broeden komt. Op en rond de vele waterpartijen en beken zien we tal van eenden, aalscholvers, meerkoeten en natuurlijk tientallen gakkende en ‘sis-
sende’ ganzen. De graspartijen bieden een vermakelijke aanblik van peuterende en paraderende vogels: op wormen beluste merels, emelten zoekende spreeuwen en alles snaaiende kauwen en kraaien. Hoogzomer is ook nog de tijd van de huiszwaluwen die – afhankelijk van de luchtdruk – hoog of laag boven de grond op insecten jagen. De bossen staan garant voor een baaierd aan bosvogels. Grote en kleine bonte, groene en zwarte spechten vinden of hakken
GAAI Bas Sula
D
een nestholte in een van de vele oude bomen. Met hun snavelse arbeid faciliteren ze ook andere holbewoners: boomklevers, boomkruipers, holenduiven, kool- en pimpelmezen; zelfs mandarijneenden maken graag gebruik van oude spechtenholen. Roodborsten bewaken luid fluitend hun territorium, vinken scharrelen onder de beuken, buizerds schroeven
boven bos en weiden en vanuit het naaldhout klinkt ook nu, in de zomer, het hoge zrie-zrie-zrie van het goudhaantje. En als je dan, door al die vogels, kramp in de nek gekregen hebt, wend dan de blik naar de grote weide waar ‘s zomers koeien lopen als blaarkoppen, lakenvelders en forse roodbruine; historische dieren in een eeuwenoud park.
HOE ER TE KOMEN Park Sonsbeek ligt vlakbij NS Arnhem. Station uit, linksaf en na een paar honderd meter weer, onder het spoor door. Je ziet voor je al het park glooien. Richting park lopen (Zijpendaalseweg) en koers houden op bezoekerscentrum Molenplaats (wit gebouw). Daar park betreden en, geholpen door plattefoto: Sjon Heijenga/Buiten-Beeld
grond (verkrijgbaar in het centrum of via www.molenplaatssonsbeek.nl), zelf pad uitstippelen. Vogelwerkgroep Arnhem heeft op haar site een leuke flyer staan met een route: www.vogelwerkgroeparnhem.nl. Auto parkeren kan onder meer in de parkeergarage onder het station.
VOGE LS 03/17•47
Ook de liefde van stadsvogels gaat door de maag TEKST LARS SOERINK
De tuin is eindelijk serieus erkend als leefgebied van wilde soor ten. Vogels, bijen, egels en tal van andere soor ten komen b i j s te e d s m e e r me n s e n t ot aan de voordeur. Iedereen kan van zijn eigen tuin (of balkon!) een vogelparadijs maken. Vogels helpen? Insecten kweken! Als vogels er wat te eten kunnen vinden, maakt dat je tuin extra aantrekkelijk. Merels zoeken wormen in een gazon, mezen insecten in de twijgen van bomen, mussen zijn gespitst op spinnetjes en rupsjes. Wie vogels wil aantrekken door meer insecten de tuin in te lokken, plant een boom of struik, maakt een composthoop en legt een vijver(tje) aan. Maar let op! Niet alle boom- en heestersoorten uit het tuincentrum zijn aantrekkelijk voor insecten. Let op soorten die vlinders, bijen en hommels aantrekken. Er zijn best veel gecultiveerde inheemse planten die als mooie tuinplant aantrekkelijk zijn voor insecten. Kijk nog eens met een kritisch oog naar je tuin of balkon: hoeveel insectentrekkers zitten daar tussen? Roodborstjes en heggenmussen zijn vooral insecteneters, de jongen van bijna alle soorten eten insecten, rupsen en spinnen om op te groeien.
MEREL Huub Veldhuijzen/Kina
Flexibel groen van De Buurjongens Nederlandse tuinen: vaak schuttingen zover het oog reikt. Vogels hebben er niks aan, behalve als zitgelegenheid. Voor De Buurjongens reden om een verrijdbare afscheiding te ontwerpen die ook nog eens hartstikke groen en duurzaam is. Van verantwoord hout maken ‘de jongens’ de basis voor een verplaatsbare oase. “Ingeplant met vlinderbloemen en klimplanten is dit een flexibel mini-reservaat. Als je ruimte beperkt is en je wilt je tuin multifunctioneel gebruiken, dan kan dit de ideale oplossing zijn”, zegt Buurjongens-oprichter Maarten Mulder. Zo’n natuurschutting biedt broedgelegenheid
VOGE LS 03/17•27
MAAK DE BUURVROUW ENTHOUSIAST! Wilt u uw omgeving inspireren ook vogel-
aan merels en roodborstjes. Als je tussen weelderig groen nestkastjes verstopt, zullen mezen en mussen er graag gebruik van maken. De staartmees is ook een soort die je op zo’n plek kunt aantreffen. Voor al deze vogels geldt dat er voldoende insecten in de omgeving moeten zijn.
vriendelijker te worden? Vogelbescherming heeft een gratis magazine ‘Vogels dichterbij’ dat door uw buren of vrienden aangevraagd kan worden via vogelbescherming.nl/
GAAI Bendiks Westerink/Buiten-Beeld
magazine-vogels-dichterbij.
Van speciebak tot natuurvijver Zo, de maaltijden zijn geregeld. Maar bij eten hoort drinken. Water is voor vogels – en dus voor onze tuin – onmisbaar: van drinkschaal tot natuurvijver. Elke vijver, hoe klein ook, is beter dan géén vijver. Zelfs een eenvoudige speciekuip kan, ingegraven en voorzien van planten en wat stenen, een perfecte semi-natuurlijke drinkplek opleveren. Voor wie de ruimte heeft, loont het om groter uit te pakken. Een vijver
met deels geleidelijk aflopende oevers of een ondiepe zone. Vogels kunnen er badderen om parasieten en stof uit hun veren kwijt te raken. Bij warm weer is verkoeling ook erg belangrijk. En een natuurlijke vijver voorziet in een banket van insecten. Zo voeren huismussen maar wat graag waterjuffers aan hun jongen. Het grote dilemma is natuurlijk: wel of geen vis? Het klinkt onnatuurlijk, maar een vijver zonder vissen is vaak rijker aan leven. Vissen zijn liefhebbers van (larven van) padden, kikkers en salamanders, maar eten ook watervlooien. Die zijn voor het natuurlijk evenwicht van een vijver heel belangrijk; ze eten de algen op die menige tuinvijver teisteren. Ook niet onbelangrijk: het bespaart de frustratie van reigers die korte metten maken met de goudvissen. En dan ook nog: het huis! Ook het huis zelf kan een belangrijke bijdrage aan de vogelstand leveren. Denk aan het dak of de spouwmuren. Isoleren is een goede zaak, maar doe het diervriendelijk. Er leven toch
foto: Jelger Herder/Buiten-Beeld
Water is voor vogels – en dus voor onze tuin – onmisbaar: elke vijver of drinkschaal, hoe klein ook, is welkom
niet toevallig vleermuizen in die te isoleren spouwmuren? En misschien zitten er onder de dakpannen vogels als huismussen of zelfs gierzwaluwen!
Tuinvogels brengen de natuur dichtbij Voor Vogelbescherming zijn de vogels dichtbij huis al jarenlang een prioriteit. Niet alleen vanwege deze vogels zelf – hoewel kwetsbare
KLEINE VOS Bas Sula
Jip Louwe Kooijmans van Vogelbescherming is de aanjager van stadsvogelbescherming (zie ook pag. 9 e.v.) “Een van onze successen in de laatste jaren is de aanpassing van het Bouwbesluit. Daarin is vastgelegd aan welke eisen woningen moeten voldoen. Architecten en aannemers moeten zich aan die regels houden. Het oude bouwbesluit maakte de ruimte onder dakpannen ontoegankelijk voor mussen. Dat is teruggedraaid. Tegenwoordig zijn er oplossingen – zoals de vogelvide – om vogels weer toegang tot daken te geven. Jarenlang ging het slecht met de mussenstand, intussen is de afname gestopt. Wij zetten ons ervoor in dat er voldoende gastvrije daken en natuurvriendelijke tuinen bij komen om de mussen er weer bovenop te helpen.”
soorten als de gierzwaluw daar zeker aanleiding toe geven – maar ook omdat tuinvogels de opmaat zijn voor meer. Wie natuur dichtbij niet waardeert, zal ook weinig voelen bij bedreigde soorten die weggestopt zitten in natuurgebieden of weilanden, ver van huis. Daarom krijgen educatie en voorlichting over vogels-dichtbij veel aandacht van Vogelbescherming•
VOGE LS 03/17•29
JA N
FEB
M RT
AP R
MEI
JUN
JUL
AU G
S EP
O KT
N OV
D EC
2017
In deze tijd van het jaar... Ruud van Beusekom presenteert drie vogels van het seizoen.
…lijken de woerden van de wilde eend van de aardbodem verdwenen te zijn. Ook in stadsparken zie je alleen nog maar bruine eenden. Het lijken allemaal vrouwtjes. Schijn bedriegt. De mannetjes zijn hun opvallende verenkleed kwijt. Dat kleed is alleen maar om vrouwtjes aan te trekken. Door seksuele selectie is het geëvolueerd tot een bont uiterlijk. De mannen doen niet mee aan nestbouw, broeden en verzorgen van de jongen. De vrouwtjes nemen de complete broedzorg op zich en zijn daarom wél goed gecamoufleerd. Als de broedtijd is aangebroken, is de noodzaak tot paarvorming weggevallen en ruien de woerden naar het bruine eclipskleed. Ze verliezen ook in één keer hun slagpennen en kunnen niet meer vliegen. Ze zijn daardoor een kwetsbare prooi. Een onopvallend, bruin verenpak vergroot dan de kans op overleving. Niet voor niets krijgen eenden het eclipskleed in de zomer; dan is er volop voedsel én is ook de vegetatie waarin ze zich kunnen verbergen goed ontwikkeld. Als de nieuwe slagpennen zijn aangegroeid, ruien de mannetjes hun lichaamsveren nóg een keer en komt in de loop van september het prachtkleed terug.
Michel Geven/Buiten-Beeld
foto: Markus Varesvuo/Agami
utters zijn in de loop van de vorige eeuw steeds vaker in de stad gaan broeden. Niet in oude binnensteden, nee juist in buitenwijken. In nieuwe wijken vooral, met laanbomen en jonge stroken groen, waar soms nauwelijks andere vogels broeden. Hier leven putters in het voorjaar van zaden van heel veel soorten planten zoals paardenbloem, klein hoefblad, distels, allerlei grassoorten. Elke keer als er weer een plant zaden heeft, komt er een nieuwe voedselbron bij. Alleen maar gazon met gras is de dood in de pot voor putters! Zorg daarom voor veel variatie. Ze broeden vaak in halfkolonies en er zijn weleens vijf nesten in één boom gevonden. Maar meestal zijn de nesten verspreid over verschillende boompjes. Zingende vogels, maar vooral de zangvluchten – waarbij het mannetje met stijve, trage slagen vliegt – wijzen op de aanwezigheid van broedende putters. Sociaal als ze zijn, zoeken ze in groepjes voedsel, tot soms wel een kilometer buiten het nest.
foto: Peter van Rij/Buiten-Beeld
P
A
l in juli is de najaarstrek van de groenpootruiter in volle gang. Deze eerste trekgolf bestaat uit volwassen vogels, die hun broedgebieden in Scandinavië en Noord-Rusland hebben verlaten. Hier broeden ze in moerassen in de taigazone, op natte heide en in hoogvenen. Ze vliegen naar de Waddenzee om er hun slagpennen te ruien. Een deel van de groenpoten onderbreekt de rui om hem af te maken in de Afrikaanse overwinteringsgebieden. Pas in augustus en september volgen de jongen. In de Waddenzee kunnen wel tienduizend groenpoten verblijven, waarvan er in juli soms wel drieduizend in de Slufter op Texel bij hoogwater de Waddenzee ontvluchten. Twee, drie uur vóór hoogwater trekken de groenpoten hiernaartoe. Ze komen van wadplaten als de Hengstenplaat en de Vlakte van Kerke. Bij het uitkijkpunt bij het Diepe Gat in de Slufter, aan de Oorsprongweg, is de hoogwatertrek mooi te zien. Grote groepen groenpoten, vaak met tureluurs, komen hier vanuit het oosten aanvliegen en zwenken met grote snelheid de Slufter in, waarbij de lucht door de vleugels suist. Na een paar uur zakt het water in de Waddenzee en kan er weer worden gegeten. Luid roepend vliegen de groenpootruiters terug.
VOG E LS 03/17•53